Lestip 'Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam' Over het boek Door haar eigen, originele vertel- en tekenstijl maakt Gerda Dendooven dit oude volksverhaal over het varken en zijn krulstaart opnieuw springlevend. Op de prachtige pastelkleurige illustraties werkt God alle dieren af met een kleur, een naam én een eigen kenmerk dat ze maakt tot wat ze zijn. Het varken verschijnt te laat op het appèl. Een krul in de staart kan nog net. Een humoristisch prentenboek waarin God wordt neergezet als een mopperende oude man die snel op zijn tenen is getrapt. Het toevoegen van anachronistische elementen als 'er mag geen pers aanwezig zijn' maakt het verhaal niet alleen eigentijds maar ook grappig. Auteur(s) Gerda Dendooven Uitgeverij Querido / 2010 Aantal pagina's 36 p. ISBN 9789045107592 Genre Fictie Prentenboek Doelgroep 1ste leerjaar, 2de leerjaar Trefwoorden Auteur lestip Vera Geeraerts)
VOORAF Stel het boek voor: •Toon het prentenboek aan de juryleden en lees de titel. Vinden ze de titel uitnodigend? Wie schreef en illustreerde dit boek? •Bekijk samen de cover. Waaraan denken de juryleden als ze die zien? •Lees nu de tekst op de achterflap voor, waarbij de juryleden titel en cover in het achterhoofd houden. •Welke verwachtingen hebben de juryleden over dit boek? Je kan op een flap in enkele woorden deze verwachtingen noteren. Later kan je kijken of ze ingelost werden of niet.
Leesdagboek
In plaats van op een flap te noteren, kunnen de juryleden hun verwachtingen ook noteren in hun KJVleesdagboek of in een ander mooi schriftje of mapje. Het is leuk om dit bij de hand te houden wanneer ze het boek werkelijk lezen (of laten voorlezen). Ze kunnen mooie zinnen opschrijven (of dicteren), woorden die ze opmerkelijk vonden, een verwijzing naar een – voor hen – bijzonder of grappig of… fragment… Bij de bespreking hebben ze dan meteen wat bruikbaars bij de hand. Dit schriftje/mapje kunnen ze ook gebruiken voor de andere boeken van de lijst. Ze kunnen er o.a. een tekening over het boek bij maken. Misschien kan het later wel meegenomen worden naar het slotfeest en kan de auteur/illustrator er in signeren. In het KJV-leesdagboek is hiervoor de nodige ruimte gelaten. De juryleden die zelf (nog) niet goed kunnen lezen, kunnen van het leesdagboek of schriftje een fijn lees-, teken-, en schrijfmoment maken met mama, papa, zus, broer, juf of meester, opa, tante, KJVbegeleider…
PRATEN OVER HET BOEK Thema’s •de schepping •dieren •God •humor Je kan een kort gesprekje houden of een woordspin opbouwen per thema: aan welke elementen uit het verhaal denken de juryleden bij een bepaald thema? Schrijf de woordspinnen op flappen en hang die nadien naast elkaar. Zijn er woorden die opduiken bij verschillende thema’s? Hoe zou dit komen? Kunnen de juryleden er een verklaring voor geven?
Methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’), alsook naar Chambers’ boek Vertel eens (Biblion, 2002) en in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14 over het onderwerp van gesprek (p. 93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van die hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat vragen zonder aanpassingen gebruiken.
Tip: groepjes maken Naargelang de grootte van je leesgroep kan je voor de vier-kolommen-methode groepjes maken van drie tot vijf personen. In plaats van de vier basisvragen met de hele groep te beantwoorden, laat je de juryleden de vragen
eerst in kleine groepjes beantwoorden. Laat hen hun antwoorden op een flap of een A4-blad noteren. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je of de juryleden het al dan niet eens zijn met elkaar. Op die manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je stillere kinderen de kans om ook hun mening te zeggen. Misschien krijg je hierdoor ook meer meningen te horen omdat de juryleden zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Vrees je dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening verkondigen? Dan kan je vooraf al eens nadenken of je de samenstelling van de groepjes wat kan sturen. De ideeën die volgen in dit werkmodel kan je gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking of als deel van de methode Chambers. Je kan ideeën combineren, mixen of weglaten!
