Gezondheid telt! Ook voor de kinderen in Oss
Kernbevindingen 0- t/m 11-jarigen, 2008
In 2008 is in de GGD-regio Hart voor Brabant voor de tweede keer de Jeugdenquête 0- t/m 11-jarigen bij hun ouders afgenomen. De eerste keer was in 2005. Met de resultaten wil de GGD de gezondheid en het welzijn van kinderen in kaart brengen en trends op het spoor komen. De GGD gebruikt de gegevens om gemeenten te adviseren over gezondheids- en jeugdbeleid. Gemeenten kunnen met de gegevens uit dit onderzoek beslissingen beter onderbouwen en indien nodig, bestaande activiteiten en voorzieningen verbeteren. Hieronder leest u de belangrijkste bevindingen uit de Jeugdenquête 2008 voor de gemeente Oss. Bijna 16.000 ouders van kinderen in de leeftijd van 0 t/m 11 jaar in de GGD-regio Hart voor Brabant hebben een vragenlijst ingevuld. Dit is een respons van 63%. In Oss waren dat 461 ouders, een respons van 62%. De cijfers geven een beeld dat representatief is voor de regio en de gemeente. Daarvoor zijn de resultaten uit de Jeugdenquête 2008 met behulp van zogenaamde weegfactoren gecorrigeerd voor de werkelijke leeftijds- en geslachtsopbouw in de regio en de gemeente. Bij het formuleren van de Kernbevindingen 0- t/m 11-jarigen is een selectie gemaakt van de belangrijkste resultaten en opvallende trends uit de Jeugdenquête 2008. De Kernbevindingen zijn geformuleerd rondom drie belangrijke gezondheidsthema's voor gemeentelijk gezondheidsbeleid: 'gezondheid', 'overgewicht' en 'opvoeding en ondersteuning'.
De meeste kinderen zijn gezond en vrolijk De ervaren gezondheid is, als oordeel over de eigen gezondheid, een samenvattende maat van alle gezondheidsaspecten die relevant zijn voor de persoon waar het over gaat. Deze gezondheidsaspecten variëren per persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. Hoewel de meeste ouders de gezondheid van hun kind als goed ervaren en hun kind gezond en vrolijk vinden, zijn er
1
ook kinderen met een chronische aandoening of psychosociale problemen. De meeste ouders vinden de gezondheid van hun kind goed Het percentage ouders in Oss dat de gezondheid van hun kind als goed tot heel goed ervaart is in de periode 2005-2008 gestegen van 90% naar 96%. Deze trend is ook regionaal te zien. 32% van de ouders ervaart problemen in de ontwikkeling van hun kind, dit is meer dan in 2005 (25%). Het gaat hierbij vooral om problemen met slapen (15%), leerproblemen (kinderen vanaf 4 jaar, 12%) en zindelijkheidsproblemen (12%). Eén op de vijf kinderen heeft chronische aandoening(en) Ruim één op de vijf kinderen in Oss (21%) heeft één of meer chronische aandoeningen die zijn vastgesteld door een arts. Dit is vergelijkbaar met de regio (20%). Net als in 2005 worden eczeem (13%) en astma/bronchitis (10%) het meest genoemd. Veel kinderen voelen zich (heel) blij Het welbevinden van kinderen wordt naast de lichamelijke gezondheid ook sterk beïnvloed door de geestelijke gezondheid. Net als in 2005 vinden de meeste ouders in Oss dat hun kind zich de laatste 3 maanden blij tot heel blij voelde (80%). Dit cijfer is vergelijkbaar met de regio. Slechts 1% vindt dat hun kind met een beetje tot erg sombere gevoelens te kampen heeft. Overlijden van een dierbare is meest ingrijpende gebeurtenis Een groot deel van de gezinnen (77%) heeft ooit wel eens een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt. In Hart voor Brabant is dit percentage vergelijkbaar. Dertien procent heeft nu nog steeds problemen met één of meer ingrijpende gebeurtenissen. Zo heeft 3% nog steeds problemen met het overlijden van een dierbare. Daarnaast blijken ook problemen met een ander kind in het gezin en psychische problemen van één van de ouders veel impact te hebben op het gezin (beide 2%). Bij één op de zeventien kinderen wordt gezinsleven verstoord door psychosociale problemen bij het kind Psychische problemen kunnen gevolgen hebben voor het sociale en maatschappelijke functioneren van kinderen en jongeren. Bij 9% van de kinderen vanaf 4 jaar in Oss is er een indicatie voor psychosociale problemen en dit is
2
vergelijkbaar met de regio. De problematiek heeft betrekking op emotionele problemen (9%), hyperactiviteit (7%) en problemen met leeftijdsgenoten (6%). Bij 6% van de kinderen wordt de dagelijkse gang van zaken in het gezin, op school, bij vriendschappen en bij activiteiten in de vrije tijd verstoord door de psychosociale problemen van het kind. Op school ervaart 7% problemen in relaties met andere kinderen en dit percentage is lager dan in 2005. Acht procent heeft volgens de ouders een slechte relatie met de leerkracht. Bijna een vijfde van de kinderen (19%) heeft concentratieproblemen op school. Er zijn geen ouders die aangeven dat hun kind vaak gepest wordt op school (0%).
