Lestip 'De vrouw en het jongetje' Over het boek Hoe kan een reuzenvrouw die kinderen vangt en opeet tegelijkertijd zachter zijn dan muisjes en zoeter ruiken dan snoep? Om dat te ontdekken moet je dit mooie prentenboek heel aandachtig lezen! Auteur(s) Geert De Kockere, Kaatje Vermeire (illustrator) Uitgeverij De Eenhoorn / 2007 Aantal pagina's 32 p. ISBN 9789058383990 Genre Fictie Prentenboek Doelgroep 3de leerjaar, 4de leerjaar Trefwoorden vooroordelen, vriendschap, bang zijn, helpen Auteur lestip Vera Geeraerts
Praten over het boek * Thema’s In dit boek komen verschillende thema’s aan bod waarover je een kort gesprekje kan houden. In plaats van alle thema’s te bespreken, kan je de kinderen laten kiezen over welk thema je het zal hebben. Wanneer er niet meteen beslist kan worden welke thema’s aan de orde mogen komen, kan je de kinderen, nadat ze de thema’s zelf aanreikten, laten stemmen. Je kan ook kaartjes maken met de verschillende thema’s op en een onschuldige hand één of twee kaartjes laten trekken. Om een thema te bespreken, kan je een woordspin opbouwen. Schrijf deze woordspinnen op flappen. Aan welke elementen uit het verhaal denken de kinderen bij een bepaald thema? Hang de flappen naast elkaar. Zijn er woorden die opduiken bij verschillende thema’s? Hoe zou dit komen? Kunnen de kinderen er een verklaring voor geven? —Fantasie Het verhaal begint en eindigt met de angst voor de eigen fantasie. Maar het einde vindt het jongetje het allermooist, want nu kan hij zijn fantasie ook uitvoeren en andere kinderen zijn angst laten voelen! —Vooroordelen
— Bang zijn — Eenzaamheid — Vriendschap Heel wat van deze thema’s lenen zich uitstekend om te filosoferen met de kinderen (tips hiervoor vind je in de coördinatorenhandleiding, deel Basis). Vragen die je kan stellen voor het thema fantasie: - Wat is fantasie? - Wat is fantaseren? - Waarom fantaseert iemand? - Kan je fantaseren zonder dat je het weet? - Hoe weet je of iemand iets fantaseert? - Is fantasie belangrijk? - Kan fantasie ook ‘waar’ zijn? Kan je met je fantasie een eigen wereld scheppen? - Vind je dit goed ‘een eigen wereld’ scheppen? - Zitten er voor- en/of nadelen aan zo’n’ fantasiewereld? - Wat is het verschil tussen fantaseren en liegen? - Fantaseert het jongetje? Waarover? Wat doet de fantasie met hem? Vragen die je kan stellen voor het thema bang zijn: - Wanneer ben je bang? - Hoe weet je dat je bang bent? - Waarom moet je bang zijn? - Zijn kinderen vaker bang dan grote mensen? - Bestaan er dingen waarvoor iedereen bang is? - Zijn er verschillende soorten ‘bang zijn’? - Is het goed om bang te zijn? - Kun je bang zijn van jezelf? - Wat zou er gebeuren als niemand meer bang zou zijn? - Wie is er bang in dit verhaal? Waarvoor? Waarom? Vragen die je kan stellen voor het thema eenzaamheid: - Wat is eenzaamheid? - Wanneer is iemand eenzaam? - Moet je alleen zijn om je eenzaam te voelen? - Zijn er redenen voor eenzaamheid? Welke? - Is eenzaamheid iets goed? - Kan je eenzaamheid ‘genezen’? Zo ja, hoe? - Is Rosa Vandersmissen eenzaam? Waarom (niet) denk je?
* De methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de coördinatorenhandleiding, deel Basis, alsook naar zijn boek Vertel eens (Davidsfonds/Infodok, 2002) – in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14, die spreken over het onderwerp van gesprek (p.93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van deze hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat van Chambers’ vragen meteen gebruiken, zonder aanpassingen.
Een idee Voor de vier-kolommen-methode kan je je leesgroep (naargelang de grootte van de groep) in groepjes verdelen van drie tot vijf personen. Als je groep klein is, kan je de kinderen per twee laten werken. In plaats van de vier basisvragen met de ganse groep te beantwoorden, laat je de kinderen eerst in kleine groepjes of in duo’s hun antwoorden noteren op een flap of een A4-blad. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je hoe gelijkgezind of verschillend de groepjes zijn. Op deze manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je ook stillere kinderen de kans om hun mening te zeggen. Misschien krijg je op deze manier ook meer meningen te horen, omdat de kinderen zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Als je denkt dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening geven of omdat het niet zo’n voortrekkers zijn, kan je de samenstelling van de groepjes wat sturen.
