16 September 1927
m 4i6
Adres voor Redactie en Administratie
Redacteur:
Van Slingelandtstraat 70 Den Haag
W. N. VAN DER HOUT
INHOUD. Offlcieele Bïededeelingen: Agenda Buitengewone Algemeene Vergadering; "Kringbestuur; Monument A. Voogd; Ledenlijst. — Plaatselijke en Gewestelyke Vereenigingen: Haagsche Journalisten Vereeniging; De Oostelijke Pers. — Algemeene Belangen: Een verzoek; De pers bij de Olympische spelen; Het mooie vak; Zelf beschuldiging; De krant verkocht; De Ned. Spoorwegen en de pers; Het eerste ochtendblad; De internationale persconferentie; Fuiven van de pers; Boekbespreking; Het Berlijnsche instituut. — Personalia en berichten. — Advertentie.
Offlcieele Mededeelingm
Buitengewone Algemeene Vergadering op
Zaterdag 15 en Zondag 16 October a.s. t e 's-Gravenhage, in VICTORIA, Spuistraat 18. AGENDA: Zaterdag 15 October, 's avonds 8 uur. Notulen der Algemeene Vergadering Van 20 Maart te Rotterdam. (Zie De Journalist nr. 411). Voorstel van het Bestuur, om als lid toe te treden tot de Union Internationale des Associations de Presse, en tot de Internationale Pers-Federatie. T O E L I C H T I N G . — De Kring heeft eenige jaren geleden geweigerd, zijn lidmaatschap van de Union te hernieuwen, omdat bepaalde landen van het lidmaatschap werden uitgesloten. Nu deze uitsluiting is opgeheven, acht het Bestuur reden aanwezig wederom als lid toe te treden. Ook het lidmaatschap van de nieuw-opgerichte Federatie verdient om bet internationaal contact aanbeveling.
Voorstel van het Bestuur, om in art. 50 van het Huishoudelijk Reglement de tweede zinsnede te schrappen. T O E L I C H T I N G . — Deze zinsnede bevat de bepaling, dat beslissingen van het Bestuur, die langs schnftelijken weg worden uitgelokt, alleen geldig zijn als ze met algemeene stemmen genomen worden. Aangezien deze bepaling belemmerend werkt op het afdoen van sommige bestuurszaken, geeft het Bestuur er de voorkeur aan haar te schrappen, zoodat ook schriftelijke beslissingen bij meerderheid van stemmen mogelijk worden.
Lezing van den heer dr. M. VAN BLANKENSTEIN over: „Taak en positievan den buitenlandschen correspondent".
Dit blad verschijnt ten minste éénmaal per maand
Zondag 16 October, half 11 's morgens. 5. Inleiding van den heer D. HANS, voorzitter van den Kring, over: „Economische toestanden en vooruitzichten in de Nederlandsche journalistiek". * * Aan de Leden. COLLEGA'S, Het Kringbestuur spreekt het vertrouwen uit, dat deze najaarsbijeenkomst van den Kring evengoed zal slagen als die van het vorig jaar. Collega VAN BLANKENSTEIN zal ongetwijfeld belangwekkende bijzonderheden vertellen over den buitenlandschen correspondent en den volgenden dag zal onze voorzitter de huidige economische toestanden in de journalistiek bespreken. Op beide dagen is er gelegenheid tot discussie. Ongetwijfeld zijn er in de laatste jaren verschijnselen te bespeuren in de journalistiek, die ten volle wettigen dat de Kring er zijn aandacht aan wijdt. Het is in ieders belang, dat deze verschijnselen onder het oog worden gezien. En dat de middelen ter verbetering worden overwogen. Hoe is de positie van den journalist? Welke zijn zijn vooruitzichten? Worden zij beter — of slechter? Zijn er onrustbarende verschijnselen in de ontwikkeling onzer pers? En wat moet de Kring doen om de toestanden zoo goed mogelijk te maken? Laten de leden door een talrijke opkomst van hun belangstelling doen blijken. En laat, in die vergadering, ieder gerust zeggen, wat hij op het hart heeft. Kringbestuur. Het Kringbestuur vergaderde Zaterdag io September in Hotel Victoria, Den Haag. Aanwezig waren de leden HANS (voorzitter), DEKKING, VAN DER H O U T , POLAK DANIELS, KOUWENAAR, SCHOTTING, SANTCROOS, VAN OOSTEN, BIEMOND, de gedele-
geerden SCHOTEL, Mr.
D E R O T , HOLSBOER en de eerevoorzitter
PLEMP VAN DUIVELAND.
Bij de opening der vergadering wenschte de Voorzitter den heer DEKKING geluk met zijn benoeming tot ridder in de orde van Oranje-Nassau en den heer KOUWENAAR, die juist op dezen dag zijn geboortedag vierde. Verschillende nieuwe leden werden aangenomen (zie ledenlijst in dit no.) Ingekomen waren mededeeling van den heer C. HOOG dat hij wegens verlaten van den journalistiek zijn lidmaatschap wil beëindigen; van een Kringlid houdende klachten en grieven over de wijze waarop het Utrechtsche uitstapje is georganiseerd. Omtrent dat laatste punt zullen nadere inlichtingen worden ingewonnen.
