Hoe maak ik een sectorwerkstuk? Onderzoeksvaardigheden voor klas 10 VMBO-t
Geert Grote College Klas 10 VMBO-t 2012-2013
NAAM:………………………………………………………………………………………………………… KLAS:……………………
Geert Grote College klas 10 vmbo-tl
Inhoudsopgave INLEIDING
4
WAT IS EEN SECTORWERKSTUK?
5
ONDERZOEK DOEN
5
EEN ONDERZOEKSPLAN MAKEN
5
ONDERWERP KIEZEN FORMULEREN VAN EEN PROBLEEMSTELLING DEELVRAGEN OPSTELLEN INFORMATIE VERZAMELEN PLANNING MAKEN URENVERANTWOORDING
6 6 6 6 6 7
EEN SCHRIFTELIJK VERSLAG SCHRIJVEN
7
TITELPAGINA INHOUDSOPGAVE VOORWOORD INLEIDING PROBLEEMSTELLING EN DEELVRAGEN UITWERKING VAN DE HOOFD- EN DEELVRAGEN RESULTATEN CONCLUSIE DISCUSSIE BRONNENLIJST BIJLAGEN
8 8 8 8 8 8 9 9 9 9 9
TIPS VOOR HET UITWERKEN VAN JE VERSLAG!
9
VORMGEVING AFKORTINGEN CITATEN EN PARAFRASEREN ILLUSTRATIES LAY-OUT HOOFDSTUKNUMMERING PAGINANUMMERING SPELLING
9 10 10 10 10 10 10 10
EEN PRODUCT MAKEN
10
2
EISEN VOOR HET SECTORWERKSTUK VMBO-T 10EKLAS GEERT GROTE COLLEGE
11
INLEVERDATA
12
PRESENTEREN
13
VOORBEELDEN VAN PRESENTATIEVORMEN/PRODUCTEN
13
PROCES
14
LOGBOEK BIJHOUDEN TIJDSCHEMA BIJHOUDEN PROCESVERSLAG
14 14 14
EEN BEGELEIDER ZOEKEN
14
1E VOORTGANGSGESPREK MET JE BEGELEIDER 2E VOORTGANGSGESPREK 1E BEOORDELINGSGESPREK MET JE BEGELEIDER OP BASIS VAN LOGBOEK EN VOORLOPIGE CONCLUSIES EN HET VERZAMELDE MATERIAAL. 2E BEOORDELINGSGESPREK NAAR AANLEIDING VAN JE DEFINITIEVE SECTORWERKSTUK
15 15
BEOORDELING VAN HET SECTORWERKSTUK
16
1. 2. 3. 4. 5. 6.
16 16 16 16 16 16
ONDERDEEL: HET PROCES ONDERDEEL: DEFINITIEVE BEOORDELING VAN HET WERKSTUK ONDERDEEL: BEOORDELING VAN DE OPBOUW VAN HET WERKSTUK ONDERDEEL: PLANNING ONDERDEEL: PRESENTATIE EINDBEOORDELING
BEOORDELING SECTORWERKSTUK KLAS 10 VMBO-T
3
15 15
17
Inleiding Door het werken aan je sectorwerkstuk laat je zien dat je algemene vaardigheden voldoende beheerst. Met de algemene vaardigheden worden vaardigheden als plannen, samenwerken, zelfstandig werken, informatie zoeken, verwerken en presenteren bedoeld. In dit boekje is de algemene informatie over het sectorwerkstuk te vinden. Bij dit informatieboekje hoort ook nog een opdrachtenboekje. In het opdrachtenboekje staan opdrachten die je helpen om je sectorwerkstuk op een goede manier uit te voeren. Alle VMBO-T leerlingen in de 10e klas moeten een sectorwerkstuk maken. Dit is één van de onderdelen van het VMBO-T examen, het maken en presenteren ervan moet dus voldoende worden afgesloten.
Veel plezier!
4
Wat is een sectorwerkstuk? Een sectorwerkstuk is een grote opdracht waar elke 10 vmbo leerling kan laten zien welke vaardigheden hij of zij in de loop van de jaren heeft opgedaan. Het sectorwerkstuk bestaat uit het doen van een onderzoek, waarbij een schriftelijk verslag, een presentatie en een procesverslag hoort. Het werkstuk bestaat dus uit verschillende onderdelen en het sectorwerkstuk is eigenlijk alle losse delen bij elkaar. Vaak wordt het sectorwerkstuk alleen gezien als een schriftelijk verslag, maar dat is dus maar 1 onderdeel ervan.
