Sefer Yetsirah verzen 1.5- 1.6- 1.7
Commentaar Paul Horbach November 2012
1.5. Tien onuitsprekelijke Sephiroth. Hun maat is tien die geen einde heeft. Een dimensie van het begin en een dimensie van het einde. Een dimensie van het goede en een dimensie van het kwade. Een dimensie van het hoge en een dimensie van het lage. Een dimensie van het oosten en een dimensie van het westen. Een dimensie van het noorden en een dimensie van het zuiden. Één Heer, God, de getrouwe Koning, heerst over al [deze dimensies] vanuit Zijn heilige woning tot in de eeuwen der eeuwen.
Commentaar Eerst : tijdsdimensie. In het eeuwige der eeuwige ‘ontstaat beweging. Beweging is tijd welke ‘soort’ tijd dan ook! dan : kosmisch-moreel dimensie (de Kosmos heeft een bedoeling, ook de veelvoudigheid ervan en deze beide zijn basis voor tenslotte : dimensie van de zes richtingen. !!!! Deze dimensies vormen de grondstructuur van de geschapen, geformeerde en de gemaakte werelden.
Eén Heer die heerst over dit alles vanuit Zijn heilige woning: Deze dimensies en sefiroth zijn niet God, maar worden beheerst door God vanuit Zijn heilige woning (in de eeuwen der eeuwen = En Soph)
De verzen staan vol van paradoxen. Ik kan de tekst dus niet vastleggen en vatten met mijn gewone denken. Ik probeer dat wel, maar het lukt niet, ik loop vast. Zo ook in dit vers: De 'maat' van de Sephiroth is 'tien' (eindig) maar zij zélf zijn eindeloos Dat brengt me tot de kern van de kabbalah. De inhoud van de teksten kan ik niet grijpen en vanuit mezelf begrijpen. Ik ben niet in staat de Alomvattende Eenvoud Gods uitputtend te klasseren (Hod), te peilen (Geburah) of te schouwen (Binah). Nee de betekenissen moeten zich aan mij ontvouwen. Dan kan ik betekenislagen ‘op mijn niveau’ gaan ontvangen. Het vereist een meditatieve houding. De Sefiroth hebben 'geen einde'. Alle Sefiroth zijn onderdeel van Kether en Kether ‘is’ de contractie van Zijn Licht tot één punt, paradoxaal genoeg nadat Zijn licht is teruggetrokken (Tzim Tzum). De Sephiroth wortelen dus via Kether in Zijn oneindig en ongeschapen Licht (Ain Sof Aur). Daar is geen einde, en geen begin!
De dimensie van 'goed' en 'kwaad' maakt duidelijk dat de 'relatie' tussen God en mens in de eerste plaats moreel is. Deze dimensie gaat vooraf aan de dimensies van de zes richtingen! Dit doet me denken aan het Verbond, Heilig Convenant, de 10 Woorden, Zaligsprekingen, Onze Vader Gebed, de wijzingen van de Torah. Ik moet doen, dus in volle vrijheid gehoorzamen aan, wat God mij aangeeft, aanwijst in mijn hart. Zijn Wil doen. Dat ligt niet eenduidig voor iedereen hetzelfde vast. Ieder, ook ik, heeft zijn unieke opdracht, ook zijn eigen plaats in het kosmisch verbond. Goed is Zijn Wil laten geschieden, Kwaad is niet gehoorzamen, niet naar Zijn Woord luisteren, de eigen wil volgen. En dit brengt me bij de Heilige die we ons (óók) als een 'God, getrouwe Koning' kunnen voorstellen, maar die desondanks boven ons bevattingsvermogen uitstijgt. Ik ervaar hier ook een goddelijke relatie: Allerhoogste en YHVH. Uiteindelijk resteert mij alleen het vertrouwen in het convenant tussen Hem en mij, tussen Hem en de (afzonderlijke) mens. Het Koningschap Gods geeft uiting deze laatste gedachte: ik kijk naar God op als naar een Koning, erop vertrouwend dat Hij toestaat dat ik Hem dienen mag ! En ik studeer, wacht, vraag, luister, klaag, bid, hoop, mediteer. De hele Kosmos, alle werelden, in al de veelvoudigheid is in wezen een onderdeel van God terwijl Hij in Zijn Eenvoud geen onderdeel van de Kosmos is ! 1.6. Tien onuitsprekelijke Sephiroth. Hun aanzicht is als "de verschijning van de bliksem". Hun grens heeft geen einde. In hen bevindt zich Zijn Woord dat "heen en weer rent". Op zijn bevel schieten zij [weg] als een wervelwind. En zij vallen vóór Zijn Troon neer.