60
DE
J O U R N A L I S T
Ingekomen was voorts het rapport der commissie ter voorbereiding van de ontvangst der buiten- en binnenlandsche journalisten in 1928 ter gelegenheid van de Olympische Spelen te Amsterdam, ingesteld door het Bestuur van den N. J. K. De commissie geeft het Bestuur in overweging aan de A. P. te verzoeken den ontvangst voor te bereiden en het initiatief te nemen tot het samenstellen van een definitieve commissie van ontvangst. De heer KOUWENAAR, president dezer voorbereidingscommissie zegde mondeling toe dat de samenstelling der nieuwe commissie aan de goedkeuring van het Kringbestuur zal worden onderworpen en dat het K. B. geregeld op de hoogte zal worden gehouden van de voorbereidingen. Omtrent het verkrijgen der noodige financiën werd besloten dat het Bestuur zich alsnog tot de Regeering zal wenden tot het verkrijgen van subsidie. Het is hier een landsbelang en niet een Kringbelang dat de buitenlandsche journalisten gelegenheid krijgen ons land te bezichtigen. De voorloopige commissie tot voorbereiding werd daarna ontbonden verklaard. De Voorzitter zegde de commissie dank voor haar werkzaamheden. De penningmeester deed verschillende mededeelingen over den stand van de kas. Het bedrag der inkomsten is reeds boven de f 8000 gestegen; vele uitgaafposten bleven tot nu beneden de raming; enkele zijn overschreden en de penningmeester vroeg goedkeuring voor die overschrijding, welke hem werd verleend. Met nadruk wees de penningmeester er op dat van de Indische collega's vele niet hebben betaald, hetgeen hij zeer betreurde. Verder stelde de penningmeester voor 100 gulden te storten voor het monument op het graf van collega VOOGD. Hiertoe werd besloten. De gelegenheid tot bijdrage voor dat monument zal tot 1 October worden opengesteld. Een discussie ontspon zich over de samenstelling der delegatie naar het Londensch Congres. De heeren PLEMP VAN DUIVELAND en DEKKING waren door het K. B. aangewezen. Daarnaast zou eventueel onze Voorzitter medegaan, hij was echter verhinderd; de heer RITTER stelde er prijs op alsnog deze internationale vergadering bij te wonen. Ook hij bleek echter verhinderd, waarna de Voorzitter in overleg met den heer DEKKING den heer KOUWENAAR, Voorzitter der A. P., aanwees als afgevaardigde. Verschillende leden hadden er bezwaar tegen dat zij geen mededeeling hadden ontvangen van deze gewijzigde samenstelling. De Voorzitter zegde toe, dat hij met deze bezwaren rekening zou houden bij volgende gelegenheden, om den bestuursleden zoo mogelijk tijdig mededeeling te doen. Door vele bestuursleden werd een voorstel ingediend tot wijziging van art. 50 van het Huish. Regl., n.1. tot schrapping van den tweeden zin, waarin bepaald is dat schriftelijke beslissingen van het bestuur alleen kunnen vallen als geen der leden zich tegen verklaart. Het Bestuur besloot deze wijziging aan de ledenvergadering' voor te stellen. Inzake de aansluiting bij de Internationale Persfederatie deelde de heer DEKKING het een en ander mede. Het leek hem dat de Kring zich zoowel bij de Union als bij de Federation moest aansluiten. Nader zal alsnog worden nagegaan welke de financieele gevolgen van de aansluiting bij de Federation zijn, aangezien daaromtrent nog niets bekend is. Over deze aansluitingen zal de Kringvergadering moeten beslissen. De agenda voor de October-vergadering werd vervolgens vastgesteld. Onze Voorzitter verklaarde zich bereid het onderwerp „Economische toestanden en vooruitzichten in de Nederlandsche journalistiek" in te leiden. Voorts zal Dr. M. VAN BLANKENSTEIN een onderwerp inleiden. (Zie agenda in De Journalist). Omtrent het royement van een lid werden door den penningmeester inlichtingen verstrekt, welke er toe leidden dat het Dag. Bestuur nog nader met dit geroyeerde lid in bespreking zal treden. Eenige andere onderwerpen, die in voorbereiding zijn, werden behandeld. Inzake de het volgend jaar te Keulen te houden Perstentoonstelling bepaalde het Bestuur er zich toe, aan den voorzitter van het Persmuseum te verzoeken de vraag te willen overwegen, of er aanleiding bestaat voor een inzending van dat Museum. Bij de rondvraag deelde de heer PLEMP VAN DUIVELAND mede dat de heer STOFFELS, vooraanstaand journalist in Düsseldorf bereid was voor den Kring een voordracht te houden over de Reichpressegesetz "en das Vertragswerk der Reicbsarbeitsgemeinschaft, gelijk die in 1926 in werking zijn getreden.
Monument A. Voogd. We wijzen er op dat het Kringbestuur besloot de gelegenheid tot het zenden van een bijdrage voor de stichting van een monument op het graf van wijlen A. VOOGD tot 1 Oct. open te stellen. Dan is het echter gewenscht die gelegenheid te sluiten en over te gaan tot het doen gereed maken van het monument. Penningmeester van de commissie is collega P. J. BLOK Hoflaan 31, Rotterdam.
Ledenlijst. Aangenomen als gewoon lid: J. VERMEULEN, N. H. Dagblad, Alkmaar. E D . KOPPESCHAAR, versch. bl, Snelliusstraat 471', Rotterdam. C. DOELMAN, Dordr. Crt., Schietbaanlaan 90», Rotterdam. L. M. VAN STRIEN, BUSS. Crt.. Reggestraat 102, Amsterdam.
F. BROK, Prov.
Ov. en Zw. Crt. Oosterstraat 7, Zwolle.
P. HYACINTH HERMANS, Maasbode,
Rotterdam. Aangenomen
Oldenbarneveldtstraat 91,
als buitengewoon lid:
MARTIENA W. A. SCHOTEL, Manufacturier,
Valeriusstr. 225,
Amsterdam. Adresveranderingen : A. P. A. A. BESNARD, Onderlangs 24, Arnhem. G. VAN DIJK, Rokin 123, Amsterdam. H. KROON Jr. wooont niet Lischstraat 46", Den Haag, maar Lischstraat 46a, Rotterdam. J. LANGHOUT, Rijnsburgerweg 48, Leiden. J. J. LEENINGA, Koninginnelaan 22 b , Groningen. L. D. PETIT, Van Breestraat 21, Amsterdam. C. N. VAN DER POL, Kempstraat 335, Den Haag. R. QUAST, Akeleistraat 116, Den Haag. SiBOi.D S. SMEDING, Hemonystraat 13, Zutphen. J. C. VAN DER VEER, 15 Ründee Road, Londen N. W. 2. J. VEERSEMA, 1 Kalisari, Semarang.
Locale en Gewestelijke Vereenigingen. Haagsche Journalisten Vereeniging. Het ligt in de bedoeling wederom spoedig den Engelschen cursus te hervatten en zoo mogelijk ook den Fratischen cursus te openen. Zij die aan één van beide of aan beide cursussen willen deelnemen, worden verzocht zich onverwijld aan de secretaresse op te geven. EMMY J. B E L I N F A N T E 2e Schuytstraat 172. Als buitengewoon lid heeft zich aangemeld M. W. ETTY-LEAL. Bezwaren kunnen binnen acht dagen worden ingediend. EMMY J. BELINFANTE, secr.
