Kwartaalrapportage Vermogensbeheer
Stichting Pensioenfonds Productschappen
2012
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Management samenvatting
1 3
1 Kerncijfers 1.1 Dekkingsgraad 1.2 Rendement 1.3 Vermogen 1.4 Wegingen portefeuille
5 5 8 9 9
2 Toelichting risico’s 2.1 Balansrisico 2.2 Renterisico 2.3 Inflatierisico 2.4 Valutarisico 2.5 Kredietrisico 2.6 Concentratierisico 2.7 Illiquiditeitsrisico 2.8 Liquiditeitsprognose 2.9 Tegenpartijrisico
10 10 12 15 16 17 19 19 20 20
3 Rendementen en vermogens‐posities 3.1 Performance overzicht 3.2 Performance attributie 3.3 Beheervergoeding 3.4 Vermogensposities
23 23 25 26 27
4 Toelichting vermogensbeheer 4.1 Marktvisie 4.2 Maatschappelijk verantwoord beleggen
28 28 30
5 Toelichting beleggingscategorieën 5.1 MN Services Euro Investment Grade Credit Fund 5.2 Bank Loans 5.3 Stichting Mn Services Europees High Yield Fonds 5.4 Stichting Mn Services US High Yield Fonds 5.5 Stichting Mn Services Obligatiefonds Emerging Markets 5.6 Stichting Mn Services Aandelenfonds Noord‐Amerika 5.7 Stichting Mn Services Aandelenfonds Europa I 5.8 Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten
40 42 43 44 45 46 47 48 49
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
1
5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.15 5.16
Stichting Mn Services Aandelenfonds Emerging Markets Private Equity Direct Onroerend Goed Nederland Onroerend Goed Direct Noord‐Amerika Onroerend Goed Direct Asia Pacific Commodities Stichting Mn Services Hedgefunds Fonds Microfinance
50 51 52 53 54 55 56 57
Bijlage 1: Standaard Risico Model
58
Bijlage 2: Grondslagen waardering en resultaten
61
Bijlage 3: Verklarende woordenlijst
63
Bijlage 4: Stijlen Hedge Funds
66
Bijlage 5: Stijlen Private Equity
68
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
2
Management samenvatting Ontwikkeling van de financiële positie Per 30 september 2012 heeft DNB de methodiek met betrekking tot de rentecurve gewijzigd van de actuele rente welke over drie maanden gemiddeld werd naar de rente op basis van de UFR‐methode, waarbij de middeling over drie maanden gehandhaafd is. Door de overstap van driemaands gemiddelde rente naar UFR is de rentemutatie over het afgelopen kwartaal relatief hoog. De stijging van de dekkingsgraad in het derde kwartaal wordt deels verklaard door de invoering van de UFR en deels door het positieve beleggingsrendement. Zie ook paragraaf 1.1. Kerncijfers
30 Sep 2012
30 Juni 2012
492.9
478.1
14.7 ‐9.1
Beleggingen (incl. Balansposten) Pensioenvoorzieningen (obv DNB rente)
Mutatie
423.3
432.4
Dekkingsgraad (DNB rente)
116.4%
110.6%
5.8% punt
IRR (DNB rente)
2.37%
2.24%
0.13%‐punt
IRR (feitelijke rente)
2.25%
2.24%
0.01%‐punt
In de bovengemelde dekkingsgraad is nog geen rekening gehouden met een verdere aanpassing van de sterftetafels. Rekening houdend met 1% toevoeging voor de sterftetafels, komt de dekkingsgraad uit op circa 115.3%.
Risico Het balansrisico is in het derde kwartaal licht gestegen. De rente‐afdekking is licht gestegen, omdat de matching portefeuille een beter rendement behaalde dan de pensioenverplichtingen (afgezet tegen de actuele rente). De Duitse en Nederlandse obligaties beter presteerde dan de euroswap rente. Zie ook paragraaf 2.1 en 2.2. Risico (o.b.v. actuele rente) 30 sep 2012 Mutatie t.o.v. Q2
Norm
Balansrisico
9.0%
0.1%‐punt
6% ‐ 10%
Rente afdekking
63.5%
2.6%‐punt
60% – 70%
Conform beleid
Voor de bepaling van het balansrisico en de rente afdekking wordt de feitelijke rente gebruikt. De kaders zoals die zijn aangegeven in het beleggingsplan zijn bepaald aan de hand van de feitelijke rente. Deze kengetallen kunnen echter ook bepaald worden aan de hand van de UFR. Omdat de waarde van de verplichtingen op basis van de UFR lager uitkomt is de rente afdekking hoger en het balansrisico lager. In onderstaande tabel staan de kengetallen weergegeven op basis van de UFR. Risico (o.b.v. UFR)
30 sep 2012
Balansrisico
7.9%
Rente afdekking
73.5%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
3
Rendement Per saldo behaalde het fonds in het derde kwartaal een positief rendement van 3.47%. Zowel de matching als de returnportefeuille presteerden positief. De beleggingscategorie Grondstoffen was de uitschieter met een rendement van boven de 10%, maar ook aandelen en hoogrentende obligaties stegen behoorlijk. Ondanks het voortdurende onzekere economische klimaat waren beleggers bereid meer risico te nemen, gedreven door een toegenomen vertrouwen in de euro. Zie ook paragraaf 1.2. Rendement
Q3 2012
2012 (ytd)
Pensioenverplichtingen*
‐1.57%
7.80%
Beleggingen
‐3.42%
8.36%
*) de waarde en het rendement van de pensioenverplichtingen zijn bepaald op basis van de DNB rente.
Positionering Portefeuille In het afgelopen kwartaal hebben er, afgezien van de enkele kleine mutaties in verband met het doorrollen van de valuta afdekking, geen significante wijzigingen in de portefeuille plaatsgevonden.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
4
1 Kerncijfers 1.1
Dekkingsgraad
Balanspositie met Nominale pensioenverplichtingen op basis van DNB rentecurve*: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige balans‐ posten
Pensioen‐ verplichtingen Surplus
Nominale Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
397.3
63.5
116.0%
111.2%
Ultimo kwartaal 1
472.5
‐1.1
411.9
59.5
114.4%
110.8%
Ultimo kwartaal 2
479.7
‐1.6
432.4
45.8
110.6%
110.9%
Ultimo kwartaal 3
494.2
‐1.4
423.3
69.6
116.4%
110.7%
*De dekkingsgraad ultimo derde kwartaal 2012 is gebaseerd op de nieuw gepubliceerde DNB rentecurve op UFR‐basis.
Balanspositie met Nominale pensioenverplichtingen op basis van actuele rentecurve: Bedragen in mln EUR
Pensioen‐ verplichtingen Surplus
Nominale Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
86.2
124.7%
111.7%
409.3
51.5
112.6%
111.2%
‐1.1
413.7
57.7
113.9%
110.8%
479.7
‐1.6
432.6
45.6
110.5%
110.9%
494.2
‐1.4
432.0
60.8
114.1%
110.7%
Beleggingen
Overige balans‐ posten
Ultimo 2010
441.3
‐6.5
348.6
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
Ultimo kwartaal 1
472.5
Ultimo kwartaal 2 Ultimo kwartaal 3
De dekkingsgraad is vastgesteld op basis van de meest recente informatie zoals aangeleverd door de PBO‐dienstverlening. In de bovengemelde dekkingsgraad is nog geen rekening gehouden met een verdere aanpassing van de sterftetafels. Rekening houdend met 1% toevoeging voor de sterftetafels, komt de dekkingsgraad uit op circa 115.3%.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
5
In de volgende figuren wordt de ontwikkeling van de nominale dekkingsgraad nader beschouwd.
Figuur 1.1: ontwikkeling van de dekkingsgraad uitgesplitst naar diverse componenten Bovenstaande tabel laat zien dat zowel de beleggingen (2.0% voor de Matchingportefeuille en 1.9%‐punt voor de Returnportefeuille) als de invoering van de UFR (2.7%‐punt) in het derde kwartaal hebben bijgedragen aan de stijging van de dekkingsgraad.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
6
140% 135% 130% 125% 120% 2.7%*
115% 110% 105% 100% 95%
Feitelijke DGR Negatief scenario Positief scenario Minimaal vereiste dekkingsgraad Dekkingsgraad op niet‐gemiddelde RTS Dekkingsgraad op UFR
* Effect van overgang naar Dekkingsgraad op UFR basis
90%
Figuur 1.2: vergelijking trendmatige ontwikkeling dekkingsgraad met feitelijke ontwikkeling en jaarprognose ontwikkeling dekkingsgraad Op basis van risicoberekeningen kan een interval berekend worden waarbinnen zich de nominale dekkingsgraad het komende jaar naar verwachting bevindt. De spreiding tussen de maximum en de minimum dekkingsgraad wordt kleiner naarmate het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille dichter bij de verplichtingen ligt. De risicoberekening is gebaseerd op een 95% betrouwbaarheidsinterval. Dat wil zeggen dat er een statistische kans van 2.5% bestaat, dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad onder de weergegeven bandbreedte uitkomt en een kans van 2.5% dat de feitelijke ontwikkeling beter is dan de bovenkant van de bandbreedte. Ter indicatie wordt in onderstaande tabel de ontwikkeling van de reële dekkingsgraad weergegeven. Een reële dekkingsgraad van 100% betekent dat het aanwezige vermogen voldoende is ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen inclusief de verwachte inflatie. Balanspositie met Reële pensioenverplichtingen op basis van DNB rentecurve*: Bedragen in mln EUR
Overige Balans‐ Beleggingen posten
Reële Pensioen‐ verplichtingen
Surplus
Reële Dekkingsgraad o.b.v. 100% inflatie
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
581.9
‐121.1
79.2%
Ultimo kwartaal 1
472.5
‐1.1
635.4
‐163.9
74.2%
Ultimo kwartaal 2
479.7
‐1.6
646.5
‐168.4
74.0%
Ultimo kwartaal 3
494.2
‐1.4
631.3
‐138.5
78.1%
*De dekkingsgraad ultimo derde kwartaal 2012 is gebaseerd op de nieuw gepubliceerde DNB rentecurve op UFR‐basis.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
7
Balanspositie met Reële pensioenverplichtingen op basis van actuele rentecurve: Bedragen in mln EUR
Overige Balans‐ Beleggingen posten
Reële Pensioen‐ verplichtingen
Surplus
Reële Dekkingsgraad o.b.v. 100% inflatie
Ultimo 2010
441.3
‐6.5
506.9
‐72.2
85.8%
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
631.0
‐170.2
73.0%
Ultimo kwartaal 1
472.5
‐1.1
624.4
‐153.0
75.5%
Ultimo kwartaal 2
479.7
‐1.6
629.5
‐151.3
76.0%
Ultimo kwartaal 3
494.2
‐1.4
652.6
‐159.7
75.5%
De reële pensioenverplichtingen zijn vastgesteld uitgaande van een scenario waarin alle thans opgebouwde rechten naar de toekomst jaarlijks worden verhoogd met de huidige inflatieverwachting. De gehanteerde inflatieverwachting is gelijk aan de Europese prijsinflatie – ‘Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco’, welke door de markt is ingeprijsd in de waarde van de inflatieswaps.
1.2
Rendement
Onderstaande tabel geeft het rendement van de beleggingsportefeuille weer. Ter vergelijking is ook het rendement van de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit de bijschrijving van rente (oprenting) en het effect van de renteverandering op de voorziening pensioenverplichtingen. Rendement
Derde kwartaal
Jaar 2012
Feitelijk
Benchmark
Verschil
Feitelijk
Benchmark
Verschil
‐1.57%
7.80%
0.44%
6.76%
Totaal Rendement portefeuille
3.42%
3.39%
0.03%
8.36%
8.43%
‐0.06%
Matching Portefeuille
3.04%
3.02%
0.03%
7.86%
7.81%
0.05%
Return Portefeuille
4.07%
3.90%
0.17%
9.81%
9.43%
0.38%
Voorziening pensioenverplichtingen DNB RTS Actuele RTS
Hoofdstuk 3 ‘Rendementen en vermogensposities’ gaat nader in op de rendementen per beleggingscategorie.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
8
1.3
Vermogen
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal en vanaf begin van het jaar weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan‐ en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreffen het saldo van de in‐ en uitstroom van gelden van/naar de pensioenadministrateur. Vermogen in mln EUR
Derde kwartaal
Jaar 2012
Primo RM kwartaal
Voorziening pensioenverplichtingen
S&O
Ultimo kwartaal
Primo RM S&O Ultimo jaar kwartaal
DNB RTS
432.4
‐6.7
‐2.4
423.3
397.3
31.0
‐5.0
423.3
Actuele RTS
432.6
1.9
‐2.4
432.0
409.3
27.6
‐4.8
432.0
Totale Portefeuille
479.7
17.0
‐2.5
494.2
463.0
38.4
‐7.2
494.2
Matching Portefeuille
276.4
8.3
‐3.5
281.2
286.8
20.6 ‐26.2
281.2
Return Portefeuille
203.4
8.6
1.0
213.0
176.2
17.8
213.0
19.0
1.4
Wegingen portefeuille
In het Beleggingsplan 2012 zijn de afspraken vastgelegd met betrekking tot de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën, de ‘actuele norm’. Onderstaande tabel zet deze actuele norm af tegen de feitelijke verdeling over de beleggingscategorieën. Categorie
Actuele norm
Feitelijke weging
100.0%
100.0%
Matching Portefeuille
57.7%
56.9%
Return Portefeuille
42.3%
43.1%
Totale Portefeuille
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
9
2 Toelichting risico’s 2.1
Balansrisico
Een maatstaf voor de mate waarin het gevoerde beleid aansluit op het gewenste risico‐ rendementprofiel van het fonds is het balansrisico. Dit is een maatstaf die de verwachte beweeglijkheid van de waarde van de beleggingen ten opzichte van de waarde van de (nominale) voorziening pensioenverplichtingen meet. Balansrisico Ultimo kwartaal
Feitelijk
Nagestreefd
Bandbreedte
9.0%
6.0% ‐ 10.0%
n.v.t.
12%
Zone doelstelling Returnportefeuille
10%
9.1%
8%
2.3%
9.3% 2.0%
9.4% 1.8%
9.0%
9.0%
1.6%
1.6%
8.5% 1.7%
Totale portefeuille Matchingportefeuille
9.0%
8.9%
8.9%
9.0%
1.6%
1.6%
1.6%
1.6%
7.4%
7.3%
7.3%
7.5%
6% 9.3% 4% 6.7%
7.3%
7.5%
7.4%
7.4%
6.9%
2%
0%
Figuur 2.1: ontwikkeling maatstaf balansrisico In de figuur is weergegeven welke bijdrage aan het balansrisico voortkomt uit de Return Portefeuille en de Matching Portefeuille. Het risico dat voortkomt uit de Matching Portefeuille is het gevolg van de “mismatch” tussen de beleggingen in deze portefeuille en de ontwikkeling van de waarde van de verplichtingen, welke gevoelig is voor veranderingen in de swaprente. De mismatch ontstaat voornamelijk door verschillen in waardeontwikkeling tussen staatsobligaties en de swaprentecurve en de ontwikkeling van de creditspreads op bedrijfsobligaties ten opzichte van de swaprentecurve. Het balansrisico dat voortkomt uit de Return Portefeuille betreft het risico op de zakelijke waarden beleggingen in relatie tot de beweeglijkheid van de pensioenverplichtingen door renteveranderingen. Het feitelijke balansrisico kan boven het beoogde balansrisico uitkomen, zoals gehanteerd als uitgangspunt in het beleggingsplan. De oorzaak kan liggen in een bewuste afwijking ten opzichte van het beleid in het beleggingsplan: indien er meer risico wordt genomen versus de verplichtingen en dus een hoger balansrisico wordt gerealiseerd. Een andere oorzaak kan zijn dat de markten dusdanig volatiel zijn dat het feitelijke balansrisico hoger ligt dan het beoogde balansrisico uit het beleggingsplan, terwijl het beleid wel in lijn is met het beleggingsplan. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
10
In de volgende figuren is zichtbaar gemaakt door welke oorzaken de verandering van het balansrisico verklaard kan worden.
Figuur 2.2: ontwikkeling balansrisico De attributieanalyse in de figuur geeft inzicht in de ontwikkeling van het balansrisico en is uitgesplitst naar de volgende onderdelen: - Portefeuille samenstelling: verschuiving in de portefeuille door marktbewegingen en aan‐ en verkopen. - Volatiliteit: verandering in de beweeglijkheid (volatiliteit) van de beleggingen. - Correlaties: verandering in de onderlinge samenhang (correlaties) van de beleggingen. - Verplichtingen: veranderingen in het renteniveau en rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen waaraan het balansrisico wordt afgemeten.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
11
In figuur 2.3 is een risicodecompositie weergegeven. Hierin wordt de bijdrage van de individuele beleggingscategorieën aan het balansrisico getoond. Een zeer groot deel van het risico wordt gevormd door de aandelen portefeuille. Risico decompositie 9.0% 12.0%
Matching PF
Return PF
Risico‐allocatie
10.0%
17.2%
82.8% 0.7%
0.5%
Marginal Tracking Error
8.0%
7.5%
0.9% 0.4%
0.3%
6.0%
1.1% 0.3% 1.2%
4.0%
0.6%
0.2% 0.8%
2.0% 0.7%
0.0%
0.0%
1.3%
1.6%
Credits 1.3%
Matching 1.6%
1.6%
1.6%
‐1.3%
‐2.0% Nominaal 0.3%
Cash Bonds
Credits
Matching
Swaps
Aandelen 2.8%
High yield 2.2%
Altern. 1.8%
EM
Bank L.
Com.
VO
EMD
VS
EU HY
Europa
US HY
P.E.
