N^ 258
4 December 1918
MAANDBLAD van den
Nederlandschen Journalisten-Kring Redacteur: D. HANS
Dit blad verschijnt den eersten en derden
Laan van Nieuw Oost-Indië 156, 's-Gravenhage
Woensdag van iedere maand.
INHOUD. Officieele Mededeelingen: Bestuursvergadering; Onze salarisactie; Een beschuldiging; Ledenlijst. — Plaatselijke vereenigingen: De Amsterdamsche Pers; Haagsche Journalisten Vereeniging. — Binnenland: Aanpakken!; Als de vrede komt; De collectieve arbeidsovereenkomst — nu of nooit; Harry Smits +; Representatie; Het Kroonprins-interview. — Indië: Uit de-n-Oost. — Buitenland: Journalisten naar Amerika. — Personalia en Berichten. — Laatste Berichten: Onze salarisactie; Het incident in het Concertgebouw. — Correspondentie.
Officieele Mededeelingen. Bestuursvergadering. Het Kringbestuur kwam op Zaterdag 23 November, 's avonds 7 uur, in „De Kroon" te 's-Gravenhage bijeen. Aanwezig de bestuursleden mr. L. J. PLEMP VAN DUIVELAND, voorzitter,
D.
HANS,
G.
G. VAN A S ,
J. J. DE ROODE en
A. G. BIEMOND en de Haagsche gedelegeerde mr. J O H . J. BELINFANTE. Afwezig met kennisgeving de bestuursleden A. VOOGD en L. VAN DER R E I S .
De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Bij de mededeelingen brengen de collega's D. HANS en G. G. VAN As verslag uit van een onderhoud dat zij op 18 November met den Minister-President op diens'verzoek hebben gehad en waaromtrent een vertrouwelijke mededeeling aan de redacties der bladen is gezonden. Candidaturen. — Aangenomen worden eenige nieuwe leden. (Zie hierachter), Ingekomen stukken. — Ingekomen zijn o. a. de volgende brieven en stukken: a. Schrijven van collega D. Hans, waarin deze mededeelt, dat hij ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van den Kring bezig is de laatste hand te leggen aan een geschrift, dat in groote lijnen 's Krings geschiedenis bevat. Meermalen (ook reeds bij het 25-jarig bestaan) heeft het Bestuur de mogelijkheid van een dergelijk historisch-overzicht overwogen, doch het is er nooit van gekomen. Collega HANS heeft het thans ter hand genomen, met de bedoeling dat het in boekvorm zal worden uitgegeven. De Voorzitter geeft zijn groote waardeering te kennen met dezen van veel liefde voor den Kring getuigenden arbeid. Na debat besluit het Bestuur de verwachting uit te spreken, dat alle leden zich het boekje zullen willen aanschaffen. Over uitgave, prijs enz. zal nader overleg worden gepleegd. b. Schrijven van collega P. A. Haaxman Jr., houdende een hartelijke dankbetuiging voor de op zijn feest betoonde belangstelling. c. Schrijven van een commissie voor Zwitserland in Nederland (orgaan van de vereeniging ter verbreiding van kennis over ons land in den vreemde), houdende verzoek mededeeling te doen van de namen der correspondenten van Zwitsersche bladen in Nederland. — Het Bestuur kan aan dit verzoek niet voldoen, aangezien het niet over de noodige gegevens beschikt. d. Schrijven van het bestuurslid L. van der Reis (die niet aanwezig kan zijn) waarin gewezen wordt op de wenschelijkheid van een algemeene pensioenverzekering voor journalisten en hun weduwen en weezen. — Besloten wordt deze zaak later nog eens te overwegen (wij hebben thans het bestaande verzekeringscontract met de Nationale), aangezien
het Bestuur eerst met kracht de hieronder te vermelden salaris-actie wil ter hand nemen. Kringjubileum. — Eén der leden komt terug op zijn denkbeeld, om aan de algemeene vergadering van 1919 een bijzonder karakter te geven, in verband met het a.s. 35-jarig bestaan van den' Kring. Gelijktijdig daarmee valt ongeveer de invoering der nieuwe Statuten, terwijl dan ook de vrede wel definitief zal zijn ingetreden. Besloten wordt het Dagelijksch Bestuur uit te noodigen de zaak te overwegen en eventueel voorstellen aan het Bestuur te doen. Salaris-verhooging. — Daarna wordt behandeld het denkbeeld van één der leden, om stappen te doen voor een zoo algemeen mogelijke salaris-verhooging der journalisten. Betoogd wordt dat thans, aan den vooravond van den z.g. nieuwen tijd, overal en in alle bedrijven de arbeidsvoorwaarden worden verbeterd, althans een beweging daartoe, zoowel in de overheids-colleges als bij particulieren, wordt begonnen. Op dit oogenblik mogen de journalisten niet ontbreken. Zeer velen van hen hebben een flinke en blijvende verhooging dringend noodig. Nu de directeuren-vereeniging op 3 Dec. a.s. vergadert en uit de agenda blijkt, dat de bestaande tarieven van advertenties en abonnementen niet alleen gehandhaafd, maar misschien nog verhoogd zullen worden, is er alle reden dat zij, bij de overweging van hun plannen, rekening houden met een salaris-verbetering voor de journalisten. Deze dient even onafwendbaar te zijn als b.v. de verhooging der prijzen van inkt, papier enz. geweest is, zoodat de Nederlandsche journalisten den nieuwen (en duren!) tijd in betere positie tegemoet zullen gaan. Besloten wordt de actie krachtig aan te pakken. Het Dagelijksch Bestuur zal aanstonds een conferentie aanvragen met het Dagelijksch Bestuur van de. directeuren-vereeniging, opdat deze eventueel in haar algemeene vergadering van j December de zaak zal kunnen overwegen. Openbaarheid van Regeeringsmaatregelen. — De heeren D. HANS en G. G. VAN A S brengen rapport uit van hun audiëntie op 8 November bij den Minister-President inzake openbaarheid van regeeringsmaatregelen. Blijkens het reeds in het vorig nummer opgenomen communiqué heeft de Minister advies van het Kringbestuur gevraagd. Deze aangelegenheid lokt een breedvoerig debat uit. Het resultaat daarvan is, dat in het aan de Regeering uit te brengen advies zal worden uitgegaan van de volgende denkbeelden. I. In het algemeen dient de Regeering de openbaarheid zooveel mogelijk te bevorderen en de gelegenheid voor beroepsjournalisten om inlichtingen te krijgen zooveel mogelijk te vergemakkelijken. Wat dit laatste betreft zou het misschien aanbeveling verdienen, aan de departementen een der in hoogere functie geplaatste ambtenaren te belasten met het, op haar verzoek, verstrekken van inlichtingen aan de pers. II. Over het ter sprake gebrachte denkbeeld van geregelde persconferenties tusschen de Regeering, of organen der Regeering, en journalisten, kan het Bestuur niet gunstig adviseeren. Zulke conferenties zouden een gevaar kunnen worden voor de onafhankelijkheid der pers, aangezien het volkomen verklaarbaar is, dat iedere Regeering zou trachten op die conferenties haar inzichten en denkbeelden aan de journalisten op te dringen. Zoodoende ontstaat het gevaar van een officieuse regeeringspers. Bovendien meent men, dat het misschien eenige malen goed zou gaan, maar op den duur dergelijke bijeenkomsten toch zouden verloopen. In het algemeen verklaart het Bestuur zich dus tegen een officieele verhouding tusschen Regeering en Pers. III. Het streven naar openbaarheid en goede informatie sluit in een spoedige en afdoende tegenspraak van valsche
212
M A A N D B L A D
