Hoe maak ik ...
Naam: Groep:
Inleiding Een spreekbeurt houden is niet niets! Je moet daar heel wat voor kunnen. Wat dacht je van: Goed kunnen lezen Goed kunnen begrijpen wat je leest Goed dingen kunnen opzoeken Kiezen welke informatie je wel en welke je niet nodig hebt Goed je verhaal in stukjes kunnen verdelen Mooie en goedlopende zinnen kunnen maken Goed kunnen inschatten wat je klasgenoten leuk en interessant vinden om te horen En alles in je eigen woorden proberen te vertellen! Dat valt niet mee zo’n lijst. Niet schrikken, want met dit boekje gaan we je stap voor stap helpen je spreekbeurt te maken. Dat doen we in 5 stappen. En als je al deze 5 stappen hebt gezet, is je spreekbeurt klaar. Hopelijk met een mooi eindresultaat! Als je klaar bent met een bladzijde dan kleur je de duim van de smiley bovenin. Zo kun je gemakkelijk zien hoe ver je bent en hoeveel tijd je nog nodig hebt voor de rest. We wensen je heel erg veel succes met het maken van je spreekbeurt. En zijn erg benieuwd naar je spreekbeurt! Juffen en meesters van de Klippeholm.
Vul alvast het volgende in:
Ik ga mijn spreekbeurt houden op: (geef de datum door aan je juf of meester)
Ik ga beginnen met voorbereiden op: (neem zeker drie weken de tijd!)
Kies een onderwerp Voordat je een onderwerp kiest moet je aan de volgende dingen denken:
vraag aan je juf of meester of je zelf een onderwerp mag kiezen of dat je een opdracht krijgt. Kies iets waar je al veel van weet (je hobby, je sport, je huisdier e.d.) Of kies iets waar je juist niet zoveel van weet en meer van wilt weten. Kies altijd een interessant onderwerp: dat is leuk om aan te werken en leuk om naar te luisteren! Kies een onderwerp waarvan je weet dat er genoeg informatie over te vinden is.
Als je twijfelt over je onderwerp vraag dan nu hulp aan de juf of meester of thuis aan je ouders, je zus of broer. (Wie weet kan je oma of opa je zelfs helpen!)
Ik doe mijn spreekbeurt over:
* Heb je een onderwerp? Dan kun je nu de duim kleuren!
Informatie zoeken A.
Wat weet je al van dit onderwerp? Schrijf dat kort hieronder op.
B.
Zoek een kennis op die veel van het onderwerp afweet. (een familielid, buren, politieagent, brandweerman, …) Je kunt van ter voren een aantal vragen bedenken over je onderwerp en ga met die vragen een interview houden met die persoon. Schrijf wat je gehoord hebt kort op, of, nog handiger, neem het gesprekje op.
C.
Je kunt over veel onderwerpen informatie vragen per brief. Wist je dat er zelfs spreekbeurt pakketten bestaan?
D.
Of bel op naar een bedrijf, kantoor, organisatie, verkeersbureau, sportvereniging, ambassade enz.
E.
Heel veel informatie kun je zoeken op internet. Als je thuis geen aansluiting hebt, kun je vragen of je op school gebruik mag maken. Ook kun je in de bibliotheek op internet. Maak gebruik van een zoekmachine (bijvoorbeeld www.google.nl). Als je een geschikte site hebt gevonden, zoek je op welke informatie je belangrijk vindt. Deze pagina kun je dan uitprinten. Pas op dat je niet teveel uitprint. Er is vaak zoveel informatie te vinden op internet dat je al snel teveel informatie hebt.
F.
Ga informatie opzoeken in de bibliotheek. Ook als je geen lid bent mag je daar informatie gaan verzamelen. Wil je boeken lenen, dan moet je eerst lid worden.
G.
Vraag aan je juf of meester of er op school informatie is over je onderwerp. Wie weet kun je je mini-info wel over hetzelfde onderwerp maken. Of is er in de schoolbibliotheek informatie te vinden.
H. Schrijf nu hieronder op wat je aan informatie allemaal gevonden of gekregen hebt.
Mijn informatie bestaat uit:
Denk je dat je genoeg informatie hebt nu? Ja? Kleur dan de duim! Nee? Ga dan nog even verder zoeken!
Aan de slag! A.
Blader en lees al je informatie goed door. Je moet nog niet heel precies lezen, dat komt later.
B.
Sorteer wat je kunt gebruiken en wat je niet kunt gebruiken. De te moeilijke boeken leg je weg. Hele kleine plaatjes zijn ook niet zo geschikt. Zorg dat je niet teveel informatie over houdt. Natuurlijk ook niet te weinig.
C.
Je bedenkt nu een aantal hoofdstukken waarin je je spreekbeurt gaat verdelen. Meestal zijn 5 of 6 hoofdstukken voldoende.
