Lestip 'Een levensgroot avontuur' Over het boek Naar de top Op een dag vertrekt Mark, samen met z’n hond Beau, naar de bergen. Het wordt een barre, zelfs levensgevaarlijke tocht van meer dan 400 kilometer. Stukje bij beetje achterhaal je waarom Mark zijn ouders en beste vriendin heeft achtergelaten. Je kan alleen maar supporteren dat Mark z’n doel bereikt... Auteur(s) Dan Gemeinhart Uitgeverij Lemniscaat / 2015 Aantal pagina's 227 p. ISBN 9789047707233 Genre Fictie Doelgroep 6de leerjaar Trefwoorden ziek zijn, bergsport
Voor het lezen Paklijst voor een levensgroot avontuur Tijdsindicatie 25 min. Domein Taal Niveau Nederlands 3 -5 Toon of projecteer de achterflap van het boek. Zorg ervoor dat de kinderen alleen ‘Paklijst voor een levensgroot avontuur’, ‘Meenemen’ en ‘Achterlaten’ zien. De rest bedek je. Als je graag acteert, kan je je in een avonturier verkleden en het boek in je bergrugzak stoppen. Lees de titel van het lijstje voor. Vraag de kinderen wat zij zouden meenemen als ze op een geheimzinnig
avontuur vertrokken en wat ze absoluut thuis zouden laten. Elk kind maakt een eigen lijstje. Wie wil, mag het voorlezen. Toon daarna het lijstje van Mark op de achterflap. Probeer op basis van het lijstje en via enkele gerichte vragen de voorkennis van de kinderen op te roepen en de inhoud van het boek deels te voorspellen. Noteer volgende vragen in een mindmap met steekwoorden op het bord: ● ● ● ● ● ●
1. Van wie is dit lijstje? Een jongen of meisje? Leeftijd? 2. Waar gaat de schrijver van dit lijstje naartoe? 3. Waarom gaat hij/zij daarnaartoe? 4. Wie gaat er met hem/haar mee? 5. Wat is er bijzonder aan de schrijver van het lijstje? 6. Welk ticket koopt hij/zij? Waarom?
De kinderen nemen in een schrift de mindmap over en noteren in potlood hun antwoorden. Moedig hen aan om bij elke vraag iets op te schrijven: niemand hoeft bang zijn om fouten te maken, want je kan het goede antwoord nog niet weten! Daarna vergelijken de kinderen per twee wat ze geschreven hebben, zonder nog iets aan te passen. Wie wil, mag zijn/haar hypotheses voor de klas toelichten. Vraag ook telkens waarom de kinderen een bepaalde denkpiste volgen. Waarop baseren ze zich? Verklap de titel nog niet en bedek de cover, die gaan de kinderen op het einde zelf ontwerpen (zie Na het lezen). Differentiatiemogelijkheid Bied kinderen die nog niet zo lang Nederlands spreken voldoende visuele ondersteuning. Bij de moeilijke woorden op Marks lijstje zoek je op voorhand een prent. Het lijstje dat ze zelf maken kan je laten tekenen of je kan hen plaatjes laten knippen uit folders. De vragen die de inhoud laten voorspellen, kan je hen samen met een sterkere leerling laten beantwoorden. Nodig: - Een (klad)schrift per kind EINDTERMEN ● ● ● ●
Lager - Nederlands - Spreken 2.5 Lager - Nederlands - Spreken 2.6 Lager - Nederlands - Strategieën 5.1 Lager - Nederlands - Strategieën 5.2
Tijdens het lezen Je hoeft het boek niet helemaal voor te lezen om de belangrijkste thema’s mee te hebben. Hieronder vind je een selectie hoofdstukken en bijhorende verwerkingsopdrachten. Je plant deze leesmomenten best op verschillende dagen na elkaar in de Jeugdboekenweek, zodat de kinderen in het verhaal blijven.
