HOE COMPLEX KAN HET ZIJN…?! Een onderzoek naar de wijze waarop ketenpartners binnen het Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf zorgstagnatie rondom complexe casussen, aangaande huiselijk geweld, kunnen voorkomen.
Juni 2012
Laura Janssen Carlijn Kouwenberg Priscilla Verhoeven Suzanne Verlaan
Fontys Hogescholen Eindhoven
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 1
Samenvatting
Er zitten verschillende haken en ogen aan het bestaande hulpverleningsaanbod op het gebied van huiselijk geweld. Het veiligheidshuis probeert door middel van een goede afstemming tussen verschillende organisaties de problematiek van huiselijk geweld aan te pakken. Van de hulp die geboden wordt is niet altijd duidelijk of dit de hulp is die het meest aansluit bij de doelgroep/cliënt. Het doel van dit onderzoek is om helder te krijgen hoe het bestaande hulpaanbod rondom (complexe) casussen van huiselijk geweld eruit ziet binnen het veiligheidshuis Maas & Leijgraaf en van daaruit aanbevelingen te doen voor de toekomst. Er zijn zestien respondenten geïnterviewd. Deze zestien respondenten hebben direct of indirect een verband met het thema huiselijk geweld binnen het veiligheidshuis. De lange termijndoelstelling/ het ideaalbeeld waar de projectgroep naar streeft in het onderzoek is dat het aantal complexe gevallen van huiselijk geweld wordt teruggedrongen doordat de zorg niet meer stagneert. De korte termijndoelstelling die hierbij hoort is dat hulpverlenende instanties weten wanneer er gesproken wordt over een complexe casus van huiselijk geweld en wat er van hen verwacht wordt om zorgstagnatie op de langere termijn te ondervangen. De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt: ´Op welke wijze kan men binnen het RVML en haar ketenpartners zorgstagnatie betreffende complexe casussen, aangaande huiselijk geweld, voorkomen´? Naar aanleiding van de interviews zijn er verschillende onderwerpen naar voren gekomen, te verstaan: privacy, huiselijk geweld, complex, verantwoordelijkheid, samenwerking, communicatie, bezuinigingen, methodiek, stagnatie, beleid, vrijwillig kader en aanbevelingen. Deze onderwerpen zijn gekoppeld aan de uitwerkingen van de deelvragen. De conclusies die hieruit volgen geven aan dat er verschillende manieren zijn om zorgstagnatie rondom complexe casussen van huiselijk geweld te ondervangen. Allereerst dient er een overeenstemming te zijn over de definiëring van het begrip complex in deze context. Een casus is complex als er sprake is van een multidisciplinair probleem, welke vraagt om een multidisciplinaire aanpak en waarbij geweld, dreiging of zorg voorkomt. Stagnatie kan verder ondervangen worden door een duidelijk convenant op privacy gebied. Ten tweede zorg de inzet van een casemanager voor een verduidelijking van de verantwoordelijkheid en de samenwerking. Het inzetten van de kleurencodes zoals deze als pilot in het Veiligheidshuis Tilburg gebruikt worden, zorgt ervoor dat er duidelijkheid is over wanneer er welke acties ondernomen kunnen (moeten?) worden. Als laatste is er de mogelijkheid om een cursus aan te bieden aan de uitvoerende hulpverleners over het bespreekbaar maken van huiselijk geweld in begeleidingscontacten. Dit zijn tevens onze aanbevelingen naar de opdrachtgever toe.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 2
Voorwoord
Voor u ligt een onderzoek naar de wijze waarop ketenpartners binnen het Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf zorgstagnatie rondom complexe casussen kunnen voorkomen. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf gevestigd te Oss en beslaat een periode van vier maanden. De onderzoeksresultaten zijn bestemd voor de participanten binnen het Veiligheidshuis die op de werkvloer te maken hebben met complexe casuïstiek.
In de uitwerking van dit project hebben de projectleden gebruik gemaakt van enkele afkortingen, voor de gehele uitschrijving en een uitleg van deze afkortingen verwijzen de projectleden u naar bijlage 4.
De onderzoeksvraag is tot stand gekomen naar aanleiding van de signalering vanuit het Veiligheidshuis dat er verschillende haken en ogen zitten aan het bestaande hulpverleningsaanbod rondom complexe casussen binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld. Door middel van een koppeling van theorie en praktijk heeft de projectgroep bereikt dat dit onderzoek kennis bijdraagt waardoor een heldere en uniforme aanpak door medewerkers gehanteerd kan worden wanneer het gaat om complexe casussen. De projectgroep wil graag een dankwoord uitspreken aan mevrouw A. de Winter die hen de mogelijkheid heeft geboden het project uit te kunnen voeren binnen een levendige en bewegelijke organisatie. Daarnaast willen zij alle respondenten danken voor hun medewerking aan het onderzoek. De projectgroep heeft met veel plezier onderzoek gedaan binnen het Veiligheidshuis mede door de hartelijke en warme samenwerking met toekomstige collega’s binnen het werkveld.
Laura Janssen Carlijn Kouwenberg Priscilla Verhoeven Suzanne Verlaan
Juni 2012
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 3
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 2 Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 Inleiding ................................................................................................................................................... 5 1. Probleemanalyse en probleemomschrijving....................................................................................... 6 1.0 Probleemanalyse........................................................................................................................... 6 1.1 Probleemomschrijving .................................................................................................................. 8 2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek ........................................................................................ 14 2.1 Materiaalverzameling ................................................................................................................. 15 2.1.2 Electronische bronnen......................................................................................................... 16 2.1.3 Plan dataverzameling .......................................................................................................... 17 3. Onderzoek ......................................................................................................................................... 19 3.1. Valkuilen onderzoek uitvoering ................................................................................................. 19 3.2. Kwalitatief Onderzoek................................................................................................................ 20 4. Resultaatbeschrijving ........................................................................................................................ 21 5. Conclusie ....................................................................................................................................... 30 5.1 Deelvragen .................................................................................................................................. 30 Deelvraag 1. Wat is zorgstagnatie in termen van het RVML? ...................................................... 30 Deelvraag 1.1 Wanneer is er sprake van zorgstagnatie volgens het RVML en wat is hier de reden voor?............................................................................................................................................. 31 Deelvraag 2.0 Wanneer is een casus van huiselijk geweld complex volgens de termen van het RVML?........................................................................................................................................... 34 Deelvraag 3.0 Hoe wordt een casusoverleg Huiselijk Geweld binnen het RVML en haar ketenpartners vorm gegeven? ..................................................................................................... 35 Deelvraag 3.1 Welke ketenpartners van het RVML spelen een rol in de begeleiding van een casus van huiselijk geweld? .......................................................................................................... 37 Deelvraag 3.2 Hoe verhouden deze ketenpartners zich tot elkaar binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld en wie heeft welke verantwoordelijkheid? ...................................................... 39 Deelvraag 4. Hoe wordt zorgstagnatie voorkomen, of hoe kan zorgstagnatie voorkomen worden volgens de verschillende ketenpartners binnen het RVML?........................................... 42 5.2 Hoofdvraag.................................................................................................................................. 45 6. Discussie en Aanbevelingen .............................................................................................................. 48 6.1 Discussie...................................................................................................................................... 48 6.2 Aanbevelingen............................................................................................................................. 50 6.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek:...................................................................................... 51 6.4 Evaluatie en discussie ................................................................................................................. 52 6.5 Kwaliteitseisen ............................................................................................................................ 53 Slotwoord .............................................................................................................................................. 56 Bijlagen .................................................................................................................................................. 57 Bijlage 1: Begrippenlijst..................................................................................................................... 57 Bijlage 2. Schema kwalitatief onderzoek .......................................................................................... 60 Bijlage 3: Verantwoording begrip definiëring complex .................................................................... 64 Bijlage 4: Individueel ......................................................................................................................... 68 Individueel Priscilla Verhoeven..................................................................................................... 68 Individueel Suzanne Verlaan ................................................................................................ 70 Individueel Carlijn Kouwenberg.................................................................................................... 72 Individueel Laura Janssen ............................................................................................................. 75
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 4
Inleiding
Vanuit het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf, hierna te noemen RVML, is gesignaleerd dat er haken en ogen zitten aan het bestaande hulpverleningsaanbod rondom huiselijk geweld. Het is niet eenvoudig een goede integrale ketensamenwerking op te zetten; er ontstaat een woud aan overlegvormen en er gaat veel tijd zitten in afstemming en verdeling van taken. Hierin schuilt het gevaar dat hulpverleners vanuit de visie van hun instelling blijven denken en handelen. Het gevolg hiervan is dat er geen integraal hulpverleningsaanbod in het belang van de cliënt tot stand komt, aldus Lünneman, Goderie en Tierolf (2010). Het RVML bestaat vanaf 2007 en richt zich op een gebied van twaalf gemeenten1 in het stroomgebied van de Maas en de Leijgraaf. De meeste casussen op het gebied van huiselijk geweld die in het RVML worden besproken, worden binnengebracht via de politie. In 2011 zijn er 748 zaken van de desbetreffende gemeente in het casusoverleg Huiselijk Geweld van het RVML besproken. In 2010 waren dit nog 708 zaken. De binnengekomen zaken huiselijk geweld worden tweewekelijks per thema en per district besproken. De casus wordt per persoon besproken en er worden duidelijke afspraken gemaakt. Met behulp van het Geïntegreerd Casus Overleg Systeem (GCOS) worden afspraken vastgelegd en opnieuw geagendeerd om de aanpak te volgen. Onderstaande cijfers hebben betrekking op het aantal huiselijk geweld zaken in 2011 per district. Ze zijn verkregen uit het jaarverslag RVML (2011). District Maasland
293 zaken
gemiddelde van 11.3 zaken per tweewekelijks overleg
Uden – Veghel
251 zaken
gemiddelde van 9.7 zaken per tweewekelijks overleg
Cuijk – Boxmeer
204 zaken
gemiddelde van 7.8 zaken per tweewekelijks overleg
Gemiddeld genomen worden er per tweewekelijks overleg tien zaken besproken.
Een groot aantal van de casussen zoals ze ingebracht worden in het RVML, kunnen besproken en afgehandeld worden via reguliere casusoverleggen. Juist omdat de structurele samenwerking/ integrale ketensamenwerking steeds beter verloopt, wordt ook steeds beter onderkend, wanneer opschaling nodig is (Jaarverslag RVML, 2011). Met opschaling wordt hier bedoeld, dat een casus uit het reguliere overleg genomen wordt vanwege zorgstagnatie. Met zorgstagnatie wordt bedoeld dat de zorg rondom een casus op geen enkele manier meer voortgang vertoont.
1
Gemeente Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Maasdonk, Mill en St. Hubert, Oss (inclusief Lith), Sint Anthonis, Uden en Veghel
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 5
1. Probleemanalyse en probleemomschrijving 1.0 Probleemanalyse
Definitie Huiselijk Geweld: ´Huiselijk geweld,, is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaande met, beschadiging van goederen in en om het huis).´(www.huiselijkgeweld.nl) De laatste decennia heeft de aanpak van huiselijk geweld veel aandacht van de overheid verkregen. Dit is te zien op de website van de rijksoverheid. Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) zal dit jaar 32 miljoen euro steken in de bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Doormiddel van deze gelden, vindt investering plaats in een landelijke modelaanpak van huiselijk geweld. De nadruk komt steeds meer te liggen op preventie. Een voorbeeld van een preventieve aanpak is de Meldcode; een vijfstappenplan waarin staat vermeld wat een professional het beste kan doen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Op het gebied van voorlichting is de publiekscampagne ‘Nu is het genoeg!’ van start gegaan. Naast de invoering van de hierboven genoemde zaken is de Wet Tijdelijk Huisverbod per 1 januari 2009 in werking getreden.
Zoals op de website van huisverbod.nl wordt beschreven maakt de Wet tijdelijk huisverbod het mogelijk om direct in te grijpen in een noodsituatie van huiselijk geweld. Dit Tijdelijk Huisverbod houdt in, dat een pleger van huiselijk geweld in beginsel tien dagen de gemeenschappelijke woning niet meer in mag en in geen geval contact mag opnemen met de partner en/of de kinderen. De maatregel biedt op deze manier de mogelijkheid om in een noodsituatie te voorzien in een afkoelingsperiode waarin de hulpverlening, systeemgericht, op gang kan worden gebracht en een escalatie kan worden voorkomen. Onder de term ‘systeemgericht’ gaat een variatie aan betekenissen schuil. Het kan betekenen dat er altijd een gezins- of relatieaanpak moet worden aangeboden. In deze aanpak vindt op verschillende niveaus samenhang en uitwisseling plaats, aldus Dijkstra (2008). Het kan echter ook betekenen, dat men de individuele factoren die van invloed zijn op de problematiek bij de hulpverlening betrokken worden en er gezocht wordt naar bredere oplossingen. In het verlengde hiervan kan het hulpaanbod aan de verschillende partijen (slachtoffer, dader en betrokken kinderen) onafhankelijk van elkaar verlopen. Meintser (2010) en Flikweert&Lünneman (2003) spreken in dit geval van een ‘Driesporenbeleid’. Het hulpverleningsaanbod na het opleggen
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 6
van een Tijdelijk huisverbod lijkt enigszins op een Driesporenbeleid. Dit Driesporenbeleid ontwikkelde zich dertig jaar geleden voor slachtoffers, plegers en kinderen als getuige / slachtoffer van huiselijk geweld. Meintser (2010) spreekt hier van een beleid waarin onderscheid gemaakt wordt onderscheidtussen drie ‘sporen’ waarop de hulpverlening zich richt. Te weten; ‘Het eerste spoor: Hulp aan slachtoffers – Opvang en individuele therapie / groepstherapie / relatietherapie. Het tweede spoor: Plegerbehandeling – Straf, Controleprogramma’s en individuele therapie / groepstherapie / relatietherapie. Het derde spoor: Hulp aan kinderen als slachtoffer / getuige van huiselijk geweld – Hulp / therapie en soms uithuisplaatsing.’(Meintser, N. 2010.) De term Systeemaanpak is vrijwel overal in de plaats gekomen van het driesporenbeleid. Binnen de systeemaanpak kijken de hulpverleners primair naar de dynamiek van het gezin als systeem. Vanaf 2009 geldt de Richtlijn ‘Familiaal Huiselijk Geweld’ als standaard voor de systeemaanpak (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2009). Deze richtlijn gaat voornamelijk in op het signaleren en herkennen van geweld, op de vraag hoe geweld bespreekbaar gemaakt kan worden, op de veiligheid van gezinsleden en beroepsbeoefenaars enop de mogelijkheid van behandelingen. In deze richtlijn spreekt men volgens Meintser (2010) van een systeemgeoriënteerde, dynamische en actiegerichte visie op huiselijk geweld. Zoals hierboven blijkt, staan het driesporenbeleid en de systeemaanpak tegenover elkaar. Namelijk dat het nu lijkt alsof het driesporenbeleid meer op het individu is gericht en de systeemaanpak meer op het gezin. Toch blijkt in de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod dat deze twee vormen in het verlengde van elkaar kunnen werken. Zo wordt de hulpverlening na de invoering van de Wet Tijdelijk Huisverbod vergeleken met een Driesporenbeleid, de hulpverlening wordt voor iedere betrokkene individueel opgepakt. De achterliggende gedachte die hieraan ten grondslag ligt is echter van systeemgerichte aard. De dynamiek van de hulpverlening blijft namelijk bij het (gezins-) systeem. Dit laatste zal voor de projectgroep invulling zijn van het begrip ‘systeemgerichte aanpak’. De burgemeester of de politie die door de burgemeester gemandateerd kan worden, hebben de bevoegdheid om het huisverbod op te leggen. Lünneman, Goderie en Tierolf (2010) spreken van een enorme impuls voor de systeemgerichte aanpak door middel van het huisverbod. Dit geldt niet alleen voor het hulpverleningsaanbod rondom het thema huiselijk geweld, het is kenmerkend voor de landelijke ( al dan niet Europese) ontwikkelingen aangaande hulpverlening en dus zelfs op nationaal niveau.
Medio 2005 zijn de eerste Veiligheidshuizen opgericht. Door het oprichten van een landelijk netwerk van Veiligheidshuizen, waar de strafrechtelijke partijen en zorgpartijen bij elkaar komen, vindt een Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 7
versterking plaats van de ketenaanpak rond huiselijk geweld. In deze Veiligheidshuizen wordt de (justitiële en zorg-) ketenaanpak gecoördineerd en wordt casusoverleg gevoerd. Sommige Veiligheidshuizen hebben een rol in de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod. Deze opkomst van een landelijk dekkende infrastructuur van Veiligheidshuizen voegt een nieuwe overlegstructuur toe van politie, justitie en gemeenten voor het maken van afspraken rondom een casus. In dit overleg wordt besloten hoe de samenwerking vorm zou moeten krijgen en wie,welke bevoegdheden krijgt. De gemeenten hebben op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) de regie over huiselijk geweld. Vanaf 2011 moet elke gemeente de aanpak van huiselijk geweld in uitvoering hebben. De Steunpunten Huiselijk Geweld hebben als taak het coördineren van hulp en het adviseren aan de burgemeester over het huisverbod als taak. Volgens Lünneman, Römkens& De Roos (2009) biedt de Wet Tijdelijk Huisverbod een aanvulling op de strafrechtelijke aanpak door politie en Openbaar Ministerie. De toekomst zal echter moeten uitwijzen, of deze bevoegdheid meer preventief of repressief in zal worden gezet.
Kortom de hulpverlening rondom gezinnen die te maken hebben met huiselijk geweld, heeft al veel ontwikkelingen doorgemaakt. De invoering van de systeemgerichte aanpak en het huisverbod zijn hier voorbeelden van. Toch blijkt uit de praktijk, dat er verbeteringen mogelijk zijn in de uitvoering van deze systeemgerichte aanpak. Voornamelijk deze systeemgerichte aanpak zou meer vorm kunnen krijgen. Door het werken met de systeemgerichte aanpak is binnen het Veiligheidshuis gebleken, dat het voor hulpverleners vaak nog onduidelijk is, wie hierin welke verantwoordelijkheden draagt.
1.1 Probleemomschrijving Vanuit het Veiligheidshuis is er een signaal afgegeven dat verbeteringen met betrekking tot de werkwijze van complexe casussen van huiselijk geweld, nodig zijn. Er zitten haken en ogen aan het bestaande hulpverleningsaanbod rond huiselijk geweld. Het is niet eenvoudig een goede integrale ketensamenwerking op te zetten, er ontstaat een woud aan overlegvormen en er gaat veel tijd zitten in de afstemming en de verdeling van taken. Hierin schuilt het gevaar dat, er mensen vanuit de eigen instelling blijven denken en handelen en er geen integraal hulpaanbod in het belang van de cliënt tot stand komt, aldus Lünneman, Goderie en Tierolf (2010).
Een ketenaanpak brengt een eigen dynamiek op gang: hoe moet de samenwerking van de ketenpartners vorm krijgen, wanneer en welke informatie moet worden uitgewisseld, wie heeft
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 8
welke bevoegdheid en welke verantwoordelijkheid voor welke taken. Daarnaast is het de vraag of het huidige aanbod aan hulp en opvang is toegesneden op de verwachte toename van en variëteit in vragen naar hulp en opvang. Een ander knooppunt ligt in de uitvoering van het Tijdelijk Huisverbod en de hiermee gepaard gaande systeemaanpak. Ten eerste kan de hulpverlening weer stagneren na tien dagen huisverbod. Ten tweede ligt er volgens Lünneman, Goderie en Tierolf (2010) een gevaar in de enorme toename van allerlei vormen van overleg, bestuurskundige modellen en protocollen die het huisverbod met zich meebrengt. Ten derde is er onduidelijkheid over waar de verantwoordelijkheid ligt en wie welke bevoegdheden heeft. Bovendien kan de zogenaamde eenheid van het gezin, die centraal staat in de systeemaanpak, haaks staan op de individuele belangen. Niet ieder gezinslid wil hulp en ook kan er verstrengeling van hulp ontstaan. Hierdoor krijgt niet iedereen de meest adequate hulp. Als laatste trekken Lünneman, Goderie en Tierolf (2010) nog een conclusie met betrekking tot de doelgroep Huiselijk Geweld. De projectgroep ziet namelijk een toename van doelgroepen en een differentiatie binnen deze doelgroepen, onder andere in ernst van het geld en complexiteit van de problematiek. De complexiteit van de problematiek in de casussen neemt toe en er is een schatting dat het bestaande hulpaanbod niet toereikend is. Ook leert de ervaring dat hulpverlenende instanties zich vaak alleen richten op hun eigen werkgebied. Het ontbreekt hierbij aan een integraal hulpaanbod. Uit de Kadernota van het RVML (2003) blijkt, dat onvoldoende regie het belangrijkste knelpunt vormt ten aanzien van de kwaliteit van de keten van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties. Door gebrek aan ketenregie is er sprake van onvoldoende samenwerking, samenhang en continuïteit in de geboden hulpverleningstrajecten. Het voorgaande zijn echter geen cijfers over bekend.