Overgewicht nog steeds een belangrijk probleem De jeugd is een doelgroep waar veel gezondheidswinst is te behalen. Bij preventie en gezondheidsbevordering (gericht op jeugd) staan het voorkómen van risicogedrag en het aanleren van gezond gedrag centraal. Van de leefstijlfactoren die in belangrijke mate bijdragen aan de ziektelast is bij jeugdigen van 0 t/m 11 jaar vooral overgewicht relevant. Jongeren met overgewicht hebben ook een verhoogde kans op (ernstig) overgewicht op latere leeftijd. Vandaar dat preventie van gewichtsstijging bij kinderen en jongvolwassenen van belang is. In de kabinetsnota 'Kiezen voor gezond leven' stelt de overheid zich ten doel het percentage jeugdigen met overgewicht te laten dalen. Overgewicht bij kinderen nog niet afgenomen De belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van overgewicht is een verkeerde balans tussen energie-inname (via voeding) en energiebesteding (voornamelijk via lichamelijke activiteit). Kinderen met overgewicht hebben meer kans op het krijgen van type 2 diabetes, hart- en vaatziekten, gewrichtsproblemen en overgewicht op latere leeftijd. Zowel uit het informatiesysteem van de Jeugdgezondheidszorg als uit de Jeugdenquête 2008 blijkt dat het aantal kinderen met overgewicht in de regio Hart voor Brabant niet meer toeneemt. De cijfers van de Jeugdgezondheidszorg laten zien dat in de jaren 2006, 2007 en 2008 10% van de kinderen uit groep 2 van het basisonderwijs en 15% van de kinderen uit groep 7 overgewicht had. In beide groepen had in die jaren steeds 2% ernstig overgewicht (obesitas). De Jeugdenquête laat een vergelijkbaar beeld zien. In de regio heeft net als in 2005 10% van de kinderen vanaf 2 jaar overgewicht en 2% ernstig overgewicht.
3
In de gemeente Oss heeft 13% overgewicht en hoewel dat iets minder lijkt dan in 2005 (15%) is het verschil niet statistisch significant. Vijf procent van de kinderen heeft zelfs ernstig overgewicht (obesitas); dat lijkt meer dan in 2005 (3%) maar ook dit verschil is niet significant. Wel zijn er in Oss meer kinderen met obesitas (5%) dan in de regio (2%). De doelstelling van het kabinet om het percentage kinderen met overgewicht te laten dalen is dus nog niet helemaal gehaald. Opvallend is dat meer dan de helft van de ouders van te dikke kinderen in de regio vindt dat hun kind niet te zwaar is. Groente- en fruitconsumptie niet verbeterd Een gezond voedingspatroon is een belangrijke factor in het voorkómen van overgewicht. Tot een gezond voedingspatroon behoren in ieder geval regelmatig en goed ontbijten, elke dag fruit en groente eten en een beperkt gebruik van gezoete dranken. De meeste kinderen in de regio ontbijten iedere dag, ook in Oss (97%). In tegenstelling tot de regio, is de groente- en fruitconsumptie niet verbeterd ten opzichte van 2005. Nog steeds eet 38% van de kinderen niet elke dag groente, daarnaast eet ook 38% niet dagelijks fruit. Het percentage kinderen dat 3 of meer tussendoortjes op een dag eet, is wel gedaald, van 22% in 2005 tot 11% in 2008. Meer kinderen sporten buiten school Een van de genoemde oorzaken van overgewicht is te weinig lichaamsbeweging. Sociale omgevingsfactoren, zoals sociale veiligheid, het beweeggedrag van leeftijdsgenoten of de stimulans door ouders zijn van invloed op het beweeggedrag van jongeren. Voor kinderen blijkt verder dat verkeersonveiligheid en gebrek aan speelplaatsen belangrijke belemmeringen zijn om (voldoende) te sporten en te bewegen. In 2008 zijn er in Oss 6 op de 10 kinderen vanaf 4 jaar (61%) lid van een sportclub. In de regio is dit percentage sinds 2005 gestegen (van 62% naar 