Lestip 'Brieven aan mijn kikkerprins' Over het boek Prinses LuiPels verveelt zich. Niemand kijkt naar haar om. Wanneer ze een kikker ontdekt bij de vijver, bedenkt ze dat die haar prins zal zijn. Stapelverliefd wordt ze! Elke dag schrijft ze een brief aan haar kikkerprins. Alles wordt veel leuker voor prinses LuiPels. Alles wordt anders. Auteur(s) Reine de Pelseneer, Martine Decroos (illustrator) Uitgeverij De Eenhoorn / 2009 Aantal pagina's 28 p. ISBN 9789058385666 Genre Fictie Prentenboek Doelgroep 1ste leerjaar, 2de leerjaar Trefwoorden prinsen en prinsessen, vervelen, verliefd zijn Auteur lestip Vera Geeraerts
VOORAF Toon het prentenboek aan de kinderen en lees de titel voor. Vinden ze de titel uitnodigend? Ga samen na wie het boek schreef en illustreerde. Kennen ze andere boeken van deze auteur en illustrator? Breng eventueel wat ander werk van hen mee naar de bijeenkomst. Bekijk samen de cover. Waaraan denken de kinderen? Lees nu de tekst op de achterflap voor, waarbij de kinderen titel en cover in het achterhoofd houden. Wat verwachten de kinderen van het boek? Noteer op een groot blad hun verwachtingen. Later kan je kijken of ze ingelost werden of niet. In plaats van op een flap te noteren, kunnen de kinderen hun verwachtingen ook noteren in hun KJVleesdagboek of in een ander mooi schriftje of mapje. Het is leuk om dit bij de hand te houden wanneer ze het boek werkelijk lezen (of laten voorlezen). Ze kunnen mooie zinnen opschrijven (of dicteren), woorden die ze opmerkelijk vonden, een verwijzing naar een – voor hen – bijzonder of grappig of… fragment… Bij de bespreking hebben ze dan meteen wat bruikbaars bij de hand. Dit schriftje/mapje kunnen ze ook gebruiken voor de andere boeken van de lijst. Ze kunnen er o.a. een tekening over het boek bij maken. Misschien kan het later wel meegenomen worden naar het KJV-feest en kan de auteur/illustrator er in signeren. In het KJV-leesdagboek is hiervoor de nodige ruimte gelaten. De kinderen die zelf (nog) niet goed kunnen lezen, kunnen van het leesdagboek of schriftje een fijn lees-, teken-, en schrijfmoment maken met mama, papa, zus, broer, juf of meester, opa, tante, KJVbegeleider…
PRATEN OVER HET BOEK Thema’s • prinsessen • sprookjes, fantasie • verliefd zijn, liefde • brief Je kan een kort gesprekje over alle thema’s houden of dieper in gaan op één thema. Denken de kinderen bij sommige thema’s aan dezelfde dingen? Hoe zou dit komen? Kunnen ze hier een verklaring voor geven?
Prinsessen Maak een woordspin rond prinsessen. Laat de kinderen vrijblijvend vertellen over prinsessen: welk beeld hebben ze van prinsessen? Wat zouden de leuke en de moeilijke kanten zijn van een prinsessenleven? Noteer kernwoorden op grote vellen papier of hou de bespreking kort mondeling. Kleef ten slotte een afbeelding uit het boekje bij het woord ‘prinses’ of toon een prent uit het boek. Betrek nu Brieven aan mijn kikkerprins bij het gesprek. Klopt het beeld dat de kinderen van prinsessen hebben met het beeld dat het boek geeft? Waarom wel? Waarom niet? Kunnen ze voorbeelden geven? Vinden ze de prinses mooi afgebeeld door de illustrator? Dachten de kinderen dat ze er anders uitzag? Hoe? Kunnen ze ook verwoorden wat ze zo leuk of niet zo leuk vinden aan haar afbeeldingen?