Ten tijde van het onderzoeksplan werd binnen het casusoverleg huiselijk geweld formeel onderscheid gemaakt tussen een zorg – en strafoverleg. Binnen het zorgoverleg werden casussen besproken waarvan een melding was gedaan bij de politie. Aanwezige partners waren: Slachtofferhulp Nederland, Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), Bureau Jeugdzorg (BJZ)/Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Geestelijke Gezondheid Zorg (GGZ), Stichting MEE, Steunpunt Huiselijk Geweld(SHG) en Novadic-Kentron verslavingszorg. Binnen het strafoverleg werden casussen besproken waarvan aangiftenwaren gedaan bij de politie. Binnen dit overleg sloot Novadic-Kentron verslavingsreclassering, het Openbaar Ministerie (OM), Politie en Reclassering Nederland aan. Er waren geen partners vanuit het strafrechtelijk overleg aanwezig binnen het zorgoverleg omdat er middels een melding geen vervolging plaats kan vinden. Vervolging is enkel
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 9
mogelijk, wanneer er daadwerkelijk aangifte is gedaan. Het huiselijk geweld overleg werd voorgezeten door een medewerker van het Steunpunt Huiselijk geweld. Huiselijk geweld zorgoverleg
Huiselijk geweld strafoverleg
Bureau documentatie
Bureau documentatie
Slachtofferhulp Nederland
Slachtofferhulp Nederland
Algemeen Maatschappelijk Werk
Algemeen Maatschappelijk Werk
Bureau Jeugdzorg/AMK
Bureau Jeugdzorg/AMK
GGZ
GGZ
MEE
MEE
Juvans (op afroep in het kader van de wet
Juvans (op afroep in het kader van de wet
tijdelijk huisverbod)
tijdelijk huisverbod)
Novadic-Kentron verslavingszorg
Novadic-Kentron verslavingsreclassering Openbaar ministerie Politie (desbetreffende district) Reclassering Nederland
Per 1 mei 2012 heeft het OM aangegeven zich officieel terug te trekken uit het strafoverleg Huiselijk Geweld. De reden hiervoor is een nieuwe werkwijze, waarmee een aanzienlijke versnelling in het afdoeningsproces wordt gerealiseerd: de Zo Snel Mogelijk-werkwijze (ZSM- werkwijze). Volgens de website van het OM vindt door deze werkwijze niet alleen versnelling plaats, ook wordt de administratieve last sterk teruggedrongen en het strafrecht waar nodig selectief ingezet. Op de werkvloer betekent dit dat aangiftes niet eerst het RVML bereiken maar rechtstreeks worden afgedaan door het OM. Dat is de reden dat het OM heeft besloten, dat hun aanwezigheid binnen het strafoverleg geen meerwaarde meer heeft en hebben zij zich teruggetrokken uit dit overleg binnen het RVML. Door deze beweging heeft ook Reclassering Nederland zich teruggetrokken. De reclassering werkt vanuit het strafrechtelijke kader en door het terugtrekken van het OM is dit niet meer aanwezig. Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 10
Tot slot hebben bureau Slachtofferhulp en Novadic- Kentron, instelling voor verslavingszorg, zich teruggetrokken ten gevolge van interne bezuinigingen. Wel hebben beide partijen aangegeven op afroep bereid te zijn deel te nemen aan het overleg.
Alvorens de projectleden spreken over het Steunpunt Huiselijk Geweld, hierna te noemen SHG, willen zij duidelijkheid scheppen. Er zijn landelijk 35 Steunpunten Huiselijk Geweld door het rijk ingesteld. De steunpunten hebben de procesregie bij huiselijk geweld. DeSteunpunten zijn allen aangehaakt bij een moederorganisatie. In Noord- Brabant is dat Juvans.Juvans is de voorwaarde scheppende organisatie voor de medewerkers van het Steunpunt Huiselijk Geweld Brabant- Noord. Het Steunpunt Huiselijk Geweld, dat op afroep in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod, aanwezig is bij het overleg, heeft het voorzitterschap op zich genomen tijdens het overleg Huiselijk Geweld binnen het RVML. Met deze veranderingen ziet het overleg ziet er als volgt uit: Casusoverleg Huiselijk Geweld Bureau documentatie Algemeen Maatschappelijk Werk Bureau Jeugdzorg/AMK GGZ MEE SHG (voorzitterschap) Politie Novadic-Kentron (op afroep) Slachtofferhulp (op afroep)
Wanneer het ontbreekt aan een goede integrale ketensamenwerking rondom de complexe casussen heeft dit gevolgen voor de deelnemende organisaties. Zij kunnen hun werk in dit geval minder doelmatig uitvoeren, doordat er veel tijd gaat zitten in de afstemming en de verdeling van taken. Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 11
Naast de gevolgen voor de instellingen die betrokken zijn bij een hulpverleningstraject rondom een casus met huiselijk geweld problematiek, zijn er ook gevolgen voor de dader en voor het slachtoffer waar de hulpverlening op gericht is. Zowel daders als slachtoffers zijn gebaat bij een passende hulpverlening en zijn er de dupe van wanneer deze tekortschiet. Omdat de tekortschietende hulpverlening een factor is in de gevolgtrekking voor de casus, zullen de projectleden zich in het verdere onderzoek richten op de hulpverlening, Ze zullen zich met name richten op de combinatie van reeds ontdekte valkuilen dat het hulpverleningsaanbod rond huiselijk geweld met zich meebrengt. Dit zullen de projectleden trachten te illustreren aan de hand van casussen waaruit de probleemstelling voor het RVML is voortgekomen. In deze casussen is er sprake geweest van een veelvuldig terugkerende zaak, zonder dat er een initiatief werd genomen vanuit de hulpverlening om hier op een andere manier naar te kijken en hulpverlening op uit te zetten.
Casus 1: Een gezin, moeder en vader met een dochter ( 6 jaar, bij eerste aanmelding). Het gezin stond al vanaf medio 2007 bekend bij Politie vanwege huiselijk geweld, maar dit bleef bij alleen melding en geen aangifte. De relatie tussen vader en moeder is al sinds 2002 verbroken. Er is ruzie met belediging en bedreiging daarbij inbegrepen, onderling en dit alles aangaande de omgangsregeling die is getroffen voor hun dochter. Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en de Geestelijke Gezondheid Zorg (GGZ) zijn ook betrokken. GGZ om gedragsverandering bij vader te bewerkstelligen en vanuit het Bureau Jeugdzorg (BJZ) hebben de man en vrouw een gezinsvoogd toegewezen gekregen. Sinds eind 2005 is er een ondertoezichtstelling voor dochter. Zij verblijft bij moeder. De moeder doet eind 2008 aangifte tegen vader, op advies van BJZ. Als gevolg hiervan wordt de omgangsregeling met vader stopgezet. Begin 2009 wordt de zaak opgepakt door politie. Er wordt een nieuwe gezinsvoogd vanuit BJZ aangewezen. In maart 2009 zijn aangifte van het slachtoffer en de verklaring van verdachte beoordeeld. Er zijn geen bewijzen aangetroffen en verdachte blijft ontkennen.
Deze zaak ligt sinds 2007 bij het Veiligheidshuis. Elke melding is besproken en er is hulpverlening opgestart voor dit gezin. In maart 2009 wordt de zaak afgedaan binnen het Veiligheidshuis vanwege het gebrek aan bewijs tegen vader. Dit baseren de projectleden op gegevens van het SHG.Er wordt geregistreerd in het Districtelijk Informatie Knooppuntsysteem (DIK) van de politie. Deze casus ook Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 12
geregistreerd. maar het blijft hierbij. De situatie blijft echter bestaan en het kind is hier de dupe van. Wat de projectleden hiermee proberen aan te geven, is dat de situatie van het gezindezelfde blijft als daarvoor. Het huiselijk geweld blijft bestaan, mede doordat vader niet vervolgd is.
Casus 2: Deze casus gaat over twee broers van middelbare leeftijd. Beiden wonen op hetzelfde stuk land, in een boerderij, maar ieder in een apart deel ervan. Tussen de broers zijn er veel spanningen. Geweld komt vaak aan de orde. Varieert van kleine schrammen, tot ernstige hechtingen en kneuzingen dus ernstig letsel. Broers doen voor het minste of geringste aangiften bij de politie. Ook wordt op een gegeven moment de zoon van één van de twee broers betrokken bij het geweld. Het Veiligheidshuis volgt de broers, maar onderneemt geen actie. De broers komen 15 keer terug in het overleg. De broers belasten de politie met de hoeveelheid tijd die zij van hen vragen. De zaak wordt afgedaan en valt niet meer onder de noemer huiselijk geweld. De politie hanteert de procedure die ze voor deze twee heren hebben opgesteld ( ze mogen zelfs geen melding meer doen bij de politie). Indien dit uit de hand loopt, zal de politie overgaan tot het bundelen van bewijsmateriaal en daarna tot vervolging. Vanuit het Veiligheidshuis wordt de mogelijkheid van bespreking tijdens het overleg, afgedaan. Ondertussen blijven de broers elkaar lichamelijke schade toebrengen en is er dus eigenlijk niets veranderd.
Wanneer er niet ingegrepen wordt in een gezin, kan dit gevolgen met zich meebrengen voor alle gezinsleden. Gezinsleden zijn gebaat bij passende hulpverlening en kunnen er de dupe van zijn wanneer de hulpverlening tekort schiet. De kans op recidive wordt verhoogd doordat bepaalde onderwerpen uit beeld raken bij de betrokken organisaties. Het doel van de samenwerking in het Veiligheidshuis is het terugdringen van overlast (bij overlast moet u bijvoorbeeld denken aan mensen die tussen wal en schip vallen en die op straat leven), huiselijk geweld en criminaliteit. Werkprocessen tussen ketenpartners worden op elkaar afgestemd. Wanneer er zaken mislopen in deze samenwerking kan dit ook gevolgen hebben voor de participerende organisaties doordat zij hun werk minder effectief kunnen uitvoeren. Wanneer de projectleden bovenstaande casussen als aanleiding nemen voor het onderzoek, interpreteert de projectgroep dat passende hulpverlening wel eens op zich laat wachten, of niet adequaat wordt doorgezet. We zien in bovenstaande casussen de zorg rondom de casus stagneren, dit brengt ons tot onderstaande doel- en vraagstelling.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 13
2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek
De doelstellingen vallen uiteen in een lange termijn doelstelling en een korte termijn doelstelling. De lange termijn doelstelling omschrijft hoe de ideale situatie waar het project een bijdrage aan levert eruit zal zien. In dit geval komt de projectgroep tot de volgende lange termijn doelstelling: •
Het aantal complexe gevallen van huiselijk geweld wordt teruggedrongen, doordat de zorg niet meer stagneert.
Het korte termijn doel wat hiermee samenhangt en wat de projectleden willen bereiken door middel van dit project is als volgt: •
De hulpverlenende instanties voorkomen zorgstagnatie, omdat zij weten wanneer er gesproken wordt over een complexe casus van huiselijk geweld en wat er van hen verwacht wordt om zorgstagnatie op de langere termijn te ondervangen.
Vraagstelling en deelvragen De centrale vraagstelling luidt als volgt: • Op welke wijze kan men binnen het RVML en haar ketenpartners zorgstagnatie betreffende complexe casussen, aangaande huiselijk geweld, voorkomen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet er allereerst antwoord gegeven worden op de volgende onderstaande vragen. Achter de vragen staat vermeld welk project lid voor elke deelvraag verantwoordelijk is. • 1. Wat is zorgstagnatie in termen van het RVML? (Priscilla Verhoeven) • 1.1 Wanneer is er sprake van zorgstagnatie volgens het RVML en wat is hier de reden voor? (Priscilla Verhoeven) • 2.0 Wanneer is een casus van huiselijk geweld complex volgens de termen van het RVML? (Carlijn Kouwenberg) • 3 Hoe wordt een casusoverleg Huiselijk Geweld binnen het RVML en haar ketenpartners vorm gegeven? (Carlijn Kouwenberg) • 3.1 Welke ketenpartners van het RVML spelen een rol in de begeleiding van een casus van huiselijk geweld? (Suzanne Verlaan) • 3.2 Hoe verhouden deze ketenpartners zich tot elkaar binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld en wie heeft welke verantwoordelijkheid? (Suzanne Verlaan) • 4. Hoe wordt zorgstagnatie voorkomen, of kan zorgstagnatie voorkomen worden volgens de verschillende ketenpartners binnen het RVML?(Laura Janssen)
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 14
De deelvragen worden vervolgens uitgewerkt aan de hand van de interviews en literatuuronderzoek.
2.1 Materiaalverzameling
2.1.1. Zoekplan
De projectgroep heeft hierboven de doelstelling en onderzoeksvragen voor het onderzoek vastgelegd. In hetzoekplan zullen ze op zoek gaan naar informatie om deze onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. 1. Wat is zorgstagnatie? Enerzijds zal hier antwoord op gegeven worden door middel van het interviewen van medewerkers van het RVML en haar ketenpartners. Anderzijds wordt bekeken wat er in eerdere onderzoeken bekend is over zorgstagnatie en wat hierover geschreven is. 1.1. Wanneer is er sprake van zorgstagnatie en wat is hier de reden voor? Omdat er weinig over bekendis en er geen eenduidige beredenering is, wordt het antwoord op deze vragen gehaald uit de analyse van de interviews met de respondenten.
2. Wanneer is een casus van huiselijk geweld complex volgens de termen van het RVML? Ook hier is geen eenduidige afspraak over binnen het team Huiselijk Geweld. Aan de hand van de interviews met de respondenten zal hier een antwoord op gevormd worden.
3. Welke ketenpartners van het RVML spelen een rol in de begeleiding van een casus van huiselijk geweld? Deze vraag zal beantwoordt worden aan de hand van het Jaarverslag 2011 van het RVML.
3.1 Hoe verhouden deze ketenpartners zich tot elkaar binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld en wie heeft welke verantwoordelijkheid? Hiervoor zullen de projectleden enkele casusoverleggen Huiselijk Geweld bijwonen en observeren. Daarnaast gaat de projectgroep de respondenten vragen hoe zij de onderlinge relaties zien en graag zouden willen zien.
3.2 Hoe wordt een casusoverleg Huiselijk Geweld binnen het RVML en haar ketenpartners vormgegeven? Ook in dit geval zal de projectgroep zich richten op de bijgewoonde overleggen en de respondenten.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 15
4. Welke mogelijkheden bestaan er voor het ondervangen van zorgstagnatie? Hiervoor zullen de projectleden de literatuur bestuderen om te kijken, wat er hierover bekend is vanuit eerdere onderzoeken. Daarnaast zal de projectgroep de respondenten interviewen met betrekking tot hun kijk op zorgstagnatie en zal de groep deze antwoorden van de respondenten vervolgens analyseren. In bijlage 1, de begrippenlijst, staat uitleg over de verschillende termen die staan in de uitwerking van de probleemanalyse. Er is onder andere gekeken naar huiselijk geweld, geweld, plegers en daders, slachtoffer(s) en de begrippen zorgstagnatie en ‘complexe casus’.
2.1.2 Electronische bronnen
Hieronder staat systematisch vermeld, welke bronnen worden geraadpleegd. In de literatuurlijst is een verslag te vinden over de gebruikte bronnen in die gebruikt zijn. * Internet: huiselijk geweld gerelateerde websites www.huiselijkgeweld.nl, www.steunpunthuiselijkgeweld.nl, www.rijksoverheid.nl, www.huisverbod.nl en www.movisie.nl * Internet: Google Scholar, wetenschappelijke artikelen. * Literatuur: - Clement, C., Pravda, N., Jaarsma, F. & Bandt, M. (2008). Uit het veld geslagen: knelpunten na partnergeweld. (Stichting Zijweg). Maastricht: Uitgeverij Boekenplan - Flikweert, M. &Lünnemann, K.D. (2003). Hulpverlenen aan het gezin. Literatuurstudie naar systeemgerichte benadering in geval van huiselijk geweld. Utrecht: Verweij-Jonker instituut - Lünnemann, K.D., Goderie, M. &Tierolf, B. (2010). Geweld in afhankelijkheidsrelaties. Ontwikkelingen in vraag naar en aanbod van hulp en opvang. Utrecht: Verweij-Jonker instituut. - Lünnemann, K.D., Römkens, R. & Roos, Th. A. de. (2009). Wie slaat, die gaat! Kanttekening bij het huisverbod als nieuw instrument in de aanpak van geweld achter de voordeur. (Wetenschap -697). Nederlands Juristenblad. - Mannak, R. & Geelhoed, K. (2010). De effectiviteit van veiligheidshuizen. Tilburg: Tilburg University. - Meintser, N. (2010). Wordt vervolgd: Experts over trends en ontwikkelingen in huiselijk geweld. Utrecht: MOVISIE. * Jaarverslagen RVML * Interviews medewerkers en andere personen die voor de projectgroep van belang zijn.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 16
2.1.3 Plan dataverzameling
Kwalitatief onderzoek is kleinschalig van aard. Dit doordat representativiteit hier niet is gebaseerd op getallen en aantallen respondenten. De resultaten zijn kwalitatief representatief als de steekproef zo in elkaar wordt gezet, dat alle relevante verschillen in meningen, opvattingen, gevoelens en motivaties de mogelijkheid krijgen om zich te manifesteren binnen de steekproef en binnen het onderzoek. Dit onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek, omdat diepgaande informatie gewenst is en het gaat om de betekenis die de deelnemers van het onderzoek aan zaken geven. Er is gezocht naar de gedachten van de ketenpartners over de werkprocessen in verband met zorgstagnatie en de regie over hulpverlening binnen huiselijk geweld. Voor iedere interview, zal minimaal een uur beschikbaar zijn. De projectgroep wil graag informatie over de motieven, denkbeelden, gedrag en emoties rondom het thema Huiselijk Geweld binnen het RVML en haar ketenpartners. Dit moet bereiktworden door middel van het houden van open halfgestructureerde interviews in de vorm van een tweegesprek.
De populatie geeft het totale aantal eenheden weer, waarop het onderzoek betrekking heeft. Bij populatie moet je denken aan groepen personen, organisaties, landen, teksten, cijfers, en situaties. Dit onderzoek is gericht op het casusoverleg Huiselijk Geweld binnen het RVML. De populatie beslaat alle afgevaardigden van alle participerende organisaties binnen het RVML. Binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld van het RVML zijn bij de start van dit onderzoek in februari 2012, de volgende partijen betrokken; AMW, BJZ/AMK), GGZ, SHG, MEE, Novadic- Kentron (op afroep), bureau documentatie, politie en bureau Slachtofferhulp (op afroep) en het OM. Daarnaast is op eigen initiatief gekozen om het Veiligheidshuis Midden- Brabant gevestigd in Tilburg en de heer D. van der Kaap, rechercheur binnen de regio Maas & Leijgraaf, bij de populatie te betrekken. Het Veiligheidshuis Midden-Brabant in 2002 haar deuren. Als eerste Veiligheidshuis in Nederland. Het huis zou een voorloper zijn, op de ontwikkelingen rondom de Veiligheidshuizen in Nederland. Daarbij zit Steunpunt Huiselijk Geweld fysiek gevestigd in het huis. De heer D. Van der Kaap heeft als rechercheurexpertise waar het, het strafrecht betreft. Hij is al geruime tijd werkzaam in het vak en heeft de ontwikkeling van de Veiligheidshuizen volledig meegemaakt. Zijn deskundigheid zijn en de ervaringen vanuit zijn loopbaan zijn een meerwaarde voor het onderzoek.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 17
Het is niet altijd mogelijk om elk element in je populatie bij het onderzoek te betrekken. Soms is je populatie zo groot of zo onbereikbaar, dat je het moet doen met een deel van deze populatie. Deze deelverzameling wordt ook wel steekproef genoemd. In het beginsel richt dit project zich bij de steekproef op de gehele populatie zoals hierboven weergegeven. Door het terugtrekken van ketenpartners binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld bij het RVML gedurende dit onderzoek, is er een verandering gekomen in de steekproef. Namelijk het feit dat er één ketenpartner, het OM, geen bijdrage wilde leveren.
De projectleden zijn aan alle contactpersonen gekomen doormiddel van het bijwonen van het casusoverleg Huiselijk Geweld binnen het RVML. Daarnaast heeft de opdrachtgever contactpersonen aangedragen . Zo heeft de huidige steekproef de vorm gekregen van een selecte steekproef. De informatie wie, wanneer, welke respondent, waar geïnterviewd heeft is te vinden in bijlage 2.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 18
3. Onderzoek
3.1. Valkuilen onderzoek uitvoering
Alvorens de projectledenbegonnen zijn met de uitvoering van het kwalitatief onderzoek, hebben ze gekeken naar de mogelijke valkuilen die dit onderzoek met zich mee brengt. Dit hebben ze bewust van te voren gedaan, om valkuilen te vermijden. In het onderzoeksplanisgesproken van de volgende eventuele risico’s of bedreigingen: • Het mislopen van de samenwerking tussen de groepsleden Wat hierover gezegd kan worden, zonder teveel in details te treden en van dit document een reflectieverslag te maken is dat er naar aanleiding van het onderzoeksplan een samenwerkingscontract is opgesteld. Het is voorgekomen dat de projectleden elkaar op hun verantwoordelijkheden hebben moeten aanspreken.
• Terugtrekken van de instelling Op het moment van het plannen van de interviews hebben justitiële partijen zich als gevolg van het invoeren van de ZSM-werkwijze teruggetrokken uit het overleg. Dit is eerder besproken in hoofdstuk 1.1 probleemomschrijving. Dat is de reden dat het OM geen medewerking verleende aan de uitvoering van het kwalitatieve onderzoek. Dit heeft geen effect op de geldigheid en betrouwbaarheid van het onderzoek gehad, omdat andere justitiële partners wel tot de respondenten gerekend kunnen worden.
