«> ï*^
• 't J
ZIENSWIJZEN 2001 t/m 2008 Overzicht afgehandelde zienswijzen tegen verzoeken om verplichtstelling van Bedrijfstakpensioenfondsen
Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden
ZIENSWIJZEN 2001 T/M 2008 EN DE BIJBEHORENDE ONDERWERPEN
Beroepsgoederenvervoer over de weg Verbond van Verzekeraars - werkingssfeer
19 apr 2006
Colland (Agrarische Sectoren) Bpf Bouwnijverheid - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na oplossing overlap door instellen commissie)
18 mrt 2008 13
Graanbe- en verwerkende bedrijven (Molenaars) Achmea Pensioen- en Levensverz. NV namens 12 ondernemingen - werkingssfeer - vrijstelling - overige (financiële gevolgen)
7
6 aug 2003 19
Rijnvallei Land- en Tuinbouwcoöperatie b.a., mede namens de Centrale Adviesdienst voor de Fruitteelt b.v. en Coöperatief Op- en overslagvereniging Amersfoort W. A - werkingssfeer - vrijstelling - overige (financiële gevolgen) Verbond van Verzekeraars - werkingssfeer - vrijstelling - overige (financiële gevolgen) Houthandel Allen & Overy namens Fetim BV (al vrijgesteld) - werkingssfeer - overige (vut/toeslagregeling: avv)
24 jan 2003 29
Levensmiddelen, Groothandel in Damsté Advocaten namens Huuskes BV - werkingssfeer - representativiteit
11 aug 2005
37
Metaal en Techniek NBBU - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na overleg) - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na overleg)
13jul 2006
47
Metalektro (vh Metaalindustrie) NBBU - werkingssfeeroverlap (ingetrokken, na overleg; dispensatie leden NBBU)
20 dec 2002
53
Pensioenfonds Hunter Douglas/Hunter Douglas Europe B V - representativiteit (ingetrokken) - vrijstelling (onduidelijkheid ta.v. gedispenseerde ondernemingen en pensioenfondsen; ingetrokken) - overige (financiële gevolgen, strijdigheid met wetgeving: ingetrokken) Pensioenfonds Stork - ingetrokken Verbond van Verzekeraars -werkingssfeer Bpf voor Langdurige Uitzendkrachten (Stiplu) betrokken organisaties - vrijstelling (te laat ingediend: na overleg toch dispensatie voor leden ABU = werkgevers STIPLU) Metalektro Vallenduuk Advocaten namens Las- en Constructiebedrijf Van der Tas - werkingssfeer (o.a. uitsluiting verplichte deelneming; ism art. 11 EVRM)
21nov2008 69
Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven Bpf Metaal en Techniek - werkingssfeeroverlap
8 nov 2002
75
PGGM Verbond van Verzekeraars -representativiteit
15 dec 2006
83
PGGM (betreft naamswijziging -> 'Zorg en Welzijn') Verbond van Verzekeraars - overige (wijziging en overdracht naam, rechtmatige belangen derden)
l feb 2008 89
Bpf Schoonmaak- en Glazenwassersbedrij f - werkingssfeeroverlap Schoonmaak- en Glazenwassersbedrij f PGGM namens pp Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg - werkingssfeeroverlap
11 feb 2008 91
Uitzendkrachten, Langdurige Samenwerkende Metaal- en Technische Bedrijfstakken - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na overleg en afbakening)
19 dec 2003 93
Bpf Beroepsgoederenvervoer over de Weg - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na overleg en afbakening) Bpf Metaalindustrie - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na overleg en afbakening)
Bpf Koopvaardy - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na overleg en afbakening) Bpf Drankindustrie - werkingssfeeroverlap (ingetrokken na overleg en afbakening) Randstad Holding NV - vrijstelling (te laat ingediend, ingetrokken na overleg) Verbond van Verzekeraars - overige (o.a. mededinging, EUR regelgeving, ontbreken pensioenkarakter) Vereniging Nederlandse Projectsourcing - te laat ingediend Bpf Langdurige Uitzendkrachten in het MKB (Sblum) - werkingssfeeroverlap (NB interessante overwegingen, SER advies) Verblijfsrecreatie Holland van Gijzen Advocaten en Notarissen namens NV Sport Recreatie Onderwijsvoorziening (SRO) en gelieerde vennootschappen - werkingssfeer - representativiteit - vrystelling
6 aug 2003
97
Verbond van Verzekeraars - werkingssfeer - representativiteit - vrijstelling Vleeswaren- en Gemaksvoedingsindustrie (prépensioen) Delta Lloyd - werkingssfeer (aangepast op verzoek Minister) - vrijstelling Vleeswaren- en Gemaksvoedingsindustrie (prépensioen) Verbond van Verzekeraars - representativiteit - overige (discrepantie opbouwperiode: heeft geleid tot gewijzigde aanvraag)
9 apr 2003 109
16 jun 2008 115
Inleiding In deze rapportage wordt een overzicht gegeven van de zienswijzen ingebracht tegen verzoeken om verplichtstelling van Bedrijfstakpensioenfondsen die zijn afgehandeld in de jaren 2001 t/m 2008. Het betreft, op een enkel verzoek na, verplichtstellingsverzoeken die zijn ingediend na l januari 2001, de datum waarop de Wet verplichte deelneming in een Bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) in werking is getreden. Vóór 2001 beoordeelden met name de SER en ook de Pensioen- & Verzekeringskamer de zienswijzen. Op l oktober 2001 is het Toetsingskader Wet Bpf 2000 in werking getreden waarin beleidsregels zijn opgenomen ten aanzien van zienswijzen en waarbij zo veel als mogelijk werd aangesloten bij de procedure die gold voor bedenkingen tegen avv-verzoeken van cao-bepalingen. Dit hield onder meer in dat er een notitie vergezeld van een voorgenomen besluit aan de Stichting van de Arbeid werd verzonden met het verzoek om een reactie ten aanzien van de zienswijzen. Na l augustus 2006, de datum waarop het "volledig herziene Toetsingskader Wet BPF 2000" in werking is getreden, worden de zienswijzen aan de DNB verzonden met de vraag of zij eventueel aanleiding geven tot opmerkingen. Bij zienswijzen die betrekking hebben op overlap van werkingssferen en de representativitiet wordt tevens de STAR om een reactie gevraagd. Overigens sluiten ook deze nieuwe Beleidsregels BPF zo veel als mogelijk aan bij het nieuwe Toetsingskader avv dat geldt per l januari 2007. Deze rapportage bevat de besluiten en de relevante onderdelen van zienswijzennotities. De zienswijzen zelf zijn terug te vinden in de betreffende dossiers.
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbei dsvoorwaardenwetgev i ng Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr.: UA W/CA V/05/102048/07
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 2 augustus en 9 december 2005 ontvangen aanvraag van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg namens Transport en Logistiek Nederland, Koninklijk Nederlands Vervoer, het Nederlandsen Binnenvaartbureau, de Vereniging Werkgevers Ambulancezorg, FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond, daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Beroepsvervoer over de weg; mede daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt ingetrokken voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor het Ambulancevervoer rijdend personeel; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstakken, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstakken werkzame personen vertegenwoordigt; Voorts overwegende, dat tegen de aanvraag om wijziging en gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door het Verbond van Verzekeraars; De zienswijzen van het Verbond van Verzekeraars hebben met name betrekking op de uitbreiding van de werkingssfeer met werknemers die niet in dienst zijn van een bij het Bedrijfstakpensioenfonds Beroepsvervoer over de Weg aangesloten werkgever, waardoor de verplichtstelling zich zou uitstrekken tot werknemers in alle bedrijfstakken en er geen sprake meer zou zijn van een afgebakende bedrijfstak. Paragraaf 2 van het Toetsingskader Wet Bpf 2000 bepaalt dat ten aanzien van de omschrijving van de werkingssfeer als voorwaarde geldt dat duidelijk is op wie de werkingssfeer van toepassing is. Ter afbakening van de werkingssfeer is door organisaties betrokken bij het bedrijfstakpensioenfonds onder meer een bepaling opgenomen die overlap met de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds voor Langdurige Uitzendkrachten moet voorkomen. Overigens is niet gebleken dat de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds Beroepsvervoer over de Weg onvoldoende is afgebakend. Door verzoekende organisaties zijn de zienswijzen tegen een onduidelijke en niet afgebakende werkingssfeer afdoende weerlegd. Gelet op de artikelen 10, eerste lid, 11, tweede lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;
BESLUIT: I.
Wijzigt zijn besluit van 8 mei 1964, nr.64729, Stcrt. 1964, nr. 89 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 februari 1998, nr.973093, Stcrt. 1998, nr.43) waarin werd overgegaan tot het verpl i ontstellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging en gedeeltelijke intrekking te luiden als volgt:
"De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg is verplicht gesteld voor werknemers vanaf de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 21 jaar wordt bereikt tot de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt, wordende ten deze verstaan onder: 1.
werknemer: degene, die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is van een onderneming in het wegvervoer en/of het binnenbeurtvaartbedrijf en/of het kraanverhuurbedrijf, dan wel die bij een dergelijke onderneming als chauffeur of kraanmachinist werkzaam is krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek met een onderneming die zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van werknemers als bedoeld in artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van: a. het lid van de directie van een onderneming, met dien verstande dat bij een N. V. of B.V. onder lid van de directie uitsluitend wordt verstaan degene die bestuurder is van een N.V. of B.V. in de zin van het Burgerlijk Wetboek en die als zodanig bij de Kamer van Koophandel in het Handelsregister is ingeschreven als alleen dan wel gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd; b. de werknemer, die in een onderneming, waarin anders dan uitsluitend of in hoofdzaak een of meer takken van bedrijf, behorende tot respectievelijk het wegvervoer, het binnenbeurtvaartbedrijf en/of het kraan verhuurbedrijf worden uitgeoefend, niet werkzaam is in een afdeling waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer der bedoelde takken van bedrijf worden uitgeoefend; c. de werknemer die krachtens een uitzendovereenkomst als hiervoor bedoeld in dienst is van een onderneming die voldoet aan alle hierna genoemde criteria: zich uitsluitend bezig houdt met het ter beschikking stellen van werknemers in de zin van artikel 7:690 BW; en de CAO voor Uitzendkrachten 1999-2003 respectievelijk de eventueel daarvoor in de plaats tredende CAO toepast krachtens haar lidmaatschap van een partij bij die overeenkomst dan wel krachtens een besluit tot algemeen verbindend verklaring krachtens de Wet AVV; en voor ten minste 25% uitzendt naar ondernemingen op wie het bepaalde in deze verplichtstellingsbeschikking niet van toepassing is; en voor ten minste 15% van het tot een jaarbedrag herleide premieplichtige loon in de zin van de wettelijke werknemersverzekeringen werkt met uitzendbedingen in de zin van het besluit betreffende indeling bij de sector Uitzendbedrijven (besluit van 6 oktober 1999, Ster. 2000, 49) van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, thans Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), zoals dat geldt per l januari 2001, blijkend uit de gehele of gedeeltelijke (gesplitste) aansluiting bij de genoemde sector; en géén onderdeel is van een concern van ondernemingen waarop deze verplichtstellingsbeschikking van toepassing is; en niet werkzaam is als arbeidspool overeenkomstig afspraken gemaakt door de sociale partners in het wegvervoer-, binnenbeurtvaart- of kraanverhuurbedrijf.
2.
onderneming in het wegvervoer en/of het binnenbeurtvaartbedrijf en/of het kraan verhuurbedrijf: de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die - aldan niet met winstoogmerk - in een in Nederland gevestigd bedrijf of in een afdeling van een zodanig bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden uitoefent, behorende tot het wegvervoer en/of het binnenbeurtvaartbedrijf en/of het kraan verhuurbedrijf, met uitzondering van:
a. het privaatrechtelijke lichaam dat op grond van zijn doelstelling en financiële verhouding tot een of meer publiekrechtelijke lichamen door de Minister van Binnenlandse Zaken is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds A.B.P.; b. de rechtspersoon, die op l januari 1963 als aangesloten werkgever is ingeschreven bij de Stichting Pensioenstichting Transport, te Utrecht, zolang de inschrijving als aangesloten werkgever bij die stichting na l januari 1963 onafgebroken voortduurt; c. de rechtspersoon die valt onder de werkingssfeer1 van de Stichting Pensioenfonds Openbaar Vervoer, gevestigd te Utrecht, zoals deze geldt op l januari 2003; d. de rechtspersoon die valt onder de werkingssfeer2 van de Stichting Spoorwegpensioenfonds, gevestigd te Utrecht, zoals deze geldt op l oktober 2001 en voor zover de onderneming zich niet bezig houdt met het beroepsvervoer over de weg. 3.
wegvervoer: het bedrijf van: a. het tegen vergoeding vervoeren van goederen over de weg, alsmede het tegen vergoeding vervoeren van goederen over niet voor het openbaar verkeer openstaand terrein; b. het aJs bode, bestelhuis of op andere dergelijke wijze verlenen van bemiddeling bij het tot stand komen van overeenkomsten ter zake van het tegen vergoeding vervoeren van goederen over de weg; c. het tegen vergoeding uitvoeren van besloten busvervoer en openbaar vervoer; d. het exploiteren van taxi's; waarbij onder besloten busvervoer, openbaar vervoer en taxivervoer hetzelfde wordt verstaan als in de Wet Personenvervoer 2000 (Wet van 6 juli 2000, Stb. 2000, 314).
4.
binnenbeurtvaartbedrijf: het bedrijf, van het binnen Nederland uitvoeren van één of meer geregelde diensten tot het tegen vergoeding vervoeren van goederen met binnenschepen en het bedrijf van het verlenen van bemiddeling tot het afsluiten van overeenkomsten tot vervoeren, als zojuist bedoeld.
5.
kraanverhuurbedrijf: alle in Nederland werkzame ondernemingen waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen.
6.
werkgever: de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon waarmee de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft gesloten."
) Het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Openbaar Vervoer verstaat onder deelnemers aan haar pensioenregeling: werknemers in dienst van een aangesloten onderneming voor wie ingevolge het bepaalde in de Collectieve Arbeidsovereenkomst deelneming aan de pensioenregeling is voorgeschreven. Krachtens artikel l van de op l januari 2003 geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst Openbaar Vervoer 2003/2004 vallen de volgende ondernemingen onder haar werkingssfeer:
l a. b.
c.
Ondernemingen die lid zijn van de Vereniging Werkgevers Openbaar Vervoer te utrecht, voorzover zij openbaar vervoer verrichten. Andere in Nederland werkzame ondernemingen, die openbaar vervoer verrichten, op een daartoe aan die onderneming verstrekte vergunning, als bedoeld in de Wet Personenvervoer (Wet van 6 juli 2000, Stb. 2000, 314) . EMA Technische Bedrijven B.V. Combonet B.V. B.V. ZWN Delta Exploitatie.
2 a.
Onder openbaar vervoer wordt verstaan voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.
b.
Een dienstregeling is een voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden waarin zijn aangeduid de halteplaatsen waartussen en de tijdstippen waarop openbaar vervoer wordt verricht, zo nodig onder de vermelding dat de halteplaatsen of tijdstippen door de reiziger kunnen worden beïnvloed.
Krachtens artikel l van de op l januari 2003 geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst Openbaar Vervoer 2003/2004 vallen de volgende ondernemingen niet onder haar werkingssfeer:
3 a.
de gemeentelijke vervoerbedrijven van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, alsmede de HTM personenvervoer N.V., Stadsvervoer Dordrecht (SVD BV), N.V. ARRIVA Groningen, Stadsbusgroep Maastricht N.V., N.V. NOVIO, Syntus B.V., NoordNed Personenvervoer B.V. en alle ondernemingen van N.V. Nederlandse Spoorwegen die zich bezig houden met vervoer van personen per trein.
b.
de ondernemingen waarop op 31 december 1989 de CAO voor het Besloten Busvervoer van toepassing was en die op eigen concessie openbaar vervoer verrichten waarvoor minder dan 25 full-time eenheden worden ingezet. Deze uitzondering geldt voor zover in die CAO het salaris (functieloon en toeslagen/toelagen) en de salarisberekening met inbegrip van de vakantietoeslagen voor autobuschauffeurs die openbaar vervoer verrichten, zodanig geregeld is dat het niveau ervan overeenkomt met de desbetreffende regelingen in de CAO Openbaar Vervoer;
c.
de onderneming,
die per onderneming per jaar gedurende ten hoogste
30.000 uur openbaar
vervoer verricht en waarop op l januari 1990 de CAO Taxivervoer van toepassing is, voor zover in die CAO een garantie-uurloon en onregelmatigheidstoeslag is opegenomen voor chauffeurs die openbaar vervoer verrichten met personenauto's en dit uurloon en deze toeslag zodanig geregeld zijn dat het niveau ervan overeenkomt met de desbetreffende regelingen in de CAO Openbaar Vervoer. d. 2 ) Tot de bedrijfstak Spoorwegen worden volgens artikel 4 van de op l oktober 2001 geldende statuten van de Stichting Spoorwegpensioenfonds gerekend bedrijven die actief zijn op de volgende terreinen, dan wel delen daarvan:
a.
het (doen) aanbieden van openbaar vervoer van personen per trein;
b.
het beheren en exploiteren van stations ten behoeve van het vervoer van personen per trein;
c.
het (doen) vervoeren van goederen per trein;
d.
het adviseren over en het beheren,
(doen) realiseren en instandhouden van rollend
materieel; e.
het adviseren over en het beheren,
(doen) realiseren en instandhouden van
railinfrastructuur; f.
het toedelen van de railinfrastructuurcapaciteit aan vervoerders en het regelen van het treinverkeer.