Vastgoed 0.7%
Totaal 9.0%
Return Vastgoed Matching
H.F.
Figuur 2.3: Decompositie balansrisico
2.2
Renterisico
Het renterisico is het risico dat veranderingen in de marktrente leiden tot veranderingen in de waarde van de vastrentende portefeuille en van de pensioenverplichtingen. In onderstaande tabel is de feitelijke rente‐afdekking afgezet tegen de nominale rente‐ afdekking volgens de norm van het Beleggingsplan. Voor de berekening van de feitelijke rente‐ afdekking is uitgegaan van de beleggingen die onderdeel uitmaken van de Matching portefeuille exclusief liquiditeiten. Rente‐afdekking Nominaal in % van de pensioenverplichtingen
Feitelijk (ex ante)
Beleggingsplan
Bandbreedte
63,0%
65.0%
60%‐70%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
12
In onderstaande grafiek is de positionering van de renteafdekking op de verschillende looptijden inzichtelijk gemaakt. Hierbij is de waardeverandering getoond uitgaande van een renteverandering van 1 basispunt (1bp), van zowel de nominale verplichtingen als de Matching portefeuille.
Figuur 2.4: afdekking van de pensioenverplichtingen totaal (links) en verdeeld over looptijdsegmenten (rechts) De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is een maat voor de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Als de duration van de beleggingen lager is dan de duration van de pensioenverplichtingen, betekent dit dat de pensioenverplichtingen gevoeliger zijn voor renteveranderingen dan de beleggingen.
Duration (jaar)
Duratiebijdrage vastrentende waarden
6.4
Duratiebijdrage rentederivaten
2.4
Rentegevoeligheid beleggingen
8.9
15.4
Rentegevoeligheid pensioenverplichtingen
Een andere manier om dit verschil in rentegevoeligheid zichtbaar te maken is door de invloed te meten die een renteschok van 100 basispunten of 1% heeft op de dekkingsgraad. Ervan uitgaande dat de overige beleggingen en balansposten niet in waarde veranderen, geeft dit de hierna volgende resultaten. De beleggingen in hoogrentende obligaties zijn overigens niet meegenomen in deze berekening vanwege het feit dat deze (dollar)beleggingen geen eenduidige correlatie hebben met de euro renteontwikkeling.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
13
Exclusief renteschok
1% stijging
1% daling
Matching Portefeuille (excl Liquiditeiten)
281.9
242.6
329.8
Overige beleggingen
212.3
212.3
212.3
‐1.4
‐1.4
‐1.4
Pensioenvermogen
492.8
453.5
540.7
Pensioenverplichtingen
423.3
366
497.3
116.4%
123.9%
108.7%
7.5%
‐7.7%
Bedragen in mln EUR
Overige balansposten
Dekkingsgraad Verandering in dekkingsgraad
Uit onderstaande figuur blijkt dat ten opzichte van 30 juni 2012 de rentecurve steiler is geworden. De kortere rente is gedaald, terwijl de lange rente juist iets is gestegen. Bij de rentecurve van de DNB is de UFR methodiek duidelijk zichtbaar. Boven de twintig jaar loopt de rente duidelijk op. 4.5% 4.0% 3.5% 3.0% 2.5% 2.0% 1.5% 30 juni 2012 30 juni 3-maands gemidd. RTS
1.0%
30 september 2012 0.5%
30 sept DNB rentecurve op UFR basis
0.0% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50 Looptijd >
Figuur 2.5: ontwikkeling rentetermijnstructuur In onderstaande figuur is de gemiddelde nominale rentevoet (IRR) van het fonds weergegeven waartegen de pensioenverplichtingen worden verdisconteerd. Als de gemiddelde rentevoet daalt, stijgt de waarde van de pensioenverplichtingen en omgekeerd.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
14
4.0%
3.5%
3.45%
3.0%
2.73% 2.53%
2.5%
2.37%
2.24%
2.50%
2.55%
2.25% 2.24%
2.0%
1.5%
1.0%
0.5% IRR
IRR (gemiddelde RTS/UFR)
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Jan
Feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2012
Figuur 2.6: ontwikkeling gemiddelde interne nominale rentevoet van de pensioenverplichtingen
Inflatierisico
2.3
Inflatie vormt een risico voor pensioenfondsen die immers veelal de ambitie hebben om pensioentoezeggingen te indexeren. De ontwikkeling van de inflatietermijnstructuur werkt op twee manieren door in de balans van een pensioenfonds. Aan de ene kant beïnvloedt de ontwikkeling van de inflatieverwachting de waarde van de reële verplichtingen. Maar ook de waardeontwikkeling van de beleggingen in inflatiegerelateerde producten, zoals (inflatie)obligaties en inflatieswaps, is afhankelijk van de ontwikkeling van de inflatieverwachting. 3.0%
2.5%
2.0%
1.5%
1.0% 30 juni 2012 28 september 2012 0.5%
0.0% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45 50 Looptijd >
Figuur 2.7: inflatietermijnstructuur
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
15
2.5%
2.0%
1.5% 1.23%
1.0%
0.53%
0.5%
0.16%
0.20%
0.13%
0.13%
0.10% 0.14%
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Jan
Feb
Mrt
-0.03%
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2012
-0.5% IRR Reëel
IRR Reëel (gemiddelde RTS)
Figuur 2.8: ontwikkeling gemiddelde interne reële rentevoet
2.4
Valutarisico
Valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. De kolom ‘Totale positie in valuta’ in de tabel geeft aan welk percentage van de totale portefeuille is belegd in de desbetreffende valuta. In de kolom ‘Beoogde Afdekking conform beleid’ staat welk percentage afgedekt moet worden volgens het Beleggingsplan. Dit hoeft niet per se de totale positie te zijn. Afgesproken kan bijvoorbeeld zijn om het valutarisico van bepaalde (illiquide) beleggingen niet af te dekken. De feitelijke omvang van de valuta‐ afdekking staat in de kolom ‘Omvang afdekking’. De laatste twee kolommen geven het verschil aan tussen de twee laatstgenoemde percentages en de bandbreedte waarbinnen dit verschil moet liggen. Totale positie in valuta
Beoogde Afdekking conform beleid
Omvang afdekking
Afwijking
Bandbreedte (+/‐)
22.9%
11.5%
11.8%
‐0.3%
1.0%
Britse pond (GBP)
0.9%
0.9%
1.0%
‐0.1%
0.2%
Japanse yen (JPY)
0.6%
0.6%
0.6%
0.0%
0.1%
Overig
8.3%
0.0%
0.0%
0.0%
0.0%
Valuta Amerikaanse dollar (USD)
Vanaf 1 januari 2012 is het beleid om 50% van de USD beleggingen af te dekken. Deze keuze is gedreven vanuit risicomanagement oogpunt. In tijden van crisis toont de Amerikaanse dollar haar “currency of the World”‐status. Bij een sterke verzwakking van de euro kan er een grote liquiditeitsbehoefte ontstaan, die in een eurocrisis potentieel samenvalt met verliezen op andere beleggingen. De overige valuta zijn met name opgebouwd uit Europese beleggingen (met name Zwitserse frank), en uit Opkomende landen van zowel aandelen als obligaties. Bij deze valuta moet dan met name gedacht worden aan: Turkse lira, Braziliaanse reaal, Zuid‐Afrikaanse rand, Koreaanse won, Chinese renminbi en Mexicaanse peso. In totaal zijn circa 30 vreemde valuta vertegenwoordigd in de portefeuille. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
16
Onderstaande figuren tonen de ontwikkeling van de euro ten opzichte van de valuta die, conform het Beleggingsplan moeten worden afgedekt. EUR/USD
1.55 1.45 1.35 1.25 1.15 sep-11
okt-11
nov-11
dec-11
jan-12
feb-12
mrt-12
apr-12
mei-12
jun-12
jul-12
aug-12
sep-12
apr-12
mei-12
jun-12
jul-12
aug-12
sep-12
apr-12
mei-12
jun-12
jul-12
aug-12
sep-12
EUR/GBP
0.95 0.90 0.85 0.80 0.75 sep-11
okt-11
nov-11
dec-11
jan-12
feb-12
mrt-12
EUR/JPY
130 120 110 100 90 sep-11
okt-11
nov-11
dec-11
jan-12
feb-12
mrt-12
Figuur 2.9: wisselkoersontwikkeling afgedekte valuta
2.5
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit betreft voornamelijk beleggingen in obligaties, in derivaten en in geldmarktproducten. Het kredietrisico wordt beperkt door spreiding van de vastrentende waarden naar regio, de creditrating van de tegenpartijen en de sector. Het nemen van kredietrisico levert extra rendement op ten opzichte van staatsobligaties. De creditspread is een maatstaf voor kredietrisico en drukt de opslag uit die de markt vraagt boven de risicovrije rente. Hoe hoger deze opslag, hoe hoger de markt het kredietrisico op een partij beoordeelt en hoe hoger de vergoeding (de spread) is die beleggers willen ontvangen voor het nemen van dit kredietrisico. De duration geeft de koersgevoeligheid weer van vastrentende waarden bij veranderingen in de creditspread.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
17
Waarde in mln EUR
Duration
Creditspread
197.4
14.5
0.0%
Investment Grade Bedrijfsobligaties
72.4
4.3
1.0%
Hoogrentende Waarden Opkomende landen
41.5
7.0
2.9%
Hoogrentende Waarden Verenigde Staten
23.4
3.6
5.7%
Bank Loans
10.9
4.0
4.0%
Hoogrentende Waarden Europe
10.4
2.4
6.1%
Categorie Langlopende Staatsobligaties
NB Uitstaande derivatenposities en liquide middelen zijn in deze tabel buiten beschouwing gelaten. Paragraaf 2.9 ‘Tegenpartijrisico’ gaat nader in op deze posities. In de volgende tabel staat de verdeling over de verschillende ratingklassen van de posities in de portefeuilles vastrentende en hoogrentende waarden. Elke regel telt op tot 100% en geeft daarmee de procentuele verdeling weer binnen die betreffende deelportefeuille.
AAA
AA
A
BBB
BB
B
CCC en lager
Totaal
57%
5%
10%
12%
6%
9%
1%
0%
0%
Matching portefeuille
Langlopende Obligaties
100%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
4%
15%
45%
37%
0%
0%
0%
0%
‐1%
Returnportefeuille ‐ Hoogrentend
Hoogrentend Bedrijfsobligaties Europa
0%
0%
0%
0%
22%
50%
13%
1%
14%
Hoogrentend Bedrijfsobligaties Verenigde Staten
0%
0%
0%
2%
35%
55%
4%
1%
3%
Hoogrentend Opkomende markten
0%
3%
12%
49%
25%
13%
3%
‐1%
‐2%
Bank Loans
0%
0%
0%
0%
2%
92%
6%
0%
0%
62%
33%
5%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Investment Grade Corporate Bonds
Liquiditeiten
Geen Cash rating binnen porte‐ feuille
De hierna volgende grafiek geeft een beeld van de spreadontwikkeling van de verschillende beleggingscategorieën.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
18
21% Hoogrentende waarden Europa
18% Hoogrentende waarden US
15%
Emerging Market Debt - in lokale valuta Emerging Market Debt - in US Dollar
12% 9% 6% 3% 0% sep-06
mrt-07
sep-07
mrt-08
sep-08
mrt-09
sep-09
mrt-10
sep-10
mrt-11
sep-11
mrt-12
sep-12
Figuur 2.10: ontwikkeling creditspread vastrentende waarden
2.6
Concentratierisico
Concentratierisico is het risico dat een te groot deel van het vermogen bij één debiteur geconcentreerd blijkt te zijn. Mocht deze debiteur failliet gaan, dan zijn de gevolgen aanzienlijk groter dan wanneer het vermogen meer gespreid belegd is. In onderstaande tabel zijn de tien grootste posities in de vastrentende waarden en liquiditeiten‐ portefeuilles per ultimo kwartaal opgenomen. Vastrentende posities incl. liquiditeiten
Marktwaarde in mln EUR
% van totaal vermogen
122.1
24.7%
2. Nederlandse overheid
77.8
15.7%
3. Finse overheid
10.9
2.2%
4. Rabobank Nederland NV
4.5
0.9%
5. Turkse overheid
2.9
0.6%
1. Duitse overheid
6. HSBC Bank PLC
2.8
0.6%
7. Braziliaanse overheid
2.8
0.6%
8. Russische overheid
2.3
0.5%
9. Mexicaanse overheid
2.0
0.4%
10. European Financial Stability Facility
2.0
0.4%
De exposure van derivaten en deposito's zijn opgenomen in paragraaf 2.9 ‘Tegenpartijrisico’.
2.7
Illiquiditeitsrisico
Het illiquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De tabel geeft de omvang van de illiquide beleggingen weer (inclusief liquiditeiten binnen deze categorieën) als onderdeel van de totale beleggingen. Categorie
Marktwaarde in mln EUR
% van totaal vermogen
Private Equity
17.3
3.5%
Direct Onroerend Goed
21.9
4.4%
Totaal illiquide posities
39.2
7.9%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
19
2.8
Liquiditeitsprognose
Onderstaande tabel geeft weer hoeveel liquide middelen er aan het einde van het kwartaal beschikbaar zijn. De liquide middelen bestaan uit de daadwerkelijke liquide middelen in de portefeuille (bijvoorbeeld cash, deposito’s, liquiditeitenfondsen) en cash uit hoofde van onderpand (collateral) bij derivatenposities (rente‐, valuta‐ en eventueel inflatieafdekking). Als benadering is de werkelijke waarde van de derivatenpositie gehanteerd. Deze kan afwijken van de cash die verbonden is met de onderpandposities (zie ook paragraaf 2.9 ‘Tegenpartijrisico’). Ultimo kwartaal
Waarde in mln EUR
Liquide Middelen
9.2
Rente Afdekking
11.9
Totaal beschikbare middelen
21.1
Mogelijke liquiditeitsbehoefte uit onderpandverplichtingen op rente‐, inflatie‐ en valutaderivaten
‐ onder normale omstandigheden
11.2
‐ onder een stress scenario
22.4
Tevens zijn van invloed op de liquiditeitspositie de mogelijke opvraging van aangegane verplichtingen (bijvoorbeeld in het geval van private equity), het gebruik van vreemd vermogen in de portefeuille, het verwachte saldo van de premie‐inkomsten en de pensioenuitkeringen. Het is mogelijk dat binnen verschillende beleggingsproducten liquiditeiten worden aangehouden (het product ‘commodities’ van MN bijvoorbeeld combineert derivaten met liquiditeiten als financiering). In dat geval worden die liquiditeiten beschouwd als toegewezen aan betreffend beleggingsproduct en worden zij niet meegenomen in bovenstaand overzicht. De liquiditeitsbehoefte kan onder normale omstandigheden, of in een stress‐scenario, hoger zijn dan de stand van de liquide middelen. In dat geval kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Om de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden vast te stellen, wordt gerekend met een rentebeweging van 0,7%, een 10% zwakkere euro en een correlatie van 0,1. Een stijgende rente zorgt ervoor dat de rente‐ en inflatieafdekking zich negatief ontwikkelen en er onderpand moet worden gestort. Hetzelfde geldt voor een 10% zwakkere euro: de valutatermijncontracten ontwikkelen zich negatief en er moet onderpand worden bijgestort.
2.9
Tegenpartijrisico
Derivaten Om het tegenpartijrisico te beperken wordt er op de lopende derivatenposities onderpand (collateral) afgestemd op basis van de omvang van het ongerealiseerde resultaat. Dit gebeurt, afhankelijk van de overeenkomst met de tegenpartij, op weekbasis. Na afstemming tussen partijen wordt het onderpand de volgende werkdag geleverd. Het beleid dat MN hanteert voor het fonds is om alleen met tegenpartijen met een minimale rating van A1, derivatenposities in te nemen. Onderstaande tabel geeft de waarde weer van de derivaten met de genoemde tegenpartijen in de kolom ‘Waardering derivaten’. De kolom 'Collateral' geeft aan wat de waarde is van het onderpand dat tussen MN, namens het fonds, en de betreffende tegenpartij is uitgewisseld. Een negatieve waarde betekent dat MN namens het fonds onderpand aan de tegenpartij geleverd Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
20
heeft. De kolom ‘Exposure’ geeft vervolgens de netto positie aan en wordt berekend als ‘Waardering derivaten’ minus ‘Collateral’. Bij een positieve waarde in de kolom 'Exposure' kan MN bij de eerstvolgende collateral call namens het fonds onderpand vragen. Tevens is de omvang van de onderliggende waarde van de derivatencontracten weergegeven (kolom 'Notional’), opgesplitst naar looptijd korter dan vier maanden en looptijden langer dan vier maanden. De kolom 'Minimum Transfer Amount (MTA)’ toont de grootte van het minimale bedrag waarvoor een partij een collateral call kan uitvoeren. Exposure kleiner dan dit bedrag wordt niet afgedekt via de uitwisseling van onderpand. Als laatste moet nog rekening worden gehouden met de ‘Call frequency’ die de frequentie aangeeft van de uitwisseling van collateral Alle bedragen in de tabel zijn in miljoen euro. Tegenpartij
Creditrating Moody’s
Call frequency
MTA
Notional <=4 mnd
Aa2
Wekelijks
0.3
16.2
0.0
0.7
0.0
‐0.7
Credit Suisse Int.