De Oostelijke Pers. Den laatsten Zondag van Augustus maakte de Oostelijke Pers een uitstapje in de omgeving Deventer, waar de deelnemers al vrij vroeg in den morgen in de stationsvestibule bijeenkwamen. Een kort stoomtramritje bracht ons in de bosschen van Gorsel, waar wij een mooie wandeling maakten, gevolgd door een bezoek aan de heerlijkheid 't joppe. Tegen 1 uur wachtte het gezelschap aan het station Gorsel collega G. HOOG uit Zutphen op, dien we als onzen gast in triomf meevoerden naar hotel „de Eikenboom", waar een voorbeeldige lunch was aangericht. Daar heeft namens de O. P. voorzitter HOLSBOER collega HOOG even in het zonnetje gezet, en hebben wij afscheid van hem genomen, nu hij een welbesteed leven van. journalistieken arbeid aan de Prov. Overijss. en Zwolsche Courant, de Telegraaf, de Haagsche Courant en de Zutphe?ische Courant — aan deze de laatste 25 jaren — verwisselt voor een, naar we allemaal hopen, nog heel lang leven van welverdiende rust, — een afscheid echter, dat om zijn hartelijkheid den band van collegialiteit weer nauwer toehaalde. Het was in „de Eikenboom" zoo gezellig, dat we een trammetje hebben overgeslagen, en een uur later in Deventer terugkeerden, dan eerst het plan was. Hier hadden HOLSBOER en mevrouw in hun gastvrij huis onzen leden met hun dames een thé complet bereid, die
DE
61
J O U R N A L I S T
overvloeide van compleetheid. Collega REBEL was ,.de tolk van allen", toen hij HOLSBOER eerde voor het initiatief en de organisatie van het uitstapje en hem en mevrouw dank bracht voor hun gulle gastvrijheid. F. B. De secretaris van de Oostelijke Pers stelt het zeer op prijs, dat hem verschillende opmerkingen en nadere voorstellen hebben bereikt ten aanzien van de schets van reorganisatie van den N. J. K. die in Maart van dit jaar aan de leden van genoemde gewestelijke vereeniging werd toegezonden. Hij verheugt zich ten zeerste over de prettige correspondentie, die daarvan het gevolg was, maar hij is nog niet voldaan. Want het is hem bekend, dat er O. P.-leden zijn, die nog iets op hun hart hebben, en het tot heden daarop nog steeds lieten rusten. Daarom doet hij op hen nogmaals een beroep, dat zij hem hun opmerkingen — het mogen ook aanmerkingen zijn — doen toekomen, opdat de gedachtenwisseling ter vergadering, waar het vraagstuk zal behandeld worden, beter vruchten dragen zal. Collega's, leden der O. P., mijn adres is Heerenweg 183, Zwolle. F. BERD1NG, Secretaris O. P.
Algemeene belangen. Een verzoek. Door bemiddeling van een kennis, die te Heidelberg studeert, ben ik eenigen tijd geleden in contact gekomen met het als onderdeel van de Universiteit aldaar bestaande Institut für Zeitungswesen, een instelling, die zich ten doel stelt gegevens te verzamelen over de pers in alle landen van de wereld, met name over den cultureelen invloed van de pers. Als gevolg van dit contact heeft men mij verzocht bemiddeling te verleenen voor het volgende: Het instituut zou gaarne van zooveel mogelijk Nederlandsche bladen eenige exemplaren willen hebben voor zijn algemeene collectie, liefst van alle bladen twee nummers van dezelfde data. Den collega's, die dit gelezen hebben zou ik willen vragen: Zendt mij twee exemplaren van Uw blad van laten wij zeggen 27, 28, 29 en 30 Juni 1927, met eventueel op een van die dagen verschenen bijvoegsels (kindercourant, plaatjes enz.) Ik stuur dat alles dan door naar Heidelberg. Zijn er kosten dan worden die natuurlijk vergoed. H. H O T K E , Emmastraat 176, Den Haag.
De pers bij de Olympische Spelen. Gelijk uit het verslag der bestuursvergadering in dit nummer blijkt is daar het rapport behandeld van de commissie, ingesteld om de vraag te onderzoeken, op welke wijze de ontvangst zal moeten plaats hebben van de honderden buitenlandsche journalisten, die in 1928 ter gelegenheid van de Olympische Spelen in ons land zullen komen. De commissie bestond uit de heeren: D. KOUWENAAR, Amsterdam (voorzitter); mej. E. J. BELINFANTE, Den Haag; HENRI ASSELIN, Den Haag (Buitenlandsche Persvereeniging); W. GALESLOOT Jr., Utrecht (Katholieke Journalisten Vereeniging); F. Th. HOLSBOER, Deventer; C. A. P. MULLER, Rotterdam en Is. SANTCROOS, Amsterdam (secretaris). In dit uitvoerig rapport behandelt de commissie de collegiale .ontvangst (de begroeting in het midden der Nederlandsche collega's, die later in détails kan worden geregeld) en de nationale propaganda. Zij heeft een plan ontworpen, om den buitenlandschen journalisten een groot deel van Nederland te laten zien, zoowel wat het natuurschoon en de typische gedeelten van ons land, als wat zijn economische en intellectueelen beteekenis betreft. Daartoe zal met andere groote vereenigingen (o. a. Vreemdelingenverkeer) worden samengewerkt. De burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben hun volledige medewerking, wat die gemeenten betreft, reeds toegezegd. Een speciale brochure over ons land zal worden samengesteld. Met teleurstelling constateert de commissie, dat de medewerking met de spoorwegdirectie tot dusver onbevredigend is. De toezeggingen tot een goedkoop reisabonnement zijn naar haar oordeel onvoldoende en zij wijst er op, dat in andere landen in dergelijke gevallen het reizen veel gemakkelijker wordt gemaakt.