• Het tegenkomen van belemmerende beheersfactoren (geld, tijd, etc.) Om ervoor te zorgen dat de belemmerende beheersfactoren zoals geld en tijd, geen deze rol gaan spelen in de uitwerking van het project zullen de projectleden goede afspraken met elkaar blijven maken. Dit zodat volgens een strakke tijdsplanning gewerkt kan worden waarin iedereen binnen de projectgroep weet wat er van haar verwacht wordt. Dit is uitgevoerd zoals in het onderzoeksplan beschreven is.
Daarnaast is het van belang om ook met de opdrachtgever regelmatig te bespreken, hoe het project verloopt. Dat is voor beide partijen fijn. Dit is uitgevoerd zoals in het onderzoeksplan beschreven is.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 19
Om de medewerking van collega’s te optimaliseren hebben de projectleden een e- mail rondgestuurd met daarin informatie over de groepsleden, een uitleg wat het doel is van het project en waarin gevraagd wordt naar de bereidheid of collega’s benadert mogen worden voor het afnemen van interviews in het kader van het project. Op deze mail is positief gereageerd door de participanten van het veiligheidshuis en deze hebben aangegeven open te staan voor medewerking aan het onderzoek.
Zoals in het onderzoeksplan beschreven, zijn belemmerende beheers factoren onvermijdelijk. Wat erg belangrijk isbinnen de uitvoering van het onderzoek, isdat belemmeringen tijdig bespreekbaar worden gemaakt met zowel de externe begeleiders vanuit de opleidingals met de opdracht gevende instelling als ook intern met de alle groepsleden.
3.2. Kwalitatief Onderzoek
Alvorens de projectleden de interviews zijn gaan afnemen, zijn gezamenlijk de interviewvragen opgesteld. De beginvraag is de volgende:
Op welke wijze kan men binnen het RVML en haar ketenpartners zorgstagnatie betreffende complexe casussen op een verantwoorde wijze voorkomen? Vervolgens vormden de onderstaande vragen een leidraad voor het gesprek, er is echter wel vanaf geweken, als dit bevorderlijk was voor de informatie die ingewonnen moest gaan worden. De volgende vragen zijn gehanteerd: -
Zou u iets kunnen vertellen over uzelf, uw functie en uw organisatie?
-
Wat weet u over het onderwerp huiselijk geweld en zou u hierover iets willen vertellen?
-
Als we spreken van casussen aangaande Huiselijk Geweld, waar spreken we dan volgens u over? Wanneer kan men volgens u spreken van een complexe casus aangaande huiselijk geweld? Aan welke criteria dient een casus te voldoen?
-
Hoe vindt u dat er met complexe casussen binnen het Huiselijk Geweld overleg wordt omgegaan? Is het duidelijk wie de verantwoordelijkheid heeft, als er complexe casussen aan bod zijn?
-
Hoe vindt u dat de ketenpartners zich tot elkaar verhouden?
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 20
De volgende vraag is voortgekomen uit de probleemanalyse aan de hand van het literatuuronderzoek: -
Hulpverlening rondom casussen aangaande huiselijk geweld is in beginsel systeemgericht qua benadering. Bij een tijdelijk huisverbod spreekt men echter van een hulpverlening, die lijkt op een ‘driesporenbeleid’. Hoe ziet uw organisatie dit? Toelichting: Met systeemgericht werken wordt bedoelt dat hulpverlening primair kijkt naar de dynamiek van het gezin als systeem of het systeem zelf. Het gaat vooral om het signaleren en herkennen van geweld en hoe men dit bespreekbaar kan maken binnen een systeem. Met het ‘driesporenbeleid’ wordt bedoelt dat er de volgende drie sporen gehanteerd worden: 1) Hulp aan slachtoffers 2) Plegerbehandeling 3) Hulp aan kinderen als slachtoffer/getuige van huiselijk geweld.
-
Wat zijn volgens u mogelijkheden om zorgstagnatie te ondervangen?
-
Als u verbeterpunten zou moeten noemen betreffende de hulpverlening rondom casussen van Huiselijk Geweld in het algemeen en bij complexe casussen, wat zouden deze dan zijn?
De interviewvragen zijn gebaseerd op de deelvragen. Dat betekent niet, dat er alleen aan deze vragen is vastgehouden gedurende de interviews. Wanneer respondenten nieuwe thema’s en onderwerpen aandragen wordt doorgevraagd en gevraagd naar verheldering. De deelvragen liepen als een rode draad door het interview. Daarnaast wordt gevraagd om uitleg bij de organisatie, die de respondenten vertegenwoordigd. Ook wil de projectgroep weten wat de algemene kennis van de respondenten is overhuiselijk geweld. Dit omdat een inventarisatie nodig is over wat de ketenpartners aan hulpverlening te bieden hebben. De vraag naar de algemene kennis wat betreft huiselijk geweld dient als inleiding van het interview en om een beginpunt vast te stellen waarop in het interview wordt doorgevraagd.
4. Resultaatbeschrijving
De respondenten zijn van de volgende organisaties: Algemeen maatschappelijk werk AanZet, Bureau jeugdzorg, Bureau Documentatie RVML, MEE, Novadic-Kentron, Politie, Reclassering, Raad van de kinderbescherming, RVML, Manager steunpunt huiselijk geweld, steunpunt huiselijk geweld
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 21
(voorzitterschap casusoverleg), Slachtofferhulp, Veiligheidshuis Tilburg, Politierechercheur, GGZ.
Omdat de projectgroep de afgelopen periode bezig is geweest met een kwalitatief onderzoek,is gekozen voor half open gestructureerde interviews in de vorm van een tweegesprek. In één enkele uitzondering heeft de groep ervoor gekozen met twee interviewers het gesprek in te gaan. Tijdens het coderen bleek al dat er verschillende begrippen in bijna in elk interview terug kwamen. Tevens ging het hierbij om begrippen die indirect in verband stonden met de deelvragen. Dit is de reden dat er gekozen is om binnen de groep dezelfde labels te gebruiken in de kwalitatieve analyse. Om te zorgen voor een eenzijdige interpretatie van de labels, zijn de interviews van elk project lid ook gelabeld. Dit vergroot de intersubjectieve betrouwbaarheid. Hieronder staat een verslag van de uiteindelijke kwalitatieve analyse die voortgekomen is uit de zestien interviews die de projectleden hebben gehouden met de verschillende respondenten. De kwalitatieve analyse is opgedeeld in de begrippen: privacy, huiselijk geweld, complex, verantwoordelijkheid, samenwerking, communicatie, bezuinigingen, methodiek, stagnatie, beleid, vrijwillig kader en aanbevelingen. Deze begrippen hebben de projectleden uiteindelijk dus gekozen om de informatie onder te scharen. We noemen de begrippen ook wel labels, deze labels zijn noodzakelijk om een analyse te kunnen doen.
Privacy Ondanks dat de privacywetgeving geen onderdeel was van de interviewvragen, is dit wel een onderwerp, dat veelvuldig naar voren komt in de interviews. Uit het onderzoek blijkt, dat er een privacywetgeving is, maar dat er geen duidelijkheid is over de manier waarop deze wetgeving ingevuld wordt. De meningen van de verschillende ketenpartners liggen op dit gebied niet op één lijn. Een aantal ketenpartners is heel terughoudend in het delen van informatie. Zo geeft de GGZ aan, dat zij gebonden zijn aan een medisch beroepsgeheim. Andere organisaties merken dit en geven aan dat de GGZ hierdoor weinig informatie prijs kan / mag geven. Reclassering stelt echter, ‘veranderingen omtrent privacy op beleidsniveau zijn gaande’.Terwijlandere ketenpartners juist aangeven dat een verandering op beleidsniveau wenselijk is op het gebied van privacy. Er wordt door verschillende organisaties gesproken over een bepaalde ‘informatieplicht’. Hier tegenover staat MEE ‘Het is nogal wat als je over cliënten praat zonder dat zij daar zelf bij zijn’.
Huiselijk geweld Onder huiselijk geweld verstaan de ketenpartners partnermishandeling, ouderenmishandeling, kindermishandeling, loverboy problematiek en eergerelateerd geweld. De manager van het Steunpunt Huiselijk Geweld spreekt van ‘Huiselijk geweld in de brede zin van het woord. Van fysiek, tot psychisch tot seksueel, tot uitbuiting, tot verwaarlozing en onthouden van voeding’. Een definitie Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 22
van huiselijk geweld is vastgelegd bij de politie. Dit betreft het strafrechtelijke deel. Huiselijk geweld is een proces, het kan heel vaak voorkomen, voordat een zaak bij de politie in beeld komt. Dit is ook de reden dat alle ketenpartners er alles aan willen doen om het te stoppen, maar vooral ook te voorkomen. Het Steunpunt Huiselijk Geweld heeft een adviesfunctie aan professionals. Zij kunnen daar terecht met hun vragen en/voor advies. Kinderen zijn altijd belast met huiselijk geweld als hier sprake van is. ‘Ze kunnen getuige zijn, of ze hebben er zelf mee te maken. Het protocol gaat zover dat kinderen elders kunnen verblijven’, aldus de politie. Bij 75% van de zaken bij BJZ is er sprake van huiselijk geweld. De RvdK spreekt van een loyaliteit van slachtoffer aan de verdachte, dan weldader. Zie begrippelijst.
Complex Vrijwel elke organisatie spreekt van complex op het moment dat er kinderen bij betrokken zijn. Ook de problematieken op verschillende levensgebieden (multidisciplinair, zie bijlage 3) is iets wat bij elke respondent naar voren komt. Novadic-Kentron stelt dat ‘op het moment dat er sprake is van een bepaalde verslavingsproblematiek, is er eigenlijk altijd sprake van een multidisciplinair probleem en dus van een complexe casus’. Daarnaast kan een dader ook slachtoffer zijn en andersom. Dit maakt het ook complex. Op het moment dat er meerdere partijen bij een casus betrokken zijn, is er sprake van een multidisciplinaire aanpak. Dit maakt een casus complex. Het generatie op generatie overgeven van huiselijk geweld maakt dat het om een vorm van coping- strategie gaat. Op hulpverlenend niveau ‘is een casus complex als de cliënt een vraag heeft die niet binnen het aanbod van de instellingen past’, aldus de GGZ. Er is dan sprake van een impulsproblematiek, geweld wordt een taal om mee te communiceren.
Verantwoordelijkheid Volgens MEE begint de verantwoordelijkheid op het moment dat je de casus toegewezen krijgt. Deze toewijzing gebeurt door de voorzitter vanuit het SHG. Alle ketenpartners stellen dat de verantwoordelijkheid nergens is vastgelegd en dat hierdoor iedereen er op een andere manier mee omgaat. ‘Hulpverleners blijven dicht bij de oorspronkelijke vraag waarvoor zij benaderd zijn, kunnen daarnaast signaleren dat er wat speelt in de thuissituatie, maar vinden het vaak nog lastig om dit te bespreken’, aldus SHG. Vanuit de rijksoverheid heeft het SHG de taak van procesregie toegewezen gekregen. Verantwoordelijkheid wordt ontweken op het moment, dat de vraag niet bij het aanbod aansluit. Daarnaast zijn professionals in sommige gevallen bang om de verantwoordelijkheid te nemen en te registreren. Dit wegens de verantwoordelijkheid die er rust op hetgeen er geregistreerd wordt. Er is geen overeenstemming over de regierol. Zo geeft Bureau Documentatie aan‘iedere ketenpartner verantwoordelijk is, beslissingen gebeuren samen in het overleg’. Toch geven meerdere Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 23
ketenpartners aan, dat zij behoefte hebben aan een bepaalde regierol, die duidelijk stelt wie welke verantwoordelijkheden heeft.
Samenwerking Het is belangrijk dat organisaties elkaar weten te vinden voor een afstemming van goede hulpverlening. Dit gebeurt in het overleg. In samenhang wordt bekeken welke organisaties betrokken zijn en wat er eventueel nog ingezet kan worden. Deze afstemming kan volgens alle respondenten beter worden vormgegeven. Alle participerende organisaties kunnen casussen inbrengen.‘Dit gebeurt nu alleen via de politie’, aldus SHG. Daarnaast is er onduidelijkheid over de manier waarop men met elkaar moet samenwerken. Ook komt een uitvoerende hulpverlener niet of nooit in het overleg, terwijl zij de daadwerkelijke hulpverlening voor dat specifieke gezin bieden. Dit ligt in het verlengde van de verantwoordelijkheden. Een regierol zou hierin oplossing kunnen bieden. Een cliënt is in staat om bij meerdere instanties een traject te volgen. Door een actievere rol in de hulpverlening de laatste jaren, het outreachende werken. Outreachend werken wil zeggen dat de hulpverleners naar de cliënten toegaan, in plaats van de cliënt naar het kantoor van de desbetreffende instelling. Vanwege deze nieuwe vorm van hulpverlening, is het van belang dat hier één hulpverlener overzicht heeft. Wie van de hulpverleners zitten er in een bepaald gezin en wat doen zij daar. Doordat de samenwerking tussen verschillende instanties zo beter verloopt, is dit bevorderlijk voor het welbevinden van een cliënt. GGZ stelt echter wel dat ‘er beter gebruik gemaakt kan worden van expertise, dat wordt nu te weinig gedaan’. Erg belangrijk is dat er respect naar de organisaties onderling is. Ook het terugtrekken van de justitiële partners heeft gevolgen voor de samenwerking. Op het niveau van crisisdiensten is er sprake van een spanningsveld. ‘Politie werkt 24/7 terwijl hulpverlenende instanties vaak alleen binnen kantoortijden bereikbaar zijn, dit maakt het lastiger’, aldus recherche. Het Veiligheidshuis Tilburg probeert via een regierol de samenwerking en afstemming van ketenpartners te verstevigen en versnippering tegen te gaan.
Communicatie ‘Van organisaties wordt verwacht dat ze terug rapporteren wat het effect was van de inzet. Wanneer die niet gebeurt, zijn hier geen consequenties aan verbonden, aldus SHG. Organisaties zijn bereid om de expertise die ze hebben, te delen. Maar zoals naar voren kwam in de samenwerking, wordt hier echter te weinig gebruik van gemaakt. Wrijving tussen werknemers kan ontstaan als men in verband met de privacywetgeving bewust informatie achterhoudt. SHG probeert de uitvoerende hulpverleners met elkaar in contact te brengen. Dit gebeurt echter alleen op initiatief van de hulpverleners die op een zaak zitten. Slachtofferhulp zegt over het overleg ‘misschien is het overleg Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 24
wel alleen een praatgroepje’. Door de andere ketenpartners wordt het casusoverleg echter wel als waardevol beschouwd. ‘Er is weinig afstemming vanuit SHG als zij procesregie hebben opgepakt en hoe ze dit is afgegaan, hier is wel behoefte aan’, aldus Bureau Documentatie. Als laatste geeft elke respondent aan dat de lijnen onderling korter en effectiever zouden moeten zijn.
Bezuinigingen Alle ketenpartners geven aan dat tijd en geld belangrijke factoren zijn, die bepalend zijn voor de invulling van de hulpverlening. Tijd en geld zijn noodzakelijk om bepaalde zaken uit te kunnen blijven voeren of te kunnen investeren in nieuwe zaken. Iedereen streeft wel naar het beste, maar komt hier door gebrek aan geld en tijd niet aan toe. Daarnaast zorgen de bezuinigingen ervoor, dat je geneigd bent om alleen maar je eigen stukje te behandelen. Wegens bezuinigingen trekken de justitiële partijen zich terug. Andere ketenpartners zijn hierop weer bang om informatie te missen. ‘Hierdoor is de integraliteit minder; ketenpartners trekken muren op, schermen hun domein af’, aldus RVML. De capaciteit is teruggedrongen wegens de bezuinigingen. Ook ‘de cursus huiselijk geweld wordt door bezuinigingen maar aan een enkele medewerker gegeven’, aldus AanZet. Als laatste is er onduidelijkheid over wat men met welke financiële middelen kan bewerkstelligen.
Methodiek ‘Bemoeizorg wordt vaak ingezet als laatste redmiddel’, aldus MEE en SHG. Een motiverende gespreksvoering is erg belangrijk. De GGZ spreekt van een training rondom impulsproblematiek en coping strategieën. Bijna alle respondenten zien het belang van een systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld. Kanttekening hierbij is dat er geen duidelijke afstemming is wat dit systeemgerichte dan inhoudt. Reclassering en Slachtofferhulp geven aan ‘wij kunnen niet iedereen als cliënt zien, wij zijn er vaak alleen voor de cliënt,om wie het draait’. Sinds 2009 is er de Wet Tijdelijk Huisverbod. Van belang is om de outreachende hulpverlening laagdrempelig te houden. Alle respondenten geven aan, dat er geen methodiek is voor medewerkers om huiselijk geweld bespreekbaar te maken, maar dat ze in het vormen van een dergelijke methodiek, wel een mogelijkheid zien. Als er wel een methodiek is, dan kan deze door gebrek aan geld maar aan een aantal medewerkers gegeven worden. ‘Het GCOS cliënt registratiesysteem is een algemene methodiek voor alle ketenpartners’, aldus Bureau Documentatie.
Stagnatie Binnen de respondenten spreekt men van zorgstagnatie wanneer de hulpverlening om wat voor reden dan ook niet van de grond komt en er geen vooruitgang in de casus is. Er worden verschillende redenen genoemd door de verschillende participanten. ‘Een casus zou Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 25
stagneren wanneer hulpverleners niet goed op elkaar afstemmen en door onduidelijkheid over (elkaars) werk en verantwoordelijkheden en taken’. Ook zou teveel denken vanuit de eigen instelling, vanuit eigen opdracht, eigen taakstelling, en eigen specialisme verkokering tot gevolg hebben. Het verkokerd kijken van hulpverleners kan leiden tot stagnatie. Een goede afstemming is volgens alle partijen nodig om stagnatie te voorkomen en te ondervangen. Op het moment dat een casus stagneert, moet de samenwerking opnieuw uitzet en coördineert worden. Ook zou stagnatie ontstaan wanneer partners onvoldoende kunnen doorpakken en partners niet leveren, wat ze zouden kunnen leveren. Hulpverlening betekent echter niet meteen een oplossing. Er moet op dat moment ingezoomd worden op de oorzaak. Het Veiligheidshuis een netwerkorganisatie. Er is geen directe leidinggevende welke een besluit kan vormen, hierdoor worden casussen soms niet doorgepakt. Tevens kan zorg kan stagneren door onjuiste en, of onvoldoende volgtijdelijkheid of door de verschillende privacy protocollen van de participerende organisaties, waardoor informatie niet gedeeld wordt. Stagnatie kan volgens de participanten een aspect zijn binnen een complexe (multiproblem)casus. In veel gevallen is de hulpverlening vrijblijvend. Organisaties hebben daarom te maken met afvallers die het traject niet afmaken. ‘Wanneer cliënten hulpverlening blijven weigeren houden de mogelijkheden voor de hulpverlener op.’ Het casusoverleg binnen het RVML vindt één keer in de twee weken plaats. Dit kan ervoor zorgen dat zaken tussen de twee en drie weken oud zijn, voordat ze voor het eerst besproken worden. ‘De zorg stagneert zowel binnen als buiten het Veiligheidshuis.’ Ook starten trainingen vaak maar één keer in het half jaar, waardoor de cliënt in het ergste geval bijna zes maanden moet wachten. ‘Er kan dus sprake zijn van wachtlijsten of van het uitblijven van de reactie van hulpverleners (vooral bij minder complexe zaken)’ Veel meldingen van politie zijn voordat het overleg plaatsvindt al binnen gekomen bij een participerende organisatie. Recidive is onderwerp van gesprek maar betekent niet altijd stagnatie. Tot slot wordt stagnatie geweten aan de hoeveelheid registratiewerkzaamheden buiten het eigen registratiesysteem van de deelnemer om.
Beleid Binnen het Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf is de gemeente Oss beleidsmaker. De gemeente is de regisseur van integrale veiligheid binnen de eigen Gemeente. Daarnaast komt de overheid met eisen en ontwikkelingen en heeft iedere participerende organisatie zijn eigen belangen, werkwijze en beleid. Binnen het Veiligheidshuis komt dit beleid samen. Volgens de deelnemers moeten er op beleidsniveau onderlinge afspraken tussen de participerende organisatiesworden vastgelegd. Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 26
Ook zou er ‘binnen het overleg een convenant aangaande informatieverspreiding gedurende het overleg moeten komen; hier moet het privacy protocol meegenomen worden.’ Tot slot zou er beleid moeten komen voor de veiligheid van de eigen medewerkers.
Binnen het overleg filtert politie, tevens deelnemer van het Huiselijk Geweld overleg, de binnengekomen code huiselijk geweld zaken en brengt deze zaken vervolgens in tijdens het overleg. ‘Politie zou niet de enige moeten zijn die zaken inbrengt tijdens het overleg. Ook bij twijfel van ketenpartners over een zaak moet er toch zorgmelding gedaan worden.’ Het RVML huurt via het OM een werknemer in die de Bureau Documentatie werkzaamheden verricht. Dus ook de verslagleggingen en notulen gedurende het Huiselijk Geweld overleg. Binnen het overleg van het Veiligheidshuis Midden-Brabant worden aangiften en meldingen via de politie en melding via het telefonisch meldpunt besproken. Middels kleurencodes, schaal groen tot rood, wordt de dreiging van het geweld en het recidivegevaar aangegeven. Letters geven de (gewenste) betrokkenheid weer. Wanneer er getwijfeld wordt of de hulpverlening ingang krijgt, komt de casus terug op het overleg. Op iedere zaak die besproken wordt tijdens het overleg, wordt hulpverlening uitgezet. Ook als dit betekent op de meest minimale wijze, bijvoorbeeld doormiddel van één telefoongesprek.
