Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk? Jij gaat de komende weken thuis een werkstuk maken. Een werkstuk is een lange weettekst. Het wordt geschreven om iemand iets te leren of te laten weten. Net als in een weettekst heeft een werkstuk ook één onderwerp voor de hele tekst. De hele tekst is verdeeld in hoofdstukken. Je maakt een werkstuk over een zelf te kiezen onderwerp. Je kiest een onderwerp dat jij interessant vindt en waar jij meer over te weten wilt komen. Het onderwerp mag over hetzelfde gaan als je spreekbeurt. Lees in dit boekje maar goed hoe jij helemaal zelf een werkstuk kan maken! Lees dit boekje thuis ook goed door met je ouders. Het zou natuurlijk erg fijn zijn als zij jou een beetje willen helpen! Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op vrijdag 10 juni 2016. Heel erg veel succes en veel plezier met het schrijven van jouw eigen werkstuk!
Stappenplan Stap 1 Kies een onderwerp Kies een onderwerp dat jij interessant vindt. Een onderwerp waar je nog maar weinig of niets over weet. Kies een onderwerp waar je voldoende informatie over kunt vinden. Vul het onderwerp in op je stappenblad en vertel het aan de juf. Stap 2 Schrijf de inleiding In de inleiding staat het volgende: onderwerp gekozen?
Je inleiding moet in ieder geval 10 regels zijn. Stap 3 Verzamel informatie over jouw onderwerp a. Zoek informatiebronnen Je hebt een onderwerp gekozen, waar je meer over te weten wilt komen. Hiervoor heb je informatie nodig, zodat je een werkstuk kunt maken. Dingen waar je informatie uit haalt noemen we bronnen. Het zijn boeken, films, websites, artikelen enz. die je gebruikt bij het maken van je werkstuk. Je kunt informatie op vele manieren krijgen:
met je onderwerp te maken hebben.
b. Een woordspin maken Voor het bedenken van je hoofdstukken maak je een woordveld. Hiervoor gebruik je het lege blad. Schrijf je onderwerp in het midden. Daaromheen schrijf je alle woorden die iets te maken hebben met dit onderwerp.
Voorbeeld woordweb
Eten
Geschiedenis
Amerika
De Bevolking
Landschap
Leuke weetjes
Bedenk in ieder geval vijf hoofdstukken waar jij iets over gaat schrijven. Bij het bedenken van de hoofdstukken kun je gebruik maken van de hoofdstukkenbladen zie voorbeeld achter in dit boekje. Schrijf de hoofdstukken op en laat dit controleren door de juf. Lever dit uiterlijk vrijdag 18 maart in. Daarna mag je verder met de volgende stap. c. Belangrijke woorden opschrijven. Lees telkens een stukje tekst van de boekjes of het internet die je gevonden hebt. (niet meer dan één bladzijde) en schrijf de belangrijkste woorden op bij het goede hoofdstuk. Woorden die je niet begrijpt zoek je op en probeer je in je eigen woorden uit te leggen. Ga zo door tot je genoeg informatie hebt.
Stap 4 Het maken en typen van je werkstuk A. Blz. 0: Voorkant 1. Bovenaan: de titel van je werkstuk. De titel kan je bijvoorbeeld met WordArt maken. Je maakt de voorkant zo mooi mogelijk! 2. Afbeelding over je onderwerp. 3. Onderaan: je naam, je groep én de inleverdatum. B. Blz. 1: Inleiding 1. Typ op de bovenste regel met lettertype 14: Inleiding 2. Sla 2 regels over. 3. Vertel in het kort wat je in je werkstuk gaat vertellen (vertel over ieder hoofdstuk het belangrijkste in 1 zin) en waarom je voor dit onderwerp heb gekozen. 4. Typ je voorwoord in lettertype 12 (minimaal 10 regels) (zie stap 2) B. Blz. 2: Inhoudsopgave 1. Typ op de bovenste regel met grootte 14: Inhoudsopgave 2. Sla 2 regels over. 3. Typ in lettergrootte 12 onder elkaar de titels van al jouw hoofdstukken en zet erachter op welke bladzijde elk hoofdstuk begint. Na elke titel van een hoofdstuk één regel overslaan. C. Blz. 4: Hoofdstuk 1 1. Typ op de bovenste regel de titel van het hoofdstuk met lettergrootte 14. Bijv. De inwoners van Amerika. 2. Sla 2 regels over en schrijf dan het hoofdstuk in lettergrootte 12. 3. Elk hoofdstuk moet in ieder geval 1 A-4tje groot zijn (lettertype 12). De tekst moet minstens een halve pagina groot zijn. 4. Op de andere helft van de pagina kun je plaatjes plaatsen/plakken. Er mogen ongeveer 2 plaatjes op een pagina staan. Natuurlijk mogen de hoofdstukken groter zijn. Ook kun je tussendoor plaatjes naast de tekst plaatsen/plakken.
Tips: - Gebruik niet te vaak hetzelfde woord. - Lees elke zin goed na en controleer hem op spelfouten - Denk aan punten, komma’s enz. (leestekens). - Denk aan hoofdletters. - Maak de zinnen niet te lang. - Gebruik alleen woorden, die je zelf begrijpt. Dus geen boekentaal of teksten van internet. ALLES IN JE EIGEN WOORDEN. Dit kun je als volgt doen: 1. de tekst die je gebruikt ga je lezen 2. Je legt het boekje of klikt de website weg 3. Je vertelt in je eigen woorden het belangrijkste uit dat stukje. 4. Als je daarmee klaar bent, kijk je nog eens naar de tekst en kijk je of je niets bent vergeten. Ben je iets vergeten? Dan herhaal je stap 2, 3 en 4 - Gebruik steeds HETZELFDE LETTERTYPE MAAK ZÓ ALLE HOOFDSTUKKEN!! Je maakt in ieder geval vijf hoofdstukken! F. Blz. ??: Nawoord Nawoord¨.
