Lespakket: Het Varken
Inhoud
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Herkomst van het varken. Kenmerken en bouw van het varken. Varkensrassen. De huisvesting vroeger en nu. De levensloop van het varken. Wat eet een varken? Over varkens en zwijnen. Het nut van de varkens. Enkele weetjes over het varken. Taken 1e graad Taken 2e graad Taken 3e graad
Bronnen :
Vee voor vlees: Het Kleine Loo Belgische groot– en kleinveerassen: Aveve De Boerderij op School: Belgische Boerenbond Er was eens een varken: Kinderboerderij Kiewit Op school bij de boer: Belgische Boerenbond De varkenshouderij in België: Belgische Boerenbond Grasspriet: Schooltijdschrift voor plattelandseducatie
1
1. Herkomst van het varken De wilde zwijnen zijn de voorouders van het varken. Van de niet-herkauwers zijn de varkensachtigen de oudste en primitiefste evenhoevigen. Zij leven in kleine groepen. Oudere beren (mannetjesdieren) leven buiten de bronsttijd veelal alleen. De meeste soorten hebben het gebit van een alleseter. Het bekendste zwijn in ons land is het everzwijn.
Ongeveer 5000 jaar geleden verlieten de mensen hun zwervende leefwijze. Zij vestigden zich als boer op een vaste plaats.
Voor de jacht was het zwijn reeds een gekend dier bij de mens en gegeerd om zijn vlees. De volgende stap was het zwijn tam maken, zo werd het ook een huisdier. Het vangen en temmen van wilde varkens met scherpe slagtanden was geen kinderspel. Het vangen van wilde zwijnen gebeurde met netten van riet, waar de dieren werden ingedreven. Het wilde zwijn veranderde door kruising van verschillende rassen in het varken dat we nu kennen.
2
2.Kenmerken en bouw van het varken het mannetje
de beer gewicht: 250 à 400 kg
het vrouwtje
de zeug 200 à 250 kg
het jong
de biggen ca. 1 kg bij de geboorte
Het varken is een gespierd dier. Volwassen dieren wegen tussen de 200 en de 400 kg. De beren wegen steeds zwaarder dan de zeugen van hetzelfde ras. Om hun gewicht te kunnen dragen, beschikken zij over een sterk beendergestel en tamelijk korte poten. De varkens behoren tot de evenhoevige zoogdieren.
Aan elke poot heeft een varken 4 tenen. De eerste teen, de duim of dikke teen, ontbreekt. De derde en vierde teen zijn het grootst en steunen op de grond. De tweede en vijfde teen doen dit niet, maar zorgen ervoor dat de poten op drassig terrein een extra steun krijgen.
Het varken heeft een grote kop. Opvallend zijn de kleine ogen. Het kan minder goed zien dan de mens. Daartegenover beschikt het varken over een uiterst goede reukzin. De scherpe reuk en de fijne tastzin in de wroetschijf helpen het wilde zwijn zijn rijk gevarieerd voedsel (wortels, vruchten, larven, wormen, muizen, enz…) in de aarde te vinden. Volwassen varkens hebben 44 tanden, biggen hebben er 32. Het varken heeft 4 hoektanden, 2 in de bovenkaak en 2 in de onderkaak. Vooral de hoektanden van de onderkaak kunnen heel erg groot worden. Deze slagtanden, die steeds blijven doorgroeien en elkaar afslijten waardoor ze scherp blijven, worden bij het omwoelen van de grond gebruikt als breekijzers. 3
3.Varkensrassen De bekendste varkensrassen zijn het Landvarken (met hangende flaporen), het Groot Yorkshire varken (met rechtopstaande oren) en het Piétrain varken (met zwarte vlekken). Voor de mesterij worden meestal biggen gebruikt die afkomstig zijn uit kruisingen tussen een Landvarken en een Groot Yorkshire varken…. en vermits het Piétrain varken in de Ardennen zijn oorsprong vindt, worden in België nog Piétrains gekweekt.
1. Het Belgisch Landvarken: Sinds vorige eeuw werd de kweek van varkensrassen per land georganiseerd. Daardoor ontstonden overal nationale landrassen zoals het Deense, Duitse, Nederlandse, Franse en Belgische landras. Ons Belgisch landras, kortweg BL genoemd, vormt de grondslag voor de vetmesterij.
