Lestip 'De eend, de dood en de tulp' Over het boek Wanneer de eend de dood ontmoet, denkt ze meteen dat ze zal sterven. Maar de dood en de eend praten eerst heel veel met elkaar en denken na over doodgaan. Tot de eend niet eens meer bang is om te sterven… Auteur(s) Wolf Erlbruch Uitgeverij Querido / 2007 Aantal pagina's 30 p. ISBN 9789045105536 Genre Fictie Prentenboek Doelgroep 3de leerjaar, 4de leerjaar Trefwoorden dood, vriendschap, rouw Auteur lestip Vera Geeraerts
Vooraf Laat het boek zien, lees de titel. Spreekt de titel de kinderen aan? Bekijk nu de cover. Worden de kinderen hier wat wijzer van? Waaraan denken ze? Bij dit boek hoort ook een cd. Vinden ze zoiets leuk bij een boek? Lees nu de tekst op de achterflap en houdt titel en cover in het achterhoofd. Welke verwachtingen hebben de kinderen over dit boek?Noteer op een flap in een paar woorden deze verwachtingen. Later kan je kijken of ze ingelost werden of niet. Hebben de kinderen al gehoord van deze auteur/illustrator? Kennen ze nog boeken die hij geschreven en/of geïllustreerd heeft?
Praten over het boek * Thema: de dood In dit boek staat het thema dood centraal: Angst voor de dood Vriendschap sluiten met de dood
Doodgaan en afscheid nemen Dit onderwerp leent zich uitstekend tot het filosoferen met kinderen (tips hiervoor vind je in de coördinatorenhandleiding, deel Basis). Deze vragen kan je aan de kinderen stellen: - Wie gaat er dood in dit verhaal? Hoe weet je dit? - Ben je bang voor de dood? Waarom (niet)? - Hoe ziet de dood er volgens jou uit? Heeft de dood een gezicht of verschillende gezichten? - Hoe kom je aan het beeld dat jij je vormt van de dood? - Denk jij dat alles gedaan is wanneer je dood bent? - Wat gebeurt er met je na de dood? Waar ga je naartoe? - Is er leven na de dood? Kan zoiets ooit bewezen worden? - Waarom is het soms moeilijk om te praten over de dood? - Wat doen we wanneer iemand dood is? Hoe gaan wij ermee om? - Waarom zijn mensen verdrietig als iemand gestorven is? - Denk je dat dieren ook treuren? - Kan je je voorstellen dat je nooit dood zou gaan? - Stel dat je zou weten wanneer je dood gaat, hoe zou je dan leven? - Is er leven mogelijk zonder dood? - Waarom willen mensen vaak blijven leven?
* De methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de coördinatorenhandleiding, deel Basis, alsook naar zijn boek Vertel eens (Davidsfonds/Infodok, 2002) – in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14, die spreken over het onderwerp van gesprek (p.93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van deze hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat van Chambers’ vragen meteen gebruiken, zonder aanpassingen.
Een idee Voor de vier-kolommen-methode kan je je leesgroep (naargelang de grootte van de groep) in groepjes verdelen van drie tot vijf personen. Als je groep klein is, kan je de kinderen per twee laten werken. In plaats van de vier basisvragen met de ganse groep te beantwoorden, laat je de kinderen eerst in kleine groepjes of in duo’s hun antwoorden noteren op een flap of een A4-blad. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je hoe gelijkgezind of verschillend de groepjes zijn. Op deze manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je ook stillere kinderen de kans om hun mening te zeggen. Misschien krijg je op deze manier ook meer meningen te horen, omdat de kinderen zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Als je denkt dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening geven of omdat het niet zo’n voortrekkers zijn, kan je de samenstelling van de groepjes wat sturen.
* Andere suggesties Je kan deze suggesties gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking, bij de methode Chambers en/of bij de richtvragen van Marita Vermeulen. Je kan deze suggesties combineren of mixen.