Vrijwillig kader Ketenpartners geven aan dat hulpverlening binnen het vrijwillige kader voor- en nadelen kent. Een nadeel dat door AanZet en de GGZ wordt genoemd, is dat door de vrijwilligheid het zorgcontact gemakkelijk genegeerd wordt. Hierdoor kan een situatie recidiveren. Een ander nadeel is, dat de hulpverlening binnen het vrijwillige kader niet altijd van de grond komt, waardoor hulpverlening waar de zorg ligt, stagneert. Een voordeel dat wordt genoemd, is dat laagdrempelige zorg eerder geaccepteerd wordt dan gedwongen hulpverlening. Vanuit het gedwongen kader zijn ‘mensen bang iets kwijt te raken’, aldus BJZ & Reclassering (2012). Wanneer er binnen het Veiligheidshuis Midden-Brabant een telefonische melding van huiselijk geweld binnen komt, wordt het betrokken systeem op vrijwillige basis benaderd over de melding. Echter,je kunt mensen niet dwingen om hulp te aanvaarden. Hierdoor moet je daarom altijd nadenken over de meerwaarde van het benaderen van mensen. Je kunt je zorgen uitspreken, maar op een gegeven moment stopt je reikwijdte. Je kunt je niet 24 uur per dag met een gezin bezig houden.
Aanbevelingen Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 27
Elke respondent geeft aanbevelingen op het gebied van privacy. Hier dient meer duidelijkheid en afstemming in te komen. Zo stelt MEE, ‘Hulpverlening blijft natuurlijk in het vrijwillige kader en als er in een convenant duidelijk zou staan, dat wij hulpverlening op de hoogte mogen stellen en mogen opereren zonder akkoord (dus wel op de hoogte brengen maar zonder akkoord) van de cliënt, dan zou dat misschien wel wat makkelijker zijn om de zorgstagnatie te ondervangen’. Ook is het belangrijk dat ketenpartners van elkaar te weten waar ze mee bezig zijn en overleg te plegen met de uitvoerende hulpverleners. De informatievoorziening en verschaffing moet adequater. Wat betreft de verantwoordelijkheden stellen verschillende ketenpartners, dat zij wat zien in de aanstelling van een casusregisseur. ‘Een regisseur zou kunnen regisseren op afstand. Die coördineert dat partijen (uitvoerende hulpverleners) weer een keer bij elkaar komen. Dat kan iemand vanuit de casus of buiten de casus zijn. En als SHG dat kan doen dan kan dat, maar als andere organisaties het kunnen doen, dan kan dat ook. Misschien is het wel handig als SHG dit doet gezien de functies die wij nu hebben’, aldus SHG. Meerdere ketenpartners sluiten zich hierbij aan. Enkele ketenpartners zien een belang bij het ontwikkelen van een plan van aanpak rondom huiselijk geweld. Wie kan welke taken op zich nemen en wie kan waarin voorzien. Ook een onderscheid tussen complex en minder complex zou duidelijker geschetst kunnen worden en bijdragen aan een ondervanging van de zorgstagnatie. Ook op het gebied van scholing van medewerkers zien verschillende ketenpartners een mogelijkheid om de zorgstagnatie te ondervangen. Meer aandacht voor deskundigheidsbevordering: hoe maak je huiselijk geweld bespreekbaar, hoe werk je vanuit een systeemgerichte insteek. Naast dit alles worden als aanbevelingen genoemd: uitbreiding van de FACT teams, opzet cursus voor cliënten in huiselijk geweld situatie i.p.v. verplichte training, preventie op scholen, aanbieden sociale vaardigheden cursus, afstemming op beleidsniveau wat betreft financiën en begripsbepaling.
De door de projectgroep gemaakte labelszijn onderverdeeld in onderwerpen en deze zijn vervolgens gekoppeld aan de uitwerking van de deelvragen. De koppeling is gemaakt zoals in het schema op de volgende pagina vermeld wordt. De beantwoording van de deelvragen leidt vervolgens tot de beantwoording van de hoofdvraag.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 28
Complex Samenwerking Stagnatie Beleid
Privacy - Complex Samenwerking - Stagnatie Verantwoordelijkheid Vrijwillig kader Beleid
Deelvraag 1.
Deelvraag 1.1. Complex Samenwerking Huiselijk Geweld Deelvraag 2.
Communicatie Beleid
Deelvraag 3.
HOOFDVRAAG
Deelvraag 3.1. Samenwerking Communicatie Beleid Deelvraag 3.2
Samenwerking Verantwoordelijkheid Communicatie Stagnatie
Deelvraag 4.
Privacy - Complex Samenwerking - Stagnatie Verantwoordelijkheid Vrijwillig kader Beleid - Communicatie Bezuinigingen - Methodiek Aanbevelingen
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 29
5. Conclusie De resultaatbeschrijving zoals die in het vorige hoofdstuk behandeld is, zijn gekoppeld aan de deelvragen. Op deze manier is de informatie geconcretiseerd om vervolgens, na aanvulling vanuit een theoretische invalshoek, tot een conclusie te komen. Deze conclusie is uitgezet volgens de vraagstellingen zoals deze op pagina 14 beschreven zijn. Onder elke deelvraag vindt u een dikgedrukte tekst, dit is een samenvatting van de daarboven behandelde deelvraag.
5.1 Deelvragen Deelvraag 1. Wat is zorgstagnatie in termen van het RVML? In de praktijk is de afgelopen tijd gebleken dat in sommige gevallen de hulpverlening stagneert. Zowel de directeur van het RVML als ook de verschillende organisaties wijden dit aan de complexiteit van casussen. Er zitten verschillende haken en ogen aan het bestaande hulpverleningsaanbod rond huiselijk geweld. Het blijkt niet eenvoudig te zijn om een goede integrale ketensamenwerking op te zetten, waarin verantwoordelijkheden en/of bevoegdheden voor een ieder duidelijk zijn. Ook blijkt uit de praktijk dat op het bespreken van huiselijk geweld vaak nog een taboe rust en dat daardoor het onderwerp zelfs vergeten kan worden in de reguliere hulpverlening (Steunpunt Huiselijk Geweld &AanZet 2012). Dit heeft gevolgen voor de eerste stap die gezet kan worden in de hulpverleningsketen; namelijk de fase van preventie/signalering van de problematiek.
Lünneman, Goderie en Tierolf (2010) geven aan dat er een gevaar zit in de impuls die de vele vormen van overleg en protocollen met zich meebrengen. Afstemming en verdeling van taken kost veel tijd, waardoor het gevaar bestaat dat men vanuit de eigen instelling blijft denken en handelen en daardoor niet tot een gerichte samenwerking in de hulpverlening komt. Het is dus de vraag of het huidige aanbod op het gebied van huiselijk geweld voldoende dekkend is voor de komende jaren. Dit in verband met de verwachte toename van, en variëteit van vragen naar, hulp en opvang.
Daarnaast is het een feit dat niet iedere cliënt meewerkt aan de hulpverlening. Cliënten die er de brui aan geven komen bij alle vormen van hulpverlening voor. Als een cliënt niet alle problemen kenbaar maakt, kan dit tot stagnaties in de hulpverlening leiden (Brinkman, 1998). Zoals ook in de verschillende interviews naar voren komt houden mogelijkheden van hulpverleners op wanneer cliënten blijven weigeren. Daarnaast kan een grote diversiteit van hulpverleners in één gezin ervoor zorgen dat niet iedereen de meest adequate hulp krijgt. Hier wordt door de ketenpartners gesproken van stagnerende hulpverlening.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 30
Recidive is onderwerp van gesprek, maar wordt door het Steunpunt Huiselijk Geweld gezien als onderdeel van het hulpverleningsproces en dus niet zo zeer als stagnatie. Ketenpartners vinden dat recidive niet altijd hoeft te leiden tot stagnatie van de zorg. Wat terug gehoord wordt in de interviews, is dat meer dan vier andere respondenten recidive wel in verband brengen met (zorg)stagnatie. De projectgroep zal hier dan ook op terug komen in de aanbevelingen. Hoe deze vormen van stagnatie ondervangen kunnen, worden behandeld op pagina 51.
In termen van het RVML wordt onder zorgstagnatie verstaan; de casussen waarin de hulpverlening om wat voor reden dan ook niet van de grond komt of niet doorgezet kan worden. De vele vormen van overleg en protocollen zorgen er in de praktijk voor, dat de zorg rondom een casus kan stagneren. Zorgstagnatie kan ontstaan wanneer een cliënt zorg buiten de deur houdt. Vanuit het Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf is naar aanleiding van bovenstaande gegevens de vraag ontstaan, hoe de systeemaanpak in de toekomst moet worden vormgegeven om zorgstagnatie te ondervangen en, of te voorkomen.
Deelvraag 1.1 Wanneer is er sprake van zorgstagnatie volgens het RVML en wat is hier de reden voor?
Om een goed beeld te krijgen van wanneer er sprake is van zorgstagnatie binnen het RVML, is het belangrijk ook aandacht te hebben voor de zaken die goed gaan. In de interviews is de projectgroep erachter gekomen, dat respondenten over veel zaken tevreden zijn. De projectleden zijn echter op zoek naar mogelijkheden voor verbeteringen. Als mogelijkheid voor het stagneren van de zorg is op pagina 30 al gesproken over de complexiteit van de casus, een missende integrale ketensamenwerking, medewerking vanuit de cliënt en een overschot aan overlegvormen en protocollen. In de behandeling van de stagnatie maakt de projectgroep onderscheid in stagnatie vanuit de cliënt, stagnatie vanuit de hulpverlening en stagnatie vanuit beleid en indirecte factoren.
Stagnatie vanuit de cliënt Het merendeel van de organisaties die geïnterviewd zijn,geeft aan dat de hulpverlening vaak stagneert door de houding van de cliënt. Dit verklaren de projectleden vanuit de literatuur. Zo schrijft Brinkman in 1998: ‘Hulpverleners hebben de neiging om stagnaties in de hulpverlening toe te schrijven aan gebrek aan motivatie van hun cliënten’. (Brinkman, 1998). In ditzelfde boek wordt echter benadrukt, dat er altijd iets zal zijn dat een cliënt bezighoudt; een nood, behoefte of wens waar hulpverleners opkunnen aan sluiten met hun hulpaanbod. Anders gezegd: ‘Als cliënten echt niet gemotiveerd zijn, zijn het eigenlijk geen cliënten’(Brinkman, 1998). Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 31
Stagnatie vanuit de hulpverlening Naast de stagnatie vanuit de cliënt kan stagnatie ook voortkomen vanuit de hulpverlening. Zoals het SHG het benoemt in het interview, ontstaat stagnatie wanneer de hulpverleners niet goed op elkaar afstemmen en/of wanneer partners niet leveren, wat ze zouden kunnen leveren. Vanuit het RVML wordt hier als reden voor gegeven, dat dit kan zijn omdat de zorg over de grenzen van de ketenpartner heen gaat. Organisaties zijn geneigd teveel te denken vanuit de eigen instelling, vanuit de eigen opdracht, vanuit het eigen specialisme (Steunpunt Huiselijk Geweld, 2012). GCOS is een nieuw systeem (zie pagina deelvraag 3.0)bovenop de al bestaande registratiesystemen, hetgeen in de praktijk voor verwarring zorgt. Dit heeft alles te maken met de samenwerking en/of communicatie tussen de verschillende partijen. Hier zullen de projectleden uitgebreid op terug komen in onderstaande deelvragen.
Stagnatie vanuit Beleid Een andere reden die de ketenpartners hiervoor geven, is het feit dat er gewerkt wordt met veel verschillende soorten protocollen. Dit komt doordat iedereen vanuit zijn eigen organisatie werkt voor het RVML (Politie & Recherche,2012). Zowel maatschappelijk werk als Steunpunt Huiselijk Geweld geven aan dat verantwoordelijkheden niet duidelijk zijn. Ook geven zij aan dat duidelijke afspraken hierover ontbreken. Dit kan er voor zorgen, dat dit ten koste gaat van de contactmomenten tussen cliënt(en) en hulpverlening (AanZet, 2012). De situatie nu zorgt ervoor, dat een casus stagneert wanneer één of meerdere partner(s) onvoldoende kunnen doorpakken. Er moet daarbij ingezoomd gaan worden op de oorzaak (RVML,2012). Het RVML benoemt als signaal dat zaken soms bij het OM op de plank blijven liggen, waardoor de strafvervolging op zich laat wachten en er geen zorg uitgezet wordt. Hier wordt in de huidige en in de nieuwe werkwijze, de ZSM-werkwijze; zie deelvraag 3.0, anders mee omgegaan. Daarnaast geeft het RVML aan dat het veiligheidshuis een netwerk is, waarin geen directe leidinggevende bestaat die besluitvorming kan nemen. Dit kan ervoor zorgen dat casussen soms niet goed doorgepakt worden.
Indirecte factoren Zowel Bureau Documentatie als Bureau Jeugdzorg benoemen, niet het idee te hebben dat stagnatie voortkomt uit het casusoverleg. Als argument hiervoor geven zij, dat er na aanleiding van het overleg altijd acties uitgezet worden op iedere zaak. Een ander signaal komt echter vanuit de overige respondenten. Er zijn namelijk veel verschillende meningen als het gaat om het delen van informatie binnen het overleg. Dit heeft alles te maken met de privacywetgeving. Alle organisaties geven aan dat het verschil in de uitvoering van de privacywetgeving kan zorgen voor Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 32
wrijving tussen verschillende hulpverleners. Wat daarbij in het bijzonder besproken wordt is dat GGZ daarnaast een medisch beroepsgeheim kent, waardoor zij heel summier zijn in het delen van informatie (AanZet, BJZ, Bureau documentatie, MEE, Politie, Reclassering, Raad van de kinderbescherming, RVML, Steunpunt Huiselijk Geweld, Slachtofferhulp, Veiligheidshuis Tilburg). Het medisch beroepsgeheim stelt, dat zwijgplicht is bedoeld om de persoonlijke levenssfeer van de patiënt, maar ook het maatschappelijk belang te beschermen. Het doel hiervan, is dat iedereen zich vrij moet voelen zorg te vragen, zonder het risico te lopen dat het medisch dossier openbaar gemaakt kan worden (GGZ Nederland, 2011). Voorafgaand aan de interviews heeft de projectgroep telefonisch contact gehad met de voorzitter van het casusoverleg Huiselijk Geweld. Zij gaf tijdens dit telefoongesprek aan, dat de veiligheid van hulpverleners een zeer belangrijk onderwerp is als het gaat om casussen van huiselijk geweld. Zo benoemd zij dat de veiligheid van hulpverleners wel eens in het geding komt waardoor stagnatie kan ontstaan. Ook de politie ziet dit terug in de praktijk. Blijkbaar is er onvoldoende voorhanden om zorgstagnatie door veiligheidskwesties te ondervangen. Daarnaast is hulpverlening in veel gevallen vrijblijvend. Wat gevolgen heeft voor de inrichting van de hulpverlening rondom een cliënt(systeem). Dit zorgt er tevens voor dat wanneer een casus zonder resultaat terug komt op het overleg, de casus afgesloten wordt (MEE, 2012). Waar slachtofferhulp benoemt, dat het casusoverleg misschien wel alleen een praatgroepje is, benoemt algemeen Maatschappelijk Werk het idee te hebben dat het casusoverleg geen bijdrage levert aan de inhoudelijke voortgang van een casus. Tijd wordt tevens als een belangrijke factor aangemerkt als het gaan om zorgstagnatie. Het casusoverleg binnen het RVML vindt één keer in de twee weken plaats. Dit kan ervoor zorgen dat zaken tussen de twee en drie weken oud zijn, voordat ze voor het eerst besproken worden, of ervoor zorgen dat meldingen van politie al voor het plaatsvinden van het overleg binnengekomen zijn bij een participerende organisatie (Bureau Jeugdzorg, 2012). Dit geldt ook voor de trainingen die onderdeel kunnen zijn van de daderhulpverlening vanuit de Reclassering. Trainingen starten vaak maar één keer in het halfjaar, waardoor de cliënt in het ergste geval bijna zes maanden moet wachten. GGZ benoemt hierbij dat er daardoor een ‘gat’ kan ontstaan tussen de bespreking en de uiteindelijke training. Zowel door slachtofferhulp als ook door Steunpunt Huiselijk Geweld wordt benoemd dat wachtlijsten van organisaties en het uitblijven van reacties van hulpverleners (vooral bij minder complexe zaken) factoren kunnen zijn, die ervoor zorgen dat de zorg rondom een casus stagneert. Echter in situaties waarin het huisverbod toegepast wordt, hebben medewerkers het idee dat er zorgvuldiger omgegaan wordt met meldingen. Wanneer de projectleden doorvragen hoe dit dan tot stand komt, geven zij aan dat er per Huisverbod veertig uur gerekend wordt en dat dit bij andere activiteiten niet zo is. Zoals ook de Recherche aangeeft,hanteert Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 33
men kantoortijden in de minder complexe gevallen. Dit in tegenstelling tot het Huisverbod waarbij SHG een 24uurs bereikbaarheidsdienst kent.
Er zijn verschillen in de opvattingen over recidive, in relatie met stagnatie, binnen het hulpverleningsproces. Een grote hoeveelheid aan hulpverlening rondom een cliënt hoeft niet schadelijk te zijn, een goede samenwerking werkt in het voordeel. Stagnatie kan ontstaan door een negatieve houding van een cliënt ten opzichte van hulpverlening. Stagnatie kan echter ook ontstaan vanuit de hulpverlening. Deze vorm van stagnatie wordt in verband gebracht met verschillende oorzaken. Onder andere samenwerking, communicatie, afstemming, beleid, veiligheid medewerkers en tijd zijn belangrijke redenen, die daarvoor aangedragen worden. Wanneer de casus terug blijft komen op de agenda van het overleg, wordt de casus afgesloten. Terwijl de ene organisatie aangeeft het casusoverleg als relevant te beschouwen, heeft een andere organisatie over deze relevantie zijn twijfels. Privacywetgeving zorgt er nu voor dat niet alle relevante informatie gedeeld kan of mag worden. Dat kan uiteindelijk gevolgen hebben voor de inrichting van de hulpverlening.
Deelvraag 2.0 Wanneer is een casus van huiselijk geweld complex volgens de termen van het RVML?
Vanuit het Veiligheidshuis is er een signaal afgegeven, dat verbeteringen met betrekking tot de werkwijze van complexe casussen van huiselijk geweld, nodig zijn. Onder een complexe casus verstaat de projectgroep een casus, die door de ketenpartners als complex wordt aangewezen en waarin de zorg, om welke reden dan ook, stagneert. Bij het afnemen van de interviews heeft de projectgroep de respondenten gericht gevraagd naar wat zij onder complex verstaan. We zien dat complexiteit door alle participerende partijen anders gezien wordt, maar dat er veel overeenstemming is. Door het bundelen van de uitkomsten wordt meer richting gegeven, een algemene definitie van het begrip complex.
• Multidisciplinaire problemen Een casus is complex als er sprake is van multidisciplinaire problematiek. Dit houdt in dat er sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden. Voor invulling van deze leefgebieden wordt u verwezen naar bijlage 3.
• Multidisciplinaire aanpak Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 34
Een casus is complex als er sprake is van een multidisciplinaire aanpak. Dit houdt in dat er vanuit de multidisciplinaire problematiek, sprake is van meerdere betrokken instanties. Zie bijlage 3.
• Geweld/ Dreiging/Zorg Een casus van huiselijk geweld is complex als er sprake is van een bestaande vorm van geweld, dreiging of zorg. Deze drie aspecten dienen actueel te zijn om onder complex te vallen. Zie bijlage 3.
Implementatie kleurencodes Veiligheidshuis Tilburg Vanuit een landelijke pilot werkt het Veiligheidshuis Tilburg met het geven van een kleurencode aan de casus. De code geeft de dreiging en de recidivekans weer in een schaal van groen tot rood. Code rood betekent opschaling. De code wordt direct in het overleg toegekend waardoor de hulpverlening hierop terplekke afgestemd wordt. GROEN
GEEL
ORANJE
ROOD
Actueel
Nee
Mogelijk
Mogelijk
Ja
Waarschijnlijkheid
N.V.T.
Licht
Groot
Groot
N.V.T.
Licht
Ernstig
Zeer ernstig
Recidive of escalatie Ernst van geweld of dreiging
Een casus van huiselijk geweld, volgens de termen van het RVML, is complex als het een multidisciplinair probleem is, dat een multidisciplinaire aanpak verlangt en waarbij geweld, dreiging, of zorg voorkomt. Volgens de pilot kleurencodes dient een actuele casus met grote kans op recidive of escalatie, en waarbij de ernst of de dreiging zeer ernstig is, uit het reguliere overleg gehaald te worden voor opschaling.
Deelvraag 3.0 Hoe wordt een casusoverleg Huiselijk Geweld binnen het RVML en haar ketenpartners vorm gegeven?
In de inleiding van het onderzoek gaat de projectgroep in op de formele gang van zaken binnen het Veiligheidshuis. Uit het onderzoek blijkt dat de participanten positief staan tegenover de huidige setting van het Veiligheidshuis. De setting zorgt voor laagdrempelig, gemakkelijker contact met elkaar en men weet elkaar te vinden. Het overleg zou volgens bureau Jeugdzorg behouden moeten worden, zodat de hulpverlening op elkaar afgestemd blijft. Zij spreken echter wel hun angst uit over het aantal partijen,dat een Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 35
terugtrekkende houding aanneemt. Zij zetten daarom wel hun vraagtekens bij de vraag of het Veiligheidshuis zou moeten blijven bestaan, wanneer organisaties zich blijven terugtrekken. Zij zijn bang dat op het moment, waarop het aantal participanten dermate laag is, het een overleg om te overleggen wordt. Volgens Bureau Documentatie zijn de belangrijkste partners aangesloten. Daarnaast ziet men dat het casusoverleg Huiselijk Geweld op dit moment bovenal gevoed wordt door politie, zij brengen de casussen in. Binnen het veiligheidshuis Tilburg worden ook alle telefonisch meldingen van Huiselijk Geweld in het overleg besproken.
