Lestip 'De Zuurtjes' Over het boek Hoe komt het toch dat de twee broers Harry en Huibert Zuur met niemand praten en er ontevreden uitzien? Komt het door wat ze eten (iedere morgen een zure haring, met witlofthee met een scheutje augurkensap)? Omdat ze iedere dag de klachtenlijn van het gemeentehuis bellen ('er vloog een ongewenste vlinder door de straat...')? Of omdat ze iedere donderdag ruzie maken? Alles verandert als er een brief arriveert voor hun moeder die altijd boven ligt te slapen. De brief zet hun wereld helemaal op z’n kop. In dit boek wordt het verhaal soms met tekst en soms in beelden verteld. De collages zijn expressief en levendig, de grapjes vaak een tikkeltje gruwelijk. Auteur(s) Jaap Robben, Benjamin Leroy (illustrator) Uitgeverij De Geus / 2010 Aantal pagina's 161 p. ISBN 9789044516715 Genre Fictie Prentenboek Doelgroep 2de leerjaar, 3de leerjaar Trefwoorden mens, familie, ouders, gezin, humor Auteur lestip Miek Driessen en Veerle Verbruggen.
Aanzet De kinderen nemen plaats voor een spiegel. Ze stellen zich voor dat de spiegel een raam is waardoor ze naar de buitenwereld kijken. Bij aanvang doen ze dat zo neutraal mogelijk. Daarna organiseer je een vertelpantomime: jij vertelt, de kinderen veranderen hun gelaatsuitdrukking naargelang van de situatie waarover je vertelt. Zorg daarom voor voldoende variatie en gradatie in gevoelens in wat je vertelt, zodat ze hun gelaatsuitdrukking zien evolueren in de spiegel. Naar het einde van je ‘inlevingsverhaal’ beelden ze zich in dat ze zich verheugen op een heerlijk fris en verkwikkend drankje. De eerste slok blijkt helaas niet te zijn wat ze verwacht hadden. Na nóg een slokje stellen ze vast dat het een enigszins zuur drankje blijkt te zijn, en na een laatste slok weten ze het écht: dit drankje is gewoon zuur. Om hilariteit en sterk overdreven mimiek te voorkomen, bouw je de oefening bewust langzaam op.
EINDTERMEN ●
Lager - Muzische vorming - Drama 3.2
In een aansluitend gesprek schenk je aandacht aan het begrip ‘zuur’. – Kan ‘zuur’ naast een smaak ook een gevoel zijn? – Reageer je zelfs soms wel eens zuur? Wanneer? Hou je dat lang vol? – Kan iets of iemand ‘verzuren’? Op dezelfde manier kan je de begrippen ‘zoet’, ‘zout’ en ‘bitter’ bespreken. Welke voedingsmiddelen associëren ze met die verschillende smaken? Voorzie eventueel een aantal proevertjes met zoveel mogelijk uiteenlopende smaken. Leg bij ‘zoet’ en ‘bitter’ (‘verbitterd zijn’) ook de link met het bijbehorende gevoel, en focus dan vooral op het laatste met oog op het verhaal. EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Natuur (algemene vaardigheden) 1.1 Lager - Nederlands - Spreken 2.6 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.2
Verwerkingsactiviteiten Laat de kinderen, vóór je het boek begint voor te lezen, verschillende gezichtsuitdrukkingen verzamelen (via gerichte trefwoorden en Google-afbeeldingen, met zoeken en knippen in tijdschriften, door elkaars gezicht te fotograferen en de foto’s te printen…). Maak hiervan een rode draad-opdracht tijdens het lezen van het boek. Na elk hoofdstuk bepalen ze hoe de verschillende personages zich voelen. Dat gevoel bootsen ze na, en fotograferen ze. Of ze zoeken een tijdschriftfoto uit die erbij past. Aan het eind van het boek gaan ze na of ze een evolutie zien in de foto’s. Om die evolutie makkelijker te zien, hang je de foto’s naast elkaar op, in chronologische