Suggestie 1: illustraties Hieronder vind je enkele gespreksonderwerpen. Dit zijn twee uitspraken over de illustrator. Vinden de kinderen dat deze uitspraken ook voor dit boek kloppen? Vraag hen waarom wel/niet. - Zijn personages en achtergronden worden eerst getekend en ingekleurd om vervolgens uitgeknipt en met eindeloos geduld op de pagina geassembleerd te worden tot de compositie en de scenografie helemaal goed zitten. Lege vlakken zijn altijd betekenisvol. - Zijn figuren zijn vaak groot, onhandig, een tikje karikaturaal. Met een bijzonder gevoel voor evenwicht, plaatst hij ze vaak op grote, lege kleurvlakken, waardoor de lezer het decor zelf kan invullen. Deze uitspraak gaat over het ontbreken van een achtergrond in het werk van Wolf Erlbruch: ‘Het is een vast procedé van de illustrator, om de uitgeknipte figuren tegen een zo goed als lege achtergrond aan te brengen, waardoor de focus volledig op de essentie in het verhaal wordt gelegd. In het kader van dit verhaal ondersteunt het ontbreken van decor ook de gedachte dat alles zich wellicht afspeelt in de schemerzone tussen leven en dood.’ (Leeswelp nr.9, 2007, p. 337, Jen de Groeve) Wat vinden de kinderen hiervan? Hebben ze illustraties al eens vanuit dit standpunt bekeken? Wat denken ze over die ‘schemerzone’? Vinden de kinderen de dood mooi geportretteerd door de illustrator? Kunnen ze verwoorden wat ze leuk (of niet leuk) vinden aan dit portret? Dachten ze dat de dood er anders uitziet? Hoe dan? Vertellen de illustraties wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? Vinden de kinderen de tekeningen mooi of lelijk? Kunnen ze vertellen wat deze tekeningen mooi of lelijk maakt? Kunnen ze iets vertellen over het kleurgebruik? De gebruikte techniek? De verhouding tussen tekst en tekeningen? Geven de tekeningen ook emoties weer? Wat vinden de kinderen van de algemene uitstraling van de illustraties, de sfeer, de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de personages? Vraag concrete voorbeelden uit het boek. Kijk naar de details! - Emoties zijn niet altijd makkelijk weer te geven, zeker in een sobere tekenstijl. Toon de kinderen de ogen van de eend en de dood, lees dan de bijhorende tekst – of omgekeerd. Slaagt de illustrator erin om de emotie in de tekst weer te geven in de illustraties? Waarom (niet)? Moeten illustraties weergeven wat de tekst zegt? Moeten ze de tekst aanvullen? Geeft dat een meerwaarde aan het verhaal? - De eend en de dood zijn zo goed als altijd samen aanwezig in het verhaal. Enkel in het begin, vóór het echte verhaal begint, staat de eend alleen. Op het einde blijft de dood alleen achter, nadat hij de eend lang nagekeken heeft. Maar waar is de tulp uit de titel doorheen het verhaal? Weten de kinderen waarom deze een tijdje uit beeld blijft? Wat denken ze? Wat vinden ze van de kleur van de tulp? - Wat vinden de kinderen van de allerlaatste prent met de vos, de haas en de dood? De dieren zien hem niet en de dood kijkt ook niet naar hen…
Suggestie 2: taalgebruik In De eend, de dood en de tulp staat geen woord te veel of te weinig. Er wordt véél gezegd, maar je moet tussen de lijntjes lezen. Vinden de kinderen dit ook? Maakt de auteur de juiste woordkeuzes om dit verhaal te vertellen of zouden de kinderen hier en daar ingegrepen hebben in de tekst. Waar? Hoe dan? Hebben ze zelf hele mooie woorden of zinnen gelezen in dit boek? Welke?
De schrijver suggereert veel in de tekst. Over onderstaande zinnen kan je eventueel filosoferen met de kinderen (tips hiervoor vind je in de coördinatorenhandleiding, deel Basis). Vergeet niet ook naar de gelaatsuitdrukkingen te kijken (zie ook het item details bij Suggestie 1: illustraties). Je kan het filosoferen combineren met een gesprek over het de illustraties. - Al een tijdje had de eend zo’n gevoel. - ‘En daar ga jij nu voor zorgen?’ ‘Voor zo’n ongeluk, daar zorgt het leven wel voor,…’ - De dood keek haar glimlachend aan. Eigenlijk was hij best aardig als je even vergat wie hij was - zelfs heel aardig. - De volgende ochtend heel vroeg werd de eend als eerste wakker. Ik ben niet dood! dacht ze. - ‘Dus jij weet het ook niet!’ snaterde de eend. De dood keek haar aan. - Zo is het dus als ik dood ben, dacht ze. De vijver – helemaal alleen. Zonder mij. - Hij (de dood) vond het niet moeilijk om over de dood te praten. - Hij keek haar lang na. Toen hij haar uit het oog verloor moest de dood even slikken. Maar zo was het leven.