2. Het Yorkshire varken: ...In Groot-Brittannië en vele andere landen Large White geheten. Een Engels ras met opstaande oren, dat grote invloed heeft uitgeoefend op de varkensrassen in verschillende landen. De beren werden op grote schaal gebruikt om te kruisen met Landvarkenszeugen.
3. Het Piétrain varken: Het eerste stamboek van dit ras werd in 1951 opgericht in het dorpje Piétrain. Vandaar de naaam “Piétrain varken”. De zwartbonte kleur, het kleiner en opmerkelijk breder voorkomen dan bij de meeste bekende rassen en vooral de vlezigheid (enkel spieren, vrijwel geen vet), deden het Piétrain ras ook vlug een Europese blikvanger 4
4. De huisvesting vroeger en nu Het grootste verschil met vroeger is zonder twijfel de grootte van de varkensbedrijven. Een boerderij met een tiental varkens, zoals vroeger, is voor de landbouwer van vandaag zeker niet meer leefbaar. De varkens zaten in hokken of liepen buiten rond. Ze lagen lui in de modder of wroetten in de grond. Ze aten groenten, aardappelen en knollen. Soms maakte de boer bras voor zijn dieren. Bras bestaat vooral uit aardappelen, geplette graankorrels, keuken en groenteafval, die men aan de kook bracht en daarna liet afkoelen voor men het in de trog goot. Daar de boer zelf de bras voor zijn dieren samenstelde kon hij niet zoveel dieren houden. Een boer met 20 zeugen was reeds een grote varkensboer.
Nu is de varkensteelt veel intensiever. Een varkenskweker moet een 100 à 200 zeugen houden om een leefbaar bedrijf te hebben. De varkens zijn ondergebracht in gespecialiseerde compartimenten naargelang de ouderdom van de varkens. Stro wordt in een modern varkensbedrijf niet meer gebruikt in de stallen. De varkens staan nu op roosters, zodat de uitwerpselen rechtstreeks in een grote aalput onder de varkensstal terechtkomen. Die aalput is zo groot als de varkensstal en een tweetal meter diep. Door het groot aantal dieren wordt er soms teveel mest geproduceerd. Dit noemt men overbemesting. Het mestactieplan van de regering heeft nu strenge regels opgelegd om die overbemesting te voorkomen. Men onderscheidt 2 soorten bedrijven. Er zijn gesloten bedrijven en open bedrijven. In gesloten bedrijven worden de biggen in het bedrijf geboren en verblijven er tot ze geslacht worden. Enkel de beste zeugen leven langer en worden gebruikt als fokzeug. Er komen hier dus geen dieren van andere bedrijven binnen. In open bedrijven worden er wel regelmatig dieren aangekocht. Er bestaan 2 soorten open bedrijven: bedrijven die biggen fokken en bedrijven die biggen aankopen en vervolgens vetmesten. Doordat in een open bedrijf vaak varkens van verschillende bedrijven samen komen is de kans op verspreiding van ziektes zeer groot. Daarbij denken we vooral aan de var-
kenspest. Dankzij intensieve vaccinatie is deze ziekte in België uitgeroeid. Indien varkenspest opnieuw uitbreekt, moeten alle dieren op het besmette bedrijf afgemaakt worden. 5
vragen
1. Wat zijn brasvarkens? …………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………… 2 Waartoe dient het mestactieplan? ……………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… 3. Wat betekent intensieve varkensteelt? ………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………. 4. Op welk soort bedrijf zou jij als varkentje het liefst wonen? Waarom? ………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………. 5. Waarom is varkenspest zo een grote bedreiging voor de varkensboer? ………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………….