A1
Wekelijks
0.3
15.5
0.0
0.4
0.0
‐0.4
Deutsche Bank
A2
Wekelijks
0.3
0.0
4.1
1.4
1.6
0.2
Goldman Sachs
A3
Wekelijks
0.3
0.0
15.0
5.0
5.3
0.3
HSBC
Aa3
Wekelijks
0.3
15.5
0.0
0.3
0.0
‐0.3
JP Morgan
Aa3
Wekelijks
0.3
7.9
32.6
5.0
5.5
0.5
12.8
12.4
‐0.4
Commonwealth Bank of Australia
Totaal
Notional Colla‐ Waardering Exposure >4 mnd teral derivaten
Uitstaande Liquide middelen Uitstaande liquide middelen omvatten naast de liquiditeiten in de portefeuille ook het eventuele cash collateral, gestort door tegenpartijen uit hoofde van de derivatenpositie met een onderliggende positieve marktwaarde. De partijen waarbij liquiditeiten worden uitgezet voldoen aan strikte interne riskmanagement richtlijnen, onder andere gebaseerd op kredietwaardigheidtoetsen. Op basis van de volgende parameters wordt per tegenpartij een gescheiden limiet gesteld: ‐ Creditrating is de basisvereiste voor een tegenpartij om te kwalificeren: minimaal A+ (S&P) of A1 (Moody’s); ‐ CDS spread is een maatstaf voor korte termijn kredietwaardigheid. Deze maatstaf resulteert in een maximale looptijd voor het uitzetten van gelden bij een tegenpartij; ‐ ‘Tier 1 capital’ bepaalt een maximumbedrag dat geplaatst mag worden bij een tegenpartij.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
21
Onderstaande tabel toont de uitstaande posities per ultimo kwartaal (in euro) naar tegenpartij, inclusief creditrating.
Rating S&P
Rating Moody's
Hoofdsom in mln EUR
Limiet in mln EUR
AAA
Aaa
13.7
Bancaire Tegenpartijen
AA
Aa2
4.5
19.5
AA‐
Aa3
2.8
14.6
Overige Uitstaande liquiditeiten
A
A3
1.1
Totaal
22.0
Agentschappen/Kortlopende staatsobligaties Bundesrepublik Deutschland
Rabobank Nederland NV HSBC Bank PLC
Citibank NA
*Op de liquiditeiten welke uitstaan naar de Duitse en Nederlandse staat is geen expliciete limiet van toepassing. Onder normale economische omstandigheden zullen de uitstaande liquiditeiten relatief beperkt zijn qua omvang. Onder stress‐scenario’s kan het wellicht wenselijk zijn de middelen naar deze tegenpartijen te verhogen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
22
3 Rendementen en vermogensposities 3.1
Performance overzicht
In de eerste kolom van de tabel staat het kwartaalrendement van de beleggingsportefeuille (PF) na verrekening van de beheerkosten. De tweede kolom vermeldt het kwartaalrendement van de benchmark (BM). Het relatieve rendement (OP) over het afgelopen kwartaal is in de derde kolom weergegeven. Het relatieve rendement uitgedrukt in miljoen euro’s (TW) is in de vierde kolom opgenomen. In de kolommen aan de rechterzijde staan deze rendementen voor de periode vanaf het begin van 2012 tot en met het afgelopen kwartaal. Rendement
Derde kwartaal
Jaar 2012
PF
BM
OP
TW
PF
BM
OP
TW
‐1.57%
7.80%
0.44%
6.76%
3.42%
3.39%
0.03%
0.2
8.36%
8.43%
‐0.06%
‐0.2
Kosten
‐0.3
‐1.0
Selectiebijdrage
0.3
0.7
Wegingsbijdrage
0.1
0.0
3.04%
3.02%
0.03%
0.1
7.86%
7.81%
0.05%
0.2
Vastrentende Waarden
3.29%
3.34%
‐0.04%
‐0.1
6.81%
6.94%
‐0.14%
‐0.3
Langlopende Staatsobligaties
3.38%
3.38%
0.00%
0.0
5.71%
5.71%
0.00%
0.0
Inflatie Obligaties
0.00%
0.00%
0.00%
0.0
3.88%
3.88%
0.00%
0.0
Investment Grade Bedrijfsobligaties
3.06%
3.22%
‐0.16%
‐0.1
9.33%
9.76%
‐0.44%
‐0.3
Matching Overlay
‐0.54%
‐0.54%
0.00%
0.0
6.47%
6.47%
0.00%
0.0
Rente Afdekking
‐0.54%
‐0.54%
0.00%
0.0
6.89%
6.89%
0.00%
0.0
Inflatie Afdekking
0.00%
0.00%
0.00%
0.0
‐0.34%
‐0.34%
0.00%
0.0
Liquide Middelen
0.37%
0.02%
0.35%
0.0
4.33%
0.18%
4.16%
0.1
4.07%
3.90%
0.17%
0.3
9.81%
9.43%
0.38%
0.7
Hoogrentende Waarden
4.69%
4.54%
0.15%
0.1
13.34%
13.23%
0.12%
0.1
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
3.75%
3.85%
‐0.10%
0.0
11.36%
11.61%
‐0.25%
‐0.1
Voorziening pensioenverplichtingen DNB RTS Actuele RTS Totaal Rendement portefeuille
Matching Portefeuille
Return Portefeuille
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
23
Rendement
Derde kwartaal
Jaar 2012
PF
BM
OP
TW
PF
BM
OP
TW
Bank Loans
2.76%
1.92%
0.84%
0.1
10.90%
6.18%
4.71%
0.5
Europa
4.19%
5.95%
‐1.75%
‐0.2
12.23%
17.83%
‐5.59%
‐0.5
Verenigde Staten
4.01%
3.84%
0.17%
0.0
10.92%
11.20%
‐0.28%
0.0
Opkomende Markten
5.73%
5.34%
0.38%
0.1
14.33%
13.69%
0.63%
0.2
Ontwikkelde Landen*
0.00%
0.00%
0.00%
0.0
‐2.30%
‐2.30%
0.00%
0.0
Aandelen
4.54%
4.27%
0.27%
0.2
10.97%
10.24%
0.73%
0.5
Noord Amerika
5.64%
5.66%
‐0.02%
0.0
16.10%
15.99%
0.11%
0.0
Europa
6.60%
6.61%
‐0.01%
0.0
10.51%
10.23%
0.28%
0.0
Verre Oosten
1.61%
1.57%
0.04%
0.0
8.06%
7.91%
0.14%
0.0
Opkomende Landen
7.21%
6.28%
0.93%
0.2
15.05%
12.99%
2.06%
0.5
Private Equity
‐0.68%
‐0.68%
0.00%
0.0
3.87%
3.87%
0.00%
0.0
Onroerend Goed
0.03%
0.12%
‐0.09%
0.0
2.74%
2.85%
‐0.10%
0.0
Alternatieve Investeringen
4.21%
4.07%
0.14%
0.0
2.96%
2.27%
0.69%
0.2
Grondstoffen
10.66%
10.58%
0.08%
0.0
2.41%
2.47%
‐0.06%
0.0
Hedge Funds
0.50%
‐0.09%
0.59%
0.1
3.56%
1.62%
1.94%
0.3
Special Products
0.00% 0.00% 0.00% 0.0 ‐5.64% ‐5.64% 0.00% 0.0
*De hoogrentende ontwikkelde staatsobligatie zijn in juni verkocht.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
24
3.2
Performance attributie
Toelichting Op totaalniveau kwam het rendement tot en met 2012 uit op 8.36%. Het rendement van de normportefeuille kwam uit op 8.43%. De underperformance bedraagt ‐0.06%. De toelichting op de meest opvallende zaken met betrekking tot het relatieve rendement is ingedeeld naar het selectie‐effect en het wegingeffect. De toelichting per beleggingsproduct (zie Hoofdstuk 5) gaat verder in op het rendement van de afzonderlijke beleggingsproducten. Selectie‐effect Het selectie‐effect omvat het relatieve rendement ten opzichte van de betreffende benchmarks op het niveau van de afzonderlijke beleggingscategorieën. Verdere toelichting staat in Hoofdstuk 5: toelichting beleggingscategorieën. De uitleg in Hoofdstuk 5 sluit aan bij de gepresenteerde selectie‐effecten. Het totale selectieresultaat (YTD) over alle portefeuilles heen was positief (0.06%). Wegingseffect De wegingen in de afzonderlijke beleggingscategorieën kunnen afwijken van de normgewichten. De bijdrage van deze afwijkingen aan het relatieve rendement is het wegingseffect. Onderstaande tabel geeft een weergave van het effect van een onder‐ of overweging op de performance. Attributie analyse
Benchmark asset > totaal benchmark
Benchmark asset < totaal benchmark
Overwogen
+
‐
Onderwogen
‐
+
Als een bepaalde beleggingscategorie overwogen is versus het normgewicht en deze beleggingscategorie een hoger benchmarkrendement kent dan de benchmark van de totale portefeuille, dan draagt de overweging positief bij aan de relatieve performance op totaalniveau, en vice versa. Het totale wegingsresultaat (YTD) over alle portefeuilles heen was negatief (0.12%). Attributie analyse
Derde kwartaal
Jaar 2012
Weging
Selectie
Totaal
Weging
Selectie
Totaal
0.02%
0.00%
0.03%
‐0.12%
0.06%
‐0.06%
‐0.06%
‐0.06%
‐0.22%
‐0.22%
0.04%
‐0.02%
0.02%
‐0.06%
0.08%
0.01%
Vastrentende Waarden
0.01%
‐0.03%
‐0.02%
‐0.04%
‐0.06%
‐0.10%
Matching Overlay
0.00%
0.00%
0.00%
0.01%
0.00%
0.01%
Liquide Middelen
0.03%
0.01%
0.04%
‐0.04%
0.14%
0.11%
‐0.02%
0.09%
0.07%
‐0.05%
0.20%
0.14%
Performance Attributie inclusief kosten Kosten Matching Portefeuille
Return Portefeuille
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
25
Derde kwartaal
Attributie analyse
Jaar 2012
Weging
Selectie
Totaal
Weging
Selectie
Totaal
Hoogrentende Waarden
0.01%
0.02%
0.03%
0.01%
0.02%
0.03%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
0.00%
‐0.01%
‐0.01%
0.00%
‐0.02%
‐0.02%
Hoogrentende Staatsobligaties
0.01%
0.03%
0.04%
0.01%
0.04%
0.05%
Aandelen
0.00%
0.04%
0.04%
‐0.04%
0.12%
0.08%
Onroerend Goed
‐0.01%
0.00%
‐0.01%
‐0.01%
0.00%
‐0.01%
Alternatieve Investeringen
‐0.02%
0.02%
0.00%
‐0.01%
0.07%
0.05%
3.3
Beheervergoeding
In onderstaande tabel zijn de beheervergoedingen weergegeven. Het gaat om netto bedragen, dat wil zeggen inclusief de kosten van het vermogensbeheer. Hieronder zijn de vergoedingen weergegeven op basis van de verstrekte factuur door MN. Deze bestaat uit een bruto beheervergoeding, die is opgebouwd uit de ingehouden fees in de MN beleggingsfondsen en de terugbetaling op basis van de feitelijk beheervergoeding afspraken (rebates). Afrekening van de beheervergoeding vindt aan het einde van het eerstvolgende kwartaal plaats. Bedragen in EUR kwartaal 4 2011
Bedragen in EUR kwartaal 1
Bedragen in EUR kwartaal 2
Bedragen in EUR kwartaal 3*
Bruto beheervergoeding vorig kwartaal
300,827
355,244
389,465
401,972
rebate vorig kwartaal
‐52,679
‐83,334
‐101,028
‐102,459
netto beheervergoeding vorig kwartaal
248,148
271,910
288,437
299,513
Beheervergoeding
*3e kwartaal is op basis van een schatting
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
26
3.4
Vermogensposities
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan‐ en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreft het saldo van de in‐ en uitstroom van gelden van/naar de pensioenadministrateur. Actuele norm
Afwijking t.o.v. norm
‐2.4
423.3
1.9
‐2.4
432.0
479.7
17.0
‐2.5
494.2
100.0%
100.0%
0.0%
276.4
8.3
‐3.5
281.2
56.9%
57.7%
‐0.8%
Vastrentende Waarden
261.3
8.5
0.0
269.8
54.6%
54.2%
0.4%
Langlopende Staatsobligaties
190.9
6.5
0.0
197.4
39.9%
40.2%
‐0.3%
Inv. Grade Bedrijfsobligaties
70.4
2.0
0.0
72.4
14.7%
14.0%
0.7%
Matching Overlay
12.4
‐0.3
0.0
12.1
2.5%
2.5%
0.0%
Liquide Middelen
2.7
0.1
‐3.5
‐0.7
‐0.1%
1.1%
‐1.2%
203.4
8.6
1.0
213.0
43.1%
42.3%
0.8%
Hoogrentende Waarden
83.4
3.6
‐0.5
86.6
17.5%
16.7%
0.8%
Bank Loans
10.6
0.3
0.0
10.9
2.2%
2.1%
0.1%
9.9
0.4
0.0
10.4
2.1%
2.1%
0.0%
Verenigde Staten
24.3
0.8
‐1.6
23.6
4.8%
4.7%
0.0%
Opkomende Markten
38.6
2.1
1.0
41.7
8.4%
7.8%
0.7%
Aandelen
72.0
3.6
1.0
76.5
15.5%
15.3%
0.2%
Noord Amerika
15.0
0.8
0.1
15.9
3.2%
3.2%
0.0%
Europa
12.2
0.8
0.1
13.2
2.7%
2.6%
0.0%
4.7
0.1
0.3
5.1
1.0%
1.0%
0.0%
Opkomende Landen
23.3
1.7
0.0
25.1
5.1%
5.0%
0.1%
Private Equity
16.8
0.1
0.4
17.3
3.5%
3.5%
0.0%
Onroerend Goed
21.8
0.4
‐0.3
21.9
4.4%
4.4%
0.1%
Alternatieve Investeringen
26.3
1.0
0.8
28.1
5.7%
5.9%
‐0.2%
Grondstoffen
9.6
1.1
0.3
10.9
2.2%
2.4%
‐0.2%
Hedge Funds
16.0
0.0
0.5
16.4
3.3%
3.3%
0.0%
0.7
0.0
0.0
0.7
0.1%
0.1%
0.0%
Primo kwartaal
RM
S&O
DNB RTS
432.4
‐6.7
Actuele RTS
432.6
Vermogen in mln EUR Voorziening
Ultimo Feitelijke kwartaal weging
pensioenverplichtingen
Totale Portefeuille Matching Portefeuille
Return Portefeuille
Europa
Verre Oosten
Special Products
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
27
4 Toelichting vermogensbeheer 4.1
Marktvisie
Afnemende risicoaversie Nadat een tweede kwartaal met hoge spanningen op de financiële markten, nam in het derde kwartaal de risicoaversie duidelijk af. De meeste risicodragende activa vertoonden een positieve koersontwikkeling. In de EMU daalden ook de rentes op perifere staatsobligaties significant en liep de rente op Duitse staatsobligaties (iets) op. Ten slotte won ook de euro aan kracht. De kapitaalvlucht uit de EMU die in het tweede kwartaal post leek te vatten, keerde en er was zelfs enige kapitaalinstroom. Wel bleef de depositovlucht uit met name Griekenland, Spanje en Portugal naar Noord‐Europa onverminderd gaande. Stappen richting bankunie Het kwartaal begon positief na de eurotop van eind juni. Daarin werden maatregelen om de Spaanse bankencrisis te bestrijden en stappen richting een Europese bankenunie aangekondigd. Zo werd voor herkapitalisatie van Spaanse banken EUR 100 miljard gereserveerd in de Europese noodfondsen EFSF/ESM. Bovendien werd besloten dat het bankwezen van een lidstaat direct vanuit deze noodfondsen geherkapitaliseerd zou kunnen worden. Hierdoor zou een dergelijke herkapitalisatie niet bij de staatsschuld van de betreffende overheid bijgeschreven hoeven te worden. De gevaarlijke wederzijdse blootstelling tussen overheden en banken ‐ die in het geval van een faillissement de kans op een domino‐effect vergroot ‐ zou daarmee afnemen. Deze maatregel kan gezien worden als een eerste stap naar een Europese bankenunie. Een tweede stap werd gezet met de aankondiging van een pan‐EMU banktoezichthouder; een rol voor de ECB. Bovendien bleken achteraf gezien de gevreesde potentiële risico’s een storm in een glas water. Het Duitse Constitutionele Hof heeft het Europese noodfonds ESM goedgekeurd en de verkiezingen in Nederland leverden uiteindelijk een relatief pro‐Europese uitslag op. En hoewel er lange onderhandelingen voor nodig waren, leken nieuwe budgettaire maatregelen van de Griekse regering in toenemende mate goedkeuring te krijgen van de Europese inspecteurs. Nieuwe monetaire ronde Belangrijker nog was de aankondiging van hernieuwd grootschalig ingrijpen door centrale banken. Eerder al kondigde ECB‐president Draghi aan er alles aan te zullen doen om de EMU bij elkaar te houden. De afgelopen maand werden de details van de plannen prijsgegeven. Zo heeft de ECB aangekondigd ongelimiteerd staatsobligaties van perifere lidstaten met een looptijd van één tot drie jaar op te zullen kopen, wanneer nodig. Wel is de voorwaarde dat landen eerst een officieel beroep doen op een steunprogramma bij het ESM. Daarmee waarborgt de ECB dat de steun gepaard gaat met een strenge bezuinigings‐ en hervormingsagenda. Ook heeft de centrale bank aangegeven het potentieel inflatoire effect van eventuele aankopen van staatsobligaties te zullen ‘steriliseren’. Dat wil zeggen, ze zal trachten het geld dat ze met obligatieaankopen in het systeem brengt weer te absorberen met geldmarkttransacties. Kort daarna kondigde de Fed aan iedere maand voor USD 40 miljard hypotheekgerelateerde obligaties op te gaan kopen. De Fed ging zelfs zo ver te verklaren hier niet mee te zullen stoppen totdat de werkloosheid naar een ‘acceptabel’ niveau is gedaald. Mocht de inflatie hierdoor tijdelijk enigszins oplopen, dan lijkt de Fed dit te zullen accepteren teneinde de werkgelegenheidsdoelstelling te halen. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
28
Zwakke economische groei Ondanks de dalende risicoaversie op de financiële markten, verslechterden ondertussen de economische omstandigheden. Dit was het meest zichtbaar in de EMU en opkomende landen. In de VS matigde de economische groei in het derde kwartaal ten opzichte van de eerste helft van het jaar. Waarschijnlijk is dit het gevolg van toenemende onzekerheid in aanloop naar het gevreesde fiscale ravijn. Eind dit jaar loopt een flink aantal fiscale programma’s af en treden uitgavenbeperkingen in werking. Dit zou in één klap 4% van de totale Amerikaanse economische activiteit afschaven, met een forse recessie als resultaat. Nog altijd achten economen en politiek analisten het niet waarschijnlijk dat het land zich in dit ravijn zal storten, maar uitgesloten is het niet. Veel hangt af van de uitslag van de verkiezingen in november. Na de verkiezingen is er bovendien slechts zeer beperkte tijd om de problemen op te lossen. Deze onzekerheid remde in het derde kwartaal de bestedingen van het bedrijfsleven. De economische groei in China nam zelfs af naar een meerjarig dieptepunt. Daar waar deze de afgelopen jaren rond de 10% lag, daalde de groei in het derde kwartaal naar circa 7,5%. Ook andere grote opkomende economieën als Brazilië en India kenden een groeivertraging. De economie van de EMU bleef gekweld worden door onzekerheid onder huishoudens en bedrijfsleven, kredietcontractie en uiteraard de overheidsbezuinigingen. Tevens daalde de exportgroei, onder andere als gevolg van afnemende groei in opkomende landen. Met name de Duitse export heeft hiervan te lijden, waardoor ook het groeimomentum in de kernlanden in de EMU afzwakte. De economie van de totale EMU vertoonde aanhoudende krimp. Bovendien stelden economen niet alleen hun groeiverwachting voor 2012 naar beneden bij, maar ook voor 2013. Outlook gematigd De meeste economische indicatoren voorspellen enige stabilisatie van de mondiale groei. Bovendien kunnen financiële markten nog enige tijd in optimistische stemming blijven door de aangekondigde hulp van centrale banken. Veel meer dan zeer gematigd economisch herstel lijkt vooralsnog echter niet te verwachten. De aangekondigde monetaire stimulering zal de groei waarschijnlijk niet veel opdrijven, zolang het zwakke bankwezen de kredietverlening beperkt houdt. Bovendien betreft monetair ingrijpen betreft slechts symptoombestrijding. Het is gericht op het financieren van schulden in plaats van het afbouwen of het delen daarvan. Kortom, er wordt slechts tijd gekocht. Tijd waarin overheden hun financiële huishouding op orde zullen moeten brengen. De bal ligt nu bij de politiek om de juiste structurele maatregelen te nemen. Door de positieve ontwikkeling op de financiële markten, lijkt de Europese politiek echter weer achterover te leunen. De op de junitop aangekondigde stappen richting een bankenunie zijn alweer ter discussie gesteld. Kortom, de vraag blijft of de ‘gekochte tijd’ voldoende benut zal worden. De ervaring van de laatste jaren is daarbij niet hoopgevend.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
29
4.2
Maatschappelijk verantwoord beleggen
1 Inleiding De MN Beleggingsfondsen kiezen voor een beleid van verantwoord beleggen en is ondertekenaar van de UN Principles for Responsible Investment, De zes principes voor verantwoord beleggen van de VN zijn: 1. wij zullen milieu, sociale en governance aspecten betrekken bij ons beleggingsbeleid en investeringsbeslissingen 2. wij zullen actief invulling geven aan ons aandeelhouderschap en daarbij milieu, sociale en governance aspecten betrekken 3. wij streven naar openbaarheid over milieu, sociale en governance aangelegenheden door de entiteiten waarin wij investeren 4. wij streven naar acceptatie en implementatie van deze principes in de financiële sector 5. wij zullen samenwerken om de effectiviteit in de implementatie van deze principes te bevorderen 6. wij zullen rapporteren over de activiteiten en de voortgang bij de implementatie van deze principes Om aan deze algemene principes uitvoering te kunnen geven en overeenstemming te bereiken over wat onder ‘maatschappelijk verantwoord’ moet worden verstaan hebben de MN Beleggings Fondsen gekozen voor de vaststelling van tien ‘leidende beginselen’ voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en beleggen. Deze zijn op de websites van de opdrachtgevers en van uitvoerder MN te vinden onder ‘verantwoord beleggen’. Uitvoering van het maatschappelijk verantwoord beleggen vindt plaats langs vier pijlers: (i) integratie van milieu‐, sociale en governance factoren, de zogenaamde ESG‐criteria, in alle beleggingscategorieën (UN PRI principe 1); (ii) uitsluiting; (iii) betrokken aandeelhouderschap (UN PRI principe 2) en; (iv) thematische beleggingen of impact investments.