Hoofdstuk 1: Over weglopen en haiku’s Tijdsindicatie 50 min. Domein Taal, Muzisch Niveau Nederlands 3-5
Lees het eerste hoofdstuk voor. Geef de kinderen op voorhand een luistertaak mee. Ze proberen zoveel mogelijk informatie te verzamelen om hun antwoorden uit de vorige oefening aan te vullen of bij te sturen. Tijdens het lezen lees je de haiku op pagina 13 niet voor. Na het lezen mogen de kinderen eerst hun mindmap verder aanvullen. Wie is iets nieuws te weten gekomen? Wat? En welke vragen zijn nog steeds onbeantwoord? Sta daarna stil bij de gevoelens van de ik-figuur. Hoe voelt hij/zij zich? Hoe weet je dat? Wat zou hij/zij in zijn aantekenboekje schrijven? Lees het fragment op pagina 13 (van Ik haalde een aantekenboekje en een pen (…) tot Drie regels) nog eens voor. Welke drie regels schrijft de ik-figuur op, volgens de kinderen? Ook dit noteren ze in hun schrift. Nodig de kinderen uit om hun drie regels voor te lezen. Hang of schrijf daarna de haiku van Mark aan het bord. Besteed nog geen aandacht aan de bijzondere vorm, dat komt later. Om het eerste hoofdstuk af te ronden hou je een klasgesprek over weglopen en alleen willen zijn. Je kan o.a. volgende vragen stellen aan de kinderen: ● ● ● ● ● ●
- Was jij ooit al eens zo boos of verdrietig, dat je liever alleen wilde zijn? Wanneer? - Waar ging je dan naartoe? - Hoe lang was je daar? - Wat deed je daar? - Wie heeft je toen getroost? - Wanneer was je er klaar voor om dat plekje te verlaten?
Vraag de kinderen om hun alleen-plekje te tekenen. Dat mag een bestaande plaats zijn, maar even goed een fantasieplek. Op de achterkant van de tekening schrijven de kinderen ook drie regels op die hun gevoel verwoorden wanneer ze zich op deze plek terugtrekken. Wie dat zelf wil, mag zijn/haar plekje aan de klas tonen en/of toelichten. Nodig: - De mindmaps uit de vorige oefening - De haiku van Mark uit het eerste hoofdstuk ● - Tekenmateriaal EINDTERMEN ● ●
● ● ● ● ● ● ● ●
Lager - Nederlands - Spreken 2.6 Lager - Nederlands - Spreken 2.9 Lager - Nederlands - Strategieën 5.2 Lager - Nederlands - Strategieën 5.3 Lager - Nederlands - Strategieën 5.4 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.2 Lager - Muzische vorming - Beeld 1.6
Hoofdstuk 5½: Over bergen en geheimen Tijdsindicatie 50 min. Domein Taal, Muzisch Niveau Nederlands 4 -5 Voor je het tweede fragment voorleest, vat je kort samen wat er tussen hoofdstuk 1 en 5½ gebeurd is. Duid daarbij de verschillende plaatsnamen die een rol spelen aan op een kaart, zodat de kinderen de reis van Mark goed kunnen volgen: ● De ik-figuur heeft de politie op een verkeerd spoor gezet. Hij/zij heeft de trein genomen naar Seattle, niet
naar Spokane. In het station van Seattle moet hij/zij de nacht doorbrengen, omdat de bus naar de bergen pas de volgende ochtend komt. ’s Nachts wordt de ik-figuur aangevallen door een groepje jongens. Ze slaan en schoppen hem/haar, stelen al zijn/haar geld en laten hem/haar bloedend achter. Omdat een vrouw hem/haar ziet en ze de politie wil bellen, zegt de ik-figuur dat hij/zij zelf naar mama zal bellen. Maar in plaats van naar mama belt hij/zij naar de tip-lijn van de politie, om te zeggen dat het vermiste kind in Moses Lake gezien is. De politie vindt de tip verdacht: het lijkt wel het kind zelf dat gebeld heeft. Ze ontdekken dat de beller vanuit Seattle telefoneert. Ondertussen zit de ik-figuur al op de bus van Seattle naar de berg. Jessie, de beste vriendin van de ik-figuur, is doodongerust. Ze denkt immers te weten waar haar vriend(in) naartoe is, en waarom. Vertel de kinderen dat je hoofdstuk 5½ zal voorlezen. Als er geen spontane reactie uit de klasgroep komt, herhaal je zelf verbaasd: hoofdstuk 5 en een half? Is dat niet vreemd? Vergelijk de lay-out van de eerste pagina van hoofdstuk 5 met die van hoofdstuk 5½. Wat valt op? Zeg dan dat het verhaal vanuit twee perspectieven verteld wordt. De hele hoofdstukken worden verteld vanuit de weggelopen ik-figuur, de halve hoofdstukken vanuit zijn/haar beste vriendin Jessie. De kinderen krijgen opnieuw dezelfde luistertaak mee: ze vullen de mindmap met ontbrekende info aan. Na het voorlezen van dit hoofdstuk is de mindmap bijna volledig aangevuld. Alleen het antwoord op de vraag waarom net een zieke jongen zo’n hoge berg wil beklimmen, kan je enkel tussen de regels lezen. Duid