68%). Hoewel er ook in Oss een toename lijkt te zijn (van 56% naar 61%) is dit verschil niet statistisch significant. Een derde van de kinderen sport minimaal twee keer per week een uur buiten school en dat is meer dan in 2005 (25%). Bijna alle kinderen van 4 jaar en ouder sporten op school, waarvan 79% zelfs twee keer per week. Dit is vergelijkbaar met de situatie in 2005 en met de regio. Iets meer dan de helft van de kinderen vanaf 1 jaar (53%) zwemt wekelijks. In de regio zwemmen de kinderen van 4-7 jaar het meest (68%). Drie procent van de kinderen in Oss die 8 jaar of ouder zijn heeft geen zwemdiploma A en dit is duidelijk minder dan in 2005, toen 13% geen zwemdiploma had. Het zijn vaker
4
kinderen van niet-westerse allochtone afkomst of uit een gezin met een minimuminkomen die geen zwemdiploma hebben. Het percentage kinderen dat met de auto naar school wordt gebracht is sinds 2005 afgenomen van 20 naar 12%. In de regio is deze trend ook te zien, maar het percentage is Oss is nog lager dan in de regio (16%). Eén op de tien kinderen kijkt meer dan 2 uur per dag TV, video of DVD en dat is vergelijkbaar met de situatie in 2005. Dit geldt ook voor het percentage kinderen dat meer dan 2 uur achter de computer zit (3%). Vier procent van de kinderen speelt minder dan een half uur per dag buiten en ook is ongeveer hetzelfde als in 2005. Een veilige buurt, waar kinderen naar hartenlust buiten kunnen spelen kan een belangrijke bijdrage leveren aan de hoeveelheid lichaamsbeweging. 18% van de ouders mist echter een veilige speelplek in de buurt, 17% een speeltuin en 7% een grasveld. Ongeveer 62% van de ouders mist niets en dit is net als in de regio hoger dan in 2005 (54%). Over de activiteiten voor hun kind in de buurt zijn minder ouders ontevreden (33% t.o.v. 41% in 2005). Maar nog steeds is meer dan een kwart van de ouders niet zo tevreden over de kwaliteit of de afwezigheid van trottoirs in de buurt (28%) of over de speeltuintjes (27%).
Opvoedingsondersteuning blijft nodig Opvoeding is een voortdurende wisselwerking tussen kind, ouders en omgeving. Iedere nieuwe leeftijdsfase van kinderen stelt ouders voor nieuwe opvoedingstaken, die een beroep doen op hun competentie en vaardigheden. In de meeste gevallen verloopt de opvoeding goed: ouders zijn over het algemeen positief gestemd, ervaren niet veel problemen en hebben een adequaat opvoedingspatroon. Dit neemt echter niet weg dat er wel opvoedingsproblemen zijn. In veel gezinnen komen perioden voor met opgroei- of opvoedingsproblemen. Juist in deze perioden kunnen ouders behoefte hebben aan ondersteuning. Vaak zijn ouders na een goed advies zelf weer voldoende toegerust om hun problemen aan te pakken. Op die manier heeft opvoedingsondersteuning een belangrijke preventieve functie en kan het ernstige problemen voorkomen. Minder ouders ervaren problemen bij de opvoeding
5
In Oss ervaart 61% van de ouders geen problemen bij de opvoeding en dit is meer dan in 2005 (55%), maar wel vergelijkbaar met de regio. Minder dan 1% ervaart vaak opvoedproblemen, dit was in 2005 nog 3%. Ouders ervaren de belangrijkste knelpunten op het gebied van luisteren en gehoorzamen (21%), het stellen van grenzen (18%) en ontwikkeling en gezondheid zoals eten en slapen (12%). Ruim een kwart van de ouders (27%) ervaart meer stress dan gemiddeld bij de opvoeding van de kinderen. Dit is ook zo in de regio. Het gaat dan om kinderen die veel aandacht vragen, lastig zijn of ouders die het gevoel hebben dat ze hun kind niet goed op kunnen voeden. Elf procent ervaart zelfs (zeer) veel stress. Behoefte aan opvoedingsondersteuning vooral