Tevens kunnen tot de bedrijfstak Spoorwegen worden toegelaten bedrijven die gerekend kunnen worden te behoren tot de bedrijfstak Spoorwegen.
II.
Dit besluit treedt in werking met ingang van l mei 2006.
's-Gravenhage, 19 april 2006 de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : UAW/CAV/06-74568/12
DE MINISTER VAN SOCIALE Z A K E N EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op l september 2006, 12 december 2006 en 31 januari 2007 ontvangen aanvraag van Colland namens Cumula Nederland, de Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners, LTO Nederland, Plantum NL, Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur. Vereniging Paddenstoelenteelt Nederland, Koninklijke Bond voorde Groothandel in Bloembollen en Boomkwekerijproducten. de Nederlandse Bond van Boomkwekers, de Nederlandse Fruittelers Organisatie, de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren, de Algemene Vereniging Inlands Hout, de Nederlandse Veeverbeteringsorganisatie, de Bond van Verenigingen van Kunstmatige Inseminatie van Varkens, de Vereniging van Nederlandse Groen voederdroger ij en, FNV Bondgenoten en CNV BedrijvenBond, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de sectoren Rundveeverbetering, Groothandel in Bloembollen, Bos en Natuur, Land- en Tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen, Hoveniers, Glastuinbouw, Open Teelten, Dierhouderijen, Paddestoelen, Varkensverbetering, Groenvoederdrogerijen en Tuinbouwzaadteeltbedrijven. Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Overwegende, Tegen het verzoek om verplichtstelling zijn zienswijzen ingediend door partijen betrokken bij het verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds Bouwnijverheid. De zienswijzen betreffen de werkingssfeeroverlap tussen de sectoren Land- en Tuinbouwexploiterende Ondernemingen, Bos en Natuur en Hoveniers met de Bouwnijverheid. De ingebrachte zienswijzen tegen de sector Land- en Tuinbouw Exploiterende Ondernemingen zijn in april 2007 door de Bouwnijverheid ingetrokken. Voorts overwegende, Het werkingssfeergeschil heeft geleid tot nader overleg tussen de partijen betrokken bij beide bed r ij f stak pen s i oen fondsen. Naar aanleiding hiervan zijn de resterende zienswijzen uiteindelijk ingetrokken. De belangrijkste reden daarvoor is geweest dat wordt onderschreven dat de afbakening tussen de werkingssferen van beide pensioenfondsen in principe voldoet, zij het met de constatering dat de afbakening niet voorziet in reeds in gang gezette en naar verwachting voortschrijdende ontwikkelingen in bovenvermelde sectoren van de bedrijfstak Landbouw. Daarin worden in toenemende mate activiteiten ontplooid die raken aan de werkingssfeer van de Bouwnijverheid. In de praktijk hebben zich in dit verband tot dusverre geen concrete problemen voorgedaan. De partijen betrokken bij de bedrijfstak pensioenfondsen voor de Landbouw en de Bouwnijverheid hebben in dat kader besloten een commissie werkingssfeer in te richten die toeziet op de toepassing van de, met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen van het ene naar het andere pensioenfonds, gestelde regelen. Daartoe hebben partijen criteria ontwikkeld, waarvan zij met het oog op de transparantie de minister hebben verzocht die als bijlage bij de wederzijdse besluiten tot verplichtstelling op te nemen. De commissie werkingssfeer regelt haar eigen werkwijze en is verantwoordelijk voor de juiste toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen gestelde regelen. Partijen hebben over en weer naar elkaar uitgesproken dat zij langs de lijnen van de toepassingspraktijk periodiek zullen ijken of de afbakening van de werkingssferen van beide pensioenfondsen adequaat is. Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;
BESLUIT:
l
Wijzigt zijn besluit van 27 mei 1949, nr. 1 1 1 0 , Stcrt. 1949, nr. 104 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 december 1986. nr. 86/10521, Stcrt. 1987, nr. 3) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw . De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw is verplicht gesteld voor alle werknemers in loondienst van een werkgever die in hoofdzaak activiteiten verricht in de agrarische sector, waaronder begrepen: 1.
een groothandelsonderneming in bloembollen, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit handel in bloembollen;
2.
een bos en natuuronderneming, zijnde een terreinbeheersbedrijf: een onderneming waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen aannemingsbedrijf: een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht;
3.
een land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van landbouwambachten werkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dierlijke productie. cultuurtechnische werkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel. Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen. meststoffendistributie: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van distributie van dierlijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische sector;
4.
een hoven iersbedrij f, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit: hoveniers- en/of groenvoorzieningswerkzaamheden: het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. Onder Ho ven iersbedrij f wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden. boomverzorgingswerkzaamheden: het voor derden planten en/of verplanten en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. interieurbeplantingswerkzaamheden:
het voor derden plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; Dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden: Het voor derden aanleggen en/of onderhouden van daktuinen, danwei beplantingsvormen op daken of tegen gevels. Greenkeeperswerkzaamheden: Het voor derden aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. 5.
een glastuinbouwonderneming, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddestoelenteelt en de boomkwekerij onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrij ven, ongeacht of laatstgenoemde bedrijfsactiviteiten geheel often dele in de open lucht plaatsvinden;
6.
een onderneming in open teelten, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten die niet permanent onder glas of plastic bedekt zijn, maar met inbegrip van de boomkwekerij en aanverwante handelsactiviteiten die onder glas of plastic bedekt plaatsvindt. Deze sector is onderverdeeld in navolgende subsectoren t.w. Open Teelten Boomkwekerij, Open Teelten Bloembollen, Open Teelten Landbouw (akkerbouw) en Open Teelten Tuinbouw;
7.
een dierhouderijonderneming, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met uitzondering van de stalhouderij c.q. een onderneming die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden;
8.
een paddenstoelenteeltonderneming, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit de teelt van paddestoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddestoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost;
9.
een groenvoederdrogerijonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend dan wel in hoofdzaak, groenvoederproducten worden gedroogd, met inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden;
10. een tuinbouwzaadteeltonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend of in belangrijke mate de activiteit van handels-, productie-, kweek- en/of selectiebedrijf van tuin en/of bloemzaden wordt uitgeoefend; 11. Een rundveeverbeteringsonderneming, zijnde een een organisatie die werkzaamheden doet verrichten op het gebied van de rundveeverbetering, daaronder ook begrepen een organisatie die biologisch veeverbeteringsmateriaal levert. 12. Een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde: een fokkerij-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, waarin de activiteiten overwegend bestaan uit diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector, een k.i.-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke een k.i. station exploiteert en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens exploiteert, een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke zich ten doel stelt het verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten van deze organisatie. Onder werkgever wordt verstaan: a. degene die een onderneming drijft zoals hierboven vermeld, b. degene die een onderneming drijft met een onderdeel waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de hierboven genoemde activiteiten worden uitgeoefend, indien in dit onderdeel meer dan de helft van het totale aantal werknemers werkzaam is, c. juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan hierboven genoemde activiteiten als bedoeld onder l tot en met 12, voor dat deel van de onderneming, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de
zin van artikelen 2:24a (Stb. 1991. 200) en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Onder werknemer wordt verstaan: de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever, met uitzondering van: a. b. c. | j ! d.
personen, die de leeftijd van 21 nog niet hebben bereikt; personen, die de leeftijd van 65 jaar hebben overschreden; personen, die - zodanig pensioen genieten - 65% of meer arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van van 18 februari 1966, Stb. 84) of de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van J O november 2005. Stb. 572); de directeur-grootaandeelhouder in de zin van de SV-wetgeving (regeling aanwijzing directeurgrootaandeelhouder van 19 december 1997, Stct. 1997,248).
U. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
BIJLAGE BIJ HET BESLUIT Uitgangspunten voor de indeling en de overgang van ondernemingen door de Commissie Werkingssfeer • Werkzaamheden uitgevoerd binnen de sectoren Hoveniers en Bos en Natuur van de Landbouw kunnen raken aan de werkingssfeer van de Bouwnijverheid. • De huidige besluiten tot verplichtstelling van beide bedrijfstakpensioenfondsen kennen ieder voor zich een adequate afbakening van werkingssferen, zij het dat die afbakening niet expliciet is toegeschreven op in gang gezette en naar verwachting voortschrijdende ontwikkelingen in de sectoren Bos en Natuur en Hoveniers. • Tegen die achtergrond hebben partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid besloten tot gezamenlijke inrichting van een Commissie Werkingssfeer, die aan de hand van onderstaande criteria verantwoordelijk is voor en beslist over de indeling en overgang van ondernemingen in de sectoren Hoveniers en Bos en Natuur. • De raakvlakken tussen de sector Hoveniers, waaronder tevens begrepen groen voorzien ings- en greenkeeperswerkzaamheden, en de Bouwnijverheid betreffen de werkzaamheden die in samenhang worden uitgevoerd met het "al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen", te weten de onderdelen "een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen". Tussen partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid bestaat eensgezindheid over de opvatting dat de voorbereidende grondwerkzaamheden behoren tot de greenkeeperswerkzaamheden maar alleen daar waar het de grondbewerking c.q. profilering van de toplaag betreft en niet het grove grondverzet bijvoorbeeld in het kader van de aanleg van terreinen. Eveneens bestaat eensgezindheid over de opvatting dat de werkzaamheden met betrekking tot wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, in het kader van het Hoveniersbedrijf van ondergeschikt belang zijn. Als afbakeningscriterium daarvoor geldt dat indien die werkzaamheden minder dan 50% van de loonsom uitmaken, de onderneming behoort tot de Landbouw en indien dat voor meer dan 50% is, de onderneming behoort tot de Bouwnijverheid. • De raakvlakken tussen de sectoren Bos en Natuur en de Bouwnijverheid betreffen de werkzaamheden in het kader van het terrein beheers bed rij f. voor zover deze activiteiten worden uitgevoerd in het kader van droge en natte natuurterreinen alsmede het aannemingsbedrijf voor zover deze activiteiten worden uitgevoerd op het terrein van de weg- en waterbouw, kust- en oeverwerken en grond verzetwerkzaam heden. Tussen partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid bestaat eensgezindheid over de opvatting dat voormelde werkzaamheden met betrekking tot het terreinbeheersbedrijf en het aannemingsbedrijf in het kader van de Landbouw van ondergeschikt belang zijn. Als afbakeningscriterium daarvoor geldt dat indien die werkzaamheden minder dan 50% van de loonsom uitmaken, de onderneming behoort tot de Landbouw en indien dat voor meer dan 50% is, de onderneming behoort tot de Bouwnijverheid. • Gelet op de aard van de onderhavige arbeidsvoorwaarde, waarbij stabiliteit van essentieel belang is, geldt een overgangsregeling voor die situatie dat een onderneming in het Hoveniersbedrijf of het bedrijf van Bos en Natuur in enig jaar voor meer dan 50% van de loonsom activiteiten heeft ontwikkeld op die gebieden die raken aan de Bouwnijverheid, Indien deze onderneming gedurende een periode van twee achtereenvolgende jaren met zijn loonsom uitstijgt boven de 50%-grens voor de aan de Bouwnijverheid rakende activiteiten, wordt de onderneming definitief bij de Bouwnijverheid ingedeeld. In dat geval wordt aangenomen dat de onderneming structureel meer Bouwnijverheid- dan Landbouw- gerelateerd is.
i L
's-Gravenhage. 18 maart 2008 de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze. de Directeur Uitvoeringstaken A rbeidsvoorwaardenwetgeving.
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN W E R K G E L E G E N H E I D Arbeidsinspectie Directie Uitvoeringstaken. Juridische Zaken en Beleidsinformatie Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : AI/UJ B/CA V/02/85669
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN W E R K G E L E G E N H E I D
Gezien de op 7 november 2002 ontvangen aanvraag van de Stichting Pensioenfonds voor het Molenaarsbedrijf en Aanverwante Bedrijven namens de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (NEVEDI), FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond en De Unie, daartoe strekkende, dat de deelneming in de Stichting Molenaarspensioenfonds ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht wordt gesteld voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor de Graanbe- en verwerkende industrie; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Overwegende voorts. Dat tegen het verzoek tot vcrplichtstelling van de deelneming in de Stichting Molenaarspensioenfonds zienswijzen zijn ingebracht door: a. Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V., namens een twaalftal ondernemingen; b. Rijnvallei Land- en Tuinbouwcoöperatie b.a.. mede namens de Centrale Adviesdienst voor de Fruitteelt b. v. en Coöperatief Op- en Overslagvereniging Amersfoort W. A.; c. Verbond van Verzekeraars. Ten aanzien hiervan dient ge/egd te worden dat de zienswijzen betrekking hebben op de financiële gevolgen van de verplichtstelling, de werkingssfeer en vrijstelling van de verplichtstelling. De beoordeling of pensioenregelingen financieel deugdelijk zijn onderbouwd en binnen kaders van regelgeving zijn opgesteld is een verantwoordelijkheid van de Pensioen- en Verzekeringskamer. De financiële onderbouwing is door de Pensioen- en Verzekeringskamer in haar advies als positief beoordeeld. De omschrijving van de werkingssfeer is de verantwoordelijkheid van de partijen die de verplichtstelling hebben aangevraagd. Daarbij kan worden opgemerkt dat de werkingssfeer inhoudelijk identiek is aan de werkingssfeer van de thans geldende CAO-tekst. Verder kan op voorhand niet gezegd worden dat sprake is van een onduidelijke werkingssfeer. De bevoegdheid tot vrijstelling is in de Wet Bpf 2000 toegekend aan het bedrijfstak pensioen fonds. In geval van conflicten over het al dan niet verlenen van vrijstelling beslist de bestuursrechter. Gezien het bovenstaande treffen de zienswijzen geen doel. Gelet op de artikelen 2, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstak pen si oen fonds 2000; Gezien liet overleg met de Stichting van de Arbeid en de Pensioen- & Verzekeringskamer;
BESLUIT: I. De deelneming in de Stichting Molenaarspensioenfonds verplicht te stellen voor: Alle werknemers die: • de leeftijd van 62,5 jaar nog niet hebben bereikt, en • op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van een onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak beweegt in de Graanbe- en verwerkende industrie (hierna te noemen de bedrijfstak), waaronder wordt verstaan: a. de bc- en verwerking van granen, landbouwzaden en/of peulvruchten; b. de verwerking van veevoedergrondstoffen t.b.v. landbouwhuisdieren, uitgezonderd die bedrijven die in hoofdzaak kunstmei k voeders en/of pre-mixen fabriceren; c. de op- en overslag van granen, landbouwzaden en/of peul vruchten en/of veevoedergrondstoffen. Voor wat betre il de term "in hoofdzaak" geldt dat deze geacht wordt van toepassing te /ij n als ten minste de helft van de werknemers van de desbetreffende onderneming bij de omschreven bedrijfsactiviteiten is betrokken. II.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
"s-Gravenhage, 6 augustus 2003
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze. de wnd. Directeur Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden
Nr.. AI/CK/CAV/02-20478
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 14 maart 2002 ontvangen aanvraag van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Houthandel namens de Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen, FNV Bouw en de Hout- en Bouwbond CNV, daartoe strekkende, dat de verpüchtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstak pen s i oen ton ds 2000 wordt gewijzigd voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voorde Houthandel; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Overwegende voorts, Dat tegen het verzoek om wijziging van de verpüchtstelling zienswijzen zijn ingebracht door Allen & Overy namens Fetim B.V. Ten aanzien hiervan dient gezegd te worden dat Fetim, conform het bepaalde in het Vrijstel l ingsbesluit Wet Bpf 2000, vrijstelling heeft van deelname aan de verplichte prcpensioenregeling en dat derhalve de zienswijzen van Fetim geen doel treffen. Verder kan op voorhand niet gezegd worden dat sprake is van een onduidelijke werkingssfeer. Tot slot is het zo dat terzake de financiering van de VUT-regeling en de Toeslagregeling afzonderlijke verzoeken zijn gedaan tot algemeen verbindendverklaring. Hiertegen kan door Fetim zelfstandig bedenkingen worden ingebracht. Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstak pensioen fonds 2000; Gezien het overleg met de Stichting van c/e Arbeid en de Pensioen- & Verzekeringskamer;
BESLUIT: l.
Wijzigt zijn besluit van 27 j u n i 1952, n r. ()27, Stcrt. 1952, nr. 124 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 november 1997, nr.970129, Stcrt. 1997, nr. 220) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voorde Houthandel, zulks met inachtneming van hetgeen onder II is bepaald. De vcrplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
"liet deelnemen in de Stichting Bedrij fsiuk pensioenfonds v o o r d e l louthandel \erplichl te stellen xoor: 1.
de werknemers als hierna onder A bedoeld, met uitzondering van de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsregister, vanaf de eerste dag van de maand waarin zij de 25-jarige leeftijd bereiken tot de eerste dag van de maand, waarin zij de 65-jarige leeftijd bereiken, voor zover het betreft de regeling ter verzekering van het ouderdomspensioen, het partnerpensioen, het bijzonder partnerpensioen en het wezenpensioen;
2.
de werknemers als hierna onder A bedoeld, met uitzondering van de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsregister, vanaf de eerste dag van de maand waarin zij de 25-jarige leeftijd bereiken tot de eerste dag van de maand, waarin zij de 60-jarige leeftijd bereiken, voor zover het betreft de regeling ter verzekering van het prepensiocn;
3.
de werknemers als hierna onder A bedoeld, met uitzondering van de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsregister, vanaf de eerste dag van indiensttreding als werknemer tot de eerste dag van de maand, waarin zij de 65-jarige leeftijd bereiken, voor zover het betreft de regeling ter verzekering van het invaliditeitspensioen;
worden ten deze verstaan onder: A. Werknemer: 1. ieder, die ingevolge arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een werkgever, als bedoeld onder B. met uitzondering van de bestuurder in de zin van het Burgerlijk Wetboek van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die op grond van de Handelsregisterwet als bestuurder ingeschreven dient te staan in het Handelsregister; 2. ieder, die persoonlijk (een van) de onder C genoemde werkzaamheden verricht ingevolge een met deze werkgever of een derde gesloten overeenkomst van aanneming van werk en niet krachtens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioentbnds verplicht is;
B.