2 ESG‐integratie Conform jaarplan zal eind 2012 ESG in alle asset classes geïntegreerd zijn. Daarnaast zal de ESG‐ integratie volledig auditable zijn. Onderstaand een overzicht van de huidige stand van zaken m.b.t. ESG integratie. Beleggingscategorie Aandelen actief, intern Aandelen passief, intern Aandelen extern Commodity Futures Treasury
MVB/ESG‐beleid Uitsluiting, ESG‐integratie in de aandelenselectie, actief stembeleid, dialoog en zo nodig litigation. Uitsluiting, actief stembeleid, dialoog en zo nodig litigation. Momenteel onderzoeken we de mogelijkheden om ESG factoren in passieve mandaten te integreren. Uitsluiting, ESG‐integratie in de managerselectie, actief stembeleid, dialoog en zo nodig litigation. Geen investments in fysieke commodities en kleinschalige commodity markten. ESG‐integratie in brokerselectie en dialoog. Per 1 juli 2012 is de stap gezet naar negative screening.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
30
Bedrijfsobligaties, intern Bedrijfsobligaties, extern Staatsobligaties Hedge Funds
Private Equity
Infrastructuur Special Investments Onroerend Goed (listed) Onroerend Goed (non listed)
Onroerend Goed Nederland
Uitsluiting, op beperkte schaal ESG‐integratie in de selectie, zo nodig litigation. Najaar 2012 wordt mogelijk de stap gezet naar best‐in‐class benadering. Uitsluiting, ESG‐integratie in de managerselectie, zo nodig litigation. Uitsluiting, goede integratie op governance, beperkt op E&S. Najaar 2012 wordt mogelijk de stap gezet naar best‐in‐class benadering. Negatieve screening op bepaalde investment strategieën, geen agressieve activistische strategieën, geen fysieke exposure op commodities, ESG‐criteria in hedgefundselectie, ESG‐rapportageplicht en actieve monitoring, ook op ESG‐issues. Uitsluiting ook voor non‐listed ondernemingen, negative screening op bepaalde investment strategieën, geen exclusieve focus op LBO’s en Financial engineering, ESG‐criteria in selectieproces, ESG‐rapportageplicht, actieve monitoring in advisory committees cq. Annual Boards en inzet op aanpassing fee structuur, betere alignment of interest en verbetering van de governance van de LP/GP‐relatie. Nb, lid van ILPA en ondertekenaar UN PRI PE Guidance. Nog geen afzonderlijke ESG‐aanpak: volgt aanpak Private Equity. ESG‐toets specifiek voor de investering, verankering via Mandaat, Instrument en Product approval processen. Uitsluiting, ESG‐integratie in de aandelenselectie, actief stembeleid, dialoog en zo nodig litigation. ESG‐relevante informatievoorziening door deelname in Global Real Estate Sustainability Benchmark en door een dialoog met alle onroerendgoedfondsen. Vanaf medio 2012: negative screening op bepaalde huurders, ESG‐criteria in selectieproces, ESG‐rapportageplicht, actieve monitoring in advisory committees cq. Annual Boards. Het Nederlands vastgoed wordt overeenkomstig afspraken met OGNL verduurzaamd. In het portefeuilleplan is de ambitie neergelegd dat per 2020 vrijwel alle woningen, kantoren en winkels een A‐, B‐ of C‐label zullen hebben. Dit betekent dat voor die tijd een groot deel van de portefeuille verduurzaamd zal worden waar dat op een rendabele manier mogelijk is.
3 Uitsluitingsbeleid MN voert een uitsluitingbeleid voor ondernemingen die direct betrokken zijn bij de productie, distributie en het onderhoud van producten en/of diensten die in strijd zijn met door Nederland ondertekende internationale verdragen. Het betreft verdragen op het gebied van clustermunitie, antipersoneelsmijnen, chemische wapens, biologische wapens, witte fosfor wapens, nucleaire wapens (voor zover in strijd met het non‐proliferatieverdrag), verboden ozonaantastende chemicaliën, en handel in beschermde planten en dieren. Het betreft de volgende 20 ondernemingen: Aeroteh S.A., Alliant Techsystems, Aryt Industries Ltd., Ashot Ashkelon, BAE Systems Plc, Chemring, China Aerospace International Holdings, China Spacesat, General Dynamics Corp., Hanwha Corporation, Kaman Corporation, Larsen & Toubro Ltd., Lockheed Martin Corporation, Norinco International Corporation Ltd. , Poongsan Corporation, Poongsan Holdings Corporation, Rheinmetall AG, Singapore Technologies Engineering, Tata Power Ltd., en Textron.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
31
Tevens sluit MN staatsobligaties uit van landen waartegen door de VN en/of de EU sancties zijn uitgevaardigd. Het betreft de volgende 12 landen: Wit‐Rusland, Birma, Noord‐Korea, Ivoorkust, Somalië, Soedan, Iran, Syrië, Zimbabwe, Guinee, Eritrea, Libië en Guinee‐Bissau.
4 Actief aandeelhouderschap MN wil op een verantwoorde manier invulling geven aan de uitoefening van de aandeelhoudersrechten op de totale aandelenportefeuille, zowel in stemgedrag als in dialoog met ondernemingen. De uitvoering van het actief aandeelhouderschap vindt plaats conform de best practices van het Nederlandse beleggerplatform Eumedion. (http://eumedion.nl/page/downloads/Best_Practices_NED_DEF_juli_2011.pdf) 4.1 Stemmen MN stemt op alle aandeelhoudersvergaderingen op grond van een ‘op maat gesneden’ stembeleid, dat is gebaseerd op de genoemde ‘tien beginselen’. Er wordt niet gestemd als er sprake is van blokkering van aandelen of er andere administratieve belemmeringen zijn. In voorkomende gevallen worden uitgeleende aandelen teruggehaald. In het derde kwartaal is gestemd op 117 aandeelhoudersvergaderingen. Een kwantitatief overzicht treft u in bijgaande tabel. Tabel stemgedrag Aantal aandeelhoudersvergaderingen 117 Aantal agenda items waarop stemmingen hebben plaatsgevonden
1276
Aantal stemmen voor
945
Aantal stemmen tegen
298
Aantal aandeelhoudersresoluties
2
Ter toelichting op het stemgedrag een kort overzicht van de meest voorkomende issues waarop tegen de managementvoorstellen is gestemd. Tabel belangrijkste issues waarop tegen managementvoorstel is gestemd Benoeming bestuurders en/of commissarissen, totaal 529 voorstellen 200 Remuneratie bestuurders, totaal 138 voorstellen
30
De belangrijkste reden om tegen benoeming van bepaalde bestuurders of commissarissen te stemmen is dat wij de voorgestelde personen onvoldoende onafhankelijk vinden ten opzichte van de onderneming. Veel voorkomende redenen om tegen het remuneratievoorstel voor bestuurders te stemmen zijn onvoldoende transparantie over de opbouw en hoogte van de remuneratie, en onbekende prestatiecriteria ten aanzien van de variabele beloning.
4.2 Dialoog (Bezoek aandeelhoudersvergaderingen en engagement) Met een drietal groepen ondernemingen wordt de dialoog gezocht. Het betreft enkele Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (thuismarkt), ondernemingen die in ernstige mate in strijd handelen met de leidende beginselen (zogenaamde ‘non compliant’ ondernemingen) en een aantal toonaangevende ondernemingen met een hoog ESG‐risico. Een deel van het dialoogprogramma is uitbesteed bij F&C. In toenemende mate zal uitvoerder MN zelf de dialoog voeren. Het afgelopen kwartaal vonden activiteiten plaats op de volgende ondernemingen en onderwerpen: Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
32
Akzo Nobel Anglo American Anglo American Platinum AngloGold Ashanti
NL UK ZA ZA
Apple Inc. AstraZeneca Ayala Corporation Bank of America Corporation Barclays Barrick Gold Corporation Beijing International Airport BHP Billiton BP Bridgestone Carrefour Coca‐Cola Femsa SAB de CV Danone Deutsche Bank E.On EDF Eni Foscini Fresnillo G4S GDF Suez GlaxoSmithKline Glencore Gold Fields Grupo Mexico SAB de CV Hitachi Hon Hai Precision Industries HOYA HSBC Impala Platinum Indofood Sukses Makmur IOI Corp Bhd Johnson & Johnson Keidanren Komatsu Koninklijke Ahold NV LIXIL Group
US UK PH US UK CA CN AU UK JP FR MX FR DE DE FR IT ZA MX UK FR UK UK ZA MX JP TW JP UK US ID MY US JP JP NL JP
Climate Change
Ecosystem Services
Public Health
Management
Labour Standards
Environmental
Human Rights
Reporting
Sustainability
Management and
Business Ethics
No No No No
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
No No No No No Yes Yes No Yes No No No No No No No No No No No No No Yes No Yes No No No Yes No No No No No No No No
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
Corporate Governance
Global Compact Violator
Engagement Leader
MN F&C MN F&C/ MN F&C F&C F&C F&C F&C F&C MN F&C F&C F&C F&C F&C F&C MN F&C F&C F&C MN F&C F&C F&C F&C MN MN F&C MN F&C MN F&C MN F&C F&C F&C MN MN F&C MN
Q3 2012
Name
Country
Tabel Dialoog (aandeelhoudersvergaderingen en engagement)
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
33
Lonmin Merck & Co Inc Mitsubishi Corporation
NL US JP
Mitsui MTN Group Nestlé Novartis International AG Olam International Olympus Pepsico Inc. Petrochina Petronas Pfizer Inc Rakuten Reed Elsevier Repsol Rio Tinto Royal Dutch Shell Safeway Inc. Samsung Electronics Siemens AG Société Générale SA Standard Chartered Plc TESCO PLC The Coca‐Cola Company Tokyo Electric Power Co (TEPCO)
JP ZA CH CH SG JP US CN MY US JP NL ES AU UK US KR DE FR UK UK US JP
Tokyo Stock Exchange Toshiba Transocean Truworths Tullow Oil UBS AG Unilever NV Vale S.A. Vedanta Resources
JP JP CH US UK CH NL BR UK
Walmart Walmart de Mexico SAB de CV Wells Fargo & Company Xstrata plc
US MX US UK
MN F&C F&C/ MN MN MN F&C F&C F&C MN F&C F&C MN F&C MN MN F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C/ MN MN MN MN MN F&C F&C F&C F&C F&C/ MN MN F&C F&C F&C/ MN
No No No
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
No Yes No No No Yes No Yes No No No No No No No No No No No No No No Yes
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
No No Yes No No No No No No Yes Yes No No
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
4.3 Hoogtepunten van het afgelopen kwartaal Petronas Namens een groep van 20 investeerders is MN al enige tijd in dialoog met Petronas, met name over de olie‐ activiteiten van Petronas in Soedan. Mede in reactie op onze vragen heeft Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
34
Petronas ondertussen een mensenrechtenbeleid geformuleerd en is het transparant over die activiteiten in Soedan. Naar aanleiding van de scheiding van Soedan en Zuid‐Soedan en de daarna opgelaaide conflicten is er opnieuw contact met Petronas geweest. Petronas heeft in reactie daarop uiteengezet hoe zij de veiligheid van werknemers en contractors waarborgt, hoe het mensenrechtenbeleid in de context van Soedan op de ‘grond’ wordt uitgevoerd en hoe het medewerking probeert te geven aan de oplossing van enkele geschilpunten tussen de beide landen ten aanzien van de oliewinning, transport en inkomsten. Ook al blijft de situatie in Soedan onzeker, Petronas heeft duidelijk gehoor gegeven aan enkele van de suggesties die door MN namens die groep van 20 investeerders zijn gedaan. Shell Shell startte begin september met een proefboring in de wateren ten noorden van Alaska en Shell heeft twee boorschepen in het gebied. Dit was aanleiding voor Greenpeace om wereldwijd campagne te voeren tegen de olieboringen van Shell in het kwetsbare Noordpoolgebied. Greenpeace geeft aan dat er meerdere gesprekken met de leiding van Shell zijn gevoerd, maar zonder resultaat. Daarop startte Greenpeace haar campagne. Bij meer dan zeventig pompstations maakte Greenpeace het tanken van benzine tijdelijk onmogelijk door de vulpistolen met fietssloten vast te maken.
