19
N£ 229
September 1917
MAANDBLAD van den
Nederlandschen Journalistenkring Redacteur: D. HANS Laan van Nieuw Oost-Indië 156, 's-Gravenhage
C7
'C?
^7
^
^J
^
INHOUD. Officiëele Mededeelingen: Bestuursvergadering; Ledenlyst. — Plaatselyke Vereenigingen: De Amsterdamsche Pers. _ Binnenland: Smalen op den Kring; Het referendum; Reorganisatie; W e g met den nachtarbeid; Aan het Kringbestuur; Het papier voor onze bladen; Ook journalistiek. — Buitenland: Journalisten in Stockholm. — Rechtszaken: Een smaadproces. — Uit de Pers: Advertenties. — Personalia en Berichten. — Mozaïek. — Ingezonden: Aan of van? — Advertentie.
Officiëele Mededeelingen. Bestuursvergadering. In het verslag der bestuursvergadering, voorkomend in het vorig nummer, wordt medegedeeld dat ingekomen is een schrijven van den heer VAN AMSTEL uit Utrecht, die „ontslag neemt als gedelegeerde, als protest tegen het niet-optreden van den Kring inzake het conflict tusschen de vereeniging „De Utrechtsche Pers" en het Utrechtsch Dagblad." Dit moet aldus worden gelezen, dat de heer VAN AMSTEL mededeeling deed van zijn ontslagneming als gedelegeerde, in verband met het feit dat hij als secretaris van „De Utrechtsche Pers" heeft bedankt. En dit laatste bedanken was gegrond op bovengenoemde overweging.
Ledenlijst. R. J. Raken, van Van Breestraat 105 naar Overtoom 73, Amsterdam.
MeMeeliip uit ie Plaatselijke YereeiiippiL De Amsterdamsche Pers. Voor het lidmaatschap der Amsterdamsche Pers heeft zich aangemeld de heer M. J. van den Biggelaar, De Maasbode, Brederodestraat 19, Amsterdam. Ingevolge art. 1 van het huishoudelijk reglement kunnen de leden der vereeniging binnen acht dagen op artikel 5 der statuten gegronde bezwaren tegen de toelating bij het bestuur indienen. De secretaris, SCHOTEL.
Binnenland. Smalen op den Kring. Er heerscht onder een deel van onze leden een ongesteldheid, die vaak van besmettelijken aard is gebleken, en die wij aldus willen aanduiden: smalen op den Kring. Het wordt gedaan door twee soorten leden. Door hen die vinden dat de Kring te veel, en door anderen die vinden dat hij te weinig doet. Eerst de eersten. Zij behooren deels tot de ouderen, deels tot de zeer goed gesitueerden (dikwijls dekken deze begrippen elkander). De Kring neemt te veel het air aan van een gewone vakvereeniging. Men drijft hem in verkeerde richting. Want een gewone vak vereeniging zullen we toch niet kunnen zijn,
E i t bla,d v e r s c l l i n t
5
<*en eersten en derden
Woensdag van iedere maand.
nu niet en nooit niet. De vergaderingen zijn ongenietbaar geworden. Lange redevoeringen, vaak van dezelfde menschen. Waarom geen gezelligheid? Waarom al dat „gedaas"? Heusch, men maakt het zoodoende velen onmogelijk om er in te blijven. Aldus deze groep. De andere. De Kring doet niets. Letterlijk niets. Een dooie boel. Wat hebben we voor onze vijf pop in 't jaar? Geen sikkepit. We lijken heelemaal niet op een vakorganisatie. „Een vereeniging-van-niks". Het zijn uitersten, deze groepen, maar smalen doen ze beide. Vooral de tweede groep. En wij zijn de laatsten om het klagen niet te willen verstaan. Maar toch' hooren we dat smalen vaak met weerzin. Omdat het maar al te dikwijls gebeurt door leden, die nooit zelf de hand aan den ploeg hebben geslagen. Zij toonden nimmer eenige daadwerkelijke belangstelling, en als men hun vraagt, waarom ze zoo indolent zijn, luidt hun antwoord: „Och, de Kring doet toch niets, wat hebben we er aan"? Maar ze vergeten dat se ZKIX tiiets doen. De activiteit van een vereeniging is de som van de cijfers, die de activiteit der leden uitdrukken. Moedeloozen, noemde de plaatvervangende redacteur hen. H e t kan zijn. Maar vaak zijn het onverschilligen, die hun onverschilligheid verbloemen met smalen op de vereeniging, en hierin een schijn-motief voor hun eigen lakschheid denken te vinden. Zij zeggen: wij doen niets, want het is toch de dood in den pot. Vaak echter is het precies andersom: het is de dood in den pot, want de leden doen niets. Is er geen reden tot klagen? O zeker. Wij hebben jaar in jaar uit getracht het vakvereenigings-karakter van den Kring te verscherpen. Dat is mogelijk en noodig. Maar men zij ook hier rechtvaardig. Collega Van der Hout schreef onlangs: „Overal elders is de kwestie van de vakvereeniging al uitgevochten en de Kring moet de kinderziekte nog doormaken". Dit oordeel is niet juist, want de Kring van nu is waarlijk anders dan die van vroeger, en het is niet billijk, want men bedenke toch vooral dat „overal elders" de zaak zooveel eenvoudiger staat dan bij ons. Een vereeniging van vakgenooten, wier maatschappelijke positie technisch en financieel gelijk of bijna gelijk is en die daardoor dus precies dezelfde materieele belangen hebben, laat zich nu eenmaal met grooter gemak tot een vakvereeniging organiseeren, dan de onze, met zijn uiteenloopende individueele kenmerken, eischen, bekwaamheden en salarissen. Geen vakvereeniging, die, al heeten wij allen journalist, zoo heterogeen is wanneer men op het verschil in aard van werkkring en positie let, als de onze, geen vak waarin het persoonlijke zóó op den voorgrond komt en invloed oefent op de positie. Het behoeft daarom niet te verwonderen, dat het proces bij ons heel wat moeilijker en langzamer gaat dan elders, waar de economische positie van alle leden gelijk en gelijkvormig is. Dat kan niet anders. Intusschen: de komende statuten-herziening zal de verbetering moeten brengen, die noodzakelijk is. En hier ontmoeten wij een paar gezonde opmerkingen van collega Paul Derjeu in het vorig nummer. Hij is van oordeel dat de Kring reeds een vakvereeniging is, „omdat de tegenwoordige statuten naar geest en naar letter armslag en ruimte bieden voor elke actie, welke men wil", maar dat alleen de „organisatievorm" wijziging behoeft. Met deze opvatting zijn wij het grootendeels eens. Principieel zijn onze statuten niet slecht, maar de organisatie van onze vereeniging moet verbeterd worden, omdat de tegenwoordige belemmerend werkt op iedere te voeren actie voor een materieel doel. De werkgevers moeten uit onze vereeniging, d. w. z. zij die zuiver werkgever zijn. De bestuursvorm moet worden verbe-
910
M A A N D B L A D
terd. De materieele actie moet meer op den voorgrond komen, want, hoezeer wij ook van andere organisaties verschillen, dat er zich belangrijke economische kwesties kunnen voordoen en wij voor verbetering van arbeidsvoorwaarden hebben te strijden, staat vast. En wij zullen hierbij hebben te gaan in de richting van het stelsel-Mesritz. Maar wij zullen toch voor één ding hebben te waken. Hiervoor: dat wij niet ruw en onnoodig leden van ons afstooten. Het is gemakkelijk scherpe bepalingen te maken, maar naar onze meening moeten alle journalisten lid kunnen blijven, voor zoover dal met het economische vakbelang en een zuiveren organisatie-vorm vereenigbaar is. Wij zullen daarbij hebben te letten op het onvermijdelijk dualisme in het karakter onzer vereeniging: een vakvereeniging, maar tevens een organisatie van leden met zéér uiteenloopende positie en belangen, en wij zullen moeten bedenken, dat wij niet, zooals de meeste .andere vakvereenigingen, alleen te strijden hebben voor een materieel doel, voor stoffelijke belangen, maar ook voor groote geestelijke en ideëele goederen, die ons vak en ons volk raken. Dit brengt mee, dat wij, zonder daarvoor andere belangen op te offeren, zooveel mogelijk alle journalisten onder ons vaandel moeten verzamelen, en daarom zullen we angstvallig moeten toezien niet tot onpractische uitersten te komen in het redigeeren onzer statuten. Dit klemt te meer, waar het juist de ideëele belangen van ons beroep zijn, die wij allen, zonder onderscheid, gemeen hebben, terwijl de materieele in menig opzicht uiteenloopen. In de meeste andere vakvereenigingen kunt ge naar willekeur een lid uit den grooten hoop pikken, en ge hebt het type van allen. Bij ons haalt ge er één uit, en hij verschilt met alle anderen, hoogstens is hij het type van een kleine groep in ons midden. Zóó is ons beroep. Daarom kunnen wij niet zoo gemakkelijk het recept volgen, dat elders wordt toegepast. Maar wij moeten er zoo krachtig mogelijk naar streven natuurlijk, met andere woorden: het type van de economische vakvereeniging zoo dicht mogelijk benaderen. Niet door het dogmatisch volgen van een bepaald vakvereenigings-formulier, maar door rekening te houden met de zeer bijzondere eigenaardigheden van ons beroep en onze uiteenloopende positie. Naar onze vaste overtuiging kan de aanstaande statuten-herziening het economisch beeld van onze vereeniging scherper afteekenen, en daardoor de organisatie zuiverder maken, zonder in een uiterste te vervallen dat voor ons nu eenmaal niet past. Dat die verscherping noodig is, gelooven wij zeer zeker. Want nog eens, al zullen wij, omdat onze economische belangen niet evenwijdig loopen en zich daardoor niet gemakkelijk laten formuleeren, niet een volkomen zuivere vakvereeniging kunnen zijn, wij kunnen het toch meer zijn dan tegenwoordig. En dat dienen we bij de revisie te bereiken: zij zal den bouw van onze organisatie moeten polijsten van een aantal onregelmatigheden. Op zulk een revisie moeten allen zich kunnen vereenigen. Er zullen onvoldanen blijven. Natuurlijk. Maar het is noodig dat er een eind komt aan het smalen op den Kring, dat men zoo dikwijls hoort. Men moet niet alleen ons beroep, maar ook onze vereeniging hooghouden. Als wij allen den Kring iets van onze arbeidskracht en toewijding geven, is de voornaamste reden voor critiek reeds vervallen. Want dan komt er een opgewekt vakleven en dat is de eerste voorwaarde voor een goede organisatie.