berichten en geruchten, zoowel in de buitenlandsche als in de binnenlandsche pers. Die tegenspraak zal echter juist dienen te zijn, in dezen zin, dat een bericht niet wordt tegengesproken op grond van een formeele of bijkomstige onjuistheid, maar omdat het in hoofdzaak en wezen onjuist is. IV. De ervaring, met het Bureau voor Mededeelingen inzake de Voedselvoorziening opgedaan, is, naar het algemeen oordeel, niet bevredigend. Als instituut voor inlichting van pers en publiek is dit Bureau mislukt, aangezien het, in stede van een zoodanig orgaan te zijn, meer en meer is geworden een instituut tot verdediging van het regeerings-beleid, wat tot polemiek met de pers en onjuiste tegenspraken aanleiding gaf. ' Terwijl zoodoende eenerzijds dit Bureau als informatie-lichaam niet aan bescheiden verwachtingen voldeed, werd anderzijds in zijn bestaan reden gevonden om het zelfstandig zoeken van inlichtingen door de pers te bemoeilijken en tegen te gaan, getuige de circulaire van minister Posthuma aan de leiders der distributie-kantoren, waarin hun verboden werd inlichtingen te verstrekken. Het Bestuur kan dus over het Bureau niet gunstig oordeelen. Het acht het echter beter geen concreet advies over het al of niet voortbestaan van het Bureau uit te brengen: de Regeering moet zelf weten, of zij een regeeringsbureau voor de pers wil inrichten, doch dit zal er nooit toe mogen leiden, om den zelfstandigen arbeid der pers te bemoeilijken. V. In overeenstemming met het vorenstaande vraagt het Bestuur intrekking van de bedoelde circulaire van Minister Posthuma. Tevens kan worden ingetrokken de circulaire van 30 Juli 1914, houdende verbod tot het vermelden van troepenbewegingen. VI. Wat de militaire aangelegenheden betreft, dringt het Bestuur ook speciaal aan op zoo groot mogelijke publiciteit. Dit is in het belang van leger en volk. Het is bereid den bladen in overweging te geven met het opnemen van militaire klachten zoo sober mogelijk te zijn en ze eventueel door te zenden naar het speciale bureau dat aan het Departement van Oorlog bestaat, mits het er zeker van kan zijn, dat de klachten grondig worden onderzocht. Het is niet overtuigd, dat dit laatste ten allen tijde geschiedt. Toch zou alleen onder die voorwaarde en met die zekerheid de pers van eventueele directe publicatie kunnen afzien. Daarom blijft het recht voorbehouden, om de klachten te openbaren, wanneer blijkt dat ze niet of niet voldoende worden nagegaan. VII. Overigens vindt het Bestuur geen aanleiding om wijziging van den bestaanden toestand in overweging te geven. Het hangt van de Regeering af, of het stelsel van gezonde openbaarheid, een der beste factoren voor een goeden volksgeest, tot zijn recht zal komen. Zaak-Krop. — Behandeld wordt een aangelegenheid inzake dr. F. J. KROP, predikant te Rotterdam, waaromtrent men hier achter nadere mededeelingen vindt. Ongevallenverzekering. — Indertijd heeft minister LELY persoonlijk aan den vice-voorzitter van den Kring toegezegd, dat de journalisten zouden worden opgenomen in de Ongevallenwet: een ontwerp tot wijziging dier wet was in bewerking. Besloten wordt thans, aangezien dit ontwerp nog niet is ingediend, een audiëntie aan te vragen bij den minister van Arbeid, mr. AALBERSE, teneinde de belangen der journalisten te bepleiten. Ledenlijst. — De ledenlijst wordt samengesteld ingevolge de bepalingen der nieuwe Statuten. (Zie volgend nummer.) Koninklijke goedkeuring. — Besloten wordt dat het Dag. Bestuur zich naar het Departement van Justitie zal begeven, met het oog op een spoedige goedkeuring der nieuwe Statuten. De vergadering wordt gesloten.
Het Dagelijksch Bestuur van den Kring heeft overleg gepleegd met het Dagelijksch Bestuur van de Haagsche Journalisten-Vereeniging, aangezien Minister RUYS ook — voordat de Kring bij hem op audiëntie kwam — aan de H. J. V. een advies had verzocht speciaal over het Bureau voor Mededeelingen. Daarom werd, na gehouden overleg, aan punt IV van het advies het volgende toegevoegd: Mocht de Regeering de meening zijn toegedaan, dat het Bureau vooralsnog niet kan worden opgeheven, dan zouden ter verbetering van de werkwijze van dit Bureau de volgende punten overweging verdienen: a. zooveel mogelijk moet naar kortheid en bondigheid worden gestreefd. De hoofdzaken dienen op duidelijke wijze voorop gesteld te worden, desnoods in een afzonderlijke, voorafgaande mededeeling;
b. de mededeelingen moeten uitsluitend door beroepsjournalisten geredigeerd worden; c. deze journalisten bepalen vrij en zelfstandig, in welken vorm de gegevens, hun verstrekt, aan publiek en pers zullen worden medegedeeld; d. zooveel mogelijk dient elk polemisch karakter vermeden te worden; e. steeds worde naar een zoo goed mogelijke actualiteit gestreefd; ƒ. den ambtenaren, die het Bureau van voorlichting dienen, worde van regeeringswege de wenk gegeven, alle geheimzinnigheid en achterhoudendheid te vermijden.
Onze salarisactie. De door ons Bestuur met het Bestuur der Vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers" aangevraagde conferentie ter bespreking van eene eventueel mogelijke samenwerking ter zake van eene algemeene verbetering van de dagbladschrijvers-salarissen, heeft Zaterdag 30 November 1.1. te Amsterdam plaats gehad. Aanwezig waren de heeren A. G. BOISSEVAIN, voorzitter, F. WIERDELS, secretaris en J. W. REESE, penningmeester van
de Vereeniging „De Ned. Dagbladpers", J. B. VESTERS, voorzitter en C. ALEVEN, secretaris van de R. K. JournalistenVereeniging, L. SCHUTTING, bestuurslid en G. G. VAN A S , secretaris van den Ned. journalisten-Kring. Onze vice-voorzitter, collega D. HANS, die de conferentie zou bijwonen, was den avond te voren ongesteld geworden. De heeren van de R. K. Journalisten-Vereeniging waren aanwezig tengevolge van een hunnerzijds gedaan voorstel tot samenwerking in deze, waartegen noch door het Bestuur van den Kring, noch door dat van „De Ned. Dagbladpers" eenig bezwaar werd gemaakt, doch dat integendeel door ons gaarne werd aanvaard. Namens ons Bestuur werd door den Secretaris een woord van dank gesproken tot het Bestuur van „De Ned. Dagbladpers" voor zijne medewerking in deze; vervolgens werd door hem uiteengezet, dat deze actie niet is een gevolg der kortelings ondernomen wijziging van de Kringstatuten, maar van het feit dat het einde van den oorlog de dagblad-directies voor vragen van exploitatie en tarief stelt, waarbij, naar ons gevoelen, ook met de geldelijke belangen der dagbladschrijvers behoort te worden gerekend. Van de zijde des Bestuurs van „De Ned. Dagbladpers" werd opgemerkt, dat, voorzoover dit aan Voorzitter en Secretaris mogelijk was, in dezen geest reeds werd gewerkt, o.a. door artikelen van den heer WIERDELS in het orgaan. Meer dan moreele pressie oefenen zou echter, meenden zij, niet mogelijk blijken, waarbij het hun dan bovendien hoogst gewenscht voorkwam, zekere normen voor salariëering voor bepaalde function aan te geven, normen die uiteraard minime zouden zijn, waarbeneden met het oog op de bestaansvoorwaarden van den dagbladschrijver niet zonder schade waar af te dalen. Na langdurigen, in zeer vriendschappelijken geest gevoerde besprekingen werd overeengekomen, dat de besturen der Journ.Vereenigingen zich zullen wenden tot de Vereeniging „De Ned. Dagbladpers" met verzoek om medewerking tot het benoemen eener gemengde Commissie, welke zich het ontwerpen eener zoodanige schaal van minima zou ten doel stellen. Voor zoover het Dagelijksch Bestuur van „De Ned. Dagbladpers" aanging, verklaarde het zich bereid deze poging in de algemeene vergadering te steunen, overtuigd als het bleek, dat hiermede een gezonde dagbladexploitatie niet zou worden geschaad maar gebaat. Collega VAN A S had daarna een conferentie met onzen vice-voorzitter te diens huize. Dientengevolge is onder dagteekening van 2 December aan het Bestuur der Vereeniging „De Ned. Dagbladpers" het navolgende schrijven gezonden: 'S-GRAVENHAGE, 2 Dec.
1918.
