Lestip 'Hoe maak ik tijd?' Over het boek Felix moet van zijn mama alleen op bezoek bij zijn tante Zweem. Wanneer hij zegt dat hij 'Geen tijd' heeft, zegt zijn mama: 'Dan maak je maar tijd!' Felix vindt dat een goed idee. Samen met zijn (dode) opa, zijn vriend Pieter en een eigenaardige brillenverkoper probeert hij tijd te maken. Maar hoe doe je dat? Auteur(s) Evelien de Vlieger, Wendy Panders (illustrator) Uitgeverij Lannoo / 2011 Aantal pagina's 80 p. ISBN 9789020998092 Genre Fictie Doelgroep 4de leerjaar, 5de leerjaar Trefwoorden Auteur lestip Nathalie Serraris, Raf De Smedt
Aanzet –Kringgesprek Vraag de kinderen naar een herinnering aan iets wat ze moesten doen van hun ouders, terwijl ze daar heel hard tegen op zagen. ––Kan je wat meer vertellen over dat moment? ––Waarom zag je er zo tegen op? ––Probeerde je eronder uit te komen? Hoe dan? ––Is het je gelukt om eronder uit te komen ? Hoe dan? ––Of heb je gedaan wat er van je verwacht werd? En viel dat uiteindelijk mee of tegen? Vraag even verder door op de smoezen die je kan bedenken om aan een vervelend klusje te ontsnappen. Mogelijk is één van de antwoorden dan : ‘Ik heb geen tijd’. Gebruik dat antwoord als aanleiding voor een klasgesprek rond ‘tijd’ : ––Wat is tijd? ––Bestaat tijd? ––Kan je tijd ‘hebben’ of ‘niet hebben’? ––Kan je tijd ‘maken’? ––Bestaat er zoiets als ‘snelle tijd’ of ‘trage tijd’ ? Probeer met de kinderen tot slot tot een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het begrip ‘tijd’ te komen. Hang
aan bord een flap waarop je in het midden ‘tijd’ noteert. De kinderen krijgen een paar dagen de tijd om over het begrip na te denken. Ze noteren hun bedenkingen in de loop van de Jeugdboekenweek op die flap. Is de bedenktijd om, dan zoek je samen het woord op in het woordenboek of op Wikipedia. Vergelijk met de resultaten die de kinderen vonden. Pak je het graag groots aan? Hang dan een grote flap uit op de speelplaats en nodig de hele school uit om mee na te denken over het Jeugdboekenweek-thema. EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.2 Lager - Wereldoriëntatie - Brongebruik 7
–Boek voorstellen Op pagina 6 staat een grappig citaat (geïntegreerd in de afbeelding van een kalenderblaadje): “De tijd is een opgezet konijn waarvan je dacht dat het echt was, waarvoor je je wanten al uittrekt om het te aaien tot je dichterbij komt en de glazige oogjes zeggen : Te laat ! Te laat !” Noteer dat op het bord of projecteer de hele illustratie met citaat op het digibord. Laat het boek zien en zeg dat het citaat uit Hoe maak ik tijd? komt. Vraag hen de definitie van tijd uit dit citaat te vergelijken met de definitie die zij eerder vonden. Daag de kinderen uit om hun bedenkingen en gedachten duidelijk te verwoorden. Hulpvragen zijn : ––Welke omschrijving spreekt je het meest aan? Waarom? ––Welke omschrijving is volgens jou het meest correct? Waarom? Er bestaan geen goede of foute antwoorden.
EINDTERMEN ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1
Verwerkingsactiviteiten Als kernactiviteit lees je het hoofdstuk per hoofdstuk voor. Op elk hoofdstuk laat je een opdracht aansluiten. Hieronder geven we enkele suggesties.
–Algemeen Doorblader het boek en laat de kinderen de paginanummers bekijken. Merken ze iets speciaals op? De paginanummering bovenaan telt op, die onderaan telt af. Bovendien worden de paginanummers onderaan weergegeven in een bom die aan het einde van het boek ontploft. Het is fijn om kinderen zulke details te laten ontdekken.