Commentaar Dit vers doet denken aan een visioen, hier het visioen van Ezechiel 1. In een visioen (bijvoorbeeld van de sefiroth) of ook in de goddelijke aanraking (zacht of heftig) spreekt God, de Heilige. Daarin bevindt zich Zijn Woord, wordt Zijn stem ‘gehoord’. In een flits. Tijdsdimensie nul. Het is er en is er meteen weer niet. Net als een bliksemschicht die ook geen begin en einde heeft, maar toch beweging (tijd) is. Het oplichten van het ‘aanzicht’ van de sefiroth kan niet door eigen inspanning worden veroorzaakt. Er gaat kennelijk volgens dit vers een overweldigend, allesomvattend intens licht vanuit . Het licht gaat van Kether uit om de Kosmos te voeden en levert een heen en weer 'strijd' met de duisternis (Chaos) die het licht niet opneemt. Gods ademhaling is niet neutraal, altijd zacht en vredig (in onze beleving!). kent vele nuances. De strijd wordt uiteindelijk altijd door Zijn Licht, Zijn Woord gewonnen. Alles valt immers voor Zijn Troon neer. Het visioen zélf wordt dus vergeleken met 'bliksemschichten'. Bij veel mystici vinden we die ervaring terug : het hoogste mystieke visioen is steeds ‘tijdelijk’ en plots ; het licht komt in het duistere bewustzijn binnen en verdwijnt zoals het kwam. De tekst heeft het hier over aanzicht van de sefiroth, en ik meen aan dat dit wijst naar op hun essentie, de zuiverste manifestatie van de Sephiroth: dus Atziluth van de sefiroth door mij bij
lange na niet ‘gekend’. Ik herhaal nu, merk ik op, met iets andere woorden wat ik zonet ook opschreef. Tevens herhaalt het vers dat de Sefiroth 'geen einde' hebben. Nergens is er een plaats of ‘moment’ waar de Sephiroth stoppen met bestaan, waar ons begrip of inzicht volledig is. Steeds kan ik, zegt me het vers, dieper en dieper doordringen in de Sefiroth zonder ooit een 'eindpunt' te bereiken. Het visioen zélf is dus ook eindeloos. Het mysterie is en blijft mysterie. Hoe meer ik denk erin binnen te dringen, hoe meer het mysterie zich verdiept.
Zijn Woord flitst als het ware doorheen alle Sefiroth, terwijl elke Sefira ‘luistert’ naar dat Woord (naar zijn aard). Heel bijzonder om dat te lezen in dit vers. Het wijst erop dat God, de Heilige in staat zich met Zijn Kosmos te bemoeien als dat Zijn Wil is. Hij staat wel buiten Kosmos maar kan altijd Zijn Wil manifesteren via de Sefiroth. Zo kan ik in mijn hart Zijn Boodschap voor mij ontvangen als Hij dat wil en ook op Zijn ‘tijd’. Dat ik Zijn Woord kan ontvangen is absoluut noodzakelijk, want alleen dan kan ik proberen Zijn specifieke oproep aan mij te beantwoorden. Van mij uit het heilige convenant te realiseren. Ik tast niet volledig in het duister. Dan kan ik als door Hem 'verlicht' mens de verbondstaak in Malkuth uitvoeren. De 'gevallen dochter' (= Malkuth, Shekinah) moet door onze ‘arbeid’ weer op de Troon van het Begrip (= Binah) plaats neemt . Dat is in Bijbelse termen herstel van het Paradijs. 1.7. Tien onuitsprekelijke Sephiroth. Hun einde ligt in hun begin besloten en hun begin in hun einde, zoals de vlam van een brandende kool. Want de Heer is Één. Hij heeft geen tweede [naast Zich]. En wat kunnen we vóór de Één tellen?