Werkgever: iedere werkgever in het houtbedrij f;
C. Houtbedrijf: alle in Nederland gevestigde ondernemingen, die uitsluitend of in hoofdzaak - voor eigen
rekening en risico en gericht op niet-partieulieren als afnemers - de groothandel uitoefenen in (Nederlands en/of buitenlands, onbewerkt, dan wel bewerkt zonder dat daardoor een eindproduct is ontstaan) hout- en plaatmateriaal en aanverwante artikelen en/or'die uitsluitend of in hoofdzaak de navolgende werkzaamheden verrichten: - (loon)zagen, - (loon )scha ven, - (loon)drogen en/of (loon)verduurzamen van hout. - ten behoeve van de handel, hout oogsten in bossen en andere houtopstanden, - de vervaardiging van producten uit houtafval, niet zijnde eindproducten alsmede de handel in deze producten."
II.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 24 januari 2003
DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, M. Rutte, Namens deze, DE WND. DIRECTEUR VAN HET CENTRAAL KANTOOR VAN DE ARBEIDSINSPECTIE,
Dr. P.B. Koster
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. :UAW7CAV/03-79152
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 13 oktober en 27 november 2003 ontvangen aanvraag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen namens de Federatie van de Groothandel in Levensmiddelen, de Vereniging voor de Groothandel in Zoetwaren, Tabak en Tabaksprodukten, de Nederlandse Vereniging voor de Handel in Gedroogde Zuidvruchten, Specerijen en aanverwante artikelen, FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en de Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, daartoe strekkende, dat de deelneming in genoemde Stichting ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht wordt gesteld voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor de Groothandel in Levensmiddelen; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Overwegende voorts, Dat tegen het verzoek om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door Damsté Advocaten namens Huuskes BV. De zienswijzen tegen het verzoek om wijziging van de verplichtstelling betreffen met name de (onduidelijke) omschrijving van de werkingssfeer alsmede de representativiteit. Voor de werkingssfeer geldt dat de omschrijving ervan behoort tot de verantwoordelijkheid van de partijen die de wijziging van de verplichtstelling hebben aangevraagd en dat op voorhand niet kan worden gezegd dat sprake is van een onduidelijke werkingssfeer. Ten aanzien van de zienswijzen tegen de representativiteit hebben partijen op verzoek van de Minister door middel van een accountantsverklaring voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een, als belangrijk aan te merken, meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigen. Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg met de Stichting van de Arbeid en de Nederlandsche Bank; BESLUIT: I.
Wijzigt zijn besluit van 26 november 1964. nr.67305, Stcrt. 1964, 232 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van l april 1999, nr.970952, Stcrt. 1999, 67) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voorde Groothandel in Levensmiddelen, zulks met inachtneming van hetgeen onder II is bepaald. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
"Artikel 1 werknemers De deelneming in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen is verplicht gesteld voor de mannelijke en vrouwelijke werknemers in de leeftijd van 25 tot 64,5 jaar, in dienst van een onderneming, uitoefenende de groothandel in levensmiddelen, met dien verstande, dat de verplichting tot deelneming in dit fonds
niet geldt ten aanzien van: a. werknemers, in dienstbetrekking werkzaam bij coöperatieve verenigingen, welke uitsluitend werkzaam zijn ten dienste van verbruikcoöperaties; b. werknemers, die krachtens de Wet Verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds d.d. 21 december 2000 (stb. 2000, 628) reeds tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds verplicht zijn; c. de directeur grootaandeelhouder (DG A) van een NV of BV, waarvan de onderneming valt binnen de bedrijfstak groothandel in levensmiddelen. De DGA heeft de mogelijkheid zich, onder voorwaarden, vrijwillig bij het fonds aan te sluiten. Artikel 2 werkgevers Onder groothandel in levensmiddelen wordt verstaan de onderneming die zich als groothandel: a. b.
bezig houdt met het kopen en verkopen van een assortiment levensmiddelen (ongeacht de verpakkingsvorm) bestaande uit ten minste acht van de hierna genoemde groepen; en/of bezig houdt met het kopen en verkopen aan wederverkopers van één of meer der navolgende producten: bakkerijgrondstoffen, specerijen, vleeswaren, visconserven, zoetwaren en/of gedroogde zuidvruchten, tabak en/of tabaksproducten en levensmiddelen gericht op binnen- en buitenhuishoudelijke markt;
Voor de ondernemingen als bedoeld in artikel 2 sub a. en b. geldt dat de omzet die wordt behaald met het verkopen hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retail ondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven. Onder de hiervoor onder artikel 2 sub a genoemde groepen wordt verstaan: grutterswaren zoals deegwaren (ongeacht de vorm) als macaroni en spaghetti; rijst, vermicelli, rijstproducten, bonen, gort, gerst, boekweit, erwten, muesli, mie, meel en meelproducten; gedroogde vruchten van binnenlandse of buitenlandse herkomst; gedroogde peulvruchten, noten en grondnoten; zeep en was-, poets- en reinigingsmiddelen, spiritus, lucifers, kaarsen, theelichten, borstelwerken en papierwaren; suikersoorten; margarine, spijsoliën, oliehoudende producten en plantaardige en dierlijke vetten; chocolade, chocoladewerken, suikerwerken, koek, banket, biscuits, wafels, beschuit; cacao en boterhamstrooisels en -smeersels, jam, keukenstroop, honing, kunsthoning; groente-, fruit-, vlees- en/of visconserven en comestibles; gedroogde peulvruchten; juspasta, soeppasta, soepen, soeppoeders, sauzen, kruiden, kruidenmengsels, bouillonblokjes en aroma's; zout, azijn, mosterd en andere tafelzuren; koffie en thee; alcohol vrije dranken, bier en zwakalcoholische dranken en limonadesiroop; diepgevroren levensmiddelen: diepgevroren snacks; consumptie-ijs vleeswaren; zuivelproducten, inclusief dagverse zuivel; drogisterij-artikelen en kramerijen als klein huishoudelijke, schrijf-, teken-, en toiletartikelen; tabak en tabaksproducten; medicinale artikelen; voeder voor pluimvee, kleine huisdieren en dergelijke; cosmetische artikelen; farmaceutische artikelen.
Onder groothandel in bakkerijgrondstoffen wordt verstaan de onderneming a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van bakkerij grondstoffen (ongeacht de verpakkingsvorm); en
b.
waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven. Onder groothandel in specerijen wordt verstaan de onderneming a.
die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van specerijen (ongeacht de verpakkingsvorm); en b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.
Onder groothandel in vleeswaren wordt verstaan de onderneming a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van vleeswaren (ongeacht de verpakkingsvorm); en b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven. Onder groothandel in visconserven wordt verstaan de onderneming a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van visconserven (ongeacht de verpakkingsvorm); en b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven. Onder groothandel in zoetwaren wordt verstaan de onderneming die a. zich bezig houdt met het kopen en verkopen van een assortiment zoetwaren (ongeacht de verpakkingsvorm) bestaande uit één of meer artikelen uit de hierna onder A. tot en met D. genoemde productgroepen; en b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven. Onder de hiervoor onder sub a. genoemde productgroepen wordt verstaan Productgroep A: Chocolade repen; candybars; chocolade, bonbons; dragees; seizoenartikelen. Productgroep B: Suikerwerk drop; kauwgum; pepermunt en dragees; overige suiker werk; seizoenartikelen. Productgroep C: Biscuit, banket en snijkoek biscuit en wafels; koekjes: chocoladebiscuit; stuksartikelen; stuksartikelen en banket; gebak; diepvriesgebak; snijkoek; seizoenartikelen.
Productgroep D: Hartige versnaperingen pinda's en noten; zoute biscuits; onderleggers: chips en frietsticks; overige cocktailsnacks.
Onder groothandel in gedroogde zuidvruchten wordt verstaan de onderneming a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van gedroogde zuidvruchten (ongeacht de verpakkingsvorm); en b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven. Onder groothandel in tabak en/of tabaksproducten wordt verstaan de onderneming a. die zich bezig houdt met het kopen en/of verkopen van tabak en/of tabaksproducten (ongeacht de verpakkingsvorm); en c. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven. Onder groothandel in levensmiddelen gericht op de binnen- en buitenhuishoudelijk markt wordt verstaan de onderneming a. die zich bezig houdt met het kopen en/of verkopen van levensmiddelen (ongeacht de verpakkingsvorm) voor de binnen- en buitenhuishoudelijke markt; en b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.
Onder het "kopen" zoals bedoeld in dit verplichtstellingsbesluit wordt mede verstaan het verkrijgen van artikelen van enige andere van het concern deel uitmakende onderneming, waarin een ander bedrijf wordt uitgeoefend. Onder het "verkopen aan wederverkopers" wordt mede verstaan het verkopen van producten aan instellingen of aan personen, die deze in een door hen gedreven onderneming aanwenden, behalve indien dit verkopen geschiedt in verband met het verkopen van waren aan particulieren. Onder "kopen en verkopen " wordt mede verstaan kopen en verkopen in transitovorm. II.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
's-Gravenhage, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorvvaardenvvetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : UAW/CAV/05/104797
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 15 december en 27 december 2005 ontvangen aanvraag van de Stichting Vakraad Metaal en Techniek namens CNV Bedrijvenbond. FNV Bondgenoten en De Unie, Vakbond voor industrie en dienstverlening en de FOCWA, de Nederlandse vereniging van ondernemers in het Carrosseriebedrij f, UNETO-VNI, NVKL, de Nederlandse vereniging van ondernemingen op het gebied van de koudetechniek en luchtbehandeling, de Vereniging Industrie en Groothandel in sieraden, horloges en aanverwante artikelen, de Vereniging Goud- en Zilversmeden, VIB, de Nederlandse Vereniging van Ondernemers in het Thermisch Jsolatiebedrijf, de Koninklijke Metaalunie, Nederlandse organisatie van ondernemers in het midden- en kleinbedrijf in de metaal, NVvM, de Nederlandse Vereniging van Modelmakerijen, NVO-SBG, Vereniging van ondernemingen in de Galvanotechnische industrie, NVOG, de Nederlandse Vereniging van Ondernemers in het Graveerbedrijf en BOVAG, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Metaal en Techniek; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Voorts overwegende, dat tegen het verzoek om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door: De Nederlandse Bond van Bemiddeling- en Uitzendondernemingen (NBBU) De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor langdurige Uitzendkrachten (Stiplu) Deze zienswijzen zijn na overleg met verzoekende organisaties bij de Stichting pensioenfonds Metaal en Techniek ingetrokken. Gelet op de artikelen 10. eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank.
BESLUIT: 1.
Wijzigt zijn besluit van 25 februari 1950, Stcrt. 1950, nr. 42. (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 november 1999. nr. 9944049, Stcrt. 1999, nr. 226) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Techniek. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
"De deelneming in het Pensioenfonds Metaal en Techniek is verplicht gesteld voor de werknemers die werkzaam zijn in ondernemingen, in welke ongeacht de economische functie, uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de hierna onder l t/m 19 genoemde werkzaamheden worden uitgeoefend.
1.
Het be- en/of verwerken van metalen (met uitzondering van de ondernemingen, hierna bedoeld onder 2, en volgende), waaronder onder meer wordt verstaan: a. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, email leren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen uit al of niet van derden betrokken onderdelen, slopen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen en walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik. brons, koper, lood, messing, staal. tin. ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of van metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin van het woord, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksem-afleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektroden, gaas, gemotoriseerde rijwielen, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), kachels, ketels, kinderwagens, klink-nagels, knopen, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meters (onder andere gas-, elektriciteit-, wateren taxinieters), meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten v ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken (metalen), rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuif- en sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, tuben en uurwerken; b. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken; c. het staalblazen en/of zandstralen; d. het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt; e. het uitvoeren van revisiewerkzaamheden aan verbrandingsmotoren en aan onderdelen daarvan in de ruimste zin (motorenrevisiebedrijf), alles mits in de betrokken onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende minder dan l .200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht.
2.
Het galvaniseren, waaronder wordt verstaan het door middel van het op elektrochemische of op andere wijze aanbrengen van metaalneerslag op voorwerpen, het oxyderen of polijsten van metalen (galvanotechnisch bedrijf).
3.
Het hand- en machinegraveren, waaronder wordt verstaan het bedrijf van het graveren in metaal of andere stoffen (graveerbedrijf).
4.
Het lakken, moffelen, slijpen en/of polijsten van metalen.
5.
Het herstellen van naaimachines.
6.
Het vervaardigen en/of herstellen van roeiboten, kleine zeilboten, kano's en dergelijke van metaal.
7.
Het vervaardigen, aanbrengen of herstellen van kunstledematen, orthopedische apparaten (beugels en spalken), orthopedische korsetten en andere medische bandages.
8.
Het vervaardigen, repareren en wijzigen van gietmodellen, vormplaten en coquilles voor de metaalindustrie (modelmakersbedrijf).
9.
Het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van huisrioleringen; het vervaardigen, aanbrengen, herstellen of onderhouden van uit aluminium, zink, lood of koper bestaande dakbedekkingen of onderdelen daarvan, bekledingen aan of op bouwwerken, afvoerpijpen voor regenwater of onderdelen daarvan: het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van installaties voor gas- of watervoorziening of gedeelten daarvan, het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van brandleidingen. sprinklerinstallaties of sanitaire installaties of gedeelten daarvan (loodgieters- en flttersbedrijO-
10. a.
Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bed rij fs vaardig opleveren van elektrotechnische zwak* en sterkstroominstallaties (elektrotechnisch installatiebedrijf), met uitzondering van het elektrotechnisch scheepsinstallatiebedrijf. voor zover, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel in een
b.
c. d.
e.
f.
g.
h.
i. j.
k.
l. m. n.
dergelijke onderneming tenminste l .200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht. Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bed rij fs vaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties ten behoeve van signalering van en/of beveiliging tegen onbevoegde toegang, kwaadwillig gedrag en persoonlijke en/of materiële schade (elektrotechnisch beveiligingsinstallatiebedrijf). Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onder houden of bedrij fs vaardig opleveren van installaties op het gebied van aarding en kathodische bescherming (aardingsbedrijf)Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bed rij fs vaardig opleveren van radio- en televisie-ontvangtoestellen, radio- en televisie-ontvanginstallaties, elektrotechnische geluidversterkers, elektrotechnische geluidversterkerinstallaties. alsmede bijbehorende hulptoestellen of onderdelen (radio- en televisie-installatie- en reparatiebedrijf). Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrij fs vaardig opleveren van installaties ten behoeve van ontvangst en distributie van radio- en televisiesignalen, alsmede van overdracht van informatie (installatiebedrijf voor collectieve antennes, kabeltelevisie en overige (tele)communicatie). Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, vervaardigen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van lichtinstallaties met gasontladingsbuizen van hoge spanning, waaronder begrepen het monteren en demonteren van deze buizen, alsmede algemene reclameverlichtingsinstallaties voor zover deze niet binnen een pand functioneren (lichtreclamebedrijf). Het aanleggen, herstellen, uitbreiden, demonteren, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektriciteitsdistributienetten, straat- en terreinverlichting, elektrotechnische bewegwijzeringsinstallaties, elektrotechnische verkeersregel-, verkeersmeting- en verkeerscontrole-installaties en elektrotechnische parkeerregelinstallaties (elektrotechnisch nettenbouw- en buiteninstallatie bedrijf). Het aanleggen, ontwerpen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden en bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties of onderdelen daarvan, ten behoeve van ontvangst, distributie, zichtbare en/of hoorbare overdracht van informatie alsmede informatieverwerking en regeling van iridustriële productieprocessen of andere mechanische bedrijfsvoorzieningen (communicatie- en industrieel automatiseringsinstallatiebedrijf). Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische installaties ten behoeve van exposities, beurzen, evenementen of feestverlichting (het tentoonstellingsinstallatiebedrijf). Het met het oog op het gebruik van huishoudelijke elektrotechnische verbruikstoestellen bedrijfsmatig aanleggen, wijzigen, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van een aansluitpunt op een bestaande eindgroep van een sterkstroominstallatie (elektroaansluitbedrijf). Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties of onderdelen daarvan aan boord van zich op zee bevindende objecten welke niet over een eigen voortstuwing beschikken (elektrotechnisch off-shore installatiebedrijf). Het wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf). Het monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf)Het demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden en gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf).
Alles voor zover in de ondernemingen bedoeld onder L m en n, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende minder dan l .200 uren per week door bij een dergelijke onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht. 11.
a.