Aan het Bestuur van de Vereeniging De Ned. Dagbladpers AmsterdamMijne Heeren, De Besturen van den Ned. Journ. Kring en van de RoomschKath. Journalisten-Vereeniging hebben de eer, als gevolg van een conferentie met het Dag. Bestuur uwer vereeniging, aan uwé algemeene vergadering medewerking te vragen voor eene samenwerking van uwe vereeniging met de in aanhef genoemde, ten einde te geraken tot eene, voor de meeste jour-
M A A N D B L A D
nalisten d r i n g e n d noodige verhooging van d e salarissen, eventueel tot vastlegging eener salaris-regeling o p vasten basis, voor de a a n u w e b l a d e n v e r b o n d e n j o u r n a l i s t e n . Ofschoon h e t ons b e k e n d is, d a t d o o r enkele o n d e r n e m i n g e n reeds in dien geest is of w o r d t g e h a n d e l d , m e e n e n wij toch d a t zoodanige gunstige a r b e i d v o o r w a a r d e n n o g al te veel ontb r e k e n , een t o e s t a n d die, vooral in dezen tijd, niet m a g worden bestendigd. Zoo eenigzins mogelijk z o u d e n wij d a a r o m g a a r n e , in overleg m e t uw Bestuur, k o m e n tot de vaststelling van eenige m i n i m a voor d e o n d e r s c h e i d e n functiën, m i n i m a die niet z o u d e n a a n g e v e n d e voldoende salariëering in b e p a a l d e gevallen, m a a r die z o u d e n m o e t e n w o r d e n b e s c h o u w d als de b e d r a g e n , w a a r b e n e d e n m e n in dezen tijd niet.kan salariëeren, z o n d e r de levens-existentie d e r b e t r o k k e n e n te s c h a d e n . E e n dergelijke minima-schaal, in overleg tusschen uwe vereeniging en d e onze vastgesteld, zou, n a a r wij ons vleien, h e t v e r t r o u w e n h e b b e n zoowel van werkgevers als van werkn e m e r s in ons vak. H e t is d a a r o m d a t wij u w e Vereeniging uitnoodigen uw Bestuur, o v e r e e n k o m s t i g art. 3 van uwe S t a t u t e n in dezen, de n o o d i g e m a c h t i g i n g tot overleg in b o v e n g e n o e m d e n geest wel te willen verleen en. H e t spreekt wel vanzelf, d a t h i e r m e d e niet w o r d t g e r a a k t aan d e b e v o e g d h e i d van Directies en j o u r n a l i s t e n om, onafhankelijk van dit pogen, zoodanige v e r b e t e r i n g e n aan te b r e n g e n of te verzoeken als wenschelijk zullen v o o r k o m e n . • Met h o o g a c h t i n g t e e k e n e n : n a m e n s den N e d . J o u r n . - K r i n g , (get) G. G. V A N A S , Secretaris. N a m e n s de R. K. J o u r n . - V e r e e n i g i n g , (get.) C. A L E V E N , Secretaris.
Een besehuldiging. In De Nederlander van 7 A u g u s t u s j.1. schreef ü r . F . J. K R O P , p r e d i k a n t te R o t t e r d a m , een i n g e z o n d e n stuk d a t als volgt b e g o n : „ H a d alleen Het Vaderland, of een a n d e r b l a d van dezelfde politieke t e n d a n c e in den huidigen wereldstrijd, een hatelijkheid a a n mijn adres ten beste gegeven, n a a r a a n l e i d i n g van mijn b e n o e m i n g tot d o c t o r in de g o d g e l e e r d h e i d honoris causa, ik h a d er s c h o u d e r o p h a l e n d het zwijgen a a n toe g e d a a n . In zekere perskringen, w a a r v o o r financieele vergoeding alles g e d a a n w o r d t en zelfs schijnbaar n e u t r a l e berichten m e t grof D u i t s c h (of a n d e r ) geld w o r d e n b e t a a l d (ik weet wat ik schrijf), k a n m e n nu e e n m a a l de d i n g e n niet a n d e r s zien d a n door een zekere h a n d e l s b r i l . " N a a r a a n l e i d i n g van deze w o o r d e n w e r d a a n Dr. K R O P h e t volgende schrijven g e z o n d e n : 's-Gravenhage, 19 Augustus 1918.
WelEerw.Z.G.
Heer,
WelEerw.Z.Gel. Heer Dr. F . J. K R O P , Rotterdam.
Onder dagteekening van 7 Aug. 1.1. werd door U in De Nederlander o. a. het navolgende geschreven: „In zekere perskringen, waar voor financieele vergoeding alles gedaan wordt, en zelfs schijnbaar neutrale berichten met grof Duitsch (of ander) geld worden betaald, kan men nu eenmaal de dingen niet anders zien dan door een zekere handelsbril." Het Bestuur van den Ned. Journ. Kring meent deze beschuldiging tegen een deel der pers niet onopgemerkt te mogen laten voorbijgaan, en zal het op hoogen prijs stellen, wanneer het door Uwe inlichtingen in de gelegenheid wordt gesteld, tegen de door U gesignaleerde corruptie, waarover U met zooveel stelligheid spreekt, te kunnen optreden. Het noodigt U derhalve dringend uit, die inlichtingen aan ondergeteekenden wel te willen verstrekken. Namens het Dag. Bestuur, Hoogachtend, D. HANS, w.n. Voorzitter. G. G. VAN A S , Secretaris. H i e r o p w e r d n a twee w e k e n van Dr. K R O P h e t volgende antwoord ontvangen: Rotterdam, 2 September 1918. Aan het Dag. Bestuur van den Ned. Journalistenkring. Mijne Heeren, Met genoegen wil ik U de gevraagde inlichtingen verstrekken, zoodra de heer Van As zijn leedwezen betuigt over het stukje
213
dat in zijn blad verscheen en dat niet herroepen werd, stukje waarvan hij de steller is (zie nummer 6 Aug. 2e bladz. 3e kolom) en dat ik kleineerend acht voor mij, beleedigend voor de Parijsche theologische faculteit. Ook voor het scheeve van zijn naschrift op mijn ingezonden stuk verwacht ik excuus. Ziet de heer v. A. een en ander niet in, dan vraag ik alleen gastvrijheid voor een nieuw ingezonden stuk. Ik wensch niet, waar ik werd aangevallen, de redactiedeur voor mijn neus te zien sluiten, als er minder aangename waarheden worden gezegd. Hoogachtend, F. J. K R O P . P. S. Gedurende de maand September ben ik met vacantie. De heer Van As heeft dus den tijd. O p dit schrijven is het volgende a n t w o o r d g e z o n d e n : 's-Gravenhage, 5 September 1918. Den WelEerw.Z.G. heer Dr. F . J. K R O P , / Rotterdam. WelEerw.Z.G.
Heer,
Niet zonder verbazing namen wij kennis van Uw schrijven d.d» 2 Sept. Wij kunnen niet aannemen, dat het aan een scherpzinnig en ontwikkeld man als U kan ontgaan zijn, dat de qualiteit, waarin de tweede ondergeteekende in dit en in het vorig schrijven van het Dag. Bestuur optreedt, eene geheel andere is dan die, waarin hij handelde als redacteur van De Nederlander; dat die beide qualiteiten niets met elkander te maken hebben. En dat met name Uw geschil met De Nederlander n i e t s te maken heeft met het verzoek, dat de Nederlandsche Journalistenkring door middel van zijn Dagelijksch Bestuur tot U richtte, moet U dus duidelijk zijn. In ieder geval: dat Bestuur kan zich op dezen zijweg niet laten afvoeren. Ook zonder eenig onderschrift onder Uw ingezonden stuk van 7 Aug. 1.1. in De Nederlander blijft de daarin door U uitgesproken beschuldiging van kracht. Wanneer het U inderdaad ernst is met Uwe betuiging, dat U ons „met genoegen" de gevraagde inlichtingen wilt verschaffen, dan verzoeken wij U dit te doen zonder eenig voorbehoud, dat voor U zou gelegen zijn in den naam van den tweeden ondergeteekende, die eenvoudig q. q. handelt. Om dezelfde reden bestaat er voor ons geene aanleiding, om de zaak gedurende de maand September te laten rusten. Wij willen U in Uwe vacantie niet storen, maar indien de moeite niet te groot is, zouden wij op een eenigszins spoedig antwoord toch wel zeer veel prijs stellen, te meer waar ons Bestuur op 14 September vergadert. Met hoogachting, Het Dag. Bestuur van den N. J. K. D. HANS, w.n. Voorzitter. G. G. VAN AS, Secretaris. O p dit schrijven was einde O c t o b e r n o g geen a n t w o o r d o n t v a n g e n . H e t K r i n g b e s t u u r zond toen dezen brief: 's-Gravenhage, 29 October 1918, Weleer-w. Zeergel.