Mount Rainier aan op de kaart en teken ook de reisroute van Mark. Projecteer enkele foto’s van de berg. Vraag een kind op de klascomputer de hoogte van de berg en eventuele gevaren te zoeken. Is dit een berg die je als kind in je eentje kan beklimmen? Koppel de waanzinnigheid van het plan aan Jessies tweestrijd. Zij weet waar haar vriend naartoe wil en ze weet hoe gevaarlijk zijn plan, zeker in zijn toestand, is. Moet ze zijn geheim vertellen aan zijn ouders? Of is het als vriendin net haar taak om dit geheim te bewaren? Laat je klas over dit dilemma nadenken via een stillewanddiscussie, een schriftelijke discussievorm waarbij de kinderen aan de hand van stellingen op flappen met elkaar discussiëren. Deze vorm van discussiëren is zeer activerend en, mits enkele duidelijke afspraken, ook heel veilig: elk kind beslist zelf wat hij/zij wil zeggen. Hang vijf grote flappen aan de muur. Laat voldoende plaats tussen de verschillende flappen, zodat de kinderen vrij kunnen bewegen. Op elke flap staat in het midden één stelling: ● ● ● ● ●
- Stelling 1: Jessie mag het geheim van Mark aan niemand doorvertellen. - Stelling 2: Als Jessie het geheim aan iemand vertelt, is ze geen goede vriendin. - Stelling 3: Als er op de berg iets ergs gebeurt met Mark, is het ook Jessies fout. - Stelling 4: Het is niet eerlijk dat Mark aan Jessie vraagt om zo’n belangrijk geheim te bewaren. - Stelling 5: Sommige geheimen zijn te groot voor een kind van twaalf.
Geef op voorhand volgende spelregels mee: ● ●
●
●
- Bij deze werkvorm gaat het erom je mening te geven en niet om het juist of fout schrijven. - Iedereen mag vrij reageren op de stellingen. Je kan reageren met een zin, een symbool of een tekening. Zorg er wel voor dat je standpunt duidelijk is! - Iedereen mag vrij reageren op het standpunt van een klasgenoot. Je mag akkoord of niet akkoord zijn. - Meningen kunnen niet goed of fout zijn. Respecteer elke mening, ook al ga je helemaal niet akkoord.
Rond de oefening af als je ziet dat de stellingen voldoende uitgewerkt zijn, of als de kinderen geen inspiratie meer hebben. Vat de belangrijkste conclusies samen. Dit kan je doen meteen na de oefening, of op een ander moment, als je dat meer geschikt lijkt voor je groep. Zitten er meer dan 15 kinderen in je klas? Zorg dan voor een tweede set (identieke) flappen. Hang reeks 1 en reeks 2 aan een verschillende muur op. De ene helft van de klas werkt aan de eerste muur, de andere helft aan de
tweede muur. Nodig: ● ●
- Grote flappen voor de stellingen - Stiften voor de kinderen
Differentiatiemogelijkheid Zit er in je klas een groot niveauverschil tussen de taalsterke en de taalzwakkere kinderen? Of heb je veel kinderen die nog niet zo lang Nederlands leren en die je liever wil laten praten dan schrijven? Vervang dan de schriftelijke stillewanddiscussie door de mondelinge binnencirkel-buitencirkel variant. Verdeel de klas in twee groepen. Groep A, waarin je de taalsterkere leerlingen verspreidt, vormt de binnencirkel, groep B vormt de buitencirkel. De kinderen van groep A en groep B staan met hun gezichten naar elkaar. Elk kind heeft nu een partner tegenover zich. Poneer de eerste stelling. Eerst mogen de kinderen van groep A de vraag beantwoorden, terwijl de buitencirkel luistert. Dan antwoorden de kinderen van groep B op dezelfde vraag en luistert de binnencirkel. Vervolgens wisselen de kinderen van plaats. De buitencirkel schuift bijvoorbeeld twee plaatsen door. Lees dan de tweede stelling voor. Nu mag de buitencirkel beginnen. De binnencirkel luistert. Maak met de kinderen op voorhand enkele duidelijke afspraken, zodat iedereen zich veilig voelt. Rond het gesprek af met een klassikaal moment. Wie hoorde interessante of verrassende standpunten van een klasgenoot en wil daar iets over kwijt? Als het de eerste keer is dat je deze werkvorm met je klas uitprobeert, kan dit nog wat onwennigheid en gegiechel veroorzaken. Dat is normaal. Eens de kinderen met deze werkvorm vertrouwd zijn, is het een schitterende discussie- en overlegvorm. Iedereen werkt actief mee en je zal zien dat de sterkere kinderen vaak op alle mogelijke manier proberen hun minder taalvaardige discussiepartners te helpen. EINDTERMEN ● ● ● ● ● ● ●