Onderzoek doen Het grootste gedeelte van je sectorwerkstuk ben je bezig met onderzoek doen. Een onderzoek start altijd met een vraag. Je wilt weten waarom iets op die manier gebeurt. Je onderzoek begint daarom altijd met een onderwerp en een hoofdvraag. Daarna kunt je op verschillende manieren onderzoek doen. Ten eerste doe je altijd een literatuuronderzoek en ten tweede doe je ook nog een actief onderzoek. Een literatuuronderzoek doen is het raadplegen van allerlei bronnen en daar schriftelijk een verslag van maken. In dit schriftelijk verslag worden de onderzoeksvragen beantwoord. De bronnen hoeven niet alleen literatuur te zijn. Je zou ook aan documentaires, folders en films kunnen denken. Voorbeelden van actief onderzoek zijn: veldwerk – enquête – interview – onderzoek – meelopen – bezoek museum – bezichtiging – enzovoorts … Proefondervindelijk – een proef bij natuurkunde/scheikunde/biologie. Je onderzoek moet dus ook een onderdeel actief onderzoek bevatten. Veel leerlingen vinden het handig om bijvoorbeeld een enquête te doen. Let daarbij ook op dat een enquête opstellen niet altijd gemakkelijk is. Je zult om actief onderzoek te kunnen uitvoeren eerste literatuuronderzoek moeten doen over het actief onderzoek doen. Uiteraard moet je hiervan verslag doen en al het bewijs kunnen overleggen, dus zorg dat je zorgvuldig te werk gaat!
Een onderzoeksplan maken Je start je sectorwerkstuk met het maken van een onderzoeksplan. Als je je onderzoekplan af hebt is dat al het halve werk. In je onderzoekplan noteer je je onderwerp. Vervolgens komt er in je onderzoeksplan een hoofdvraag en deelvragen. Ga je alvast op zoek naar wat informatiebronnen voor je onderwerp en maak je een planning voor je sectorwerkstuk. Als je dus je onderzoeksplan serieus opvat en daar je best voor doet dan hoef je voor de rest van het sectorwerkstuk alleen nog maar je planning te volgen. Makkelijker kan het toch niet? Voor het maken van een onderzoeksplan staan opdrachten achterin dit boekje.
5
Onderwerp kiezen Je mag zelf een onderwerp kiezen, mits het onderwerp een relatie heeft met één van de vakken uit je sector. Probeer een onderwerp te vinden waarin je geïnteresseerd bent en waarvan je bereid bent er energie in te steken. Je mag opdrachten uit andere vakken gebruiken voor dit werkstuk, ook je stage ervaringen mag je inzetten (het werkstuk is wel iets anders dan je stageverslag!) Kies een onderwerp wat je interessant vindt. Zoek een onderwerp via internet, of blader door de encyclopedie of een krant. Wat je ook kiest: zorg ervoor dat je onderwerp niet te uitgebreid is. Anders zie je al snel door de bomen het bos niet meer. Beperk je tot één aspect, één periode of één gebied. Vind je het moeilijk om een onderwerp te kiezen dan kun je de opdracht maken: ‘een onderwerp vinden voor je sectorwerkstuk’ In het opdrachtenboekje voor het maken van een sectorwerkstuk.
Formuleren van een probleemstelling Je hebt een onderwerp gekozen, maar wat wil je precies weten? Je gaat je probleemstelling, ook wel de hoofdvraag, formuleren. Dat is de centrale vraag waarop je aan het eind van je werkstuk een antwoord geeft. De probleemstelling bevat altijd een vraagwoord als wie, wat, waar, waarom of wanneer? Formuleer je probleemstelling zo concreet en exact mogelijk. Het mag geen vraag zijn waar je alleen ja of nee op kunt antwoorden.