Ook constateert de commissie met leedwezen, dat de regeering zich niet bereid heeft verklaard om subsidie voor de ontvangst te verleenen. Terwijl bij vorige gelegenheden belangrijke subsidie werd verkregen om buitenlandsche journalisten te ontvangen, is dit thans niet gelukt. De minister van Buitenlandsche Zaken verwees naar den minister van Onderwijs, doch deze stelt zich op het standpunt, dat hij, na de verwerping van het bekende garantievoorstel door de Tweede Kamer, geen gelden in verband met de olympische Spelen mag toestaan. Na ampele discussie in de bestuursvergadering werd besloten. i e . het door de commissie uitgebrachte rapport goed te keuren; 2e. krachtens haar voorstel de verdere voorbereiding van de ontvangst der pers in 1922 over te dragen aan de vereeniging De Amsterdamsche Pers; 3 e . op voordracht van laatstgenoemde vereeniging een definitieve commissie van ontvangst te benoemen, waarin verschillende organisaties vertegenwoordigd zullen zijn; 4 e . zich nogmaals tot de regeering en zoo noodig tot de Tweede Kamer te wenden met verzoek om subsidie voor de ontvangst der buitenlandsche journalisten, met name om dezen bekend te maken met ons vaderland en zijn prestaties op verschillend gebied; 5 e . om, indien regeering en Kamer het groote nationale belang van zulk een propaganda niet mochten inzien en dus definitief mochten weigeren subsidie te verleenen, de commissie van ontvangst te adviseeren het plan inzake die nationale propaganda te laten varen en zich alleen te beperken tot de z.g. collegiale ontvangst te Amsterdam.
Het „mooie" vak. In ons blad lezen we zoo dikwijls over ons mooie vak, dat het misschien niet ondienstig is zoo nu en dan eens ook de keerzijde der medaille te belichten. Daarom een kleine aanhaling uit „De Chineesche papegaai" door Earl Derr Biggers, een van die Amerikaansche detective-romannetjes welke niet beter en niet slechter zijn, dan het gros waarvan er dertien in het dozijn gaan, maar dat op het punt van journalistiek toch niet geheel onbelangrijk is. Er komt een jonge juwelier in voor, die zijn vriend den redacteur Holley meedeelt er wel eens over gedacht te hebben aan een krant te gaan. „Ik heb ook weleens gedacht over een baantje aan een krant", zei hij. Holley keek hem snel aan. „Bedenk je twee maal," raadde hij hem. „Er wacht een goede zaak op je — wat heeft de krant je te bieden? Misschien is het prachtig, zoolang je jong bent — prachtig zelfs nu — nu de oude orde verdwijnt en de geïllustreerde krant een mooi beroep tot aap maakt. Maar als je oud w o r d t . . . . " Hij stond op en legde zijn hand op Bobs schouder. „Als je oud wordt — e n dat ben je op je veertigste — wat dan? De copie-lessenaar, en op een dag komt de baas binnen, en ziet een streep grijs in je haar, en hij zegt: „ . . . . gooi dien beverigen gek er uit. Ik heb hier jonge lui noodig." Neen mijn jongen, niet de krant". Men zal zeggen dat dit geval op Amerikaansche toestanden slaat. Er zijn Nederlandsche kranten-directeuren met Amerikaansche allures; in zooverre althans, dat ze wel het slechte maar niet het goede van den Amerikaan in praktijk brengen. In elk geval geeft het bovenstaande ons journalisten te denken.
Zelfbeschuldiging. In De Tijd van 25 Juni schrijft PIETER VAN DER MEER DE WALCHEREN over Fransche Letteren. Hij geeft in dat artikel een typeering van VILLIERS DE D'ISLE-ADAM
en
uit
daarin de volgende boutade: „Om geld te verdienen voor zijn dagelijksch brood heeft hij de onwaarschijnlijkste baantjes vervuld. Waarom niet in de journalistiek gegaan? Het is echter duidelijk, dat het voor een man als Villiers absoluut onmogelijk was werkzaam te zijn in het geestelijk prostitutie-bedrijf dat journalistiek heet. Alles was beter, dragelijker, minder vernederend dan dat. Liever nog fungeerde hij bij een kwakzalver, als een door de methode van dezen charlatan genezen krankzinnige. Deze betrekking bezorgde hem een matig salaris, maar hij was weer voor een tijd uit den nood." We kunnen ons moeilijk anders voorstellen dan dat deze passage aan de aandacht van den hoofdredacteur van De Tijd is ontsnapt. Natuurlijk zullen wij op die passage niet ingaan
62
DE
JOURNALIST
maar alleen onze verbazing er over uitspreken dat ze werd neergeschreven. De schrijver toch die deze deugd in den Franschen schrijver prijst, stelt zichzelf dan op het lage plan dat hij wel werkzaam wil zijn in dat vermaledijde bedrijf, een zelf beschuldiging die niet bijster hartverheffend aandoet.
De krant verkocht. Zoo reeds is gemeld is de Nieuwe Schied. Crt. i Juli j.1. eigendom geworden van de Maasbode. De jonge man, die de laatste maanden alleen de heele krant had verzorgd, kreeg een redacteur van de Maasbode naast, eigenlijk boven zich en samen verzorgden zij het stadnieuws. De rest deed men te Rotterdam. Vrijdag, 29 Juli kreeg bovenbedoelde jongeman een aangeteekend schrijven, waarin hem werd medegedeeld, dat hij met ingang van Maandag 1 Aug. ontslagen was. De directie van de Maasbode was wel zoo vriendelijk bij het salaris over Juli nog twee maanden extra salaris te voegen.
nische verbeteringen ten behoeve van de pers te bepleiten, ten slotte een aantal resoluties heeft aangenomen, welke neerkwamen op een pleidooi voor den wereldvrede en voor de moreele ontwapening. Op zich zelf is dit natuurlijk toe te juichen. Maar van den eenen kant hebben eigenaars en directeuren van kranten daarmee het terrein der journalisten betreden, en van den anderen kant is het niet onwaarschijnlijk, dat ook voor het vervolg de huidige samenstelling der persconferentie zal worden bestendigd en zóó de journalisten nooit aan de beurt zullen komen. Een dergelijke verhouding kunnen de journalisten niet gedoogen: zij zijn niet de knechtjes, die hebben uit te voeren wat de eigenaars en directeuren vaststellen; zij hebben zelf de gedragslijn af te bakenen, die ook op dit terrein behoort te worden gevolgd. Op dit punt zijn wij het met de Voorwaarts volkomen eens zegt het blad.