Heer,
Tot ons groot leedwezen mochten wij tot dusver geen antwood ontvangen op Uw schrijven van 5 September, hoewel, naar Uw eigen mededeeling, Uwe vacantie aan het einde dier maand was afgeloopen. Wij verzoeken U daarom beleefd, ons thans omgaand Uw antwoord op dat schrijven te doen toekomen. Hoewel — naar wij U reeds hebben medegedeeld — Uw bezwaar tegen het feit, dat de heer Van As onze vorige brieven mede heeft onderteekend, door ons in geen enkel opzicht werd gedeeld (aangezien hij in dezen niet optrad als hoofdredacteur van De Nederlander, maar als Secretaris van onzen Kring), hebben wij den heer Van As toch verzocht, aan deze correspondentie geen deel meer te nemen. Zoodoende is dit bezwaar van U ondervangen en zien wij thans het reeds lang beloofde antwoord spoedig tegemoet. Hoogachtend, Namens het Dag. Bestuur, Mr. L. J. P L E M P VAN D U I V E L A N D . Voorzitter, D. HANS, Vice-voorzitter. O p dit schrijven o n t v i n g het K r i n g b e s t u u r op 7 N o v e m b e r een a n t w o o r d , d a t in hooge m a t e o n b e v r e d i g e n d is en dat, aangezien het allerlei uitweidingen over bijzaken betreft, hier niet w o r d t gepubliceerd. Dr. K R O P v e r z u i m t zijn beschuldiging te bewijzen. H i j deelt t h a n s m e d e d a t de persoon, van wien hij zijn inlichtingen h a d , h e m niet heeft toegestaan om de feiten aan h e t K r i n g b e s t u u r m e d e te deelen. H e t Bestuur k a n thans niet a n d e r s doen d a n de zaak be-eindigen, m a a r h e t geeft als zijn m e e n i n g te k e n n e n , d a t dr. K R O P , door ernstige beschuldigingen te publiceeren die hij t h a n s niet blijkt te k u n n e n bewijzen, zich heeft schuldig g e m a a k t a a n laster.
M A A N D B L A D
214
Ledenlijst. Aangenomen als gewoon lid; Mrs. EIND WILKIE, correspondente van de New-York Times, Plein 22, den Haag. J. f. L. VAN ZUYLEN, red. De Militaire Groene en Onze Eilanden, Nieuw-Helvoet (tot dusver buitengewoon lid). Bedankt als gewoon lid: U. DRONRIJP UGES, Amsterdam. H . J. M. VAN WICKEVOORT CROMMELIN, Amsterdam.
Adresverandering: W. F. M. VAN SCHAIK, van Spanjaardslaan 83 naar Vijverstraat 13, Leeuwarden. Mr. J. KALFF Jr., van Plantage Middenlaan n naar Nieuwe Keizersgracht 46, Amsterdam. R. W. LAMMERS, van Kinkerstraat 95 s naar Marnixstraat 3901, Amsterdam. Mej. A. BUINING, van Verlengde Heereweg i a naar O. Ebbingestraat 43 d , Groningen.
lieieeliiip uit ie Plaatselijke Veraippii. De Amsterdamsche Pers. De vereeniging „De Amsterdamsche Pers" hield Vrijdag 29 November een buitengewone ledenvergadering in „Palais Royal". Deze vergadering was uitgeschreven ter behandeling van de Statuten-wijziging, noodig geworden in verband met de wijziging der Kring-Statuten. Met 28 tegen 6 stemmen werd tot Statuten-wijziging besloten. In art. 1 dat luidde „De Vereeniging draagt den naam van „De Amsterdamsche Pers", afdeeling van den Nederlandschen Journalisten-Kring" enz. zijn thans de woorden „Afdeeling van den Nederlandschen Journalisten-Kring" geschrapt. Het bestuur had voorgesteld, art. 4 : „De vereeniging sluit • zich aan bij den Nederlandschen journalisten-Kring. Tot gedelegeerden in het bestuur van den Nederlandschen Journalisten-Kring zijn alleen bestuursleden benoembaar", te schrappen. Het bestuur was van oordeel, dat afscheiding van den Kring de logische consequentie was van den duidelijk gebleken wensch eener vroeger gehouden ledenvergadering der A. P. om verandering te brengen in de verhouding die tot dusver tusschen den Kring en de plaatselijke vereeniging te Amsterdam bestond. Uit de ledenvergadering gingen stemmen op, die van afscheiding verzwakking van den Kring vreesden. Na een zeer geanimeerde discussie in de bijzonder druk bezochte vergadering werd met 2 / tegen IJ stemmen het bestmirsvoorstel tot afscheiding vertvorpen. Bij de ' rondvraag bracht collega SCHOTTING het incidentVermeulen in het Concertgebouw ter sprake. Het bestuur zegde toe in een spoedvergadering op Zaterdagmiddag 4 uur deze zaak te behandelen. L. P. v. D. BROEK, 2e Secretaris.
Haagsehe Journalisten Vereeniging. Het bestuur der Haagsehe Journalisten Vereeniging hield Vrijdag 29 November 1.1. een vergadering. Hoofdpunt deiagenda was de behandeling der concept-statuten zooals deze destijds van de hiervoor ingestelde commissie werden ontvangen, later door voorzitter en secretaris dier commissie nog gewijzigd in verband met de nieuwe Kring-statuten. De ontwerp-statuten, zooals zij thans door het bestuur zijn vastgesteld, zullen eerlang ter kennis van de leden gebracht worden. De ledenvergadering, ter behandeling van de nieuwe statuten zal vermoedelijk nog dit jaar, anders in het begin van 1919 worden gehouden. Voorts besloot het bestuur, aan het Kringbestuur adhaesie te betuigen met de voorgenomen salarisactie, zich bereid verklarend om zoo noodig en desgewenscht wat 's-Gravenhage betreft, zijn medewerking te verleenen. Nog kan medegedeeld worden dat voorzitter en secretaris hun opwachting gemaakt hebben bij den nieuwen minister van binnenlandsche zaken, Jhr. RUYS DE BEERENBROUCK, in
diens kwaliteit als voorzitter van den raad van ministers, en bij den nieuwen burgemeester Mr. PATIJN. VAN MEURS, Secretaris.
Binnenland. Aanpakken! De vrede is er, al moet hij nog gesloten worden. De wereld herademt. En van alle kanten wordt gesproken over „den nieuwen tijd". In de eerste toekomst heeft ieder volk op ieder gebied tot taak: wederopbouw, herstel, restauratie. Hoe staan wij? Hoe zullen wij, journalisten, die nieuwe periode ingaan? en zullen wij ons economisch weten te sterken? Dit is zeker: aan alle kanten wordt thans door groepen van ons volk gestreden om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Natuurlijk, dit is eigenbelang. Maar de som van dit eigenbelang is het algemeen belang, is het geluk der nieuwe gemeenschap in z'n hoogsten vorm. De taak van wederopbouw en restauratie kan, op geen enkel gebied, ter hand worden genomen door menschen die weten, dat aan htm eigen positie nog veel ontbreekt. Er is thans niemand, die niet het woord democratie in den mond neemt, maar de eerste en de beste wet der democratie is: het scheppen van zoo goed mogelijke levens- en bestaans-voorwaarden voor iedereen. Vandaar dat er thans een algemeen dringen is naar positie-verbetering en dat overheid en particulieren aan dien drang royaal gehoor gaan geven. En wij? Is er voor ons geen reden voor actie? Zijn onze economische omstandigheden over 't algemeen zoo, dat zij ons, voor zoover dat daardoor bereikbaar is, veroorloven aan den zonkant van het leven te loopen? O neen. Daarom mogen ook wij de nieuwe periode niet ingaan, zonder met elkander een krachtige poging te hebben gedaan om onze positie te verbeteren. Het Kringbestuur heeft dit begrepen. Reeds sloeg het de hand aan den ploeg. Men zal er in dit nummer het bewijs van vinden. Het is in overleg getreden met de directeurenvereeniging en het zal het daarbij stellig niet laten. Maar, collega's, wal doet gij zelf? Want gij moet één ding niet vergeten: in ons vak kan het Bestuur der vereeniging onmogelijk datgene doen, wat in andere vakken en beroepen mogelijk is. Daarom moeten in ons vak de collega's zelf ook veel meer doen dan elders. Welnu, gebeurt dit? Wordt er door u gewerkt? door u, collega's van eenzelfde'krant, gezamenlijk? Zoo niet, doe het dan. Do it now. Benoemt enkele collega's tot uw woordvoerders, in commissie, en overlegt te samen wat gij zult doen en hoe gij bij uw directie het best kunt optreden. Laten vooral de beter-gesitueerden hier niet achter blijven, maar aan zulk een beweging hun zedelrjken steun geven. Pakt aan, vrienden! In het vorig Maandblad stond een simpel berichtje: de directie van De Residentiebode heeft de salarissen met 30 °/„ verhoogd. Dat is een daad. Het is onze rotsvaste overtuiging, dat zulk een daad aan de meeste bladen mogelijk is. Voor vrijwel alle kranten is de post redactie-salarissen slechts een onderdeel, en kan best worden opgevoerd. Telkens, als de inkt en het papier duurder werden, hebben, de directie's de tarieven verhoogd. Welnu, de verhooging van de salarissen dient voor de directie's even onafwendbaar te zijn als de verhooging van de prijzen der grondstoffen. Het levende materiaal is minstens zoo belangrijk als het doode. De directeuren-vereeniging vergadert, om in „den nieuwen tijd" de verhooging der abonnements- en advertentie-prijzen te handhaven. Welnu, laten de directeuren dan spoedig ook een post uittrekken voor een belangrijke salaris-verhooging. Begrijpt,, collega's, uw plicht. wat het kan.