Commentaar Tijdsdimensie. Mij lijkt dat het hier gaat om de verticale tijd of misschien om het snijpunt van de verticale tijd met de horizontale tijd. Het eeuwige Nu. Daar is geen begin en geen eind. Geen verledcen en geen toekomst. Geen excuses en geen uitstel. Het is het heden waarin alles gebeurt wat in zijn geopenbaard Woord (Thora) wordt gezegd. Oorsprong- schepping – Oorsprong. Aleph-Beth-Aleph. 1-2-1. Aleph het voorscheppelijke en het nascheppelijke tegelijk. 1 – 2- 1000. Alles komt van Hem en keert naar Hem, de bron van alles wat was, is en zal zijn, terug. Volkomen, nieuw en uniek. Gods zelfrealisatie. Dit gezien vanuit de schepping. Maar het is ook de kosmische ademhaling: uitademing- rustinademing.- rust - uitademing enz. Vanuit Kether is alles één en alles tegelijk, begin, duur en einde. Alles ‘draait’ om Gods Eenvoud. De schepping, de scheppingsact, tast Gods Eenvoud niet aan. Scheppen is scheiden, niet vermenigvuldigen. Scheiden is niet vermeerderen, maar vergroven. En die vergroving transformeert weer in volkomen Eenvoud waaruit ze voortkomt. Alles draait om Gods Eenvoud. In Gods Eenvoud is geen tijd, noch circulair, nog lineair. De Eenvoud is tijdloos, en de negatie van tijd doet Zijn Eenvoud tekort.
Is er één goddelijke ademhaling met een oneindige diepte en hoogte, oneindige dimensies, met oneindige sferen en stemmingen, met ongekende kleuren en geuren, met niet aan te duiden ‘aspecten, onbegrensd, van zijn Eenvoudige Wil, alle denkbare en niet denkbare gedachten in Zijn gedachte, enz, enz. ? Alles in Zijn Eenvoud. De paradox van de paradoxen. En manifesteert deze unieke eenvoudige ademhaling van God, de Allerhoogste van de Allerhoogste zich in een veelvoudige versplintering in Zijn kosmos, in de oneindige tijden, de onophoudelijke opvolging van tijdsmomenten, en in de ruimten, ontzagwekkend groot en even ontzagwekkend klein, in de werelden en de schepselen van die de werelden? Is elk tijdsmoment en elk ruimtepunt een oneindig kleine uitdrukking van een aspect van aspecten van Zijn Eenvoudige Ademhaling? En wij ervaren het absolute tijdloze eeuwige moment als de opeenvolging van gebeurtenissen, als de zich herhalende polsklop, van moment op moment, de opeenvolging van gebeurtenissen, die tòch er al op een andere wijze in God (Ain/Ain Sof/Ain Sof Aur) zijn. Zijn Eenvoud is de veelvoudige Kosmos als een tijdloos punt en oneindig meer dan dat. Zijn Licht gaat in Zijn eeuwig heden uit om de Kosmos te scheppen en keert terug naar de Oneindige Ruimte, dat Zijn momentpunt is. De Essentie van kosmische ruimte en tijd inademend. Chaos achterlatend. Elk moment, elk moment weer, elk moment, voor ons, één moment voor God! Voor ons herhaald en herhaald totdat alle eindpunten van Zijn Kosmische Ruimten en Kosmische Tijden volledig en volkomen ‘terug’ zijn. Geen Chaos achterlatend. Een nieuw goddelijk bewustzijn. Dit alles in een goddelijke flits, voor ons eeuwig durend, zonder eind. Zijn Wil in Zijn heden eenmalig, volledig voltooid voor ‘altijd’. In Zijn Heden is alles al voltrokken, alle Chaos bevrijd, ondenkbaar voor ons. God is Eenvoud, heeft geen tweede, maar is Alles in Een.