Het referendum. Het is opmerkelijk, dat velen van hen die het referendum aanbevelen, volkomen verwaarloozen één der voornaamste argumenten van de tegenstanders: dat het referendum organisatorisch in het kader van onze vereeniging op dit oogenblik niet past, en reeds daarom verwerpelijk is. De waarnemend redacteur heeft in zijn artikel aan deze opmerking geen woord gewijd. Dat is gemakkelijk. Toch is het argument van beteekenis. Wij hebben het in nr. 215 van het Maandblad toegelicht. En de Kringvoorzitter, die van voor- tot tegenstander van het referendum is bekeerd, erkende dat dit deel van ons betoog bij hem wel den doorslag had gegeven. Laat er ons dan nog maar eens op wijzen. Wat heeft men in een organisatie, waar het referendum bestaat? Daar heeft men A: de algemeene vergadering, bestaande uit de afgevaar-
digden, de vertegenwoordigers van de leden, en B: de leden, de collectiviteit van alle leden te samen. Zóó is het in het economische, in de vakvereeniging (S. D. A. P., Diamantbewerkersbond, Onderwijzersbond), zoo is het ook in het staatkundige (Zwitserland).' In al deze gevallen is A dus IETS ANDERS dan B. Want A is een beperkt college en daartoe hebben alleen toegang zij, die door B zijn afgevaardigd. In dezen opbouw is het — wanneer men geen principieele bezwaren koestert — logisch dat het referendum wordt ingevoerd. Het referendum is dan een macht, een bevoegdheid van B, om over de besluiten van A te beslissen. Het orgaan, dat in eerste instantie beslist, is iets aparts, heeft een eigen samenstelling en eigen bevoegdheden. Daarachter staat de andere macht: B. Maar bij ons is dit niet. In onzen Kring heeft men geen A en geen B. Daar heeft men alleen A, want A = B. De beide grootheden zijn precies gelijk. Onze algemeene vergadering is geen college van afgevaardigden of van vertegenwoordigers, maar zij bestaat uit alle leden. Ieder lid heeft er toegang en bevoegdheid. Wanneer de leden dus allen komen, hebben we practisch het referendum op onze vergadering. Daarom moeten we maatregelen nemen om het bezoek van de vergaderingen te bevorderen (b.v. de reisvergoeding), maar we moeten niet een instituut invoeren, dat in den bouw van onzen Kring niet past, en aan de leden buiten de vergadering een bevoegdheid geeft, die zij in de vergadering reeds bezitten. Wij gaan op onze overige bezwaren tegen het referendum nu niet meer in. Wij hebben ze vroeger uitvoerig behandeld. Maar al zouden al die bezwaren weerlegd worden, het organisatorische bezwaar blijft. Het wezen, het karakter, de gansche beteekenis van het referendum vloeken met de constitutie van onzen Kring. Zóó staat de zaak. Collega Paul Derjeu heeft dit zeer goed begrepen. Ook hij wil, blijkens zijn artikel in het vorig nummer, invoering van het referendum. Maar hij wenscht dan ook van onze algemeene vergadering te maken een college van afgevaardigden. Dus dan krijgen we ook in onze vereeniging A en B: twee grootheden, ieder afzonderlijk met eigen samenstelling en bevoegdheid. In deze gedachtengang komt ons organisatorisch hoofdbezwaar tegen het referendum te vervallen. Zóó is de toestand zuiver. En daarom mag men niet het referendum aanbevelen en tegelijk met beminnelijke onverschilligheid dit hoofdbezwaar voorbijgaan. Het referendum kan bij ons dan alleen worden ingevoerd, wanneer de vereeniging geheel is ge-reorganiseerd.
Reorganisatie. In zijn belangwekkend artikel in het vorig n u m m e r heeft collega Paul Derjeu ook m e t een enkel woord het denkbeeld aanbevolen, om den Kring te reorganiseeren in dezen zin, dat de algemeene vergadering niet langer, zooals tot dusver, zou bestaan uit alle leden, maar uit de afgevaardigden van de plaatselijke (en gewestelijke) afdeelingen. Iedere afdeeling zendt, in verhouding tot haar sterkte, eenige vertegenwoordigers. Zij brengen op de algemeene vergadering een stem uit. De overige Kringleden hebben allen toegang, maar bezitten slechts een adviseerende stem. De besluiten van de vergadering worden echter onderworpen aan een referendum. Dit is, in groote trekken, het plan van onzen Amsterdamschen collega. Het ziet er aantrekkelijk uit. Trouwens, het is niet voor de eerste maal dat een dergelijk stelsel ter sprake komt. In het Kringbestuur is er vroeger wel eens over gesproken. Men achtte het moeilijk uitvoerbaar. Maar het kan nu eens grondiger behandeld worden. En dan willen wij aanstonds den vinger leggen op de zwakke plek in dit s y s t e e m : wat moet er gedaan worden met de verspreide leden? Er zijn zes plaatsen, die — wij gaan uit van de bestaande ledenlijst — in aanmerking k u n n e n komen voor een plaatselijke, zelfstandige afdeeling. Namelijk Amsterdam, den Haag, Rotterdam, Haarlem, Utrecht en Groningen. In al deze steden bestaat dan ook al een organisatie. Maar wat wil men nu aanvangen met de overige leden? H u n aantal is, om het zoo eens uit te drukken, te groot voor servet m a a r te klein voor tafellaken. Te veel om te verwaarloozen, te weinig — en te verspreid — om zelfstandige afdeelingen te vormen. Wij tellen namelijk ongeveer 50 leden verspreid over liefst 25
«
911
MAANDBLAD
plaatsen. Zuid-Holland buiten Den Haag en Rotterdam telt er 11. Hier zouden misschien Leiden en Delft bij Den Haag, Schiedam, Dordrecht en Gouda bij Rotterdam gevoegd kunnen worden. Gelderland noteert 10 leden, Noord-Holland buiten Amsterdam en Haarlem 9 ('t Gooi zou bij Amsterdam kunnen). Overijsel heeft slechts 5 leden, Zeeland 4, Friesland en Brabant 2, Limburg en Utrecht ieder 1. Men kan en mag het recht van deze verspreide leden niet verwaarloozen, maar hoe dit te regelen? en hoe ze met elkander in contact te brengen nu ze een eind van elkander verwijderd wonen en hun aantal voor een eigen afdeeling te gering is? En toch moeten ze hun invloed hebben op de samenstelling en de beslissingen der algemeene vergadering. Ziedaar de zwakke plek. Het zal ons aangenaam zijn, wanneer collega Derjeu of een ander hier over eens zijn meening wil zeggen. Wij voor ons echter — hoeveel aantrekkelijks dit systeem ook moge hebben'— vreezen dat onze vergaderingen er niet op vooruit zullen gaan, dat de animo nog zal verminderen en men eenvoudig alles zal laten aankomen op de dommekracht van het referendum. Wij voelen nog altijd het meest voor een maatregel, die het vergaderingbezoek zal bevorderen en alle leden in de gelegenheid zal stellen de vergaderingen bij te wonen. Voor een organisatie als collega Derjeu aanbeveelt, is onze Kring eigenlijk te klein, te zwak vertakt, zitten zijn leden te veel in enkele groote plaatsen bijeen en overigens in te klein aantal verspreid. Als het mogelijk ware, in de grootere steden en verder in de provincies een levenskrachtige afdeeling in het leven te roepen, zou het nog iets anders zijn. Principieele bezwaren tegen het systeem hebben wij niet en wij zouden erons, als de meerderheid het wenschte, gerust bij kunnen neerleggen. Maar dan moet er ook een goede oplossing gevonden worden voor het bezwaar, waarop wij hierboven doelden.