Tip: lees- en schrijfhulp Omdat deze jonge juryleden vaak nog niet (vlot) zullen kunnen lezen en/of schrijven, kan je oudere juryleden, leesmama’s en/of papa’s, andere leeshulpen… inschakelen om de begeleiding van de groepjes en het noteren vlotter te laten verlopen. Uiteraard maak je als coördinator vooraf goede afspraken maken met deze lees- en schrijfhulpen: je moet natuurlijk de meningen van jouw jonge juryleden krijgen en niet de gestuurde mening van de helper van dienst.
Woorden, geen beelden Vergeet wat er bij het stukje ‘vooraf’ staat en laat géén cover zien. Lees enkel de titel voor en vraag de juryleden hoe het varken eigenlijk aan zijn krulstaart kwam? Laat hen kort zelf fantaseren hoe het verhaal zou kunnen gaan. Lees dan het verhaal voor, maar laat weer geen illustraties zien! (Zie ‘Illustraties’ voor een bespreking van de tekeningen.) Het is fijn als je verschillende stemmen kan gebruiken en met passende intonaties de sfeer van het verhaal kan weergeven. Vergelijk wanneer het verhaal uit is de verzinsels van de juryleden met het echte verhaal. Wie kwam in de buurt? Vonden de juryleden het antwoord van Gerda Dendooven op de vraag hoe het varken aan zijn krulstaart kwam goed? Waarom (niet)? Vertel erbij dat Gerda Dendooven dit verhaal niet echt helemaal zelf verzonnen heeft. Dit is een oud volksverhaal, dat opgeschreven is door onder meer Felix Timmermans (1886-1947. Het is leuk om dat oude verhaal op te snorren en er een klein stukje uit voor te lezen. Dat kan je dan vergelijken met de moderne versie van Gerda.
Illustraties Als je effectief het verhaal voorgelezen hebt zonder dat de kinderen illustraties gezien hebben, kan je hen in groepjes verdelen en hen het verhaal zelf laten illustreren:
•Hoe stellen zij zich Onze Lieve Heer voor? Wie is dat voor hen? •Hoe tekenen ze de engel Gabriël? •Hoe zien de juryleden al die blote beesten bij elkaar? •Hoe ziet de voor- en nabewerking van de dieren er uit? Spreek af wie welke scène tekent. Als iedereen klaar is, lees je het verhaal opnieuw voor en laat je de illustraties van Gerda Dendooven zien. Vergelijk na het voorlezen de illustraties van de juryleden met die van Gerda. Hoe heeft zij de Goede Vader voorgesteld? En de engel(en) en de dieren? En hoe deden de juryleden dit? Deze vragen kunnen aan bod komen bij een verdere bespreking van de illustraties. Vraag hen telkens om voorbeelden te zoeken in het boek. •Vinden de juryleden dat de illustraties passen bij dit verhaal? Waarom wel/niet? •Vertellen de illustraties enkel wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? •Vinden de juryleden de tekeningen mooi of lelijk? Kunnen ze ook vertellen wat deze tekeningen mooi of lelijk maakt? •Hoe zouden ze deze tekenstijl omschrijven? •Welke materialen heeft Gerda gebruikt? •Kunnen de juryleden iets vertellen over het kleurgebruik en de techniek? Roze, wit, grijsblauw en groen komen vaak voor. De illustraties lijken nog niet afgewerkt, zoals de schepping ook nog niet af is. •Hoe verhouden de tekst en de tekeningen zich tot elkaar? Is er meer tekst of zijn er meer tekeningen? Wat is het belangrijkst? •Geven de tekeningen ook emoties weer? •Welke sfeer geven de tekeningen weer? Hebben de juryleden het gevoel dat ze bij het begin van de schepping te staan, dat er is nog veel werk, dat alles nog onaf is…? Of roepen de tekeningen een heel andere sfeer op? Waarom? •Wat vinden ze van de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de personages en de dieren? De illustraties zitten boordevol details! Hieronder vind je een lijstje van details die je met de juryleden