* Andere suggesties Je kan deze suggesties gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking, bij de methode Chambers en/of bij de richtvragen van Marita Vermeulen. Je kan deze suggesties combineren of mixen.
Suggestie 1: over de personages van de vrouw en het jongetje Je kan de vrouw en het jongetje apart bespreken, maar je kan ze ook samen bespreken en zo verbanden leggen door te kijken hoe de ene reageert op de andere. Deze vragen over de personages kan je aan de kinderen stellen: - Wat weet je over het personage? - Vind je het personage voldoende uitgewerkt? Had je meer willen weten over deze persoon? Of is dit niet zo belangrijk? Zou het een meerwaarde zijn voor het verhaal als je meer wist? Waarom (niet)? - Heb je sympathie voor dit personage? Met wie identificeer je je het meest? Kan je ook aangeven waarom? - Verandert het personage gedurende het verhaal? Hoe? Gebeurt dit ook in het echte leven? Waardoor kunnen mensen veranderen?
Suggestie 2: illustraties Maak een aantal kopieën van de illustraties uit het boek. Leg ze door elkaar. Laat de kinderen de illustraties in de juiste volgorde leggen. Op deze manier kan je het verhaal kort reconstrueren en laten navertellen. Kies je illustraties zo, dat er voldoende samenhang in het verhaal zit. Zorg ervoor dat je nadien nog een gesprekje over de tekeningen kan houden. Je kan dit gesprek combineren met een gesprek over de personages, afhankelijk van welke tekeningen je uitgekozen hebt. Voor vragen over de personages, verwijs ik naar de activiteit bij Suggestie 1. Heb je deze activiteit ook gedaan, dan kan je linken leggen tussen wat er verteld wordt in de tekst en hoe dit in de tekeningen weergegeven wordt (sfeer, emoties, zie ook de onderstaande vragen). Deze discussiepunten kunnen aan bod komen: - Vertellen de illustraties wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? - Vinden de kinderen de tekeningen mooi of lelijk? Wat maakt de tekeningen mooi of lelijk? - Kunnen de kinderen iets vertellen over het kleurgebruik? De gebruikte techniek? De verhouding tussen tekst en tekeningen? - Laat de kinderen opmerken dat het boek van een groter formaat is dan een doorsnee prentenboek. - Bespreek de gebruikte techniek door te vertellen over Kaatje Vermeires werkwijze (zie Auteursinfo). Vinden de kinderen elementen van haar verzamelwoede terug in het boek? - Geven de tekeningen ook emoties weer? Wat vinden de kinderen van de algemene uitstraling van de illustraties, de sfeer, de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de personages, de verhoudingen tussen de personages en
hoe deze evolueren doorheen het boek, de evolutie van de kleuren? Vraag concrete voorbeelden uit het boek. Het zit hem in details! Het jongetje krijgt een poezenkaart van de vrouw, een speelkaart met harten. Ook op de pyjama van de jongen staan hartjes. De speelkaart is hier een voorbode: op het einde van het verhaal zie je de verrassende context waaruit de kaart afkomstig is. Op de mantel van de vrouw die dood op de koude vloer ligt (in de fantasie van het jongetje) staan ruiten, harten, schoppen en klaveren. Ook hier wordt een link gelegd…
Suggestie 3 Steek een aantal voorwerpen in een zak: een (speelgoed)parasol, een vork, een speelkaart, een sinaasappel, een afbeelding van een poes, een sleutel en kaartjes met daarom de woorden ‘glasgordijn’, ‘kooi’ en ‘Rosa’. Om beurt mag iemand iets uit de zak halen en de link met het boek leggen. Vraag het kind waaraan dit voorwerphem of haar doet denken en waar in het verhaal ze het situeren. De kinderen mogen de hulp van een medekind inroepen. Nadien kan je de voorwerpen in de juiste volgorde leggen en zo het verhaal reconstrueren. Je kan aan de hand van deze voorwerpen net zo goed de personages (bij wie hoort dit voorwerp, welke functie heeft het) als de illustraties (op welke tekening(en) vind je dit voorwerp terug) bespreken.