Fuiven van de pers. De Ned. Spoorwegen en de pers. In een der vorige nummers van De Journalist deelden we de ervaringen mee van een der verslaggevers van de Schied. Crt. kort na een ongeluk met doodelijken afloop op den onbewaakten overweg bij Kethel. Een opzichter van den Weg verbood bij die gelegenheid een spoorwegarbeider, in wiens woning het lijk van het slachtoffer was ondergebracht, inlichtingen te geven. Van den hoofdingenieur, chef van den dienst van Weg en Werken, ontvingen we een schrijven, waarin werd medegedeeld, dat een nauwkeurig onderzoek is ingesteld naar het gebeurde met den verslaggever van de Schied. Crt., waarbij gebleken is, dat inderdaad onze opzichter van den Weg minder tactvol tegen hem is opgetreden. Hem is opgedragen voortaan meer welwillendheid tegenover de pers te betoonen.
Het eerste ochtendblad. In het Vaderland wijdde coll. HANS een feuilleton aan het eerste ochtendblad dat in ons land verscheen. Op 1 November a.s. zal het vijftig jaar geleden zijn, dat de Nieuwe Rotterdamsche Crt. met een dubbele editie per dag uitkwam. In 1844 opgericht, verscheen het blad éénmaal per dag, totdat het op 1 November 1877 tweemaal per dag ging verschijnen. N. R. Ct., was het eerste van onze bladen dat daartoe overging. De genoemde dag kan dus worden beschouwd als de geboortedatum van het ochtendblad in Nederland. Er waren vóór 1877 wel bladen die eenmaal per dag verschenen en 's morgens uitkwamen en ook op de N. R. Ct. zélf kon men reeds vóór dien tijd lezen „Ochtend-editie". Maar dat waren toch geen eigenlijke ochtendbladen. Het eigenlijke ochtendblad is pas ontstaan, toen het eerste dagblad tweemaal per dag uitkwam dus op 1 November 1877. En het spreekt vanzelf, dat de concurrenten het hier niet bij lieten. Toch duurde het nog vijf jaren eer het Rotterdamsche initiatief werd gevolgd; in 1882 begon ook het Handelsblad met een ochtendblad te verschijnen. Terloops herinnert de schrijver er aan dat het Handelsblad 5 Januari a.s. 100 jaar zal bestaan.
De internationale persconferentie. Wij hopen in het volgend nummer uitvoerig verslag te geven omtrent de internationale persconferentie die te Génève is gehouden. In de bladen zijn de meeste conclusies reeds opgesomd en er zal nog gelegenheid zijn daarop terug te komen. Reeds is in enkele bladen de samenstelling der conferentie gecritiseerd. De Voorwaarts keurde af, dat daar niet, in hoofdzaak althans, journalisten zijn bijeen geweest om te beraadslagen over de doeltreffendste middelen, om tot een beter internationaal begrijpen te komen, maar dat de conferentie overwegend was samengesteld uit eigenaren en directeuren, die schier uitsluitend technische bedrijfsverbeteringen op het oog hadden. Reeds eerder is ook De Volkskrant tegen dit veel te enge kader van de persconferentie opgekomen : bij de bevordering van de vredesgedachte en de internationale gezindheid behoort het woord te zijn niet aan de directeuren allereerst, maar aan de journalisten. „Nu is het waar, dat de persconferentie, bedoeld om tech-
In het jaarverslag van de Oostenrijksche Journalistenvereeniging komt de volgende passage voor: „Auch sonst war der Vorstand genötigt, sich im abgelaufenen Jahre mit Vorkommnissen zu befassen, die dem Ansehen unseres Standes unzutraglich sind. Es mehren sich in höchst unwillkommener Weise die Versuche gewisser privater Stellen, die Einrichtung sogenannter „Presseempfdngé" für ihre privaten reklametechnischen Zwecke zu miszbrauchen. Es haufen sich die Falie, in denen Korporationen der verschiedensten Art und Einzelunternehmungen Vortrage, Besichtigungen oder sonstige Veranstaltungen arrangieren, dazu Vertreter der Presse laden und glauben, die Teilnahme an diesen Veranstaltungen der Pressevertretern genieszbarer und verlockender zu machen, wenn sie sie mit Tees und Büfetts verbinden. Der Vorstand steht auf dem Standpunkt, dasz solche, miszbrauchlich als Presseempfange bezeichnete Reklameveranstaltungen grundsatzlich zu meiden sind, und hat auch bereits eine Reihe von Korporationen darauf aufmerksam gemacht, künftighin Einladungen so verletzender Art zu unterlassen. Der Vorstand richtet aber auch an jeden einzelnen Kollegen den Appell, von sich aus die Annahme solcher Einladungen abzulehnen und die einladenden Stellen von dieser Ablehnung wissen zu lassen, um ihnen doch nach und nach das Bewusztsein beizubringen, dasz sie sich mit diesen Reklametricks auf einem falschen Wege benneten," Deze waarschuwing is ook voor onze collega's niet misplaatst. Het „fuiven" van de pers schijnt ook hier bedenkelijk veel in zwang te komen. Wanneer de eigenaar van een theater al een lunch aanbiedt aan de pers ter gelegenheid van het feit dat hij zijn gebouw voordeelig heeft weten te verhuren — als bioscoop — dan zijn wij toch ook al een eind over de schreef van het toelaatbare heen.