Het Kringbestuur zal (toen
M A A N D B L A D Doet gij het ook. Doet gij het nu. Benoemt, aan uw krant gezamenlijk, een commissie, die uw belangen gaat bepleiten. Overweegt wat er aan uw positie ontbreekt en leg dat uw directie voor. Zegt haar, dat gij de nieuwe periode niet blijmoedig kunt ingaan, wanneer uw positie niet belangrijk verbeterd- is. Wijst er op, dat deze verhooging op het budget der krant van weinig invloed kan zijn. In een woord: voert actie. Het Kringbestuur belooft u, de leiding te zullen geven die noodig is. Misschien ook acht gij het wenschelijk niet zelfstandig op. te treden, maar het resultaat af te wachten van de actie van het Kringbestuur. Dit moet gij zelf overwegen. Laat ons zoo te samen trachten, onze positie wat onbekrompener te maken. Aanpakken, collega's! * Nadat het bovenstaande geschreven was, hebben er twee gebeurtenissen plaats gehad. In de eerste plaats heeft het Bestuur der Roomsch-Katholieke Journalisten-Vereeniging aangeboden, in de salarisbeweging met ons samen te werken. Gaarne heeft het Kringbestuur dit aanbod geaccepteerd: die samenwerking kan niet anders dan aan de zaak ten goede komen. In de tweede plaats stond het Bestuur der Directeurenvereeniging een conferentie toe, die op 30 November plaats had. Helaas waren de vice-voorzitter en de penningmeester van den Kring door ongesteldheid verhinderd aan die conferentie deel te nemen: de voorzitter had om gezondheidsredenen reeds vroeger te kennen gegeven haar niet te kunnen bijwonen. Zoo moest collega VAN A S , altijd bereid om, in weerwil van zijn drukke en veelzijdige bezigheden, den Kring te dienen, alleen op reis, doch in Amsterdam vond hij het bestuurslid SCHOTTING bereid mede van de partij te zijn. En het resultaat? Het is voorloopig dit: er zal (wanneer de algemeene vergadering der Directeuren-vereeniging het besluit goedkeurt) een commissie worden benoemd uit de directeuren en de journalisten, die een bepaald stel verlangens (minima, normen enz. voor iedere groep in ons vak) zal ontwerpen. Natmirlijk zal deze commissie moeten trachten, een voldoende salarisregeling over de geheele linie te ontwerpen, in dezen zin, dat daarin een algemeene verbetering voor hen die haar behoeven ivordt neergelegd. En deze zaak kan dan het begin zijn van een vollediger regeling onzer rechtspositie, in de naaste toekomst, op collectieven grondslag. Natuurlijk zal de commissie met grooten spoed en bijzondere voortvarendheid moeten werken. Dat kan en moet. Het mag verwacht worden van de vertegenwoordigers der journalisten en evenzeer van die der directeuren.' de bespreking met laatsgenoemden is trouwens van zeer aangenamen en vriendschappelijken aard geweest. Natuurlijk behoudt ieder journalist steeds volkomen vrijheid, om zelfstandig voor zijn belangen óp te komen bij zijn directie. Verwacht mag echter worden dat, als de commissie slaagt, ieder directeur zijn moreele verplichting zal begrijpen om aan haar concept te voldoen. Het begin is goed: laat ons nu zien hoe het verder loopt. En wie onzer iets te adviseeren heeft: de kolommen van het Maandblad staan natuurlijk voor hem open. Aanpakken!
*
* *
Naschrift. — De algemeene vergadering der Directeurenvereeniging heeft het voorstel tot benoemen van een commissie goedgekeurd. In de commissie zi/n benoemd de keeren A. G. Boissevain, Ferd. Wierdels en J. W. Reese, die zich nog twee directeuren va?i kleinere bladen zullen assumeeren.
215
Als de vrede k o m t . . . . ! Als de vrede gekomen is, zal de duurte nog lang aanhouden! Hoe lang weten wij niet, maar alle economen zijn het er over eens, dat een daling van de prijzen der levensmiddelen of levensbehoeften niet zoo vlug zal gaan, als sommige leeken denken. Nog langen tijd zal alles even duur blijven. Dit hebben Rijk, gemeente en ook particulieren begrepen, welke in 1918 opnieuw salaris-verhoogingen of duurte-toeslagen gegeven hebben. De gemeenteraden hebben, wel inziende, hoe noodzakelijk ze waren, deze zonder veel discussies toegestaan, het Rijk is, na het bekende rapport der Staatscommissie-Stork, ook met verhoogingen gekomen. Telkens verschijnen voorts juist in deze dagen berichtjes in de bladen van nieuwe verhoogingen of salaris-acties. Vroeger is er eens een enquête ingesteld naar onze salarissen, 't Zou wel de moeite waard zijn, deze thans eens te vergelijken met andere tractementen. Vaak doen onze collega's wat geheimzinnig, als hun gevraagd wordt, hoeveel ze verdienen. Misschien ook geneeren zij zich er voor! Bij verschillende kranten zijn de salarissen nog bedroevend laag, of ternauwernood in' verhouding tot de tijdsomstandigheden, om een veel gebruikt woord te gebruiken. Tot onzen spijt zijn wij niet in staat, volledige gegevens te publiceeren. Zooals reeds gezegd, de collega's zijn nogal geheimzinnig op dit punt. Wel hoort men soms: „aan dit of dat blad is weer een toeslag gegeven", hetgeen onlangs nog aan het Handelsblad geschiedde, waar de directie terecht heeft ingezien, dat de duurte voortduurt, ook al komt de vrede Ons is nog ter oore gekomen, dat deze toeslag gevolgd zou worden door een nieuwen gedurende de wintermaanden. Een geroutineerd verslaggever, die meer dan vijf jaren aan een groot dagblad werkt, moest in de tegenwoordige omstandighen tusschen 2500 en 3000 gulden verdienen, zoo kan men vaak hooren als collega's met elkaar praten. Een salarisstatistiek zou op dit punt echter bedroevende resultaten opleveren. Laten wij niet vergeten, dat op onze dagtaak gewoonlijk avond- of soms nachtwerk volgt, tenminste in de groote steden, waar de journalist ook de meeste ervaring op kan doen. „Een journalist is 24 uur in dienst van zijn blad", is een gevleugeld woord. Helaas worden wij in verhouding daartoe lang niet betaald. Steeds staat toch de journalist gereed, voor zijn krant er op uit trekken bij nacht en ontij, soms op erg losse geruchten. Vaak bevindt hij zich in gevaar, hetgeen vooral in dezen oorlogstijd of op relletjes-dagen gebleken is. En vergelijkt men nu zijn salaris met dat van rijksambtenaren, die om 5 uur of vroeger regelmatig naar huis gaan, en wier algemeene ontwikkeling vaak minder is, wat zien wij dan! De journalisten-salarissen kunnen deze vergelijking gewoonlijk niet doorstaan. Tenminste het meerendeel ervan. Wij hebben eens de moeite genomen, de nieuwe tractementen der rijksambtenaren na te gaan, wier beroep eenigszins met het onze op één lijn gesteld kan worden. Volgens de nieuwe regeling verdienen de commiezen na vijf jaar f 2500 tot f 3000; hoofdcommiezen beginnen met f 2800 en klimmen op tot f 3800, referendarissen: f 3200 tot f 4800. Ook de ambtenaren in gemeente-dienst en zij, die in particuliere bedrijven werkzaam zijn, overtreffen ons gewoonlijk in tractement. Men informeere maar eens bij kennissen of bij onze „relaties", zooals journalisten zeggen. En waar de duurte blijft aanhouden, is het dus zeker noodzakelijk, dat dezen winter opnieuw extra-verhoogingen worden gegeven. Vele collega's vonden bij hun directeuren verleden jaar een welwillend oor. Enkele gingen zelfs in eens 600 a 700 gulden vooruit. De directies van Handelsbladl N. R. Ct. en Het Nieuws van den Dag gaven het voorbeeld destijds. De Journalisten-Kring zond aan de kranten-directies een circulaire, welke ook haar uitwerking niet gemist zal hebben. Wat gebeurt er nu in dezen winter, nu juist de Statuten van den Nederlandschen Journalisten-Kring zoodanig gewijzigd zijn, dat er meer opgekomen zal worden voor de economische belangen der leden? AMSTERDAMMER.