via internet en psycholoog of opvoedkundige Momenteel heeft 3% van de ouders in Oss behoefte aan professionele ondersteuning bij de opvoeding van hun kind. Dit is minder dan in 2005 (6%), maar vergelijkbaar met de regio. Aan alle ouders is gevraagd in welke vorm zij opvoedingsondersteuning wensen te ontvangen indien zij nu of in de toekomst hieraan behoefte hebben. De ouders geven als antwoord bij voorkeur ondersteuning te willen krijgen via internet (41%), via een centraal adviespunt (32%) en door de persoonlijke begeleiding van een hulpverlener (22%). De persoonlijke begeleiding ontvangt men het liefst van een psycholoog/ opvoedkundige (25%), de huisarts (25%) of een jeugdarts/-verpleegkundige (23%). Elf procent van de ouders wil ondersteuning krijgen van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG). Slechts 1% van de ouders in Oss vindt dat er in de gemeente onvoldoende ondersteuning wordt geboden bij het opvoeden. Dit is lager dan in de regio (3%). Jeugdgezondheidszorg geeft vaak hulp bij opvoeding Zeventien procent van de ouders in Oss heeft in de afgelopen 12 maanden hulp gezocht bij een professionele hulpverlener (exclusief CJG). Dit is lager dan in 2005 (24%) maar vergelijkbaar met de regio. De meeste hulp is gezocht bij het consultatiebureau of een GGD jeugdarts/-verpleegkundige (11%) of schoolmaatschappelijk werk (4%). Minder gebruik van informatiebronnen over opvoeding Naast het raadplegen van professionals, gebruiken ouders ook diverse media als informatiebron over opvoeding. Dertien procent van de ouders in Oss kijkt op televisie naar programma’s over opvoeding; dat percentage is net als in de regio
6
lager dan in 2005 (22%). Verder leest 17% van de ouders er minimaal één keer per maand in tijdschriften over en worden brochures (13%) en internet (12%) geraadpleegd. Er zijn meer ouders dan in 2005 die aangeven nooit gebruik te maken van deze informatiebronnen (14% t.o.v. 10%).
Opvoeders hebben belangrijke rol bij voorkomen riskant gedrag Ouders en opvoeders hebben een belangrijke rol door kinderen van jongs af aan te leren gezonde keuzes te maken. De rol die ouders en opvoeders hierin hebben bij de opvoeding van kinderen moet in de toekomst groeien, bijvoorbeeld op het gebied van alcoholgebruik en rookgedrag van jongeren. Alcohol: veel ouders vinden eerste slokje verantwoord onder 16 jaar Ouders zijn steeds makkelijker geworden over het (toenemende) drankgebruik van hun kinderen. Zij kennen de schadelijke effecten van alcohol meestal ook niet. En zij weten vaak niet goed hoe zij in de opvoeding met het alcoholgebruik van hun kinderen moeten omgaan. Het drinken van alcohol is voor kinderen die nog in de groei zijn extra schadelijk, vooral voor de ontwikkeling van hersenen. Daarnaast geldt dat hoe jonger kinderen met alcohol in aanraking komen, hoe groter de kans is op overmatig gebruik op latere leeftijd. Het kabinet wil daarom het alcoholgebruik op jonge leeftijd voorkómen, vooral onder de 16 jaar. Zeven procent van de 8- t/m 11-jarigen in Oss heeft wel eens alcohol gedronken en dat vergelijkbaar met de regio. In vergelijking met 2005 lijkt het percentage dat wel eens alcohol heeft gedronken afgenomen (was 13%), maar dit verschil is niet statistisch significant. Aan de ouders van kinderen vanaf 8 jaar is gevraagd wat zij een verantwoorde leeftijd vinden voor alcoholgebruik. Ruim een derde van de ouders (36%) vindt 15 jaar of jonger een verantwoorde leeftijd voor het eerste slokje. In de regio is dit percentage nog wat hoger (43%). Eén op de acht ouders (12%) vindt dat op deze leeftijd ook het eerste glas alcohol wel verantwoord genuttigd kan worden. Dit is vergelijkbaar met de regio. Het komt niet overeen met de aanbevolen norm om geen alcohol te drinken tot een leeftijd van minimaal 16 jaar. Wel vindt 99% van de ouders dat regelmatig zelfstandig alcoholgebruik pas verantwoord is vanaf 16 jaar. Roken: één op de zes ouders vindt roken onder 16 jaar acceptabel Het kabinet wil dat in 2010 nog maar 20 procent van de Nederlanders rookt. Kinderen van rokende ouders hebben een grotere kans later zelf ook te gaan