Deelvragen opstellen Je bedenkt aan de hand van je probleemstelling (hoofdvraag) deelvragen om tot een zo goed mogelijk antwoord te komen. Welke vragen kan je jezelf nog meer stellen om je hoofdvraag te kunnen beantwoorden? Achterin dit boekje staat de opdracht maken het formuleren van een probleemstelling en deelvragen noteren.
Informatie verzamelen Informatie kun je op verschillende manieren verzamelen. Zoek op internet, ga naar de bibliotheek, bezoek een museum en zoek in kranten en tijdschriften. Je kunt zelfs aan personen denken die je kunt interviewen of film die je kan bekijken om meer in formatie te krijgen over jouw onderwerp. Als je bronnen hebt gevonden. Lees dan alles zorgvuldig en markeer eventueel nuttige informatie of maak een samenvatting.
Planning maken Maak een planning voor het werken aan je sectorwerkstuk. Het maken van een planning, het volgen van de planning en het nakomen van afspraken is een onderdeel van het sectorwerkstukproces. Ook hiervoor krijg je punten. Ga serieus aan de slag met het maken van de eigen planning.
6
Je planning moet aan de volgende eisen voldoen:
Het aantal uren dat je gaat werken tot aan de presentatie Wanneer/waar/wat je met je maatje en met je begeleiders bespreekt Wat moet je regelen voor je onderzoek Wat gaat wie wanneer doen? Stel dus een takenlijst op! Onderscheid de verschillende onderzoeken/deelvragen
Zorg voor een overzichtelijke en gedetailleerde planning ! Let op: Informatie kun je uit verschillende bronnen verkrijgen. Soms is het handig om iemand te interviewen of om een enquête te houden. Bij biologie of bij nask kan het voorkomen dat je een proef wilt doen of een opstelling nodig hebt. Dit zijn tijdrovende onderzoeksmethoden die voorbereiding vragen. Vraag je docent Nederlands om hulp bij het maken van een goed interview of een goede enquête. Als je iets in het bètalab wilt doen, regel dit dan tijdig met een van de toa’s.
Urenverantwoording Aan het einde van het sectorwerkstuk moet je kunnen verantwoorden dat je voldoende tijd nuttig aan het sectorwerkstuk hebt besteed. Voor het werken aan het sectorwerkstuk staan 20 klokuren. Uiteraard gelden alleen de uren waarin je effectief, productief bezig bent geweest. Maak een overzicht waarin je de uren van het sectorwerkstuk kunt noteren. Alle uren moeten verantwoord worden, dus moet je in detail beschrijven wat je wanneer gedaan hebt De verantwoording van je uren moet in je procesverslag. In het opdrachtenboekje staat allerlei opdrachten om je procesverslag en logboek op te zetten en bij te houden.
Een schriftelijk verslag schrijven Heb je genoeg informatie verzameld, dan kun je beginnen met schrijven. Je zult na het verzamelen van de informatie wel allerlei stukjes tekst en informatie hebben, die niet goed 1 geheel vormen. Nu ga je er voor zorgen dat de teksten 1 geheel worden in de vorm van een schriftelijk verslag. Zorg ervoor dat ook het uiterlijk van je werkstuk goed verzorgd is, en denk erom, de hoeveelheid woorden doet er niet zo veel toe, helder en bondig formuleren is vaak beter. De richtlijn is ongeveer 3000 woorden exclusief plaatjes en tabellen etc. En nogmaals het gaat om de kwaliteit, niet om de hoeveelheid!
7
Een werkstuk is opgebouwd uit de onderstaande onderdelen: 1. Titelpagina 2. Inhoudsopgave 3. Voorwoord 4. Inleiding 5. Probleemstelling en deelvragen 6. Uitwerking van de hoofd- en deelvragen 7. Resultaten 8. Conclusie 9. Discussie 10. Bronnenlijst 11. Bijlagen
Titelpagina Op de titelpagina staat tenminste één plaatje De naam van je werkstuk staat erop Naam, datum, klas, docent en vak staan vermeld
Inhoudsopgave Namen van de hoofdstukken en bladzijde nummering aan de rechterkant. Heeft een hoofdstuk subhoofdstukken dan wordt dat ook in de inhoudsopgave weergegeven door het hoofdstuk bijvoorbeeld 1.1 en 2.1 enz. te noemen.