–Hoofdstuk 1 – 14 :03
In het eerste hoofdstuk worden een aantal spreekwoorden en zegswijzen gebruikt waarmee de auteur de tekst rijker maakt. Tijdens het voorlezen sta je stil bij die bijzondere uitdrukkingen. Op pagina 4 bijvoorbeeld staat : “De tijd gaat snel, gebruik hem wel” : ––Ken je de uitdrukking ? Gebruik je hem zelf? ––Wat is de betekenis van de uitdrukking? Kan je de betekenis uit de context afleiden? Sta op eenzelfde manier stil bij alle volgende spreekwoorden in het boek. Geef kinderen de kans om het zelf aan te geven wanneer ze er één horen. De gehoorde uitdrukkingen inventariseer je. Tot slot laat je de kinderen verder op zoek gaan naar zegswijzen en spreekwoorden rond tijd. Rebussen hebben vaak een spreekwoord als oplossing. Overloop samen hoe een rebus gemaakt wordt en vraag de kinderen om de spreekwoorden rond tijd die ze vonden onder de vorm van een rebus voor te stellen. Hang de resultaten op een prikbord waar ze door iedereen bekeken en ontcijferd kunnen worden. Vergelijk de rebussen die eenzelfde spreekwoord als oplossing hebben.
EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1
–Hoofdstuk 2 – 14 :35 In hoofdstuk 2 worden allerlei lijstjes gemaakt rond tijd. Laat kinderen zelf eerst dergelijke lijstjes aanleggen : een lijst van goede (en slechte) tijden, een lijst van dingen waaraan je tijd verspilt, een lijst van mensen die veel tijd hebben. Iedereen kleeft nadien zijn lijstjes op één groot vel papier. Laat ze voorlezen. Pas daarna lees je de lijstjes op pagina 8 en 9 voor. Vergelijk met de zelf samengestelde lijstjes.
EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Lezen 3.5
–Hoofdstuk 3 – 15 :11 In dit hoofdstuk worden zinnen speels ingekort, om tijd te winnen. Zo wordt “Mooi weer vandaag, maar koud” eerst “Mooi weer vndaag, mr koud” en verderop simpelweg “Br!” Laat de kinderen daar varianten op bedenken. Bijvoorbeeld : “Het schip zinkt in de stormzee” wordt “Blubblublub” en “De trein raast razendsnel voorbij” wordt “Tsjoektsjoek !”
EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (taalsysteem) 6.5
–Hoofdstuk 4 – 15 :46 In dit hoofdstuk maakt Felix een lijstje met de goede dingen van tante Zweem. Geef alle kinderen een blanco klaslijst. Naast de naam van elke klasgenoot schrijven ze iets goeds. Nadien knip je de klaslijsten in stroken. Elk
kind krijgt zo een pak complimenten. Complimenten uitdelen (en ze ontvangen) is niet altijd makkelijk, maar het betreft natuurlijk een belangrijke sociale vaardigheid (cf. de Axen van de pauw en de wasbeer).
EINDTERMEN ● ●
Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2 Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.3
–Hoofdstuk 5 – 16 :07 Laat je de kinderen een snelle, eenvoudige schets maken van hoe tante Zweem er uitziet, op basis van de beschrijvingen in het boek. Vergelijk hun schetsen nadien met de illustraties in het boek op pagina’s 16 en 18.
EINDTERMEN ●
Lager - Muzische vorming - Beeld 1.6
–Hoofdstuk 7 – 17 :54 Hoofdstuk 7 bevat een aantal illustraties van reële en gefantaseerde klokken (bijvoorbeeld: de ‘geen-tijd-klok’ die geen wijzers heeft). Als voortaak bij dit voorleesfragment laat je kinderen op zoek gaan in tijdschriften en op internet naar allerlei afbeeldingen van klokken, wekkers, pendules, wekkerradio’s, horloges … Eventueel maken ze zelf kleine tekeningen. De kinderen kleven alle afbeeldingen op een groot vel papier. Dat gebruik je tijdens het voorlezen van dit hoofdstuk als achtergrond. Leg hen uit dat hun collage de etalage van Pep verbeeldt, de optiekzaak waar Felix de bril van zijn moeder moet gaan afhalen. Je kan ook een tocht door de tijd maken en de leerlingen laten uitzoeken hoe mensen doorheen de geschiedenis de tijd leerden meten en registreren. Welke meetinstrumenten gebruikten ze vroeger (bijvoorbeeld : een zonnewijzer) ? Laat hen hier ook afbeeldingen van zoeken en die bij de collage kleven als extraatje. Zo raakt de etalage van Pep nog gevulder.