6
5. De levensloop van het varken Het fokken van varkens vereist veel vakmanschap. Op een planbord (zeugenkalender) kan de boer precies bijhouden wanneer de zeugen (vrouwelijke varkens) vruchtbaar zijn, gedekt kunnen worden, jongen krijgen enz… Een zeug is maar kort vruchtbaar en moet dus op het juiste moment worden gedekt. De bevruchting van de zeugen kan zowel op natuurlijke wijze als met behulp van kunstmatige inseminatie (kortweg KI.) gebeuren. Na de bevruchting door de beer (mannelijk varken) worden 3 maanden, 3 weken en 3 dagen later de biggen geboren. Even voor het werpen van haar biggen verhuist de zeug naar het kraamhok waar de biggen geboren worden. Het werpen verloopt meestal vlot. Een zeug kan tweemaal per jaar biggen werpen. Gemiddeld worden er ±12 biggen geboren per worp. Ieder big zoekt kort na de geboorte een speen bij de zeug en keert telkens terug naar diezelfde speen. Om te voorkomen dat de zeug tijdens het voederen haar biggen plat drukt blijft de zeug een tijdje in een werpkooi. De biggen kunnen nu onder het hekken door kruipen en onder de warme lamp in een hoek van het hok veilig slapen. Na 4 tot 6 weken worden de biggen gespeend, dit wil zeggen dat ze van het moederdier worden weggenomen. De biggen worden van dan af gevoed met een speciaal biggenmeel. Na 8 tot 10 weken wegen de biggen reeds 20 kg. Als vleesvarken groeit de big na 6 maanden verder tot een gewicht van ongeveer 100 kg. Dan worden de vleesvarkens geslacht.
7
6. Wat eet een varken? Goede voeding is belangrijk, niet alleen voor mensen, maar ook voor dieren. Voor ieder soort vee en voor iedere leeftijdsfase zijn er verschillende menu’s. Nochtans is ook in de varkenshouderij de voeding voor de varkens enorm geëvolueerd. Varkens zijn alleseters: resten melk en vruchtensappen, koekjes, taarten, oud brood, frieten, bietenpulp en melasse (restproducten van de suikerindustrie), chips, wei enz…. behoren tot hun menu. Maar ook insecten en hun larven en kleine zoogdieren zijn voor hen een lekkernij. Daar waar vroeger de varkens vooral met bras werden gevoed, wordt tegenwoordig in de mengvoerfabrieken speciaal meng- of krachtvoer gemaakt, waarmee het menu van de dieren wordt aangevuld. Varkens eten, in tegenstelling tot runderen, schapen, geiten en paarden, vooral krachtvoer en weinig ruwvoer. Ruwvoer heeft een geringe voedingswaarde, bestaat voornamelijk uit vezels, en kan in grote hoeveelheden aan het varken gegeven worden. Krachtvoer daarentegen heeft een grote voedingswaarde, bestaat voornamelijk uit zetmeel, koolhydraten, eiwitten, mineralen en vitamines, en mag slechts in beperkte hoeveelheden gegeven worden. Krachtvoer wordt uit verschillende grondstoffen samengesteld. Een deel van de grondstoffen bestaat uit akkerbouwproducten van eigen land zoals voergraan, erwten, bonen en bijproducten van de aardappelverwerkende industrie, van de bierbrouwerij en van de suikerfabriek. De rest van de grondstoffen wordt ingevoerd uit het buitenland. Dat zijn onder andere sojaschroot, maïsgluten en citruspulp uit de V.S. Tapioca, de fijngemalen cassavewortel, komt uit Thailand en kokosnoot komt uit de Filippijnen.
8
7. Over varkens en zwijnen Wilde zwijnen leven in bossen waar veel water is. Ze liggen de hele dag te luieren in de modder of ze zwemmen wat rond in het water. ‘s Nachts gaan de zwijnen op zoek naar voedsel. Ze leven in een kudde. In een kudde zijn ze met velen bij elkaar en aldus beter beschermd tegen vijanden. Een sterk oud mannetjeszwijn leidt de kudde. Zwijnen eten alles wat ze in het bos tegenkomen: eikels, wormen, bollen, paddestoelen en allerlei insecten, mos en gras. Teveel om op te noemen. Een zwijn lijkt veel op een varken. Toch kun je het verschil goed zien. Een zwijn heeft geen krulstaart. Zijn staart hangt als een kwast naar beneden. De oren van een zwijn staan rechtop. De haren van een zwijn zijn nog harder en langer dan die van een varken. Het zijn net stekels. Die stekels zijn meestal zwart of donkerbruin. Het bekendste zwijn in ons land is het everzwijn. Een everzwijn is twee meter lang. Als een everzwijn volwassen is, weegt het ongeveer 200 kilo. Op de schoolhoeve vind je ook hangbuikzwijntjes terug. Ze vallen op door hun kleine gestalte en hun holle rug. Zoals de naam reeds laat vermoeden hangt hun buikje bijna tot op de grond.
