Lestip 'Rijmen en verzen' Over het boek Een dik boek vol liedjes en gedichten van Roald Dahl: dat is een feest! Je leest over Violet Beauderest die constant kauwgum kauwt. Maar je ontdekt ook een heel andere Sneeuwwitje dan die het bekende sprookje. En je hoort het vreselijke anti-kinderenlied van de heksen. Met een heleboel minstens even vrolijke tekeningen. Auteur(s) Roald Dahl, Quentin Blake (illustrator) Uitgeverij Rubinstein / 2007 Aantal pagina's 192 p. ISBN 9789054445692 Genre Fictie Doelgroep 6de leerjaar Trefwoorden Auteur lestip Frans Hoes
Aanzet Zet voor de introductie van het boek een doos op een onopvallende plaats in de klas. Je schrijft erop: ‘Opgelet!’ – ‘Gevaarlijk beest!’ – ‘Allergisch voor verwende kinderen’ – ‘Niet openmaken’ – ‘Rotbeest’. Willen leerlingen de doos openen, zeg hen dan dat ze daarvoor eerst de naam van het beest moeten raden. Om de dag (of om de halve dag of elk lesuur) geef je hen een aantal tips: ‘Ik ben een zoogdier’, ‘Ik woon in Amerika’, ‘Ik ben familie van de luiaard’, ‘Helaas heb ik geen tanden’, ‘Ik heb een lange tong en een kleine maag’, ‘Ik lust graag kleine wriemelende diertjes’… Als ze ‘miereneter’ antwoorden, open je de doos. Haal er de afbeelding van het beest uit. Daarna nemen de leerlingen plaats in kleine groepjes. Ze krijgen de opdracht om de naam van een persoon te vinden. Geef opnieuw tips die meer onthullen over Roald Dahl, zonder meteen te verklappen dat het om een auteur gaat: ‘Ik werd geboren in Wales in 1916’, ‘Mijn ouders waren Noors en noemden mij naar de beroemde ontdekkingsreiziger Roald Amundsen’, ‘Ik was piloot tijdens WOII’, ‘Toen ik werd overgeplaatst naar Washington, startte mijn schrijversloopbaan’, ‘Mijn eerste verhalen verschenen in een Amerikaanse krant’, ‘Volwassenen zijn vaak slechteriken in mijn boeken’, ‘Ik schreef Rotbeesten en Rijmsoep’, ‘Ik overleed in 1990’, ‘Veel van mijn boeken zoals De fantastische meneer vos werden bekroond’, ‘Mijn boeken Sjakie en de chocoladefabriek, Mathilda, de GVR en De heksen werden succesvol verfilmd’. Elk groepje krijgt een paar dagen de tijd om het verband tussen een ‘miereneter’ en ‘Roald Dahl’ te zoeken. Maak
een gleuf in de miereneterdoos, elk groepje steekt er zijn oplossing in. Bespreek en vergelijk de antwoorden. Lees daarna het gedicht ‘De Miereneter’ (p.82-87) voor en introduceer het boek. Hou een kort gesprek over Roald Dahl: - Ken je nog andere boeken van Roald Dahl? - Vind je zijn verhalen interessant, leuk, spannend…? Waarom? - Heb je al een verfilming gezien van één van zijn boeken? Wat vond je ervan? Zorg voor een zo groot mogelijk boekenaanbod van Roald Dahl in de klas.
EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Natuur (levende en niet-levende natuur) 1.3 Lager - Wereldoriëntatie - Brongebruik 7 Lager - Muzische vorming - Drama 3.3
Verwerkingsactiviteiten Vraag de leerlingen om enkele sprookjesfiguren op te sommen. Lees het gedicht ‘Wek met kinderen’ (p.124-126), imiteer een akelige (sprookjes)heks. Vooraf geef je hen de opdracht om zo snel mogelijk de naam van de sprookjesfiguur te noteren. In de laatste zin van het gedicht wordt het antwoord trouwens gegeven. Nadien vraag je om zoveel mogelijk sprookjes en verhalen op te noemen waarin ‘heksen’ voorkomen. Je laat hen bovendien zoveel mogelijk afbeeldingen van heksen meebrengen. Hou een gesprek over alle mogelijke soorten heksen. Het gesprek en de afbeeldingen dienen als opwarmertje voor een dramamoment rond heksen. De leerlingen nemen plaats in een grote ruimte. Ze moeten voldoende bewegingsruimte hebben. Geef enkele opdrachten: ontwaken, zichzelf opknappen, een kijkje nemen in de glazen bol… Daarna geef je hen stemopwarming. Kies een spreuk uit die ze op alle mogelijke manieren uitspreken: zacht alsof niemand hen horen mag, geheimzinnig, woedend, bezwerend… Ze doen dit gelijktijdig zodat iedereen ongestoord zijn heksentype kan spelen en met zijn intonatie kan variëren. Leerlingen die dat willen kunnen als keuzeactiviteit (bijvoorbeeld als opdracht bij contractwerk) de ’Verklaring van de opperheks’ (p. 155) helemaal verkleed en zo expressief mogelijk voor anderen brengen. In Kijk maar uit, het stikt hier van de griezels, een leuk (en iets ouder) gedichtenboek van Colin MacNaugthon (cf. Bibliogafie) vind je ook erg bruikbare gedichten voor deze opdracht. Bekijk als afsluiter een filmfragment uit Heksen, bijvoorbeeld waarin de opperheks haar verklaring geeft.
EINDTERMEN ● ● ● ● ●
Lager - Muzische vorming - Attitudes 6.4 Lager - Muzische vorming - Drama 3.3 Lager - Muzische vorming - Drama 3.5 Lager - Muzische vorming - Drama 3.6 Lager - Muzische vorming - Drama 3.7
Ga na wat je leerlingen weten over Sneeuwwitje en de zeven dwergen: - Welke personages spelen mee in het sprookje? - Op welke plaatsen speelt het zich af?
- Wie kan het sprookje kort navertellen? - Vind je het sprookje van Sneeuwwitje interessant, grappig, saai…? Waarom? Lees daarna de versie van Roald Dahl voor (p.26-6). Toon de prenten van Babette Cole. Laat de leerlingen reageren: - Wat vond je van Roald Dahls versie? - Welke stukjes vond je spannend? - Welke waren grappig? Waarom? - Wat heeft Dahl veranderd aan het originele sprookje? Wat vind je daarvan? Je eindigt deze les met het gedicht ‘Meester Waardeloos’ op pagina 186, een gedicht dat nog nooit eerder in het Nederlands verscheen. Geef de leerlingen nog mee dat in Rijmen en verzen wel meer nieuwe gedichten zijn opgenomen en dat er behalve sprookjes ook heel andere gedichten in staan. EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (taalsysteem) 6.5
En verder De vele illustraties in Rijmen en Verzen zijn mooi en erg divers. Laat de leerlingen van de diversiteit proeven en een waardeoordeel uitspreken. Kies een tiental illustraties uit, bijvoorbeeld die op pagina’s 29, 38, 45, 72, 103, 125, 132, 160 en 172. Vraag aan de leerlingen om een Top 3 of Top 5 te maken van de reeks afbeeldingen. Sta stil bij de techniek en het materiaal die de verschillende illustratoren gebruikten: pentekeningen, collagetechniek, computertekeningen, acrylverf… Achtergrondinformatie vind je in Kinderboeken illustreren (cf. Bibliografie). Over elke prent spreken kinderen de leerlingen een waardeoordeel uit. Bereid de oefening voor door vooraf enkele bruikbare woorden aan te reiken: kleurrijk, fantasievol, verrassend, realistisch, grappig, somber, sprookjesachtig, expressief, kunstzinnig, teder, gezellig, eenvoudig, energiek, gevoelig, artistiek, kwetsbaar, poëtisch, schokkend, hard, chaotisch… Zo vermijd je dat ze elke prent ‘mooi’ of ‘lelijk’ vinden. Als volgende stap kan je leerlingen een eigen verhaal of gedicht laten illustreren in de stijl die ze het meest waardeerden.