In 2011 is het ketenregistratiesysteem GCOS geïmplementeerd. GCOS is speciaal ontwikkeld door de landelijke overheid voor de Veiligheidshuizen, die daarmee een landelijk dekkend informatienetwerk beoogt. Het voordeel van het systeem is, dat participanten alvorens het overleg informatie kunnen inzien en invoeren. Reclassering is van mening dat, wanneer de informatieverschaffing in GCOS adequaat is, je als organisatie snel kunt inspringen op situaties. Adequate informatieverschaffing wordt nu volgens bureau Jeugdzorg, MEE en Reclassering geremd door het privacy beleid waar participanten zich op beroepen. AanZet is van mening dat participanten tijdens het overleg duidelijk moeten schetsen wat hun organisatie te bieden heeft. Ook zijn deze participanten van mening, dat er op dit moment teveel nadruk ligt op het bespreken in het casusoverleg zelf. Er zou vaker verbinding gezocht moet worden buiten het casusoverleg om. Steunpunt Huiselijk Geweld en Bureau Documentatie benoemen daarbij dat tijdens het overleg, los van informatie – uitwisseling, aandacht gegeven moet worden aan het monitoren van casussen; Ketenpartners zouden terugkoppeling moeten geven tijdens het overleg, zodat participanten van elkaar weten wie waarmee bezig is, en hoe de zorg verloopt. Volgens het Veiligheidshuis is het daarbij gewenst de zorg achteraf te evalueren. Tot slot wordt door Steunpunt Huiselijk Geweld aangedragen, dat zij graag de mogelijkheid tot overleg met de uitvoerende hulpverleners zien.
Samengevat zijn participeerde partijen binnen het Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf redelijk tevreden met de huidige vorm van het overleg. Kanttekeningen worden geplaatst bij de mate van inbreng. Ook ziet men graag dat er onderling meer verbinding gezocht gaat worden,ook buiten het overleg om. Er dient in het overleg meer aandacht te zijn voor de inhoud, het monitoren en het evalueren van casussen.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 36
Deelvraag 3.1 Welke ketenpartners van het RVML spelen een rol in de begeleiding van een casus van huiselijk geweld?
Zoals blijkt uit de inleiding , worden er onder de ketenpartners van het RVML de volgende organisaties verstaan: Bureau Documentatie Registreert alles wat er op een overleg besproken wordt, zorgt voor plannen van een overleg, notuleert tijdens overleg, verwerkt de casussen die besproken zijn achteraf. Algemeen Maatschappelijk Werk Organisatie met meer in huis dan enkel maatschappelijk werk (ook schoolmaatschappelijk werk & preventiewerk), brede eerstelijns – organisatie, Snel Interventie Team gericht op huiselijk geweld, op overleg algemeen georiënteerd wegens werken als eerste lijnorganisatie. Bureau Jeugdzorg / AMK Rechten van het kind zijn uitgangspunt, indicatiestelling, uitvoering taken Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, Uitvoering jeugdbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, in overleg gericht op zaken waar kinderen bij betrokken zijn. Raad van de Kinderbescherming Rechten van het kind zijn uitgangspunt. GGZ Geestelijke Gezondheid Zorg, gericht op preventie en behandeling psychische stoornissen, in overleg gericht op zaken waar sprake is van (of waar het riekt naar) een spelende psychopathologie bij één of meerdere van de betrokkenen. MEE Begeleiding bieden aan mensen met een verstandelijke / lichamelijke / zintuiglijke beperking of beperking door chronische ziekte / niet aangeboren hersenletsel / autisme, in overleg gericht op zaken waar sprake is van één van bovenstaande zaken. Steunpunt Huiselijk Geweld Opgericht voor mensen (daders, slachtoffers, kinderen, betrokkenen) die hun verhaal kwijt willen, bundeling van expertise, in het overleg aangesteld als voorzitter sinds oktober 2011. Politie Politiewerk varieert van uitdelen van bekeuringen tot het oplossen van moord, in het overleg verantwoordelijk voor aanmelden zaken en meldingen. Novadic-Kentron (op afroep) Verslavingszorginstelling, in het overleg gericht op zaken waar sprake is van één of meerdere verslavingsproblematieken. Slachtofferhulp (op afroep) Biedt hulp na misdrijf / verkeersongeluk / calamiteit. Elke organisatie heeft, naast de politie, de mogelijkheid om zaken in te brengen in het overleg van het RVML.
Aan het overleg nemen afgevaardigden van de verschillende organisaties deel, ieder met zijn eigen expertisegebied. Dit is ook de kracht van het Veiligheidshuis. Zet alle disciplines bij elkaar en je kunt zo snel een goed en passend hulpverleningstraject voor de betreffende persoon of het betreffende gezin uitzetten. Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 37
Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg , MEE, GGZ en het Steunpunt Huiselijk Geweld geven de hulpverlening vorm. Novadic-Kentron en Slachtofferhulp zijn op afroep te benaderen. Het is natuurlijk geheel afhankelijk van de zaak, wie de begeleiding van de hulpverlening op zich gaat nemen. In principe is het zo, dat ieder een aandeel heeft, want het is een overleg waarbij ieder met zorg en aandacht mee beslist aan wie een zaak wordt toegewezen. De voorzitter, in dit geval Steunpunt Huiselijk Geweld, wijst formeel diegene de hupverlening toe en Bureau Documentatie zorgt ervoor dat dit wordt geregistreerd in GCOS.
Aan de hand van de genoemde expertises worden de casussen als volgt uitgezet: Kinderen Bureau Jeugdzorg Beperking MEE Algemene problematiek AMW Psychische en / of psychiatrische problematiek GGZ Verslavingsproblematiek Novadic-Kentron wordt afgeroepen Hulp na ernstige, eenmalige gebeurtenis Slachtofferhulp.
Ook komt het voor dat er meerdere problematieken spelen in een gezin of bij één persoon. Dan is het aan de voorzitter om samen met de ketenpartners af te stemmen, in hoeverre de begeleiding rondom de verschillende problemen vorm gaat krijgen en wie welke rol gaat uitvoeren.
Tot slot wil de projectgroep niet onvermeld laten, dat er bij het casusoverleg Huiselijk Geweld ook de zaken opnieuw geagendeerd worden. Zo heeft iedere ketenpartner zicht op hoe de hulpverlening verloopt bij het gezin, dat eerder door hen is besproken. Ook kan er bij het aan bod komen van een dergelijke ‘oude’ zaak opnieuw geïnventariseerd worden, of die betreffende ketenpartner nog steeds de begeleiding moet houden of dat een andere ketenpartner beter de begeleiding kan gaan doen.
De volgende partijen zitten fysiek in het overleg en dragen dus zorg dat de daadwerkelijke uitvoerende begeleiding bij de juiste ketenpartner terecht komt: GGZ, AMW, BJZ, MEE en het SHG. De politie en Bureau Documentatie hebben een belangrijke rol om de uitvoerening van de hulpverlening goed te laten lopen. Indien zij of geen meldingen aandragen of er niet goed geregistreerd wordt, zal een zaak niet goed opgepakt worden en zal een gezin of persoon die hulp en begeleiding wel nodig heeft, deze kunnen mislopen.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 38
Deelvraag 3.2 Hoe verhouden deze ketenpartners zich tot elkaar binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld en wie heeft welke verantwoordelijkheid?
Samenwerking Over het algemeen ziet elke ketenpartner het nut in van een fysieke samenwerking binnen eenzelfde kantoorpand. Dit omdat, door dit fysieke contact, de lijntjes met de organisaties onderling kort zijn. Men weet van elkaars werkwijze en weet elkaar snel te vinden bij vragen. Toch zeggen het Steunpunt Huiselijk Geweld, GGZ en MEE dat er nog meer gebruik gemaakt kan worden van ieders expertise. De manager van het Steunpunt Huiselijk Geweld benadrukt dit nogmaals goed dat je die expertise van elkaar ook echt nodig hebt.
Wat ketenpartners missen, is het contact met de uitvoerende medewerker in kwestie. Omdat je de vaste gezichten hebt, die deelnemen aan het Huiselijk Geweld overleg, kan het zijn, dat een andere collega van een keteninstelling dat gezin begeleidt. Deze hulpverlener weet de ‘in’sandout’s’ van de zaak en dit wordt af en toe ervaren als lastig in de samenwerking.
Tot nu toe vindt de politie dat het overleg teveel eenrichtingsverkeer is. Hiermee bedoelt de politie dat zij de enige is, die de zaken inbrengt tijdens het overleg. Heel sporadisch komt het voor dat een andere partner een zaak inbrengt. Dit eenrichtingsverkeer vindt de politie niet op zijn plek in een dergelijk overleg. Zij wachten nog altijd tot alle ketenpartners de slag maken om meer zaken in te brengen.
Privacy is een begrip dat veelvuldig en vrijwel in ieder interview naar voren komt. Het wordt echt gezien als een obstakel in het samenwerken. Ook in het in goede banen leiden van het casusoverleg wordt besproken. Doordat er een open sfeer hangt, is er een goede samenwerking, tot op het punt, dat de ketenpartners in aanraking komen met de privacywetgeving van hun eigen organisatie. Dit is een lastig punt waardoor de samenwerking op dat punt ook een wending neemt.
Verder is er nog het terugtrekken van het OM, Reclassering en slachtofferhulp. Dit ervaren veel ketenpartners als een waar gemis. Je zult elkaar zo niet meer vaak zien. Ook geven twee instellingen aan op oproep beschikbaar te zijn om deel te nemen aan het casusoverleg. Waar de overblijvende ketenpartners het over eens zijn, is dat er hierdoor op een andere manier wordt samengewerkt. Dit is een negatieve ontwikkeling. Er is begrip van de ketenpartners naar elkaar toe. De hulpverleners hadden het graag anders gezien, maar iedere organisatie heeft te kampenmet de bezuinigingen die nu echt gevoeld gaan worden.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 39
Melding moet gemaakt worden, van het feit dat voorafgaand aan zorg niet altijd een straf nodig is. Het casusoverleg anticipeert hierop middels het verwerken van de zorgmeldingen. Dit moet goed in het oog gehouden worden.
Als laatste ligt er een spanningsveld tussen het bestaan van het RVML en haar casusoverleggen en op het niveau van crisisdiensten van de verschillende instellingen. Ook wordt er steeds meer ‘outreachend’ gewerkt. Dit is iets waar naar gekeken moet worden. Steunpunt Huiselijk Geweld heeft de procesregie. Zij geven aan dat er door hen bij een zorgmelding al snel binnen Juvans een hulpverleningstraject wordt uitgezet. Zij hebben als taak gekregen om de versnippering tussen de verschillende instanties tegen te gaan.
Kortom van alle ketenpartner staan de neuzen dezelfde kant op,namelijk kijken hoe er binnen dit systeem/gezin huiselijk geweld voorkomen en of gestopt kan worden. Er is openheid en vertrouwen van de ketenpartners naar elkaar toe. Iedere ketenpartner ziet de meerwaarde ervan in om gezamenlijk zaken te bespreken. Door de bezuinigingen met als gevolg het terugtrekken van een aantal partijen, loopt de samenwerking een klap op. Men is benieuwd, hoe het in de toekomst verder zal gaan en of de lijnen tussen de verschillende partners kort zullen blijven.
Verantwoordelijkheden
Bij de verantwoordelijkheid verschilt het erg per respondent hoe er gereageerd wordt op wie, wanneer, welke verantwoordelijkheid heeft. Dit zal verder uitgewerkt worden in deelvraag 4.
De ene ketenpartner vindt dat verantwoordelijkheid in ieders handen lig, namelijk dat er goede begeleiding wordt uitgezet op een desbetreffend gezin of cliënt. Terwijl andere ketenpartners dit tegen spreken, door te zeggen, dat de verantwoordelijkheid pas begint en wordt overgedragen, bij het toebedeeld krijgen van een casus. Een andere ketenpartner spreekt prachtig gezegd dat de verantwoordelijkheid daar ligt, waar de zorgzwaarte ligt. Er is nergens goed vastgelegd wie, wanneer, welke verantwoordelijkheid heeft. Wel neemt het Steunpunt Huiselijk Geweld door hun eigen expertise de verantwoordelijkheid bij casussen waarvan de ernst, de dreiging en de recidive kans het grootst is. Verantwoordelijkheid bij afwezigheid en de verantwoordelijkheid binnen de eigen organisatie wordt volgens de respondenten genomen.
Daarnaast is het een algemene feit dat het Steunpunt Huiselijk Geweld per oktober 2011 het Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 40
voorzitterschap gedurende het overleg op zich heeft genomen. Bij dit voorzitterschap zet vooral Bureau Jeugdzorg zijn vraagtekens. Is het niet veel beter om een afhankelijke voorzitter te hebben? Dit om het verkokerd kijken tegen te gaan. Iedereen blijft nu namelijk vanuit zijn eigen expertise en instellingen denken en handelen, aldus de manager van SHG. De GGZ spreekt van het ontlopen van de verantwoordelijkheid op het moment dat het aanbod van een organisatie niet aansluit bij de vraag vana een cliënt.
In het GCOS systeem is de verantwoordelijkheid duidelijk en wordt deze gewaarborgd. Als iedereen goed registreert, kan elke ketenpartner de gegevens inzien en wordt een fout of mislopende begeleiding ondervangen. Opmerking hierbij is, dat er op registratie ook een bepaalde onlosmakende verantwoording rust. Dit kan het tegengestelde tot gevolg hebben, namelijk dat de ketenpartners niet in alle gevallen die verantwoordingdurven aangaan. Als je eenmaal iets geregistreerd hebt, is dit onomkeerbaar.
Een ontzettend duidelijke verantwoordelijkheidsrol voor alle ketenpartners ligt bij er bij de politie en bij Bureau Jeugdzorg. De politie draagt de zaak aan binnen het overleg. Bureau Jeugdzorg komt op voor de belangen van het kind en neemt de verantwoordelijkheid, als er kinderen in het spel zijn.
Kortom er zijn in ieder geval een drietal duidelijk verantwoordelijkheidsrollen te benoemen binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld van het RVML; verantwoordelijkheden die voor iedere ketenpartner zichtbaar zijn. Het Steunpunt Huiselijk Geweld heeft de procesregie en zit het casusoverleg voor. De politie draagt er zorg voor dat de casussen worden aangedragen in het overleg en Bureau Jeugdzorg komt altijd op voor de belangen van het kind. Er is behoefte aan een document waarin helder beschreven staat wie, wanneer en op welk moment een bepaalde verantwoordelijkheid heeft. Men kan zich hierop beroepen en heeft daardoor vastigheid. Verder kan het niet onbenoemd blijven dat men, volgens de ketenpartners, niet de illusie moet hebben alles te kunnen oplossen. Je kunt veiligheid niet garanderen, dat kan niet alleen de politie niet, dat kan niemand.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 41
Deelvraag 4. Hoe wordt zorgstagnatie voorkomen, of kan zorgstagnatie voorkomen worden volgens de verschillende ketenpartners binnen het RVML? Voorkomen van zorgstagnatie: Privacy Het merendeel van de organisaties benoemt de privacy en de wetgeving op dit gebied als een knelpunt. Er is, zoals blijkt uit de vorige deelvragen, geen helder beeld wat er op het gebied van privacy mogelijk is. Elke respondent geeft aan graag duidelijkheid te willen op dit vlak. Dit door middel van een convenant waarin de privacy omschreven wordt. De hulpverlening blijft natuurlijk in het vrijwillige kader. Als mogelijke ondervanging hiervan suggereren MEE en Reclassering (2012) het opstellen van een convenant waarin vastgelegd is, dat de hulpverlening op de hoogte gebracht mag worden van bepaalde informatieve zaken en mag opereren met een op de hoogte stelling van de cliënt, maar zonder een akkoord van deze cliënt. Ook Bureau Jeugdzorg (2012) is van mening dat elke hulpverlenende instantie binnen het RVML informatie moet kunnen delen, zonder dat men bang hoeft te zijn voor consequenties. De duidelijkheid rondom de privacy en de informatieverstrekking is een duidelijk aspect, dat bij elke respondent terug komt als ondervanging van de zorgstagnatie.
Voorkomen van zorgstagnatie: Verantwoordelijkheid Ten tweede is de verantwoordelijkheid een veelvuldig terugkerend aspect binnen de resultaten van het kwalitatief onderzoek. Op bepaalde gebieden is, zoals blijkt uit deelvraag 3.2, de verantwoordelijkheid duidelijk, terwijl er op andere gebieden juist onduidelijkheid is. Het overgrote deel noemt het aanstellen van een regisseur (casemanager / procesmanager / gezinsmanager / eerst verantwoordelijke) een manier om de zorgstagnatie te ondervangen. Een regisseur zou op afstand kunnen coördineren, dat partijen weer bij elkaar komen en op deze manier de hulpverlening ten goede komen. Belangrijk is dat de regisseur verstand heeft van de sociale kaart, aldus Steunpunt Huiselijk Geweld (2012). Hij moet duidelijk hebben, wat er waar te halen valt en hij moet verstand hebben van alle leefgebieden. Een helicopterview is in dat geval van groot belang. De regisseur zal volgens Steunpunt Huiselijk Geweld en Bureau Documentatie een grote rol spelen in de monitoring van een zaak en van belang zijn in de terugkoppeling naar de organisaties. Aan de hand van deze informatie van de respondenten zullen de projectleden deze vorm van het voorkomen van zorgstagnatie belichten vanuit een theoretisch kader. Over de uitvoering van deregie zijn de meningen verdeeld. Zo wordt het Steunpunt Huiselijk Geweld genoemd als een goede regisseur, maar komen ook het Algemeen Maatschappelijk Werk en Bureau Jeugdzorg voorbij. Hier zal de projectgroep verder aandacht aan besteden in de aanbevelingen.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 42
Casemanagement (Riet, van N. & Wouters, H. 2007) “Bij casemanagement draait het om het organiseren van een samenhangend hulppakket rond een bepaalde, meestal complexe hulpvraag van een cliënt. Het gaat niet alleen om de coördinatie en afstemming van de hulp bij gelijktijdige hulpverlening door verschillende disciplines en/of voorzieningen, maar ook om de continuïteit van de hulp als die in verschillende periodes plaats vindt (blz. 24).”
Voorkomen van zorgstagnatie: Hulpverlenend niveau In deelvraag 2 is het begrip complex gedefinieerd. Uit de uitkomsten van het kwalitatief onderzoek bleek namelijk dat de zorg mogelijk stagneert, doordat er geen overeenstemming is in de begripsbepaling en hantering binnen het RVML. Door een duidelijk begripsbepaling kan deze vorm van stagnatie ondervangen worden. Daarnaast geven Steunpunt Huiselijk Geweld, GGZ, AanZet en Novadic-Kentron (2012) aan dat zij een gat zien in de deskundigheidsbevordering van medewerkers. Dit bijvoorbeeld door het aanbieden van een cursus waarin medewerkers leren en ervaren, hoe ze huiselijk geweld bespreekbaar kunnen (moeten?) maken in het begeleidingscontact. Op het gebied van scholing geeft AanZet (2012) verder ook aan, dat het van belang is om preventief te kijken, mede omdat huiselijk geweld vaker generatie op generatie doorgaat. Het aanbieden van preventieve sociale vaardigheden op basis en voortgezet onderwijs, benoemen zij als mogelijke interventie om zorgstagnatie uiteindelijk te ondervangen. Gericht op de cliënt zelf stelt de GGZ (2012) voor om een ‘vrijblijvende’ cursus aan te bieden. Dit om het gat te vullen tussen regulier bespreken in contact en een training met een meer verplicht karakter. Als laatste benoemt het RVML (2012) de mogelijkheid om hulpverlening in te zetten aan de hand van een bepaald triage. Het Veiligheidshuis Tilburg werkt al met deze vorm van uiteenzetting van hulpverlening. De pilot die zij draaien is uitgewerkt in deelvraag 2.0.
Voorkomen van zorgstagnatie: Overleg & Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf MEE (2012) geeft aan, dat zorgstagnatie voorkomen kan worden door bepaalde zaken voor te bespreken. Meerdere partijen zouden heil zien in het elkaar fysiek opzoeken in het RVML en op die manier de hulpverlening bespreken. Dit zijn zaken die, als hier behoeftes van de ketenpartners liggen, simpel te bereiken zijn. Daarnaast geeft Steunpunt Huiselijk Geweld (2012) aan dat de vrijblijvendheid van het RVML te groot is op dit moment. Dit is wat we ook proberen te ondervangen door de uitwerking van casemanagement. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat men niet weet wat de verwachtingen zijn van de organisatie. Hierdoor wordt de vrijblijvendheid van het RVML vergroot en stagneert de zorg sneller. Om dit te ondervangen suggereert men wederom de
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 43
aanstelling van een regisseur die organisaties kan aanspreken op het geleverde of te leveren werk. Belangrijk is ook de regeling dat ELKE ketenpartner een zaak mag inbrengen. Nu gebeurt dit vrijwel alleen via de politie of via Steunpunt Huiselijk Geweld. Door een complexe casus op de agenda te zetten en te bespreken in het overleg, kan je gebruik maken van elkaars expertise en op die manier de zorgstagnatie verminderen.