Voorwoord Het voorwoord is het laatste wat je als auteur schrijft en het eerste wat lezers lezen van je werkstuk In het voorwoord schijf je wat de lezers van je verwachten. Je verteld hierin waarom jouw werkstuk het lezen waard is. Je legt verantwoording af aan je lezers. Vaak word er ook in het voorwoord een aantal mensen bedankt.
Inleiding In je inleiding geef je kort weer waar je onderzoek over gaat en je probeert met de inleiding je lezers warm te maken voor je werkstuk. Je beschrijft hierin waarom lezers jouw werkstuk moeten lezen.
Probleemstelling en deelvragen In dit gedeelte geef je in je verslag weer wat je hoofd- en deelvragen zijn.
Uitwerking van de hoofd- en deelvragen In dit gedeelte worden je hoofd en deelvragen uitgewerkt in hoofdstukken. Je onderzoek naar de antwoorden op je hoofdvraag en deelvragen worden in dit deel beargumenteerd. Dit doe door de bronnen te raadplegen en je verhaal te ondersteunen door plaatjes. Als je
8
bronnen gebruikt verwijs dan naar die bronnen door middel van een noot. In je bronnenlijst vermeld je dan de bron.
Resultaten In dit deel presenteer je je resultaten. Dit kan in de vorm van tabellen grafieken, interviews en bijvoorbeeld enquêtes.
Conclusie Uit je onderzoek trek je een conclusie. Je geeft kort antwoorden op je vragen. De onderzoeken en de literatuurstudie zullen je antwoorden geven op de deelvragen. Als je alle antwoorden hebt gevonden, kun je je onderzoeksvraag beantwoorden en je conclusie schrijven. Je komt dus niet met nieuwe feiten en argumenten.
Discussie In de discussie beschrijf je of je hypothese of verwachting is uitgekomen en waarom dit wel of niet juist is. Verder beschrijf je in de discussie wat een mogelijk vervolgonderzoek zou kunnen zijn en waar je meer over zou kunnen vertellen wat verband houd met het onderwerp. Je beschrijft ook wat er goed is gegaan aan je onderzoek en at er fout is gegaan. Ook beschrijf je welke dingen je de volgende keer anders zou doen en waarom.
Bronnenlijst Hierin geef je aan welke bronnen je hebt gebruikt Dit kunnen artikelen, boeken, tijdschriften, films, personen, websites enz. zijn. Vermeld altijd de naam datum en titel van je bron! Je bronnen voldoen aan de volgende eisen: Minimaal vijf keer verschillende bronnen van boeken, kranten, folders, tijdschriften Minimaal drie keer verschillende bronnen van internet.
Bijlagen De bijlagen komen documenten die wel je verslag versterken, maar die niet in je verslag horen. Als je bijvoorbeeld een artikel of reclamefolder als bijlage wilt gebruiken dan kan je in je verslag naar verwijzen en dat dan als bijlage toevoegen aan je verslag. Resultaten van je onderzoek kunnen als bijlage dienen.
TIPS voor het uitwerken van je verslag! Vormgeving De uiterlijke verzorging is bijna net zo belangrijk als de inhoud van je werkstuk. Een aantal algemene tips:
9
Afkortingen Afkortingen als t.a.v. en m.b.t. kun je beter voluit schrijven. Andere afkortingen moeten de eerste keer verklaard worden.
Citaten en parafraseren Soms is het nodig tekstgedeelten uit de literatuur over te nemen. Dit kan op twee manieren: de tekst letterlijk overnemen (citeren) of de tekst in eigen woorden weergeven (parafraseren). Na het citaat of de parafrase vermeld je tussen haakjes van wie en uit welk jaar die informatie afkomstig is. In de literatuurlijst geef je een uitgebreidere beschrijving van de betreffende bron. Probeer het gebruik van andermans teksten te beperken en citeer geen grote lappen tekst.
Illustraties Illustraties verhelderen de tekst en zorgen voor afwisseling. Ze moeten wel een functie hebben en je werkstuk niet gaan overheersen. Plaats er een toelichting naast of onder.
Lay-out Begin ieder hoofdstuk op een nieuwe pagina; paragrafen begin je niet op een nieuwe pagina. Voorwoord, inleiding, conclusie, bibliografie en bijlagen kun je ook als aparte hoofdstukken beschouwen en die begin je dus ook steeds op een nieuwe pagina. Zorg voor een overzichtelijke en logische alinea-indeling.