volgorde. De beeldrijke tekst biedt veel mogelijkheden voor klasgesprekken. Hieronder volgen enkele suggesties. Neem voldoende tijd voor die gesprekken en laat voldoende ruimte voor verschillende interpretaties. – Hoofdstuk 1 (titelloos) De kinderen bekijken de illustratie van de huizenrij. Heb je in je klas een digitaal bord, dan kan je de prenten projecteren: – Waar zouden de Zuurtjes wonen? Waarom denk je dat? Waaraan zie je dat? – Waar zouden de Zuurtjes niet kunnen wonen? Waarom denk je dat? Waaraan zie je dat? – Zien ze dat de huizen links en rechts van het huis van de Zuurtjes te koop staan? Waarom is dat, denk je? – Is dit een recente straat of een straat van lang geleden? Hoe zie je dat? Sta stil bij de beschrijving van de tuin – “Nou ja, tuin… Er liggen tegels met in het midden een strookje gras” – en toon de prent erbij. Hebben de kinderen wel eens vaker zo’n vreemde terrasconstructie gezien? Waaraan doet hen dit denken? (Misschien legt iemand de link met een grafzerk.) Hun moeder heeft hen verboden om de sprietjes te overdekken met tegels. Is er iemand in de klas die nu al vermoedt waarom?’ Bevestig of ontken nog niets. – Hoofdstuk ‘Een nieuwe dag’ Voor het lezen vraag je de kinderen naar hun ochtendritueel. Vergelijk de verschillende gewoontes van de kinderen. Wie moet vroeg opstaan? Wie kan wat langer slapen? Vergelijk na het voorlezen met de rituelen van de Zuurtjes. Wat bedoelt de auteur met ‘precies dezelfde dag’ in “Zo hobbelt het leven van de Zuurtjes voort als een fiets met vierkante wielen. Altijd onderweg naar precies dezelfde dag? ”
(De Zuurtjes volgen elke dag precies hetzelfde schema! Voor hen ziet een zondag er dus nét hetzelfde uit als een woensdag.) – Hoofdstuk ‘Camping de Wierput’ Elk jaar gaan de Zuurtjes met vakantie naar Camping de Wierput: niet omdat ze daarvan genieten, maar omdat het een gewoonte is: “Sinds hun geboorte reizen ze één dag per jaar naar Camping de Wierput. Dat is een gewoonte en daarvan afwijken is nog erger dan de gewoonte zelf.” Vraag de kinderen wanneer dingen ‘een gewoonte’ worden. (En nog een stapje verder: wanneer een sleur?) In hun caravan plakken de Zuurtjes alles af, zodat het er pikdonker is. Zo donker is het er, dat ze niet meer kunnen zien of ze hun ogen open of dicht hebben: “Je weet niet of je een paar minuten wakker ligt of al uren droomt. In het zwartste gat verdwijnt alles. Ook de tijd”. Wat zou de schrijver willen zeggen met de laatste zin? De tekeningen op de volgende pagina’s verduidelijken dat. Laat de kinderen vertellen wat ze zien. Kunnen ze ook uit de illustraties afleiden hoe het de Zuurtjes vergaat op vakantie? – Hoofdstuk ‘Post’ Sla de titel over en lees gewoon de eerste zin voor: “De mond van de voordeur kleppert.” Wat wordt hier poëtisch uitgedrukt door de auteur? Kennen ze nog dingen die klepperende geluiden maken? De Zuurtjes zijn helemaal van streek als de post geen rekening blijkt te zijn, maar een brief: – Hoe ziet de brief eruit? – Wat zou het voor brief zijn, denk je? – Waarom zou de brief oranje zijn? De Zuurtjes bellen de klachtenlijn om te melden dat er een walgelijk vrolijke brief op de deurmat ligt. De vrouw die ze aan de lijn krijgen heet Gerrie de Bok. Zij reageert vriendelijk en vrolijk. Hoe stellen de kinderen zich haar gelaatsuitdrukking voor? – Hoofdstuk ‘Gerrie de Bok’ Laat de tekening aan het begin van het hoofdstuk zien. Wat staat erop afgebeeld? (Gerrie