Verminderen van zorgstagnatie: Samenwerking en communicatie Elke respondent vindt het van groot belang dat men weet welke hulpverlener waar mee bezig is. Steunpunt Huiselijk Geweld (2012) geeft hierop als mogelijke oplossing dat men met de UITVOERENDE hulpverleners bij elkaar gaat zitten in geval van een complexe casus. In het geval van een complexe casus zou men namelijk een regisseur aan kunnen stellen die ervoor zorg draagt dat de uitvoerende hulpverleners met elkaar in contact zijn over het te bewandelen traject van de cliënt(en). Er kan meer tijd genomen worden voor de complexe casussen waardoor de juiste ketenpartners gezocht kunnen worden. Belangrijk in het ondervangen van de zorgstagnatie is de informatieverschaffing. Lijnen moeten kort en open zijn. Belangrijk is dat het beleid van alle partners op één lijn ligt en dat er tijd toegekend wordt door de backoffice van de hulpverlenende instanties.
Zoals uit bovenstaande uiteenzetting blijkt, zijn er verschillende mogelijkheden om zorgstagnatie te ondervangen. Om het overzichtelijk te houden hebben de projectleden gekozen voor de aspecten Privacy, Verantwoordelijkheid, Hulpverlenend Niveau, Overleg & Regionaal Veiligheidshuis Maas Leijgraaf en Samenwerking en Communicatie. Een suggestie die veelvuldig terug komt en die op meerdere gebieden stagnatie kan voorkomen, is de inzet van een regisseur. Deze inzet kan zich richten op meerdere gebieden en op die manier ook zorgen, dat de lijnen korter en opener worden. De openheid in de samenwerking is, naast de privacy wetgeving, namelijk een terugkerend onderwerp op dit gebied. De pilot die ze bij het Veiligheidshuis in Tilburg op dit moment aan het draaien zijn, is een goede leidraad voor de hulpverlening rondom een casus.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 44
5.2 Hoofdvraag Op welke wijze kan men binnen het RVML en haar ketenpartners zorgstagnatie betreffende complexe casussen voorkomen.
Naar aanleiding van het kwalitatief onderzoek en de beantwoording van de deelvragen, zijn er vele vormen van ondervanging van de zorgstagnatie naar voren gekomen. Omdat de projectgroep een gedegen product wil afleveren hebben zij ervoor gekozen om alle mogelijkheden in deelvraag 4 na te gaan. Als richtlijn voor de beantwoording van de hoofdvraag, het schrijven van de aanbevelingen en het mogelijke vervolg, heeft de projectgroep ervoor gekozen om een ondervanging in beeld te brengen, als er meer dan vier respondenten een soortgelijke suggestie hebben gegeven. Dit heeft als reden, dat de projectgroep het gemeenschappelijke belang van de ketenpartners van, en het RVML zelf nastreeft.
Voordat een duidelijk beeld geschetst kan worden van de mogelijkheden op het gebied van ondervanging van de zorgstagnatie, wordt er duidelijkheid geschept over het begrip ‘complexe casussen’. Een casus van huiselijk geweld is in de termen van het RVML complex als er sprake is van: een multidisciplinair probleem, dat om een multidisciplinaire aanpak vraagt en waarbij geweld, dreiging of zorg voorkomt.
Onder zorgstagnerende casussen verstaat het RVML casussen, waarin de hulpverlening om wat voor reden dan ook, niet van de grond komt of niet doorgezet kan worden. Deze zorgstagnatie kan voortkomen uit een overschot aan overleg en protocollen. Een cliënt kan daarnaast altijd zorg buiten de deur houden. In het ondervangen van de zorgstagnatie is het van belang, dat de omliggende hulpverlening goed op elkaar aansluit en dat de partners goed met elkaar afstemmen.
In de uitwerkingen voor het ondervangen van de zorgstagnatie richten de projectledenzich op stagnatie rondom de privacywetgeving, stagnatie rondom samenwerking en verantwoordelijkheid, stagnatie rondom complexiteit en stagnatie rondom de uitvoerende hulpverlening.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 45
Ondervangen stagnatie rondom de privacywetgeving Zoals blijkt uit deelvraag 4, benoemd het merendeel van de organisaties de privacy en de wetgeving op dit gebied als een knelpunt. Elke respondent geeft aan graag duidelijkheid te willen op dit vlak. De opstelling van een nieuw convenant biedt hier uitkomst. Het is van belang dat de managers van de ketenpartners bij elkaar komen om op het niveau van beleid afspraken te maken betreffende de privacywetgeving en de, hier tegenover staande, ‘privacy plicht’ in de overleggen. Zij moeten op één lijn afspraken maken op het gebied van privacywetgeving. Wat mogen werknemers wel en wat mogen ze niet blootgeven vanuit hun organisatie. Deze afspraken komen samen in een convenant. Medewerkers die vanuit hun organisatie deelnemen aan het overleg krijgen een uitleg over dit convenant en weten waar ze dit convenant terug kunnen vinden in tijden dat ze hier gebruik van willen maken. Dit ondervangt de zorgstagnatie omdat er duidelijkheid is over wat er wel en niet gedeeld kan worden. Men ligt op één lijn. Organisaties zullen in meerdere mate weten wat ze van elkaar kunnen verwachten als het gaat om informatieverstrekking.
Ondervangen stagnatie rondom samenwerking en verantwoordelijkheid In de uitwerking van deelvraag 4 zijn deze vormen van stagnatie gescheiden behandeld. Omdat de projectgroep in de uitwerking van de hoofdvraag de vertaalslag maakt naar de praktijk, hebben zij ze hier samengevoegd. Dit omdat de stagnatie op het gebied van samenwerking (als in: lijnen korter, uitvoerende hulpverleners bij elkaar roepen) en de stagnatie op het gebied van verantwoordelijkheid (als in: duidelijkheid over wie welke verantwoordelijkheden tot zich ‘moet’ nemen) beiden ondervangen kunnen worden door de inzet van een casusregisseur. Zoals eerder bleek, heeft het Steunpunt Huiselijk Geweld de taak vanuit het Rijk om de procesregie op zich te nemen. Dit is wezenlijk anders dan de casusregie zoals de projectleden deze zullen benaderen. Een casusregisseur zorgt voor een georganiseerd, samenhangend hulppakket rond een complexe hulpvraag van een cliënt of gezinssysteem. Het gaat naast het coördineren van de hulpverlening ook om de bewaking van de continuïteit van de hulp die geboden wordt door de verschillende instanties. De casusregisseur moet ten alle tijden in de communicatie naar de hulpverleners en naar de cliënten, duidelijk kunnen maken dat hij geen belang heeft bij welke partij dan ook, aldus Riet, van N. & Wouters, H. (2007). Belangrijk bij de aanstelling van een casusregisseur is dat hij of zij verstand heeft van de sociale kaart, er moet duidelijkheid zijn over wat er waar gehaald kan worden aan hulpverlening. Dit vergt wat van de competenties die een regisseur zou moeten bezitten. Daarnaast is een uitspreiding van kennis over een geruim aantal levensgebieden van groot belang, de multi – problematiek in complexe casussen zorgt ervoor dat de hulpverlening op verschillende levensgebieden gericht kan zijn. Toch richt de projectgroep zicht met de organisatie van het casusregie op het Steunpunt Huiselijk Geweld. Zoals uit de probleemomschrijving blijkt, is dat het Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 46
SHG Noord- Brabant ondergebracht is binnen een moederorganisatie, in dit geval Juvans Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Dit is een eerstelijns organisatie met een brede oriëntatie op meerdere levensgebieden. Ook hebben zij een ruime sociale kaart, omdat zij vaak gebruik maken van hun verwijsfunctie en hiervoor op de hoogte moeten zijn van het aanbod van hulpverlening in de betreffende regio. Daarnaast hebben zij expertise op het gebied van huiselijk geweld. Zij zijn speciaal aangesteld om zich op huiselijk geweld te richten. Deze expertise is van groot belang in de hulpverlening rondom een complexe casus van huiselijk geweld. Dit alles wil niet zeggen, dat zij altijd de uitvoerende regisseur hoeven te zijn. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regie ligt bij het Steunpunt Huiselijk Geweld, de uitvoering van de regie zelf kan bij elke willekeurige instantie liggen. Het is aan Steunpunt Huiselijk Geweld om een casusregisseur te benoemen. In geval van code rood (zie: ondervangen stagnatie rondom complexiteit) voert het Steunpunt Huiselijk Geweld zelf de casusregie.
Ondervangen stagnatie rondom complexiteit Hierboven hebben we in opdracht van het RVML het begrip complex gedefinieerd. Zorg stagneert omdat er onduidelijkheid is over wanneer een casus dusdanig complex is, dat er meer zorg ingezet moet worden dan in het reguliere casusoverleg aan bod komt. Binnen het Veiligheidshuis Tilburg is momenteel een pilot aan het draaien. Deze pilot is gebaseerd op de complexiteit van de casus en wat hier in de vervolgstappen voor de hulpverlening zijn. In de pilot wordt gebruik gemaakt van kleurcodes die de dreiging en/of de recidivekans weergeven in een schaal van groen tot rood. Code rood betekent casusregie. De code wordt direct in het overleg toegekend, waardoor de hulpverlening hierbij ter plekken afgestemd kan worden. Steunpunt Huiselijk Geweld wijst een casusregisseur aan. In geval van code rood voert het SHG zelf de casusregie uit.
GROEN GEEL
ORANJE
ROOD
Actueel
Nee
Mogelijk Mogelijk Ja
Waarschijnlijkheid
N.V.T.
Licht
Groot
Groot
Ernst van geweld of dreiging N.V.T.
Licht
Ernstig
Zeer ernstig
Recidive of Escalatie
Het inzetten van deze kleurcodes, in combinatie met de inzet van een casusregisseur, draagt bij aan de ondervanging van de zorgstagnatie rondom complexe casussen.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 47
Ondervangen stagnatie rondom de uitvoerende hulpverlening Naast de stagnatie die voortkomt uit de opzet van een traject binnen het RVML, de privacywetgeving en de complexiteit van de casus, is er ook sprake van stagnatie in de uitvoerende hulpverlening. Deze vorm van stagnatie vindt later in het traject plaats. Het gaat hier namelijk over de stagnatie in de uitvoering van het hulpverleningstraject. Zoals blijkt uit de deelvragen is er een slag te slaan op het gebied van deskundigheidsbevordering van medewerkers. Bij veel organisaties en hun uitvoerende hulpverleners staat het ‘preventief’ bespreken van onderlinge relaties, coping- strategieën en huiselijk geweld niet op de agenda van het hulpverlenende contact. Een aanbod van scholing voor uitvoerende medewerkers, waarin medewerkers leren en ervaren hoe ze huiselijk geweld bespreekbaar kunnen, misschien wel moeten maken, in het begeleidingscontacten.
6. Discussie en Aanbevelingen
6.1 Discussie De conclusie hierboven geeft duidelijk weer welke informatie er gedurende dit onderzoek is vrijgekomen en welke informatie meer en minder bruikbaar is voor de opdrachtgever. Met uiteindelijk in je achterhoofd houdend, dat het voor een cliënt of gezin een enorme oplossing zou kunnen bieden betreffende de begeleiding die zij kunnen ontvangen en het verloop van hun leven. Want uiteindelijk is dit gehele onderzoek er op gericht om een bijdrage te leveren aan de preventie enhet terugdringen van huiselijk geweld doormiddel van een goed lopende samenwerking betreffende complexe problematiek aangaande huiselijk geweld, waarbij iedere ketenpartner van het RVML precies weet wanneer er wat te doen staat.
Het eindproduct dat de opdrachtgever voor ogen had is een A-4tje waarop allerlei korte en bondige aanbevelingen staan, met behulp waarvan de hulpverlening rondom complexe casussen aangaande huiselijk geweld binnen het RVML beter wordt uitgevoerd. Wat is hiervoor nodig en wie is hiervoor nodig?
Het interessante van een netwerkorganisatie als het RVML, is dat er verschillende belangen en vormen van beleid samen komen. Er dient zich door deze wirwar van verschillende expertisegebieden, beleid en financierders een ingewikkelde vorm van intensieve samenwerking aan. Ook is het interessant, als er door alle ketenpartners en het RVML een grote slag is gemaakt betreffende integrale samenwerking de afgelopen jaren. Deze positieve beweging in een stijgende lijn voort te zetten. Dat zelfs in tijden van grote bezuinigingen.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 48
Zo is het opvallend, dat er gedurende de interviews met de respondenten op een zelfde vraag een heel ander antwoord komtaangaande de samenwerking binnen over het overleg. De een zegt, dat een privacy- convenant opgesteld moet worden en de ander zegt dat het er al is, maar weet niet waar het te vinden is. Ook is de visie van de verschillende respondenten op het RVML en zijn diensten geheel anders. De één benoemt het overleg als zeer nuttig en waardevol, terwijl de andere ketenpartner verschillend aangeeft, dat het overleg een stagnatie vormt in de werkzaamheden die hij moet verrichten. Het beter afgezegdworden, omdat het geen positieve bijdrage meer levert aan het werkveld en de hulpverlening.
Wel is dit onderzoek door zowel de opdrachtgever, als door de begeleidende docenten vanuit de onderwijsinstelling van de onderzoekers, als de onderzoekers zelf een specifiek afgebakend onderzoek geworden. De vraagstellingen waren helder en eenduidig. De hoofdvraag is helder en eenduidig. Door er zo specifiek op in te gaan, zullen er sneller en op kleinschaliger niveau handvatten kunnen worden gevonden zodat er beter omgegaan kan worden met complexe problematiek binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld. Door het houden van half open gestructureerde interviews krijgt men een helder beeld van de visie, die alle relevante informatiebronnen hebben op het RVML, de overlegstructuur, de thematiek doorde onderwerpen waarop ze bevraagd zijn.Het onderzoek is valide, omdat er gemeten is wat gemeten moest worden. De relevante partijen die participeren binnen het casusoverleg huiselijk geweld binnen het RVML zijn geïnterviewd.Hun optiek en informatie voor is relevant om te kijken waar het in het overleg goed gaat, maar vooral ook wat punten ter verbetering zijn. Wel was er binnen de populatie één partij die zeer relevant wasvoor het onderzoek, maar die weigerde mee te werken aan de steekproef. Deze informatie hebben de projectleden gemist. Zij hebben de kennis in het bijzonder op het gebied van justitie en wetgeving ondervangen door een respondent te vragen deel te nemen aan het onderzoek. Dit was weliswaar geen ketenpartner, maar wel voorzien van veel informatie op het gebied die de projectgroep mistte binnen het onderzoek.De projectgroep heeft te maken gehad met intersubjectiviteit gedurende het onderzoek. Dit is iets wat hoort bij kwalitatief onderzoek. Wel waren ze met een projectgroep van vier personen, waardoor ze elkaar konden corrigeren bij eventuele fouten. De betrouwbaarheid van hun onderzoek is hierdoor vergroot. Ook heeft de projectgroep geregeld kwaliteitscontroles uit laten voeren waardoor het onderzoeksniveau op pijl bleef. Het onderzoek zou onder andere omstandigheden tot dezelfde resultaten moeten leiden.
Het is een generaliseerbaar onderzoek tot op bepaalde hoogte. We hebben het gericht op het RVML en daarbinnen het casusoverleg Huiselijk geweld en daar weer binnen de complexe problematiek. Dit houdt in, dat het onderzoek en de aanbevelingen relevant zijn voor diegene het betreft en dit is een Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 49
klein aantal. Al met al een dertien uitvoerende en participerende organisaties binnen het Huiselijk Geweld overleg, waaronder het RVML. De generaliseerbaarheid van dit onderzoek is dus betrekkelijk, maar voor de populatie zeer bruikbaar.
6.2 Aanbevelingen Aanbevelingen op organisatorisch vlak: - Zorg dat iedere ketenpartner binnen het RVML hetzelfde onder het begrip ‘complexe casussen aangaande huiselijk geweld’ verstaat. Aan de leidinggevenden van de participerende organisaties dan ook de rol om dit op de volgende wijze uit te dragen naar hun werknemers: Een casus van huiselijk geweld is volgens de termen van het RVML complex als er sprake is van: een multidisciplinair probleem, welke om een multidisciplinaire aanpak vraagt en waarbij geweld, dreiging of zorg voorkomt.
- Zorgstagnatie kan onder andere voortkomen doordat hulpverleningsinstellingen een overschot hebben aan overleggen en protocollen. Opnieuw aan leidinggevenden de taak om hiermee kritisch aan de slag te gaan en om te kijken welke protocollen en overleggen een blokkade zouden kunnen vormen voor de werknemers om hulpverlening vloeiend te kunnen uitzetten of voortzetten. Dit betekent ook dat je hierbij de principes van een eigen privacy- beleid, overlegstructuren of registratiesystemen nog eens kritisch onder de loep zult moeten nemen.
- Er dient een overleg te komen op beleidsniveau aangaande de ‘privacy plichten’ die de ketenpartners gedurende het overleg naar elkaar toe hebben. Er dient een eenduidig en algemeen bekend privacy convenant opgesteld te worden. Dit convenant dient iedere uitvoerende/afgevaardigde medewerker van een instelling deelnemend aan het casusoverleg Huiselijk Geweld van het RVML in het bezit te hebben. Een eenduidige overeenkomst waarbij de privacywetgeving voor ieder helder en toepasbaar is.
- Een aangestelde casusregisseur zorgt voor een georganiseerd, samenhangend hulppakket rondom een complexe hulpvraag van een cliënt of gezinssysteem. Het gaat naast het coördineren van de hulpverlening ook om de bewaking van de continuïteit van de hulp die geboden wordt door de verschillende instanties. Ook wel monitoren genoemd. De casusregisseur moet te allen tijde in de communicatie naar de hulpverleners en naar de cliënten duidelijk kunnen maken dat hij geen belang Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 50
heeft bij welke partij dan ook. Een competente medewerker van SHG zal hier invulling aan moeten geven. Dit door middel van het aanstellen van een regisseur of, in geval van code rood (zie kleurencode), de uitvoering voor haar rekening te nemen.
- Onduidelijkheid rondom en complexe casus aangaande huiselijk geweld kan binnen het casusoverleg ondervangen worden doormiddel van de methode ‘kleurencode.’ Deze weergeeft in een schaal van groen tot rood in hoeverre de recidive en-/of dreiging van huiselijk geweld aanwezig is. Door dit te registreren gedurende de bespreking van casussen tijdens het Huiselijk Geweld overleg staat er bij de naam een kleur. Zo is voor iedere ketenpartner helder in wat voor een stadium een casus zich bevindt. Een hulpverlener kan zo sneller de inschatting maken met wat voor een casus hij te maken heeft.
- Voor alle hulpverleningsinstanties dient er een kennisbevordering plaats te vinden op het onderwerp huiselijk geweld. Voornamelijk op het gebied van onderlinge relaties binnen een gezin, coping- strategieën en het bespreekbaar maken van huiselijk geweld binnen gezinnen.
6.3 Aanbevelingenvoorverderonderzoek:
- Op het gebied van privacywetgeving binnen organisaties en de onderlinge omgang met deze wetgeving van hulpverleningsinstanties van en naar elkaar toe. Om hier een meer helder en inzichtelijker beeld van te krijgen en om hier de mogelijkheden en onmogelijkheden van te ontdekken, zou voor een netwerkorganisatie als een Veiligheidshuis niet verkeerd zijn.
- Onderzoek naar een casusregisseur die is aangewezen om bij complexe problematiek: brede kennis in te zetten, snelle contacten met collega- hulpverleners te maken, omgang en communicatie van en naar de hulpverleners en de gezinnen soepel te laten verlopen, monitoring en overdracht van monitoring naar de ketenpartners toe. Wat heeft een casusregisseur qua tijd, competenties, kennis en kennis van een sociale kaart ervoor nodig om zijn taak zo goed mogelijk te kunnen vervullen?
- Onderzoek naar het opzetten van een module voor kennisbevordering op het gebied van huiselijk geweld en in het bijzonder op de gebieden: Relaties/verhoudingen binnen een gezin, copingstrategieën en bespreekbaar maken van het onderwerp huiselijk geweld binnen gezinnen. De module
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 51
moet breed inzetbaar zijn voor zowel eerstelijns- als tweedelijns- hulpverleningsinstellingen.
6.4 Evaluatie en discussie
Relevante methodologische evaluatie: 1. Keuze kwalitatief onderzoek De keuze voor kwalitatief onderzoek is gemaakt omdat de projectleden werkzaam zijn in een organisatie en zij door middel van het onderzoek wilden inventariseren hoe de kijk van de ketenpartners op de zaken is waar de projectgroep zich in verdiept. Omdat ze de ketenpartners zo vrij mogelijk wilden laten antwoorden hebben ze gekozen voor een half gestructureerd interview in de vorm van een tweegesprek. Bij het opstellen van de vragen hebben de projectleden er rekening mee gehouden dat ze de vragen zo eenduidig mogelijk formuleerden. Op deze manier wordt voorkomen dat er een suggestieve ondertoon in de vragen zat waarmee de respondent een bepaalde hoek in duwen. Ook is er een kledingvoorschrift gemaakt om zo objectief mogelijk de interviews af te nemen. 2. Uitvoering kwalitatief onderzoek Alvorens de interviews afgenomen konden wordenmoest er contact gezocht worden met de respondenten. Het tijdsbestek wat de projectleden hadden voor het maken van afspraken en het afnemen van interviews was niet veel. Het voornemen was om de vrijblijvendheid voor medewerking hoog te houden, maar wel te zorgen dat de partners in gesprek wilden gaan. Dit was door het tijdsbestek lastig om te waarborgen. Ook tijdens de uitvoering van de interviews wilden de projectledende intersubjectiviteit waarborgen en daarmee ook de uiteindelijke validiteit van het gehele onderzoek. Dit is gedaan door elkaars interviews te labelen en de verschillen en overeenkomsten te bespreken. Wat opviel was dat er veel op dezelfde manier gelabeld hebben.