Lager - Nederlands - Schrijven 4.6 Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2 Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.6 Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.9 Lager - Wereldoriëntatie - Ruimte (verkeer en mobiliteit) 6.12 Lager - Wereldoriëntatie - Ruimte (verkeer en mobiliteit) 6.13 Lager - Wereldoriëntatie - Brongebruik 7
Hoofdstuk 10: Over nog meer geheimen en de dood Tijdsindicatie 25 min. Domein Muzisch, Sociale vaardigheden Niveau Nederlands 4-5 Situeer het fragment in het verhaal: Mark neemt een bus naar Mount Rainier. Maar omdat hij geen geld voor een kaartje heeft, wordt hij onderweg door de chauffeur uit de bus gezet. Het regent vreselijk en het is bijna nacht. Mark en Beau brengen de nacht door op een eiland onder een brug. Verkleumd en verhongerd. De volgende ochtend vertrekken ze te voet naar de berg. Het is nog 46 kilometer. Uren en uren stappen ze, in de kou, in de regen, met nauwelijks eten in hun maag. Ondertussen weet de politie nog steeds niet waar de jongen is. Jessie heeft het geheim bewaard. Plots stopt een vriendelijke man met een pick-up. Hij geeft Mark en Beau een lift. De man herkent de jongen en de hond van het opsporingsbericht. Hij weet dat de jongen triest en boos en moe is en alleen nog wil klimmen tot hij niet meer kan. Net als Jessie zit de man in een tweestrijd: hij begrijpt de laatste wens van Mark, maar denkt ook aan zijn ouders. Dan komen ze aan het bezoekerscentrum van de berg aan…
Lees het eerste deel van het fragment voor, van pagina 159 (begin) tot halfweg pagina 161 (‘Dit was het voor mij. Laat me de berg beklimmen. Dat is het enige wat ik nog wil. Alsjeblieft’). Geef de kinderen even de tijd om spontaan te reageren of vragen te stellen. Bekijk dan de mindmap nog eens. Is het voor de kinderen nu duidelijk waarom Mark naar de bergen wil? En waarom hij een ticket enkele reis gekocht heeft? Neem er vervolgens de flappen van de stillewanddiscussie bij hoofdstuk 5½ nog eens bij. Vervang ‘Jessie’ door ‘Wesley’ en overloop mondeling. Verandert de mening van de kinderen als het om een volwassene gaat die het geheim te horen krijgt? En wat zal Wesley doen, denk je? Marks geheim bewaren of doorspelen aan de politie? Lees daarna het vervolg van het fragment voor (tot pagina 162 ‘Nu gaat het beginnen, Beau.’ Hij jankte en sprong om me heen. Het was ijskoud). Nu duidelijk is dat Mark naar de bergen wil om daar te sterven, zullen de kinderen dit verhaal misschien even moeten laten bezinken. Waarschijnlijk zijn er ook kinderen die meteen met vragen zitten. Zet daarom een vragenbus in je klas. Geef elk kind verschillende blanco vraagkaartjes. Nodig de kinderen uit om na het lezen van dit fragment anoniem hun vragen op te schrijven. Waar denken ze nu aan? Wat begrijpen ze niet? Waar zitten ze mee? Op die manier weet je welke vragen leven in je klas. Laat de bus staan zolang je met dit boek werkt. Zo krijgen ook kinderen die meer tijd nodig hebben om de inhoud te verwerken of om emoties te tonen, de kans om een vraag te stellen. Nodig: - De flappen uit de vorige activiteit - Enkele blanco kaartjes per kind ● - Een vragenbus EINDTERMEN ● ●
● ● ●
Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.4 Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.7 Lager - Muzische vorming - Drama 3.3
Hoofdstuk 13: Een berg vol troost Tijdsindicatie 25 min. Domein Muzisch, Mens en Maatschappij Niveau Nederlands 3-5 Situering van het fragment: Nadat Wesley weggereden is, belt Mark naar Jessie. Hij wil haar stem horen en afscheid nemen. Daarna begint hij aan de lange klim. De omstandigheden zijn vreselijk: het stormt en sneeuwt. Daardoor kan Mark de berg niet zien. Hij raakt van het pad en verdwaalt. Bovendien heeft hij geen aangepaste kleren en nauwelijks eten mee. Maar Mark is vastberaden: hij moet en zal de top bereiken. Dus wandelt en klimt hij verder, tot hij struikelt en toch weer opstaat. Plots zet Beau de tanden in de broek van zijn baasje. Hij gromt, blaft en jankt en laat niet los. Mark ziet al gauw wat er aan de hand is: Beau waarschuwt zijn baasje voor een gevaarlijke, haast onzichtbare gletsjerspleet. De spleet is 60 cm breed. Wie erin valt, overleeft het meestal niet. Mark verzamelt al zijn moed en energie en springt over de diepe kloof. Als ook Beau wil springen, gaat het mis. De hond glijdt met zijn poten uit. Alleen zijn
voorpoten raken het ijs, zijn achterpoten bengelen in de spleet.