Hieronder zie je een voorbeeld van een jongen die een spreekbeurt hield over Dinosauriërs. Hoofdstuk 1: Wat zijn dinossauriers? Hoofdstuk 2: Wanneer leefden de dino’s? Hoofdstuk 3: Allerlei soorten dino’s Hoofdstuk 4: Vleeseters en planteneters Hoofdstuk 5: Hoe werden jonge dino’s geboren? Hoofdstuk 6: Waarom zijn dino’s uitgestorven? Hoofdstuk 7: Opgravingen en fossielen D.
Nu ga je je spreekbeurt in een schrift of op de computer helemaal opschrijven. Bij elk hoofdstuk schrijf je een stukje in je eigen woorden. Zoek nu in je boeken of andere informatie waar je iets kunt vinden en nu ga je pas nauwkeurig lezen. Als je al vaker een spreekbeurt hebt gehouden, kan je het anders doen: Bij elk hoofdstuk schrijf je alleen de belangrijkste woorden op. Let op, dit is een stuk moeilijker!
E.
Lees elk hoofdstuk goed en hardop voor. Het moet je eigen taal zijn. Geen boekentaal! En: gebruik geen moeilijke woorden. Als je toch een moeilijk woord gebruikt moet je wel uitleggen wat het betekent.
F.
Maak je hoofdstukken niet te lang.
G.
Zoek ook plaatjes die je bij je hoofdstukken kunt laten zien of maak zelf een grote duidelijke tekening. Let op dat de plaatjes ook achterin de klas goed te zien moeten zijn! Schrijf meteen in je tekst op welke bladzijde je plaatjes terug te vinden zijn. Ook is het erg handig om op die bladzijde een geel stickertje te plakken, zodat hij snel terug te vinden is.
H.
Verzamel voorwerpen die je bij je spreekbeurt kunt laten zien.
Als je alle hoofdstukken af hebt, dan heb je deze stap goed afgerond en mag je de duim inkleuren!
Een paar dagen voor je spreekbeurt A.
Het is natuurlijk niet de bedoeling dat je de hoofdstukken gaat voorlezen. Het moet een spreekbeurt worden. Je gaat de klas iets vertellen. Je gaat de tekst dus zo goed mogelijk uit je hoofd leren. Ga eerst in elk hoofdstuk de belangrijke woorden onderstrepen. Die onderstreepte woor den vormen dan jouw spiekbriefje.
Hieronder zie je een voorbeeld van een spreekbeurt over dinosauriërs. Dinosauriërs leefden wel meer dan 200 miljoen jaar geleden. Het waren bijna allemaal reptielen. Dat betekent dat ze in het water en op het land konden leven. Nu leven er ook nog reptielen. Bijvoorbeeld de kikker. Dinosauriërs konden heel groot worden, maar er waren ook kleinere soorten. Er waren ook dinosauriërs die in de zee leefden. Bijvoorbeeld de mosasaurus. En er waren vliegende dinosauriërs.
B.
Leg je blad met je spreekbeurt en die onderstreepte woorden voor je en probeer zo weinig mogelijk keren op je blad te kijken. Oefen elk hoofdstuk hardop.
Als je een hoofdstuk goed kent zet je een krul door het cijfer van dat hoofdstuk!
Je bent klaar met je voorbereiding! Kleur de duim.
Je spreekbeurt houden A.
Houd zelf de datum in de gaten wanneer je aan de beurt bent. Spreek met je juf of meester af hoe laat je aan de beurt bent.
B.
Leg al je spullen van ter voren klaar. Vraag of je posters aan het bord mag hangen. Of maak een tekening op het bord. Zorg dat je daar voldoende tijd voor hebt. Misschien kan het zelfs een dag eerder. Doet je PowerPoint presentatie het wel op school? Check dit uiterlijk een dag van ter voren.
C.
Nogmaals: pas op dat je niet gaat voorlezen. Het is een spreekbeurt. Praat langzaam, duidelijk en goed verstaanbaar. Denk eraan dat je de klas inkijkt. Als je het eng vindt om kinderen aan te kijken, kijk dan naar hun voorhoofd.
D.
Geef geen spullen door tijdens je spreekbeurt. Doe dat pas ná je spreekbeurt.
E.
Als je de draad even kwijt bent mag je gerust op je spiekbriefje kijken.
F.
Laat plaatjes goed zien aan iedereen. Wijs ze ook aan op het bord.
G.
Laat ná je spreekbeurt vragen stellen. Niet tijdens je spreekbeurt.
Tips om je spreekbeurt te verleuken: Houd een quiz aan het einde van je spreekbeurt. Deel een kleurplaat uit of misschien kun je wel voor een leuke verrassing zorgen dat iets met je onderwerp te maken heeft. Stukje film wat goed in je spreekbeurt past. Maak een PowerPoint presentatie. Laat foto’s zien van een museum waar je geweest bent. Wanneer je je spreekbeurt hebt gehouden, mag je de laatste duim inkleuren. Vergeet je niet al je spullen die je geleend hebt weer netjes terug te brengen? Succes!
Wat was je beoordeling? Wat ging goed? Wat kun je de volgende keer verbeteren?