Uitwerking en analyse kwalitatief onderzoek De afgenomen interviews zijn allereerst volledig uitgetypt. Hierna hebben werden erlabels aangehangen. Deze labelszijn bepaald aan de hand van de afgenomen onderzoeken, onderwerpen die meerdere malen terugkwamen in meerdere interviews kregen een label en werden meegenomen in de analyse. Hierbij viel op dat meerdere labels elkaar kunnen overlappen.
Sterke en minder sterke kanten onderzoek: Als sterke kant van het onderzoek willen de projectleden graag benoemen dat zij alle ketenpartners (op het OM na) als respondent kunnen rekenen. Hierdoor wordt het onderzoek vanuit alle benodigde Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 52
hoeken belicht en stijgt de betrouwbaarheid en gelegenheid van het onderzoek in de ogen van de projectgroep. De ketenpartners zijn in de afname van het kwalitatieve onderzoek erg open naar de projectgroep geweest. De projectleden zijn zelf ook open geweest in de interviews, dit heeft geresulteerd in een uiteenlopende variatie van antwoorden van de respondenten. In het verlengde hiervan ligt het feit dat de projectgroep in een bestaand netwerk interviews afnam. Het was lastig om met elke partner (op tijd!!) een afspraak te plannen en een interview af te nemen. Daarnaast blijft een minder sterke kant van kwalitatief onderzoek dat het altijd een interpretatie betreft van wat de respondent zegt. Dit is ook hier het geval. In het afnemen van het half gestructureerde interview in de vorm van een tweegesprek merkten de projectleden dat het soms lastig is om de lijn van het interview aan te houden. Doordat ze wilden doorvragen weken ze af van de lijn van de opgestelde vragen. Als laatste is een kwalitatief onderzoek altijd subjectiever, het gaat immers om een interpretatie van het geen er gezegd wordt.
6.5 Kwaliteitseisen Als kwaliteitseisen voor de validiteit (geldigheid) van het kwalitatief onderzoek gelden: •
Waarneembaarheid: Intern; Intersubjectiviteit (resultaten adequaat interpreteren & vertrouwen op interpretatie) Door in de interviews goed door te vragen willen de projectleden bereiken dat ze hetgeen wat gezegd wordt zo helder mogelijk interpreteren. Extern; Generaliseerbaarheid (conclusie steekproef ook geldig voor grotere populatie) De projectgroep zal pogen hun aanbevelingen zo te omschrijven dat ze ook op andere thema’s toegepast zouden kunnen worden. Het eindproduct is generaliseerbaar omdat het handvatten bevat waarvan andere overleggen binnen het RVML zouden kunnen profiteren.
•
Betrouwbaarheid: Herhaalbaarheid (waarnemingen onder zelfde omstandigheden geven dezelfde resultaten) De herhaalbaarheid van het interview is lastig na te streven. De projectleden bevragen de respondenten naar hun bevindingen over een onderwerp op DIT moment. Hierdoor zijn zij van mening dat hun interview niet minder valide wordt als ze niet dezelfde antwoorden zouden krijgen op het moment dat ze dezelfde respondenten over twee jaar zouden interviewen. Navolgbaarheid (activiteiten en keuzes zo beschrijven dat een willekeurig persoon alles kan reconstrueren, dit met als doel herhaalbaarheid) Doordat ze concreet beschrijven wat ze doen en dit ook naar voren komt in de beslisdocumenten, zou een andere groep dit onderzoek eenvoudigweg kunnen uitvoeren.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 53
Kwaliteitscontroles uitgevoerd: Onderzoek docent Mevrouw A. Heuver: - Vrijdag 23 maart om 15.00u bespreking onderzoeksplan - Vrijdag 30 maart om 15.00u bespreking onderzoeksplan - Woensdag 4 april om 15.00u telefonisch contact aangaande het onderzoeksplan - Dinsdag 8 mei om 12.00u onderzoeksplan ondertekend retour - Maandag 14 mei om 16.30u telefonische bespreking onderzoek uitvoering ( Geplande afspraak)
Projectbegeleider Dhr. P van Zilfhout: - Vrijdag 9 maart om 12.00u bespreking project voorstel - Vrijdag 23 maart om 09.30u bespreking projectprogramma - Vrijdag 26 maandag projectvoorstel ondertekend retour - Dinsdag 8 mei projectprogramma ondertekend retour. - Woensdag 16 mei om 12.00u projectuitvoering bespreken - Donderdag 24 mei om 15.30u bespreking projectoverdracht (Geplande afspraak) - Maandag 11 juni 11.30 presentatie officiële overdracht bij het RVML te Oss( Geplande afspraak)
opdrachtgever Mevrouw A. de Winter: - Maandag 12 maart om 12.00u bespreking projectvoorstel - Dinsdag 24 april om 09.00u bespreking projectprogramma ( Geannuleerd) - Maandag 07 mei om 14.00u bespreking projectprogramma - Maandag 14 mei om 12.30u bespreking projectuitvoering (Gepland afspraak) - Maandag 14 mei om 12.30u projectprogramma ondertekend retour ( Geplande afspraak) - Dinsdag 29 mei om 09.00u projectoverdracht bespreken ( Geplande afspraak) - Maandag 11 juni 11.30 presentatie officiële overdracht bij het RVML te Oss ( Geplande afspraak)
•
Bruikbaarheid: Taalgebruik, aansluiten bij de leefwereld van de doelgroep en/of respondenten De projectleden zijn zich ervan bewust dat ze in een complexe situatie aan het onderzoeken zijn. Het is van groot belang dat zij in een interview vertrouwen winnen waardoor de respondent zich vrij voelt om te spreken. Vervolgens is het belangrijk dat zij dit vertrouwen in acht nemen en niet beschamen. De projectleden zullen altijd zeer respectvol met de informatie van respondenten omgaan en er zorg voor dragen dat ze hun uitspraken op een juiste manier schriftelijk verwerken.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 54
•
Validiteit:Er zijn voorafgaand aan het interview nog geen topics samengesteld. Dit omdat het onderzoek voorkomt uit de informatie die de respondenten aan de projectleden hebben overgedragen. Vanuit de uitwerking van de interviews zijn de belangrijkste onderwerpen die vooral ook bij de meeste interviews naar voren komen, getild en daar een topiclijst van gemaakt. Dit wil zeggen dat deze topics zijn gekoppeld aan de deelvragen zodat hierdoor gemakkelijker antwoord op gegeven kan worden door de duidelijk onderverdeling doormiddel van de keuze van de topics. Dit is dus de constructvaliditeit die gewaarborgd wordt.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 55
Slotwoord
Na vier maanden onderzoek is de projectgroep uiteindelijk gekomen tot de conclusie en aanbevelingen zoals hierboven beschreven in het onderzoeksrapport. De eerste twee maanden zijn de projectleden vooral bezig geweest met vooronderzoek aangaande het thema huiselijk geweld. Vervolgens zijn ze verder gegaan met de uitvoering van de interviews. De zestien interviews die gehouden zijn met verschillende respondenten hebben het onderzoek rapportage gemaakt tot wat het nu is. De projectgroep wil hen dan ook danken voor de openheid tijdens de interviews en het vertrouwen in het onderzoek wat zij hiermee hebben gegeven. De projectgroephoopt oprecht dat de medewerkers van de verschillende participerende organisaties binnen het RVML verder kunnen met de kennis en aanbevelingen die voort zijn gekomen uit het onderzoek wat is uitgevoerd. De projectleden zijn bijzonder dankbaar voor de prettige en warme sfeer die wij hebben mogen ervaren binnen het veiligheidshuis Maas & Leijgraaf te Oss, dankzij hen is dit onderzoek mogelijk gemaakt.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 56
Bijlagen
Bijlage 1: Definitie begrippen
Huiselijk Geweld: Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis). Er is altijd sprake van een machtsverschil tussen dader en slachtoffer. Uit onderzoek blijkt dat plegers de meest kwetsbare personen kiezen, als slachtoffer. Een ander kenmerk van huiselijk geweld is de omstandigheid dat dader en slachtoffer (waaronder ook minderjarige slachtoffers) desondanks - en soms noodgedwongen – blijvend deel uitmaken van elkaars leef- en woonomgeving. Hiermee hangt samen dat huiselijk geweld vaak een stelselmatig karakter heeft en er een hoog recidiverisico is. Geweld in het gezin gaat vaak met andere problematiek gepaard, zoals spanningen tussen echtgenoten, werkloosheid of verslaving. Geweld: Aantasting van de persoonlijke integriteit in de vorm van lichamelijk of seksueel, en/of geestelijk geweld. Het geweld kan variëren van een enkele klap, trap of schop met letsel als gevolg tot systematisch frequent en langdurig geweld met blijvend lichamelijk letsel als gevolg. Huiselijke kring: De dader is een (ex-)partner, gezinslid, familielid of huisvriend. Huisvrienden zijn personen die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer of iemand uit de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer en het slachtoffer in de huiselijke sfeer ontmoeten. Slachtoffer(s): Iemand die door de gevolgen van bepaalde handelingen of gebeurtenissen wordt getroffen. Slachtoffers van huiselijk geweld: Personen die het geweld ondergaan of ervaren, veroorzaakt door hen die tot de huiselijke kring behoren. Zoals vrouwen en mannen die door hun (ex-)partners worden mishandeld, kinderen die door hun ouders of huisvrienden worden mishandeld of misbruikt. Maar ook ouders of ouderen die door hun kinderen of verzorgenden worden mishandeld. Kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld - en niet direct het slachtoffer - worden toch aangemerkt als slachtoffers, omdat alleen al het als kind getuige zijn van vormen van geweld in huis kan leiden tot traumatische gevolgen.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 57
Pleger of dader: Iemand die een strafbaar feit pleegt, iemand die een misdrijf pleegt. www.huisverbod.nl www.huiselijkgeweld.nl Ketenpartners van het RVML: Onder de ketenpartners van het RVML op het gebied van huiselijk geweld volgens het jaarverslag (2011) verstaan wij Slachtofferhulp Nederland, Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg/ AMK, GGZ, MEE, Juvans (Steunpunt Huiselijk Geweld), Novadic-Kentron verslavingszorg, Openbaar Ministerie, Politie en Reclassering Nederland. Integrale ketensamenwerking: De werkwijze en de interventiemethoden binnen de hulpverlening worden met een gezamenlijk doel op elkaar afgestemd om zo als één geheel te werk te gaan. Het doel hierbij is ‘het verbeteren van de dienstverlening aan de cliënt’. Zorgstagnatie: Met zorgstagnatie bedoelen wij dat de zorg rondom een casus op welke manier dan ook geen voortgang (meer) vertoont. Om de criteria hiervan duidelijk te krijgen zullen wij dit begrip gaan onderzoeken om er zo een concrete definitie van te kunnen geven. Complexe casus: Onder een complexe casus verstaan wij een casus die door de ketenpartners als complex wordt aangewezen en waarin de zorg, om welke reden dan ook, stagneert. Casusoverleg: Een periodiek overleg tussen alle ketenpartners van het Veiligheidshuis rondom Huiselijk Geweld. Het doel is om een snelle, samenhangende en effectieve reactie op huiselijk geweld mogelijk te maken en zo bij te dragen aan het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 58
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 59
Bijlage 2. Schema kwalitatief onderzoek Instantie
Naam
Waarom
Wie
Wanneer & Waar
AMW AanZet
Medewerkster
Aanwezig bij casusoverleg
Laura Janssen
20-04-2012 12.00 – 13.00.
AMW;
Huiselijk Geweld. Onderdeel
gedetacheerd in
van de ketenpartners.
Carlijn Kouwenberg
14-05-2012 14.00 – 15.00.
casusoverleg AMW AanZet
Manager AMW
Manager AanZet (maatschappelijk werk) Veel
Algemeen
kennis van interventies op het
Maatschappelijkwerk
gebied van huiselijk geweld.
Veghel
Voorgedragen door de opdrachtgever. BJZ
Medewerkster BJZ;
Aanwezig bij casusoverleg
gedetacheerd in
Huiselijk Geweld. Onderdeel
casusoverleg
van de ketenpartners.
Bureau
Medewerkster
Administratief medewerkster
documentatie
Bureau
OM, bureau documentatie.
RVML
Documentatie
MEE
Medewerkster
Aanwezig bij casusoverleg
MEE; gedetacheerd
Huiselijk Geweld. Onderdeel
in casusoverleg
van de ketenpartners.
Hoe complex kan het zijn…?!
Suzanne Verlaan
27-04-2012 09.00 – 10.30 Kantoor BJZ Oss
Suzanne Verlaan
25-04-2012 10.00 – 11.00 Veiligheidshuis Oss
Priscilla Verhoeven
19-04-2012 09.00 – 10.15 Kantoor MEE Uden
Pagina 60
Novadic Kentron
OM
Medewerkster N-K;
Op afroep aanwezig bij
Laura Janssen
03-05-2012 15.00 – 16.00
contactpersoon,
casusoverleg. Veelvuldig ook
niet lijfelijk in
enkel schriftelijke informatie
overleg aanwezig
doorspelen.
Medewerkster OM;
Het OM is langdurig partij
was voor 1 mei
geweest binnen het
te werken aan onderzoek
gedetacheerd in
strafoverleg. Ook al nemen zij
i.v.m. terug trekken uit het
casusoverleg
geen deel meer aan het
casusoverleg.
Kantoor Novadic Uden
Carlijn Kouwenberg
Organisatie weigerde mee
overleg, de expertise, jarenlange betrokkenheid en kennis op het gebied van Huiselijk Geweld is van belang om mee te nemen in ons onderzoek. Politie
Reclassering
Twee medewerker
Allen aanwezig bij
Suzanne
26-04-2012 15.00 – 16.30
politie;
casusoverleg Huiselijk Geweld.
Verlaan
Veiligheidshuis Oss
gedetacheerd in
Onderdeel van de
casusoverleg
ketenpartners.
Medewerkster
Aanwezig bij casusoverleg
Priscilla Verhoeven
18-04-2012 10.00 – 11.15
Reclassering;
Huiselijk Geweld ten tijde van
contactpersoon,
het interview. Onderdeel van
niet lijfelijk
de ketenpartners.
Hoe complex kan het zijn…?!
Veiligheidshuis Oss
Pagina 61
aanwezig in overleg RvdK
Medewerkster
Aanwezig bij casusoverleg
RvdK;
Huiselijk Geweld. Onderdeel
gedetacheerd in
van de ketenpartners.
Carlijn Kouwenberg
23-04-2012 09.00 –10.00 Veiligheidshuis Oss
casusoverleg RVML
Directrice RVML
Directie van Veiligheidshuis,
Carlijn Kouwenberg
onze opdrachtgever. Van
01-05-2012 09.30 – 10.30 Veiligheidshuis Oss
belang om haar visie helder te krijgen. SHG
Manager SHG
Coördinator bij het Steunpunt
Suzanne Verlaan
20-04-2012 09.30 – 11.00 Kantoor Juvans Den Bosch
Huiselijk Geweld.
SHG
Medewerkster
Voorzitster casusoverleg
Priscilla Verhoeven
11-04-2012 11.00 - 12.15
SHG; gedetacheerd
Huiselijk Geweld. Onderdeel
(uitwerken) & Laura
Kantoor Juvans Den Bosch
als voorzitter in
van de ketenpartners.
Janssen
Medewerkster
Niet meer aanwezig bij
Priscilla Verhoeven
Slachtofferhulp;
casusoverleg Huiselijk Geweld
contactpersoon,
wegens tijdgebrek, levert alles
niet lijfelijk
per mail aan. Is wel onderdeel
aanwezig in overleg
van de ketenpartners.
casusoverleg Slachtofferhulp
Hoe complex kan het zijn…?!
16-04-2012 14.00 – 15.00 Veiligheidshuis Oss
Pagina 62
*Contactpersoon
Medewerkster
Vergroot de betrouwbaarheid
Carlijn Kouwenberg
02-05-2012 13.00 – 14.15
Veiligheidshuis
Veiligheidshuis
doordat we een vergelijking
Zorg – en Veiligheidshuis
Tilburg
Tilburg
kunnen maken met een ander
Midden Brabant
veiligheidshuis. Verschillen en overeenkomsten worden duidelijker. Tevens kunnen zij ons mogelijk tips geven voor de invulling van het onderzoek. *Politie;
Rechercheur
Rechercheur
Hoe complex kan het zijn…?!
Professional op het gebied
Laura Janssen
11-04-2012 08.30 – 10.00
van strafrechtelijke zaken.
Politiebureau Uden
Pagina 63
Bijlage 3: Verantwoording begrip definiëring complex • Multidisciplinaire problemen - Er is sprake van minimaal drie factoren (MEE) - Problemen op verschillende levensgebieden; multidisciplinair (RVML, Veiligheidshuis Tilburg, Slachtofferhulp, MEE, Reclassering, AanZet, Novadic-Kentron) - Meerdere partijen betrokken (RVML, Slachtofferhulp, Veiligheidshuis Tilburg) - Containerbegrip (RVML) - Verslavingsproblematiek/ schulden/ recidive altijd in combinatie met huiselijk geweld - Vele hulpverleners in één gezin (Steunpunt huiselijk geweld, slachtofferhulp, AanZet) - Fysiek en geestelijk geweld (Reclassering) - Intelligentieniveau van mensen samenhangend met bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid (Recherche) - Een dader kan ook slachtoffer zijn en andersom (Reclassering, Slachtofferhulp, Steunpunt huiselijk geweld) - Dubbel diagnostiek / co-morbiditeit; als situatie wijzigt en hoofddiagnose veranderd (GGZ) - Achterliggende impulsproblematiek (GGZ) - Waar meerdere trauma’s liggen (AanZet) - Cliënten die keer op keer aangifte doen maar hulpverlening afwijzen (Bureau Jeugdzorg, Bureau Documentatie, MEE, Politie, Reclassering, Raad van de Kinderbescherming, RVML, Steunpunt Huiselijk Geweld, Slachtofferhulp, Veiligheidshuis Tilburg)
• Multidisciplinaire aanpak - Wanneer je één factor aanpakt komen andere factoren ook in beweging (Reclassering, Slachtofferhulp, MEE, Aanzet) - Maatwerk vereist (RVML) - Interventies zijn afhankelijk van elkaar (RVML) - Hulpverlener is het spoor bijster (Veiligheidshuis Tilburg) (Raad van de Kinderbescherming) - Aanbod organisaties wat niet aansluit op vraag (GGZ) - Als organisatie cliënt niet in een hokje kan stoppen om aan te sluiten (GGZ)
• Geweld/ Dreiging/Zorg - Wanneer er kinderen in beeld zijn en betrokken worden bij de problematiek (Slachtofferhulp, MEE, Steunpunt huiselijk geweld, Reclassering, Recherche, GGZ) - Structureel geweld binnen een gezin ondanks inzet hulpverlening (Steunpunt Huiselijk Geweld, Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 64
RVML, Veiligheidshuis Tilburg) - Grote dreiging (Veiligheidshuis Tilburg) - Kans op recidive (Veiligheidshuis Tilburg, Recherche) - Zwaar letsel (Veiligheidshuis Tilburg) - Mishandeling waar lang over nagedacht is i.p.v. één klap uit woede (Recherche) - Complexe samenleving, niet reële opdracht om samenleving gezond te maken (GGZ) - Autochtonen, cultuurverschillen (GGZ) - Generatie op generatie (GGZ, AanZet) - Langdurig chronisch verslaafden (Novadic-Kentron)
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 65
Bijlage 4. Afkortingenlijst AMW brede
AMK
het overleg
Algemeen maatschappelijk werk. Organisatie met meer in huis dan enkel maatschappelijk werk(ook schoolmaatschappelijk werk & preventiewerk), eerstelijns- organisatie, snel interventie team gericht op huiselijk geweld. Op het overleg algemeen georiënteerd wegens werken op de eerste lijn. Algemeen meldpunt kindermishandeling. Rechten van het kind zijn uitgangspunt, indicatiestelling, uitvoering taken algemeen meldpunt kindermishandeling, uitvoering jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Op gericht op zaken waar kinderen bij betrokken zijn.
BD
Bureau documentatie registreert alles wat er op een overleg besproken wordt, zorgt voor plannen van een overleg, notuleert tijdens overleg en verwerkt achteraf de casussen die besproken worden.
BJZ
Bureau jeugdzorg. Werkt nauw samen met het AMK. Specifiek voor BJZ is dat zij de leiding op zich nemen in zaken waarbij minderjarige betrokken zijn
GCOS
Geïntegreerd casusoverleg systeem. Systeem waarin casussen zowel voor als na het overleg geregistreerd en bijgewerkt worden. Iedere participerende organisatie heeft inzage in GCOS.
GGZ
Geestelijke gezondheidszorg, gericht op preventie en behandeling psychische stoornissen, in overleg gericht op zaken waar sprake is van (of waar het riekt naar) een spelende psychopathologie bij één of meerdere van de
betrokkenen. HG
Afkorting voor Huiselijk Geweld.