Het rechtstreeks voor derden monteren of repareren van installaties of onderdelen daarvan voor centrale verwarming, warm watervoorziening, luchtbehandeling, ventilatie en koeling
b.
12. a.
b.
c. d. e.
f.
13. a.
b.
(centrale verwarmingsbedrij0. Het rechtstreeks voor derden plaatsen en monteren of repareren van koel- en vriesinstallaties en installaties voor luchtbehandeling en ventilatie, deze laatste in koeltechnische zin (koeitechnisch bedrijf). Het vervaardigen, samenstellen, veranderen, onderhouden en/of herstellen van wagens, zoals aanhangwagens, opleggers, caravans en kampeerwagens, en het chassis daarvan, alsmede van carrosserieën, wisselcarrosserieën, carrosseriesegmenten, carrosserieplaatwerk, of delen daarvan, door toepassing van onder meer hout. houtprodukten. staal, ijzer, non-ferrometalen, beton, gips, kunststof, zomede het be- en/of venverken van deze materialen dan wel combinaties daarvan. Het aanbrengen en/of herstellen - ongeacht de gebruikte materialen - van stofferingen aan onder a. bedoelde objecten, alsmede aan c.q. in motorvoertuigen; het - ongeacht de gebruikte materialen - vervaardigen van produkten die dienen ter stoffering of bekleding, zoals onder meer hoezen, cabrioletkappen en hemels. Het aanbrengen van beschermende lagen op onder a. bedoelde objecten door onder meer spuiten, schilderen, lakken en dompelen. Het aanbrengen van teksten en reclame op onder a. bedoelde objecten. Het richten, meten, controleren en uitlijnen bij het herstellen van chassis en/of carrosserieën met behulp van richt- en meetapparatuur (richt- of meetbank, c.q. richtbank en mallen). Het verlengen, inkorten, versmallen en/of verbreden van chassis en/of carrosserieën. Ten deze worden verstaan onder: wagen: het gestel op wielen of glijvlakken om - anders dan langs spoorstaven - te worden voortbewogen voor het vervoer van personen en/of goederen, met uitzondering van rijwielen, bromfietsen, motorrijwielen, motorvoertuigen, kinderwagens, landbouwtrekkers, landbouwwerktuigen en andere mechanische werktuigen, rijdende kranen, vorkheftrucks en bulldozers. carrosserie: de open of gesloten opbouw van een wagen c.q. motorvoertuig, onder meer ter verkrijging van een wagen c.q. motorvoertuig met een speciale bestemming, zoals bijvoorbeeld autobussen, brandweerwagens, geldtransportwagens, koelwagens, ladderwagens, legerwagens, politiewagens, spaarbankwagens, tandartswagens, winkelwagens en ziekenwagens. Het verrichten van herstel lings- of onderhoudswerkzaamheden - waaronder mede te verstaan het voorzien van automobielen van motorbrandstoffen en/of-smeermiddelen - aan automobielen of auto-onderdelen of-toebehoren, dan wel het stallen, het voor verkoop gereedmaken of het wassen van automobielen (automobiel- en garagebedrijf), Het verrichten van herstel lings- of onderhoudswerkzaamheden - waaronder mede te verstaan het voorzien van motorrijwielen van motorbrandstoffen en/of-smeermiddelen aan motorrijwielen of motorrijwielonderdelen of-toebehoren, dan wel het stallen van motorrijwielen (motorrijwielreparatiebedrijf).
14. Het voor derden onderhouden en/of repareren van kantoormachines kantoormachinereparatiebedrijO15. a.
b.
Het vervaardigen van: 1. gebruiksvoorwerpen van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen van andere non-ferro metalen; 2. sieraden en monturen van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van sieraden en monturen van andere non-ferro metalen; 3. medailles, insignes enzovoort van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van medailles, insignes enzovoort van andere non-ferrometalen. Het herstellen van. dan wel het verrichten van een deelbewerking aan of voor de onder a. genoemde voorwerpen (goud- en zilvernijverheid).
16. a. b.
Het herstellen, verkopen of verhuren van al dan niet gemotoriseerde rijwielen, Het geven van gelegenheid tot stalling van al dan niet gemotoriseerde rijwielen (rijwielkleinbedrijf).
17. a.
Het aanbrengen, herstellen en/of onderhouden van beschermmaterialen: ter voorkoming of beperking van warmte- of koudeverlies;
b.
tegen vuur. vocht, geluid en/of vibratie, bij industrieën, aan technische installaties, aan boord van schepen, aan c.q. in gebouwde dan wel in aanbouw zijnde onroerende goederen en aan onder meer apparaten, daken, kanalen, ketels, leidingen, plafonds, tanks, vloeren en wanden, Het bekleden en afwerken van vorenbedoelde bescherrnmaterialen.
18. Het zagen, snijden, slijpen, overslijpen of kloven van sierdiamant. alsmede het bewerken van ruwe slijpdiamant tot geslepen sierdiamant. 19. a. b.
Het vervaardigen, verhandelen, herstellen en/of verhuren van zeilen, dekkleden en scheepstuig en/of de handel in scheepsbenodigdheden. Het vervaardigen, verhandelen, verhuren, herstellen, aanbrengen en/of opbergen van rolluiken, markiezen en zonneschermen, jaloezieën en lichtafsluitende gordijnen.
Een onderneming wordt geacht "in hoofdzaak' één of meer van de hierboven genoemde werkzaamheden uit te oefenen, wanneer het aantal werknemers dat bij de bedoelde werkzaamheden is betrokken, groter is dan het aantal werknemers dat werkzaamheden verricht op het gebied van enige andere bedrijfstak. Onder vervaardigen wordt mede verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. Onder werknemer wordt verstaan degene die in dienst van een werkgever tegen salaris arbeid verricht, tenzij in de hierna volgende artikelen anders is bepaald. Niet tot de Metaal en Techniek worden gerekend ondernemingen welke onder de werkingssfeer van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro ressorteren. De verplichtstelling geldt niet voor: 1. werknemers tot de eerste van de maand waarin de 18e verjaardag valt, alsmede voor werknemers vanaf de eerste van de maand waarin de 65e verjaardag valt; 2. personen die geen eigenlijke bedrijfsarbeid verrichten, zoals portiers, loopjongens, chauffeurs van personenauto's welke worden gebruikt ten dienste van eigenaars of employés van de onderneming, conciërges en reinigers en wier dienstverband tevens een tijdelijk karakter draagt en/of geen volledige normale dagtaak medebrengt; 3. stagiairs, waaronder wordt verstaan werknemers die arbeid verrichten als onderdeel van hun schoolopleiding, doch niet de bedoeling hebben in deze arbeid hun bestaan te zoeken; 4. werknemers die in het bedrijf bedoeld onder 10. sub g., voor grondwerk per karwei en/of voor beperkte duur in dat karwei of een reeks van karweien met een maximum van drie maanden zijn aangenomen; 5. bestuurders van naamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel; 6. beambten, die werkzaam zijn in een onderneming, waarin de onder 14. genoemde werkzaamheden worden uitgeoefend.
1.
Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek, is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk drie, twee of één jaar, te rekenen van l januari van enig jaar, tenminste heeft bedragen onderscheidenlijke l .200, 2.000 of 3.000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna onder 2. bepaalde, aangesloten bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro.
2.
De aansluiting bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder l. genoemde perioden.
3.
Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in de onder l genoemde takken van bedrijf waarop het tot l januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek, doch waarbij op genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek.
4.
In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor onder l. en 3. bedoeld, wordt voor de toepassing van het onder l. en 3. bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
5.
Indien een onderneming als bedoeld onder 3. in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet Sociale Verzekering overgaat naar de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij het Bedrijfstakpensioenfonds voorde Metalektro."
II. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. 's-Gravenhage, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Atlleling Col lectieve Arbeidsvoorwaarden N r. : Al/CK/CAV/02-51624 A
DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 8 juli en l augustus 2002 ontvangen aanvragen van de Stichting Vroegpensioentbnds voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie en het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie namens de FME-CWM, FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond. De Unie en de VHP Metalektro, daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voorde Metaalindustrie, onder gelijktijdige naamswijziging van de stichting in Stichting Bedrijfstakpensioentbnds voor de Metalektro, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voorde in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voorde Metalektro; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Voorts overwegende, dat tegen het verzoek om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door: -de Nederlandse Bond van Bemiddel i rigs- en Uitzendondernemingen (NBBU); -de Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas/Hunter Douglas Europe BV; -de Stichting Pensioenfonds Stork; -het Verbond van Verzekeraars; -de betrokken organisaties hij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Langdurige Uitzendkrachten (ST1PLU). Ten aanzien van de zienswijzen van de NBBU kan gezegd worden dat de problemen in de atbakening van de werkingssfeer tussen NBBU en Metalektro in het verplichtstellingsverzoek in overleg tussen NBBU en verzoekende organisaties zijn opgelost, in die zin dat leden van de NBBU van de verplichtstelling zijn gedispenseerd. De zienswijzen van de NBBU zijn vervolgens ingetrokken. De zienswijzen van Hunter Douglas tegen het verplichtstellingsverzoek. welke met name betrekking hadden op de financiële gevolgen en de (vermeende) strijdigheid met wetgeving van de regelingen alsmede op de representativiteitscijfers en de onduidelijkheden ten aanzien van gedispenseerde ondernemingen en pensioenfondsen, zijn ingetrokken. De zienswijzen van de Stichting Pensioenfonds Stork zijn ingetrokken. De vragen van het Verbond van Verzekeraars in het kader van zienswijzen ten aanzien van de afbakening van werkingssferen zijn door de verzoekende organisaties afdoende beantwoord.
Betrokken organisaties hij de STIPLU hebben buiten de termijn van tervisielegging zienswijzen ingediend inhoudende het verzoek deze zienswijzen mee te laten wegen bij de besluitvorming. Uiteindelijk zijn partijen tot een vergelijk gekomen in die zin dat leden van de ABU, zijnde de werkgeverspartij bij de STIPLU, van de ve rp l i c h ts te 11 i n g z ij n g ed i s pe n see rd. Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verpliehte deelneming in een bedrij t sta k pen s i oen ton d s 2000; Gezien het overleg met de Stichting van de Arbeid en de Pensioen- & Verzekeringskamer;
BESLUIT: I.
Wijzigt zijn besluit van 14 november 1949, nr. 2354, Stcrt.1949, nr. 223 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 november 1991, nr. 91/5137, Stcrt. 1991, nr. 239) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stiehting Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
"Artikel L
Definities In dit besluit wordt verstaan onder: 1. "werknemer": degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten met een werkgever; 2. "werkgever": de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werknemer als bedoeld in lid l arbeid pleegt te verriehten; 3. "PM E": Stichting Bedrijfstakpensioen fonds voor de Metalektro, gevestigd te Amsterdam; 4. "Raad van Overleg in de Metalektro": de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM) gevestigd te "sCravcnhage. De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens dit besluit zijn opgedragen. Artikel 2 Verplichtstelling 1. Het deelnemen in PME is verplicht gesteld voor werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro. 2. Tot de 'Metalektro' behoren - voor zover niet genoemd in lid 3 en 4 -ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak gekiende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 t/m 14, 16 en 17, werkzaamheden worden verricht en waarin: a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan: a.l. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailieren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten.samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin. ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigcn, landbouwtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals
crv,
appendages, automaten, automobielen, heelden, bliksemafleiders, blikwarcn, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas. gasmeters, haarden, instrumenten, (\\aaronderoptische apparaten), juloc/iecn. kachels, ketels (o.a. voor centrale verwarming), kinderwagens, k linknagels, kroonkurkcn, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken. rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekkcn, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks.taximeters, tuben, uurwerken, w a term eters, zo n we ri n ge n; a. 2. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken; a. 3.
het staalblazcn en/of zandstralen;
a. 4.
het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;
a. 5.
het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin;
b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend; e. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het: 1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroom installaties (elektrotechnisch wikkel bedrij t); 2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnische paneel bouwbedrij f); 3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiks-gereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf); d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B. W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming: werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of venverken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;- én voor 15% of meer van het totale prcmiepliehtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzenclbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B. W., zoals nader gedefinieerd in artikel l lid l en 2. en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrij ven van het Lisv d.d. 6 oktober 1999. gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. Zodra dit besluit in werking treedt geldt alsdan dat de onderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het UVVV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) als zodanig is vastgesteld; - én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht worden te behoren tot de Metalektro;- én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is; eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren: ondernemingen die lid zijn van de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen ( A B U ) en die op grond daarvan vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten; leden van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen NBBU. e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of een of meer van de in lid 3 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B. W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be-
cn/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan \vel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale prcmieplichtigc loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk. Onder "vervaardigen" dient eveneens te \\orden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. 3. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in lid 2 tevens geacht tot de Mctalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend: a. het walsen van staal; b. het ijzer- en staalgietersbedrijf; c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen; d. het vervaardigen en/of herstellen van liften; e. het hoogovenbedrij f met inbegrip van zijn nevenbedrij ven. Onder "vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. 4. Niet tot de Metalektro worden gerekend ondernemingen welke onder de werkingssfeer van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) ressorteren. 5. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werk-nemers is aangesloten bij PM E, is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2, of l jaar, te rekenen vanaf l januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1.200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 6 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg)pensioen aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voorde Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB). 6. De aansluiting van de in lid 5 bedoelde onderneming bij het Bedrijfspensioenfonds Metaal en Technische Bedrijfstakken gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 5 genoemde perioden. 7. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot l januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij PME doch waarbij op of voorgenoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij PME. 8. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 5 en 7 bedoeld, wordt voorde toepassing van het in lid 5 en 7 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting. 9. Indien een onderneming als bedoeld in lid 7 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voorde Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB). 10. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voorde Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB). is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en l jaar, te rekenen vanaf l januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 11 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg)pensioen aangesloten bij PME.
11. De aansluiting van tic in lid 10 bedoelde onderneming hij PME gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 10 genoemde perioden. 12. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde lakken van bedrijf waarop het tot l januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven hij het Bedrijfspensioenfonds voorde Metaal eivTechnische Bedrijfstakken (MTB), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de rcchtsvoorganger van PME had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB). 13. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid K) en 12 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 10 en 12 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting. 14. Indien een onderneming als bedoeld in lid 12 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij PME. 15. De Commissie Werkingssfeer' ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 5 t/m 14 gestelde regelen. 16. De verplichting geldt niet voor: de werknemers, die werkzaam zijn in.de lithografische afdelingen van ondernemingen in de Metalektro en die of grafische vakarbeid verrichten of behoren tot degenen, op wie sedert l januari 1962 de collectieve arbeidsovereenkomst voor het grafische bedrijf in Nederland (voor wat betreft de mantelbepalingen en bijlage C) dan wel de algemeen verbindend verklaarde bepalingen dier overeenkomst werden toegepast. 17. De verplichting geldt niet voor: 1. de bestuurders van naamloze vennootschappen en van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid; 2. de werknemers die uitsluitend tijdens in Nederland gangbare vakantieperiode(n) korter dan 10 weken in dienst van een werkgever zijn (vakantiewerkers)." II.
Dit besluit treedt in werking met ingang van l januari 2003.
's-G ra ven h age, 20 december 2002
DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, Drs. M. Rutte, Namens deze, DE WND. DIRECTEUR VAN HET CENTRAAL KANTOOR VAN DE ARBEIDSINSPECTIE,
Dr. P.B. Koster 1
De Commissie Werkingssfeer is samengesteld door de Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie en de Stichting Samenwerkende Metaal en Technische Bedrijfstakken. Het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer is gevestigd: Postbus 5210, 2280 HE Rijswijk ZH, telefoon 070 -3160325. In de commissie hebben tevens zitting, het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie en het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken.
•kz.
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : U AW/C A V/08/18887/06
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 27 juni 2008 ontvangen gewijzigde aanvraag van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro namens FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond, De Unie, VHP Metaiektro en FME-CWM. Vereniging van ondernemingen in de metaal-, kunststof-, elektronica- en elektrotechnische industrie en aanverwante sectoren, daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voorde Metalektro ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor de Metalektro; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Overwegende, dat tegen de gewijzigde aanvraag om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door Vallenduuk Advocaten namens Las- en Constructiebedrijf A.W.M, van der Tas te Hellevoetsluis. Dit betrof de volgende punten: De eerste zienswijze richt zich op de uitsluiting van verplichte deelneming in het pensioenfonds voor de Metalektro van 'ondernemingen die op de dag voorafgaand aan het in werking treden van de verplichtstelling lid waren van respectievelijk de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen en/of de Nederlandse Bond van Bemiddeïings- en Uitzendondernemingen (NBBU) én die op grond daarvan onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) vallen' (artikel 2 lid 2 sub d van de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds). Instemmen met deze formulering betekent het beïnvloeden bij wet van de vrije keuze van een ondernemer om zich aan te sluiten bij een organisatie, ïn dit kader wordt door Vallenduuk Advocaten verwezen naar artikel 11 van het EVRM en wordt geconcludeerd dat instemmen met het in artikel 2 lid 2 sub d bepaalde strijdig is met het internationale recht. Partijen bij de verplichtstelling bepalen de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds. Op grond van de werkingssfeer kan niet worden opgemaakt dat afbreuk wordt gedaan aan het recht op vrijheid van vereniging (vakvereniging), zoals geformuleerd in artikel 11 van het EVRM. De zienswijze treft dan ook geen doel. De tweede zienswijze betreft het gestelde in artikel 2 leden 9 en 14 van de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds. De zienswijze treft geen doel aangezien de leden 9 en 14 van artikel 2 geen onderdeel uitmaakten van de wijziging in de aanvraag en derhalve op het moment van tervisielegging van de gewijzigde aanvraag, via publicatie ervan in de Staatscourant, geen onderwerp waren van zienswijzen. Gelet op de artikelen 10. eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;
BESLUIT: L Wijzigt zijn besluit van 14 november 1949, nr. 2354, Stcrt. 1949, nr. 223 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2002, nr. 02-51624A, Stcrt. 2002, nr. 248) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
Artikel l
Definities
In dit besluit wordt verstaan onder: 1. "werknemer: de werknemer in de zin van de Pensioenwet; 2. "werkgever": de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werknemer als bedoeld in lid l arbeid pleegt te verrichten; 3. "PME": Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro, gevestigd te Amsterdam; 4. "Raad van Overleg in de Metalektro": de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM) gevestigd te 's-Gravenhage. De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens dit besluit zijn opgedragen. Artikel 2 Ve r pi ie hist e Hing 1.