Weg met den nachtarbeid! De heer v. d. H. vraagt in het Maandblad van 5 September, waarom ik de zaak: „afschaffing van den nachtarbeid in het krantenbedrij f' in de Nieuwe Amsterdammer (Mosgroene) en niet eerst in den Kring (of zijn Maandblad) aan de orde stelde. Hierop wensch ik dit te antwoorden: Ik schreef het artikel in de Mosgroene, omdat ik meende daarmede beter mijn doel te bereiken. Nu is de zaak onder de oogen gekomen van het publiek en ik durf zeggen ook van autoriteiten, die met de toestanden, welke in het krantenbedrij f heersenen, niet op de hoogte waren, maar na kennisneming daarvan niet ongenegen zijn er hun aandacht aan te wijden. Had ik daarentegen de zaak in den Kring (of zijn Maandblad) aan de orde gesteld, dan was ze daarin gebleven, op de wijze zooals zoovele zaken, welke ons vakbelang betreffen, er in „gebleven" zijn. De heer v. d. H. karakteriseert in 't Maandblad, waarin hij mij de hierboven aangehaalde vraag stelt, den Kring zoo juist, als hij zegt, dat er „haast geen vereeniging van vakgenooten in ons land (is) aan te wijzen, die zoo achter is als onze Kring" en dat „thans een groep journalisten geen deel neemt aan het vereenigingsleven, omdat het toch de dood in den pot is." Welnu, ik, als veeljarig Kring-lid, heb die overtuiging ook, en zou ik me nu voor vakbelangen, welke i. c. algemeene belangen zijn, in de allereerste plaats tot dien Kring wenden? Ik meende velen mijner vakgenooten grooter dienst te bewijzen door hun toestand aan de groote klok te hangen. En ik ben van plan, zooveel in mijn vermogen is, daarmede voort te gaan. Misschien dringt het geluid van die groote klok tot den Kring door en worden zijn leden er wakker van. Hoezeer het noodig is, dat de journalisten van buiten af wakker geschud worden, valt af te leiden uit het feit, dat, zoover ik heb kunnen nagaan, geen vakgenoot het besef heeft gehad, dat de idéé, welke ik tot uiting bracht, in wijder kring verspreid diende te worden, door ze in het blad, waaraan hij werkzaam is, af te drukken. (Alleen in de N. R. Ct. vond ik vermeld, dat het in de Mosgroene stond.) Dit teekent toch wel den journalistenstand. Ware
op de misstanden bij een andere categorie van werkers aldus de aandacht gevestigd, ongetwijfeld had men daaraan wel aandacht gewijd. Zoo zijn journalisten nu eenmaal! EEN JOURNALIST.
Aan het Kringbestuur. Met niet geringe verbazing nam ik kennis van dat deel van 't verslag der Kringbestuursvergadering van 25 Augustus j.1., waarin gesproken wordt over mijn brief aan dat Kringbestuur. Daarin lees ik: „Ingekomen is verder een schrijven van den heer Van Amstel uit Utrecht, die ontslag neemt als gedelegeerde, als protest tegen het niet-optreden van den Kring inzake het conflict tusschen de vereeniging „De Utrechtsche Pers" en het Utr. Dagblad." Maar mijneheeren bestuurderen, dit is onjuist weergegeven. Ik neem geen ontslag bij het Kringbestuur als protest enz., doch ik had bij mijn (plaatselijke) vereeniging reeds ontslag genomen als gedelegeerde, omdat ik van oordeel was, dat gedelegeerde in 't Kringbestuur moet zijn een bestuurslid, dat deel neemt aan de dagelijksche leiding der plaatselijke vereeniging. Ik deed dit zoolang ik secretaris van „De Utrechtsche Pers" was, doch toen ik die functie neerlegde, meende ik ook te moeten bedanken als gedelegeerde. En bedanken bij mijn vereeniging, van welk besluit ik u beleefdheidshalve in kennis stelde. Dit wat het veronderstelde protest betreft, dat — alweer blijkens het verslag — verwondering wekte, „omdat noch de heer Van Amstel, nóch de heer Vinkesteijn (de president der vereeniging) in het Bestuur ooit maar een woord in den geest van het schrijven hebben gesproken." Uw verwondering, mijneheeren, kan echter niet zoo groot zijn als de mijne over deze overweging. Afgezien van de herhaalde malen, dat de zaak ter sprake is geweest, toen de heer Vinkesteijn nog gedelegeerde was (hetgeen deze mij deze week nog beves- • tigde), ben ik er eens in deze qualiteit expresselijk voor naar Den Haag gereisd, omdat de agenda der Kringbestuursvergadering vermeldde „De Utrechtsche Pers" en het U. D." of iets dergelijks. Ik begon toen met een eenigszins breed opgezet betoog, doch werd al dra door den voorzitter, mr. Plemp van Duiveland, onderbroken met de mededeeling, dat de zaak bij het Bestuur bekend was en dat hij (voorzitter) een bemiddelingspoging in 't werk zou stellen. Blijkbaar was de voorzitter toentertijd — eenige iaren geleden alweer en sindsdien vernamen wij van de bemiddelingsactie niets — doordrongen van het gewicht der zaak. Dat het Kringbestuur niet bekend was met den ernstigen ondergrond van 't conflict, het al of niet waarde hebben voor de plaatselijke vereenigingen van aansluiting bij den Kring, indien deze in een conflict tusschen de door. hem erkende plaatselijke vereeniging en deze contrarieerende op-zich-zelf-staande Kringleden niet weet in te grijpen, ligt niet aan mij. Dat moest een Bestuur met organisatorisch besef toch zelf voelen, temeer waar onze voorzitter op den ernst der zaak meer dan eens gewezen heeft. J. VAN AMSTEL. * * * Wij geven collega Van Amstel ten volle toe, dat het in Utrecht een onaangename toestand is en voegen daarbij, dat het Kringbestuur binnenkort op de een of andere wijze zal moeten ingrijpen. Dit zal dan ook wel gebeuren. Maar wij houden vol — en wij hebben in dezen recht van meespreken — d a t noch het Utrechtsche bestuurslid, noch de Utrechtsche gedelegeerde in het Kringbestuur de zaak krachtig hebben gesteld. Ware dit geschied, dan zou de indruk op de bestuursleden misschien aldus zijn geweest, dat er een ander besluit ware genomen. De zaak is echter niet gemakkelijk, want als wij ons niet vergissen hebben de redacteuren van het Utrechtsch Dagblad indertijd allen de plaatselijke vereeging verlaten. Dit juist maakt het conflict zoo onaangenaam. Wij kunnen echter meedeelen, dat het in de eerstvolgende Kringbestuursvergadering nogmaals ter sprake zal worden gebracht. Tenslotte dit. Wij hebben bovenstaand stuk van collega Van Amstel niet willen weigeren om geen nieuwe onaangenaamheden te scheppen, maar iemand „met organisatorisch besef" moet „toch zelf voelen" dat het niet in orde is, dat hij op deze manier een soort correspondentie met het Kringbestuur voert. Als hij brieven schrijft aan het Bestuur, dan is het adres daarvoor bij den secretaris. Redactie.
M A A N D B L A D
912
Het papier voor onze bladen. U i t het orgaan van de v e r e e n i g i n g „ D e D a g b l a d p e r s " n e m e n wij het volgende o v e r :
Nederlandsche
„Den 13en Juli j.1. hebben de heeren Boissevain, Knijpers, Nijgh en Wierdels, na aanvrage om toegang, te Den Haag een bespreking gehad met twee vertegenwoordigers van de Nijverheids-Commissie, afdeeling van het Nationaal Steuncomité. Zij hebbeu alle bezwaren tegen den steeds hooger opgevoerden papierprijs in het licht gesteld. Op den ernstigen toestand, waarin sommige onzer dagbladen dooide verhooging van den papierprijs gebracht zijn, is met nadruk gewezen en de Papier-Commissie verkreeg de belofte, dat de Nijverheids-Commissie spreken zou met de firma Van Gelder, om van deze te vernemen, of zij voldoenden voorraad grondstoffen voor haar binnenlandsche afnemers ter beschikking heeft, ook al zou zij den thans zeer matigen uitvoer van papier voortzetten. Tevens zou worden getracht van de firma Van (leider te vernemen, of de prijs niet meer zou worden verhoogd, en hierop zou worden aangedrongen. Den 17 en Juli werd door de Nijverheids-commissie bericht, dat //de voorraden grondstoffen, waarover de firma Van Gelder beschikt, zeker nog voor een j,drie- of viertal maanden voldoende moet worden geacht en, indien zeilende en zich in lading bevindende partijen, die in de naaste toekomst worden verwacht, zullen zijn aangekomen, de levering van rotatiepapier wel als verzekerd kan worden beschouwd*'.. Na een verzoek om verduidelijking van dit antwoord, wat de genoemde termijnen betrof, is gebleken, dat die termijnen niet beginnen te tellen na het einde van Augustus, maar onmiddellijk, dus na half Juli, dat de aanwezige hoeveelheden grondstoffen derhalve ook moeten dienen voor de partijen, tot welker levering de firma Van Gelder tot einde-Augustus heeft gecontracteerd. Het schrijven van de Nijverheids-commissie meldt verder nog, niet verblijdend: ;/ Het spreekt van zelf, dat ten opzichte van de steenkoolvoorziening een voorbehoud gemaakt moet worden, hetwelk u natuurlijk bekend is". En verder: //Wat den prijs betreft, hebben wij den indruk gekregen, dat voorloopig geen prijsverhooging behoeft te worden gevreesd, doch mochten er omstandigheden zijn, die daartoe eind Augustus aanleiding mochten geven, dan zal de firma Van Gelder tevoren overleg met onze commissie plegen." Omtrent prijsverhooging kunnen wij dus voorloopig gerust zijn. Vooreerst zijn de voorraden aanwezig voor enkele maanden, tenminste tot November, en, ten tweede zijn wij niet overgeleverd aan de firma, nu de Nijverheids-commissie staat tusschen haar en ons. Al is het bericht, dat wij hier te geven hebben, niet in staat, de harten onzer leden zeer hoog te heffen, toch geven wij het, om hen, in volle oprechtheid op de hoogte te houden, waarop ook wij staan op dit gebied. Zoo melden wij ook, dat de levering uit Duitschland afhangt van de omstandigheid of er meer of minder steenkolen zijn. De andere grondstoffen zijn aanwezig, en er is reden om aan te nemen, dat de werkzaamheden in de mijnen binnenkort krachtiger zullen worden hervat. Met Zweden worden door de Papier-commissie nog de onderhandelingen voortgezet. Dit vlot voorloopig niet zóó, dat wij reeds de zekerheid zouden hebben, binnenkort voor billijker prijs dan die van de firma Van Gelder een aanbieding uit Zweden aan onze leden te kunnen overbrengen, maar, zoolang de onderhandelingen niet zijn afgebroken, is er ook geen zekerheid, dat dat niet weldra zal kunnen geschieden. De hoeveelheid, die uit Zweden kan worden gezonden, is in elk geval zeer groot, ongeveer zooveel als wij allen tezamen in het geheel noodig hebben. Afwachten is de boodschap!" N a d a t dit g e s c h r e v e n werd is g e b l e k e n , d a t er s p o e d i g een rantsoeneering voor h e t p a p i e r zal m o e t e n worden i n g e v o e r d . D a a r o m heeft de v e r e e n i g i n g „ D e N e d e r l a n d s c h e D a g b l a d p e r s " in een b u i t e n g e w o n e a l g e m e e n e v e r g a d e r i n g besloten op i O c t o b e r a.s. een vrijwillige o n d e r l i n g e r a n t s o e n e e r i n g te d o e n i n g a a n . E r zal 25 °/ 0 b e z u i n i g d m o e t e n w o r d e n op het verb r u i k van 1916.