9
8. Het nut van de varkens. Varkens zijn erg nuttige dieren. Naast het vlees leveren zij ook heel wat bijproducten. Slachten is ‘gewoon’ in onze samenleving. Zolang de mens bestaat, eet hij vlees van geslachte dieren. Ons gebit en onze spijsvertering zijn erop ingesteld. Sommige mensen zijn tegen slachten en eten daarom geen vlees. We noemen ze vegetariërs. Vroeger werd er, omwille van een gebrek aan wintervoer en de in de zomer beperkte houdbaarheid van het vlees, geslacht in de maand november, de slachtmaand. Een slachter trok van boerderij naar boerderij om varkens te slachten (te doden, de haren af te branden en het gedode dier te versnijden). Steeds werd het slachten een feest voor de ganse buurt, een echte pensenkermis, waarbij de niet bewaarbare delen onmiddellijk etensklaar werden gemaakt. Tegenwoordig worden er gedurende het ganse jaar door varkens geslacht. Dit gebeurt niet meer op de varkensbedrijven zelf, maar in gespecialiseerde slachterijen of slachthuizen. Deze slachterijen zijn gebonden aan strikte regels wat betreft de hygiëne en de manier van slachten. Van een varken gaat niets verloren. Naast de vleeswaren zoals ham, kotelet, schoudergebraad, worst, varkenstong, varkensoren, hoofdvlees, hart, lever en nieren, worden ook talloze nevenproducten gemaakt. Zo wordt het zomerhaar, bloed- en beendermeel gebruikt als tuinmest. Het winterhaar daarentegen wordt gebruikt voor kwasten en borstels. Het vet gaat naar de olie- en vetindustrie en uit de botten worden lijm en gelatine gemaakt. De alvleesklier en de gal leveren grondstoffen voor de farmaceutische industrie en het hart en de longen worden verwerkt in honden- en kattenvoer. In Zuid-Europa worden varkens ook gebruikt om truffels op te sporen. Truffels zijn geurige, eetbare paddestoelen: een delicatesse waarvoor menig baron geld betaalt. Zij groeien ondergronds in de vorm van knolletjes en hebben een voorkeur voor eiken- of kastanjebossen.
10
11
12
1e graad Benoem de aangeduide delen. ……………..
………………
…………….
…………… ……………..….
……………....
Kies uit: oor – poot – staart – snuit – rug – spenen – hoeven. De familie Knor. Geef de juiste naam.
familie het varken de koe het paard de geit het schaap
13
mannetje
vrouwtje
jong
Het varken is een nuttig dier
Kleur enkel wat het varken ons geeft. Schrijf er het passend woord bij.
14
2e graad
Vul de tekst in – kies de woorden onderaan.
Er bestaan 2 soorten varkensbedrijven: ………………….. en …….………………….. . Bij de kwekerijen zijn biggenrennen onontbeerlijk. Bij de vetmesterijen daarentegen zijn hygiënische …………………… van het allergrootste belang! Het voer voor de varkens wordt opgeslagen in ……………………… . Een degelijke drankinstallatie zorgt voor het ………………………………… van de varkenshouder en de ……………………………. van de stallingen.
Voor de varkenshouder komt het erop aan zoveel mogelijk dieren te kweken op een hygiënische manier, met een minimum aan verzorging. Daarom staan varkens op …………………………………… . Die zorgen ervoor dat het dier niet voortdurend in eigen mest dient te staan of te liggen. Het maakt het de varkenshouder ook veel gemakkelijker om zijn stallingen rein te houden.
Woorden: vetmestbedrijven – silo’s – gemak – roosters – stallingen – kwekerijen – hygiëne.
Vleesverwerking: Kan je nu de juiste benaming geven van het varkensvlees dat we dagelijks in ons bord krijgen? - Van vet en minder kwaliteitsvlees maakt men ………………………………………. - De billen worden gebruikt om …………………………. te maken. - Zelfs het bloed wordt opgevangen voor ……………………. - Ongeveer al het vlees van de kop wordt gemalen en tot ……………verwerkt. - ………………………. gaat men snijden uit de romp van het varken. -..Het grootste gedeelte van het vet wordt gesmolten en gegoten als ………………….