- Wat heb je geleerd? - Hoe heb je dit geleerd? - Wat voor extra’s heb je geleerd? - Ben je trots op je werkstuk en waarom? - Welke moeilijkheden kwam je bij het maken tegen? - Wat zou je misschien de volgende keer anders doen? - Wat vond jij ervan om het te maken?
E. Blz. ??: Literatuurlijst Dit is een lijst van boeken + de schrijver en internetadressen waar je de informatie gevonden hebt. (dus niet google aangeven, maar de website waar je het echt vandaan hebt) Literatuurlijst
gebruikt bij het maken van je werkstuk netjes onder elkaar.
Stap 5: Controleer je werkstuk. Controleer jouw werkstuk. Ben je niets vergeten? Staan er geen schrijffouten in? Is de volgorde logisch? Laat het werkstuk voor de zekerheid aan iemand anders lezen. Het kan best zijn dat je iets belangrijks vergeten bent. Verander zo nodig nog wat aan de inhoud of de volgorde.
Stap 6: Maak je werkstuk mooi. Verzorging lettertype: Arial, Times New Roman, Verdana.
- bij de titels van de hoofdstukken: lettergrootte 14, vet gedrukt en/of onderstreept - bij de gewone tekst: lettergrootte 12; maak belangrijke woorden vet of schuin gedrukt.
begint.
alinea afbreekt, maar dat je op een nieuwe pagina begint. ladzijdennummering komt onderaan in het midden van de bladzijde. Dit mag ook heel netjes geschreven worden. Afbeeldingen plaatsen. Je mag ze ook netjes uitknippen en met lijm opplakken. Tips: De plaatjes moeten passen bij wat je hebt geschreven. Typ bij elk plaatje een bijschrift. Maak het niet te druk (dan wordt het rommelig). Zorg voor minstens 6 plaatjes. Stap 7: Lever je werkstuk in Maak een mooi boekje van je werkstuk. Dit kan met behulp van een mapje, nietjes, een touwtje, een snelhechter of een ringbandje.
Stappenplan: Woensdag 9 maart ’16: Uitleg over het maken van een werkstuk. Voorjaarsvakantie: Nadenken over het onderwerp en de 5 deelonderwerpen. Vrijdag 18 maart ‘16: Inleveren de keuze van het onderwerp, de 5 deelonderwerpen met de mindmap en de informatiebronnen (boeken/internetsites). Vrijdag 13 mei ’16: Inleveren van de kladversie van het werkstuk. Vrijdag 10 juni ’16: Inleveren van de eindversie van het werkstuk. De beoordeling Bij de beoordeling van je werkstuk let ik op de inhoud van je werkstuk en op de verzorging. Heb je het allemaal in je eigen woorden verteld? Ziet het er netjes uit? Heb je alle punten erin staan wat in dit boekje staat? Je krijgt dan een goed, ruim voldoende, voldoende, matig of onvoldoende.
Woordweb
Onderwerp
HOOFDSTUKKENBLAD LANDEN Dit zijn voorbeelden van hoofdstukken die je kunt gebruiken voor jouw werkstuk. 1. Kaartgegevens. Waar ligt het land? Hoe groot is het? Hoeveel inwoners heeft het? Hoe ziet de vlag eruit? 2. Landschap. Hoe ziet het landschap eruit? 3. Klimaat. Hoe is het klimaat? Wat is de temperatuur? Wind? Regen? Sneeuw? 4. Middelen van bestaan. Waar leven de meeste inwoners van? Wat voor werk hebben ze? Waar verdienen ze hun geld mee? Met welke munt betalen ze? 5. Toerisme Wat is er allemaal te zien? Wat bezoeken de toeristen? 6. Staatsvorm Hoe wordt het land geregeerd? Wie is er de baas? Hoe heet de koning of de koningin? Is het een republiek? Wie is de president? 7. Levenswijze Hoe wonen en leven de mensen er? Wat eten ze? Welke taal spreken ze? 8. Extra informatie. Is er nog andere belangrijke informatie over het land? Of heb je misschien leuke weetjes?
HOOFDSTUKKENBLAD Disney Dit zijn voorbeelden van hoofdstukken die je kunt gebruiken voor jouw werkstuk. 1. De geschiedenis Hoe is Disney ontstaan? Wie is de oprichter? Hoeveel jaar bestaat Disney? 2. Walt Disney Wie is Walt Disney? Hoe ziet zijn leven eruit? Wat heeft hij allemaal gedaan? 3. De Disneyfiguren Welke figuren heeft Disney? Waar worden deze figuren in gebruikt? 4. De parken van Disney Welke parken zijn er van Disney? Waar zijn deze parken te vinden? Wat voor parken zijn het? 5. De films van Disney Welke films zijn er gemaakt? Hebben de films prijzen gewonnen? Zijn de films voor alleen kinderen of ook voor volwassenen? 6. Extra informatie. Is er nog andere belangrijke informatie over Disney? Of heb je misschien leuke weetjes?