Sprookjes Welke sprookjes kennen de kinderen? Waaraan herkennen ze een sprookje? Misschien aan: A. vaste uitdrukkingen zoals ‘er was eens…’, ‘heel lang geleden leefden…’ en ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’ B. de onbegrensde fantasie, een magische sfeer, magische figuren en magische voorwerpen C. de extreme figuren: de held heeft bijvoorbeeld géén fouten en een slechterik of boze stiefmoeder is door en door slecht D. de gelukkige afloop voor het (de) goede hoofdpersonage(s) E. als er zich een probleem stelt, wordt dit altijd overwonnen waarbij het goede het kwade overwint (dit is de moraal of zedenles) F. de wijze les op het einde van het verhaal G. een gemakkelijk herkenbare structuur H. de herhalingen van gebeurtenissen en/of zinnen I. de losse, niet altijd logische manier waarop met tijd en ruimte wordt omgegaan Je kan de kinderen een aantal kenmerken laten opsommen en die aanvullen, zelf de kenmerken aanreiken of met een deel ervan werken... Vraag de kinderen wat er sprookjesachtig is in Brieven aan mijn kikkerprins. Bijvoorbeeld: • Er was eens een prinses die kon lanterfanten als geen ander -> A • Liefste kikkerprins. Vandaag zag ik je zonnen bij de vijver. Je droeg een kroon en je knipoogde -> B • De illustratie van de verliefde harten -> B • Sommige mensen beweren dat er bij de vijver in de paleistuin twee kikkers wonen. Twee kikkers met een kroon… -> D • De prinses wordt een kikker om zo toch samen te kunnen zijn. -> E • De briefvorm waarin de prinses aan haar kikkerprins schrijft. -> G • Liefste kikkerprins -> H • Als je het verhaal leest heb je niet echt een idee hoeveel tijd erover gaat voordat de prinses in een kikker verandert. Staat elke brief voor één dag en volgen die elkaar netjes op…? -> I
Over het thema fantasie kan je goed filosoferen. Suggesties vind je in de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’). Het is leuk om ook het originele verhaal van de kikkerprins (kikkerkoning) voor te lezen. Dan kunnen de kinderen de kenmerken van een sprookje hierop ook toepassen. Nadien kunnen ze de twee verhalen vergelijken en kijken hoe Reine De Pelseneer het sprookje gemoderniseerd heeft.
Methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’), alsook naar Chambers’ boek Vertel eens (Biblion, 2002) en in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14 over het onderwerp van gesprek (p. 93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van die hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat vragen meteen gebruiken, zonder aanpassingen.
Tip: groepjes maken Naargelang de grootte van je leesgroep kan je voor de vier-kolommen-methode groepjes maken van drie tot vijf personen. In plaats van de vier basisvragen met de hele groep te beantwoorden, laat je de kinderen de vragen eerst in kleine groepjes beantwoorden. Laat hen hun antwoorden op een flap of een A4-blad noteren. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je of de kinderen het al dan niet eens zijn met elkaar. Op die manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je stillere kinderen de kans om ook hun mening te zeggen. Misschien krijg je hierdoor ook meer meningen te horen omdat de kinderen zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Vrees je dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening verkondigen? Dan kan je vooraf al eens nadenken of je de samenstelling van de groepjes wat kan sturen. De ideeën die volgen in dit werkmodel kan je gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking of als deel van de methode Chambers. Je kan ideeën combineren, mixen of weglaten!
Tip: lees- en schrijfhulp Omdat deze jonge kinderen vaak nog niet (vlot) zullen kunnen lezen en/of schrijven, kan je oudere kinderen, leesmama’s en/of papa’s, andere leeshulpen… inschakelen om de begeleiding van de groepjes en het noteren vlotter te laten verlopen. Uiteraard maak je als coördinator vooraf goede afspraken met de lees- en schrijfhulpen: je moet natuurlijk de meningen van jouw jonge kinderen krijgen en niet de gestuurde mening van de helper van dienst.
Reconstrueren van het verhaal A.d.h.v. illustraties Maak een aantal (kleuren)kopieën van de illustraties uit het boek. Leg ze door elkaar. Laat de kinderen de illustraties in de juiste volgorde leggen. Op die manier kan je het verhaal kort reconstrueren en laten navertellen. Kies je illustraties zo, dat er voldoende samenhang in het verhaal zit en je nadien ook nog een gesprekje over de tekeningen kan houden.
A.d.h.v. voorwerpen Steek een aantal voorwerpen die met het verhaal te maken hebben in een zak of een tas: een speelgoedkikker of een afbeelding van een kikker, een (prinsessen)kroontje, een kaars, een geruit blaadje, een hart, roze snoepjes, kaartjes met de woorden ‘kwaak’, ‘een vlieg’ en ‘vliezen’ op. Laat de kinderen om de beurt iets uit de tas halen en de link met het boek leggen: waaraan doet dit voorwerp of dit woord hen denken? Waar hoort het thuis in het verhaal? Ze mogen de hulp van een ander kind inroepen. Nadien leggen ze alle voorwerpen en kaartjes in de juiste volgorde en reconstrueren ze zo het verhaal.
Aan de hand van deze voorwerpen kan je even goed de personages (prinses en kikker) en/of de illustraties bespreken: bij wie hoort dit voorwerp, welke functie heeft het, op welke tekening(en) vind je dit voorwerp terug, bij welke tekening(en) hoort dit woord…
Illustraties Je kan de illustraties aan de hand van deze vragen bespreken: • Vertellen de illustraties enkel wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? • Vind je dat de illustraties passen bij dit verhaal? Waarom wel? Waarom niet? • Vind je de tekeningen mooi of lelijk? Kan je ook vertellen wat de tekeningen mooi of lelijk maakt? • Hoe zou je deze tekenstijl omschrijven? Welke materialen heeft de illustrator gebruikt? • Kan je iets vertellen over het kleurgebruik? De gebruikte techniek? De verhouding tussen tekst en tekeningen? • Hoe zit het met de uitstraling van de tekeningen en de sfeer die weergegeven wordt? • Wat vind je van de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de prinses en de andere personages? Geven de tekeningen ook emoties weer? Kan je een voorbeeld geven? • Vind je het oké dat de kikker zelden afgebeeld wordt? Waarom wel? Waarom niet? Had je meer tekeningen van hem willen zien? Waarom wel? Waarom niet?