Lees het fragment voor van pagina 203 (start) tot halfweg pagina 211 (Ik kon bijna geen gedachte vasthouden in mijn hoofd, maar ik ging verder). Nu Mark oog in oog staat met de reusachtige witte berg, smelten zijn woede en eenzaamheid als sneeuw voor de zon. Hij beseft dat hij niet op deze manier wil sterven. Hier reikt de auteur een krachtige, mooie metafoor aan om met kinderen over (omgaan met) angsten, verdriet en pijn te praten: Opeens begreep ik alles (…). Ik dacht aan mijn ziekte, mijn woede, mijn angst. Dat was allemaal gewoon de duisternis, de storm. Ik was erin verdwaald. Maar er is altijd een andere kant van de storm. En er zijn mensen die je daarheen brengen. (…) We zoeken naar bergen in de wolken, waardoor het allemaal de moeite waard lijkt, alsof het iets betekent. Soms zien we ze. En we gaan verder. Werk deze metafoor eerst klassikaal aan het bord uit. Teken een stormwolk, een berg, mensen, dieren en een jongetje. Wat is voor Mark de storm? Waarvoor is hij bang? Schrijf deze woorden in de stormwolk. Wat zit er in zijn berg? Wat maakt het voor Mark de moeite waard om door te zetten? Schrijf deze woorden in de berg. En wie zijn de mensen en dieren die Mark naar de andere kant van de storm brengen? Wie zorgt ervoor dat Mark niet opgeeft, dat hij zich niet alleen voelt? Maak nu met de klas een gelijkaardig kunstwerk. Eerst krijgt elk kind een blanco A4-vel. Hierop tekent het een stormwolk. In de stormwolk schrijven de kinderen de dingen waarvoor ze bang zijn of waarover ze zich soms zorgen maken. Zijn ze heel bang van iets, dan schrijven ze dat woord heel groot op. Dingen waarvan ze maar een klein beetje bang zijn, schrijven ze kleiner op. Daarna is het tijd om positief te denken. Wat kan hen troosten als ze bang zijn? Wat doet hen al hun zorgen vergeten? Of aan welke dromen denken ze? Dat schrijven ze in een berg. Laat de kinderen via groepswerk een reusachtige berg(keten) maken. Plak grote flappen papier aan elkaar of gebruik bruin pakpapier. Werk voor de bergen met bister en houtskool: gebruik grote dikke schilderborstels of met sponsjes om de bister te schilderen, en leg accenten met houtskool. In dit schilderij komen dan hun positieve woorden. De wolkenblaadjes leg je rondom het berglandschap en aan de achterkant plak je alles aaneen tot één groot werk. Tot slot werk je het kunstwerk af met de mensen en dieren die de kinderen door de storm helpen. Wie troost je, stelt je gerust, moedigt je aan, … als je bang of verdrietig bent? Aan wie kan je hulp vragen? Nodig: ● ●
- Houtskool, bister, schilderborstels en sponsjes - Een reuzevel papier voor de berg
Extra: Enkele suggesties voor bijzondere wolken: - Chaotische, stormachtige wolken kan je maken door met een knikker op papier te schilderen. In dit filmpje zie je hoe dat gaat. Schilder een papier vol en knip het in de vorm van een wolk. ● - Geen zin in geklodder met verf? Ook met potlood, watten en papier kan je op een heel eenvoudige manier prachtige wolken tekenen. Hoe dat moet, zie je hier. EINDTERMEN ●
● ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.2 Lager - Muzische vorming - Beeld 1.4 Lager - Muzische vorming - Beeld 1.6
Na het lezen Titel gezocht ● ● ●
Tijdsindicatie 15 min. Domein Taal Niveau Nederlands 3-5