Tot slot: even terugblikken Neem even je flap terug waarop je de verwachtingen van de kinderen noteerde. Bespreek deze kort en vergelijk de meningen voor en na het lezen: - Werden de verwachtingen ingelost bij het lezen van het boek? - Was het verhaal zoals de kinderen het zich hadden voorgesteld? - Vonden ze het verhaal leuk, ook al waren er misschien verrassende, onverwachte wendingen in het verhaal die ze helemaal niet verwacht hadden? - Waren ze teleurgesteld? Verliep de verhaallijn niet zoals ze gedacht hadden? Hoe hadden zij het gedacht? Hoe zouden ze het verhaal zelf laten verlopen of laten eindigen? Kortom, wat zouden ze anders gedaan hebben? - Misschien hebben ze een neutrale of niet echt een uitgesproken mening? Afrondende discussiepunten over de al dan niet ingeloste verwachtingen van de kinderen: - Zouden de kinderen het boek ontleend hebben in de bibliotheek als het niet op de KJV-lijst stond? Hoe komt dit? Wat is voor hen een doorslaggevend element om een boek te lezen? Lezen ze wel eens een boek dat niet meteen een ‘dit moet ik lezen’-effect op hen heeft? Vertel eens. - Zijn de kinderen tevreden nu ze het boek gelezen hebben? - Zouden ze hun vrienden, klasgenoten of familie dit boek aanbevelen? Wat gaan ze vertellen om het boek te promoten? Wat sprak hen het meest aan, wat is de grootste troef van dit boek? Een doe-opdracht: - Hoe ziet de dood er volgens de kinderen uit? Kunnen ze hem tekenen? - of - Laat de kinderen een tekening maken over hoe het is om dood te zijn. Wat zie je dan? De materialen die de kinderen maken, kan je misschien uithangen in de bib, klas, school, plaats waar je samenkomt met de kinderen… Je kan er eventueel enkele foto’s van nemen en doormailen naar Wolf Erlbruch, met een korte uitleg erbij hoe de werkjes tot stand kwamen.
Meer lezen Prentenboeken over de dood en afscheid nemen: Een raadsel voor Roosje / André Sollie (Querido) Een griezelmeisje / Edward van de Vendel en Isabelle Vandenabeele (ill.) (De Eenhoorn)
Kleine Dood en het meisje / Kitty Crowther (Querido) Verdriet / Michael Rosen en Quentin Blake (ill.) (Hillen) Krullen / Hilde Vandermeeren en Tim Polfliet (ill.) (Davidsfonds/Infodok) Hoe oma plots verdween / Pieter Gaudesaboos (Lannoo) Vader en Dochter / Michael Dudok de Wit (Leopold) Informatieve boeken: Ik weet niet wat ik weten moet / Riet Fiddelaers-Jaspers en Annelies den Ouden-ten Wolde (ill.) (Ten Have) Dood en sterven / Bruce Sanders (Corona) Dood zijn, hoe lang duurt dat / Werner Storms (Clavis) Laat de kinderen leestips uitwisselen. Wat kinderen mooi vinden aan een boek en de manier waarop ze hierover vertellen aan elkaar, is soms veel effectiever dan wat wij als volwassenen allemaal inbrengen. Misschien kennen de kinderen nog heel wat boeken die over de dood gaan, boeken die hen eventueel ooit geholpen of getroost hebben. Hen (eventueel als vooropdracht) deze boeken laten meebrengen kan wel fijn zijn. Je kan als begeleider een voorgedrukt lijstje met extra leestips meegeven, maar voorzie ook plaats voor tips die de kinderen onder elkaar uitwisselen.