MSHG
Manager steunpunt huiselijk geweld; zie SHG.
NK
Novadic-Kentron verslavingszorginstelling. Op het overleg gericht op zaken waar sprake is van één of meerdere verslavingsproblematieken.
OM
Openbaar ministerie. Per 1 mei niet meer betrokken bij het casusoverleg Huiselijk Geweld.
POL
Politie varieert van uitdelen van bekeuringen tot oplossen van moord, in overleg verantwoordelijk voor aanmelden zaken en meldingen.
RVML
Regionaal veiligheidshuis Maas & Leijgraaf; opdrachtgever van dit onderzoek.
RVDK
Raad van de kinderbescherming. Rechten van het kind zijn uitgangspunt.
SHG in
Steunpunt huiselijk geweld. Opgericht voor mensen (daders, slachtoffers, kinderen,betrokkenen) die hun verhaal kwijt willen, bundeling van expertise, overleg aangesteld als voorzitter sinds oktober 2011.
VT
Veiligheidshuis Tilburg; beter bekend als veiligheidshuis Midden-Brabant.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 66
VWS
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport.
WMO
Wet maatschappelijke ondersteuning; regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
ZSM
Beter bekend als de ZSM-werkwijze; een snel afdoeningsproces van strafzaken. ZSM staat hierbij voor zo spoedig mogelijk.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 67
Bijlage 5: Individueel
Individueel Priscilla Verhoeven
In het onderzoeksplan hebben wij een globale schatting gemaakt van de taken die nog gedaan moesten worden voor de uitvoering van ons project. Hierbij hebben wij een lijst met respondenten opgesteld en deze verdeeld na gelang na ieders expertise. Hetzelfde hebben wij gedaan voor de uitwerking van de deelvragen. Omdat het uiteindelijk wel een groepsproduct zou worden hebben we tussentijds regelmatig de stand van zaken besproken. Ook hebben wij in bijeenkomsten tussendoor afspraken gemaakt over zaken zoals de lay-out, voortgang interviews, codering en literatuuronderzoek. Hieronder de interviews zoals deze oorspronkelijk opgenomen waren in onze planning.
Reclassering
MEE
Novadic-Kentron
KassandraDenie.
HanniMeering.
Anita Knipping.
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven
Op afroep aanwezig bij casusoverleg.
Priscilla
Veelvuldig ook enkel schriftelijke informatie
Verhoeven
doorspelen. Slachtofferhulp
Agnes Ijsseldijk
Niet meer aanwezig bij het casusoverleg
Priscilla
Huiselijk Geweld wegen tijdgebrek, levert
Verhoeven
alles per mail aan. Is wel onderdeel van de ketenpartners Steunpunt
Suzanne van
Voorzitster casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
huiselijk geweld
Sluisveld
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven & Laura Janssen
Grotendeels hebben wij de planning voor het afnemen van de interviews aangehouden in de onderzoek uitvoering. Toch hebben er echter verschuivingen plaats moeten vinden i.v.m. veranderingen binnen de organisatie. Doordat het openbaar ministerie besloot niet mee te werken aan ons onderzoek, betekende dit voor ons dat we moesten schuiven met de interviews. Voor mij hield dit in dat ik mijn vijfde (extra) interview met Suzanne van Sluisveld individueel uit zou gaan Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 68
werken. Daarmee zou dit interview voor mij gelden als vierde interview en is het interview met Novadic-Kentron doorgeschoven naar Laura Janssen.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 69
Dit betekend concreet: Reclassering
MEE
Slachtofferhulp
KassandraDenie.
HanniMeering.
Agnes Ijsseldijk
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven
Niet meer aanwezig bij het casusoverleg
Priscilla
Huiselijk Geweld wegen tijdgebrek, levert
Verhoeven
alles per mail aan. Is wel onderdeel van de ketenpartners Steunpunt
Suzanne van
Voorzitster casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
huiselijk geweld
Sluisveld
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven
De deelvragen zijn voor mij echter wel hetzelfde gebleven als in het onderzoeksplan. Ik heb in de uitvoering de volgende twee deelvragen voor mijn rekening genomen: 1.0 Wat is zorgstagnatie in termen van het RVML? 1.1 Wanneer is er sprake van zorgstagnatie volgens het RVML en wat is hier de reden voor?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden ben ik eerst op zoek gegaan naar wat de literatuur zegt over (zorg) stagnatie. Dit heb ik kort gekoppeld aan wat wij als signaal hebben gekregen voor ons onderzoek. Vervolgens heb ik de verslagen van de interviews nog eens bekeken en heb ik de lijst met topics gebruikt voor de verdere uitwerking van de deelvraag. Ik heb er in mijn uitwerking steeds naar gekeken wie wat aangaf en heb dit verwerkt onder deelvraag 1.1. Om mijn deel overzichtelijk en duidelijk te houden heb ik het concept ter inzage aangeboden aan mijn groepsgenoten. Dit om te kijken of mijn uitwerking voor een ieder helder was. Tevens was dit belangrijk om te kijken of er genoeg overlap zou zitten in de verschillende deelvragen. Uiteindelijk heb op dezelfde manier de stukken van mijn groepsgenoten nagekeken en hebben wij dit gezamenlijk verwerkt tot hoofdstukken die vervolgens kort samengevat werden onderaan de deelvraag.
Individueel Suzanne Verlaan
In ons onderzoekplan hebben we al het werk wat ons te doen stond, onderverdeeld naar gelang de zwaarte van een onderdeel wat uitgewerkt moest worden. Zodat er een evenredige verdeling zou ontstaan. Al met al diende er als er sprake was van kwalitatief onderzoek minstens 16 interviews gehouden te worden. Wij zijn in samenwerking met onze opdrachtgever en met de informatie die we tot dusver hadden verzameld tot de 16 desbetreffende respondenten gekomen zoals die in ons onderzoeksplan staan vermeld. In eerste instantie hadden wij dan ook 17 respondenten om te gaan
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 70
interviewen. Ook onze afstudeerorganisatie, het Regionaal Veiligheidshuis Maas&Leijgraaf heeft te kampen met de landelijke bezuinigingen of althans de ketenpartners hebben te kampen met bezuinigingen. Dit leidt ertoe dat het OM zich heeft teruggetrokken en daarom ook niet meer wilde meewerken aan ons afstudeeronderzoek zodat wij niet in staat waren om een interview met hen af te nemen. Voor mij persoonlijk vormde dit geen probleem zelf had ik respondenten die allemaal wilde meewerken en van wie ik snel een reactie ontving na mijn uitnodiging om een interview met hen aan te gaan. Ook maakte al mijn respondenten er geen probleem van om een geluidsopname te maken. Dit vond ik bijzonder omdat het een stuk documentatie is waar zij aan vastzitten en niet meer gewijzigd kan worden. Voor mij persoonlijk was dit erg prettig en voor hun open instelling heb ik dan ook hartelijk bedankt. De volgende respondenten heb ik geïnterviewd zoals staat vermeld in het onderzoeksplan: Instantie
Naam
Waarom
BJZ
Els de Jong / Judith van den Akker. Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld. Onderdeel van de
Wie Suzanne Verlaan
ketenpartners. OM
Politie
SHG
Trudy Reijs.
Administratief medewerkster OM,
Suzanne
bureau documentatie.
Verlaan
Jacques Vermeulen
Allen aanwezig bij casusoverleg
Suzanne
Casper Reijnders
Huiselijk Geweld. Onderdeel van de
Verlaan
GioBarbarino
ketenpartners.
Riet Knapen
Coördinator bij het Steunpunt
Suzanne
Huiselijk Geweld.
Verlaan
Wat je merkt is dat al gaande weg je tot een hoop ontdekkingen komt. Zo ben ik erachter gekomen dat niet alle politieagenten die actief zijn binnen het RVML wilden deelnemen aan ons onderzoek en dat ik een medewerker van het OM niet moet noteren als medewerker van het OM, als zijnde Bureau Documentatie van het RVML, met als officiële werkgever het OM. Dit zijn opvallende zaken die tijdens het interview naar voren komen en met deze onverwachtse nieuwe informatie ben ik flexibel omgegaan. Ik heb geprobeerd hierop door te vragen en het interview zo open mogelijk te houden. Ten slotte hebben wij ook duidelijk aangegeven in het onderzoeksplan waarom wij hebben gekozen voor een open half gestructureerd interview. Dit voornamelijk omdat ieder mens toch al subjectief is. Wil je echt bruikbare informatie verkrijgen voor je interview zoals een ketenpartner bepaalde zaken ziet en ervaart, zal je hiervoor een zodanige setting moeten creëren waarbij dit
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 71
mogelijk is en er dus voor een respondent de mogelijkheid is om openheid van zaken te geven. De eigen mening is niet van belang.
Ik maak meteen een sprong naar de deelvragen die wij als groep aan mijzelf hebben toegewezen. Voor mij was het niet erg relevant om voorafgaand aan de beantwoording van deze deelvragen nog veel literatuur te zoeken om zo een zo goed mogelijk antwoord te geven op mijn deelvragen. Dit omdat het vooral gaat om hoe de respondenten vinden dat er een rol wordt gespeeld in de begeleiding aangaande zaken van huiselijk geweld en hoe zij vinden dat de ketenpartners zich naar elkaar toe verhouden en wie welke verantwoordelijkheid heeft. De gehele beantwoording van deze beide deelvragen komt dus voort uit het kwalitatief onderzoek wat wij doormiddel van een half open gestructureerd interview in de vorm van een tweegesprek hebben uitgevoerd. Dit is de beste manier om de meest betrouwbare en bruikbare informatie te verkrijgen voor de beantwoording van mijn deelvragen. Hierbij nogmaals mijn deelvragen: 3. 1Welke ketenpartners van het RVML spelen een rol in de begeleiding van een casus van huiselijk geweld? 3.2 Hoe verhouden deze ketenpartners zich tot elkaar binnen het casusoverleg Huiselijk Geweld en wie heeft welke verantwoordelijkheid?
Zelf ben ik altijd open en transparant geweest in mijn communicatie naar mijn projectgenoten toe. Indien ik iets niet begreep en er iets misliep in mijn individuele werkproces liet ik hen dit meteen weten. Verder heb ik mijzelf aan de gestelde deadlines gehouden. Ik heb ten alle tijden mijn documenten op de onze account op de website: www.dropbox.nl . Zo maakte ik het voor ieder inzichtelijk en heb ik opengestaan voor de aanpassingen die mijn projectgenoten op mijn stukken hadden.
Individueel Carlijn Kouwenberg
In ons onderzoekplan hebben wij naar gelang expertise en interesse de interviews met de respondenten onder elkaar verdeeld, in totaal 17 interviews. Omdat ik in het 3de jaar de specialisatie GGZ, waar Justitie een onderdeel in was, heb gevolgd, en dit jaar de minor recht op de Juridische Hogeschool heb gevolgd ging mijn interesse uit naar het OM en de Raad voor de Kinderbescherming: beide Justitiepartners. Naast expertise en interesse hebben we ook gekeken naar de aanwezigheid van het aantal managers binnen onze respondenten. Omdat dit om 3 respondenten ging hebben we deze tevens verdeeld Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 72
zodat niet één iemand alleen maar deze managers, die niet deelnemen aan het overleg maar wel betrokken zijn, zou hoeven interviewen. Tot slot heb ik, omdat ik deze lijntjes uitgezet heb, mijn voorkeur voor het Veiligheidshuis Tilburg uitgesproken. Vanuit mijn 3de jaar stage heb ik een parttime baan aangeboden gekregen binnen bureau Schuldhulpverlening van de Gemeente Tilburg. Als organisatie participeren wij op afroep binnen het Veiligheidshuis in Tilburg. Per toeval zit het huis in hetzelfde kantoor gevestigd als ons bureau. Voor mij waren de lijntjes om in contact te komen en een afspraak te plannen daarom kort. Onderling overleg en afstemming resulteerden voor mij in de volgende respondentenlijst binnen het onderzoeksplan:
Instantie
Naam
Waarom
Wie
AZ
Marga
Manager van AZ (maatschappelijk werk) Veel kennis van
Carlijn
van Esch
interventies op het gebied van huiselijk geweld
Kouwenberg
Anna
Gaat over wel / niet vervolgen van daders (enkel bij
Carlijn
Bakker.
justitieel overleg)
Kouwenberg
Ilse v.d.
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld. Onderdeel
Carlijn
Berg.
van de ketenpartners.
Kouwenberg
Veiligheidshuis
Cindy de
Vergroot de betrouwbaarheid doordat we een
Carlijn
Tilburg
Rijke
vergelijking kunnen maken met een ander
Kouwenberg
OM
RvdK
veiligheidshuis. Verschillen en overeenkomsten worden duidelijker. Tevens kunnen zij ons mogelijk tips geven voor de invulling van het onderzoek.
Na de verdeling hebben wij als groep gezamenlijk onze interviewvragen opgesteld en individueel onze respondenten benaderd. Ik heb in eerste instantie mijn respondenten per mail benaderd. In deze mail heb ik mezelf voorgesteld, de opdrachtgever en het onderzoek gepresenteerd en gevraagd om medewerking. Van de Raad voor Kinderbescherming kreeg ik dezelfde dag nog een mail terug waarna we dezelfde dag tot een afspraak zijn gekomen. Vanuit het OM kreeg ik een afwijzing. Zij deelde mij mede dat ze niet meer actief waren binnen het overleg en daarom niet mee wenste te werken aan ons onderzoek. Omdat ik niet op de hoogte was van deze terugtrekkende houding heb ik telefonisch contact opgenomen met mevrouw Bakker. Hieruit bleek dat deze beslissing recent gemaakt was. Omdat in mijn ogen het OM desondanks nog steeds een belangrijk aandeel had in het totaalplaatje heb ik geprobeerd het interview alsnog plaats
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 73
te laten vinden. Dit is echter niet gelukt. Hierdoor viel er voor mij één respondent af. Omdat ik na één week nog geen reactie had gehad van het Veiligheidshuis in Tilburg heb ik telefonisch contact opgenomen. Contactpersoon Cindy de Rijke bleek op korte termijn niet beschikbaar waardoor ik een ander contactpersoon toegewezen kreeg; Elle Hartjes. Met mevrouw Hartjes ben ik diezelfde dag nog tot een afspraak gekomen voor het interview en een meeloopochtend. Omdat ik ook na één week van het AZ geen reactie had ontvangen heb ik ook telefonisch contact opgenomen met deze instantie. Mevrouw van Esch bleek twee weken met vakantie te zijn. Een afspraak in haar agenda plannen bleek niet mogelijk waardoor ik een afwachtende houding heb moeten aannemen. Uiteindelijk heb ik na haar vakantie direct contact met haar opgenomen en kon het interview dezelfde dag nog plaatsvinden. Met mijn groep heb ik uiteindelijk kort gesloten dat ik 1 interview te weinig had. Omdat er 17 respondenten waren, was dit probleem eigenlijk direct opgelost. Ik nam een interview over. Dit is het interview met A. de Winter van het RVLM geworden. Nadeel was dat ik hierdoor twee managers als respondenten had. Mijn definitieve respondentenlijst en interview afname binnen de onderzoek uitvoering zag er uiteindelijk, als hieronder weergegeven, uit:
Instantie
Naam
Waarom
Wie
AZ
M. van
Manager van AZ (maatschappelijk
14-05-12 15.00-16.00.
Esch
werk) Veel kennis van interventies op
Algemeen Maatschappelijk werk Veghel
het gebied van huiselijk geweld
Kolonel Johnsonstraat
A. de
Directie van Veiligheidshuis, onze
01-05-12 09.30- 10.30
Winter- de
opdrachtgever. Van belang om haar
Veiligheidshuis Oss
Groot
visie helder te krijgen.
Raadhuishof 25.
I. v.d.
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk
23-04-12 09.00-10.00
Berg.
Geweld. Onderdeel van de
Veiligheidshuis Oss
ketenpartners.
Raadhuishof 25.
Veiligheidshuis E. Hartjes
Vergroot de betrouwbaarheid doordat
02-05-12 13.00-14.15
Tilburg
we een vergelijking kunnen maken
Zorg – en Veiligheidshuis Midden Brabant
met een ander veiligheidshuis.
Spoorlaan 448.
RVML
RvdK
Verschillen en overeenkomsten worden duidelijker. Tevens kunnen zij ons mogelijk tips geven voor de
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 74
invulling van het onderzoek.
De interviews heb ik opgenomen en vervolgens letterlijk uitgetypt. Vervolgens heb ik de interviews gelabeld door topics aan te brengen. Deze topics heb ik vervolgens puntsgewijs opgesomd waardoor ik een analyse van mijn interviews op papier had.
De deelvragen hebben we tevens na onderling overleg verdeeld. Ieder 2 deelvragen. Ik heb mijn deelvragen aan de hand van de interviewanalyse uitgewerkt. De conceptuitvoering heb ik aan mijn afstudeergroep overlegd voor afstemming. Verkregen feedback heb ik vervolgens meegenomen in mijn definitieve uitwerking.
Alle documenten heb ik volgens afspraak op ons gezamenlijk dropbox account geplaatst waardoor resultaten voor al mijn groepsleden inzichtelijk en bruikbaar waren.
Individueel Laura Janssen
In het onderzoeksplan zijn we gezamenlijk gaan kijken naar de taken die gedaan moesten worden en naar waar ieders interesse lag. De interviews hebben we zoveel mogelijk proberen te verdelen naar gelang expertise en interessegebieden. In eerste instantie was dit redelijk gelukt, echter doordat we niet alles gepland kregen zijn we hier enigszins vanaf moeten wijken. De interviews hebben we verdeeld, net zoals de deelvragen. Tussentijds hebben we veel gecommuniceerd om op één lijn te blijven. In bijeenkomsten die we gepland hadden hebben we afspraken gemaakt over de invulling van de opdracht en andere afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over de lay-out en de codering van de interviews. Mijn interviews zoals ze eigenlijk gepland waren.
GGZ
Piet Schelten
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk
Laura Janssen
Geweld. Onderdeel van de ketenpartners. AanZet
Ingrid Los
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk
Laura Janssen
Geweld. Onderdeel van de ketenpartners. RVML
Annemieke de
Directrice Regionaal Veiligheidshuis Maas
Winter – de Groot
& Leijgraaf
Recherche
Dick van der Kaap
Professional op het gebied van strafrecht
Laura Janssen
Steunpunt
Suzanne van
Voorzitster casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
Hoe complex kan het zijn…?!
Laura Janssen
Pagina 75
huiselijk geweld
Sluisveld
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven & Laura Janssen
Grotendeels hebben wij de planning voor het afnemen van de interviews aangehouden in de onderzoek uitvoering. Helaas hebben er enkele verschuivingen plaats moeten vinden omdat we het anders (mede door tijd) niet rond kregen. Het Openbaar Ministerie besloot om zich terug te trekken uit de overleggen en wilde om deze reden ook niet mee werken aan de interviews. Dit betekende dat we moesten gaan schuiven. Ik zou samen met Priscilla naar Steunpunt Huiselijk Geweld gaan. Hier zijn we uiteindelijk met zijn tweeën geweest, Priscilla heeft het interview echter individueel uitgewerkt. Ik kreeg hierdoor Novadic-Kentron erbij. Dit betekend concreet: GGZ
Piet Schelten
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld.
Laura Janssen
Onderdeel van de ketenpartners. AanZet
Ingrid Los
Aanwezig bij casusoverleg Huiselijk Geweld.
Laura Janssen
Onderdeel van de ketenpartners. RVML
Annemieke de
Directrice Regionaal Veiligheidshuis Maas &
Laura Janssen
Winter – de Groot
Leijgraaf
Recherche
Dick van der Kaap
Professional op het gebied van strafrecht
Laura Janssen
Novadic Kentron
Francie van Gaal
Op afroep aanwezig bij casusoverleg
Laura Janssen
Huiselijk Geweld. Onderdeel van de ketenpartners. Steunpunt
Suzanne van
Voorzitster casusoverleg Huiselijk Geweld.
Priscilla
huiselijk geweld
Sluisveld
Onderdeel van de ketenpartners.
Verhoeven & Laura Janssen bij interview aanwezig.
De deelvragen zijn voor mij echter wel hetzelfde gebleven als in het onderzoeksplan. Ik heb in de uitvoering de volgende deelvraag voor mijn rekening genomen: 4.0 Hoe wordt zorgstagnatie voorkomen, of kan zorgstagnatie voorkomen worden volgens de verschillende ketenpartners binnen het RVML? (Laura Janssen)
Voor ik bezig kon met een antwoord op deze vraag heb ik de analyses van de interviews goed bekeken. Aan de hand hiervan ben ik literatuur gaan zoeken die passende is bij wat er als reactie uit de interviews naar voren is gekomen. Dit alles heb ik verwerkt in de uitwerking van mijn deelvraag. Ik
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 76
heb maar één deelvraag, terwijl de rest er twee voor haar rekening heeft genomen. Dit heeft als reden dat de deelvraag die ik heb beantwoord een uiteenzetting is van de andere deelvragen en van de analyses van de interviews. Hierdoor was hier meer tijd mee gemoeid dan bij een concrete deelvraag. Om alles inzichtelijk te houden hebben we elkaars deelvragen ter concept nagekeken en feedback gegeven. Op deze manier konden we kijken of er genoeg overlap in de deelvragen zat en konden we bij teveel overlap corrigeren en bijstellen. Dit hebben we gezamenlijk verwerkt tot een verslag.
Hoe complex kan het zijn…?!
Pagina 77