kan bespreken. Je kan (kleuren)kopieën van die prenten nemen en ze één voor één uit een zak of doos nemen en bespreken. Hadden de juryleden dit alles ook zelf gezien? Misschien ontdekken zij nog veel meer… •Vergelijk de varkentjes van de schutbladen vooraan met het varkentje achteraan. Zien de juryleden het verschil? •Wat vinden de juryleden van de kleren van de Goede Vader? •Waarom nam de Goede Vader handschoenen mee? Je kon ze eerder al in de dozen zien liggen. •Hoe zouden de juryleden de Goede Heer aankleden? Zouden zij hem een gezicht geven? Gerda Dendooven heeft hem slechts één keer een hoofd gegeven. En dan nog… Hadden de juryleden dit verwacht? Vinden ze dit kunnen? Zijn ze hierover teleurgesteld? Waarom (niet)? Vinden ze het fijn om hun eigen fantasie nog te gebruiken en zelf nog zaken te moeten invullen? Waarom? •Wijs de juryleden op de affiche met de kip en het ei. Weten zij wat eerst was? •Er wordt niet altijd exact getekend wat er geschreven staat. Moet dit trouwens? Wat vinden de juryleden hiervan? Zoek samen voorbeelden: kijk bij het begin van het verhaal goed naar de stand van de vleugels van de engel Gabriël, lees dan de tekst: ‘Zijn grote vleugels sleepten over de grond.’ Of deze zin: ‘En wat komt de Goede Heer dan wel afwerpen,’ schreeuwde een klein beestje dat blauw van de kou in een boom hing.’ Welk klein blauw beestje?
Reconstrueren van het verhaal Maak een aantal (kleuren)kopieën van de illustraties uit het boek. Leg ze door elkaar. Laat de juryleden de prenten in de juiste volgorde leggen. Hierdoor kan je het verhaal kort reconstrueren. Kies je illustraties zo, dat er voldoende samenhang in het verhaal zit en je nadien ook nog een gesprekje over de tekeningen en het taalgebruik kan houden.
Personages Je kan kaartjes maken met daarop een afbeelding of de naam van een personage of dier. Verdeel de juryleden in groepjes. Laat elk groepje een kaartje nemen en praten over dit personage. Nadien stellen de juryleden de personages aan elkaar voor en vertellen ze er uitgebreid over. Geef hen eventueel eerst wat richtvragen. Als je lees- en schrijfhulp hebt, kunnen zij de groepjes mee helpen begeleiden. Neem een interview af van de verschillende personages. Laat de juryleden kiezen welk personage ze willen zijn. Je kan dit wat inkleden door wat attributen te voorzien zoals een micro, een pruik, een krultang, een verfdoos, wie weet zelfs een stel vleugeltjes en een roze vest, zodat de juryleden zich zo goed mogelijk kunnen inleven. Met zo’n interview kan je op een leuke en ongedwongen manier toch dieper ingaan op het verhaal en naar meningen van de juryleden vragen.
God Gerda Dendooven gebruikt geen enkele keer het woord God in haar verhaal. Welke namen gebruikt ze wel? Kennen de juryleden die namen? Wie gebruikt de namen wel eens zelf? Kunnen ze nog andere namen geven? Wat vinden de leden van de tekeningen van God in het verhaal? Hoe stellen zij Onze Lieve Heer voor? Als ze tekeningen gemaakt hebben, kan je die hier bespreken. Het personage van God laat zich goed gebruiken om rond te filosoferen met de kinderen. Tips vind jein de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’).
De dieren Welk dier uit het verhaal zouden de juryleden willen zijn? Waarom? Vinden ze dat er nog meer dieren aan bod hadden moeten komen in dit verhaal? Waarom wel/niet?
Het varken God verricht een wonder om het varken uiteindelijk toch te helpen. Kunnen de juryleden een andere oplossing bedenken? Zouden zij het varken op een andere manier aangepast hebben om zijn droom waar te maken (te
kunnen vliegen)? Hoe zouden ze dat doen?