Suggestie 4: taal Geert De Kockere kan als geen ander op een subtiele manier spelen met taal. Hieronder vind je enkele zinnen uit het boek. Wat vinden de kinderen van deze woordkeuzes, de herhalingen, de vergelijkingen? Kunnen ze zelf ook voorbeelden geven? Hebben ze mooie woorden of zinnen gelezen in dit boek? Welke? - In de stad woonde een vrouw. Een grote vrouw. Een reus van een vrouw. Een reuzenvrouw. - Ze baande zich een weg tussen de kraampjes. Als een tank. - Ze rook naar een oude kast. En naar kindervlees… - Hij had weg willen lopen. Holderdebolder. - De jongen keek naar de kaart. Er stond een poes op. Een poes met een strik om haar nek. Een zwarte poes met een rode strik. - Het grote huis van de reusachtige vrouw, die zachter is dan muisjes en zoeter ruikt dan snoep…
Suggestie 5 Op basis van enkele illustraties of tekstfragmenten kan je kinderen enkele scènes laten uitvoeren uit het boek. Kies deze eventueel zo, dat je heel de bespreking van het boek er aan kan vast haken, bijvoorbeeld het bespieden van de vrouw door het jongetje of de verschillende ontmoetingen tussen de vrouw en het jongetje.
Tot slot: even terugblikken Neem even je flap terug waarop je de verwachtingen van de kinderen noteerde. Bespreek deze kort en vergelijk de meningen voor en na het lezen/beluisteren: - Werden de verwachtingen ingelost bij het lezen van het boek?
- Was het verhaal zoals de kinderen het zich hadden voorgesteld? - Vonden ze het verhaal leuk, ook al waren er misschien verrassende, onverwachte wendingen in het verhaal die ze helemaal niet verwacht hadden? - Waren ze teleurgesteld? Verliep de verhaallijn niet zoals ze gedacht hadden? Hoe hadden zij het gedacht? Hoe zouden ze het verhaal zelf laten verlopen of laten eindigen? Kortom, wat zouden ze anders gedaan hebben? - Misschien hebben ze een neutrale of niet echt een uitgesproken mening? Afrondende discussiepunten over de verwachtingen van de kinderen: - Zouden de kinderen het boek ontleend hebben in de bibliotheek als het niet op de KJV-lijst stond? Hoe komt dit? Wat is voor hen een doorslaggevend element om een boek te lezen? Lezen ze wel eens een boek dat niet meteen een ‘dit moet ik lezen’-effect op hen heeft? Vertel eens. - Zijn de kinderen tevreden nu ze het boek gelezen hebben? - Zouden ze hun vrienden, klasgenoten of familie dit boek aanbevelen? Wat gaan ze vertellen om het boek te promoten? Wat sprak hen het meest aan, wat is de grootste troef van dit boek? Een doe-opdracht: - Het jongetje is in het begin heel bang van Rosa. Laat de kinderen iets tekenen dat hen heel erg bang maakt. - Het jongetje maakt een tekening voor de vrouw. Wat zouden de kinderen tekenen voor de vrouw? Wat zouden ze haar schrijven? De tekeningen die de kinderen maken, kan je misschien uithangen in de bib, klas, school, plaats waar je samenkomt met de kinderen… Misschien kan je zelfs met de groep een rusthuis bezoeken en er een voorleesuurtje houden? Er bestaan vele Rosa’s. Een gesprekje hierover kan kinderen een aanzet geven tot mooie dingen, net zoals bij het jongetje.
Meer lezen? Andere boeken van van Geert De Kockere die door groep 3 gelezen kunnen worden (of om voor te laten lezen): Dulle Griet / Geert de Kockere, Carll Cneut (ill.) (De Eenhoorn) Man / Geert de Kockere, Griet Musschoot (ill.) (De Eenhoorn) Noach / Geert de Kockere, Koen Fossey (ill.) (De Eenhoorn) Mosje / Geert de Kockere, Johan Devrome (ill.) (De Eenhoorn) Het zijn toeren! / Geert de Kockere, Johan Devrome (ill.) (De Eenhoorn) Allemaal praatjes! / Geert de Kockere, Klaas Verplancke (ill.) (De Eenhoorn) Ik voel iets / Geert de Kockere, Johan Devrome (ill.) (De Eenhoorn) Gelijkaardige boeken: Sentimento / Carl Norac, Rebecca Dautremer (ill.) (Davidsfonds/Infodok) De rode vogel / Astrid Lindgren, Marit Törnqvist (ill.) (Querido) Laat de kinderen leestips uitwisselen. Wat kinderen leuk vinden aan een boek en de manier waarop ze hierover vertellen aan elkaar, is soms veel effectiever dan wat wij als volwassenen allemaal inbrengen. Je kan als begeleider een voorgedrukt lijstje met extra leestips meegeven, maar voorzie ook plaats voor tips die de kinderen onder elkaar uitwisselen.