Laat de leerlingen een passende titel voor het verhaal bedenken. Niet alleen leren ze zo nadenken over de essentie van een boek; als leerkracht krijg jij tegelijk zicht op wat hen het meest bijgebleven is of aangegrepen heeft. Op die manier kan je de verdere verwerking van het boek afstemmen op de noden van je klas. Overloop eerst de kenmerken en de functie van een titel. Dan krijgt iedereen de tijd om een titel op te schrijven. Bespreek de antwoorden klassikaal en laat de leerlingen hun keuze goed verantwoorden. Schrijf daarna de echte titel op het bord. Past deze titel bij het verhaal? Waarom (niet)? Tenslotte schrijf je de oorspronkelijke, Engelse titel naast de Nederlandse titel op het bord: The Honest Truth. Wie kan dit vertalen? Letterlijk betekent deze titel ‘de echte, oprechte waarheid’, maar ‘the honest truth’ is in het Engels ook een uitdrukking die ‘niets dan de waarheid’ betekent. Welke titel vinden de kinderen best gekozen? Waarom?
Differentiatiemogelijkheid Is zelf een titel verzinnen te moeilijk voor sommige kinderen? Geef hen dan een lijstje met keuzemogelijkheden. Hierop staat de echte titel tussen enkele door jou verzonnen titels. Welke titel past het best bij het boek? Waarom? EINDTERMEN ● ● ● ●
Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (taalgebruik) 6.3 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (taalsysteem) 6.5 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (begrippen en termen) 6.7 Lager - Nederlands - (Inter)culturele gerichtheid 7
Een haiku op een postkaart ● ● ●
Tijdsindicatie 50 min. Domein Wetenschappen en techniek, Muzisch, ICT Niveau Nederlands 4-5
Mark is dol op de natuur en op haiku’s. Dat is geen toeval: de klassieke haiku is een Japanse dichtvorm die over een natuurbeleving gaat. Westerse haiku’s hebben een vast patroon: het gedicht rijmt niet en bestaat uit drie regels van respectievelijk vijf, zeven en vijf lettergrepen. Daarnaast gaan ze niet enkel over de natuur, maar over een zintuigelijke ervaring in het algemeen. Een ideale combinatie met een foto-opdracht dus, net zoals Mark het in zijn aantekenboekje doet! De dag waarop je deze activiteit met je klas uitprobeert, verras je de kinderen met één van Marks haiku’s op hun tafel. Je vindt deze haiku’s op de pagina’s 13, 27, 80-81, 121 en 131. Laat de haiku’s voorlezen en verzamel ze aan het bord. Kunnen de kinderen uit de verschillende voorbeelden enkele kenmerken van deze dichtvorm afleiden? Daarna gaan de kinderen zelf haiku’s schrijven. Als voorbereiding op het echte werk schrijven ze eerst een haiku bij de tekening van hun alleen-plekje (zie Tijdens het lezen, hoofdstuk 1). In hun hoofd verdwijnen de kinderen naar dit plekje. Wat voel, zie, proef, ruik, hoor je daar? Belangrijk: de kinderen schrijven emoties niet letterlijk op,
maar beschrijven deze op een zintuiglijke manier. In plaats van ‘ik ben blij’ schrijf je bijvoorbeeld ‘mijn voeten dansen in het gras’ of ‘zachte zon op mijn gezicht’. Eventueel kan je volgende schrijftips aan het bord schrijven: Schrijf de volgende richtlijnen bij het schrijven van een haiku aan het bord: ● ● ● ●
●
- Kijk goed om je heen. Wat zie, voel, ruik, proef, hoor je? - Schrijf niet op wat alledaags is, maar net wat bijzonder is. - Gebruik zoveel mogelijk zintuigen om je haiku op te schrijven. - Benoem geen emoties. Beschrijf hoe je deze emotie op een zintuiglijke manier kan zien. Bijv. i.p.v. ‘ik ben blij’: wat voel je als je blij bent? Of hoe kan ik aan je zien dat je blij bent? - Hou je aan de 5/7/5-regel.