De metafoor van de vlam in hete kolen is treffend. God en Kosmos, God en mens, zijn met elkaar verbonden. De kool staat, zo meen ik, voor de fysieke basis, Malkuth. De vlam voor Gods Licht of Woord. Zonder vlam is Malkuth 'een gevallen dochter'. Dit omdat het 'einde' dan naar Chaos neigt. De 'gevallen' staat moet met vrije medewerking van mij, van alle gehoorzame mensen hersteld worden. De kool moet gaan branden. De goddelijke vonk in de kool moet gaan opvlammen door Zijn ademhaling, Zijn uitademing. Het blauwe gedeelte van de vlam staat voor Yesod, de Nefesh die gebruik maakt van een lichaam (Guph) om te kunnen handelen in Malkuth. Het lichtgele gedeelte van d evlam staat voor Tifereth, de Ruach (de heen en weer bewegende ademtocht die de unieke opdracht, de levenstaak, van ‘mijn’ ziel bevat). De bijna onzichtbare 'hete vlam' staat dan voor Binah (Neshamah, vanwaar de voor mij bestemde adem naar en in mij stroomt, het ‘moment of plaats’ van individualisatie van ‘mijn’ veelvormigheid). Het licht van de vlam voor Chockmah (Chiah) en het gehele gebeuren van brandende kolen voor Kether (hoogste ziel, Yechidah, de essentie van de ziel die niet van ‘mij is, maar universeel bij en in God is.). Hoe intenser de kolen zo verbonden met de vlam branden, des te meer zal ik instrument van ‘mijn’ ziel zijn om haar taak hier en nu te vervullen. Commentaar Sefer Yetsirah Hoofdstuk 1.8 1.8. Tien onuitsprekelijke Sephiroth. Sluit uw mond af voor het spreken en uw hart voor het denken. Indien [toch] uw mond gaat spreken
Paul Horbach
en uw hart gaat denken, keer dan terug naar de Plaats. Hierover staat geschreven: "De Chayoth renden heen en weer". En hierover werd het verbond gesloten. In de tekst gaat over spreken en denken, over Plaats, daar naar teruggaan, de Chayoth en het verbond. Denken en spreken Er is, zegt de tekst mij, een fundamenteel verschil tussen het Denken en Spreken van het/de Heilige en mijn eigen denken en spreken. (Liefdes)Offer: Het Heilige maakt door Zijn Gedachte uit en in zichzelf Plaats voor de levende schepping in duistere zee van de chaos. Onderscheiding: En de Heilige spreekt door Zijn Mond en alles krijgt door dit spreken zijn naam en er wordt zo aan alles de eigen plaats in de scheppingsorde aangewezen. Alle namen zijn verbonden met de Naam. Dit betekent dat de heilige Naam (nog) gebroken meegaat in de schepping. Alles dieren, planten , mineralen, planeten, sterren, zon en maan zijn naar hun aard in overeenstemming met de hun aangewezen plaats. Daar is geen goed of kwaad, daar is alleen harmonisch deel zijn van de scheppingsgeheel. Alleen de mens krijg vrijheid om zijn naam te beamen of niet. Dus om in vrijheid zich te schikken in het kosmisch verband. Dit is de paradox waarin ik me ‘weet’: tussen vrijheid en gehoorzaamheid. Als ik in vrijheid gehoorzaam ben, wordt mijn naam verwerkelijkt. Door de mens, dus door mij, kan de onuitsprekelijke Naam van de Heilige, YHVH, zich ten volle uitdrukken in de schepping, namelijk als Liefde. De schepping is voltooid als de mens, ik en jij, in vrijheid en uit liefde zijn bedoelde plaats in de Gods scheppingsplan inneemt. Dus me voeg in het kosmisch verbond. Dat is zijn eigen naam verwerkelijken en aldus bijdragen aan de verwerkelijking van de Heilige Naam in Zijn schepping. Dan is Zijn Rijk gekomen, dan is het Hemels Jeruzalem neergedaald, dan is de schepping Tempel geworden. Plaats. De Plaats is geen ‘dode ruimte’ , maar de ‘levende holte’ in het Heilige volledig gevuld met de sporen van het Ongeschapen Licht, vormt in wezen de bedoelde ordening van de schepping, van haar grenzen en structuren. Dit is het kosmisch verband. Daarom is Plaats (Makom, Mem-Kof-Wav-Mem, 40-100-6-40) een naam van God . De getalswaarde van Makom is 40-100-6-40 = 186. Als de Heilige Naam (YHVH, Yod-Heh-Wav-Heh, 10-5-6-5) door onze gehoorzaamheid volledig wordt uitgedrukt, is elke aspect, elke letter van de heilige Naam voltooit in de schepping. Dat wordt symbolisch uitgedrukt door kwadraten van de afzonderlijke letters van de Naam: 100-25-36-25= 186 Dan Correspondeert de Plaats dus ten volle met de heilige Naam. De woorden van de heilige Hebreeuwse taal laten mij zien dat ‘Uw Naam worde geheiligd’ inderdaad de bedoeling van de schepping is. De heling van de gebroken Naam.