De boekbespreking. Een boekje dat wel niet direct journalistieke kwesties behandelt maar dat toch voor den journalist interessante beschouwingen geeft, verscheen in des Verlag der Börsenvereins der deutschen Buchhandler in Leipzig. Fritz Eckardt behandelt er in „Das Besprechungswesen", het vraagstuk van de boekbespreking gezien van het standpunt van den uitgever. Voor de uitgevers is het bespreken van de door hen uitgegeven boeken een zeer belangrijke kwestie omdat wel vaststaat dat een groot deel van de boek-aankoopen geschiedt als gevolg van de aankondiging die de kranten ervan geven. Het gaat niet alleen om de beoordeeling der boeken, maar veeleer om de objectieve aankondiging. Befaamd, berucht zelfs is in Duitschland de „Waschzettel", oorspronkelijk een korte inhoudsopgave van het boek, door den uitgever meegezonden met het recensie exemplaar, maar langzamerhand geworden tot een verkapte bespreking, die de kranten kant en klaar ontvangen en dus aanstonds in de kolommen kunnen opnemen. Het heet dan wel dat dit niet de bedoeling is maar „es gibt dem Referenten den Anreiz sich naher mit dem Buch zu verfassen". De schrijver van dit interessante boekje pleit er vooral voor dat de uitgevers aan de kranten nette exemplaren zullen toezenden, zoo mogelijk gebonden maar in ieder geval reeds opengesneden opdat de recensent van dit akelige werkje verschoond blijft. Het ingenaaide exemplaar zij stevig verzorgd en niet . . . gehollandert! Wat „hollandern" in de boekbindkunst precies is weten wij niet maar onze vaderlandsche
DE
J O U R N A L I S T
naam is hier verbonden aan de prulligste manier van boekbinder! ; dat begrijpen wij er uit. Over kritiek laat Eckhardt zich niet veel uit; hij dringt er alleen met kracht op aan, dat alle recensies onderteekend zullen zijn. Er staan in dit boekje vele lezenswaardige opmerkingen die ook voor de Hollandsche boekbesprekers de moeite waard zijn.
Het Berlijnsche Instituut. In dit nummer van De Journalist deelen wij het overlijden mede van dr. Martin Mohr, Leiter des Instituts fur Zeitungskunde und beauftragter Dozent für Zeitungswissenschaft an der Universitat Berlin en wij vermelden daarin het kort voor zijn dood verschenen geschrift Zeitungskunde und Zeitungswissenschaft, dat bij de uitgevers Quelle und Meyer in Leipzig verscheen, 't Is een tragische gebeurtenis: in April van dit jaar kwam het Instituut gereorganiseerd definitief tot stand nadat het reeds vele jaren op beperkte schaal had gefunctionneerd, en reeds enkele maanden later overleed de bekwame leider. In dit laatste geschrift geeft hij een overzicht van hetgeen reeds voor de vorming van den journalist, de studie der Zeitungswissenschaft en der Zeitungskunde was gedaan. Met de opgedane ervaring heeft men het instituut georganiseerd, dat thans volledig functioneert. Er is een Vorkursus en een Oberkursus, er worden voordrachten gehouden zoowel als praktische oefeningen. De in Berlijn gevestigde correspondentiebureaux en telegraaf-agentschappen zenden dagelijks al hun berichten ook aan dit instituut; alle mededeelingen voor de pers door de regeering verstrekt, worden ook ontvangen, zoodat de cursisten dagelijks het materiaal voor hun oefeningen versch aangevoerd krijgen. Voorts komen 250 Duitsche en buitenlandsche kranten dagelijks op de leestafel, waaruit leering geput wordt. Aanschouwelijk materiaal op ieder gebied van de krant, redactioneel, technisch en administratief is aanwezig; daarnaast een uitgebreide bibliotheek van vak-litteratuur. Bezoeken aan groote kranten-bureaux worden gebracht; de leerlingen gaan er op uit om verslagen te maken enz. De cursisten leeren ook studeeren, zich in-werken in belangrijke onderwerpen en vraagstukken; zij maken kennis met de vraagstukken van hun eigen vak, met de wordingsgeschiedenis van de krant; zij krijgen inzicht in de beteekenis van de journalistiek. Journalisten geven voordrachten over hun vak en deelen uit hun praktijk-ervaringen het belangrijkste mede. We behoeven niet te zeggen dat dit boekje een belangrijke aanwinst is. In Duitschland heeft men twintig jaar gestreden voor het bereiken van het doel, de betere vorming van den journalist; als men in Nederland eindelijk het nut ervan inziet, kan men zijn voordeel doen met de in Berlijn reeds , verworven ervaring.
Personalia en Berichten. A. Aartsma. Den 8 en Augustus is te Heerenveen op luisterrijke wijze het gouden jubilé van collega A. AARTSMA, hoofdredacteur van het Nieuwsblad van Friesland, herdacht. In Augustus 1877 kwam AARTSMA als knaapje van 12 jaar aan dit blad, waaraan hij zich tot hoofdredacteur heeft • opgewerkt en onder zijn leiding is het blad breed ontwikkeld. In alle kringen van zijn woonplaats is hij een gezien man hetgeen bij zijn zeldzaam jubilé is gebleken. De Regeering erkende zijn verdienste door hem te benoemen tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Op een drukbezochte receptie te midden van een bloementuin, gevormd door de bloemstukken hem door bijna alle vereenigingen ter plaatse en van particulieren en collega's gezonden, zijn zeer velen den jubilaris wezen gelukwenschen. 's Avonds was het feest op de bovenzaal van café Paul Kruger, waar de dames en heeren, behoorende tot het personeel van het Nieuwsblad van Friesland en het Leeuwarder Nieuwsblad, aanwezig waren. De eerste redacteur, de heer BRUINSMA, huldigde den jubilaris als stoeren werker, menig jong journalist ten voorbeeld in zijn wijze van schrijven. Hij bood hem namens het personeel een schilderij van Ids Wiersma aan, voorstellende een rustig plekje aan de Opeindervaart te Drachten. De chef van de drukkerij, de heer Piso, bracht in een aardig vers den heer AARTSMA dank voor zijn prettigen om-
63
gang en bood een album met foto's aan uit het kranten bedrijf. Mr. M. HEPKEMA te Leeuwarden sprak namens de familie den trouwen, bekwamen werker toe. Hij wenschte hem geluk met de Koninklijke onderscheiding, die ook de familie hoogelijk waardeerde. Namens de hoofdredactie en de redactie van de Leeuwarder Courant sprak de heer J. A. LANDSTRA den jubilaris toe, die voor menig jong journalist in Friesland den weg had geëffend. De heer BRUINSMA las daarna uit een berg telegrammen en brieven eenige voor, welker inhoud getuigden van groote waardeering voor het werk van den jubilaris. Daarna kwam de heer AARTSMA zelf aan het woord, die in een keurige rede aan allen, mede namens zijn familie, hartelijk dank bracht voor den onvergetelijken dag hem bereid. Toen was het officieele gedeelte afgeloopen en bleef men, onder muziek en voordrachten nog langen tijd prettig bijeen. Door een zeer betreurenswaardig misverstand ontbrak het Kringbestuur bij deze huldiging, waaraan het gaarne had deelgenomen. Onze hartelijke gelukwenschen moge de jubilaris alsnog te dezer plaatse ontvangen.