In verschillende landen heeft Shell juridische tegenactie ondernomen. De oliemaatschappij wilde een algeheel protestverbod binnen een straal van 500 meter rondom alle Shell‐gebouwen in de wereld op straffe van een dwangsom van maar liefst EUR 1 miljoen. De Rechtbank Amsterdam stemde daar niet mee in.“Toewijzing van dit verbod zou betekenen dat Greenpeace geen enkele actie zou kunnen uitvoeren die van invloed zou kunnen zijn op de bedrijfsuitoefening van Shell. Zo’n verbod gaat te ver”. Een Amerikaanse rechter verbood actievoerders van Greenpeace USA zich binnen 500 meter van de boorschepen van Shell te wagen, op straffe van een dwangsom. Shell maakte ondertussen bekend dat het dit jaar niet meer naar olie gaat boren op de Noordpool. De Amerikaanse overheid heeft geen vergunning verleend voor boringen. Shell mag alleen voorbereidende werkzaamheden uitvoeren rondom de beoogde boorputten. MN voert al een aantal jaar een constructieve dialoog met Shell, over o.a. Nigeria, schaliegas, oliezanden en de relaties met locale bevolking en overheden. De Noordpoolactiviteiten zullen in deze dialoog worden meegenomen. MN zal zich laten informeren over de environmental risk assessment, de potentiële effecten van de boringen en aandringen op het adequaat en effectief managen van de risico’s die met deze boringen gepaard gaan. Japan MN heeft afgelopen kwartaal deelgenomen aan een Investor Delegation naar Japan van de Asian Corporate Governance Assocation. Een van de ondernemingen die in dat kader is bezocht is Olympus, een onderneming die lenzen, camera’s en medische apparatuur maakt. Sinds halverwege de jaren tachtig probeerde Olympus (net als veel andere Japanse ondernemingen) de nadelen van de stijgende koers van de yen, te ondervangen met financiële speculaties. Voor deze investeringen bestaat in Japan een apart woord: zaiteku. Op deze transacties werden echter verliezen geleden. Een niet ongebruikelijk verschijnsel in Japan. Eind jaren negentig waren de verliezen opgelopen tot $ 1 miljard en toen werden tevens in Japan nieuwe boekhoudregels van kracht die vereisten dat verliezen uit hoofde van zaiteku zichtbaar moesten worden gemaakt en – in sommige gevallen – moesten worden afgeboekt. Om dit te voorkomen werden verliesposten buiten de balans gehaald. Het van de balans halen van zaiteku verliezen was in Japan in de jaren negentig zo gebruikelijk dat ook daar een apart woord voor bestaat: tobashi (letterlijk: weg doen vliegen). Duidelijk is dat de top van de onderneming daarvan tot in Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
35
detail op de hoogte was. Over een periode van ongeveer tien jaar is een bedrag van omgerekend ongeveer USD 1,7 miljard dollar in de boeken van Olympus verdonkeremaand. Dat is twee keer zo veel als het bedrag van de boekhoudfraude bij US Foodservices die in Nederland Ahold bijna de kop kostte en de aanleiding vormde om de Nederlandse Corporate Governance Code te schrijven. De Olympus‐fraude heeft in Japan een momentum gecreëerd om diepgaande corporate governance problemen aan te pakken. Zo worden de kruisverbanden tussen ondernemingen binnen een bepaalde bankgroep in rap tempo afgebouwd en is er meer aandacht voor onafhankelijke non‐executive directors en het afbouwen van anti‐overname poison‐pills . In gesprekken met diverse regelgevende instanties, toezichthouders, de beurs en met vele ondernemingen is dan ook van dit momentum gebruik gemaakt om te pleiten voor een corporate governance systeem dat de belangen van de aandeelhouder zwaarder weegt. Zuid‐Afrika De afgelopen weken zijn verschillende berichten in het nieuws verschenen over de onrust in de Zuid‐Afrikaanse platina en goud mijnsector. Veel mijnwerkers zijn al weken aan het staken en na verschillende confrontaties zijn 45 mensen overleden. Een aantal van de betrokken mijnbouwproducenten zit in de portefeuille. In september 2012 is MN naar Zuid‐Afrika gegaan om de situatie beter te begrijpen en te praten met platina‐ en goudproducenten. MN heeft gesproken met de producenten Lonmin, Implats, Anglo American, Gold Fields en Anglo Gold Ashanti, in sommige gevallen samen met GEPF (het grootste pensioenfonds in Zuid‐Afrika). Uiteraard is hierbij voornamelijk gesproken over de huidige situatie in en rondom de mijnen en hoe het management omgaat met de stakende mijnwerkers.Daarnaast is er ook gesproken over governance, gezondheid, veiligheid, leefomstandigheden van de mijnwerkers en de lokale bevolking, salarissen, milieuvervuiling , tekorten aan schoon water, en een betere verstandhouding met de lokale bevolking. Met de platinaproducenten is ook gesproken over het opzetten van collectieve arbeidsovereenkomsten om te zorgen er duidelijke afspraken over salarissen gemaakt kunnen worden. De gesprekken zijn positief ontvangen en zijn een goede start voor verdere gesprekken over de situatie. Tijdens de reis naar Zuid‐Afrika heeft MN ook gesproken met MTN Group (MTN) over hun activiteiten in Iran en Syrië. Met name het beleid van MTN inzake mensenrechten (inclusief privacy en vrijheid van meningsuiting van hun klanten) is ter sprake gekomen. Het bedrijf heeft aangegeven dat hun interne beleid voor deze onderwerpen alsmede anti‐corruptie wordt vernieuwd maar MN vindt dat MTN transparanter over deze vernieuwingen kan en moet zijn. MN heeft MTN dan ook aangemoedigd om online te rapporteren over hun activiteiten en beleid. MN heeft ook gesproken met twee grote Zuid‐Afrikaanse retailbedrijven zijnde Truworths en Foschini Group. Er is gesproken over issues met betrekking tot verantwoord management van hun leveringsketen, hun ecologische voetdruk, bestuurlijke aangelegenheden en personeelsbeleid. Beide bedrijven stonden open voor de discussie en hebben MN gevraagd om best practices voor verantwoorde leveringsketenmanagement met hen te delen. De bedrijven gaven ook aan bereid te zijn om transparantie te verbeteren op verschillende onderwerpen en problemen die MN aangaf. 4.4 Juridische procedures en schadeloosstelling in geval van (’vermeend’) frauduleus handelen Onderdeel van actief aandeelhouderschap is het programma van class actions en andere rechtszaken gericht op ondernemingen die wettelijke overtredingen hebben begaan die oorzaak Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
36
zijn van financiële schade. Een programma van claim filing voor Amerikaanse class action settlements is volledig operationeel. In een enkel geval wordt actief deelgenomen aan een class action als (potentiële) lead plaintiff. In toenemende mate wordt deelgenomen aan vergelijkbare damage recovery activiteiten buiten de VS. Op dit moment is MN actief betrokken bij de volgende rechtszaken: • Fortis • Royal Bank of Scotland • Volkswagen/Porsche • Olympus Er zijn in het afgelopen kwartaal geen vergoedingen ontvangen. Bank of America 28 september 2012 is een schikking bekendgemaakt in de class action waar o.a. PfZW de class vertegenwoordigde. De schikking omvat een schadevergoeding van USD 2,425 mld en belangrijke corporate governance verbeteringen. De lead plaintiffs hebben beargumenteerd dat Bank of America, Merrill Lynch en enkele huidige en/of voormalige bestuurders en directeuren van Bank of America of Merrill Lynch federale effectenwetgeving hebben overtreden door het publiceren van meerdere materieel onjuiste en misleidende berichten, alsmede onvolledig te zijn geweest in publicaties rondom de overname van Merrill Lynch. Dit betreft met name het niet vermelden van oplopende verliezen van miljarden dollars die Merrill Lynch had geleden voorafgaande aan de stemming door aandeelhouders, en een niet openbaar gemaakte overeenkomst die Merrill Lynch de mogelijkheid gaf versneld een bedrag van USD 5,8 miljard aan bonussen uit te keren voor de afronding van de overname, ondanks de enorme omvang van de geleden verliezen. Bij gebrek aan kennis over deze belangrijke feiten hebben Bank of America‐ aandeelhouders op 5 december 2008 de overname goedgekeurd. De koers van het aandeel BoA daalde zeer sterk toen de ware feiten aan het licht kwamen via een aantal publieke bekendmakingen in januari 2009. Alle partijen die aandelen Bank of America hielden ten tijde van de overname van Merrill Lynch zitten in de class en kunnen dus nu ook claim indienen. Een onafhankelijke claims administrator zal de validiteit van alle claims onderzoeken en alle valide claims uiteindelijk uitbetalen. Het programma van claim filings wat MN hiertoe heeft opgezet voorziet in 100% dekking op alle class action schikkingen. Wij zullen dus ook in deze schikking claimen. Naast het monetaire component brengt deze schikking o.a. de volgende corporate governance verbeteringen met zich mee: • een robuust systeem van 'majority voting' waarbij een bestuurder die op de algemene vergadering van aandeelhouders geen meerderheid van stemmen verkrijgt, niet meer op de eerstvolgende vergadering van aandeelhouders kan worden voorgedragen voor herbenoeming; • verhoogde transparantie met betrekking tot belangrijke fusies en overnames; • een verplichting voor Bank of America om jaarlijks opgave te doen welke bestuurders zich niet hebben gehouden aan het in bezit hebben van een minimum aan kapitaal in de eigen onderneming; • een verplichting voor Bank of America om iedere betaling in de vorm van een aanzienlijke bonus of een andere beloningsafspraak in relatie tot belangrijke fusies en overnames aan het bestuur ter goedkeuring voor te leggen;
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
37
•
een verlenging van eerder door de SEC opgelegde Corporate Governance maatregelen tot tenminste 1 januari 2015, die anders zouden zijn vervallen per maart 2013.
Facebook In diverse media is aandacht besteed aan de juridische acties die momenteel tegen Facebook worden opgestart. Terugkomend punt van verwijt is het onjuist en misleidend informeren van (potentiële) aandeelhouders ten tijde van de beursgang van Facebook. Diverse investeerders proberen nu lead plaintiff te worden in een class action tegen Facebook. De rechter zal binnenkort één of een coalitie van hen aanwijzen om daarmee de hele class te vertegenwoordigen. Als dit leidt tot een veroordeling tot schadevergoeding of een schikking kan de hele class hieraan deelnemen. MN (althans haar klanten) zit als aandeelhouder ook in de class en zullen als er een schikking is bereikt ook claims indienen. Een onafhankelijke claims administrator zal de validiteit van alle claims onderzoeken en alle valide claims uiteindelijk uitbetalen. Het programma van claim filings wat MN hiertoe heeft opgezet voorziet in 100% dekking op alle class action settlements.
5 Kwartaalrapportage gezamenlijke activiteiten met andere responsible investors MN neemt deel aan een aantal gezamenlijke initiatieven, veelal samen met andere ondertekenaars van de UN Principles for Responsible Investment. Het betreft: • Carbon Disclosure Project (gericht op stimuleren van CO2‐reductie); • Investor statement on climate change (scheppen van institutionele omgeving waarin investeringen bijdrage kunnen leveren aan terugdringen klimaatverandering); • ESG‐disclosure in emerging markets (meer transparantie in opkomende markten); • Extractive Industries Transparency Initiative (EITI = anti corruptie programma); • Sudan Engagement Group (terugdringen van (in)directe betrokkenheid van bedrijven bij schending van mensenrechten); • Responsible Business in High Risk and Conflict Affected Areas (verantwoord ondernemen en investeren in conflictlanden, focus 2012 Congo); • Biodiversity and Eco Services (beschermen essentiële natuurwaarden voor de toekomst); • Sustainable Stock Exchanges (stimuleren aandacht voor duurzaamheid bij aandelenbeurzen wereldwijd, incl. opkomende landen); • Public Policy Network (onderzoek naar mogelijkheden en initiëren internationale samenwerking responsible investors en overheden) • Labour standards in the supply chain (verbeteren van de naleving van international arbeidsnormen in de toeleveranciersketen); • SECVA (bevordering elektronische communicatie ondernemingen en aandeelhouders); • ACGA (verbeteren corporate governance en gezamenlijke engagement Aziatische bedrijven).
6 Thematische beleggingen (Impact Investments) Over het afgelopen kwartaal zijn geen bijzonderheden te melden.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
38
7 Publieke rapportage Na goedkeuring van de kwartaalrapportage wordt deze op de website gepubliceerd. Daar staat voor geïnteresseerden ook: • een samenvatting van het verantwoord beleggingsbeleid van MN • de wijze waarop dat in de verschillende beleggingscategorieën wordt geïntegreerd • het stembeleid van MN inclusief een comply or explain statement inzake de Nederlandse Corporate Governance code • een volledige rapportage over het stemgedrag • een overzicht van de gevoerde dialoog met belegde ondernemingen
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
39
5 Toelichting beleggingscategorieën In dit hoofdstuk wordt voor elke beleggingscategorie waarin het fonds belegt een korte toelichting gegeven. De weergegeven rendementen bij de MN beleggingsfondsen betreffen de fondsrendementen, waarin de participatiehouder haar participaties aanhoudt. Het is mogelijk dat de rendementen van de MN beleggingsfondsen afwijken van de rendementen van een individuele participatiehouder als gevolg van stortingen en/ of onttrekkingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de participatiehouder niet het gehele jaar in het desbetreffende MN beleggingsfonds heeft belegd. Bij de discretionaire mandaten worden de daadwerkelijke behaalde rendementen vermeld, zoals deze ook in het hoofdstuk ‘Rendementen en vermogensposities’ zijn weergegeven.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
40
Langlopende obligaties Rendementen
QTD
YTD
2011
2010
Portefeuille
3.38%
5.71%
17.82%
10.19%
Benchmark
3.38%
5.71%
17.82%
10.20%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
‐0.01%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager 100% MN Benchmark Gelijk aan portefeuille Verdeling soort obligaties 100% Staatsobligaties Kenmerken Gemiddelde looptijd 20.9 jaar Duration 14.5 jaar Yield To Maturity 2.2 % Credit rating 100% AAA Landenweging 55% Duitsland 39.5% Nederland 5.5% Finland
Marktcommentaar In het derde kwartaal was er sprake van aanzienlijke stress op de Europese obligatiemarkten, als gevolg van de speculatie op een Griekse exit en toenemende zorgen over de solvabiliteit van Spanje en Italië. Dit zorgde in juli voor een sterke vraag naar ‘veilig’ staatspapier van de kernlanden. Moody’s herziening van de rating van Duitsland, Nederland en Luxemburg naar AAA met een ‘negative outlook’ (van ‘stable’) versterkte het negatieve marktsentiment. Eind juli sloeg het sentiment echter om, na de opmerking van ECB president Draghi dat beleidsmakers er alles aan zullen doen om de euro te behouden. De markt anticipeerde op deze interventie van de ECB. In augustus maakte de ECB haar ongelimiteerde voorwaardelijke Outright Monetary Transactions (OMT) programma bekend, waarmee het staartrisico van een EMU break‐up scenario werd gereduceerd. Daarnaast verwierp het Duitse Hof in september de aanklacht tegen de ratificatie van het ESM/Fiscal Compact en won de VVD de Nederlandse verkiezingen, wat zorgde voor verdere opluchting. Dit leidde tot een stijging van de rentes van de kernlanden, in het bijzonder van Duitsland. Dit ging ten koste van de eerder gemaakte koerswinst. Eind september daalden de rentes van de kernlanden echter opnieuw, toen de onzekerheid toenam op berichten dat Spanje voorlopig geen officiële steun zou aanvragen. Hierdoor zou het OMT‐programma niet kunnen worden geactiveerd. Per saldo lieten de rentes van Duitsland, Nederland en Finland over het kwartaal een daling zien, wat heeft geleid tot een positief rendement over het derde kwartaal. Performance De performance bedroeg het derde kwartaal van 2012 3.38%. Duitsland, Nederland en Finland leverden allen een positieve bijdrage aan de performance, met respectievelijk 1.56%, 1.62% en 0.20%. De portefeuille is gelijk aan de benchmark. De vrijgekomen geldstromen worden evenredig over de bestaande leningen herbelegd. Rente staatsobligaties (10 jaar looptijd) t.o.v. swaprente 1.0%
Finland
Nederland
Duitsland
0.8% 0.6% 0.4% 0.2% 0.0% -0.2% -0.4% -0.6% -0.8%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