Hoofdstuknummering Hoofdstukken en paragrafen krijgen altijd een titel en worden genummerd. Het voorwoord en de bibliografie krijgen geen nummer. Bijlagen nummer je met letters of Romeinse cijfers.
Paginanummering Nummer de pagina's en zet het nummer steeds op dezelfde plaats. Zorg dat de paginanummering overeenkomst met de nummering in de inhoudsopgave.
Spelling Vermijd spellingsfouten. Lees je werkstuk goed na en laat iemand anders het ook nog nakijken op spelfouten.
Een product maken Naast een schriftelijk verslag is het ook mogelijk om een product te maken voor je sectorwerkstuk. Je zou dan kunnen denken aan een film, een practicum, een toneelstuk, schilderijen of zelf een muziek cd. Bedenk wel dat voor het afsluiten van je sectorwerkstuk altijd een schriftelijk verslag nodig is. Tevens is het in kaart brengen van je proces ook een vereiste.
10
Een voorbeeld hiervan is: Je wilt bijvoorbeeld gaan uitzoeken hoe een broodmolen werkt, zodat jij op kleine schaal een broodmolen kunt namaken als eindproduct die ook daadwerkelijk werkt volgens het zelfde principe. Dit is dan je eindproduct. Hierbij moet je dan ook schriftelijk beschrijven hoe het werkt en hoe je alles in elkaar hebt gezet. Je maakt hier dus ook een uitgebreid schriftelijk verslag bij en het is niet zo dat alleen je werkend product geldt als afsluiting van je sectorwerkstuk! Vervolgens maak je hierbij ook nog een procesverslag. In je procesverslag beschrijf je wat je moeilijk vond en wat er niet goed ging of juist wel goed ging. Een logboek is bij het maken van een product extra belangrijk, omdat je hierin kan beschrijven wat je hebt gedaan en hoelang je er mee bezig was.
Eisen voor het sectorwerkstuk vmbo-t 10eklas Geert Grote College Sectorwerkstuk 10e klassen op het GGCA
Je mag zelf een onderwerp kiezen dat past in je sector
Een begeleider moet je ook zelf kiezen anders krijg je er een toegewezen
Het werkstuk moet voldoende worden afgesloten, want het is onderdeel van het 10e klas VMBO-TL eindexamen
De richtlijn voor de inhoud van het verslag is ongeveer 3000 woorden
Het werkstuk moet uitgeprint en ingebonden ingeleverd worden in tweevoud
Lever het geheel op tijd in! Lukt dat niet dan zul je het werkstuk moeten uitbreiden tot ongeveer 5000 woorden
De presentatie moet voldoende zijn. Bij afwezigheid op de presentatieavond moet de presentatie herkanst worden
Voor het werken aan het sectorwerkstuk staan 20 klokuren. Dit moet genoteerd worden in je procesverslag!
11
Inleverdata Hieronder in het schema staat een globale planning voor het maken van je sectorwerkstuk. In de laatste kolom kun je de data zelf invullen. Zorg er ook voor dat deze data in je agenda staan!
Planning sectorwerkstuk
Inlevermomenten en Afspraken begeleider
Begeleider zoeken en onderzoeksplan opstellen
September 1e voortgangsgesprek
Inleveren onderzoeksplan
1e week na de herfstvakantie 2e voortgangsgesprek
Inleveren 1e klad versie ter controle
Voor de kerstvakantie 1e beoordelingsgesprek
Inleveren definitieve kladversie
Voor de voorjaarsvakantie 2e beoordelingsgesprek
Presentatie draaiboek inleveren
Begin Maart
Inleveren werkstuk (niet digitaal, maar gebonden in een map)
Maart Definitieve beoordeling
Herkansing inleveren
Voor eind april
Presentaties
Maart
12
Datum: zelf invullen!
Presenteren Als je je verslag af hebt dan kun je gaan beginnen aan het voorbereiden van je presentatie. Er zijn veel verschillende presentatievormen, maar de vorm waarin jij een presentatie zult gaan houden is in een vorm van een tentoonstelling. Voor de presentatie maak je een product om tentoon te kunnen stellen op de presentatieavond. Tijdens je presentatie vertel je het verhaal bij je product. Hieronder staan een aantal voorbeelden.