2.
Het deelnemen in PME is verplicht gesteld voor werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro. Tot de bedrijfstak "Metalektro" behoren - voor zover niet genoemd in lid 3 en 4 ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste éénduizend tweehonderd uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 tot en met 14, 16 en 17, werkzaamheden worden verricht en waarin: a.
b. c.
uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan: l e het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, tandbouwtractoren, -machines en werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (onder andere voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels. kroonkurken. matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen; 2 e het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken; 3e het staalblazen en/of zandstralen; 4C> het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt; 5e het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin; uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend; uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het: 1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch
wikkelbedrijf): 2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf): 3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden. gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf); d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming: - werknemers voor vijfentwintig procent of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; én voor vijftien procent of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel l lid l en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrij ven de dato zes oktober negentienhonderdnegenennegentig, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van negen maart tweeduizend. De onderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) dan wel de Belastingdienst, die sinds een januari tweeduizendzes voor de sociale verzekeringen is belast met het indelen van ondernemingen bij sectoren, als zodanig is vastgesteld; - én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht worden te behoren tot de Metalektro; - én geen door werkgevers- en werknemers(organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is; eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen die op de dag voorafgaande aan het inwerkingtreden van deze verplichtstelling lid waren van respectievelijk de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen (ABU) en/of de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) én die op grond daarvan onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) vallen. e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of één of meer van de in lid 3 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk. Onder "vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen. 3.
Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in lid 2 tevens geacht tot de bedrijfstak Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend: a. het walsen van staal; b. het ijzer- en staalgietersbedrijf: c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen; d. het vervaardigen en/of herstellen van liften; e. het hoogoven bed rij f met inbegrip van zijn nevenbedrij ven. Onder "vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.
4.
Niet tot de Metalektro worden gerekend ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid
3 vallen, doch die met goedkeuring van de daartoe in de Metalektro bevoegde instantie onder de werkingssfeer van de Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek ressorteren. 5.
Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij PME. is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk drie, twee of één jaar, te rekenen vanaf een januari van enig jaar. minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk éénduizend tweehonderd, achthonderd of vierhonderd, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 6 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg)pensioen aangesloten bij Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek.
6.
De aansluiting van de in lid 5 bedoelde onderneming bij Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 5 genoemde perioden.
7.
Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot een januari negentienhonderdvijfentachtig geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij PME doch waarbij op of voornoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij PME.
8.
In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 5 en 7 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 5 en 7 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
9.
Indien een onderneming als bedoeld in lid 7 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale Verzekeringen 1997 dan wel overeenkomstig artikel 95 (sectorindeling) van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek.
10.
Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek, is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk drie, twee en één jaar, te rekenen vanaf een januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk éénduizend tweehonderd, tweeduizend of drieduizend, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 11 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg)pensioen aangesloten bij PME.
11.
De aansluiting van de in lid 10 bedoelde onderneming bij PME gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 10 genoemde perioden.
12.
Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot een januari negentienhonderdvijfentachtig geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek, doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij PME had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij Stichting Pensioenfonds voorde Metaal en Techniek,
13.
In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 10 en 12 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 10 en 12 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
14.
Indien een onderneming als bedoeld in lid 12 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 dan wel overeenkomstig artikel 95 (sectorindeiing) van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij PME.
15.
De Commissie Werkingssfeer1 ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in de leden 2 en 5 tot en met 14 gestelde regelen.
De Commissie Werkingssfeer is samengesteld door de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro en de Stichting Vakraad Metaal en Techniek. Het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer is gevestigd: Postbus 5210, 2280 HE Rijswijk ZH, telefoon 070-3160325. In de commissie hebben tevens zitting het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (PME) en het Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek (PMT)
16.
De verplichting geldt niet voor: de werknemers, die werkzaam zijn in de lithografische afdelingen van ondernemingen in de Metaiektro en die of grafische vakarbeid verrichten of behoren tot degenen, op wie sedert een januari negentienhonderdtweeënzestig de collectieve arbeidsovereenkomst voor het grafische bedrijfin Nederland (voor wat betreft de mantelbepalingen en bijlage C) dan wel de algemeen verbindend verklaarde bepalingen dier overeenkomst werden toegepast.
17.
Deze verplichting geldt niet voor: 1. de bestuurders van naamloze vennootschappen en van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid; 2. de werknemers die uitsluitend tijdens in Nederland gangbare vakantieperiode(n) korter dan tien weken in dienst van een werkgever zijn (vakantiewerkers).
1). Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. 's-Gravenhage, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr.: AI/CK/CAV/02-40037
DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 24 mei 2002 ontvangen aanvraag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven namens de Centrale Bond van Meubelfabrikanten (CBM), de Exhibitions Services Association Holland (ESAH), de Vereniging van Orgelbouwbedrijven in Nederland (VON), FNV Bouw en Hout- & Bouwbond CNV, daartoe strekkende, dat de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht wordt gesteld voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven alsmede de Tentoonstellingsbedrij ven en de Orgelbouw; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Gelet op de artikelen 2, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg met de Pensioen- & Verzekeringskamer;
BESLUIT: I.
Trekt in zijn besluit van 27 juli 2001, nr. AI/CK/CAV/2000/47647, Stcrt. 2001, nr.146, voor zover daarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de ddelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, zulks met inachtneming van hetgeen onder III is bepaald;
II.
De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven verplicht te stellen voor de werknemers in loondienst van een werkgever in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven alsmede de tentoonstellingsbouw en de orgelbouw, met ingang van de datum van indiensttreding tot de eerste dag van de maand waarin zij de 65-jarige leeftijd bereiken, met uitzondering van de werknemers in loondienst van een werkgever in de orgelbouw die ingevolge enige verplichtstellingsbeschikking, zoals deze luidt op l januari 1973, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds Onder een werkgever in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven wordt verstaan:
1)
de onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot met g. omschreven activiteiten uitvoert;
2)
de afdelingen van een onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden uitvoeren, tenzij het merendeel van het personeel van de onderneming verplicht is deel te nemen aan een ander bedrijfspensioenfonds,
3)
de onderneming opgericht na l januari 2000 c.q. de onderneming waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap is aangevangen na l januari 2000, die ten behoeve van de onder l en 2 genoemde onderneming of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van deze toepassing uitgezonderd.
Onder de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden worden verstaan: a.
het vervaardigen en/of bewerken, herstellen, assembleren, stofferen of met andere materialen bekleden van meubelen of onderdelen daarvan of van aanverwante artikelen, tenzij deze uitsluitend van metaal worden vervaardigd. Onder (onderdelen van) meubelen en/of aanverwante artikelen worden mede verstaan (onderdelen van) school-, kantoor-, keuken-, kerk- en tuinmeubelen, bedden, waterbedden, wiegen, matrassen en stoelkussens, echter met uitzondering van kinderstoelen en kinderboxen. Onder het bewerken van meubelen of onderdelen daarvan wordt mede verstaan het buigen, draaien, beeldhouwen en dergelijke werkzaamheden, voor zover deze werkzaamheden niet worden verricht als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf of van de confectie-industrie;
b.
het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor gebouwen of schepen, met inbegrip van interieurs voor keukens, kerken en van afzonderlijke interieurs voor caravans en dergelijke. Het plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs van keukens valt onder dit sub b, tenzij deze werkzaamheden gepaard gaan met bouwkundige activiteiten. Het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor caravans valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden worden verricht als geïntegreerd onderdeel van het totale bouwproces van caravans en dergelijke. Onder vervaardigen worden mede verstaan het stofferen of met andere materialen bekleden en het behangen van wanden, vloeren en dergelijke, voorzover dit niet geschiedt als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf, het parketvloerenbedrij f, de con fectie-indus trie of het schildersbedrijf;
c.
het vervaardigen en/of herstellen van scheidings- en vouwwanden of onderdelen daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. en sub b. omschreven meubel- of interieurbouwbedrijf;
d.
het vervaardigen en/of herstellen van gymnastiektoestellen of biljarts of onderdelen daarvan;
e.
het vervaardigen en/of verwerken van lijsten voor schilderijen en dergelijke artikelen of onderdelen daarvan (waaronder niet begrepen de door de detaillist verrichte encadreerwerkzaamheden);
f.
het vervaardigen, bewerken en/of stofferen van graf- en crematiekisten of onderdelen daarvan;
g. het vervaardigen, bewerken en/of herstellen van muziekinstrumenten, klokkasten, vaste omkastingen voor audiovisuele apparatuur, naaimachinekasten, verlichtingsprodukten en dergelijke van hout of onderdelen daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. omschreven meubelbedrijf.
Onder een werkgever in de tentoonstellingsbouw wordt verstaan: 1) de onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het realiseren van stands/tentoonstellingsprojecten; 2) de afdelingen van een onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met het realiseren van stands/tentoonstellingsprojecten, tenzij het merendeel van het personeel van de onderneming verplicht is deel te nemen aan een ander bedrijfspensioenfonds; 3) de onderneming opgericht na l januari 2000 c.q. de onderneming waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap is aangevangen na l januari 2000, die ten behoeve van de onder l en 2 genoemde onderneming of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van deze toepassing uitgezonderd. Onder een werkgever in de orgelbouw wordt verstaan tedere onderneming die zich bezighoudt met het uitoefenen van een orgelbouwbedrijf. Hieronder wordt verstaan: a) het bouwen van pijporgels, met uitzondering van draaiorgels; b) het ten behoeve van derden verrichten van herstel-, restauratie- en onderhouds-werkzaamheden aan orgels onder a) genoemd. Een onderneming wordt geacht zich in hoofdzaak met de werkzaamheden in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven respectievelijk de tentoonstellingsbouw bezig te houden indien het aantal daarbij betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers, betrokken bij eventuele andere activiteiten. De verplichting tot deelneming geldt niet voor stagiaires en vakantiewerkers in dienst van een werkgever in de bedrijfstakken tentoonstellingsbouw en orgelbouw." III
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 8 november 2002 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, Drs. M. Rutte, Namens deze, DE WND. DIRECTEUR VAN HET CENTRAAL KANTOOR VAN DE ARBEIDSINSPECTIE,
Dr. P.B. Koster
MINISTKRIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken A rbeids\ oorwaarden wetge\ ing Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : UAW/CA V/06/36673/08
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 26 april. 22 mei en 6 juli 2006 ontvangen aanvraag van de Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid. Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (PGGM) namens de NVZ vereniging van ziekenhuizen, Arcares Brancheorganisatie Verpleging en Verzorging, De Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg Nederland. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Z-org, Branchebelang Thuiszorg Nederland, De Landelijke Huisartsenvereniging, De Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn. De Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, Vereniging Werkgevers in de Ambulancezorg, De Maatschappelijke Ondernemers Groep, De Werkgeversvereniging Rechtsbijstand, Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland, De Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de PKN. De Vereniging Centra voor de Kunsten, De Vereniging Werkgevers Amateurkunst, De Werkgeversorganisatie in de Sport, AbvaKabo FNV. CNV Publieke Zaak, FBZ. NU'91. De Unie Zorg en Welzijn. De Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten, FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond, De Unie, CNV Kostersbond, Bond van Medewerkers in kerkelijke en daaraan verwante arbeid, FNV Kiem, De Nederlandse Toonkunstenaarsbond. De Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaarsvereniging, FNV Sport, CNV Dienstenbond en De Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband, daartoe strekkende dat de deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid. Geestelijke en Maatschappelijke Belangen ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in dienst van de in de werkingssfeer onder A gedefinieerde sectoren en wordt ingetrokken voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de sector Adviesbureaus voor opleiding en beroep; Overwegende. dat tegen de aanvraag zienswijzen zijn ingebracht door het Verbond van Verzekeraars; De zienswijzen betreffen door het Verbond geconstateerde onvolkomenheden in relatie tot de representativiteit, Deze zienswijzen zijn kennelijk gebaseerd op het op l augustus 2006 in werking getreden Volledig herziene Toetsingskader Wet Bpf 2000. Door PGGM is aangevoerd dat de aanvraag tot wijziging tevens ambtshalve gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling is gedaan vóór de inwerkingtreding op l augustus 2006 van het herziene Toetsingskader Wet Bpf 2000. De representativiteitsopgave van PGGM voldoet aan het ten tijde van de aanvraag geldende Toetsingskader. De zienswijzen van het Verbond treffen derhalve geen doel. Overwegende voorts, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde sectoren, welke vertegenwoordiging naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die sectoren werkzame personen vertegenwoordigt; Gelet op de artikelen 10 eerste lid. 11 eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrij fstak pensioen fonds 2000: Gezien het overleg met de Nederlandsche Bank;
BESLUIT: I.
Wijzigt zijn besluit van 31 december 1969. nr. 44 403. Stcrt. 1970. nr. 18 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 april 2006. nr. 05/53343. Stcrt. 2006. nr. 78) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid. Geestelijke en Maatschappelijke Belangen zulks met inachtneming van hetgeen onder 1) is bepaald. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
De deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid. Geestelijke en Maatschappelijke Belangen is verplicht gesteld voor de hieronder gedefinieerde werkgevers en werknemers. A.
Werkgevers: 'd. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. 1. m.
werkgevers in de intramurale en/of extramurale zorg huisartsen gezondheidscentra tandartsen werkgevers in de ambulancezorg werkgevers in de jeugdzorg werkgevers in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening werkgevers in de kinderopvang werkgevers in de rechtsbijstand Protestantse Kerk in Nederland werkgevers in de kunstzinnige vorming werkgevers in de amateurkunst werkgevers in de sport
Deze werkgevers worden als volgt nader omschreven: a.
werkgever in de intramurale en/of extramurale zorg: de natuurlijke of rechtspersoon die zorg of hulp verleent in een of meer van de volgende vormen: 1. huishoudelijke verzorging 2. persoon l ij k e verzorging 3. verpleging 4. ondersteunende begeleiding 5. activerende begeleiding 6. behandeling 7. verblijf 8. uitleen van verpleegartikelen 9. dieetadvisering 10. prenatale zorg 11. vaccinaties 12. jeugdgezondheidszorg 13. kraamzorg 14. verslavingszorg 15. preventie ter voorkoming van de noodzaak tot (meer) zorg en begeleiding, en 16. de indicatiestelling voor één of meer van de bovengenoemde vormen van zorg en voor materiële voorzieningen voor gehandicapten. uitgezonderd: de werkgever die nagenoeg uitsluitend huishoudelijke verzorging verleent én die zijn inkomsten voor minder dan 50% direct of indirect ontvangt uit zorgverzekeringen of van de overheid. de werkgever die zorg in de vorm van behandeling en/of verblijf verleent én die zijn inkomsten voor minder dan 50% direct of indirect ontvangt uit zorgverzekeringen of van de overheid. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als zelfstandige eerste- of tweedelijns vrije beroepsbeoefenaar zorg verleent, het gezondheidscentrum als bedoeld onder c van deze verplichistelling. en de overheidswerkgever in de zin van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995. 639. laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 februari 2004. Slb. 2004. 87);
b.
huisarts:
de natuurlijke persoon die als zelfstandig gevestigd arts praktijk uitoefent. \oor \vat betreft dat deel van de werknemers dat in het bezit is van een erkend diploma doktersassistenl danwei op 31 december 1993 werkzaam was als doktersassistent, of in het bezit is \an een erkend diploma apothekersassistent; c.
gezondheidscentrum: de in Nederland gevestigde rechtspersoon die multidisciplinaire eerstelijns gezondheidszorg verleent, met dien verstande dat dit voor huisartsen uitsluitend van toepassing is voor zover zij in dienst zijn \an een rechtspersoon die zonder winstoogmerk binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen tenminste de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulp verleent:
d.
tandarts: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als tandarts of tandarts-specialist tandheelkundige zorg verleent, voor wat betreft dat deel van de werknemers dat de functie vervult van tandartsassistent of tandartsassistentplus;
e.
werkgever in de ambulancezorg: de natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon die in Nederland het bedrijf uitoefent in het kader van het verlenen of doen verlenen van de inde Wet ambulancevervoer, (Stb. 1971. 369 d.d. 23 apriJ 1971) geregelde ambulancezorg. Onder ambulancezorg wordt verstaan: zorg. erop gericht een zieke of gewonde ter zake van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en per ambulance te vervoeren, alsmede een Centrale Post voor het Ambulancevervoer c.q. Meldkamer Ambulancezorg voorzover het personeel in dienst is van de natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of Regionale Ambulancevoorziening. Uitgezonderd zijn privaatrechtelijke instellingen waaraan een B3 status is toegekend op basis van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995. 639, laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 februari 2004. Stb. 2004t 87).