41
5.1
MN Services Euro Investment Grade Credit Fund
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD
YTD
3.06%
4.86%
3.22%
4.84%
‐0.15%
0.02%
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/03/2012 Fondsvermogen NAV: 998 mln NAV per aandeel: 104.49 Aantal aandelen: 9.55 mln Manager 100% MN Benchmark Customized Euro Senior Investment Grade Index Tracking error Ex‐ante budget: 1% 0.39% Ex‐ante actual: Kenmerken Gemiddelde looptijd: 5.3 jaar Duration: 4.3 jaar Yield To Maturity: 2.1 %
Securities lending Uitgeleend ultimo kwartaal: 70.2 mln EUR Collateral ultimo kwartaal:104.2% Netto Opbrengst YTD t.o.v. beschikbaar vermogen: 2.4 bps Netto Opbrengst YTD t.o.v. uitgeleend: 20.9 bps Credit rating 4.2% AAA 14.7% AA 44.9% A 36.7% BBB ‐0.5% Cash Top 5 Landenweging 18.1% Frankrijk 14.0% Verenigd Koninkrijk 12.4% Verenigde Staten 12.2% Duitsland 9.7% Nederland Top 5 issuers Bundesrepub. 1.7% Duitsland 1.1% Roche hldgs inc 1.0% Shell 1.0% Novartis finance 1.0% Pfizer
Marktcommentaar Het derde kwartaal van 2012 was voor de euro creditmarkt een sterk kwartaal. De eerste weken waren het nog de credits uit de kernlanden die duurder werden door blijvend sterke vraag en afnemend aanbod. Eind juli kondigde ECB president Mario Draghi aan dat hij van plan was om rigoureuze acties te ondernemen, waardoor de rally in namen uit de periferie begon. Deze opmars zette in augustus en september door. Per saldo maakte het snelle inkomen van spreads het derde kwartaal tot het de sterkste kwartaal sinds de rally van 2009. De spread van de senior investment grade index is met 60 basispunten ingekomen. Dit zorgde voor een contributie van ongeveer 2.5% aan het rendement. De opgelopen rente bedroeg ongeveer 60 basispunten. De beweging in de onderliggende staatsrente was per saldo vrijwel nihil. De spreads van emittenten uit de periferie kwamen het sterkst in. Binnen de sectoren presteerden Banken het sterkst, mede op de inkoop van bestaande leningen. Namen uit de Europese kernlanden lieten tot halverwege augustus nog een verkrapping zien door de aanhoudend sterke vraag. Toen de spreads hier wel erg krap waren, werd onder hoge kwaliteitnamen juist een sell‐off zichtbaar welke soms tot het uitlopen van de spreads van 50 basispunten leidde. Positionering In de rally daalde de spreads van periferienamen het sterkst. Deze zijn in veel gevallen meer dan gehalveerd ten opzichte van de wijdste niveaus in juni / juli. De portefeuille is hier onderwogen ten opzichte van de benchmark om het neerwaarts risico te beperken. Doordat de uitgifte van nieuwe leningen een deel van het derde kwartaal min of meer heeft stilgelegen, in combinatie met de rustige zomerperiode, nam de liquiditeit wederom af. De macro cijfers laten zien dat de economie in Europa vrijwel stil staat, terwijl er nog geen definitieve oplossing is voor de eurocrisis. In dit klimaat wordt binnen de portefeuille een defensieve positionering aangehouden. Dit uit zich in een hogere allocatie naar leningen met een AA‐rating leningen ten koste van BBB’s en een overweging naar het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten (klein), Australië (klein) en de Scandinavische landen (klein) ten koste van Spanje, Italië en Frankrijk. De overige segmenten zijn min of meer neutraal ingenomen, waar de grootste weging op naamniveau bestaat uit grote, internationaal gediversificeerde, defensieve bedrijven. De relatief wat hogere weging naar AAA’s respectievelijk ‘Duitsland’ is te verklaren door het per ultimo september innemen van rente‐exposure ten behoeve van een storting in het fonds. De duratie beweegt zich (dicht) rond de duratie van de benchmark. Verloop creditspread naar rating In de onderstaande spreadgrafieken is het verschil in ontwikkeling van de creditspreads binnen de ratingcategorieën te zien. De ‘bedrijven met een A‐rating hebben de sterkste spreadverkrapping laten zien. Binnen het BBB segment is meer onderscheid tussen namen die sterk gepresteerd hebben en namen die last hadden van afwaarderingen door de aanhoudend zwakke cyclus. Hoger gewaardeerde credits kenden in de tweede helft van het kwartaal een spreadwidening waardoor deze per saldo vrijwel geen spreadverandering hebben laten zien. 350 bps 300 bps
AA A
250 bps
BBB
200 bps 150 bps 100 bps 50 bps 0 bps dec/09 mrt/10 jun/10 sep/10 dec/10 mrt/11 jun/11 sep/11 dec/11 mrt/12 jun/12 sep/12
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
AAA
42
5.2
Bank Loans
Rendementen
QTD
YTD
2011
2010
Portefeuille
2.76%
10.90%
‐0.85%
6.52%
Benchmark
1.92%
6.18%
‐2.08%
2.64%
Relatieve performance
0.84%
4.71%
1.22%
3.88%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager 100.0% Babson Capital Benchmark Credit Suisse Western European Institutional Leveraged Loan Index (non‐USD denominations) Regio’s Europa Noord‐Amerika Landenweging 28% Verenigd Koninkrijk 25% Duitsland 21% Frankrijk 11% Verenigde Staten 4% Finland 11% Overig Top 5 sectoren Chemicals, Plastics and 12% Rubber Containers, Packaging 12% and Glass 11% Retail Stores Diversified / 11% Conglomerate Service Beverage, Food and 6% Tobacco Top 5 issuers 4.0% Alma 3.7% IMO 3.7% Mauser 2007 3.6% BASF Inks 3.5% TDF Credit Rating 2.2% BB 91.5% B 6.3% <=CCC
Marktcommentaar In het derde kwartaal overheerste het positieve sentiment in de financiële markten. Dit sentiment werd vooral door uitspraken van politici en de ECB veroorzaakt. Eerst waren er in juli de toezeggingen om het Spaanse bankensysteem te redden. Vervolgens kwamen er zowel vanuit Brussel als Berlijn en Frankfurt sterke steunbetuigingen voor de euro die hun hoogtepunt vonden in het door Mario Draghi in september gepresenteerde plan van de ECB om de euro te redden. De modus in de markten veranderde van risk‐off in risk‐on en het waren zoals te verwachten de meer risicovolle vermogenscategorieën die het meest van deze beweging profiteerden. Doordat handelaren in het eerste halfjaar maar een zeer beperkte voorraad aan stukken in hun boeken hebben gehouden, vertaalde zich de toegenomen vraag naar meer risicovolle assets in een snelle en significante prijsstijging in de secundaire markt. Zowel Europese High Yield obligaties als Europese Bank Loans konden zo in het afgelopen kwartaal drie positieve maandrendementen laten optekenen. Bank Loans bleven in het derde kwartaal wel achter op High Yield obligaties hetgeen niet verwonderlijk is aangezien de Bank Loans in de voorgaande maanden een minder volatiel prijsverloop hebben laten zien. De terugkeer naar de risk‐on modus betekende ook dat de vraag naar nieuwe Bank Loans weer volop aanwezig was. Bedrijven maakten gebruik van de open kapitaalmarkten en emitteerden op aanzienlijke schaal nieuwe Bank Loans. Terwijl de politiek positieve koppen produceerden, waren de geluiden vanuit het bedrijfsleven eerder neutraal. De meesten bedrijven haalden wel hun resultaatdoelstellingen voor het eerste halfjaar 2012 maar uitten bij de presentatie van de cijfers tegelijk hun zorgen over het restant van het jaar. Ondanks de rally van de afgelopen maanden liggen de spreads op Bank Loans nog hoger dan een jaar geleden. Resultaat Babson Capital kan wederom op een sterk kwartaal terugkijken. De meeste posities in de portefeuille zijn in waarde gestegen waarbij met name de grootste posities het verhoudingsgewijs heel goed hebben gedaan. Zo heeft een Chinese onderneming een groot aandelenbelang in de vorkliftfabrikant Kion, de grootste positie in de portefeuille, genomen. Dit heeft tot een behoorlijke prijsstijging van de uitstaande Bank Loans van Kion geleid. Positionering De manager zet het beleid van risicospreiding via diversificatie onverminderd voort. De Bank Loans in de portefeuille zijn uitgegeven door bedrijven uit tal van verschillende industriesectoren en landen waarbij de manager bedrijven uit PIGS landen mijdt.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
43
5.3
Stichting Mn Services Europees High Yield Fonds
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD
YTD
2011
2010
2009
2008
4.20%
12.24%
‐0.81%
14.27%
58.43%
‐17.03%
5.95%
17.83%
‐1.17%
14.28%
79.96%
‐29.81%
‐1.75%
‐5.59%
0.36%
‐0.01%
‐21.53%
12.78%
Vanaf 1 juli 2009 wordt de huidige benchmark gehanteerd. YTD 2008 vanaf 1 augustus 2008.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/08/2008 Fondsvermogen NAV 96.7 mln NAV per aandeel 144.35 Aantal aandelen 0.67 mln Manager 100.0% BlueBay Benchmark Merrill Lynch European High Yield Index Constrained ex Financials Tracking error Ex‐ante budget: 6.5% Ex‐ante actual: 1.2% Kenmerken Duration 2.4 jaar Securities lending Uitgeleend ultimo kwartaal: 10.3 mln EUR Collateral ultimo kwartaal: 105.4% Netto Opbrengst YTD t.o.v. beschikbaar vermogen 1.6 bp Netto Opbrengst YTD t.o.v. uitgeleend 11.9bp Credit rating: BBB 0.4% BB 21.6% B 50.3% <=CCC 12.7% Not Rated 0.9% Cash 14.1%
Marktcommentaar Het derde kwartaal van het jaar was positief voor de meer risicovolle categorieën zoals Europees High Yield. Beleggers namen meer risico in het afgelopen kwartaal op basis van uitspraken van onder andere Mario Draghi dat de ECB alles wat in haar macht ligt, zal doen om de euro te redden. Hierdoor daalden de spreads van titels uit PIGS landen sterker dan de rest van de markt. Het kwartaal werd voornamelijk gedreven door technische indicatoren die de markt positief stuurden. De vraag naar High Yield, gemeten in exchange‐traded fund en retail mutual fund instroom, was groot. Het nieuws dat door veel beleggers blijkbaar werd genegeerd is dat een aantal grote, vroeg cyclische, bedrijven haar winst verwachtingen naar beneden bijstelde op basis van een verwachte afname van de wereldwijde vraag. De markt voor Europees High Yield was een stuk sterker in het derde kwartaal met 10.1 miljard euro aan nieuw geplaatste High Yield obligaties versus 4.4 miljard euro in het tweede kwartaal. Normaal gesproken is het derde kwartaal het rustigste kwartaal met gemiddeld 4.6 miljard euro aan uitgifte. Het voornaamste gedeelte van de uitgifte op de primaire markt kwam uit het hogere segment, 78% van de bedrijven had tenminste een BB rating en maar 5% had een CCC rating. Resultaat De defensieve positionering van de manager is de voornaamste reden dat de benchmark een stuk beter dan de portefeuille presteerde in het afgelopen kwartaal. Onderwegingen in cyclische bedrijven en bedrijven uit de PIGS landen in het algemeen droegen bij aan de underperformance. Het verhoogde cash niveau van de portefeuille droeg daarnaast ook negatief bij aan het resultaat. Positionering De portefeuille heeft net als in het tweede kwartaal nog een defensieve positionering met een bijbehorend hoog cash level. Binnen de portefeuille is er een overweging naar kern Europese landen en een zeer duidelijke onderweging naar de bedrijven uit de Europese periferie landen. De reden voor deze defensieve positionering is de lagere liquiditeit in de markt en de hoge waarderingen van de asset class. De extra cash positie wordt aangehouden om in het geval van een korte termijn ‘risk‐off’ periode de obligatie portefeuille uit te kunnen breiden. Creditspread t.o.v. Duitsland (in %) 12%
Hoogrentende waarden Europa
9%
6%
Regio Europa
3%
0% dec-09 mrt-10 jun-10 sep-10 dec-10 mrt-11 jun-11 sep-11 dec-11 mrt-12 jun-12 sep-12
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
44
5.4
Stichting Mn Services US High Yield Fonds
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD 3.23% 3.03% 0.20%
YTD 12.02% 12.16% ‐0.14%
2011 9.19% 7.86% 1.33%
2010 21.25% 23.06% ‐1.81%
2009 37.14% 53.17% ‐16.03%
2008 ‐16.94% ‐22.28% 5.34%
2007 ‐6.40% ‐7.53% 1.12%
2006 ‐1.64% ‐0.03% ‐1.61%
Rendementen in USD Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD 4.65% 4.45% 0.20%
YTD 11.02% 11.15% ‐0.14%
2011 5.66% 4.37% 1.29%
2010 13.37% 15.07% ‐1.69%
2009 41.55% 58.10% ‐16.55%
2008 ‐21.02% ‐26.11% 5.08%
2007 3.75% 2.53% 1.22%
2006 10.69% 11.79% ‐1.10%
De benchmark is per 1 januari 2012 aangepast.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/11/2004 Fondsvermogen NAV 386.4 mln NAV per aandeel 165.77 Aantal aandelen 2.33 mln Managers 59.3% MacKay 40.7% Oak Hill Benchmark Bank of America Merrill Lynch BB‐B US High Yield Constrained Index Tracking error Ex‐ante budget: 5.0% Ex‐ante actual: 0.28% Kenmerken Duration 3.6 jaar Securities lending Uitgeleend ultimo kwartaal: 2.0 mln EUR Collateral ultimo kwartaal: 105.1% Netto Opbrengst YTD t.o.v. Beschikbaar vermogen 0.6 bps Netto Opbrengst YTD t.o.v. Uitgeleend 167.5 bps Credit rating: BBB 2.0% BB 35.5% B 55.1% <=CCC 3.9 % Not rated 0.7% Cash 2.8%
Marktcommentaar Centrale banken continueerden hun beleid van liquiditeitsverschaffing voor de kapitaalmarkten ter stimulering van investeringen en economische groei. Investeerders lieten zich hierdoor leiden en verkozen over het derde kwartaal beleggingen in de meer risicovolle vermogenstitels. Op de markt voor hoogrentende bedrijfsobligaties profiteerden bedrijven van de risicobereidheid onder beleggers door en masse nieuwe leningen uit te geven. In september werd een recordbedrag van 47.5 miljard US dollar (bron: J.P. Morgan) aan nieuwe uitgiftes door de markt geabsorbeerd, waarmee het oude record van mei 2011 werd verbroken. Hoewel het merendeel van de uitgiften herfinancieringen betrof was er, afgaand op cijfers van J.P. Morgan, sprake van een marktgroei (netto aanbod) van circa 24 miljard US dollar. De performanceontwikkeling van de nieuwe uitgiftes was positief. Een teken dat het nieuwe schuldpapier moeiteloos door marktparticipanten werd opgenomen. Als naast het derde kwartaal ook het eerste en tweede kwartaal in ogenschouw worden genomen, blijkt dat 2012 een opzienbarend jaar is. Nu reeds beloopt het totaal aan nieuwe uitgiften circa 263 miljard US dollar ten opzichte van 246 miljard US dollar over heel 2011. Retail fondsen en ’exchange‐traded funds hebben volgens AMG/Lipper reeds 33.8 miljard US dollar aan instroom gehad, ruim twee keer zoveel als over heel 2011. Hoewel bovenstaande positief lijkt, en dit voor bedrijven ook zo is (zij kunnen immers makkelijk en relatief goedkoop zichzelf financieren), is een kritische noot gerechtvaardigd. In de maand september was namelijk sprake van een sterke groei in de uitgifte van CCC papier. Sterker, er kwam meer CCC dan BB papier naar de markt. Hoewel het percentage van bedrijven dat in gebreke blijft (‘defaults’) nog altijd laag is, kan dit percentage snel stijgen wanneer CCC papier een groter deel van de markt beslaat en economische tegenwind de kop opsteekt. Resultaat De gehanteerde referentie‐index tekende een kwartaalrendement op van 4.45% in US dollars. De managers behaalden een totaalrendement van 4.65%. Daarmee deden zij het 0.20% beter dan de referentie‐index. Goede kredietselectie in Utilities ondersteunde het portefeuillerendement. Binnen deze sector werd geprofiteerd van fusies. Dit gold ook voor de sector Housing. De kredietselectie in de sector Energy had eveneens een positieve impact op de performance. De onderweging in Media en Telecom pakte, evenals in het tweede kwartaal, ongunstig uit. Dat investeerders de voorkeur gaven aan risicovollere beleggingen blijkt ook uit de rendementverschillen tussen de diverse ratingsegmenten. In tegenstelling tot het tweede kwartaal rendeerde hogere kwaliteit obligaties (+4.48% voor BB) wat minder dan lagere kwaliteit obligaties (+5.39% voor CCC). Het rendementverschil tussen BB en B papier betrof overigens slechts enkele basispunten. Positionering De huidige positionering wordt blijvend bepaald door de stellige overtuiging dat investeerders hun voorzichtigheid jegens hoogrentende obligaties hebben losgelaten, waardoor risico en rendement deels uit balans zijn. De managers selecteren derhalve kredieten die defensief van aard zijn. Op sectorniveau leidt deze kredietselectie tot overwegingen in Energy, Consumer Cyclical en Consumer Non Cyclical. Onderwogen worden Telecom en Banks.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
45
5.5
Stichting Mn Services Obligatiefonds Emerging Markets
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD 5.10% 4.72% 0.38%
YTD 15.25% 14.46% 0.79%
2011 8.42% 8.56% ‐0.14%
2010 23.70% 20.80% 2.90%
2009 26.95% 23.50% 3.45%
2008 ‐9.54% ‐5.53% ‐4.01%
2007 ‐1.96% ‐2.31% 0.36%
2006 0.17% ‐1.03% 1.20%
Rendementen in USD Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD 6.54% 6.16% 0.38%
YTD 14.21% 13.43% 0.79%