G. Hoog. Bij het afscheid van coll. G. HOOG van de Zutph. Crt., waaraan hij ruim 25 jaar was verbonden, schreef dit blad: Wij gevoelen het als een plicht der dankbaarheid op dezen dag te betuigen, dat hij zeldzaam veel voor ons blad heeft gedaan. Want hij heeft zijn dagelijkschen, vaak zoo inspannenden, arbeid altijd met groote bekwaamheid en eerlijkheid verricht. Nooit was hem moeite te veel; altijd stond hij gereed waar zijn werk hem riep. Dat werk lag voor een groot deel buiten de wanden van onze redactiekamers; van vele honderden vergaderingen heeft hij hier en in den omtrek verslag gemaakt, met een onpartijdigheid en een getrouwheid in het weergeven van het verhandelde, welke ver boven onzen lof zijn verheven. HOOG bezit een groote liefde voor het vak dat hij koos; bij hem staat de waarheid even hoog als de rechtvaardigheid, zijn kennis van allerlei feiten en toestanden is veelomvattend, zijn geheugen buitengewoon. Al deze kwaliteiten maakten hem zoo bijzonder geschikt voor journalist en verschaften hem den roep van bekwaamheid en betrouwbaarheid welke hij ten volle verdient. Met hem gaat een trouwe medewerker heen, wiens vriendschap en hartelijkheid wij allen, die naast hem werkten, noode zullen missen, wiens geestige boutades en ironische opmerkingen ons lang zullen bijblijven. Hij gaat nu rust nemen, in Ruurlo. Van harte wenschen wij hem toe, dat hij daarvan nog tal van jaren zal mogen genieten, want zoo ooit iemand daarop aanspraak mag laten gelden, dan hij, die zulk een werkzaam leven achter zich heeft.
W. J. Lugard. Ons medelid W. J. LUGARD heeft de hoofdredactie van De Kampioen neergelegd en is opgevolgd door jhr. JAN FEITH De Kampioen schrijft naar aanleiding van dit aftreden: „Wij zullen hem blijven missen als man van De Kampioen. Bij zijn 15-jarig jubileum als lid van het dagelijksch bestuur heeft spr. hem geschetst als „een van die verjongende krachten, zichzelf en anderen stuwend en prikkelend tot nieuw werk en zelf het voorbeeld gevend". Dit is hij geweest tot het oogenblik, dat ziekte hem trof, en zelfs daarna heeft hij voor zichzelf nog den prikkel gevoeld tot nieuw werk te komen en heeft hij denkbeelden aan de hand gedaan om tot verbetering van De Kampioen te komen. Wij moeten nu afscheid nemen van den hoofdredacteur van De Kampioen met gevoelens van de grootste dankbaarheid voor hetgeen hij gepresteerd heeft." Ook dezerzijds een woord van afscheid aan LUGARD, die met zooveel liefde, toewijding en bekwaamheid zijn taak heeft vervuld." Wij wenschen den heer LUGARD nog vele gelukkige jaren in otio toe. — Aan het secretariaat der Haagsche Journalistenvereeniging werden een aantal exemplaren toegezonden van het verslag uitgebracht aan de Wetgevende Kamers door den Minister van Buitenl. Zaken over sommige besluiten van de commissie van onderzoek van den Duitschen Rijksdag, betreffende de oorlogsfeiten van 1914. Wie gaarne in het bezit is van deze Duitsche propaganda kan een exemplaar vragen, Schuytstraat 172.
DE
64
J O U R N A L I S T
— De heer Is. JESSURUN CARDOZO is sedert 15 Aug. j.1.
niet meer verbonden aan het Persbureau Vaz-Dias te Amsterdam, doch heeft de leiding op zich genomen van het Internationaal Persbureau, gevestigd aan de Prins Hendrikkade 15 aldaar, dat met ingang van 1 September a.s. zijn werkzaamheden aanvangt. — Collega W. A. KRAMERS heeft met ingang van 1 October ontslag genomen uit zijn functie aan het Dagbl. van Rdam. — Op 31 Augustus j.1. werden onze Kringleden DEKKING,
A.
C.
DE
NEEVE,
P.
HYACINTH
J. MOORMAN en M. BLOKZIJL benoemd
tot
HENRI
HERMANS,
ridder
van
de
orde van Oranje Nassau, de eerste drie als journalist, de vierde als voorzitter van De Haagsche Voetbalbond, de laatste als oud-voorzitter van den Ned. Bond in Duitschland. Aan alle vijf onze gelukwenschen. — Aan de R. K. Universiteit te Nijmegen zal een Theologisch-maatschappelijke afdeeling worden verbonden aan de Theologische faculteit. Het doel ervan is de uiteenzetting der beginselen van de katholieke wijsbegeerte en geloofsleer in hunne theoretische waarde en in hun practische toepassing op geheel het maatschappelijk leven en de katholieke kuituur. Door de mogelijkheid van hoofd- en bijvakken op verschillende wijzen te groepeeren, zal in deze afdeeling een groot aantal studierichtingen kunnen worden aangewezen. In deze afdeeling kunnen als student worden ingeschreven: leeken zoowel als geestelijken, mannen zoowel als vrouwen, die tot eigen ontwikkeling en betere voorbereiding tot hun lateren maatschappelijken werkkring (als j o u r n a l i s t , paedagoog. politicus, letterkundige, kunstenaar, sociale leider enz.) den cursus geheel of gedeeltelijk wenschen te volgen. De volledige cursus zal twee jaren duren en kan door een examen worden afgesloten, waarna, bij gunstigen uitslag, een theologisch-maatschappelijk diploma zal worden uitgereikt.