Oók journalistiek. De Residentiebode wees o n l a n g s o p een m e r k m a a r d i g soort journalistiek. I n één der a n d e r e k a t h o l i e k e bladen had de r e d a c t i e een artikel gelezen over een . . . nieuw merk sigaar. Dat stuk was één b o n k geestdrift, „'t Is een m o o i e s i g a a r " — aldus h e t b e d o e l d e artikel — , flink en kloek van m o d e l , en wat m é é r zegt, van u i t n e m e n d e kwaliteit." D e r e d a c t i e heeft blijkbaar een kistje „ v e r s l a g e n " , m e r k t e De Residentiebode op. H e t is mogelijk. E e n n o g m e r k w a a r d i g e r staaltje e c h t e r van dit soort journalistiek v i n d e n wij in De Maasbode. I n dit blad k o m t een r e d a c t i o n e e l artikel voor, o n d e r het h a r t r o e r e n d e opschrift; „Bier, h e e r e n ! " D e i n h o u d van deze r e d a c t i o n e e l e beschouwing is interessant g e n o e g , om het stuk hier in zijn geheel over te n e m e n . Leest, v r i e n d e n , en g e n i e t : „Men klaagt in deze dagen van algemeen gejeremieer ook over het slechte en het dure bier. Duur en slecht. 'Dat zijn de lamste kwaliteiten, die bij elkaar kunnen komen. Eerst was 't duur. Waar zijn de dagen dat men in „De Kroon" bij v. d. Berg op de Hoogstraat voor vijf centen een reuzepul bier kou koopen, waarover
men amper heen kon kijken. Van vijf werd 't zes cent, toen van zes op acht, en nu — o Cambrinus 12 ets. voor een klein glaasje met dun vocht. Duur en slecht! En mistroostig zaten de Cambriniisvereerders over hun zielige pottekens te kijken en beweerden dat bier tegenwoordig geen pleizier meer gaf. Ernstige stukken vol klachten over het dure en slechte bier verschenen er in de dagbladen. Maar het hielp geen zier. Noblesse oblige, dacht toen v. d. Berg, die in 1909, toen hij op de Hoogstraat, hoek Goudsche Wagenstraat zijn eerste zaak opende, waarlijk de kroon op het bier zette. Waar dronk men in Rotterdam ergens anders zulk een pittig, heerlijk, smakelijk glas bier als in „De Kroon" op de Hoogstraat? En ' t w a s geen Spatcnbrau, geen Pilsner, geen Furstenberger noch Salvator, maar een eenvoudig glas Heineken's gerste. Maar getapt, getapt, zooals een specialiteit en bierdeskundige als W. W. v. d. Berg dat tappen kan. O 't tappen, .op de verzorging van het bier komt alles aan, dat geeft den smaak en verhoogt de kwaliteit. Overal kan men koffiedrinken, maar het is een ontdekking als men ergens een geurigen kop koffie kan drinken, koffie, die waarlijk koffie is. Bier tappen is evenals koffiezetten een wetenschap. Die wetenschap heeft v. d. Berg zijn renommée bezorgd in zijn verschillende bierlokaleu. In 1909 op de Hoogstraat zijn eerste Kroon-cafe geopend, exploiteert hij er thans een half dozijn op de beste punten der stad. En dan — o dagen van Olim! — schonk van" Berg glazen, alsof hij het bier zoo maar cadeau gaf. Waar werd men in de stad zulke glazen voorgezet, ' t w a s alsof men zich in Miinchen zelf waande. Nu in deze dagen van crisis heeft v. d. Berg de goede oplossing gevonden. Zijn oude reuzepullen zijn zijn reuzepullen gebleven. Aan den prijs kan hij niet morrelen want die is maximaal vastgesteld op 12 ets. Maar wat v. d. Berg wel kan, en hier komt 't op aan — is zijn bier, het bier van onze dagen, nog met een grootere liefde en genegenheid dan anders verzorgen, deskundig verzorgen op zoo'n manier, dat elke bierdrinker zegt, dat is niet duur meer, maar lekker. Een Duitscher kwam dezer dagen naar Holland. Om eten bekommerde hij zich niet, maar opgetogen verklaarde hij, dat hij in geen jaren meer zulk een heerlijk bier gedronken had dan in de Kotterdamsche Kroon-localen van VV. W. v. d. Berg. En lachend zeide h i j : „Praat me dus niet van oorlogsbier!" Wij h e b b e n dit o v e r g e n o m e n , o p g e v a a r af d a t wij onzerzijds óók n o g r e c l a m e m a k e n voor „ d e r e u z e - p u l l e n " , waarover „ m e n a m p e r h e e n k a n k i j k e n . " Dat is ons doel niet. D e oplossing van dit r e d a c t i o n e e l e bier-artikel v i n d t "men in hetzelfde n u m m e r v a n De Maasbode. Want daarin komt een a d v e r t e n t i e voor. E e n reuze-pul van een a d v e r t e n t i e . E e n a d v e r t e n t i e van een hééle pagina. E e n a d v e r t e n t i e van .... den g e a c h t e n heer van d e n Berg, den m a n van de r e u z e pullen. E n n u wordt de z a a k duidelijk, n i e t w a a r ? E e n a d v e r t e n t i e van een heele bladzijde is met een r e d a c t i o n e e l reclame-artikel niet te ruim b e l o o n d . Wij h o p e n alleen m a a r één d i n g : d a t — al k o m t d a n ook het artikel in de r e d a c t i o n e e l e r u b r i e k voor — geen journalist zich heeft laten v i n d e n o m dit m i n d e r w a a r d i g r e c l a m e - w e r k o p bestelling te v e r r i c h t e n . Misschien heeft van den Berg het zélf g e s c h r e v e n . M a a r dan blijft toch de ook ongezellige o m s t a n d i g h e i d , dat een j o u r n a l i s t h e t heeft opgenomen. Jammer genoeg! De Residentiebode zal nu wel d e n k e n , d a t die collega d e n o o d i g e reuzen-pullen heeft „ v e r s l a g e n " .
Buitenland. Journalisten in Stockholm. De c o r r e s p o n d e n t van de N. R. Crt. te S t o c k h o l m schreef 14 A u g . o. a.: „ D a t er een leger j o u r n a l i s t e n n a a r S t o c k h o l m o p r u k t e nu e n k e l e m a a n d e n g e l e d e n , zal wel n i e m a n d v e r w o n d e r e n . D e lezers wilden eens wat a n d e r s d a n beschrijvingen van veldslagen en lange d i p l o m a t i e k e r e d e v o e r i n g e n . E n d a a r o m begaf de wereldpers zich n a a r S t o c k h o l m . I n de eerste plaats reisde alles wat n a a r h e t n i e u w e R u s l a n d trok of wat opgetogen of teleurgesteld v a n d a a r t e r u g k w a m , via S t o c k h o l m , en v o n d daar steeds, a a n h e t station al, bij h e t a a n k o m e n van d e n trein n a a r en van H a p a r a n d a , een groepje k r a n t e n m e n s c h e n waar hij aan vertellen k o n wat hij w i l d e : het werd opges c h r e v e n en o v e r g e s e i n d . D e t w e e d e r e d e n van die belangstelling voor d e Z w e e d s c h e hoofdstad was de I n t e r n a t i o n a l e Socialistische Conferentie die a c h t e r e e n v o l g e n s voor J u n i , Juli, A u g u s t u s en nu weer voor S e p t e m b e r bijeengeroepen werd. D a a r zat kopij in. En er k w a m e n veel v e r t e g e n w o o r d i g e r s d e r pers uit de centrale landen: Duitschers, Oostenrijkers, Hongaren. E n R u s s e n en A m e r i k a n e n voor de E n t e n t e . E n n e u t r a l e n : Scandinaviërs, twee of drie H o l l a n d e r s , een Zwitser. E r k w a m e n ook twee F r a n s c h e n , w a a r v a n de een een Pool en de andere.