2011 4.91% 5.05% ‐0.14%
2010 15.66% 12.96% 2.71%
2009 31.03% 27.47% 3.56%
2008 ‐13.89% ‐10.19% ‐3.70%
2007 8.47% 8.39% 0.08%
2006 11.99% 10.65% 1.34%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/12/2004 Fondsvermogen NAV 607.0 mln NAV per aandeel 202.97 Aantal aandelen 2.99 mln Managers 65.0% MN 18.2% Pramerica 7.4% Ashmore 4.9% Capital 4.5% GMO Benchmark 75% JP Morgan EMBI Global Diversified Index 25% GBI‐EM customised Global Diversified Index (Customised) Tracking error Ex‐ante budget: 6.50% Ex‐ante actual: 2.13% Securities lending Uitgeleend ultimo kwartaal: 72.5 mln Collateral ultimo kwartaal: 104.0% Netto Opbrengst YTD t.o.v. beschikbaar vermogen 0.4bps Netto Opbrengst YTD t.o.v. uitgeleend 7.6 bps Credit rating 0.0 % AAA 3.0 % AA 12.0 % A 49.0 % BBB 25.0 % BB 13.0 % B 3.0 % <=CCC ‐1.0 % Not rated ‐2.0 % Cash
Marktcommentaar Het nieuws dat Emerging Market Debt markten in het afgelopen kwartaal beheerste, waren berichten uit de eurozone met betrekking tot landen uit de periferie, zoals Spanje, die dichterbij een formele steunaanvraag van het Europese noodfonds kwamen. Dit leidde tot een ‘risk‐on’ rally, die hielp in de opleving in Emerging Market valuta en het kleiner worden van de spreads van staatsobligaties en bedrijfsobligaties. Lokale Emerging Market Debt was de verliezer, in lijn met US treasuries, die niet konden profiteren van de opleving. Inflatiecijfers uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de eurozone leken, indien gecorrigeerd voor de recente stijging in energie prijzen, redelijk goed. Emerging Market valuta uit Europa, het Midden‐Oosten en Afrika wisten het meest te profiteren van de US dollar zwakte, terwijl de G10 Europese valuta ook stegen. De Mexicaanse peso bleef achter en verloor 0.24% in spot termen ten opzichte van de US dollar. Zowel de EMBI als de GBI spread daalde met respectievelijk 3 en 17 basispunten in de laatste maand. De Emerging Markets harde valuta (EMBI Gl. Div) index steeg met 6.8% over het afgelopen kwartaal, terwijl de Emerging Markets lokale valuta (GBI‐EM Gl. Div) index steeg met 4.8%. Resultaat De portefeuille bleef de index licht voor. De MN harde valuta allocatie steeg één basispunt YTD boven de index terwijl de lokale valuta allocatie 22 basispunten onder de index sloot. Pramerica (1.96%) had een positieve contributie in tegenstelling tot Ashmore dat het kwartaal met 1.5% underperformance sloot. Capital en GMO droegen respectievelijk 69 en 286 basispunten bij over het afgelopen kwartaal. Op totaal portefeuilleniveau was er een outperformance van bijna 40 basispunten in US dollar termen. Positionering GMO heeft op dit moment een hogere duratie en een zeer risicovolle portefeuille. Ongeveer de helft van de portefeuille is belegd in obligaties met een rating van BBB. MN handhaaft de core positie zonder bedrijfsobligaties. Capital bouwde de allocatie naar lokale staatsobligaties af ten gunste van inflatie bescherming en lokale valuta. Terwijl ze de overall blootstelling naar de markt gelijk houdt aan het afgelopen kwartaal. De portefeuille van Ashmore kenmerkt zich door een minder liquide positionering. Pramerica handhaaft de hogere looptijdblootstelling en kiest voor risicovolle obligaties. Creditspreads 8%
800 bps
7%
700 bps 600 bps
6% Average yield local currency (%)
500 bps
5% Average yield spread to US Treasury in hard currency (bps)
4%
400 bps
3%
300 bps
200 bps 2% dec/09 mrt/10 jun/10 sep/10 dec/10 mrt/11 jun/11 sep/11 dec/11 mrt/12 jun/12 sep/12
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
46
5.6
Stichting Mn Services Aandelenfonds Noord‐Amerika
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD 4.84% 4.87% ‐0.03%
YTD 17.32% 17.33% ‐0.02%
2011 5.06% 4.89% 0.17%
2010 24.11% 24.16% ‐0.05%
2009 24.61% 24.43% 0.17%
2008 ‐35.06% ‐34.36% ‐0.69%
2007 ‐4.91% ‐4.60% ‐0.31%
2006 2.36% 3.28% ‐0.92%
Rendementen in USD Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD 6.28% 6.31% ‐0.03%
YTD 16.27% 16.28% ‐0.02%
2011 1.66% 1.50% 0.16%
2010 16.05% 16.10% ‐0.05%
2009 28.61% 28.43% 0.18%
2008 ‐38.24% ‐37.60% ‐0.65%
2007 5.45% 5.77% ‐0.32%
2006 14.61% 15.46% ‐0.85%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/11/2004 Fondsvermogen NAV 370.1 mln NAV per aandeel 146.20 Aantal aandelen 2.53 mln Manager 100.0% BlackRock Benchmark Russell 1000 Total Return Index Tracking error Ex‐ante budget: 0.50% Ex‐ante actual: 0.14% Top 5 sectoren 19% Information Technology 16% Financials 12% Consumer Disc 12% Health Care 11% Energy Top 5 beleggingen 4.3% Apple Inc. 2.9% Exxon Mobil 1.6% General Electric 1.6% Chevron 1.5% IBM
Marktcommentaar Het derde kwartaal werd gekenmerkt door een behoorlijke koersstijging. Beleggers reageerden enthousiast op de door de verschillende centrale banken aangekondigde maatregelen, die de Europese problematiek naar de achtergrond verdrongen. In de Verenigde Staten werd een nieuwe ronde van monetaire verruiming aangekondigd. Deze stimuleringsmaatregel, die er op gericht is om het vermogen van huishoudens te vergroten door aandelen en huizenprijzen te laten stijgen, is in bepaalde opzichten afwijkend van de eerdere verruimingsoperaties. Deze nieuwe, derde maatregel kent namelijk geen van te voren vastgesteld bedrag of einddatum in tegenstelling tot de eerdere verruimingsmaatregelen. Daarnaast werd meegedeeld dat de zeer lage rentes tot minimaal medio 2015 aangehouden zullen worden. Ook in Japan en Europa werden soortgelijke verruimingsmaatregelen aangekondigd. De kwartaalrendementen tussen de diverse Amerikaanse aandelenbeurzen verschilden niet zo veel van elkaar voor wat betreft stijl als ook marktkapitalisatie. Er bestond een kleine voorkeur voor aandelen met hogere marktkapitalisaties onder beleggers. Resultaat De benchmark steeg gedurende het derde kwartaal in eurotermen 4.87%. Het fonds steeg 4.84% en bleef hiermee iets achter bij de benchmark. Over heel 2012 ligt de performance vrijwel in lijn met de benchmark. Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd door BlackRock, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmarks te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Door het in acht nemen van het uitsluitingbeleid kunnen kleine rendementverschillen ten opzichte van de benchmark ontstaan.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
47
5.7
Stichting Mn Services Aandelenfonds Europa I
Rendementen
QTD
YTD
2011
2010
2009
2008
2007
2006
Fonds
7.21%
12.56%
‐8.20%
10.23%
35.54%
‐51.51%
2.84%
20.20%
Benchmark
7.21%
12.29%
‐8.08%
11.10%
31.60%
‐43.65%
2.69%
19.61%
Relatieve performance
0.00%
0.26%
‐0.11%
‐0.86%
3.95%
‐7.86%
0.15%
0.59%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/10/2003 Fondsvermogen NAV 218.1 mln NAV per aandeel 141.09 Aantal aandelen 1.55 mln Manager 100.0% MN Benchmark MSCI Europe Net Return Index Tracking error Ex‐ante actual:
0.07%
Securities lending Uitgeleend ultimo kwartaal: 9.9 mln EUR Collateral ultimo kwartaal: 108.8% Netto Opbrengst YTD t.o.v. Beschikbaar vermogen 16.0 bp Netto Opbrengst YTD tov uitgeleend 328.3 bp
Marktcommentaar De Zuid‐Europese landen zijn in diepere recessies beland. De landen proberen te manoeuvreren tussen de hoge begrotingstekorten, toenemende werkloosheid en het toch doorvoeren van hervormingen. Spanje heeft hulp ingeschakeld van de Europese Unie voor haar banken die momenteel in zwaar weer verkeren, maar heeft vooralsnog geen noodhulp aangevraagd voor het land als geheel. Het macro‐economische nieuws was ook al niet positief omdat de data aangeven dat de rijkere noordelijke Europese landen nu ook geraakt worden door de economische malaise. Desalniettemin steeg de benchmark door het nieuws dat verscheidene centrale banken nieuwe monetaire verruimingsprogramma’s zullen opstarten. De Europese Centrale Bank heeft aangegeven dat zij ongelimiteerd kort lopende schulden zal opkopen van landen die in de problemen zijn. Daarnaast heeft de president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi, aangegeven er alles aan te zullen doen om de euro te redden. Resultaat Het fonds steeg 7.21% in waarde in het derde kwartaal en presteerde hiermee in lijn met de benchmark. Voor geheel 2012 laat het fonds een stijging van 12.56% zien hetgeen een outperformance van 24 basispunten bedraagt. De outperformance is grotendeels te danken aan het betere fiscale regime van het fonds dan het regime dat de benchmark provider hanteert. Positionering Deze portefeuille wordt volledig passief intern beheerd, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmark zo nauwkeurig mogelijk te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Het uitsluitingbeleid kan tot kleine rendementsverschillen ten opzichte van de benchmark leiden.
Landen top 5 35% Verenigd Koninkrijk 14% Frankrijk 13% Zwitserland 13% Duitsland 5% Zweden Top 5 sectoren 11.9% Food Beverage & Tobacco 11.8% Energy 11.0% Pharmaceuticals & Biotech 9.5% Banks 9.3% Materials Top 5 beleggingen 3.1% Nestle 2.5% HSBC 2.1% Vodafone 2.0% BP 2.0% Roche Holding
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
48
5.8
Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten
Rendementen
QTD
YTD
2011
2010
2009
2008
2007
2006
Fonds
2.33%
9.10%
‐10.87%
25.32%
20.49%
‐33.94%
‐6.13%
‐1.25%
Benchmark
2.32%
9.03%
‐10.85%
23.98%
20.31%
‐33.13%
‐5.03%
0.64%
Relatieve performance
0.01%
0.07%
‐0.02%
1.34%
0.17%
‐0.81%
‐1.10%
‐1.89%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/11/2004 Fondsvermogen NAV 140.8 mln NAV per aandeel 121.75 Aantal aandelen 1.16 mln Manager 100.0% Credit Suisse AG Benchmark MSCI Pacific Free Net Return Index Tracking error Ex‐ante budget: 0.50% Ex‐ante actual: 1.98% Securities lending Uitgeleend ultimo kwartaal: 38.8 mln EUR Collateral ultimo kwartaal: 105.4% Netto Opbrengst YTD t.o.v. beschikbaar vermogen 3.1 bp Netto Opbrengst YTD t.o.v. uitgeleend 14.6 bp Landenweging 58% Japan 26% Australië 9% Hong Kong 6% Singapore
Marktcommentaar In het derde kwartaal heeft de benchmark van het Aandelenfonds Verre Oosten een positief rendement van 2.32% laten zien. De landen Australië, Hong Kong en Singapore hadden een sterk positieve bijdrage aan het rendement. Terwijl Japan, het land met het grootste gewicht in de benchmark, de markt enigszins afremde en het rendement omlaag bracht. De Japanse aandelenmarkt, welke export gedreven is, ondervond in het derde kwartaal de effecten van de aanhoudende dalende wereldwijde vraag en de negatieve macro‐economische berichtgeving in Japan. Bovendien droeg de sterker wordende yen negatief bij aan de export en de concurrentie positie van Japan. Stimuleringsplannen van de Japanse Centrale Bank konden de schade enigszins beperken. Australië, Hong Kong en Singapore profiteerden van de interventies van de Amerikaanse Centrale Bank en de Europese Centrale Bank. Deze interventies resulteerden in een positiever vooruitzicht voor de Europese schulden crisis aan het einde van het derde kwartaal. Resultaat In het derde kwartaal week de portefeuille slechts één basispunt af van de benchmark. Over het gehele jaar wijkt de portefeuille zeven basispunten af van de benchmark. Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd, waarbij getracht wordt het rendement van de benchmark zo nauwkeurig mogelijk te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Het uitsluitingbeleid kan voor kleine rendementsverschillen ten opzichte van de benchmark zorgen.
Top 5 sectoren 32% Financials 15% Industrials 14% Consumer Discretionary 10% Materials 7% Information Technology Top 5 beleggingen 3.2% BHP Billiton 3.1% Toyota 2.7% Commonwealth 2.3% Westpac Banking 2.0% Australia & New Zealand Banking
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
49
5.9
Stichting Mn Services Aandelenfonds Emerging Markets
Rendementen
QTD
YTD
2011
2010
2009
2008
2007
2006
Fonds
7.21%
15.21%
‐13.29%
27.52%
75.62%
‐49.72%
20.99%
18.58%
Benchmark
6.28%
12.99%
‐15.70%
27.13%
72.94%
‐50.91%
25.71%
18.60%
Relatieve performance
0.93%
2.22%
2.40%
0.38%
2.67%
1.19%
‐4.72%
‐0.02%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 01/11/2004 Fondsvermogen NAV 492.1 mln NAV per aandeel 245.12 Aantal aandelen 2.01 mln Managers 25.4% Arrowstreet 17.7% Robeco 17.4% AGF Investments 14.5% Neuberger Berman 13.4% Comgest 11.6% Parametric Benchmark MSCI Emerging Markets Free Net Return Index Tracking error Ex‐ante budget: 4.0% Ex‐ante actual: 2.62% Securities lending Uitgeleend ultimo kwartaal: 8.5 mln EUR Collateral ultimo kwartaal: 105.2% Netto Opbrengst YTD t.o.v. beschikbaar vermogen 6.1 bps Netto Opbrengst YTD t.o.v. uitgeleend 68.4 bps
Commission Recapture Gegenereerde opbrengsten QTD USD: 3.9k YTD USD 15.0k
Landen top 5 15% Brazilië 15% China 12% Zuid‐Korea 8% Zuid‐Afrika 6% Taiwan Top 5 sectoren 24% Financials 13% IT 12% Energy 12% Consumer Staples 11% Materials
Marktcommentaar Na een zwak tweede kwartaal werd in het derde kwartaal de positieve trend van het eerste kwartaal voortgezet in de opkomende aandelenmarkten. De risico‐aversie nam wereldwijd af. Dit is vooral te danken aan de acties van overheden en centrale banken. Zo werd in de Verenigde Staten een derde ronde van monetaire verruiming aangekondigd, kwam de ECB met aanvullende maatregelen om de crisis te bestrijden en werd onder andere in Zuid‐Afrika, China en Brazilië de rente verlaagd. In India probeert de overheid een aantal structurele verbeteringen door te voeren. Deze zijn er onder andere op gericht om de economie meer open te stellen voor buitenlandse investeringen. Al deze acties compenseerden voor het feit dat de groeiverwachtingen voor de economie wereldwijd naar beneden werden bijgesteld en de winstverwachtingen in de opkomende landen ook fors neerwaarts werden herzien. De opkomende markten lieten in dollartermen een outperformance zien ten opzichte van de ontwikkelde markten. Azië was de best presterende regio, gevolgd door EMEA (Europa, Midden‐Oosten en Afrika). Latijns‐Amerika was de hekkensluiter. Gemiddeld genomen stegen de valuta van opkomende landen ten opzichte van de US dollar. Resultaat Het fonds wist in het derde kwartaal een outperformance te realiseren. De performance van de managers liet een gemengd beeld zien. Drie managers wisten een outperformance te noteren in het derde kwartaal, te weten AGF, Comgest en Neuberger Berman. Arrowstreet, Robeco en Parametric bleven licht achter bij de benchmark. Voor veel managers was september een lastige maand, in deze maand stegen de koersen in korte tijd snel en wijzigde de landen‐ en sectorvoorkeur van beleggers. Na veel positieve kwartalen bleef Arrowstreet dit kwartaal licht achter bij de benchmark. Dit gebeurde in een kwartaal waar de meer cyclisch gevoelige sectoren een outperformance lieten zien en meer defensieve sectoren achterbleven. Koersmomentum was één van de factoren die negatief bijdroeg aan het resultaat van deze kwantitatieve manager. AGF Investments profiteerde van een goede aandelenselectie in de sector Materials en de sector Consumer Staples. De overweging naar goudmijnen pakte goed uit door de stijgende goudprijs. Parametric kent een structurele onderweging naar de grote landen in de benchmark. Onder andere de onderweging van Korea zorgde voor een lichte underperformance. Bij Robeco zorgde de aandelenselectie in China, India en Zuid‐Afrika voor de underperformance. De landenallocatie was licht positief. Comgest was dit kwartaal de best presterende manager in de portefeuille. Deze manager heeft een vrij geconcentreerde portefeuille en enkele fondsen in portefeuille presenteerden sterk boven verwachting. De oplopende goudprijs droeg positief bij door de overwogen positie in goudwinnende bedrijven. Ook voor Neuberger Berman was de grondstoffensector de sector waar veel outperformance werd gerealiseerd. De ijzerertsbedrijven werden hard geraakt door afnemende vraag uit China en deze manager kent een onderweging naar deze bedrijven. Positionering Binnen de portefeuille zijn China en Zuid‐Korea onderwogen, terwijl Zuid‐Afrika en Brazilië overwogen zijn. Op sectorniveau zijn Duurzame Consumptiegoederen, Cyclische Consumptiegoederen en Telecom de grootste overwegingen. Terwijl Grondstoffen, Energiebedrijven en Financiële Waarden de grootste onderwegingen zijn. De sectorwegingen duiden nog steeds op een licht defensieve tilt in de portefeuille. In het derde kwartaal van dit jaar hebben er geen managerwisselingen plaatsgevonden binnen de portefeuille.