Voorbeelden van presentatievormen/producten
Een video (film/documentaire/videoclip) maken
Een informatiepakket samenstellen
Een spel ontwerpen
Een interactieve poster maken
Een eigen product ontwerpen (ook visueel)
Een voorstelling geven
Een diapresentatie houden (dia’s moeten zelf gemaakt zijn)
Een website bouwen
Een model of een maquette bouwen
Een webquest maken
Een fotopresentatie/fotoboek maken (foto’s moeten zelf gemaakt zijn) Tentoonstelling houden
Je verwerkt in je presentatie de gevonden informatie en de conclusie. In de presentatie beantwoord je telkens de onderzoeksvraag, de deelvragen, resultaten en bevindingen. De presentatie geef je voor alle medeleerlingen uit je klas, de ouders en natuurlijk een aantal docenten. De vorm van de presentatie is al van te voren vastgelegd. De presentatievorm is een tentoonstelling houden. Waarbij je de gelegenheid krijgt om je onderzoek tentoon te stellen door middel van een kraampje. Het kraampje kun je naar eigen inzicht inrichten, maar het is vooral belangrijk dat je kraampje uitstraalt wat je onderwerp en onderzoeksvraag inhoudt. Er zullen verschillende bezoekers jouw kraampje bezoeken en vragen stellen over jouw onderwerp. Bedenk dat je bij een enkel bezoekje al 5 tot 10 minuten bezig kan zijn met een presentatie. De tentoonstelling wordt gehouden in het schoolgebouw in de avond en zal een paar uur in beslag nemen. Dit is alleen voor de presentatie zelf! Ook zal je rekening mee moeten houden dat de ruimtes ingericht en opgeruimd moeten worden. Vergeet niet om je voorbereidingen en uitvoering van je presentatie in je procesverslag te vermelden! Vind je het moeilijk om een presentatie voor te bereiden. In het opdrachtenboekje voor het sectorwerkstuk staat een opdracht die kan helpen.
13
Proces Tijdens de uitvoering van je sectorwerkstuk moet je jouw proces goed bijhouden in de vorm van een schriftelijk verslag. In je procesverslag
Logboek bijhouden Wanneer doe ik welke taak? Het bijhouden van een logboek is heel belangrijk, want aan het logboek kun je zien, wanneer je wat hebt gedaan. De taken die je hebt verricht zullen je helpen bij het schrijven van je procesverslag, want in je procesverslag schrijf je over de taken die je hebt verricht tijdens het uitvoeren van het sectorwerkstuk. Tevens geeft het bijhouden van de taken een mooi overzicht wat je allemaal gedaan hebt.
Tijdschema bijhouden Hoe lang heeft elke taak geduurd? De tijd dat je minimaal aan je sectorwerkstuk moet besteden is 20 klokuren. Wanneer je je logboek goed bijhoudt dan kun je de uren verantwoorden voor het werken aan je sectorwerkstuk.
Procesverslag Schrijf ook een uitgebreide nabeschouwing. Dit is de vorm van een procesverslag. Hoe verliep het hele proces, wat vond je er van. Wat heb je ervan geleerd, was het leuk,…. Wat vind je van deze opdracht en vorm, moet de volgende 10e het ook zo doen, wat moet/kan er anders,… etc. Zoals boven beschreven kunnen de taken die je hebt verricht helpen bij het schrijven van je procesverslag. In je procesverslag schrijf je dan of je taken moeilijk of makkelijk vond en waarom, maar bijvoorbeeld ook of je de taak de volgende keer weer nop deze manier zou uitvoeren. Houdt goed in de gaten dat je in je procesverslag altijd beschrijft waarom iets zo is, dus je moet altijd hetgeen dat je beschrijft uitgebreid uitleggen. In het opdrachtenboekje staat een opdracht om je logboek en procesverslag vorm te geven.