Als de Naam geheiligd is, is ook de Plaats geheiligd. Alles en allen participeert dan aan de kosmische Liefdesrelatie, alles is verlost, niets meer afgescheiden. Het offer van ‘Plaats maken’ doet denken aan de Tzim Tzum, het terugtrekken van het Heilige in zichzelf opdat heel de Schepping in het uitgespaarde oneindige punt kan worden en zijn. Ik herken in het vers ook het eigen verlangen om in de chaotische stroom van gedachten, gevoelens, begeerten, gewaarwordingen, wensen, fantasieën, wilsimpulsen ruimte te doen ontstaan voor ‘mijn’ unieke ziel. Mijn ziel heeft immers haar eenmalige naam ontvangen, ‘weet’ van haar aangewezen plaats in het kosmisch verband. Mijn persoonlijkheid moet terzijde treden, mag zelf ook plaats maken (zich offeren) ter wille van ‘mijn’ ziel die de innerlijke ruimte ‘wetend’ mag vullen. De zielenruimte in mijn hart is verbonden met de heilige Plaats.
10 onuitsprekelijke sefiroth Liefdesoffer (YHVH, God in de Schepping) en Onderscheiding (Elohim, God van Schepping) vormen de essenties van de rechter en de linkerkolom van de Boom des Levens. Bij het ‘einde der tijden’ als de schepping tot voltooiing komt is de harmonische middenkolom present die liefde/genade en gestrengheid/wetten verenigt: de Heilige Plaats. Elohim en YHVH blijken niet gescheiden, zijn geen twee goden, maar zijn aanzichten van de Ene Allerhoogste, het Heilige. DE ordening van de Heilige Plaats drukt zich symbolisch uit in het levend verband van onuitsprekenlijke Sefiroth. Deze tekst vertelt ons ook voorzichtig te zijn met het uiteenhalen van het verband van de sefiroth., door bijvoorbeeld een sefirah op zich zelf los van het geheel te benoemen, te analyseren, te gebruiken. Nogmaals Denken en Spreken Gods Denken: maakt ruimte, geeft Plaats Gods Spreken: geeft namen is onderscheiden, is ordenen, is scheppen De tekst is hier heel radicaal. We moeten onze plaats als schepsel nederig erkennen, we moeten niet zelf willen scheppen. Het is niet de bedoeling dat wij God op eigen houtje gaan helpen, hoe goed bedoeld ook. Dat trekt altijd de scheppingsorde uit zijn verband. Het heeft als gevolg de chaos de Plaats binnenstroomt, ook in de eigen ruimte, de eigen plaats. En dan lijdt de ziel, dan lijdt de Heilige Naam. Elk eigen denken en elk eigen spreken dat zijn oorsprong en motief heeft in mijn persoonlijkheid moeten ‘ik’ vermijden, daarvan moet ik vrij worden. Dat is ontlediging. Sluit uw mond voor het spreken en uw hart voor het denken: ik besef dat ijdel denken en spreken niet zonder gevaar is, dat wat door mij gedacht wordt en wordt gesproken creëert en vervormt de orde vervormt. Het gaat erom ontvankelijk te zijn voor Zijn Spreken, voor het Woord, en in mijn spreken ruimte te maken voor Zijn spreken. Het gaat erom het ingeschapen weten in mijn mystieke hart (haar zielennaam) niet te vertroebelen door het weten van mijn eigenzinnig hoofd, van mijn autonome denken. Keer terug naar de Plaats
De neiging om zelf te spreken om zelf te weten is bijzonder groot. Ik doe het eigenlijk constant. Als ik dit bemerk moet ik omkeren in meditatie, in gebed , vragen dat in mijn ruimte plaats wordt gemaakt voor Zijn Ruimte, voor zijn Plaats en Zijn ordening. Dat is wat de tekst mij zegt: keer terug naar de Plaats. Chaoth De tekst is bemoedigend. De hoogste engelen, de Chaoth, zijn voortdurend in de weer om de Plaats, alle plaatsen in de Plaats, ook mijn ruimte, mijn plaats te zuiveren en op orde te houden. Zij fluisteren in mij daaraan mee te werken. Laat ik toch horen! Laat ik daartoe stil zijn! Dus niet uit mezelf gaan analyseren, zelf gaan getuigen, zelf gaan uit drukken. De bouw van de tempel in het eigen hart gebeurt aan mij naar de blauwdruk van het kosmisch verbond dat bij de Heilige ‘van het beginne’ is. Mijn taak is bereid worden om hieraan in vertrouwen en overgave mee te helpen vanuit het ontvangen weten in het hart en niet vanuit het weten van mijn hoofd. Gehoorzamen in vrijheid is de sleutel. Paul Horbach, januari 2013