f.
werkgever in de jeugdzorg: de rechtspersoon die nagenoeg uitsluitend de navolgende voorzieningen van jeugdzorg in stand houdt c.q. beheert: 1. alle vormen van ambulante hulpverlening en therapeutische interventies gericht op de individuele jeugdige of het gezin, waaronder: - opvoedcursussen - intensieve (ortho)pedagogische gezinsbegeleiding - spelbegeleiding - speltherapie - creatieve therapie - vaardigheidstrainingen gericht op het omgaan met specifiek probleemgedrag van jeugdigen - specifieke aanpak van gedragsproblemen van jeugdigen - individuele begeleiding en training van jeugdigen of hun ouders - kindertelefoons - jongerenadviescentra, en - adviesbureaus voor jeugd en gezin; 2. (deeltijd) verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder of verblijf bij een pleegouder ter vervanging van de gezinssituatie, in verband met psychosociale, psychische of gedragsproblemen waaraan het gezin het hoofd niet kan bieden of tijdens voogdij of voorlopig voogdij van een bureau jeugdzorg, waaronder: - voorzieningen voor crisisopvang - obserx atietehuizcn - tehuizen voor opvoeding en verzorging - tehuizen voor buitengewone behandeling, en - gezinshuizen; 3. de medische kindertehuizen, waaronder worden verstaan tehuizen waarin aan jeugdigen wier lichamelijke of geestelijke gezondheid is aangetast of in ernstige mate wordt bedreigd hulp wordt geboden bestaande uit geneeskundig onderzoek en observatie en geneeskundige behandeling door artsen in samenwerking met andere deskundigen, alsmede verpleging en verzorging gedurende dag en nacht:
4.
de medische kleuterdagverblijven, waaronder worden verstaan voorzieningen waarin aan jeugdigen bij wie een stoornis in de ontwikkeling is opgetreden of dreigt op te treden ten gevolge van een samenloop van lichamelijke of geestelijke en maatschappelijke factoren hulp wordt geboden, bestaande uit: - geneeskundig onderzoek en geneeskundige behandeling door een kinderarts in samenwerking met andere deskundigen, alsmede verzorging gedurende de dag of een gedeelte daarvan. - de begeleiding van het gezin waartoe het kind behoort: 5. de bureaus jeugdzorg alsmede voorzieningen voor observaiiediagnostiek ten behoeve \ an het stellen van een indicatie voor jeugdzorg; 6. de particuliere justitiële jeugdinrichtingen zoals bedoeld in artikel l onder C van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen ÏStb 2000.481):
werkgever in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening: de rechtspersoon die de inkomsten geheel often dele direct of indirect ontvangt uit zorgverzekeringen of van de overheid en die. al dan niet met winstoogmerk, voor meer dan 50% van de inkomsten maatschappelijke zorg of hulp verleent in een van de volgende vormen: 1. sociaal-cultureel werk: - sociaal-culturele, educatieve, vormende en/of recreatieve activiteiten, die algemeen toegankelijk zijn en bevorderlijk kunnen zijn voor de maatschappelijke participatie en/of ontplooiing van individuen en/of groepen, - activerende, ondersteunende en/of belangenbehartigende activiteiten gericht op bevordering van de leefbaarheid en het welzijn van (groepen van) burgers in hun woon- en leefomgeving en/of op de participatie aan en emancipatie in de samenleving van (groepen van) burgers. - vrijwilligerscentrales die als doel hebben het stimuleren, ondersteunen en/of bemiddelen ten behoeve van vrijwilligerswerk. - (ondersteuning van) jeugd- en jongerenwerk. - activiteiten gericht op bevordering van de maatschappelijke participatie van jongeren en het voorkomen van maatschappelijke uitval van jongeren; 2. peuterspee l zaal werk: het bieden van speel- en/of aanvullende ontwikkelingsmogelijkheden aan kinderen in de leeftijd vanaf 2' jaar tot aan het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, gedurende minder dan 4 aaneengesloten uren per dag. 3. welzijn minderheden, vluchtelingen en asielzoekers: - activiteiten gericht op de (medische) opvang, introductie, maatschappelijke oriëntatie en/of integratie van (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers alsmede activiteiten gericht op begeleiding, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van organisaties die zich richten op (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers, - tolkencentra voorzover deze nagenoeg uitsluitend activiteiten verrichten ten behoeve van minderheden. - zelforganisaties van minderheden (mits deze organisaties niet tevens politieke doelstellingen hebben); 4. maatschappelijke dienst- en hulpverlening: - sociaal raadslieden werk: kosteloze en laagdrempelige sociaal-juridische advisering op een zeer breed terrein. - telefonische hulpdiensten: informatieverstrekking, advisering en dienstverlening als eerste opvang aan personen bij verwerking van gebeurtenissen en omstandigheden die ingrijpen in hun leven en/of verstoorde of onvoldoende aanwezige relaties tussen mensen en hun sociale omgeving. - ambulante hulpverlening aan vrouwen en mannen op het gebied van zwangerschap, ouderschap, seksueel geweld, adoptie en/of kindafstand, - slachtofferhulp: opvang, dienstverlening en/of ondersteuning - zowel emotioneel, praktisch als juridisch - aan slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen. - algemeen en specifiek maatschappelijk werk. - schuldhulpverlening: advisering, praktische hulpverlening en/of bemiddeling bij het verantwoord (leren) omgaan met een huishoudbudget en / of het oplossen van een schuldprobleem: 5. maatschappelijke opvang: - het bieden van korte of meer langdurige opvang en psychosociale begeleiding aan personen die (tijdelijk) niet beschikken over eigen woonruimte of die hun woonomgeving hebben verlaten, waaronder dak- en thuislozenzorg. algemene (crisis)opvangcentra. vrouwenfcrisis)opvangcentra. blijfvan-mijn-lijf huizen, centra voor intensieve opvang, begeleid wonen en sociale pensions. - herstellingsoorden: het bieden van residentiële, kortdurende, somatische en/of psychosomatische hulpverlening aan personen die na ziekte, medische behandeling often gevolge van mentale
6.
7. 8.
overbelasting (door lichamelijke oorzaken) gedurende 24 uur per dag tijdelijk opvang, begeleiding en verpleging behoexen. waarbij de hulpverlening is gericht op terugkeer naar een zelfstandig maatschappelijk functioneren van het indixidu: xxelzijn ouderen: - ambulante praktische dienstxerlening op materieel gebied en/of recreatieve actix iteiten xoor individuele en groepen ouderen, die bex'orderlijk kunnen zijn voor hun individuele xxelzijn.-gezondheid. maal schappelijke participatie en/o t' zelfredzaamheid. - activiteiten, direct of indirect gericht op het bevorderen van het maatschappelijk functioneren, de begeleiding of verpleging en verzorging of de belangenbehartiging x an ouderen: xvelzijn gehandicapten: activiteiten, direct of indirect gericht op het bevorderen van de maatschappelijke integratie en ontplooiing of de belangenbehartiging van lichamelijk cn/of verstandelijk gehandicapten; emancipatie, pleitbezorging. voorlichting, belangenbehartiging en bestrijding discriminatie ten behoeve x r an vrouwen, homoseksuelen, alleenstaanden, gezinnen, ouderen en minderheden;
h.
werkgever in de kinderopvang: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die: 1. tegen vergoeding kinderopvang verzorgt voor kinderen van O jaar tot en met het einde van de basisschoolleeftijd en/of 2. tegen vergoeding bemiddelende en/of begeleidende en/of ondersteunende diensten verricht ten behoeve van kinderopvang;
i.
werkgever in de rechtsbijstand: 1. de raden voor de rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordelen: 2. de publiekrechtelijke stichting Het Juridisch Loket, verantxvoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie; 3. de stichting Rechtsbijstand Asiel Nederland, gevestigd te Arnhem;
j.
Protestantse Kerk in Nederland: een gemeente, diaconie, classis, de evangelisch-lutherse synode of de kerk dan wel een kerkelijke instelling als bedoeld in ordinantie 11-26 dan wel een protestantse stichting als bedoeld in artikel 2 van de Generale regeling stichtingen, voor wat betreft de medexverker. die met de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.
k.
werkgever in de kunstzinnige vorming: 1. de rechtspersoon die uitsluitend of in overwegende mate zonder winstoogmerk lessen, cursussen en/of projecten verzorgt op het terrein van de muzikale vorming en/of op één of meer terreinen van de audiovisuele, beeldende, dansante of dramatische vorming, al dan niet gecombineerd met literaire vorming, dan wel zich daarmee uitsluitend of in overxvegende mate bezighoudt; 2. de rechtspersoon die één of meer elementen van de begeleiding gericht op ontwikkeling en vernieuxving x'an beleid en uitvoering, alsmede op verbetering van kwaliteit van activiteiten op het terrein van kunstzinnige vorming vervult, al dan niet op landelijk niveau, op één of meer dan de onder l bedoelde terreinen, indien deze rechtspersoon deswege geheel of gedeeltelijk gesubsidieerd xvordt door de rijks-. provinciale en/of gemeentelijke overheid: 3. de Vereniging van Centra voor de Kunsten, gevestigd te Utrecht:
1.
werkgever in de amateurkunst: de rechtspersoon die op landelijk niveau een steunfunctie xerx'ult op één of meer terreinen van de niet beroepsmatige beoefening van de audiovisuele, beeldende, dansante, dramatische, muzikale of literaire kunst en/of de volkscultuur;
m. werkgever in de sport: de rechtspersoon, xx'erkzaam op landelijk, regionaal en/of provinciaal niveau, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk faciliteiten te verschaffen voor de sportbeoefening in de ruimste zin dan xvel deze sportbeoefening te bevorderen, uitgezonderd de scheidsrechters in dienst van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, en de sport-techniseh-kader-xx'erknemers: werknemers die in dienst zijn x'an een provinciaal sport service bureau maar bij een lokale vereniging te xvcrk zijn gesteld:
B. 1.
2.
Werknemers: ieder die een arbeidscn ereenkomst \ olgcns burgerlijk recht heelt met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65-jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de \\erknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd \an 15 respectie\ elijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van die maand te hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstak pensioen fonds 2000 (Stb. 2000. 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenrcgeling (Stb. 2005. 526). zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers \an de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesleld. reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling. c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwei een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
II. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 15 december 2006
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze. de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving.
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : UAW/CAV/07/36373/09
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 6 november 2007 ontvangen aanvraag van het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen namens NVZ vereniging van ziekenhuizen, ActiZ, organisatie van zorgondernemers, De Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg Nederland, De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Branchebelang Thuiszorg Nederland, De Landelijke Huisartsenvereniging, De Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn, De Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, Vereniging Werkgevers Ambulancezorg, De Maatschappelijke Ondernemers Groep, De Werkgeversvereniging Rechtsbijstand, Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland en Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de PKN, De Vereniging Centra voor de Kunsten, De Vereniging Werkgevers Amateurkunst, De Werkgeversorganisatie in de Sport, AbvaKabo FNV, CNV Publieke Zaak, FBZ, NU '91, De Unie Zorg en Welzijn, De Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten, FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond, De Unie, CNV Kostersbond, Bond van medewerkers in kerkelijke en daaraan verwante arbeid, FNV Kiem, De Nederlandse Toonkunstenaarsbond, De Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaarsvereniging, FNV Sport, CNV Dienstenbond en de Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband, daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd in de zin van wijziging van de naam van het bedrijfstakpensioenfonds. Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; dat tegen de aanvraag om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door: -Het Verbond van Verzekeraars; -De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. De zienswijze van het Verbond van Verzekeraars betreft de wijziging van de naam van het bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid. Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (PGGM) in Stichting Zorg en Welzijn en de overdracht hierbij van de oude naam van het bedrijfstakpensioenfonds (PGGM) naarde per l januari 2008 ingestelde uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie is gerechtigd tot het aanbieden van zogenaamde derde-pijler-produkten wat gebeurt onder de naam PGGM. Volgens het Verbond levert dit een oneerlijk concurrentievoordeel op ten opzichte van verzekeraars. Verder voert het Verbond aan dat de nieuwe naam voor het bedrijfstakpensioenfonds en de overdracht van de oude naam voor onnodige verwarring bij het publiek zorgen. Ten aanzien van deze zienswijze kan het volgende gezegd worden. Wijziging van de naam van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds brengt geen materiële wijziging van de verplichtstelling met zich mee. De verplichte deelname in het bedrijfstak pen si oen fonds voor derden gebondenen wijzigt niet. Niet is aangetoond dat derden die door de verplichtstelling gehouden zijn tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds door de naamswijziging in hun belangen worden geschaad. De zienswijze van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf heeft geen betrekking op de naamswijziging.van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (PGGM). Overwegende, dat genoemde zienswijzen geen beletsel vormen om over te gaan tot besluitvorming; Gelet op artikel 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
BESLUIT: I. Wijzigt zijn besluit van 31 december 1969. nr. 44403, Stcrt. 1970. nr. 18 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 december 2006. nr. 06/36673. Stcrt. 2006, nr. 248) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds voorde Gezondheid. Geestelijke en Maatschappelijke Belangen. De naam van het bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen komt na wijziging te luiden als volgt: "Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn." II. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
's-Gravenhage, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : U A W/CA V/07/32940/12
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 4 en 15 oktober 2007 ontvangen aanvraag van Interpolis Pensioenbeheer B.V. namens Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten, FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond.daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; dat tegen de aanvraag om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door PGGM namens partijen verenigd in het Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg. De zienswijzen hebben betrekking op een (mogelijke) werkingssfeeroverlap tussen de verplichtstellingen van de PGGM (sector Thuiszorg) en die van de Schoonmaak- en het Glazenwassersbedrijf. Ten aanzien van deze zienswijzen kan het volgende gezegd worden. De wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf vloeit voort uit de wijziging van de Pensioenwet inhoudende dat de toetredingsleeftijd voor deelneming is verlaagd naar 21 jaar. De zienswijzen van PGGM betreffen de (mogelijke) werkingssfeeroverlap van cao's. Tegen de verlaging van de toetredingsleeftijd heeft PGGM geen zienswijzen ingebracht. Gezien het belang van wijziging van het besluit tot verplichtstelling voor de nieuwe groep toetreders en het feit dat de zienswijzen van de PGGM zich niet richten tot de verlaging van de toetredingsleeftijd wordt aan deze zienswijzen voorbij gegaan. Overwegende, Dat genoemde zienswijzen geen beletsel vormen om over te gaan tot besluitvorming; Gelet op de artikelen 10. eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; BESLUIT: l. Wijzigt zijn besluit van 29 november 1968, nr. 63963, Stcrt. 1968, nr. 247 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 maart 2003, nr. 02/53447, Stcrt. 2003, nr. 62) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfstak pensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt: "de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is verplichtgesteld voor de werknemers vanaf de eerste dag van de maand, waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt tot de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, met dien verstande dat de verplichtstelling niet geldt voor de werknemers, die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zoals deze beschikking op 30 december 1968 luidde, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. Hierbij wordt verstaan onder:
A.
werknemer: degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen:
B.
werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een schoonmaak- respectievelijk glazenvvassersbedrijf uitoefent;
C.
schoonmaak- respectievelijk glazen wassersbedrij f: iedere onderneming die haar hoofd- of nevenberoep maakt van het periodiek dan wel telkens voor eenmaal schoonmaken, respectievelijk glazenwassen in, op of aan gebouwen, terreinen en verkeersmiddelen, alsmede het verrichten van daarmee verwante werkzaamheden, een en ander in de ruimste zin des woords, uitgevoerd als neventaak binnen dan wel bij schoonmaak- respectievelijk glazenwassersactiviteiten." If. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 11 februari 2008 de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaarden wetgeving,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Arbeidsinspectie Directie Uitvoeringstaken» Juridische Zaken en Beleidsinformatie Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr.: AI/UJB/CAV/9S-2458S
DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
\ "V
Gezien de op 22 september 1998 en 9 december 2003 ontvangen aanvraag van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) respectievelijk de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Langdurige Uitzendkrachten (Stiplu) namens de Algemene Bond Uitzendondernemmgen, FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie» daartoe strekkende, dat de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Langdurige Uitzendkrachten ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht wordt gesteld voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor Uitzendkrachten; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt;
i J>
Voorts overwegende, dat tegen het verzoek om verplichtstelüng zienswijzen zijn ingebracht door. -de Stichting Samenwerkende Metaal- en Technische Bedrijfstakken (MTB); -de Stichting Bedrij fspensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg; •het Bedrij (^pensioenfonds voor de Metaalindustrie; -de Stichting Bedrijfspensioenfonds voorde Koopvaardij; -de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Drankindustrie; -Randstad Holding n v; -het Verbond van Verzekeraar»; -de Vereniging Nederlandse Projectsourcing; -de Organisaties betrokken bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Langdurige Uitzendkrachten in het Middenen Kleinbedrijf (Sblum), (e weten de Nederlandse Bond van BemiddeKngs- en Uttzendondememingen (NBBU) en de Landelijke Bedrijfsorganisatie Verkeer (LBV).