De collectieve arbeidsovereenkomst — nu of nooit! Met genoegen las ik hedenavond het door het bureauBELINFANTE verspreide bericht, dat het Bestuur van den Ned. Journalistenkring bij de Vereeniging „De Nederlandsche
M A A N D B L A D
216
Dagbladpers" een krachtige actie zal voeren om verbetering te verkrijgen in de salarissen der journalisten. Dat deze salarissen in het algemeen veel te laag zijn, is een waarheid die in het orgaan der vakvereeniging niet meer behoeft te worden herhaald; hoeveel te erger zal dit zijn waar de wereldoorlog de prijzen van alle levensbehoeften schrikbarend heeft omhoog gedreven, het zich laat aanzien dat die prijzen voorshands niet noemenswaard zullen dalen en het waarschijnlijk uitgesloten is dat de normale prijzen van vroeger ooit zullen terugkeeren. Een salarisverhooging over de heele linie is dus noodzakelijk. Ik voorzie van het bestuur van de Vereeniging De Nederlandsche Dagbladpers op het alleszins billijke verlangen van het Kringbestuur geen tegenwerpingen. Er zijn er onder dat bestuur die de nooden van den journalistenstand alleszins beseffen. Alleen vraag ik mij af, of een hopelijk gunstige beschikking op het verzoek wel voldoende effect zal sorteeren voor het meerendeel der journalisten zelve. Het Bestuur kan zich bepalen tot een platonische bereidverklaring om het Verzoek van ons Bestuur te overwegen, subsidiair tot een platonische aansporing tot de leden om de salarissen te verhoogen; het kan in het gunstigst geval aan zijn leden in het algemeen een leiddraad of stelregel aan de hand doen. Maar dan blijft het de vraag of, en zoo ja op welke wijze, de leden individueel aan dit.alles zullen meenen te moeten gevolg geven . . . . of niet te moeten gevolg geven. De eene directeur of eigenaar zal tijdens den oorlog de salarissen aanmerkelijk hebben verhoogd, de ander weer minder of heelemaal niet en dan hangt het weer af van het peil van het salaris vóór de wereldcrisis of zelfs in het eerste geval het huidige salaris nog voldoende is. Mij dunkt dat de ongelijkheid in de journalisten-salarissen, en in ieder geval de ontoereikendheid, nimmer zoo groot zullen zijn geweest als thans. Wat ik met het bovenstaande zeggen wil is dit: wij mogen niet meer afhangen van persoonlijke willekeur; wij moeten 't thans aansturen op de collectieve arbeidsovereenkomst. Nu of nooit! De pas vervlogen dagen hebben ons een machtige sociale beweging doen kennen; tal van bonden hebben hun eischen op sociaal terrein naar voren gebracht; waarom wij niet? Men beschouwe een collectieve arbeidsovereenkomst niet als te „werkmansachtig"; juist door die overeenkomst hebben de werklieden in het dagbladbedrijf het relatief zooveel beter dan wij — dat verlieze men niet uit het oog! En men beginne weder niet met het oude argument van de ongelijkheid van personen en toestanden in ons vak; ik zal de gegrondheid daarvan niet ontkennen, maar daar tegenover staan zooveel misstanden, dat een nivelleering hard noodig is. De financieele ongelijkheid moet er uit! Men treft, om maar één ding te noemen, in ons vak nog veel te veel uitbuiting van werkgeverszijde aan van goedkoope liefhebberij-krachten die de markt bederven. De bezwaren, gelegen in de uiteenloopendheid van velerlei factoren in het dagbladbedrijf, zouden op veel punten zijn te ondervangen. Een deskundige commissie uit ons midden, later te combineeren met een commissie uit „De Nederlandsche Dagbladpers", zou ongetwijfeld zeer veel normen kunnen vaststellen welke voor. een collectieve arbeidsovereenkomst als te bezigen maatstaf zouden kunnen dienen, dit is een kwestie van later orde. Wordt er uit onzen Kring zulk een commissie gevormd, dan hoop ik alleen dat ze niet een „kapstok" zal worden, doch met spoed haar werk zal afdoen. In ieder geval, thans is het de tijd om de koe eens bij de horens te vatten. Misschien bouw ik me luchtkasteelen; maar ik hoop dat de collectieve arbeidsovereenkomst het eerste groote werk zal worden van den Journalisten-Kring in haar nieuwe gedaante van zuiverder vak-vereeniging. Een journalist
uit het midden des lands.
was een uitnemend journalist, hij hield van zijn krant, hij beloofde veel voor zijn toekomst! Van „Groningen en Groningers" schreef hij, onder het pseudoniem „Gruno", in de Nieuwe Amsterdammer. In deze frissche, vlot geschreven brieven gaf hij, juist en scherp, zijn indrukken weer, van de stad, waar hij als Hollander, sinds eenige jaren leefde. Een Groningsche brief, verhalend van Groningen's nieuwen burgemeester, werd slechts half voltooid. De dood maakte een einde aan zijn werk en aan zijn mooie, jonge leven. Wij zullen thans HARRY SMITS niet meer zien op de plaats, waar ons werk ons met hem te zamen bracht, niet meer in onzen kring Slechts weinigen van u, leden van den Journalisten-Kring, hebben hem gekend, doch tot u allen was het mij een behoefte, te spreken van hem, die met ons leefde en werkte, wiens gemis wij sterk zullen gevoelen en die wij dankbaar zullen zijn voor het voorbeeld, dat hij ons gaf in zijn werk en de zonnige blijheid en hartelijke vriendschap, die hij in ons leven bracht. ANNIE BUIN1NG.
Representatie. De Nieuwe Rotter dannche Courant heeft de mededeeling bevat, dat bij de huldebetooging ter eere van den koningin op de Maliebaan in Den Haag de Haagsche Journalisten Vereeniging vertegenwoordigd is geweest door haar voorzitter, mr. VAN BOLHUIS. Tot, mijn leedwezen heb ik geen reden, aan de juistheid van dit bericht te twijfelen. Ik zal niet trachten, de kolommen van ons Maandblad tot een politiek debat aan te wenden, maar wijs erop, dat ook de meest overtuigde nationalist en orangist mij zal willen toegeven, dat de Maliebaan-betooging in de eerste plaats een anti-sociaal democratisch karakter droeg. Dit laatste juist was de oorzaak, dat de vertegenwoordiging der Haagsche Vereeniging bij deze bijzondere gelegenheid op mij als sociaal-democraat een buitengewoon onaangenamen indruk heeft gemaakt. Tot dusver heb ik steeds hoogelijk gewaardeerd, dat in verzamelingen van uiterst heterogene elementen als onze Kring en plaatselijke vereenigingen uit den aard der zaak zijn, ieders politieke overtuiging wordt gerespekteerd. Dit is trouwens een levensvoorwaarde voor onze organisaties. Anders wordt zoowel de collegiale samenwerking in het belang van vak en vakgenooten als het gezellig verkeer onmogelijk. Dan zou er wrijving komen, welke op den duur ertoe zou moeten leiden, dat het de een of andere groep journalisten van een bepaalde politieke overtuiging onmogelijk zou worden, van onze journalisten-organisaties lid te blijven. Dit zou grootenlijks te betreuren zijn, niet alleen voor die groep journalisten, maar ook voor de organisaties, welke op deze wijze niet langer de geheele Nederlandsche journalistiek zouden vertegenwoordigen. Van den eenig juisten regel, door onze landelijke en plaatselijke vereenigingen op dit punt tot nu toe gevolgd, is door de representatie der Haagsche Journalisten-Vereeniging bij de Maliebaanbetooging afgeweken. Ik., heb er een oogenblik over gedacht, te trachten, in de Nieuwe Rotterdamsche Courant de mededeeling opgenomen te krijgen, dat mr. VAN BOLHUIS bij • deze betoöging geenszins geacht kon worden, de gevoelens te vertolken van alle leden der vereeniging die hem het vertrouwen om het presidium te bekleeden heeft geschonken. Ik heb dit nagelaten, daar ik de zaak niet op de spits wilde drijven, te minder, wijl ik me vooralsnog vlei met het vermoeden, dat onze waarde en hooggeachte collega VAN BOLHUIS, aleer hij zich naar de Maliebaan begaf, de zaak niet grondig en principieel heeft overdacht. Ik stel ze hier aan de orde, vertrouwende dat een herhaling van een dergelijke ongewenschte representatie zal achterwege blijven. LUIKINGA.
Harry Smits, t
Het Kroonprins-interview.