Taalgebruik, stijl en vorm Hieronder staan enkele zinnen uit het boek. Houden de juryleden van de woordkeuzes, de herhalingen, de vergelijkingen, de humor? Kunnen ze zelf ook voorbeelden geven? •‘Hij slofte, slof slof, over de aardbol en blies af en toe op de trompet, want hij had iets belangrijks te zeggen. Teut teut. Maar het klonk flauwtjes.’ •‘Kijk, hoe de beesten verblauwen van de kou zo zonder pels.’ •‘Ola, het teentje is langer dan de rok.’ •‘Alors en let’s go, Gabriël. Onze Lieve Heer spreekt, echt waar, alle talen.’ •‘Er was een krultang en een haardroger op één poot … een fornuis en een microgolfoven, een dampkap en nog teen en tander.’ •‘Engelen, spoel snel de penselen uit, de wolk staat te wachten. Haast u een beetje, want ik wil vanavond nog naar Idool kijken op tv.’ •‘Ik werd wakker in een nachtmerrie. Naast mij stond iets met krullen en het zei: ‘Ik ben een schaap.’’ Hier kan je als begeleider opnieuw aanhalen dat dit verhaal een bewerking is van een oud volksverhaal. Vinden de juryleden de verwijzingen en de zinnen dit oude verhaal modern maken? Bijvoobeeld: •De drukke agenda van God •Het roze pak van God en zijn schoenen met een bontrandje aan •De tv •De microgolfoven Bespreek de specifieke stijl van Gerda Dendooven, haar taal en humor. Je kan het ook kort hebben over het lettertype dat soms roze en soms wit is, over de bladschikking en de afwisseling tussen tekst en illustraties (soms wordt de tekst over de illustraties heen gezet).
Doetips Dit verhaal is niet alleen een prentenboek, maar ook een muzikale vertelling. Op basis van enkele illustraties of tekstfragmenten kan je kinderen enkele scènes laten naspelen. Kies de scènes zo dat je de hele bespreking van het boek er aan vast kan haken. Of laat de juryleden hun fantasie gebruiken: lees voor welke dieren Onze Lieve Heer onder handen neemt en laat de juryleden andere dieren uitbeelden. Een leuke afsluiter: in het prentenboek staat een pagina met contouren van dieren en een opdracht: ‘Help de Goede Heer een handje. Geef de dieren een kleur en een naam!’ Kopieer die pagina en voer de opdracht uit. De juryleden mogen uiteraard ook andere dieren tekenen en een naam geven. Laat hen hierbij de techniek toepassen die Gerda Dendooven vaak gebruikt: knippen en plakken… Toon eventueel wat meer boeken van Gerda als voorbeeld.
Extra leuk is het als je alle tekeningen achteraf kan ophangen (eventueel als een mobiel) in de bib, klas, school of plaats waar jullie samenkomen met alle juryleden… Laat de juryleden hun ontwerp (of een foto ervan) opnemen in hun KJV-leesdagboek of schriftje/mapje.
TOT SLOT Even terugblikken… Neem de flap terug waarop je de verwachtingen van de juryleden noteerde vóór ze het boek lazen: •Werden hun verwachtingen ingelost bij het (voor)lezen van het boek? •Was het verhaal zoals zij het zich hadden voorgesteld? Vonden ze het een leuk verhaal? Of waren ze teleurgesteld? Hoe dachten ze dat het zou gaan? Wat zijn de verschillen? •Misschien hebben ze een neutrale of niet echt een uitgesproken mening?
Reclame Zijn de juryleden tevreden nu ze het boek gelezen hebben? Zouden ze hun vrienden, klasgenoten, familie dit boek aanraden?
MEER LEZEN? Om zelf te lezen of te laten voorlezen: •De schepping / Bart Moeyaert en Wolf Erlbruch (ill.) (Querido) •Hoe de wereld begon / Ben Kuipers en Ingrid Godon (ill.) (Leopold) Laat de juryleden leestips uitwisselen. Welke mooie prentenboeken over dieren kunnen ze elkaar aanraden? Ze kunnen de tips van anderen noteren in het KJV-leesdagboek of het eigen schriftje/mapje…