Met betrekking tot de zienswijzen van de Samenwerkende Metaal- en Technische Bedrijfstakken, De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg, het Bedrijfspensioenfonds in de Metaalindustrie, de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Drankindustrie, waarbij het met name gaat om problemen ten aanzien van de afbakening van werkingssferen, kan gezegd worden dat deze zienswijzen in overleg met verzoekende organisaties bij de Stiplu zijn ingetrokken. In de verplicht te stellen werkingssfeertekst van de Stipiu zijn de oplossingen ten aanzien van de diverse afbakeningen vorm gegeven; De zienswijzen van Randstad Holding nv zijn na de periode van tcrvi s ie legging ingediend. Desalniettemin is door Randstad en de verzoekende organisaties overleg gevoerd over voorwaarden bij vrijstelling, waarna Randstad de Staatssecretaris heeft verzocht de ingebrachte zienswijzen niet langer in de procedure te betrekken;
De zienswijzen van het Verbond van Verzekeraar* lopen uiteen van strijdigheid met Nederlandse mededingingsregels, strijdigheid met Europese regelgeving, het ontbreken van een rechtvaardigingsgrond voor de verzochte veiplrchtstelling tot het ontbreken van het pensioenkarakter van nabestaanden- en wezenpensioen. De zienswijzen in kwestie zijn door verzoekende organisaties bij de Stiphi afdoende weerlegd; T.a.v, de zienswijzen van de Vereniging Nederlandse Projectsourcing dient gezegd dat deze buiten de periode van tervisielegging zijn ingediend en dat deze zienswijzen overigens geen doel treffen waar het de verpHchtstelting betreft; Naar aanleiding van de zienswijzen van de partijen betrokken bij de Sblum, gedaan op het moment van verzoek tot veiplichtstelling van de Sblum, is geconstateerd dat er een overlap in werkingssferen bestaat tussen de Stiplu en de Sbhan. Partijen is verzocht met elkaar in overleg te treden teneinde deze overlap weg te nemen. Dit overleg heeft uiteindelijk niet geleid tot een oplossing voor het overlapprobleem. In het kader van het adviesverzoek aan de SER ten aanzien van beide vcrplichtsteUingsverzoekcn is met name aandacht besteed aaa de representativiteit van verzoekende organisaties. Na zorgvuldige onderzoek en afweging is de Subcommissie VerpHchtstelling Bedrijfspensioenfondsen van de SER in haar unanieme advies van 27 oktober 2003 tot de volgende conclusies gekomen: De omschrijving van de werkingssfeer van de Sblum ziet niet op een zelfstandige subsector binnen de iritzendbranche en het verzoek is niet gedaan door een voldoende representatieve vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven voor dal deel van de uitzendbranche waarop de beoogde verplichtstelling van de Sblum betrekking heeft; ( J
Overwegende de toezeggingen om te komen tot een zorgvuldige overgang van werkgevers en deelnemers van de Sblum naar de Stiplu, gedaan door de betrokken partyen bij de Stiplu in hun brief aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 november 2003, en waarbij ook de Pensioen» & Verzekeringskamer nauw is betrokken; Overwegende dat door partijen betrokken bij de Stiplu een op representativiteit gebaseerde bestuurlijke participatie van de bij de Sblum betrokken partijen in de Stiplu is toegezegd; Overwegende het belang om in de onderhavige bedrijfstak te komen tot een sectorbrede pensioenvoorziening; Overwegende dat een en ander heeft geleid tot het afwijzen van de zienswijzen van de organisaties betrokken bij het verzoek tot verplichtstelling van de Sblum tegen het onderhavige verzoek Overwegende ten overvloede dat het advies van de Subcommissie van de SER voor partijen betrokken bij de Sblum aanleiding is geweest daarop nader in te gaan bij brief aan de Staatssecretaris van 17 november 2003. Het gestelde in deze brief laat echter de overwegingen waarop de zienswijzen van de Sblum zijn afgewezen onverlet; Gelet op de artikelen 3, eerste lid, 4,5, tweede en derde lid van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds en artikel 39, eerste lid van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg niet de Sociaal Economische Raad en de Pensioen- A Verzekeringskamer; BESLUIT: I. 1.
De deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Langdurige Uitzendkrachten (Stiplu) verplicht te stellen voor uitzendkrachten die: (i) zowel tenminste in 26 weken werkzaam zijn geweest voor één uitzendonderoenung, als (iï) 21 j aar of ouder zijn (te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarop hun 21 -ste verjaardag vak).
2. Voor de toepassing van het fn deze definitie genoemde onder punt l onder (i) behoeven uitzendkrachten die, na voldaan te hebben aan de referte-eis, bedoeld m punt l onder (i), veranderen van werkgever maar werkzaam blijven binnen het bereik van de verplichtstellrng als bedoeld in punt l, niet opnieuw te voldoen aan de referteeis, maar blijven deelnemer, tenzij sprake is van een onderbreking tussen twee uitzendovereenkomsten van een jaar of langer. 3. Voor de toepassing van het in deze definitie genoemde in punt l onder (i), wordt de telling van de termijn waarin de uitzendkracht tenminste in 26 weken voor één uitzendonderneming uitzendarbeid verricht, geacht te
zijn aangevangen 26 weken voor de inwerkingtreding van de verplichtstelling. Hierbij wordt verstaan onder. •
uitzcndoiutcuiemüig: de natuurlijke of rechtspersoon, die voor tenminste 50 procent van het totale premieptichtig loon op jaarbasis uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek. • uitzendovereenkornst: de arbeidsovereenkomst» waarbij de ene partij ais werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde orn krachten* een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde. Alles met dien verstande» dat: 1. de verplkhtstelling van toepassing is op uitzendkrachten die activiteiten ontplooien zoals omschreven in de wertogififecrbepalmg van Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek indien de uitzendonderneming roet wie de desbetreffende uitzendkrachten een uitzendovereenkomst hebben, voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten: a. de bedrijfsactiviteiten van de uitzendondernemingen bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoel in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, én b. het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij deze uitzendonderneming in dienst zijnde uitzendkrachten die betrokken zijn de bij de in de Verplichtstellingsbeschikking van Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, onder l t/m 19 genoemde werkzaamheden - zoals gepubliceerd in de Staatscourant 1999,226 - bedraagt minder dan 75% van het totaal aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde uitzendkrachten, d.w.z. dat ten minste 25% van het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde uitzendkrachten betrekking heeft op werkzaamheden uitgeoefend in enig andere tak van bedrij t én c. de uitzendonderneming zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtig toon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel l, lid l en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het USV d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 vaa 9 maart 2000. De uitzendondernermng heeft aan dit criterium voldaan, indien en voorzover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV/UWV is vastgesteld, én d. de uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door de onderhavige verplichtstelling gebonden is aan de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, éa e. de uitzeadonderaemmg is geen paritair afgesproken arbeidspool. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op de uitzendkrachten in dienst van een uitzendonderneming die op l januari 2001 verplicht dan wel vrijwillig was aangesloten bij de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek. 2. de verplichtstelling van toepassing is op uitzendkrachten die krachtens een uitzendovereenkomst in dienst zijn van een onderneming die voldoet aan alle in dit Kd genoemde criteria en derhalve niet verplicht zijn tot deelneming in Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg. Het betreft de onderneming die: a.zich uitsluitend bezig houdt met het ter beschikking stellen van werknemers in de zin van artikel 7:690 BW; én b. de CAO voor Uitzendkrachten 1999 - 2003 respectievelijk de eventueel daaropvolgende CAO toepast krachtens haar lidmaatschap van een partij bij die overeenkomst dan wel krachtens een besluit tot algemeen verbindend verklaring krachtens de Wet AW; én c. voor ten minste 25% uitzendt naar ondernemingen op wie het bepaalde van de Verplichtstellingsbeschikking van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg - zoals gepubliceerd in de Staatscourant 1998,43 - niet van toepassing is; én d. voor ten minste 15% van het tot een jaarbedrag herleide premicplichtigc loon in de zin van de wettelijke werknemersverzekeringen werkt met uitzendbedingen in de zin van het indelingsbesluit betreffende indeling bij de sector Uitzendbedrijven van het LISV zoals dat geldt per l januari 2001, blijkend uit de gehele of gedeeltelijke (gesplitste) aansluiting bij de genoemde sector; én
e géén onderdeel ia van een concern vtn ondernemingen waarop de verpUchtstellingsbcschikking van Stichting Bedrijistakpensioenfbnds voor het Beroepsvervoer over de weg - zoals gepubliceerd in de Staatscourant 1998» 43 - vaa toepassing is; én f. niet werkzaam is als arbeidspool overeenkomstig afspraken gemaakt door sociale partners in het wegvervoer-, biiracnbcurtvaart- of kraanverhuurbedhjf.
(
)
3. de verpBcntstelling van toepassing is op uitzendkrachten die krachtens een uitzendovereenkomst in dienst zijn bij een idtzendonderoemmg die lid is van Algemene Bond van Uitzendondememingen (ABU) en derhalve niet verplicht zijn tot deelneming in Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (PME). Tevens is de verplichtstelling van toepassing op uitzendkrachten die krachtens een uitzendoverecnkomst m dienst zijn bij een uitzendondetncnung die voldoet aan de hierna onder a. tot en met e. genoemde cumulatieve vereisten en derhalve niet verplicht zijn tot deelneming in PME» a. de bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek; én b. de utzendonderneroing stch voor ten minste 25 % van de arbeidsuren vaa de in dienst zijnde werknemers» werknemers ter beschikking vaa derden die niet behoren tot de Metalektro zoals bedoeld in de vcrpKchtsteliingsbeschikking van de PME zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2002, 248; én c. de uitzendondernenüng zendt voor tenminste 1 5% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel l , lid l en 2, en artikel 2 vaa het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het LISV dd 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant 2000, 49. Zodra dit besluit in werking treedt, geldt alsdan dat de uitzendonderneming aan dit criterium heeft voldaan, indien en voorzover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV is vastgesteld; én d de uitzendonderneming is geen onderdeel van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro zoals bedoeld in bovenvermelde verpttchtstclling; én e. de uitzendondenicming is geen paritair afgesproken aibeidspool. 4. de verptichtstelKng niet van toepassing is op de uitzendkrachten die ingevolge een besluit krachtens artikel 2 lid l Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, zoals het besluit luidt op de datum waarop voor de uitzendkrachten de deelneming m Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor langdurige uitzendkrachten is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij;
u.
\ •'
Dit besluit treedt in werking met ingang van l januari 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de wnd. Directeur Uitvoeringstaken, Juridische ZoMT^q Beleidsinformatie,
der Goes
ai
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Arbeidsinspectie Directie Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie Af'deling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr.: Ai/U JB/C A V/02/68681A
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 17 januari 2003 ontvangen aanvraag van de Stichting Pensioenfonds Verblijfsrecreatie namens de Vereniging van Recreatie-ondernemers Nederland (RECRON), FNV Horecabond en CNV Horeca, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds Verblijfsrecreatie ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstakken Verblijfsrecreatie en Zwembaden; Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Overwegende voorts. Dat tegen het verzoek tot wijziging van de verplichtstelling van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds Verblijfsrecreatie zienswijzen zijn ingebracht door: a. Holland van Gijzen Advocaten en Notarissen namens NV Sport Recreatie Onderwijsvoorzieningen (SRO) en de aan haar gelieerde vennootschappen b. Verbond van Verzekeraars Ten aanzien hiervan dient gezegd te worden dat de zienswijzen betrekking hebben op de representativiteit van partijen, de werkingssfeer en vrijstelling van de verplichtstelling. Ten aanzien van de representativiteit hebben partijen op verzoek van de minister door middel van een accountantsverklaring aangetoond dat zij een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegen woord i gen. Voor de werkingssfeer geldt dat de omschrijving daarvan behoort tot de verantwoordelijkheid van de partijen die de wijziging van de verplichtstelling hebben aangevraagd en dat op voorhand niet gezegd kan worden dat sprake is van een onduidelijke werkingssfeer. De bevoegdheid tot vrijstelling is in de Wet Bpf.2000 toegekend aan het bedrijfstakpensioenfonds. In geval van conflicten over het al dan niet verlenen van vrijstelling beslist de bestuursrechter. Gezien het bovenstaande treffen de zienswijzen geen doel. Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Gezien het overleg met de Stichting van de Arbeid en de Pensioen- & Verzekeringskamer;
BESLUIT: l.
Wijzigt zijn besluit van 21 december 2000. nr AI/CK/CAV/99/36358, Stcrt 2000, nr 252,waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds Verblijfsrecreatie. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
"L Deelneming in de Stichting Pensioenfonds voorde Verblijfsrecreatie wordt verplicht gesteld voorde
werknemers in loondienst \an een \\erkgever die in hoofdzaak activiteiten verricht in de \crhlijfsreereatie en'of zuetninriehting. Voorzover een werkgever een onderneming exploiteert die niet in hoofdzaak activiteiten verricht die tol de verhlijfsreereatie en/of zwem inrichting behoren, is de verplichtstelling alleen van toepassing op de werknemers die activiteiten verrichten op het terrein van de verblijfsrecreatie en/of zweminriehting, tenzij deze werknemers reeds onder de werkingssfeer van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen. Een onderneming wordt geacht in hoofdzaak activiteiten in de verblijfsrecreatie en/of zweminrichting te verrichten, indien de omzet uit verb l ij fs recreatie en/of zweminrichting meer dan 50% van de totale omzet uitmaakt. 2. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan: het bieden van gelegenheid tot verblijf buiten de eigen woning in tent, caravan, of vergelijkbaar kampeermiddel, dan wel in bungalow, appartement of vergelijkbare accommodatie, al dan niet in pri\ e-eigendom van de gast, dan wel in groepsaccommodatie. voor met name vakantie of ontspanning, van ten minste één overnachting, al dan niet in combinatie aangeboden met diverse voorzieningen te weten winkels, horeca, sport- en spelaccommodatie en (andere) recreatieve voorzieningen. Onder vcrblijrsrecreatie wordt niet verstaan het hotel-, restaurant-, café- of het pension- en kamerverhuurbedrijf als omschreven in artikel 2, eerste lid van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Hotel-, Restaurant-. Café- en Pension- en Kamerverhuurbedrijf en aanverwante bedrijven (Staatsblad 1954. nr. 605). Artikel 2, eerste lid luidt: Het bedrijfschap is ingesteld voor: - de ondernemingen, waarin het hotel-, het restaurant-, café-, of het pension- en kamerverhuurbedrijf wordt uitgeoefend; - de overige ondernemingen, waarin de verstrekking van logies of van maaltijden, spijzen of dranken voor verbruik ter plaatse, gepaard gaande met dienstverlening als bedrijf plaats heeft. Onder zweminrichting wordt verstaan: een privaatrechtelijke onderneming waarin gelegenheid tot zwemmen en/of baden wordt gegeven, voor zover het zwembad in de onderneming groter is dan 125 in". 3. Onder werknemer wordt verstaan: de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever, met uitzondering van die werknemers die zijn ingedeeld boven runctiesehaal negen in de bijgevoegde tabel, de natuurlijke persoon die op grond van een leerplan van een onderwijsinstelling een opleiding volgt in de beroepsopleidende leerweg vallend onder de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Staatsblad 31 oktober 1995 nr. 501) en bij een erkend leerbedrijf onder begeleiding werkzaam is, ten einde de voor de opleiding noodzakelijke beroepspraktijkvorming op te doen. 4. Onder werkgever wordt verstaan: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap gevormd door twee of meer natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, die een onderneming exploiteert waarvan de activiteiten bestaan uit het verrichten van werkzaamheden in de verblijfsrecreatie dan wel zweminrichting en daartoe werknemers in de zin van deze verplichtstelling in dienst heeft. Uitzondering dagrecreatie Voor zover de werkgever een bedrijf exploiteert waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit dagrecreatie is deze verplichtstelling niet van toepassing. Onder dagrecreatie wordt verstaan het bieden van een product op het gebied van recreatie, educatie en/of cultuur, dat de consument binnen een dag kan afnemen. Dagrecreatie wordt gezien als hoofdactiviteit van een bedrijf indien meer dan 50% van de totale inkomsten wordt verworven uit activiteiten in de dagrecreatie die niet worden toegerekend aan de verblijfsrecreatie en/of zweminrichting, te berekenen volgens onderstaande formule. inkomsten dagrecreatie = aantal entreebetalende bezoekers x entreeprijs volwassene •*• kind x 1,665 7
Functietabei Functieniveau
Management
Ondersteuning
Administratie
Uitvoeren van zeer eenvoudige, routinematige (onderhouds)werkzaamh eden aan terreinen en/of gebouwen. Uitvoeren van eenvoudig onderhoud aan terreinen en/of gebouwen.
2
3
Uitvoeren van eenvoudige (rinancieel)administratieve taken.
4
5
6
7
8
9
Techniek & Groen
Verlenen van vooral administratieve ondersteuning aan stafdiensten.
Uitvoeren van verschillende soms samenhangende (financieelAdministratieve taken.
Uitvoeren van onderhoud aan terreinen en/of gebouwen.