M A A N D B L A D een Zwitser bleek te zijn. Veel later kwamen een drietal Engelschen. De menschen konden best met elkander opschieten. Russen en Hongaren of Duitschers zag men samen in koffiehuizen en op wandeltochtjes. Geen rassenhaat. De oorlog was slechts een wetenschappelijk onderwerp van de dagelijksche gesprekken. Duitsche journalisten ruilden nieuwtjes met Russen en vice versa. En het wonderlijke was dat al die journalisten geen sociaal-democraten waren, maar wel kadetten en vertegenwoordigers van ultra-rechtsche bladen. Ze waren zeer ijverig, de journalisten. Als een groot man der Conferentie, Stauning b.v., in Continental een kopje koffie ging drinken, streken onmiddelijk wat buitenlandsche persmenschen om den Deenschen minister neer, en schreven ijverig op de wijze woorden die hij sprak. In een kringetje zaten ze te schrijven, op bloc-notes, of op randjes van kranten of op visitekaartjes. En als Stauning dan opstond en het interview als afgeloopen beschouwde, sprongen ze in taxi's of holden over de Norrbro, voorbij het Rijksdaggebouw en het Koninklijke paleis, waar zich, een klein half uurtje buiten het centrum der stad, het groote telegraafkantoor bevindt met zijn één open loketje... . Er zijn wonderlijke kerels bij. Zoo die Amerikaan, die aan een beroemd Oostenrijksch generaal zei: „Sta me toe generaal u een vraag te stellen. Een domme vraag. Zoo'n vraag die men aan een generaal stelt " De generaal heeft er zelf hartelijk om gelachen. En die Hongaar, die Hjalmar Branting 's nachts om half twee op straat ontmoette en hem toen om een interview vroeg. En die Deen, die met het gewichtigste gezicht van de wereld, tijdens een onderhoud met Troelstra vroeg: „En mijnheer Troelstra, hebt u in Holland ook een •villa?" We hebben enkele weken geleden een journalistenfeest gehad te Lidjngö-bro. Heel onschuldig. Een Hollander en een Zwitser hadden hun collega's van alle landen uitgenoodigd een gezellig avondje samen door te brengen. Het doel van de bijeenkomst? Heelemaal geen doel. Wat gezellig babbelen, kennismaken, een fuifje. En toen geschiedde het wonderlijke. De Russische journalisten kwamen bij elkaar in algemeene vergadering. Daar werd lang en breed gediscussieerd, alle pro en contra werd overwogen en ten slotte liet men den inrichters weten dat, aangezien Rusland in oorlog met Duitschland en Oostenrijk was, geen Russisch journalist een collega van de centrale landen ontmoeten kon. Maar, voegden ze er bij, zoodra de algemeene conferentie plaats heeft, zullen wij er geen bezwaar in zien die collega's te ontmoeten, daar dan ook onze landgenooten de Duitschers ontmoeten zullen. Nadat dus de Russen er geen bezwaar in hadden gezien zich in Stockholm overal te vertoonen in gezelschap van journalisten der centrale landen, was het nu plotseling een onmogelijkheid geworden die zelfde menschen te ontmoeten in een algemeene vergadering. De Amerikanen hebben zich daar bitter weinig aan gestoord en waren voltallig aanwezig." Tot zoover de N. Ji. Crt. Blijkens het vorig nummer heeft de plaatsvervangend redacteur van het Maandblad zich aan dit stukje geërgerd. Wij voor ons vinden het vrij onschuldig, maar hebben het overgenomen om onze collega's nu maar zelf te laten oordeelen.
Rechtszaken. Een smaad-proces. Onder buitengewone belangstelling van het publiek buiten en in het gebouw van het Paleis van Justitie, diende op 12 September j.1. voor de 5e Kamer der Rechtbank te Amsterdam, de zaak tegen David Wijnkoop, redacteur; Barend Luteraan, colporteur; Jan Cornelis Ceton, onderwijzer; allen te Amsterdam en Willem van Ravestein, journalist te Rotterdam, benevens Geert Sterringa, onderwijzer te Groningen, terzake van smaad tegenover Prins Hendrik der Nederlanden en Minister Posthuma. Zij worden beticht m e t L. L. H. de Visser en G. A. Vader, leden van het partijbestuur der Soc. Dem. Partij in Nederland, te hebben uitgegeven n u m m e r s van het revolutionair-socialistisch volksblad De Tribune, o.a. een n u m mer van 12 September 1916, waarin voorkwam een artikel, dragende tot opschrift: „Hongersnood" en tot onderteekening de letters v. R., dat bevatte de zinnen: „Posthuma heeft t h a n s een uitvoerverbod van vruchten uitgevaardigd.
913
Dat heeft de schurk weder gedaan nadat het te laat was, enz."; voorts een n u m m e r van 15 September 1916, waarin voorkwam een artikel met opschrift: „De misdaden van P o s t h u m a " en waarin de woorden voorkwamen: „ W a n t P o s t h u m a gaat voort met zijn streken!" enz.; verder een n u m m e r van 21 September 1916, waarin sprake is van „boer Posthuma", d.w.z. den wolf, die als herder over de schapen is aangesteld" enz. Het n u m m e r van 12 September 1916 bevatte beleedigende zinsneden voor Z . K . H , den Prins. Uit het verhoor vermelden we de verklaring van den drukker, dat hij wel eens een artikel uit den vorm gestoken had omdat het hem „persoonlijk niet aanstond", en van den administrateur, dat de eerste post 's morgens door de zetters wordt geopend en behandeld. Overigens viel er bij de behandeling van de zaak niets van beteekenis voor. Het 0. M. eischte, wegens het uitgeven van geschriften van beleedigenden aard, vier keeren gepleegd, tegen iederen beklaagde drie maanden gevangenisstraf.
Uit de Pers. A d v e r t e n t i ë n . — In de Mededeelinge?i van de directeuren-vereeniging lezen wij het volgende: „Van de Toewijzingscommissie voor Benzine, te 's-Gravenhage, ontvingen wij, dato 29 Augustus, het volgende schrijven: „Waar het den laatsten tijd herhaaldelijk voorkomt, dat in de dagbladen groote hoeveelheden benzine te koop worden aangeboden, rijst bij ons de vraag, of het niet mogelijk zou zijn hieraan paal en perk te stellen. Hoewel in eenige gevallen reeds gebleken is, dat de benzine, die te koop werd aangeboden, niet aanwezig was, in elk geval niet in zoo groote hoeveelheid, en de groote hoeveelheden dan ook blijkbaar dikwijls genoemd worden om de aandacht te trekken, lijdt het geen twijfel, dat dergelijke annonces bij de industrieën en anderen, die door ons gerantsoeneerd worden, kwaad bloed zetten en aanleiding geven tot ontevredenheid, daar deze benzine-verbruikers hieruit opmaken, dat er inderdaad nog veel benzine in het land is, die aan de industrieën, enz. ten goede zou kunnen komen. Wij zouden het derhalve in het openbaar belang achten, indien maatregelen genomen konden worden, dat dergelijke advertentièn niet meer in de bladen werden opgenomen en zullen gaarne vernemen, of 0 bereid zijt hiertoe Uwe medewerking te verleenen." Wij hebben geantwoord, dat wij, zoodra mogelijk, in ons orgaan het verzoek zouden overbrengen. In het begin van den oorlog zijn in de voornaamste dagbladen tal van clandestiene advertentièn geplaatst, waarin goederen voor uitvoer werden aangeboden en gevraagd en waarmee ook bedoeld werd, handel te drijven in consenten. Toen heeft de Regeering verzocht, die advertentièn niet meer te plaatsen, omdat zij ons land in het buitenland den naam verschaften van een smokkellandje. Onze direction hebben toen bepaald dat dergelijke annonces niet meer zouden worden opgenomen, tenzij met vermelding van den naam van hem, die ze te plaatsen zou geven, want de mogelijkheid bleef toch bestaan, dat sommige dier advertentièn te goeder trouw werden geplaatst. Ten aanzien van de benzine zouden wij thans hetzelfde kunnen doen."
Personalia en Berichten. Onze voorzitter. Op 29 September a.s. zal mr. Plemp van Duiveland, de voorzitter van den Kring, tien jaren achtereen deel van het Bestuur hebben uitgemaakt. Hij was ook vroeger reeds bestuurslid (1901—1905) en daarna gedelegeerde van de Haagsche vereeniging, zoodat hij feitelijk reeds zestien jaar lang van 1901 af, de zaken van het Kringbestuur meebehandelt. Op 29 Sept. 1907 werd hij opnieuw tot bestuurslid gekozen en bleef dat onafgebroken tot heden. Sinds 1911 is hij voorzitter. Al is het hier dan ook geen bepaald jubileum, wij wenschen collega Plemp van Duiveland namens den geheelen Kring een woord van hartelijke waardeering te brengen voor de toewijding, waarmee hij al die jaren de belangen van de journalistiek en van de vereeniging heeft behartigd. Op die waardeering heeft hij recht. En wij, zijn collega's, kunnen hem thans niets beters toewenschen dan een spoedig volkomen herstel, opdat hij den arbeid, die hem lief geworden is, zal kunnen hervatten. — Het Kringbestuur komt 22 September bijeen, ter vaststelling van het bestuursadvies inzake de statuten-herziening. — Collega D. Hans heeft, door drukke werkzaamheden, ontslag genomen als lid en voorzitter van de gezelligheidscommissie der Haagsche Journalisten-Vereeniging.