De Javabode. Op 11 Augustus bestond De Javabode 75 jaar en dit jubileum is op schitterende wijze gevierd. In de eerste plaats vermelden wij het verschijnen van een zeer omvangrijk jubileum-nummer waarin de geschiedenis van het blad is verhaald, tal van onderdeelen uit het kranten-bedrijf zijn behandeld en verschillende autoriteiten van hun belangstelling deden blijken door een kortere of langere inzending. De Minister van Koloniën en de vorige G.G, Mr. D. Fock gingen daarbij voor-op. Collega VAN MEURS bij wien thans de hoofdredactie van het blad berust, heeft hier een mooi en knap stuk journalistiek werk geleverd. Het nummer is grootsch opgezet en uitstekend verzorgd. De receptie die gehouden werd trok van alle zijden belangstellenden, de hoogste autoriteiten uit Indië. bank, handel en scheepvaartwereld waren vertegenwoordigd, consuls, geestelijken, afgevaardigden van allerlei vereenigingen, redacties en directies van zusterbladen, uit alle kringen kwamen gelukwenschen. Natuurlijk waren er zeer vele bloemen. Een kleine journalistieke tentoonstelling trok zeer de aandacht. Daar kon men het eerste nummer der Javabode, van 11 Augustus 1852, bewonderen, dat van haar voorganger het Bat. Adv. Blad, dat van de Maleische editie der J. B. en talrijke andere vergeelde documenten uit den tijd der oprichting. Aan het blad te dezer plaatse alsnog onze gelukwenschen. — Op den isen Mei is te Essen overleden Dr. KARI. JAEGER, van wiens hand kort geleden eenige geschriften over de vorming van den journalist verschenen, die wij in ons orgaan hebben besproken. Dr. JAEGER was aanvankelijk officier maar heeft later aan de universiteit te Leipzig gestudeerd waar hij onder leiding van Prof. Bucher zich aan de wetenschappelijke studie van de journalistiek wijdde. Hij was plaatsvervangend hoofdredacteur der Rheinisch-Westfalische Zeitung, toen de dood hem in de kracht van zijn" leven wegrukte. Zijn beide geschriften op journalistiek gebied deden zeer veel van hem verwachten.
— Op den 6 e " Juli stierf te Berlijn plotseling MARTIN MOHR, de directeur van het kort geleden gestichte Institut für Zeitungskunde. Na redacteur te zijn geweest aan de National Zeitwig te Berlijn werd hij in 1908 hoofdredacteur der Münchener 'iVeuesten Nachrichten. Gedurende den oorlogwas hij Presse-chef in het bezette Polen. In 1924 aanvaardde hij de opdracht geschiedenis en systematiek van het dagbladwezen te doceeren aan de filosofische faculteit van de Berlijnsche universiteit. Verschillende werken zijn van zijne hand verschenen w. o. Zeitung und Neue Zeit en het kort voor zijn dood gepubliceerde" werkje Zeitungskunde und Zeitungswissenschaft in Duitschland algemeene bekendheid verwierven.
Wat een journalist kan worden. De hoofdredacteur van Osloer Dagbladet de heer Einar Sklavlan, is tot intendant van den nationalen schouwburg te Oslo benoemd, als opvolger van Björn Björnson. De heer Sklavlan, die 45 jaar is, heeft naam als tooneelcriticus. De IJslandsche journalist Thorhahlissohn is met de vorming van een nieuw kabinet belast. Hij is trouwens niet de eerste collega aldus het H.bl. die de journalistiek verlaat om zich in de politiek te werpen. Veel voorbeelden van journalisten, die het met één sprong tot minister hebben gebracht, zijn er echter niet, behalve Tardieu, die de Buitenlandsche Overzichten schreef in de Temps, en misschien nog Kurt Eisner, die aan de Vorwarts werkte, toen hij de communistische staatsgreep in Beieren deed en zichzelf uitriep tot ministerpresident. Mussolini was weliswaar nauw met de socialistische pers verbonden toen hij zich aan het hoofd der fascistische Zwarthemden stelde, maar een vakjournalist was hij toen toch niet meer. Herbette, de tegenwoordige Fransche gezant in Moskou, was ook aan de Temps verbonden toen hij eensklaps tot diplomaat werd getransformeerd. Trouwens, alle Fransche diplomaten en staatslieden hebben, naast de advocatie, zoo'n beetje aan journalistiek gedaan. Is het met hun ministerieel leven gedaan, dan vinden zij ook meestal in een redactiebureau weer een onderdak. In ons land zijn de journalisten onder de staatslieden schaarsch. Wel bezitten wij eenige hoogleeraren, die vroeger dagbladschrijver waren, hetgeen pleit voor de degelijkheid van de Nederlandsche journalistiek en haar beoefenaars. Een van de vroegere hoofdredacteuren van het stilletjes aan naar zijn hondersten verjaardag loopende Algemeen Handelsblad, de heer Vening Meinesz, bracht het tot burgemeester van Amsterdam. Verder beweert het blad van den Franschen journalist Chincholle. Chincholle was verslaggever van de Figaro en maakte als zoodanig het bezoek mede, hetwelk de toenmalige president der republiek in 1898 aan Grenoble bracht. Hij logeerde in een hotel, dat een bijzonderheid bezat, n.1. een vertrek, waar Napoleon I bij zijn terugkeer van Elba een nacht had doorgebracht. Het gemeentebestuur had voor het logies der journalisten zorg gedragen en de maire had speciaal order gegeven de legendarische kamer voor Chincholle, den grooten man van de Figaro, dien hij zeer vereerde, te reserveeren. Sindsdien wordt aan gasten, die in het hotel afstappen, het historisch appartement getoond met de toevoeging: „Hier overnachten de Keizer in 1815 en de heer Chincholle gedurende de presidentieele feesten in 1898". . . .
Advertentiën.
JOURNALISTE. Jongedame met veel interesse voor het vak, goede algemeene ontwikkeling en kennis der moderne talen, zoekt betrekking als JOURNALISTE. Br. onder lett. B aan DORSMANS Boekhandel, Noordwijk.
Gedrukt bij A. de la Mar Azn., Amsterdam