Lestip 'In schemerland' Over het boek Thomas heeft nu al een jaar pijn in zijn been en het ziet er niet naar uit dat hij snel beter zal worden. Troost vindt hij bij meneer Rozenstaf. Die komt hem elke avond halen als de schemering valt, om samen door Stockholm te zweven. De sfeervolle illustraties (in schemertinten) versterken dit poëtische verhaal. Auteur(s) Astrid Lindgren, Marit Törnqvist (illustrator) Uitgeverij Ploegsma / 1994 Aantal pagina's 40 p. ISBN 90-216-1088-4 Genre Prentenboek Doelgroep Makkelijk lezen Trefwoorden Auteur lestip Hedwige Buys
Aanzet Kijken naar de lucht Bij de herwerking van dit boek nodigde Astrid Lindgren (de auteur van In Schemerland) Marit Törnqvist (de illustrator) uit voor een ballonvaart boven Stockholm. Zo kon de illustrator zich beter inleven in de sfeer van het schemeruur en kon ze de invloed van het licht op de lucht en de wereld beter in zich opnemen. Voor je het boek in de klas brengt, nodig je de leerlingen uit om buiten naar de lucht te kijken. Benadruk vooral de lucht, niet de wolken: - Welke kleur heeft de lucht nu? - Ken je daar een bestaande naam voor? - Kan je er zelf een naam voor uitvinden? - Is er meer dan één kleur of kleurtint te zien? - Welke kleur(tint) is het meest aanwezig? - Welke kleur(tint) is er wel, maar merk je nauwelijks op? - Welk gevoel hoort volgens jou bij deze lucht? Terug in de klas vertel je dat er veel meer kleuren bestaan dan er namen voor zijn. In het boek Een halve hond heel denken licht Joke van Leeuwen op pagina 40 toe hoe ontwerpers en drukkers nummers gebruiken in plaats van namen om de juiste kleuren te benoemen.
Illustreer die werkwijze met staalkaarten uit de verfwinkel. Laat de leerlingen in de staalkaarten zoeken naar de kleuren van de lucht die ze daarvoor zagen. Je kan eventueel ook gebruik maken van het kleurenpalet op de computer. Laat geen enkele mogelijkheid onbenut om samen naar de lucht te kijken. Vraag de leerlingen om dat ook ’s avonds na schooltijd te doen, laat hen hun waarnemingen noteren en meebrengen naar de klas. Bespreek de waarnemingen en maak opnieuw gebruik van bovenstaande vragen: Worden er nu andere kleuren genoemd? Als leerlingen meer vertrouwd raken met het – al dan niet verwonderd – kijken naar de lucht, schenk je meer aandacht aan de invloed van het licht. Joke van Leeuwen beschrijft in hetzelfde boek op pagina 36 ook hoe we iets zien doordat er licht in onze ogen valt: ‘Eigenlijk schiet het licht erin, met een snelheid van 300.000 kilometer per seconde. Is het veel licht, dan worden onze pupillen kleiner. Is het weinig licht, dan worden onze pupillen groter. Ons netvlies vangt de beelden op. In dat netvlies zitten ongeveer honderd miljoen staafjes en zeven miljoen kegeltjes. Met de kegeltjes zien we de kleuren, de staafjes helpen ons in de schemering en het donker.’ Haal een aantal technische naslagwerken in de klas, voor wie geïnteresseerd is in meer wetenschappelijke achtergrond. Verzamel zoveel mogelijk tijdschriften, fotomateriaal en reproducties van diverse schilderijen waarop de invloed van licht op de lucht duidelijk merkbaar is. Voor schilderijen leveren volgende namen prachtig materiaal: Claude Monet, William Turner, René Magritte, Edward Hopper en John Constable. Bekijk het materiaal samen met de leerlingen en maak gebruik van de bovenstaande vragen tijdens het aansluitende gesprek.
EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Nederlands - Spreken 2.7 Lager - Nederlands - Luisteren 1.9 Lager - Muzische vorming - Drama 3.5
Weergeven van de lucht Organiseer een workshop ‘lucht op papier brengen’. Werk met een doorschuifsysteem zodat leerlingen kunnen experimenteren met verschillende materialen en technieken. Je kan je laten inspireren door het volgende aanbod: aquarelpotloden, gewone kleurpotloden, zachte pastelkrijtjes, oliepastelkrijtjes, inkt, ecoline, schoolverf, dikke, dunne, puntige of stompe penselen, conté-krijtjes, waterverf, sponsjes om te ‘wassen’, verfrollen, verschillende soorten papier… Doorloop vooraf met de leerlingen de verschillende werkplekken, illustreer hoe ze de materialen het best gebruiken. Wie met waskrijt van donker naar licht wilt, zet geleidelijk aan steeds minder kracht. Met inkt en waterverf bereik je verschillende gradaties door er steeds meer water bij te doen. Door aan conté wit toe te voegen wordt de toon steeds lichter. Pastelkrijtjes zijn duur maar je kan er kleuren mooi mee mengen. Je kan een tint wazig maken of twee kleuren in elkaar laten overlopen door er met een wattenstaafje over te wrijven. Te veel wrijven zorgt dan weer voor een grauw resultaat. Lucht bestaat niet alleen uit blauw- of witschakeringen, soms bevat ze ook andere tinten. ’s Avonds bevat de lucht andere kleuren dan ’s ochtends of overdag. Een donkere lucht verkrijg je door donkerder blauw toe te voegen. Meng je zwart door je kleuren dan bekom je alweer een grauwe massa. Maak je het blad nat eer je er op schildert, meng het water dan met behangerslijm: de kleuren vloeien dan mooi in elkaar over. Als je het blad met tape over de randen aan je bank vastkleeft, gaat het bij overvloedig watergebruik minder krullen. Zorg ervoor dat de leerlingen het hele blad gebruiken. Nodig ze daarom uit om vooral goed te kijken naar de lucht en er de verschillende schakeringen in te ontdekken. Nodig hen vooraf uit om van één kleur zoveel mogelijk tinten te maken. Ze vertrekken van een lichtere tint en voegen daar geleidelijk een donkerdere tint aan toe. Bij het
schilderen blijf je het best bij waterverf en aanverwanten, plakkaatverf is meteen zo een massa. Ecoline leent zich uitstekend tot de nat-in-nattechniek: het blad nat maken met een spons of borstel, en dan verf aanbrengen en mooi in elkaar laten overvloeien. Ecoline bestaat uit sterke kleurpigmenten, dus de kleuren zijn zelden zacht. Je kan eerst de ecoline aanlengen met water in allerlei potjes. Voorzie een sjabloon van een landschap onderaan elk blad: de horizon maakt de grens tussen lucht en aarde duidelijk. Het sjabloon kan je zelf maken en voor iedereen kopiëren, leerlingen die willen ontwerpen het zelf. Wie dat wenst kan ook de computer inschakelen. Diverse tekenprogramma’s nodigen uit tot experimenteren met kleuren. Een schone werkplek met weinig opruimwerk gegarandeerd!
EINDTERMEN ●
Lager - Muzische vorming - Beeld 1.6
In een nabespreking laat je de leerlingen vertellen bij hun werk: - Was het moeilijk om lucht vast te leggen? - Met welke materialen heb je graag gewerkt? - Over welk resultaat ben je het meest tevreden? - Welke resultaten geven je het gevoel dat het avond is? - Kijk je nu op een andere manier naar de lucht dan daarvoor? - Welk gevoel geeft de lucht je?
EINDTERMEN ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1
Verwerkingsactiviteiten Voorlezen Hierop aansluitend lees je het verhaal In Schemerland voor. De tekst is eenvoudig en vraagt weinig toelichting. Na het lezen sta je samen stil bij de volgende aandachtspunten: ‘Als de schemering valt, komt mama de kamer binnen en zegt: “Zullen we het licht nu aandoen? Of wil je net als anders nog even schemeren?” En dan zeg ik dat ik net als altijd nog even wil schemeren.’ (p. 5). - Bestaat het werkwoord ‘schemeren’? - Wat bedoelt Thomas als hij ‘nog even wil schemeren’? - Kan jij je voorstellen dat je zou willen schemeren? - Wanneer zou je dat doen, op welk tijdstip, naar aanleiding van welke gebeurtenis? - Wil je vanavond nagaan wanneer de schemering valt en dit tijdstip tegen morgen noteren? ‘Meneer Rozenstaf woont in Schemerland. Dat land heet ook wel Het Land Dat Er Niet Is.’ (p.5) - Bestaat Schemerland volgens jou? - Bestaat meneer Rozenstaf dan eigenlijk? - Wat zou je zelf willen?