914
M A A N D B L A D
— Collega Dr. C. Easton heeft een aantal van de hoofdartikelen, door hem in de laatste jaren in zijn blad geschreven, tot een bundel verzameld en dezen „Jaren van strijd" genoemd. — Verschillende bladen, Handelsblad, N. R. Cl., Telegraaf, Nieuws v. d. Dag, Maasbode en De Tijd, hebben onlangs den verkoopprijs van losse exemplaren op 6 cent gebracht. „Van de Haagsche bladen" — aldus lezen wij in het orgaan der directeuren-vereeniging — „was hiervoor geen medewerking te verkrijgen, voornamelijk door den tegenstand van Het Vaderland." — Uit het Nieuws: „De heer M. Uijldert, reeds voor den oorlog zijn dagelijksche medewerker, neemt de taak van mr. van Oven over, en wordt zelf vervangen door den heer A. M. Buis. Tevens hebben wij aan ons blad verbonden mr. A. Vettewinkel." De N. R. Crt. heeft een hartelijk afscheids-artikel gewijd aan haar scheidenden redacteur, collega A. A. Humme, benoemd tot hoofdredacteur van Het Vaderland, en het Nieuws van den Dag deed hetzelfde ten opzichte van mr. J. C. van Oven, zijn redacteur-buitenland, die hoogleeraar in Groningen geworden is. Beide heeren zijn ook nog op andere wijze door hun collega's gehuldigd. — Verschenen is het eerste nummer van het katholieke weekblad De Nieuwe Eeuw. Program: het wil zijn „een interessant, modern blad, zonder te vervallen in de excessen eener frivole mondainiteit". Er blijkt niet wie de redactie vormen. Wij vernemen alleen dat er „23 auteurs" meewerken. Zonderling! Waarom niet de namen der leiders genoemd? Zonder die is er geen goede verantwoordelijkheid. —• Het Bestuur van de directeuren-vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers" is na de jongste vergadering als volgt samengesteld: A. G. Boissevain (Alg. Handelsblad), voorzitter, Chr. A. Vieweg (Prov. Geld. en Ni/m. Crt.), onder-voorzitter, F. J. A. M. Wierdels (De Tijd), secretaris, J. W. Reese (De Standaard), penningmeester, Mr. H. J. M. van Roosmalen (Prov. Noord-Brab. en Bossche Crt.), W. J. Schillemans (Zutphensche Crt.) en A. W. Sijthoff (Haagsche Crt.) — De Nederlandsche Katholieke Journalisten-Vereeniging heeft een hulde-telegram verzonden aan den Paus, hem dankend voor zijn vredes-aanbod.
Indië. — Collega J. E. Stokvis, de afgetreden hoofdredacteur van De Locomotief, is 7 Juni uit Semarang vertrokken, uitgeleide gedaan door tal van vrienden. Na een reis door Indië zou hij naar Amerika vertrekken, om daar eenige maanden te blijven, alvorens te repatrieeren. — De heer J. Veersema, hoofdredacteur van de pas opgerichte Nieuwe Courant te Semarang, heeft zijn functie neergelegd. — De hoofdredacteur van De Surinamer te Paramaribo, pater Verheggen, is afgetreden en opgevolgd door pater Walle.
Buitenland. — Dr. René de Clercq is hoofdredacteur geworden van de Gazet van Brussel. — De Frankf. Ztg. schrijft, dat België niet twee-talig is, zooals men gewoonlijk aanneemt, maar drie-talig. Naast de Vlaamsche en de Waalsche bevolking zijn er in de Westelijke provincies verschillende streken, waar de bewoners van oudsher Duitsch spreken. In Belgisch Luxemburg is in de provinciale hoofdstad Arel (voor den oorlog bekend onder haar Franschen naam Arlon) en in 22 dorpen in den omtrek het Hoogduitsch de algemeene omgangstaal; ook in een aantal dorpen in de provincie Luik. Voor dit Duitsche taalgebied in België is thans een dagblad verschenen, de Areler Zeitung, dat zich aankondigt als „dagelijksch nieuwsblad voor het Hoogduitsche taalgebied in België." — De Kölnische Volkszeitung wordt sinds eenige weken met Latijnsche letter gedrukt. Het is het eerste Duitsche dagblad, waarmede dat geschiedt.
— In Duitschland is een „pers-chef van den Rijkskanselier" benoemd, die de leiding heeft van alle officieele pers-inrichtingen, die onder den Rijkskanselier staan. Freiherr von ' Braun, leider van het inlichtingenbureau op het departement van Binnenlandsche Zaken, is de nieuwe functionaris. — Overleden: dr. Muller, hoofdredacteur van de Kölnische Volkszeitung. — De Temps meldt, dat de Fransche minister van binnenlandsche zaken ad interim, op advies van de ministerieele perscommissie, bepaald heeft, dat de prijs der dagbladen van den i e n September 1917 af, van 5 centiem op 10 centiem zal worden verhoogd. De bladen zullen daarbij des Maandags en des Donderdags slechts twee bladzijden mogen geven en op de andere dagen vier. Ter motiveering van den maatregel voert de ministerieele commissie aan, dat de bladen onder de tegenwoordige omstandigheden bij een verkoopprijs van 5 centiem niet meer konden bestaan. Het papier, dat voor den oorlog 28 frank per kilo kostte, kost op het oogenblik tusschen 110 en 130 frank. — Almereyda, de directeur van de Bonnet Rouge, die onlangs in hechtenis werd genomen, is in de gevangenis overleden. Hij was gearresteerd wegens een cheque, die afkomstig zou zijn van de vijanden van Frankrijk. — Behalve Almereyda, de in de gevangenis te Fresnes gestorven directeur van het Parijsche blad Le Bonnet Rouge, is ook de administrateur van dat blad, Duval, in hechtenis gesteld, nadat hij aan de Fransch-Zwitschersche grens was aangehouden in het bezit van een cheque van 150.875 frank, die hij van den Mannheimschen bankier Marx ontvangen had. De rechter van instructie heeft nagegaan wat Duval met dit geld gedaan heeft: hij heeft het voor de grootste helft gestoken in bladen met uitgesproken pacifistische strekking, voornamelijk in de Bonnet Rouge. Bovendien heeft Duval onder den schuilnaam Badin dagelijks in de Bonnet Rouge pacifistische stukken geschreven. Duval staat nu onder verdenking van Duitsche zijde al dat geld ontvangen te hebben, om in de Fransche pers een pacifistische campagne te voeren en de aanvankelijk tegen hem ingebrachte beschuldiging van handel met den vijand is veranderd in die van verstandhouding met den vijand. — Het Journal de Geneve klaagt over de behandeling die „de pers" in Zwitserland moet dulden. Inzonderheid komt het blad op voor de berichtgevers van buitenlandsche bladen, die enkel tegenwerking ondervinden, het ergst van de telegrafie. Een correspondent van de Matin, die sinds een jaar te Zurich woont, is drie dagen lang gevangen gezet en gehouden. Het schijnt waarlijk, dat legerstaf en politiekorps „met opzet die werkers van de pen grieven en boos-maken, die toch de openbare meening te vormen hebben". — Mgr. Cavallanti, oud-hoofdredacteur Cattolica, is overleden.
van de
Unita
— De Italiaansche bladen kosten na 1 September tien centesimi, terwijl de abonnementsprijzen met 50 % worden verhoogd. — Ook de Paus oefent censuur. Naar de Osservatore Romano meldt, heeft hij de verschijning van het katholieke blad Corriere del Friuli verboden, wegens de tendencieuse uitlegging, die dit blad aan de pauselijke vredesnota heeft gegeven. — De journalisten in St. Petersburg hebben onlangs een vereeniging opgericht, die voor de leden van hun beroep coöperatief levensmiddelen inslaat. — Dziennik Urzedowy Departementu Sprawieolowosci Tymczasowej Rady Stanu Krolostwa Polskiego. Wien het niet volkomen duidelijk is, wordt medegedeeld dat dit de titel is van het officieele orgaan van het koninkrijk Polen, waarvan onlangs het eerste nummer is verschenen. — De papierindustrie in Noorwegen gaat langzaam maar zeker achteruit. Ongeveer 25 pCt. der papierfabrieken hebben hun bedrijf reeds stopgezet, terwijl zeer spoedig meer fabrieken dit voorbeeld zullen moeten volgen. De oorzaak hiervan is de buitengewoon hooge prijs der kolen, die nu 250 tot 260 Kr. per ton bedraagt, terwijl voor den oorlog de prijs
M A A N D B L A D 12 tot 13 K r . was, doch nu b o v e n d i e n n o g zóó dreigt te stijgen, dat de p a p i e r p r o d u c t i e niet m e e r l o o n e n d zal zijn, hoewel bijvoorbeeld c o u r a n t p a p i e r m i n s t e n s 500 K r . per ton kost, tegen 165 K r . in 1914. I n het begin van 1917 k o s t e d e ton n o g 300 K r . — H e t N o o r s c h e S t o r t i n g heeft dezer dagen een wetsvoorstel a a n g e n o m e n , s t r e k k e n d e om den K o n i n g te m a c h t i g e n , den prijs vast te stellen van h e t voor c o u r a n t e n , a l s m e d e voor school- en onderwijsdoeleinden b e n o o d i g d e papier. D e hoofdzakelijke bedoeling van dit voorstel is, o m aan d e c o u r a n t e n g o e d k o o p papier te verschaffen. Vele van de kleinere b l a d e n zouden a n d e r s , op g r o n d van de steeds h o o g e r w o r d e n d e papierprijzen, niet m e e r k u n n e n b e s t a a n . I n h e t oorspronkelijke voorstel h a d de R e g e e r i n g voor zichzelf h e t r e c h t verlangd om te b e p a l e n , welke c o u r a n t e n van de g u n s t i g e regeling g e b r u i k z o u d e n m a k e n , welke niet. D e oppositie hiertegen was e c h t e r zoo sterk, d a t de R e g e e r i n g haar- voorstel o p dit p u n t niet heeft k u n n e n h a n d h a v e n . I n stede d a a r v a n wordt in het voorstel, zooals het d o o r de Storting ten slotte is a a n g e n o m e n , als volgt b e p a a l d : Geen v e r b r u i k e r kan v e r l a n g e n , dat hem p a p i e r tot v e r l a a g d e n prijs g e l e v e r d wordt in g r o o t e r e h o e v e e l h e d e n dan 50 ton jaarlijks. A r t i k e l 4 h o u d t in, d a t de i n k o m s t e n v e r m i n d e r i n g , die voor de papierfabrieken het gevolg m o c h t zijn van de regeling, vergoed zal w o r d e n op de wijze, en in de m a t e als het Storting zal vaststellen. O v e r t r e d i n g e n der wet worden b e d r e i g d m e t b o e t e n tot 50.000 k r o n e n of h e c h t e n i s van zes m a a n d e n . — (Handelsberichten)
915
E e n c o m p l i m e n t . — Uit een raadsverslag: „De heer Uiterwaal verlaat de vergadering. De voorzitter wijst op het verdwijnend natuurschoon.'"