Uitvoeren van onderhoudswerkzaamhe den aan terreinen en/of gebouwen en het verrichten van eenvoudige reparaties en stori ngsophef ft ngen . Uitvoeren van een Verlenen van Uitvoeren van alle administratieve en onderhouds werkzaam hè verscheidenheid aan inhoudelijke samenhangende den aan terreinen en/of ondersteuning aan (financieel-) gebouwen, het verrichten stafdiensten. administratieve taken. van reparaties en (voor technische functies) het oplossen van storingen. (Mede) uitvoering geven Uitvoeren van het Uitvoeren van en financieel-administratief zorgdragen voor correcte aan het vastgestelde beleid t.a.v, betreffende beleid van (een deel van) realisatie van stafdienst. de organisatie, alsmede werkzaamheden t.a.v. ondersteunen van de onderhoud van terreinen, gebouwen, installaties en beleidsbepaling. inventaris. Assisteren bij beheren Uitvoeren van het Leiding en uitvoering Uitvoeren van het van en leiding geven aan vastgestelde beleid t.a.v. financieel-administratief geven aan alle de dagelijkse gang van beleid van de betreffende stafdienst. activiteiten m.b.t. zaken van de organisatie organisatie, alsmede onderhoud van terreinen, c.q. een deel van de adviseren en gebouwen, installaties en organisatie. ondersteunen van de inventaris. beleidsbepaling. Beheren van en (Mede) opstellen, Leiding en uitvoering Leiding en uitvoering leidinggeven aan de adviseren, geven aan alle geven aan alle implementeren en dagelijkse gang van activiteiten m.b.t. het activiteiten m.b.t. zaken van de organisatie bewaken van de financieel-administratief onderhoud van terreinen, c.q. een deel van de doelstellingen van beleid van de organisatie gebouwen, installaties en en het (mede) initiëren organisatie, ter betreffende stafdienst. inventaris en het (mede) realisering van de van het beleid. initiëren van het beleid. gestelde (afdelings)doelen.
Ontvangst £ Veiligheid Uitvoeren van eenvoudige ondersteunende werkzaamheden t. a. v. ontvangst en verblijf van gasten/bezoekers.
Voedsel bereiden & Bedienen Uitvoeren van eenvoudige, ondersteunende werkzaamheden in keuken en/of restaurant.
Uitvoeren van bediening en ondersteunende werkzaamheden in keuken, restaurant en/of bar dan wel het bereiden en verkopen van snacks. Opnemen en Uitvoeren van deels nog ondersteunende, uitvoeren van serviceverlenende bestellingen van werkzaamheden bij gasten dan wel het ontvangst en verblijf bereiden van van gasten/bezoekers. gerechten. Uitvoeren van ondersteunende, serviceverlenende werkzaamheden bij ontvangst en verblijf van gasten/bezoekers.
Uitvoeren van Opnemen en werkzaamheden bij uitvoeren van ontvangst en verblijf bestellingen van van gasten/bezoekers. gasten dan wel het bereiden van gerechten en aanverwante werkzaamheden.
Uitvoeren van alle receptietaken en het verrichten van bijkomende werkzaamheden dan wel controleren en bewaken van terreinen, gebouwen. in- en uitgaand verkeer en het voorkomen van schade aan personen en eigendommen. Uitvoeren van alle receptietaken met bijbehorende werkzaamheden, dan wel controle en bewaken van terreinen, gebouwen, in- en uitgaand verkeer en het
Leiding en uitvoering geven aan activiteiten (in klein tot middelgroot restaurant) ter bediening van gasten dan wel ter bereiding van gerechten en menu's met aanverwante werkzaamheden.
Leiding en uitvoering geven aan activiteiten (in een middelgroot tot groot restaurant) ter bedien ing van gasten dan wel ter bereiding van gerechten en menu's met aanverwante
Recreatie & Venn aak Uitvoeren van Uitvoeren van ondersteunende eenvoudige werkzaamheden bij ondersteunende werkzaamheden bij de activiteiten op het win kei verkoop. terrein van Recreatie & Vermaak. Winkel verkoop
Het hel pen van klanten en uitvoeren van ondersteunende werkzaamheden bij de winkel verkoop.
Uitvoeren van eenvoudige operationele werkzaamheden bij activiteiten op het terrein van Recreatie & Venn aak.
Schoonmaak & Logistiek Uitvoeren van sterk routinematige schoonmaakwerkzaamheden en/of het eventueel verlenen van aanvullende logistieke diensten. Uitvoeren van deels routinematige schoonmaakwerkzaam heden en/of het eventueel verlenen van aanvullende logistieke diensten.
Uitvoeren van Uitvoeren van voorkomende operationele werkzaamheden bij de werkzaamheden bij winkelverkoop. activiteiten op het terrein van Recreatie SL Vermaak,
Uitvoeren van schoonmaakwerkzaam heden van verschillende aard en/of het verlenen van aanvullende logistieke diensten en controleren van werkzaamheden. Uitvoeren van Uitvoeren en Uitvoeren van voorkomende schoonmaakwerkzaam afstemmen van werkzaamheden bij de activiteiten op het heden van winkel verkoop ook terrein van Recreatie verschillende aard van vakartikelen. & Vermaak. en/of het verlenen van aanvullende logistieke diensten en controleren van en leidinggeven aan de te verrichten werkzaamheden. Uitvoeren van alle Uitvoeren, afstemmen Leiding en uitvoering voorkomende en eventueel initiëren geven aan werkzaamheden bij de van activiteiten op het schoonmaak- en winkelverkoop ook terrein van Recreatie aanvullende logistieke van vakartikelen. & Vermaak. werkzaamheden.
Uitvoeren van alle voorkomende werkzaamheden bij de winkel verkoop inclusief vakartikelen alsmede leiding geven aan (een deel van) betreffende werkzaamheden.
Uitvoeren, initiëren en coördineren van activiteiten op het terrein van Recreatie & Vermaak.
Leiding en uitvoering geven aan schoonmaak- en aanvullende logistieke werkzaamheden alsmede bewaken van kwaliteit en budget.
voorkomen van schade aan personen en eigendommen, alsmede eventueel leidinggeven aan betreffende werkzaamheden. Leiding en uitvoering geven aan alle activiteiten met betrekking tot receptie- en beveiligingstaken.
Leiding en uitvoering geven aan alle activiteiten m.b.t. receptie- en beveiligingstaken en het (mede) initiëren van het beleid.
werkzaamheden.
Leiding en uitvoering Leiding en uitvoering geven aan alle geven aan ai ie activiteiten (in een activiteiten binnen een groot restaurant) ter winkel. realisering van bediening van gasten dan wei ter (voor)bereiding van gerechten en menu's met aanverwante werkzaamheden. Leiding en uitvoering Leiding en uitvoering geven aan alle geven aan alle activiteiten ter activiteiten ter realisering van realisering van gestelde doelen t.a.v. gestelde doelen t.a.v. omzet en resultaat en omzet en resultaat en het (mede) initiëren het (mede) initiëren van het beleid. van het beleid.
Leiding en uitvoering geven aan alle activiteiten op het terrein van Recreatie & Vermaak.
Leiding en uitvoering geven aan alle activiteiten op het terrein van Recreatie & Vermaak en mede initiëren van het beleid.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 6 augustus 2003
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de wnd. Directeur Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie,
Mr. M.H.M, van der Goes
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Arbeidsinspectie Directie Uitvoeringstaken. Juridische Zaken en Beleidsinformatie Nr. Al/UJB/CAV/02-53657
DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 12 juli 2002, 27 september 2002 en 29 november 2002 gedane aanvragen van Beon Pensiocnbeheer namens de Vereniging voorde Nederlandse Vleeswarenindustrie, de Vereniging van Nederlandse Bacon fabricanten, de Algemene Kokswaren- en Snaekprodueenten, de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, CNV Bedrij ven bond, FNV Bondgenoten en de Unie vakbond voor Industrie en Dienstverlening, daartoe strekkende dat de. verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt gewijzigd door uitbreiding van de werkingssfeer met de Pluimveeverwerkende Industrie. Overwegende, Dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Staatssecretaris een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Overwegende voorts, Dat tegen het verzoek om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingediend door Delta Lloyd. Naar aanleiding hiervan is op mijn verzoek door sociale partners, door middel van fixering van de werkingssfeer van de CAO-regelingen waarnaar wordt verwezen, duidelijkheid geschapen op wie, ingeval in de onderneming meerdere soorten van activiteiten worden verricht, de verplichtstelling van toepassing is. Ook anderszins is niet gebleken dat onduidelijkheid bestaat terzake van de reikwijdte van de verplichtstelling c.q. op wie de verplichtstelling van toepassing is. Tot slot kan gezegd worden dat in de Wet Bpf 2000 de bevoegdheid tot vrijstelling toegekend is aan het bedrijfstakpensioenfonds.
BESLUIT: l. Wijzigt zijn besluit van 12 april 1999, nr. 9813103, Stcrt. 1999, nr. 72 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 december 2001. nr. 2001/49548, Stcrt. 2001, nr. 250). waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting PrcPensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie. De verplichtstelling tot deelnemening komt na wijziging te luiden als volgt: ""De deelneming in de Stichting Prepensionering \oor de Vleeswaren- en Gemaksvoeding-industrie is verplicht gesteld voor:
l OCX
de mannelijke en vrouwelijke werknemers in de Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie die de jaar maar nog niet die van 60 jaar hebhen bereikt.
leeftijd van 20
wordende ten deze verstaan onder* A. de Nederlandse Vieeswarenindustrie de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen in Nederland die het bedrijf uitoefenen van: a.
b.
het fabriekmatig vlees, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a. van de Vleeskeuringswet verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten gesehiedt; de ondernemingen en gedeelten van ondernemingen in Nederland die fabriekmatig bacon, als bedoeld in artikel l van het, ter uitvoering van de Landbouwkwaliteitswet vastgestelde, LandbouvvkvvaliteitsbesJuit Baeon, zoals dat artikel luidt op l januari 1982, bereiden.
B. De Nederlandse Gemaksvoedingindustrie de ondernemingen en delen van ondernemingen in Nederland: a. die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabriekmatig bereiden van eetwaren als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 7 van het ter uitvoering van de Warenwet vastgestelde Kokswarenbesluit (Stb. 1979, no. 563) zoals deze artikelen luidden op l januari 1982, danwei b. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabriekmatig bereiden of samenstellen van eetwaren die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt, clanwei c. die in samenhang met een van beide genoemde bedrijfsuitoefeningen het bedrijf uitoefenen van de groothandel in bedoelde eetwaren, worden ten deze verstaan onder — in hoofdzaak: 50% of meer van de verloonde arbeid danwei 50% of meer van de in geld uitgedrukte omzet wordt aan de produktie van eetwaren besteedt, — gemaksvoeding: bedoelde eetwaren in de zin van het Kokswarenbesluit alsmede frika(n)dellen, toebereide gehaktballen, hamburgers, satés, sjasliks. kant en klaren maaltijden en samengestelde maaltijdkomponenten die door de consument als een (volledige) maaltijd kunnen worden beschouwd, waarbij deze eetwaren op grond van verschillende eonserveringsmethoden voor consumptie gereed staan (via diepvries, koclvers. \acuum. blik. droge vorm en dergelijke). C. De Pluimveeverwerkende Industrie die ondernemingen welke zich bezighouden met één of meerdere van de volgende activiteiten: het slachten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen of het be- en venverken van pluimvee, wild en/of tamme konijnen of het vervaardigen van producten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen: uitleenbedrijven (uitzendorganisaties) die meer dan 50% van de totale activiteiten verrichten binnen de pluim\!ee\'enverkende industrie. Die onderneming, waarin ook andere activiteiten dan bovenstaande worden verricht, wordt indien meer Collectieve Arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn, gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de activiteiten van deze onderneming behoort. Bij toepassing van het in de vorige volzin bepaalde wordt uitgegaan van de desbetreffende Collectieve Arbeidsovereenkomsten zoals die luidden op de dag waarop de onderhavige ver pi ie hts tell ing in werking is getreden.
i! Dit besluit treedt in \\crking met ingang van de tweede dag na de dagtekening-van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst
's-Gravenhage. l> april 2003 de Staatssecretaris-voornoemd. M. Rutte, • ' namens deze, de w-nd. Directeur van de Directie Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie.
Mr. M.H.M. van der Goes
•
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden Nr. : UAW/CAV/07/37892/10
DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Gezien de op 20 november 2007, 3 januari 2008, 30 januari 2008 en 14 april 2008 ontvangen aanvraag van de Algemene Kokswaren en Snackproducenten Vereniging, de VNV/VNB, de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond en De Unie, daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstakken Vleeswarenindustrie, Gemaksvoedingindustrie en Pluimveeverwerkende Industrie; Overwegende, dat tegen de aanvraag tot verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door het Verbond van Verzekeraars. De zienswijzen hebben betrekking op het feit dat de representativiteitsgegevens bij de aanvraag ouder zijn dan l jaar. Het Toetsingskader Wet Bpf 2000 bepaalt dat representativiteitsgegevens in beginsel niet ouder mogen zijn dan l jaar. Daarnaast wijst het Verbond op een discrepantie tussen de toelichting bij de aanvraag en de integrale tekst van de verplichtstelling waar het de opbouwperiode in de pensioenregeling betreft. Ten aanzien van de zienswijzen kan het volgende worden opgemerkt. In het kader van de 5-jaarlijkse toets van de representativiteit hebben partijen bij de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie op 15 december 2006 door middel van een opgave hun representativiteit aangetoond. De gegevens die aan deze opgave ten grondslag lagen dateren van 19 juli 2006. Dezelfde opgave van de representativiteit is gedaan in het kader van de aanvraag om wijziging van de verplichtstelling. De gegevens die aan de basis lagen van de representativiteit waren op het moment van de aanvraag 16 maanden oud. Gebleken is dat de opgave de actualiteit weergeeft. Ondergetekende is daarmee van oordeel dat de representativiteit voldoende is aangetoond. De discrepantie met betrekking tot de opbouwperiode heeft geleid tot een gewijzigde aanvraag van partijen bij de verplichtstelling. Deze wijziging heeft ter visie gelegen door middel van publicatie in de Staatscourant. Hiertegen zijn geen zienswijzen ingediend. Overwegende, dat vorengenoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, die naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt; Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000: Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;
BESLUIT: I.Wijzigt zijn besluit van 12 april 1999, nr. 9813103, Stcrt. 1999, nr. 72 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 april 2003, nr. 02-53657, Stcrt. 2003, nr. 72) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie. De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
"De deelneming in de Stichting Prepensionering voor de Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie is verplicht gesteld voor: de mannelijke en vrouwelijke werknemers in de Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie en de Pluimveeverwerkende Industrie die de leeftijd van 20 jaar maar nog niet die van 60 jaar hebben bereikt, voor zover deze werknemers zijn geboren voor l januari 1950.
Worden ten deze verstaan onder: A. de Nederlandse V leeswaren industrie: de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, in Nederland het bedrijf uitoefenende van: 1. het fabriekmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt en/of; 2. de ondernemingen en gedeelten van ondernemingen in Nederland waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaamheden en/of; 3. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden. B. de Nederlandse Gemaksvoedingindustrie: de ondernemingen en delen van ondernemingen in Nederland: • die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabriekmatig bereiden of samenstellen van etenswaren die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt; dan wel • die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van de groothandel in bedoelde eetwaren. Worden ten deze verstaan onder • in hoofdzaak: 50% of meer van de vertoonde arbeid dan wel 50% of meer van de in geld uitgedrukte omzet wordt aan de produktie of groothandel van gemaksvoeding besteed. Worden ten deze onder meer verstaan onder gemaks voed ing: • kroketten, bitterballen, nierbroodjes, bamiballen, nasiballen, loempia's en de met een en ander overeenkomende meelproducten,eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis of groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gefrituurd zijn of bestemd zijn om in hun geheel gefrituurd te worden. • saucijzenbroodjes, palingbroodjes, kaasbroodjes, hambroodjes, tosti's, pizza's en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis of groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gebakken zijn of bestemd zijn om in hun geheel gebakken te worden. • pasteitjes en de met deze overeenkomende producten. • gekookte, gestoomde, voorgebakken of op andere wijze toebereide mie, bami goreng, ravioli, toebereide spaghetti en op overeenkomstige wijze toebereide andere deegwaren. • gekookte, gestoomde of voorgebakken rijst, nasi goreng of op andere wijze toebereide rijst. • salades, russisch ei, gevulde tomaat, gevulde paprika en soortgelijke koud te nuttigen waren. • frika(n)dellen, toebereide gehaktballen, hamburgers, satéh, sjaslik, kant-en-klare maaltijden en maaltijdcomponenten die samen een volledige maaltijd vormen. Deze voeding is door middel van conservering, bijvoorbeeld diepvries, koelvers, koelvers vacuüm, blik of droge vorm, klaar voor gebruik. Als minder dan 50% van de verloonde arbeid wordt besteed aan de productie of groothandel van gemaksvoeding en er voor (het onderdeel van) de onderneming geen andere verplichtstelling geldt, dan wordt (het onderdeel van) de onderneming tot de gemaksvoedingindustrie gerekend. D. "Pluimveeverwerkende Industrie": die onderneming welke zich bezighoudt met één of meerdere van de volgende activiteiten: • het slachten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen of • het be- en verwerken van pluimvee, wild en/of tamme konijnen of • het vervaardigen van producten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen; • uitleenbedrijven (uitzendorganisaties) die meer dan 50% van de totale activiteiten verrichten binnen de pluimveeverwerkende industrie. Die onderneming, waarin ook andere activiteiten dan bovenstaande worden verricht, wordt gerangschikt onder die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de activiteiten van deze onderneming behoort.
II. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 16 juni 2008 de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorvvaardenwetgeving,
Mr. M.H.M, van der Goes