EINDTERMEN ● ●
Lager - ICT - 1 Lager - Wereldoriëntatie - Brongebruik 7
–Hoofdstuk 8 –18 :33 In dit hoofdstuk legt Pieter aan Felix uit wat een ‘biologische klok’ is. Peil naar de (voor)kennis van de kinderen over dit begrip en laat hen voorbeelden opsommen. Bij weinig voorkennis laat je hen het begrip googelen. Laat hen hun voorbeelden vergelijken met de voorbeelden die op pagina 39 in het boek staan opgesomd.
EINDTERMEN ● ●
Lager - ICT - 1 Lager - Wereldoriëntatie - Brongebruik 7
–Hoofdstuk 9 – 18 :57 Pieter lust geen coq au vin, zoveel is duidelijk na het voorlezen van dit hoofdstuk. Ga in een kringgesprek na wat de kinderen wel en niet lusten. Het hoofdstuk eindigt met een opmerking over bedtijd. Ook dat kan aanleiding zijn voor een kringgesprek. Wanneer moeten de kinderen gaan slapen? Is dat anders in de week dan tijdens het weekend?
EINDTERMEN ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1
–Hoofdstuk 11– 06 :00 In dit hoofdstuk schrikt Felix wakker omdat hij zijn poesjes uit het oog verloren is. De poesjes jouwen hem uit om zoveel vergeetachtigheid en wel zo : “Miezerd, mierenmensje, miezemuizer” (p. 47). Laat de kinderen elkaar ook allitererend uitjouwen.
EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1
–Hoofdstuk 15 – 12 :39 In dit hoofdstuk fluistert opa Felix een verhaal in. Gebruik dat als aanleiding om een meditatieoefening te doen. Laat die plaatsvinden in een stille ruimte waar alle kinderen, net als Felix, languit op hun rug kunnen liggen. Voorzie een neutraal, rustgevend muziekje op de achtergrond. Inspiratie voor een meditatietekst vind je op internet. Kies een niet al te wollige tekst uit.
EINDTERMEN ● ●
Lager - Muzische vorming - Beweging 4.1 Lager - Muzische vorming - Attitudes 6.1
–Hoofdstuk 17 – 14 :31 Lees voor tot en met pagina 74. Geef de kinderen even de tijd om te noteren hoe het verhaal volgens hen verder zal aflopen. Geef hen voldoende de kans om hun zelfbedachte wendingen te verwoorden. Lees daarna de rest van het boek voor. Ga tot slot na met de kinderen op welke manier Felix nu eigenlijk tijd heeft ‘gemaakt’.
EINDTERMEN ●
Lager - Nederlands - Strategieën 5.1
En verder –Recordboek Maak een eigen recordboek. Bedenk met de klas allerlei uitdagingen waarin ze binnen een bepaalde tijd moeten slagen. Elk kind moet bij minstens één activiteit aan bod komen. Nadien voorzie je een soort wedstrijdmoment waarbij de lijst zelfbedachte proeven ook wordt uitgevoerd en waarbij jij met een chronometer de tijd registreert. Zijn er activiteiten die door meerdere kinderen worden uitgevoerd ? Dan wordt het kind met de beste tijd vereeuwigd in een zelfgemaakt klas-recordboek. Je kan deze opdracht ook met meerdere klassen tegelijk laten uitvoeren, of je kan de uitdagingen integreren als activiteiten tijdens een sportdag.
EINDTERMEN ● ●
Lager - Lichamelijke opvoeding - Motorische competenties (zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties) 1.1 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.3