*
*
V o o r d e e l i g . — „Sinds weken en sinds maanden lees ik geen couranten meer. De couranten liggen met de brieven naast mijn bord bij het ontbijt en ik schuif ze achteloos op zij en lees mijn brieven. De huisgenooten komen een vóór een beneden en vragen mij welk nieuws er van den oorlog is. Ik weet het niet. Ik haal mijn schouders op, antwoord volkomen onverschillig: — 'k Zou het niet kunnen zeggen. — Hoe is 't toch mogelijk! roepen, op een toon van diepe verontwaardiging, de huisgenooten. En zij nemen de couranten op en doorloopen ze met spanning. Zij lezen een vóór een de leugengrammen en verkondigen met luider stem den vreeselijken of opwindenden, of gruwelijken inhoud. Zoo weet ik wat er staat in de couranten zonder ze te lezen En 't is althans zooveel gewonnen op den korten duur van 't kostbaar leven; en de mooie uren die ik anders zou besteden aan het volkomen nutteloos en overbodig lezen der couranten, ga ik veel aangenamer doorbrengen aan 't strand, waar aardige, frissche meisjes kuieren in lichte jurkjes, of in de bosschen en de duinen, waar zoo verrukkelijk-zoet de vogels zingen, die ook geen kranten lezen, maar het lustig spel der liefde spelen, zooals ook vele menschen zouden kunnen doen, als ze maar niet de schoonste uren van den dag v e r b e u z e l d e n . . . . met kranten-lezen." Aldus, op den Olympus van z'n literaire majesteit, de weledele heer Cyriel Buysse. De Ilaagsche Post brengt het de wereld door. De weledele heer heeft gelijk. Hij zegge zijn abonnement op en. bespaart zich zoodoende minstens ƒ 3. — in het kwartaal, plus oorlogstoeslag en incasso-kosten. Zij is zoo onvoordeelig niet, deze weledele philosofie.
*
— D e Times v e r n e e m t uit N e w Y o r k , d a t d e papiercommissie van de V e r e e n i g i n g van D a g b l a d u i t g e v e r s een c o n t r a c t afsloot m e t L o r d Northcliffe. H i e r i n is b e p a a l d , d a t de p a p i e r f a b r i e k e n van N e w F o u n d l a n d (die aan Northcliffe b e h o o r e n ) 80.000 ton papier ter b e s c h i k k i n g stellen van kleine A m e r i k a a n s c h e k r a n t e n en h e n , die t h a n s h o o g e papierprijzen b e t a l e n .
Mozaïek. H e t m o e i l i j k e b e g i n . — Uit het Nieuwe Eeuw: //Mevrouw Morrison haalde zij die dichtknoopte, sloeg ze nogmaals Alle begin is moeilijk, zegt De Maasbode.
*
*
eerste nummer van De de schouders op en terwijl een blik in den spiegel''. Terecht.
*
/ / G r o e n e " - g e e s t i g h e i d . — Zie hier een illustre mop uit de Oude Groene: //Engevolge van de ransoeneering van de . . . . moe men nie verbaasd zijn binnenkor soorgelijke berichen in de couranen aan e reffen."
#
*
*
O n a a r d i g . — //Ten paleize Het Loo is aangekomen dr. Friedlander, die gedurende eenige weken den Prins onder zijn behandeling zal nemen." Tot zoover ging in Het Vaderland alles goed. Maar toen moest het kopje er boven. En toen werd onze collega onaardig tegen den Prins. Want hij zette er boven: //Lager onderwijs".
* V a c a n t i e . — Een woord van Charles Boissevain in het Handelsblad: „Men moet jong en sterk zijn om vacantie te kunnen nemen! Ik vermag het niet meer! Na dankbaar gonden bruiloft gevierd te hebben, zou ik een maand aan het strand der zee gaan genieten van zeewind en kleinkinderen, spelende met het inkomend tij, en ik had mij zelf beloofd in al dien tijd niet te schrijven voor de krant. Voor een journalist is dit een zware belofte om af te leggen. Want waarom wordt iemand journalist? Omdat hij schrijven een meeslepende sport vindt; omdat hij in alles wat ons rijk menschenleven ons aanbiedt, hartelijk belang stelt en hij er iets over zeggen wil, in één woord, omdat hij schrijven moet. Wie sterk en jong is, kan eenigen tijd als een held de aandrift weerstaan. Maar bij mij is het weerstandsvermogen tegen de verleiding van mijn beroep verzwakt en ik bezweek toen de zee langs Holland's kust mij zooveel in herinnering bracht van de idealen voor 's lands toekomst, die ik ook in vroegere jaren koesterde."
* I n P a y s B a s . — Een zin van den Hollandschen schrijver Henri Borel uit Het Tooneel: „Het is gratie en elegance, lijn en tournure, glans en gebaar, het is een zekere vibreerende nervositeit, nu en dan even doortrild van een ietsje perversiteit, het is langoureusheid, en ook een zekere feline charme, het is rhythme en chic, smartness en vitaliteit."
* * *
E e n P r i m e u r . — De Ilaagsche Post heeft in een artikel dit bericht: „Aan de sterfte gaat de geboorte vooraf."
*
*
* E e n c o l l e g a . — Onlangs is Henri de Hoog overleden, een „leeke-prediker." In zekeren zin nog een collega. Lees, in de N. R. Crt., van zijn arbeid voor de pers: „Wij, die kort te voren nimmer van Henri de Hoog hadden gehoord, doch zijn schetsen in de Westfriesche Kerkbode, onder den schuilnaam H. van der Goude geschreven, plachten te lezen, hielden deze steeds voor bijdragen van een vrouw. Het gevoelige, dikwijls hartstochtelijke van deze ontboezemingen; de onberekenbare sprongen van dit grillig' vernuft hadden de bekoring van het vrouwelijke. Doch bij navraag bleek H. van der Goude geen vrouw, doch wel een kind, een groot en goed kind, dat zijn kinderlijkheid bewaard had onder de ontgoocheling van het leven. Toen de Hoog zijn predikants-verlangens had laten varen, is hij, na eerst in Parijs en elders in het buitenland te hebben gezworven, terecht gekomen bij de pers. Als redacteur van het Zondagsblad, dat het Nieuwsblad van Nederland indertijd uitgaf, schreef hij nietonverdienstelijk werk, doch ook hier bleek de beroepsband dezen vrijgeest op den duur onverdragelijk. De pers als bedrijf ontgoochelde hem gelijk de kerk als insteliing. .Evenmin als de godsdienstige duldt ook de letterkundige uiting opgelegden dwang. Als los medewerker was hij meer op zijn plaats en zijn Amsterdamsche brieven in de Schager Courant werden nu het orgaan van zijn religieus-ethischen geest, gelijk daarna een afzonderlijke rubriek in de Westfriesche Kerkbode. Toch zou hij in 't gareel terug moeten. De omstandigheden dwongen hem. En zoo werd hij redacteur van het orgaan van den Bond van Sigarenwinkeliers-vereenigingen. Niet onvermakelijk is de klacht van zijn lastgevers, dat hij inplaats van louter-zakelijk te schrijven, zich doorloopend te buiten ging aan godsdienstige wijsgeerige beschouwingen, De geest verloochent zich evenmin als de natuur. Doch al oordeelden sommigen terecht, dat het niet aangaat „in een neutraal vakorgaan al maar te schrijven over Paulus", anderen vonden juist deze ongewone lectuur allengs aantrekkelijker en gingen belang stellen in vragen, die tevoren volmaakt buiten hun gezichtsveld lagen."