7
roken. Bovendien kan meeroken voor kinderen zowel op korte als op lange termijn ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid. Zo hebben kinderen met rokende ouders meer kans op luchtweginfecties, astma, oorontsteking en wiegendood. Een derde van de kinderen in Oss (33%) heeft ten minste één rokende ouder, net zoveel als in de regio. Nog steeds is 15% van de kinderen in de afgelopen 7 dagen in hun eigen huis aan (sigaretten)rook blootgesteld en ook dit is vergelijkbaar met de regio. Wel is positief dat dit een stuk lager ligt dan in 2005 toen nog ruim een kwart van de kinderen thuis meerookte. Deze dalende trend is ook regionaal te zien. Zeventien procent van hun ouders vindt af en toe roken door kinderen onder 16 jaar (een beetje) acceptabel. Dagelijks roken onder 16 jaar is voor 4% (een beetje) acceptabel. Beide percentages zijn vergelijkbaar met de regio. In Oss hebben volgens de ouders nog nauwelijks kinderen van 8-11 jaar al wel eens gerookt (0,5%). Veilig internetgebruik: meeste ouders kijken mee tijdens internetten Technische oplossingen voor veilig internetgebruik zijn handige hulpmiddelen, maar ze kunnen nooit in plaats komen van een internetopvoeding door ouders en leerkrachten. Daarom is het belangrijk om kinderen stap voor stap en afhankelijk van hun leeftijd, te begeleiden naar verantwoord internetgedrag. Bijna negen van de tien gezinnen (87%) in Oss hebben een computer met internet en 3% van de kinderen zit meer dan 2 uur per dag achter de computer. De computer wordt het meest gebruikt voor spelletjes (88%), maar ook veel voor contact met anderen via sites als hyves (23%), huiswerk (22%) en voor chatten (17%). Eén procent van de ouders kijkt (bijna) nooit mee als hun kind op internet zit. Dit is vergelijkbaar met de regio. Tot slot Hierboven zijn de belangrijkste bevindingen uit de Jeugdenquête 0- t/m 11jarigen voor de GGD-regio Hart voor Brabant en de gemeente Oss weergegeven. Meer resultaten vindt u op www.GGDgezondheidsatlas.nl en www.regionaalkompas.nl (vanaf begin 2010). Referenties 1. RIVM: Nationaal Kompas Volksgezondheid. Website: www.nationaalkompas.nl. Kijk bij: Gezondheid en ziekte/Functioneren en kwaliteit van leven/Ervarengezondheid.
8
2. RIVM: Nationaal Kompas Volksgezondheid. Website: www.nationaalkompas.nl. Kijk bij: Gezondheid en ziekte/Ziekten en aandoeningen/Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen/Diabetes mellitus. 3. GGD Hart voor Brabant: Regionaal Kompas Volksgezondheid. Website: www.regionaalkompas.nl. Kijk bij Gezondheidsdeterminanten/Omgeving/Opvoedingsproblemen. 4. Bulk-Bunschoten, A.M.W et al. (2005). Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht. Amsterdam: VUMC 5. Kiezen voor gezond leven: 2007-2010. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Den Haag: Ministerie van VWS. 6. RIVM: Nationaal Kompas Volksgezondheid. Website: www.nationaalkompas.nl. Kijk bij: Gezondheidsdeterminanten/Leefstijl/Lichamelijke activiteit. 7. RIVM: Nationaal Kompas Volksgezondheid. Website: www.nationaalkompas.nl. Kijk bij: Preventie/Gericht op doelgroepen/Jeugd/Psychische functioneren.
9