In de laatste sombere November-dagen is HARRY SMITS, redacteur van de Nieuwe Groninger Courant, gestorven, slechts zes en twintig jaar oud. Zijn dood heeft onder de Groningsche journalisten groote droefheid gewekt. Hij was een zonnige jongen, die het leven „wonderlijk" noemde, voor wie elke dag een nieuwe vreugde was, die de wijsheid van Pallieter had verstaan, maar ook een ernstig en alles begrijpend man, wanneer zijn vrienden daaraan behoefte hadden, wanneer zij met hun zorgen bij hem kwamen. Hij
In het avondblad van het Handelsblad van 21 November komt onder het opschrift: „Interview met den ex-Kroonprins", een verhaal voor, waarin de indruk gewekt wordt, alsof de beide verslaggeefsters van dat blad een onderhoud hebben gehad met den ex-Kroonprins van Duitschland. Dit is fiiet het geval geweest, tenzij het woord „onderhoud" beteekent het schreeuwen van één vraag over mijn hoofd heen, terwijl ik met den Kroonprins stond te praten. Het korte gesprek heeft uitsluitend plaats gehad tusschen onder-
M A A N D B L A D geteekende en den ex-kroonprins Wilhelm, waarbij nog een Telegraaf-coWtga. en de eerste luitenant Von Muilen tegenwoordig waren. Achter ons aan was een der beide Handelsbladcollega's — wat te begrijpen is — mee in de couloir geslopen. Het zou evenzeer begrijpelijk geweest zijn, als zij van deze situatie een bescheiden gebruik hadden gemaakt, doch om zich de eer van zulk een interview met zekere vrijmoedigheid toe te eigenen, is een staaltje van journalistiek fatsoen, waarvan ondergeteekende de qualificatie gaarne aan het oordeel van loyale collega's overlaat. J. C. E. SAND, . Verslaggever Be Telegraaf.
Indie. Uit de-n-Oost. Ik wilde u geruimen tijd geleden reeds iets vertellen van den jongsten vorm van journalistiek hier in Indië, een in Nederland evenals elders reeds ingeburgerde: de parlementaire. Ze ontstond hier eind Juni, toen de Volksraad de behandeling van de Indische begrooting voor 1919 begon, en dat ik er niet éér aandacht aan wijdde, is toe te schrijven aan de Spaansche ziekte in de eerste plaats en aan 't gebrek aan werkkrachten, met al de gevolgen daarvan, in de tweede. Langer mag ik de behandeling van m'n onderwerp niet uitstellen, want de tweede Volksraadszitting, in October, is reeds in 't vooruitzicht. Maar ik koppel er nu meteen de Spaansche ziekte en de werkkrachtennood aan vast, begin zelfs met een en ander daarvan te vertellen. Ik weet niet in hoeverre de moederlandsche bladen onder de Spaansche ziekte te lijden hebben gehad, maar hier is 't eenige weken van Juli zeer erg geweest. Ongeveer driekwart van het (inlandsch) zetters- en drukkerspersoneel bleef uit de werkplaatsen weg, menige redacteur of corrector verdween eenigen tijd van zijn stoel, en tegen al die ellende hadden de o verblijvenden met extra inspanning te kampen. Welke bizondere toewijding wederom tot de Spaansche ziekte predisponeerde . . . . Eenige kranten hebben een paar dagen haar aantal bladen moeten beperken, de post- en telegraafdienst zat mede met groote ziekterapporten, waarvan de pers den weerslag ondervond, maar nu is al het leed weer geleden en het absenteïsme tot het normale (dat onder de inlanders niet zelden abnormaal is!) teruggebracht. 't Gebrek aan werkkrachten slaat zuiver op den journalistenstand. Er komt, neen er is een tekort aan redacteuren. Lieten de Indische kranten toch reeds slechts bij uitzondering journalisten uit Nederland komen (ik geloof, dat na mij, medio 1913, geen Indisch blad voor zijn rekening meer een redacteur uit Nederland betrok), thans is daar, in verband met de enorme reis-moeilijkheden, in 't geheel geen denken meer aan. Ondertusschen bleven de vele mutaties in de journalistieke gelederen aanhouden, enkelen verlieten het vak. En nu staan we voor een tekort. Natuurlijk kwam er bibit uit de wereld van onderwijzers, postcommiezen, maar even begrijpelijk slechts voor de kleinere betrekkingen. En zelfs deze bibit is schaarsch, want voor alle vakken heerscht een tekort aan werkkrachten. Er zijn rechtsgeleerden, ingenieurs, onderwijzers, kantooremployés, enz., te weinig, véél te weinig. Diensvolgehs stijgen de traktementen en worden de werkkrachten te allen kant zoo stevig mogelijk door de werkgevers vastgehouden. Eén voordeel heeft deze toestand, ons vak blijft uit handen van beunhazen en zij, die geen pursangjournalisten zijn, verlaten de redactie-bureaux om elders meer gewin te vinden. Dus een zuivering. Doch daartegenover staat, dat de overblijvende journalisten meer poot-aan moeten spelen. Er zijn eenige bladen, waar de redacties reeds geruimen tijd met een tekort van 1 of 2 redacteuren zitten, zonder vooruitzicht op aanvulling. Dat de positie der beschikbare redacteuren tengevolge van deze omstandigheden hechter en (in contanten) waardevoller is geworden, spreekt vanzelf. In verband met het bovenstaande deel ik nog mede, dat ook correctoren hier zeer dun gezaaid zijn en die zich aanmelden, kunnen nauwelijks op den naam „corrector" aanspraak maken. Waarmede ik een deel van het doornenpad der huidige Indische journalistiek onder uw aandacht heb gebracht. Zoodra de scheepvaart verbindingen beter worden, komt hier stellig plaats voor eenige goede journalistieke krachten uit Nederland! * *
217
Bij gebr.ek aan een parlement, kenden we geen parlementaire journalistiek. De Volksraad, een allereerst Indisch parlementair begin, bracht nieuw werk. De regeering had goed voor de pers gezorgd: een ruime tribune en een eigen werkkamermet-telefoon. De journalisten, die de eerste zitting „versloegen", en dus in Indië het eerste parlementaire werk deden, waren: Zaalberg van het Bataviaasch Nieuwsblad, Schaap voor de Javabode en voor het persbureau Aneta (dat korte overzichtjes aan de niet zelf vertegenwoordigde bladen leverde), Verboom, Bataviaasch correspondent van het Soer. Handelsblad, Spijkman van Nifa en ondergeteekende voor de Locomotief. En er is vergaderd. Eiken ochtend en eiken avond, drie weken lang. Een tijdperk, waarin meer van koloniale politiek te leeren viel, dan in vele jaren uit boeken zou zijn te putten. In het najaar zal de heer Zaalberg niet meer het Bat. Nieuwsblad vertegenwoordigen. Het zal u reeds bekend zijn, dat de uitgeefster, de firma Kolff & Co., dit blad verkocht aan een kongsi, waarvan de ingenieur Kiewiet de Jonge de leider was. De hoogst bekwame Zaalberg, wiens Volksraads-verslagen modellen van voortreffelijk verslaggeverswerk waren, moest voor den nieuweling Kiewiet de Jonge het veld ruimen; een m. i. betreurenswaardige gebeurtenis. Naast de Kamer-verslagen staan in Nederland de Kameroverzichten. Het Volksraad-overzicht is in Indië nog niet meteen tot bloei gekomen. De redactiestaven zijn hier niet zóó bezet, dat twee leden naar den Volksraad afgevaardigd kunnen worden en de Batavia'sche journalisten hebben na de Volksraads-vergaderingen hun kantoorwerk ter hand te nemen. Zoodat slechts de Loc., en dan nog ongeregeld, naast de volledige telegrafische verslagen (een nieuwe ongekende vreugde voor den telegraafdienst!) beschouwende overzichten kon brengen. Met de ontwikkeling van den Volksraad zelf zal de belangstelling van de pers in zijn werkzaamheden gaan groeien en volledige ontwikkeling van een eigen parlementaire journalistiek plaats hebben. De waarde van het Indische dagblad kan er slechts door stijgen. SEMARANG, 3 Sept. '18.
S. D E VRIES.
Buitenland. Journalisten naar Amerika. Met het stoomschip Stavangerfjord zijn 12 vertegenwoordigers van de Scandinavische- Pers van Christiania naar New-York vertrokken om aldaar studiereizen te maken, o. a. ARTHUR RACHE {Farmand), SIGURD KONSTAD (Morgenbladet), JACOB VIDNES (Socialdemokraten) en HERMAN LEHMKUHL
(Verdens Gang) allen uit Christiania; C. J. ENGSTRÖM (Sveuska Dagbladet), E. PALM (Linköping) en O. JOHANSSON (Socialdemokraten), allen uit Zweden. De heer E. H. PALMER, vertegenwoordiger van het Amerikaansch Comité, gaf den dag vóór het vertrek een afscheidsdiner. Aanwezig waren o.a. de Amerikaansche Legatie, het Consulair corps, Minister SCHMEDEMANN en de Consul-Generaal
LETCHER.