*
*
*
W o n d e r 1 ij k he d e n. — Een buitenlandsch blad wist onlangs te schrijven over een turfbrand in Amsterdam. Maar het volgende, geknipt uit het Berliner Tageblatt, is nog fraaier: „Das Begrabnis der Matthys Mari. Aus London wird gemeldet: Auf dem Friedhofe von Hampstead wurde am 27. d. M. die der Spionage besclmldigte hollandische Schaupielerin Matthys Mari in aller Stille begraben. Grabreden wurden nicht gehalten. Der niederlandische Generalconsul wohnte dem Begrabnis bei."
* P o l e m i s c h e l e v e n s . — De Parijsche correspondent van De Telegraaf: „Het geheim der lang-leven'dheid en der levens-lange frischheid van zoo veel politici en journalisten — Ribot is 75 jaar oud; Clemenceau 76; Combes 82; de Freycinet, enkele maanden geleden nog de zeer actieve, volkómen heldere president der senatoriale legercommissie, 89; Méline, die nog geregeld belangwekkende artikels over zijn lijf-onderwerp: de landbouw, in het Petit Journal schrijft, 80 jaar — dit geheim is, dunkt mij, te zoeken in het polemisch karakter van hun beroep. Want polemiek is strijd en strijden alleen is leven."
*
*
*
E e n n e g a t i e f b e r o e p . — Tommy (in de loopgraven tot zijn kameraad): Wat was jouw baantje in vredestijd? Shorty: Oorlogscorrespondent. . (Sketch.)
MAANDBLAD
916
P a p i e r g e b r e k . — Een inzender schrijft in het Börsenblatt: //Dagelijks verzekeren de dagbladen dat zij gebrek aan papier hebben, — de lezer schudt daarbij echter dikwijls het hoofd en glimlacht, zoolang hij nog een of tweemaal per week nummers van 12, 16, 30 oi meer bladzijden ontvangt en zoolang nog twee, drie of vier edities der dagbladen per dag verschijnen, welke nog altijd veel overbodigs bevatten. Onlangs was daarvan een staaltje op te merken. Te Berlijn overleed Geh. Komm.-Rat Friedlander-Fuld, en te Mannheim eemge dagen daarna Ernst Bassermann. Bij den dood van den eersten bracht het Berliner Tageblatt in een enkel nummer een halve bladzijde doodsaankondigingen, voor rekening van den laatsten kwamen alleen in de Frankfurter Zeitung twee bladzijden advertenties. De dood van Bassermann heeft dus alleen aan de Frankfurter Zeitung 1280 kilogram papier gekost. Zoowel aan Friedlander-Fuld als aan Bassermann zijn voorts in verschillende bladen tal van artikelen gewijd, natuurlijk alleen om in het openbaar bewijs te leveren voor het vanzelfsprekende feit, dat de overledenen niet vergeten zullen worden. Zoo zijn wij, Duitschers, nu eenmaal! De ouderen bouwden voor hunne helden geweldige brandstapels, waarvoor zij wagenladingen hout aansleepten, en de jongeren, de tegenwoordige generatie, bouwt hun groote reusachtige gedenkteekenen van — krantenpapier, welke eveneens wagenladingen van het zoo kostbare hout verslinden, den veelbesproken papiernood ten spijt."
*
*
*
Pravo! — Den 9en October 1914 reden (zoo vertelt het Handelsblad) Duitsche journalisten in een autobus naar Przemysl. In een autobus als een stoomboot, want ze verplaatste 20.000 ton water. Dat is geen praatje, want het regende, dat het goot; de wegen waren één dikke brei de autobus bleef steken. Toen ze zoowat 29 uren vast had gezeten, klopte een militair een zestal dorpen op, om het reusachtig gevaarte vlot te maken. En met boomstammen, palen en dommekrachten gelukte het werkelijk. De wielen stonden ten laatste op planken. Nu was er een journalist bij de reizigers, wiens temperament hem dwong om bij dit succes uit volle borst te roepen: „Bravo! Bravo!! Bravo!!! De Roethenen verstonden: pravo! — dat beteekent: rechts! Ze zetten hun schonders weer onder het werk . . . en het gevaarte lag rechts in de modder.
Ingezonden. Aan of van? Reeds een paar maal nu is 't mij overkomen, dat men mij hard viel over mijn visitekaartje, waarop ik inplaats van het traditioneele redacteur van de Xsche C t , heb laten drukken redacteur aan enz. Er waren er zelfs die uit dat aan een verschil in „waardigheid" meenden te proeven. „Van" was dan gewichtiger en iemand, die aan een courant werkte eigenlijk maar zoo'n beetje een bijlooper. Zelfs journalisten heb ik die stelling hooren verkondigen. Mij dunkt, het is rationeeler aan te zeggen inplaats van van. Redacteur van het een of ander blad kan men toch m.i. alleen wezen, wanneer er maar één redacteur is, zijn er daarentegen verscheidene redacteuren, is de courant een wat meer omvattende instelling, dan verdient aan naar mijn smaak de voorkeur. Men spreekt toch ook van een ingenieur aan een bepaalde fabriek, niet van die fabriek. De kwestie is niet van overweldigend gewicht, toch wil misschien de een of andere bijzonder taalkundige collega mij wel eens met een enkel woord zeggen wat hij er van denkt?
Nagekomen bericht.
Advertentiën. Aan de leden! Mijne Heeren, Ik acht mij verplicht, nu de drie maanden afgeloopen zijn, verslag te doen van het resultaat der advertentie geplaatst in het Maandblad van 2 Mei. Uit het buitenland kwam een aanvrage in; uit den aard der tijden kan daaromtrent nog niets worden gemeld. Als eerste schrijven kwam onmiddellijk na ontvangst van een enkel nummer een uitvoerig epistel van een der redacteuren van een groot Amsterdamsen blad. Diens oordeel was wel wat heel vlug en de waarde daaraan geëvenredigd. Eenige dagen later schreef de leider van een provinciaal orgaan uit Zuid-Holland ons zakelijker. Zijne opmerkingen hadden wel is waar geen nut, maar ZEd. bood ons aan, artikelen te leveren, waarin wij wel belangstelden. Ik vroeg dezelve ter inzage om die bij plaatsing met 3 a 5 cent te honoreeren. Tot mijn groote spijt ontving ik dezelve niet. Had ik vooraf moeten verklaren ze in ieder geval op te nemen? Of is de salarieering onvoldoende? Een ander Zuid-Hollandsch journalist gaf ons de eer van zijn bezoek. ZEd. beloofde als correspondent op te treden, leverde een vrij lang artikel, 't welk met enkele coupures opgenomen werd en met de bij ons geldende bezoldiging (5 cent per regel) betaald. Bij dat ééne artikeltje is het gebleven. Een zeer gewaardeerd en overdacht schrijven kwam einde Juli uit Utrecht. Deze journalist gaf opmerkingen welke getuigden van grooten ernst. Ze waren reeds voorheen voor ons onpractisch gebleken, maar dat kon ZEd. niet weten. Ik hoop dat hij de Visscherij-Courant is blijven bestudeeren. Ook ontvangen wij zoo nu en dan opmerkingen van een Amsterdamsen journalist welke van grondige lezing, belangstelling en kennis getuigden. Ik hoop van hem nog te hooren over de zaak waar het om gaat. Teleurgesteld werden we door een Rotterdamsch journalist. Juist daar zouden we zoo gaarne een correspondent hebben. Maar ZEd. zond ons de dag-uitknipsels van de marktaanvoeren uit een der Rotterdamsche bladen. Daaraan hadden we niets, trouwens daarvoor heeft men geen correspondent noodig. Veel beter is het resultaat uit Haarlem. Een der journalisten aldaar is op weg een zeer gewaardeerd correspondent-medewerker te worden. Ook ben ik zeer hoopvol gestemd door een uit den Haag ontvangen schrijven. Deze adviseerde ons zeer juist. Wel is waar bracht dat advies ons geen nieuws maar wanneer de tijden zóó veranderen, dat we een bijvoegsel kunnen geven, weet ik een adres waar ik aanklampen kan voor vervulling van lang gekoesterde redactioneele wenschen. Een viertal journalisten vroegen wel aan, ontvingen hun 2 exemplaren per week, doch lieten niets van zich hooren. Het doel is tot dusverre nog niet bereikt, al bracht de advertentie ons dan wel eenige andere resultaten. Maar zouden meerdere journalisten niet willen medewerken? Vijf cent per regel is toch niet zoo'n slechte betaling. En wat een onderwijzer, boekhouder of winkelier kan, kan een beroepsjournalist toch ook. Moreele voldoening levert dit werk evengoed als aan elk ander blad. Een serie artikelen uit de Economische rubriek is als boekwerk uitgegeven op initiatief en voor rekening van Scheveningsche reeders. Een ander serie feuilletons uit diezelfde rubriek, feuilletons waarin veel echt journalistieke arbeid zat, wordt door Nederland's allergrootste bankinstelling overgedrukt en in 5000 exemplaren verspreid. Een andere bank verspreidde de serie van Visscherij-Couranten waarin deze feuilletons voor kwamen. Dergelijke appreciaties mogen hoop ik voor sommigen Uwer mede een opwekking zijn, Uwe medewerking aan te bieden. The proof of the pudding is in the eating. B. J. GELDER.
— B e n o e m d tot lid der r e d a c t i e van de N. R. Crt. d s . H . C. S. W a n t i n g , v o o r g a n g e r der vrijzinnige H e r v o r m d e n te H a a r l e m .
Gedrukt bij A. de la Mar Azn., Amsterdam.