EINDTERMEN ● ●
Lager - Muzische vorming - Beeld 1.1 Kleuter - Muzische vorming - Beeld 1.5
Het boek bevat een twintigtal zeer korte gedichten en/of liedjesteksten. Je laat ze door de leerlingen kopiëren op een kaart, eventueel met een illustratie. Uit een A4 haal je makkelijk vier kaartjes. Daarna kan je ze overal in de school verspreiden. Maak er eventueel een scheurblokje van en leg het neer of hang het op plaatsen waar veel leerlingen passeren. Je vindt korte gedichten op pagina’s 14, 19, 80, 131, 152, 153, 155, 160-161, 164, 166, 167, 169, 170, 171, 172, 174, 175, 180, 186 en 188. Zo kunnen leerlingen uit andere klassen op een ongedwongen manier kennismaken met de gedichten van Roald Dahl.
EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Schrijven 4.7
De gedichten/liedteksten uit Rijmen en verzen rijmen haast allemaal. Oefeningen rond rijmen en associaties – inhoudelijke verbanden tussen woorden – zijn daarom erg zinvol. - Je zet de leerlingen in een kring en doet een ‘associatieronde’. Geef een woord op. Een leerling zegt op zijn of haar beurt welk woord hij of zij daarmee associeert. Hij of zij geeft weer een nieuw woord op voor de associatieoefening. - Je doet dezelfde oefening, maar je laat iedere leerling de uitgang van het woord herhalen, bijvoorbeeld: duizendpoot – oot - Je maakt nu een woordenslang van afwisselend associëren en rijmen, bijvoorbeeld: •Leerling 1: geeft een woord; inktvis •Leerling 2: herhaalt drie keer de uitgang : is, is, is en rijmt meteen: bis •Leerling 3: associeert op bis: publiek •Leerling 4: iek, iek, iek: kriek •Leerling 5: fruit •Leerling 6: uit, uit, uit: huid - Laat de leerlingen nu rijmend verhalen bouwen. •Ieder voegt eerst één, daarna twee korte zinnetjes toe aan een verzonnen verhaal. •De eerste zin rijmt op de tweede zin van je voorganger, je tweede zin bouwt verder aan het verhaal (rijmschema ab bc cd…), bijvoorbeeld: °Leerling 1: Kasper woonde in een hol, hij was een slimme rat °Leerling 2: Elke dag was er wel wat, vandaag had hij bezoek °Leerling 3: Hij droeg zijn coole broek, vanmorgen nog gekocht °Leerling 4: Met veel zorg uitgezocht… Kies een tekening uit Rijmen en Verzen. Leerlingen verzinnen er een gedicht bij (op voorwaarde dat ze het originele gedicht bij die tekening nog niet lazen). Geef hen wel de eerste en de laatste zin van het originele gedicht op. Bruikbaar zijn: ‘Krokodillengedicht’ (p.160-161), ‘Het lied van de giraffe’ (p.164-165) en ‘Plusser dan plus’ (p.171). Leerlingen voor wie de opdracht te moeilijk is, help je uiteraard een handje met dichten.
EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Muzische vorming - Attitudes 6.4 Lager - Nederlands - Schrijven 4.8 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (taalgebruik) 6.3
Bibliografie Roald Dahl schreef talloze boeken voor kinderen en volwassenen. Naast zijn inmiddels klassiek geworden verhalen maakte hij ook een aantal boeken met enkel gedichten. Een aantal hiervan is opgenomen in Rijmen en Verzen. Heel wat gedichten zijn ook verkrijgbaar als luister-cd. Gruwelijke rijmen, Roald Dahl en Quentin Blake (ill.), De Fontein, 2005 Het grote, grimmige, grandioze, griezelige, gruwelijke Roald Dahl luisterboek, Roald Dahl, Rubinstein, 2003 Kijk maar uit want het stikt hier van de griezels, Colin MacNaughton, Zirkoon, 1989 Rijmsoep, Roald Dahl en Quentin Blake (ill.), De Fontein, 1990
Rotbeesten, Roald Dahl en Quentin Blake (ill.), De Fontein, 2006 Rotbeesten & gruwelijke rijmen, Roald Dahl, Rubinstein, 2006 Kinderboeken illustreren, Martin Salisbury, Librero, 2005