de Bok die door de brievenbus loert.) Blader door naar de volgende pagina. Op de linkerpagina staat de lachende Gerrie de Bok, op de rechterpagina het portret van moeder Agaat Zuur. Zien de kinderen de gelijkenis? En zien ze ook een verschil? (Gerrie de Bok heeft de mondhoeken omhoog, moeder Agaat de mondhoeken omlaag.) Blader door naar de tekeningen op de volgende pagina: een wand met foto’s van Agaat Zuur. Valt het hen op dat Agaat steeds dezelfde leeftijd heeft op die foto’s? Wat leiden ze daar uit af? Welk beeld krijgen ze van moeder Agaat? Laat de kinderen foto’s zoeken die aansluiten bij de gelaatsuitdrukkingen van Agaat Zuur en van Gerrie de Bok. – Hoofdstuk ‘Tweedemonds’ Laat de kinderen even nadenken over deze uitdrukking. Hebben ze die al eens gehoord? Doet de uitdrukking hen aan een andere uitdrukking denken? Wat wil dit zeggen? Wat verklapt die titel over wat er gaat gebeuren, denken ze? Lees het hoofdstuk voor. Harry en Huibert kiezen voor een tweedehands kunstgebit. Wat zegt dat over Harry en Huibert? – Hoofdstuk ‘Voetbaljongens’ Voor het lezen vraag je de kinderen hoe zij een grasperkje zouden knippen. Laat hen zoveel mogelijk alternatieven bedenken.
Lees daarna het hoofdstuk voor. Daarin blijken Harry en Huibert het gras met hun kunstgebitten bij te knippen. Wat zegt dat over Harry en Huibert? En hebben ze enig idee waarom de broers zo voorzichtig zijn met het grasperkje? – Hoofdstuk ‘Aart Zuur’ Laat de eerste pagina van dit hoofdstuk zien en doorblader het. Zien ze dat dit een boekje in een boek is? En dat het eruit ziet als een soort fotoalbum? Gaat het om een modern fotoalbum of een album van vroeger? Laat hen de eerste foto in het boekje zien, die van Aart Zuur. Wat staat er links onderaan die foto geschreven? (‘Hoffotograaf ’). Vertel de kinderen over hofleveranciers: mensen of bedrijven die diensten verlenen aan het koningshuis. Laat hen daarna de foto van de vader kijken. Wat verklapt die over het karakter van de man? Als ze doorbladeren zien ze ook foto’s van de moeder. Wat verklappen die over haar karakter? Hoe ging het met de broers na de dood van de vader? Ze moeten hun moeder plechtig beloven om nooit over het grasperkje in de tuin te lopen. De broers zelf weten niet waarom. De kinderen weten het nu wél. Kunnen ze vertellen wat er gebeurd is? Laat de kinderen foto’s zoeken die aansluiten bij de gelaatsuitdrukkingen van Agaat Zuur en van Gerrie de Bok. – Hoofdstuk ‘Gerrie’ Gerrie komt langs en brengt eten mee. Wat zegt dit over Gerrie? Hadden de kinderen haar zich zo voorgesteld? Hebben ze enig idee waarom Gerrie niet naar boven mag van de broers? Waarom blijven de broers zeggen dat Agaat ziek is en dat ze slaapt? Waarom beeldt de illustrator Agaat af als een schaduw die Gerrie achterna zit op de trap? (Agaat, zo zal later blijken in het boek, is al lang overleden en is dus niet meer dan een ‘schaduw’ die door het huis waart.) – Hoofdstuk ‘De kaart’ In dit hoofdstuk openen de Zuurtjes eindelijk de enveloppe uit het hoofdstuk ‘Post’. Er zit een kaart in. Welke soorten kaarten kennen de kinderen? Komt het gesprek op muzikale kaarten, vraag hen dan naar hun ervaringen. Vinden ze kaarten met muziek leuk? Zou het lang geleden zijn dat ze een kaartje kregen? Wanneer krijg je een kaartje? Stuur je wel eens een kaartje? Waarom doe je dat en naar wie? De kaart blijkt van neef Niko te zijn. De laatste herinnering die de