Woorden: bloedworst – ham – koteletten – gehakt en worst – hoofdvlees – reuzel. 15
2e graad A. Verbind het spreekwoord met de juiste verklaring.
Schreeuwen als een mager varken
Hij eet zonder manieren
Vieze varkens worden niet vet
Die moeilijke zaak tot een goed einde brengen
Biggen worden varkens
Men moet niet kieskeurig zijn
Hij eet zoals een varken
Heel luid schreeuwen
Wij zullen dat varken wel wassen
Kleine kinderen worden snel volwassen
B. Zoek nu zelf een verklaring. Hij is bij de varkens grootgebracht. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………… Van ’t hele varken lusten. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………… Een vet varken weet niet dat een mager honger heeft. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………
16
3e graad Het varken
Reeds in de prehistorie vond de jacht op het wilde zwijn plaats. Onze voorouders, die nog geen vaste woonplaats hadden zwierven rond in de bossen, op zoek naar voedsel. Met speren en met pijl en boog werd op het wilde zwijn gejaagd. Ongeveer 5000 jaar geleden verlieten de mensen hun zwervende levenswijze en vestigden zich op een vaste plaats. Bij het ontstaan van de steden vestigden de boeren zich aan de rand van de stad en werden zo de voedselproducenten van de stadsmens. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de bevolking explosief en werd de vraag naar betaalbaar vlees steeds groter. De varkens werden in hokken gehouden of liepen buiten in de modder. De boer voedde hen met gekookte aardappelen, groente- en keukenafval. De boer noemde dit bras. Tegenwoordig is de varkensteelt veel intensiever. Een varkenskweker moet 100 à 200 zeugen houden om een leefbaar bedrijf te hebben. Door het groot aantal dieren wordt er soms teveel mest geproduceerd. Dit noemt men overbemesting. Men onderscheidt 2 soorten bedrijven. Er zijn gesloten en open bedrijven. In gesloten bedrijven worden de biggen in het bedrijf geboren en verblijven er tot ze geslacht worden. Enkel de beste zeugen worden aangehouden en worden gebruikt als fokzeug. Er komen dus geen dieren van andere bedrijven binnen. In open bedrijven zijn er enerzijds de kwekerijen en anderzijds de vetmesterijen, die biggen kopen om ze vet te mesten tot ze slachtrijp zijn. Doordat in open bedrijven vaak varkens van verschillende bedrijven samen komen is de kans op ziektes zoals de varkenspest zeer groot. Van een geslacht varken gaat niets verloren. Naast het vlees worden ook de haren gebruikt om kwasten en penselen te maken. Het vet gaat naar de olie- en vetindustrie. Hart en longen leveren grondstoffen voor de farmaceutische industrie. Van de beenderen maakt men lijm of meststoffen. In de zuiderse landen worden varkens ook gebruikt om truffels op te zoeken. Een echte delicatesse.
17
Verklaar volgende woorden aan de hand van de begrippenbibliotheek of zoek op in uw woordenboek.
voedselproducent : …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… brasvarkens: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… intensieve veeteelt: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… overbemesting: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… open bedrijf: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… gesloten bedrijf: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… fokzeug: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… varkenspest: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… slachtrijp: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… farmaceutische industrie: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 18
19
20
3e graad
A. Verbind het spreekwoord met de juiste verklaring. Veel varkens maken de spoeling dun
Mensen die ten onrechte klagen dat het hen zo slecht gaat
Men moet geen parels voor de zwijnen werpen
Gezegde van drinkebroers
Van ‘t hele varken lusten
Men moet geen goede raad verspillen aan mensen die er niet willen naar luisteren
Als de varkens : knorren voor een volle trog
Waar velen samen moeten delen krijgt ieder weinig
Het is voor de varkens niet gebrouwen
Gemakkelijk zijn met eten, alles lusten
B. Zoek nu zelf een verklaring: Als het hek van de dam is, lopen de varkens in het koren. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… De vuilste varkens willen in ’t schoonste stro lopen. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Het varken is op één oor na gevild. ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
21
22
23
24