Minister SCHMEDEMANN hield een lange rede, waarin hij in het bijzonder wees op de groote vrijheid der pers in Amerika. Er worden over de geheele wereld 60.000 couranten uitgegeven, daarvan niet minder dan 22000 in Amerika. Van deze 22000 verschijnen er 5 pCt. in vreemde talen. Voor 15 jaar waren daar 6000 Duitsche bladen in omloop, thans minder dan 500. Persvrijheid was onontbeerlijk voor de democratie en den wereldvrede. Hij wenschte den vertrekkenden, die studiereizen gingen maken op economisch en technisch gebied een goede reis en veel succes toe. In Amerika zullen zij de gasten zijn van een Amerikaansch Perscomité. Het verblijf in Amerika is voorloopig vastgesteld op één maand. Ligt hierin niet iets voor onzen Journalisten-Kring om aan te pakken? Hoe velen van ons, die dagelijks over Amerikaansche (Engelsche en Fransche, enz.) toestanden schrijven, hebben hun wijsheid alléén opgedaan uit de couranten van dat land? Groote handel- en scheepvaartmaatschappijen zenden hun personeel geregeld naar het buitenland, om aldaar de toestanden op te nemen en later met kennis van zaken het bedrijf hier op te vatten. Waarvoor zouden onze dagbladen dit niet eveneens kunnen doen? Het voorbeeld van de Noorsche pers verdient in alle opzichten aanbeveling en navolging. Ter aanvulling meld ik nog, dat reeds Noorsche en Zweedsche journalisten naar Frankrijk en Engeland zijn
M A A N D B L A D
218
gezonden, om aldaar de gevolgen van den oorlog op handels-, economisch en technisch gebied, enz. na te gaan. Het heeft niet alleen waarde voor den journalist maar ook voor de betrokken landen, dat zij door eigen landgenooten worden ingelicht en niet door de pers van daar. H. J. v. D. B.
De vergadering wordt gehouden op Zaterdag 14 December a.s., des namiddags 3 uur, in „De Kroon", Spui, 's-Gravenhage. Zij zal des avonds worden voortgezet. Nu het niet goed mogelijk is, op algemeene vergadering van den Kring wij aan de besturen der plaatselijke weging, om, zoo zij dat wenschelijk
Personalia en Berichten. Binnenland: — De heer J. LANGHOUT, redacteur aan De is benoemd tot verslaggever aan het Algemeen
nu ook de plaatselijke vereenigi?igen naast haar gedelegeerden dcsgewenscht nog eenige afgevaardigden zenden, is de Nederlandsche journalistiek ruim vertegemt'oordigd en kan eengrondige bespreking van het salaris-vraagstuk plaats hebben.
Nederlander, Handelsblad.
— In het verslagje over den Gezelligheidsavond van de H. J. V. vindt men de veronderstelling uitgesproken, dat de aanwezigen zich als „jarige Napoleons" gevoelden. Heel onwaarschijnlijk zou dit niet zijn, in aanmerking genomen de stemming door het onthaal van collega HAAXMAN gewekt; maar bedoeld was toch iets anders; geschreven werd: jonge Napoleons.
vóór 14 December een ledenvergadering van hun vereeniging bijeen te roepen, Ter bespreking van de voornaamste bij de salaris-kwestie rijzende vragen (niinimumsalarissen voor verschillende groepen enz.), en ïvat daarmee verband houdt. De discussie kan dan in de bijeenkomst van 14 December des te beter plaats hebben, aangezien de afgevaardigden der vereenigingen dan op de hoogte zijn van het debat in de plaatselijke vergaderingen over het geheele salarisvraagstuk gevoerd. Wij hopen op deze wijze een goede voorbereiding te tref/en voor onze vertegenwoordigers in de gemengde salaris-commissie.
Het Dagelijksch Bestuur van den N . J . K.
— In het Concertgebouw te Amsterdam heeft de heer MATTHIJS VERMEULEN, muziekverslaggever van De
Telegraaf,
consternatie veroorzaakt door met een demonstratieven uitroep zijn misnoegen tegen een bepaalden dirigent en componist te kennen te geven. Het Concertgebouw-bestuur verbood hem daarna den verderen toegang, doch er is kans dat dit verbod weer zal worden ingetrokken.
— De Evangelische Persvereeniging voor Duitschland heeft een prijsvraag uitgeschreven over Luther en de tegenwoordige dagbladpers. Hierop is een antwoord ingekomen dat is, nl. van
CARL HINDENLANG,
dat
onder
den
titel „Luther und die Leutige Tagespresse" in druk verschenen is. (Verlag des rv. Presseverbands für Deutschland, BerlinSteglitz). Het geschrift is in tweeën verdeeld: eerst wordt Luther's persarbeid geschilderd, dan wordt naar Luther's voorbeeld de tegenwoordige pers beoordeeld. — HENRY FORD, de bekende schatrijke automobielfabrikant en vredespropagandist, trekt zich terug uit de leiding van zijn automobielzaken. Hij gaat nu een Amerikaansch weekblad uitgeven. .,
.
Het incident in het Concertgebouw. Het volgende schrijven is Zaterdag verzonden:
Buitenland.
bekroond
zoo korten termijn een uit te schrijven, geven vereenigingen in overachten, in d e w e e k
—
Laatste Berichten. OFFICIEELE MEDEDEELINGEN. Onze salaris-aetie. Aan de besturen der Plaatselijke Vereenigingen. Het Bestuur van den Nederlandschen Journalisten-Kring is bijeengeroepen tegen Zaterdag 14 December a.s. ter behandeling van de salaris-actie. Zooals uit dit nummer blijkt, zal er een gemengde commissie van directeuren en journalisten worden benoemd, om een algemeene salaris-regeling (als minimum) te ontwerpen, voor de verschillende groepen en functie's in de journalistiek. Het Kringbestuur acht eenig nader contact met de leden noodzakelijk. Het stuit echter op verschillende moeilijkheden, om thans op zeer korten termijn een algemeene vergadering van den Kring bijeen te roepen. Daarom zal het Kringbestuur. het salaris-vraagstuk in een speciale vergadering behandelen-. De gedelegeerden der plaatselijke vereenigingen zullen op deze vergadering van-zelf tegenwoordig kunnen zijn.
Wij noodigen echter de besturen der plaatselijke vereenigingen uit, naar deze vergadering nog één of meer afgevaardigden te zenden. Het Bestuur der Roomsch-Katholieke Journalistenging is eveneens uitgeuoodigd, tegenwoordig te zij71.
VereeniWanneer
Aan het Bestuur Mijne
der N. V. „Het
Co?icertgebouw", Hier.
heeren,
Het bestuur der vereeniging „De Amsterdamsche Pers" stelt er prijs op in opdracht van de ledenvergadering der vereeniging gehouden op Vrijdag 29 November, U zijn meening kenbaar te maken omtrent het incident, dat zich op Zondag 24 November j.1. in het Concertgebouw met den muziekcriticus van De Telegraaf, den heer MATTHIJS VERMEULEN, heeft voorgedaan. Ons bestuur is van meening, dat het in het algemeen ongeoorloofd moet worden geacht, dat een criticus van zijn goed- of afkeuring doet blijken tijdens de voorstelling of uitvoering, die hij bijwoont. De uitsluitende plaats voor zijn critiek is het blad, dat hij vertegenwoordigt. Meent dus ons bestuur, dat het optreden van den heer VERMEULEN niet geoorloofd kan worden geacht, het meent tevens krachtig te moeten opkomen voor de vrijheid der critiek. Het bestuur van het Concertgebouw heeft zeer zeker het recht van den heer VERMEULEN te vorderen, dat hij alsnog zijn verontschuldigingen aanbiedt en verzekering geeft dat dergelijke incidenten zich niet zullen herhalen, indien namelijk het Concertgebouw-bestuur geen genoegen neemt met de reeds aangeboden mondelinge verontschuldigingen. Zijn deze excuses aangeboden of meent het bestuur genoegen te kunnen nemen met de mondeling aangeboden excuses, dan mag naar de meening van ons bestuur aan de journalistieke werkzaamheden van den heer VEKMEULEN geenerlei belemmering meer in den weg worden gelegd, noch door het bestuur van het Concertgebouw, noch door eenigen eisch, door een uitvoerend kunstenaar op grond van het voormelde incident gesteld. Hoogachtend, (w.g.) J. W. H E L M E R , voorzitter. (w.g.) C. J. S C H O T E L Fzn., secretaris.
Correspondentie. — Door ongesteldheid van den redacteur is de verschijning van dit nummer vertraagd. Ph. J P., Rotterdam. vangen.
Gedrukt bij A. de la Mar Azn., Amsterdam.
— Voor dit nummer te laat ont-