- Is er een andere invulling voor het land dat er niet is? - Moet het er daarom echt niet zijn of kan het ook op een andere manier geïnterpreteerd worden? Daarmee raak je misschien een diepere laag in het verhaal, een leven na de dood. Alleen als je leerlingen daarvoor open staan en je zelf aanvoelt dat dit onderwerp niet te gevoelig ligt, kan je het aanraken: ‘Misschien verkent Thomas het leven na dit leven…’
EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Lezen 3.5
Een eigen schemerland Het voorwoord van Jonathan Stroud op pagina 8-9 in De encyclopedie van de fantasie sluit mooi aan bij de manier waarop fantasie in dit verhaal een rol speelt. Bezorg de leerlingen een kopie van het voorwoord en laat hen de gelijkenis met In Schemerland vinden. Daarna kiezen ze uit hun eigen experimenten de meest geslaagde schemerlucht: de omslag voor hun eigen schemerverhaal! Op de cover stempelen, schrijven of kleven ze de titel en de naam van de auteur en illustrator. In dit geval zijn ze dat zelf. Op de achterflap kleven ze een geschreven of getypte tekst. Verwijs tijdens het inventariseren van ideeën naar de vragen die aansloten bij het voorlezen. Laat hen zich voorstellen dat ze ook af en toe naar Schemerland willen verdwijnen: - Wie zou jij daarvoor uitnodigen? - Welke naam heeft je genodigde? - Hoe ziet hij of zij eruit? - Wat zou jij heel goed kunnen in Schemerland? - Is dat iets dat je in werkelijkheid niet zo goed kan maar zou willen kunnen? Om het schrijven voor iedereen haalbaar te houden, maken ze gebruik van de zinnen op de achterflap van het boek. Die vullen ze aan met eigen materiaal: ‘Iedere avond als het begint te schemeren tikt een klein …… tegen het raam, …………..…. neemt mij dwars door het raam mee naar Schemerland. Dat is een heel bijzonder land, waar ik ……………’ Wie zijn tekst wil uitbreiden of wie de binnenkant van het omslag wil voorzien van een eigen verhaal, mag dat uiteraard!
EINDTERMEN ● ●
Lager - Muzische vorming - Beeld 1.6 Lager - Nederlands - Schrijven 4.3
En verder Op het einde van haar leven werden een aantal bestaande verhalen van Astrid Lindgren heruitgegeven. In Schemerland, dat eerder deel uitmaakte van de bundel Er zit een rover in het bos-bos-bos is één van die werken. Ga op zoek naar deze bundel, en vergelijk de twee uitgaven van In Schemerland: Van welke uitgave houden ze het meest?
EINDTERMEN
●
Lager - Muzische vorming - Drama 3.5
Als je de bibliotheek tijdig waarschuwt, kunnen ze een aantal titels van Astrid Lindgren en Marit Törnqvist voor jou en je leerlingen apart houden. Verken onder begeleiding de infrastructuur van de bibliotheek. Laat de leerlingen in groepjes op zoek naar zoveel mogelijk titels van beide auteurs en laat hen de achterflaptekst aan elkaar voorlezen. Aan de hand van die tekst en de illustraties in de boeken, verdelen ze het aanbod in twee groepen: fantasieverhalen of realistische verhalen. Misschien kan je de boeken ook ontlenen. Zo kunnen ze geruime tijd deel uitmaken van het aanbod tijdens vrij lezen.
EINDTERMEN ●
Lager - Leren leren - 2
Verhalenreis van Astrid Lindgren (cf. Bibliografie) bevat verschillende fragmenten uit haar boeken. De sfeervolle, gedetailleerde tekeningen, gebaseerd op de taferelen die te zien zijn in het Astrid Lindgren-huis in Stockholm, werden gemaakt door Marit Törnqvist. Op de bijbehorende cd werden de ingelezen fragmenten aangevuld met Zweedse achtergrondtekstjes. Bied het prentenboek als smaakmaker aan in de luisterhoek. Op www.astridlindgren.nl maak je kennis met het werk en het leven van deze schrijfster. Wie liever een boek wil, kan het prachtig uitgegeven Astrid Lindgren, haar leven in beelden uitkijken.
EINDTERMEN ●
Lager - Muzische vorming - Media 5.5
Titels en bibliografie Astrid Lindgren, haar leven in beelden, Johan Erséus en Rita Verschuur (vert.), Ploegsma, 2007 De encyclopedie van de fantasie, Judy Allen, Baeckens Books, 2008 Een halve hond heel denken, een boek over kijken, Joke van Leeuwen, Querido, 2008 Er zit een rover in het bos, Astrid Lindgren, Anneke Hohmann (ill.) en Rita Verschuur (vert.), Ploegsma, 1970 Schilderen, gids voor de jonge kunstenaar, E. Waters en A. Harris, Gottmer, 1996 Tekenen, gids voor jonge kunstenaars, Jude Welton en Karin Kuiter (vert.), Gottmer, 1994 Verhalenreis, Astrid Lindgren, Marit Törnqvist (ill.) en Rita Törnqvist-Verschuur (vert.), Hoogland en Van Klaveren, 2007