Taalgebruik Hebben de kinderen mooie woorden of zinnen gelezen of gehoord in dit boek? Welke? Bijvoorbeeld: • ‘Er was eens een prinses die kon lanterfanten als geen ander.’ • ‘Je kroon blikkerde in de zon.’ • ‘Dat mijn prinsessenkleren nu vol modder zitten kan me geen donder schelen.’ • ‘Een sprankelende kus.’ • ‘Een springerige zoen.’ • ‘Een zoen met vleugels.’ • ‘Spelen we morgen kikkertje… ik bedoel tikkertje?’ • ‘Toen we na tien keer tikkertje rond de vijver en zevenendertig kwaakzinnen in het water zaten, kon ik geen kwaak meer uitbrengen.’ Houden de kinderen van deze woordkeuzes, de herhalingen, de vergelijkingen, de humor? Kunnen ze voorbeelden geven? Hebben de kinderen de link gemerkt tussen de veranderingen die de prinses ondergaat in het verhaal en de manier waarop elke brief afgesloten wordt? Bijvoorbeeld: • ‘een sprankelende kus’ -> ze ging mee in het water • ‘een springerige zoen’ -> de prinses leert hoger en hoger springen • ‘een fluisterstille kwaak’ -> de prinses kwaakt het liefst liedjes • ‘een groene groet’ -> ze verandert en krijgt groene vlekken op haar vel • ‘een zoen met vleugels’ -> ze eet voor het eerst een vlieg •…
Personages De prinses heet LuiPels. Wat vinden de kinderen hiervan? Wat vinden ze van de voorstelling van de prinses,
zowel op de tekeningen als in haar handelingen? Hoe stellen de kinderen zich een prinses voor? Wat zou een prinses in het echte leven doen, hoe zou ze haar dag doorbrengen? De kikkerprins is een kikker, maar waardoor wordt hij toch een beetje vermenselijkt (kroontje en kleren)? Vinden de kinderen dit goed? Zouden zij dit zelf ook zo gedaan hebben als zij de illustrator geweest waren? Zouden zij de kikkerprins een naam gegeven hebben? Welke?
Vertelstandpunt Het verhaal wordt vooral door prinses LuiPels in de ik-vorm verteld. Denken de kinderen dat het verhaal anders zou zijn als de kikkerprins het verteld had? Vraag om argumenten en voorbeelden. Herlees met de kinderen een brief en laat hen die opnieuw schrijven, maar door de kikkerprins. Hoe zou de brief starten en eindigen? Zou de kikkerprins andere dingen schrijven dan prinses LuiPels?
Vormgeving Het verhaal wordt brieven geschreven. Bekijk samen met de kinderen hoe de illustrator hierop ingespeeld heeft: de tekst is meestal gedrukt op ruitjespapier, het lettertype is van een oude schrijfmachine, op de tekening op het einde zie je de brief nog in de schrijfmachine zitten, de letters verschillen van lettertype, schikking, kleuren en grootte…
Doe-tips: Laat de kinderen eventueel een opdracht kiezen: • Vertel of schrijf het verhaal dat aan de eerste brief vooraf ging: hoe ontdekte de prinses de kikker bij de vijver? • Zoek andere namen voor de prinses en de kikkerprins. • Verzin hoe dit verhaal verder gaat. • Teken het einde van het verhaal: de prinses en haar kikkerprins samen in de vijver. • Schrijf zelf een briefje naar iemand die je lief vindt. Extra leuk wordt het als je alle tekeningen kan ophangen in de bib, klas, school of plaats waar jullie samenkomen met alle kinderen… Spoor de kinderen aan om hun (andere) verzinsels in hun KJVleesdagboek of hun eigen schriftje of mapje te plakken of te schrijven.
TOT SLOT Even terugblikken… Neem de flap terug waarop je de verwachtingen van de kinderen noteerde vóór ze het boek lazen. Bespreek hun verwachtingen kort. Zijn ze het er nog altijd mee eens?
Reclame Zijn de kinderen tevreden nu ze het boek gelezen hebben? Zouden ze hun vrienden, klasgenoten of familie dit
boek aanraden?
MEER LEZEN? Om zelf te lezen of te laten voorlezen… • Mijn sprookjeskijkboek / Hilde Vandermeeren en Kristien Aertssen (ill.) (Davidsfonds/Infodok) • Mijn mooiste dierensprookjeskijkboek / Hilde Vandermeeren en Kristien Aertssen (ill.) (Davidsfonds/Infodok) • Mijn eerste sprookjesgroeiboek: ik lees het zelf! / Hilde Vandermeeren en Rosemarie De Vos (ill.) (Davidsfonds/Infodok) • Allemaal sprookjes / Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp e.a. (ill.) (Querido) • De serie sprookjesboeken van uitgeverij Clavis, alsook die van uitgeverij Zwijsen.