Meer info over hailu’s vind je hier en hier. Na deze oefening trek je met je klas naar een mooi stukje natuur. Doe dit bij voorkeur in de lente, als de natuur volop verandert. De kinderen krijgen een dubbele opdracht: ze nemen een foto van iets wat ze bijzonder vinden, iets wat hen raakt, en schrijven er een haiku bij. Geef hen voldoende tijd om de natuur te ervaren, om indrukken op te doen. Om hun zintuigen op scherp te stellen, kan je hen eerst een tijdje met gesloten ogen de natuur laten waarnemen. Wat voelen, ruiken, proeven, horen de kinderen? Als iedereen een foto en een haiku heeft, ga je terug naar de klas. Nu bewerken de kinderen hun foto met haiku tot een mooie postkaart. Dat kan je eenvoudig doen door de foto in Word te openen en een tekstvak op de foto te zetten. Nog mooiere resultaten krijg je met het gebruiksvriendelijke fotobewerkingsprogramma Pixlr, dat je zowel op een vaste computer (desktop) als op een tablet of smartphone (mobile) gratis kan downloaden. Het enige wat je hoeft te doen is een account aanmaken (of via een Facebook-account inloggen), maar daarna ben je vertrokken voor uren en jaren fotoplezier. Heb je een tablet in de klas? Download de gratis app Phonto voor nog meer tekstopties. Klaar? Druk de foto’s af. Nu heb je een stapel mooie, zelfgemaakte wenskaarten voor om het even welke gelegenheid! Differentiatiemogelijkheid Geef kinderen die een sterker kader nodig hebben bij het observeren een zintuigenkaart mee. Op dit schema zet je een symbool van de vijf zintuigen. De kinderen noteren bij elk zintuig systematisch wat ze ermee waarnemen. Daarna omcirkelen ze wat ze het meest bijzonder vinden. Daarover gaat hun haiku. Voor kinderen die nog niet zo lang Nederlands leren, is een haiku een (te) moeilijke dichtvorm. Zij kunnen een elfje of een ruitgedicht maken. Nodig: - Kaartjes met Marks haiku’s - De tekeningen van het alleen-plekje ● - Enkele fototoestellen ● - Computers ● - Een kleurenprinter EINDTERMEN ● ●
● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Natuur (algemene vaardigheden) 1.1 Lager - Wereldoriëntatie - Natuur (milieu) 1.26 Lager - ICT - 1
● ● ● ●
Lager - ICT - 5 Lager - ICT - 6 Lager - Muzische vorming - Media 5.3 Lager - Muzische vorming - Media 5.4
Een trailer maken ● ● ●
Tijdsindicatie 50 min. Domein Muzisch, ICT, Mens en Maatschappij Niveau Nederlands 3-5
Maak met de klas een trailer bij het boek. Dat klinkt veel moeilijker dan het lijkt. Met het gratis online programma Magisto bijvoorbeeld maak je een filmpje in drie stappen: je selecteert video’s of foto’s, kiest een stijl en een soundtrack en klaar is Kees! Bekijk eerst met de kinderen de twee trailers die door Amerikaanse fans gemaakt zijn. Die vind je hier en hier. Bespreek de functie van een trailer. Wat is het doel van een trailer? Wat moet een goede trailer doen? En wat niet? Welk van beide trailers vinden ze het meest geslaagd? Waarom? Vervolgens maken de kinderen in groepjes van drie of vier een trailer. Eerst bepalen ze welke tekst in het filmpje moet. Ze denken dus na over de korte inhoud van het boek. Vervolgens zoeken ze op het internet bij elke blokje tekst een passende foto. Tot slot gieten ze alles in Magisto, Windows Movie Maker of een ander programma. Gebruik de trailers om aan leesbevordering te doen: toon ze in een andere klas of stuur ze op naar de lokale bib en inspireer andere lezers om het boek te lezen! Nodig: - Computers met internettoegang EINDTERMEN ● ● ● ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Maatschappij (sociaal-economische verschijnselen) 4.5 Lager - Muzische vorming - Media 5.1 Lager - Muzische vorming - Media 5.4 Lager - Muzische vorming - Media 5.5 Lager - Leren leren - 2 Lager - Leren leren - 3