Zuurtjes aan hem hebben is dat hij precies in een schoendoos paste. Wat leiden ze hieruit af? Zou neef Niko welkom zijn? Wat zou het voor de Zuurtjes betekenen dat neef Niko na al die tijd weer van zich laat horen? In hetzelfde hoofdstuk wordt er een fruitmand met kaartje aan hun deur gedropt: een ‘aardigheidje’ van de verbouwende buren: – Wat vinden de Zuurtjes van dit aardigheidje? – Wat vind je van een fruitmand als geschenk? – Wanneer geven mensen elkaar een fruitmand? – Wat gebeurt er met Harry als hij naar de appel kijkt? Wat zie je veranderen aan zijn gezicht? – Waarom vindt Huibert Harry een verrader? En wat zegt dat over moeder Agaat? Wanneer er wordt aangebeld door neef Niko mag hij niet binnen. Waarom is dat, denken ze? Gerrie en Niko houden voet bij stuk: Agaat moet naar beneden komen om haar verjaardag te vieren. Harry en Huibert gaan naar boven en zien maar één oplossing. Wat later komt ‘Agaat’ de trap afgestrompeld en blijkt ze vier benen te hebben. Niko fluistert dat het om de “vierbenige ziekte” gaat. Wat denken de kinderen? Bestaat die ziekte echt? Wat is er gaande? En waar zijn de broers?
Het hele hoofdstuk door staat er geblaf van de hond aangekondigd (als een langgerekte ‘Wraaaaaaafffff’). Wat staat er te gebeuren, denken de kinderen? (De hond zal uiteindelijk komen opdraven met een stuk skelet). Van wie is het? Wat is er met moeder Agaat gebeurd? – Hoofdstuk ‘De familie Zuur’ In het begin van het hoofdstuk staat er: “Zelfs Agaats schaduw lijkt nergens te vinden”. Wat wil de schrijver zeggen met deze zin? Waarom komt er niemand meer langs? Wat zou jij doen mocht je de broers kennen? Waarom wel? Of niet? Wat doen de broers op het einde? Waarom graven ze de leunstoel op? Wat bedoelt de auteur als hij zegt dat de Zuurtjes een plan hebben, “hetzelfde plan”? Hoe herhaalt de geschiedenis zich? EINDTERMEN ● ● ● ●
Lager - Nederlands - Lezen 3.1 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1 Lager - Muzische vorming - Drama 3.1 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1
En verder – Foto’s Overloop na het voorlezen de foto’s met gelaatsuitdrukkingen die de kinderen na elk hoofdstuk hebben verzameld. Zien ze een lijn in de foto’s? Kunnen ze die koppelen aan de emotionele evolutie die de broers doormaken? Maak tijdens dit gesprek zoveel mogelijk gebruik van precieze woordenschat om gevoelens te benoemen. Hoeveel tijd hebben de broers verzuurd doorgebracht? Sta ook stil bij personages zoals de neef, Gerrie De Bok, de buren, de kinderen van de buren: evolueren die even veel als de broers? – (Niet-)verzuurd Is het makkelijk om boos te zijn op alles en iedereen? Bestaat daar een uitdrukking voor? Kennen ze mensen die onverdraagzaam zijn? Zou het moeilijk zijn om zo te leven? Of is het makkelijker goed gezind, vriendelijk en positief te zijn? Met welke smaak zou je positivo’s omschrijven? Daag de kinderen uit om een positieve eigenschap van elkaar te zoeken, iets wat ze elkaar kunnen meegeven als compliment. Het is de bedoeling dat de kinderen anders naar elkaar gaan kijken. Steek alle namen van de leerlingen in een enveloppe, iedereen trekt een naam. Hebben ze het moeilijk met het vinden van iets positiefs, dan vragen ze jou om een tip. Let wel dat de kinderen zelf nog zoeken, dus zorg voor vage tips. EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.2 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en de ander) 3.4