Een begeleider zoeken Tijdens de uitvoering van je sectorwerkstuk krijg je hulp van een begeleider. Deze begeleider kan je mentor zijn, maar ook een docent waarvan je les krijgt. Het handigst is om een begeleider te zoeken die lesgeeft in de sector die je hebt gekozen, want deze docent weet vaak al veel af van de onderwerpen die in jouw sector voorkomen. Uiteraard mag een docent dat buiten je sector valt ook. Wanneer je je begeleider hebt gekozen zal hij of zij je eerst helpen met het opstarten van je sectorwerkstuk en daarna volgen nog een aantal gesprekken tot de afronding van je sectorwerkstuk en de presentatie. Denk er wel aan dat je begeleider er is om je te helpen en
14
te coachen, maar dat je tijdens het maken van je sectorwerkstuk ook een grote mate van zelfstandigheid zult moeten ontwikkelen. Je zult minimaal 4 gesprekken met je begeleider hebben tijdens de uitvoering van je sectorwerkstuk.
1e voortgangsgesprek met je begeleider In dit gesprek bespreek je jouw onderzoeksvraag, de deelvragen en je hypothese. Je bespreekt ook een eerste opzet voor je plan van aanpak.
2e voortgangsgesprek Bespreking plan van aanpak met je begeleider. Je logboek wordt besproken. Het plan van aanpak wordt besproken. Je begeleider let op haalbaarheid in tijd, of de stappen in de goede volgorde staan, of je voldoende bronnen gebruikt en of je de tijd hebt ze te raadplegen.
1e beoordelingsgesprek met je begeleider op basis van logboek en voorlopige conclusies en het verzamelde materiaal. Je kunt je begeleider laten zien wat je allemaal hebt verzameld aan materiaal, je hebt een ‘ruwe vorm’ van je sectorwerkstuk, maar je hebt het nog niet geschreven. Dit is de eerste klasversieversie. Je levert de eerste klasversie in tijdens het 1e beoordelingsgesprek. Je hebt eerder teveel dan te weinig materiaal verzameld. Samen met je begeleider ga je kijken wat bruikbaar is, wat je niet gaat gebruiken, waar je nog extra onderzoek moet doen, wat aanvulling behoeft.
2e beoordelingsgesprek naar aanleiding van je definitieve sectorwerkstuk Als het tweede beoordelingsgesprek voldoende word beoordeeld door je begeleider dan kun je je bezig gaan houden met de voorbereidingen voor de presentatie. Je levert dan ook definitieve versie van je sectorwerkstuk in tijdens het 2e beoordelingsgesprek. Je kiest in overleg met je begeleider een presentatievorm. Meestal zal dat een schriftelijk verslag zijn, maar ook een mondelinge presentatie, een maquette, een diashow, een film, een multimediale computerpresentatie, of een website kan. Wanneer de presentatievorm anders is dan een schriftelijk verslag moet je zorgen voor een schriftelijke toelichting met een verantwoording.
15
Beoordeling van het sectorwerkstuk De volgende onderdelen van het sectorwerkstuk worden beoordeeld.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
ONDERDEEL: HET PROCES ONDERDEEL: DEFINITIEVE BEOORDELING VAN HET WERKSTUK ONDERDEEL: BEOORDELING VAN DE OPBOUW VAN HET WERKSTUK ONDERDEEL: PLANNING ONDERDEEL: PRESENTATIE EINDBEOORDELING
16
Beoordeling sectorwerkstuk klas 10 VMBO-t Naam leerling: ___________________
Onderwerp: ______________________
Voor alle beoordelingsaspecten uit de onderstaande scorelijst kunnen maximaal 10 punten behaald worden. Om het eindcijfer te berekenen, wordt op die scores een weegfactor toegepast, waarna de gewogen scores moeten worden opgeteld. ONDERDEEL: HET PROCES Beoordelingsaspecten Zijn er voldoende gegevens verzameld? Denk daarbij aan: niveau van de verzamelde gegevens verscheidenheid van bronnen (minimaal 5 verschillende) actualiteit en omvang van de bronnen (niet ouder dan 5 jaar)
Hoe is de kwaliteit van het logboek? Denk daarbij aan: gemaakte keuzes motivering van de keuzes overzichtelijkheid voldoen aan alle benoemingen tussentijdse controles volgens afspraken met begeleidende docent(en) verzorgt/netjes het nakomen voor alle tussentijdse controles volgens afspraak met begeleidende docent(en)
Beoordeling / punt
Opmerkingen
voldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10 voldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10
ONDERDEEL: DEFINITIEVE BEOORDELING VAN HET SCHRIFTELIJK DEEL Beoordelingsaspecten Is de inhoud van een voldoende vakinhoudelijk niveau? Denk daarbij aan: introductie van het onderwerp formulering van de vraagstelling beschrijving van het onderzoeksopzet en uitvoering ingaan op de hoofdvraag/ het thema ingaan op de deelvragen/ deelaspecten diepgang niveau van de conclusie wel of geen eigen mening Is het taalgebruik correct? Denk daarbij aan: duidelijkheid & begrijpelijkheid eigen woordgebruik leesbaarheid spelling en interpunctie consistentie en begrippengebruik
Beoordeling / punt
voldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10 voldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10
17
Opmerkingen
Is de bronvermelding correct? Denk aan de vermelding van: gebruikte literatuur artikelen uit kranten en tijdschriften geraadpleegde internetsites illustraties afkomstig uit boeken , internet, artikelen, bedrijven, interviews & praktijk (volgens APA)
voldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10 ONDERDEEL: DE OPBOUW VAN HET SCHRIFTELIJK DEEL
Beoordelingsaspecten Van welk niveau is de opbouw? Denk daarbij aan: de introductie van het onderwerp in de inleiding en formulering probleemstelling ingaan op de hoofdvraag in de hoofdtekst / het thema aansluiten van de conclusie bij de vraagstelling / het thema feiten worden niet als meningen gepresenteerd en omgekeerd leerling beperkt zich niet tot weergeven bronnen/citaten maar geeft betogend of beschouwend antwoord op de vraagstellig waarheidsgehalte correcte en begrijpelijke weergave van bronnen en gegevens correcte samenvatting van de inhoud van het middenstuk antwoord op de hoofdvraag/deelvragen bij de vraagstelling aansluitende conclusies een eigen mening over het onderwerp Hoe is de uiterlijke verzorging? Denk daarbij aan: omvang verzorging en lay-out logische opbouw van de tekst overzicht bronnen en literatuurverwijzingen zorg besteed aan afwerking illustraties vormgeving
Beoordeling / punt
Opmerkingen
voldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10
voldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10 ONDERDEEL: PLANNING
Beoordelingsaspecten
PLANNING
houden aan de takenplanning op tijd inleveren van producten
Beoordeling / punt
Opmerkingen
voldoende = 4 onvoldoende = 10
Niet houden aan de planning is een onvoldoende!
18
Beoordeling sectorwerkstukken vmbo GGCA presentatie markt klas 10 VMBO
ONDERDEEL: PRESENTATIE:
Naam leerling: Klas: Titel sectorwerkstuk: Naam beoordelaar: Datum: Beoordelingsaspecten (Hoe is de presentatie?)
Denk daarbij o.a. aan: Presentatietechnieken: duidelijkheid originaliteit relatie met publiek beantwoorden van publieksvragen “Marktkraam” adequate hantering hulpmiddelen (boeken, folders etc.) inrichting van de marktkraam laat de marktkraam zien wat de onderzoeksvraag is?
Beoordeling / punt onvoldoende = 4 matig = 5 voldoende = 6 ruim voldoende = 7 goed = 8 zeer goed = 9 uitmuntend = 10
19
Opmerkingen
EINDBEOORDELING
ONDERDEEL
SCORE
WEGING
Verzameling van de gegevens Logboek Vakinhoudelijk niveau van de inhoud Taalgebruik Correcte bronvermelding Niveau van de opbouw Uiterlijke verzorging Planning Presentatie
10 % 10 % 15 %
EIND = SCORE X WEGING x 0,10 = x 0,10 = x 0,15 =
10 % 10 % 15 % 10 % 5% 15 %
x x x x x x
100 %
0,10 = 0,10 = 0,15 = 0,10 = 0,05 = 0,15 =
+ EINDCIJFER
=
In het geval het eindcijfer 5,5 of lager is, geldt dit als onvoldoende en moet de leerling het werkstuk overdoen of tenminste verbeteren (op nader aan te geven onderdelen).
_____________________________ 1e corrector
Plaats___________, ___ - ___ - 20___
_______________________________ 2e corrector
Plaats____________, ___-___-20___
20