Top 5 beleggingen 3.2% Samsung 2.3% China Mobile Ltd. 2.0% Taiwan Semicond. 1.6% Petrobras 1.3% America Movil
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
50
5.10
Private Equity
Rendementen
QTD*
YTD**
2011
2010
2009
2008
Portefeuille
4.20%
3.87%
16.51%
23.95%
6.29%
‐29.18%
Benchmark
4.20%
3.87%
16.51%
23.95%
6.29%
‐29.18%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
* Het weergegeven rendement betreft het volledige rendement van het tweede kwartaal (inclusief herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties). ** In het YTD‐rendement zijn de voor dit jaar bekende herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties opgenomen, maar hier zijn nog niet de herwaarderingen van Q3 opgenomen, die in de loop van Q4 bekend zullen worden.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager 77.2% HarbourVest 22.8% MN Benchmark Gelijk aan portefeuille Commitments 13.1 miljoen EUR 17.3 miljoen USD Outstanding commitment 4.6 miljoen EUR 4.3 miljoen USD
Marktcommentaar De onzekerheid over de Europese (schulden)crisis en zwakke economische vooruitzichten zijn een bron van volatiliteit op de financiële markten. Na de teleurstellende beursgang van Facebook is de markt voor nieuwe beursintroducties voorlopig ‘op slot’ en zijn geplande beursgangen uitgesteld. De totale omvang van private equity deals in 2012 blijft sterk achter bij vorig jaar. Resultaat Het rendement van de eerste drie kwartalen in 2012 was positief met 3.87%. In het tweede kwartaal is het rendement positief afgesloten met 4.20%. Het fonds bevindt zich nog in de opbouwfase en zit daardoor nog in de j‐curve (kosten lopen vooruit op de opbrengsten). Het fonds is per kwartaaleinde voor iets meer dan de helft in US dollars belegd. In het derde kwartaal van 2012 is de US dollar 1.5% in waarde gedaald ten opzichte van de euro. Er is in het tweede kwartaal voor EUR 0.03 miljoen opgevraagd voor investeringen en management fees, en EUR 0.5 miljoen terugontvangen uit verkopen, renteopbrengsten en dividenden. Het gecommitteerde geld is tot nu toe voor circa 70% opgevraagd. Het resterende bedrag zal over de komende één à anderhalf jaar worden opgevraagd. Positionering HarbourVest De Private Equity portefeuille is voor 77.2% belegd in vier fondsen van HarbourVest. In het eerste kwartaal hebben er in de fondsen waarin HarbourVest heeft geïnvesteerd, diverse distributies plaatsgevonden. Een aantal kenmerkende distributies wordt hier besproken. In de US dollar buy‐out fondsen (HIPEP IV en VII BO) is EUR 0.13 miljoen ontvangen aan verkoopopbrengsten. HIPEP IV heeft distributies van CVC Europe ontvangen uit haar verkoop van Elster Group aan Melrose PLC, de verkoop van een minderheidsbelang in Formula One Group alsmede ontvangen dividend uit de beursgenoteerde Samsonite International. HIPEP VII BO heeft een herkapitalisatie van Artisan Partners ontvangen en verkopen van belangen in AlixPartners aan CVC, Mosaic Sales Solutions aan Acosta Sales and Marketing en de verkoop Wm. Bolthouse Farms aan Campbell Soup Company (NYSE: CPB). Via HBVP VII VC is een deel van de portefeuille in venture capital geïnvesteerd. Er zijn diverse distributies ontvangen voor totaal EUR 0.11 miljoen. Het geld kwam onder meer uit de verkopen van HarbourVest’s belangen in Anobit Technologies door Apple en U.S. Renal Care aan Leonard Green & Partners. Daarnaast zijn beursbelangen verkocht in MaxLinear (NYSE: MXL), MetroPCS Communications (NYSE: PCS), Facebook (NASDAQ: FB) en Brightcove (NASDAQ: BCOV). Het eurofonds (HIPEP V) heeft EUR 0.24 miljoen ontvangen, voornamelijk uit de verkopen van BARTEC GmbH aan Charterhouse Capital Partners en NDS Group aan Cisco Systems. Positionering FIP 09 Het Mn Services Private Equity Fonds 2009 heeft in twee Europese en drie Amerikaanse fondsen belegd. In het afgelopen kwartaal heeft het fonds circa EUR 1.75 miljoen opgevraagd voor investeringen en kosten van bedrijfsvoering. Riverside Fund heeft EUR 0.5 miljoen opgevraagd voor haar investering in Allied Dental, een Amerikaanse tandartspraktijk met 21 vestigingen in New Jersey en Pennsylvania. Hellman & Friedman heeft eveneens EUR 0.5 miljoen opgevraagd, dit ter financiering voor de overname van Wood Mackenzie. Wood Mackenzie is een wereldwijd onderzoeks‐en adviesbureau voor de energie‐ en mineralenmarkt. BC Partners heeft EUR 0.23 miljoen opgevraagd voor de voltooiing van haar overname van de Duitse farmaceut Aenova Holding. Aenova Holding is overgenomen van het Londense private equityhuis Bridgepoint Capital.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
51
5.11
Direct Onroerend Goed Nederland
Rendementen Portefeuille Benchmark Relatieve performance
QTD* 0.79% 0.79% 0.00%
YTD** 0.87% 0.87% 0.00%
2011 1.48% 1.48% 0.00%
2010 6.09% 6.09% 0.00%
2009 ‐4.82% ‐4.82% 0.00%
2008 ‐4.68% ‐4.68% 0.00%
* Het weergegeven rendement betreft het volledige rendement van het tweede kwartaal (inclusief herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties). ** In het YTD‐rendement zijn de voor dit jaar bekende herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties opgenomen, maar hier zijn nog niet de herwaarderingen van het derde kwartaal opgenomen, die in de loop van het vierde kwartaal bekend zullen worden.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. AuM (mln) EUR 15 Managers 92% CBRE 4% CHIPSOL 2% FORWARD BP LANDINVEST 2% Benchmark Gelijk aan portefeuille Landenweging 100% Nederland Grootste fondsen (ultimo tweede kwartaal 2012)
CBRE Dutch Residential Fund I CBRE Dutch Retail Fund I CBRE Dutch Office Fund I Sectorverdeling portefeuille (ultimotweede kwartaal 2012)
51% 25% 16% 8%
Woningen Winkels Kantoren Overig
Resultaat De CBRE‐fondsen in de Nederlandse vastgoedportefeuille rapporteren rendementen pas nadat de klantrapportages zijn opgesteld. Daarom betreffen de hier genoemde CBRE‐rendementen die van het voorgaande kwartaal. De ‘niet‐CBRE’ fondsen rapporteren niet op kwartaalbasis. Van de drie grootste CBRE‐fondsen binnen de Nederlandse vastgoedportefeuille van Stichting Pensioenfonds Productschappen lieten alle fondsen in het tweede kwartaal van 2012 een negatief indirect rendement zien. Het Winkelfonds had het minst negatieve indirect rendement (‐0.2%). Het Woning‐ en Kantorenfonds scoorden een indirect rendement van respectievelijk ‐0.3% en ‐2.5%. Op totaalniveau (inclusief de CBRE‐ontwikkelingsfondsen, Landinvest en Forward Business Park / Chipsol) was het indirecte rendement, met name onder invloed van het Kantorenfonds, ‐0.7%. Het directe rendement op totaalniveau (in de vorm van dividenduitkeringen) was 1.0% in het tweede kwartaal van 2012, waardoor het totaalrendement op 0.3% uitkwam. Positionering De portefeuille van Stichting Pensioenfonds Productschappen is voor de helft belegd in Woningen, een kwart in Winkels en ongeveer 16% in Kantoren. Het resterende deel betreft met name gronden rond vliegveld Schiphol. In het derde kwartaal waren volgens de NVM de transactieprijzen van bestaande koopwoningen gemiddeld 7.5% lager dan in het derde kwartaal van 2011 en 16% onder de piek van vier jaar geleden. De prijzen zijn daarmee harder gedaald dan in de eerste dip na het uitbreken van de crisis. De omvang van deze daling is opvallend en heeft vermoedelijk te maken met de (verwachte) koopkrachtdaling als gevolg van de aangekondigde bezuinigingen in het Lenteakkoord. Een aantal maatregelen in het Lenteakkoord zal het vooral moeilijker maken voor starters op de woningmarkt. Naar verwachting zal zich in het vierde kwartaal een kleine piek in de verkopen voltrekken. De vraag naar betaalbare huurwoningen neemt toe. Mede door beperkte nieuwbouw en het meer concurrerend worden van de huursector biedt dit goede perspectieven voor de huurmarkt. Als gevolg van de economische tegenwind en de opkomst van het internetwinkelen is vooral in de kleine en middelgrote steden een dalende trend waarneembaar in de winkelbezoeken en bestedingen. Inmiddels wordt één op de drie aankopen via internet gedaan, wat ten koste gaat van de aankopen in de fysieke winkels. Voornamelijk grote internationale winkeliers weten zowel de offline als online kanalen optimaal te benutten en zijn bepalend voor het succes van een winkelgebied. Succesvolle winkelgebieden hebben een sterke regionale functie, sluiten het best aan bij de wensen van internationale winkeliers en kennen daardoor een lage leegstand (tot 3.5% op A‐ locaties). De opname in de kantorenmarkt is in het derde kwartaal van 2012 meer dan 40% teruggelopen tot 122,800 m². Mede door het lage nieuwbouwvolume en onttrekkingen stijgt desondanks het leegstandsniveau niet veel meer, maar is nog steeds onverminderd hoog (15%). De onttrekkingen in de kantorenmarkt komen vooral tot stand door de toenemende initiatieven voor transformatie, maar lang niet alle kantoorgebouwen lenen zich hiervoor. Zowel kantoorgebruikers als beleggers hebben vooral interesse in duurzaam kwalitatief hoogwaardig vastgoed. Om liquiditeit te genereren is ervoor gekozen om de CBRE‐fondsen, binnen de aanwezige mogelijkheden, af te bouwen. Hiervoor zijn redemption requests ingediend bij CBRE.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
52
5.12
Onroerend Goed Direct Noord‐Amerika
Rendementen
QTD*
YTD**
2011
Portefeuille
15.62%
12.03%
52.12%
Benchmark
15.62%
12.03%
52.12%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
Rendementen in USD Portefeuille Benchmark Relatieve performance
QTD* 10.18% 10.18% 0.00%
YTD** 11.03% 11.03% 0.00%
2011 47.20% 47.20% 0.00%
* Het weergegeven rendement betreft het volledige rendement van het tweede kwartaal (inclusief herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties). ** In het YTD‐rendement zijn de voor dit jaar bekende herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties opgenomen, maar hier zijn nog niet de herwaarderingen van het derde kwartaal opgenomen, die in de loop van het vierde kwartaal bekend zullen worden.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager 98.2% Gencap Partners 1.8% Cash Benchmark Gelijk aan portefeuille Landenweging 100% Noord‐Amerika Sectoren 100% Woningen
Marktcommentaar De vastgoedsector in de Verenigde Staten handhaaft de trend van een gematigd positieve ontwikkeling. Dit lijkt nauw samen te hangen met de aanstaande verkiezingen. Veel investeringsbeslissingen en daarmee transacties worden uitgesteld tot na de verkiezingen. Ook de prognoses van taxateurs zijn daardoor voorzichtiger van karakter, hetgeen in de waardeontwikkeling tot uitdrukking komt. De huurstijging in de sector verhuurappartementen blijft doorzetten. De betaalbaarheid van huurwoningen staat daardoor onder druk. Op termijn kan dit bijdragen aan een verder herstel van de koopwoningenmarkt. Resultaat De portefeuille, gemeten in US dollars, behaalde in de eerste drie kwartalen van 2012 een rendement van 11.03%. Het project ‘The Monarch’ in Austin is in mei van dit jaar afgesloten. Het project was reeds vorig jaar verkocht door manager ZOM. Het project kon niet eerder afgesloten worden vanwege een lopende rechtszaak over de onroerende zaak belasting, een juridisch geschil met betrekking tot de winkelruimte en het lopende garantiefonds. Het uiteindelijke rendement voor deze investering bedraagt 4.4%. Positionering Het laatste nog resterende project, Brushy Creek, is een complex bestaande uit 360 appartementen bestemd voor de verhuur. Het project is gelegen nabij route 35 in Round Rock, Texas, ten noorden van Austin. Het project wordt beheerd door Gencap Partners. Gencap Partners handhaaft in het project Brushy Creek wederom een hoge verhuurgraad (96%). Het project wordt in het vierde kwartaal via CBRE in de verkoop gebracht. De afronding wordt voorzien in het eerste kwartaal van 2014. De belangstelling van kopers voor dit soort projecten is momenteel erg groot. De prognose voor wat betreft de netto IRR is circa 6%.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
53
5.13
Onroerend Goed Direct Asia Pacific
Rendementen
QTD*
YTD**
2011
Portefeuille
10.21%
4.26%
12.04%
Benchmark
10.21%
4.26%
12.04%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
Rendementen in USD Portefeuille Benchmark Relatieve performance
QTD* 5.02% 5.02% 0.00%
YTD** 3.33% 3.33% 0.00%
2011 8.41% 8.41% 0.00%
* Het weergegeven rendement betreft het volledige rendement van het tweede kwartaal (inclusief herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties). ** In het YTD‐rendement zijn de voor dit jaar bekende herwaarderingen, capital calls en ‐distributions en wisselkoersmutaties opgenomen, maar hier zijn nog niet de herwaarderingen van het derde kwartaal opgenomen, die in de loop van het vierde kwartaal bekend zullen worden.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager 100.0% Composition Capital Asia Benchmark Gelijk aan portefeuille Landenweging 20% China 18% Japan 15% Vietnam 13% Zuid‐Korea 12% Singapore 7% Maleisië 5% Hong Kong 10% Overig Sectoren 60% Woningen 29% Kantoren 8% Winkels 2% Logistiek 1% Overig
Marktcommentaar De spanning tussen China en Japan over de Senkaku of Diayo eilanden doet beide economieën op korte termijn geen goed. De winkelsector is dit kwartaal het meest populair onder investeerders. Deze sector laat in de eerste kwartalen van 2012 een groei van het aantal transacties zien van 16% op jaarbasis. Hong Kong is nog steeds de sterkste winkelmarkt ter wereld. De tophuren stijgen opnieuw, dit keer met 3.3% op kwartaalbasis. Ook in de duurste winkelstraat in Singapore, Orchard Road, stijgen de huren. Hong Kong en Singapore blijven profiteren van stijgende toeristenaantallen. De suburbane winkelcentra in Singapore zijn volledig verhuurd en noteren lichte huurstijgingen. In Japan zijn nauwelijks veranderingen te constateren. De consumentenbestedingen lopen iets op, maar huren blijven onveranderd. De huurniveaus van kantoren hebben in Tokio een bodem bereikt. De leegstand begint af te nemen. In Hong Kong is een vervangingsvraag waarneembaar. De tophuren in Singapore en Hong Kong dalen door een afnemende vraag van de bankensector.In Japan komt de meeste vraag naar logistieke ruimte van de transportsector en van internetwinkelen. In de woningsector is er waardestijging in Tokio. De verhuursector doet het goed, er is weinig leegstand. Het nieuwbouwaanbod in China en Singapore is beperkt en heeft een gunstig effect op de prijsvorming. In Seoul komt veel nieuwbouwaanbod op de kantorenmarkt, waardoor op de korte termijn nog geen herstel verwacht wordt. Veel van het nieuwbouwaanbod kampt met leegstand. Ook in Tokio komt veel nieuw aanbod op de markt. Over het algemeen is in de overige markten weinig nieuwbouw gepland, waardoor de huurprijzen voor toplocaties waarschijnlijk stand zullen houden. De toegenomen onzekerheden over de afnemende economische groei in China maken het waarschijnlijk dat de groei van de winkelomzetten in Hong Kong zullen afzwakken. Desondanks zal China één van de aantrekkelijkste winkelmarkten blijven binnen Azië Pacific voor internationale retailers en retailers in het luxe segment. De huurprijzen voor winkels in Japan zullen op de korte termijn geen verdere stijging laten zien. Resultaat De portefeuille behaalde een rendement van 4.26%. Hiermee is het year‐to‐date rendement gestegen ten opzichte van het vorige kwartaal. Positionering Het Composition Capital Asia Fund keerde sinds de oprichting een kwart van het geïnvesteerde kapitaal uit. De financieringspositie is licht gedaald en met 43% vreemd vermogen ruim onder het gestelde maximum van 75%. De komende twaalf maanden loopt 35% van de leningen af. Een aantal onderliggende fondsen is actief aan het verkopen. In Japan verkocht GCAP een aantal objecten. ARCH behaalde in vijf maanden tijd op twee objecten in Chengdu en Shenzhen een verkoopresultaat van 90% op de ontwikkelde woningen. In Macau ontving ARCH een bod op de hotelontwikkeling. Ostara Korea verkocht een logistiek centrum in Korea. Over de hele linie ging de bezettingsgraad in de portefeuilles omhoog. Jongro Place, het kantoorgebouw in Seoul, is voor 60% verhuurd. Het merendeel van de portefeuille bevindt zich nu in de gestabiliseerde fase. De Integra Tower in Kuala Lumpur zal in november worden opgeleverd.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
54
5.14
Commodities
Rendementen
QTD
YTD
2011
2010
2009
Portefeuille
9.59%
3.70%
4.06%
20.25%
15.55%
Benchmark
9.60%
3.98%
3.73%
19.34%
15.18%
Relatieve performance
0.00%
‐0.29%
0.32%
0.90%
0.37%
Rendementen in USD Portefeuille Benchmark Relatieve performance
QTD 11.10% 11.10% 0.00%
YTD 2.77% 3.05% ‐0.28%
2011 0.69% 0.38% 0.31%
2010 12.44% 11.59% 0.84%
2009 19.27% 18.88% 0.39%
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager 100% MN Benchmark GSCI Total Return Index ex Natural Gas S&P GSCI Commodity Index 67.5% Energy 15.1% Agriculture 7.1% Base Metals 4.5% Livestock 3.8% Precious Metals
Marktcommentaar Gedurende het kwartaal zijn de prijzen van de verschillende grondstoffen bewegelijk geweest. De stijging van landbouwgrondstoffen is met name te wijten aan droogte in het midden‐westen van de Verenigde Staten. Na de negatieve gevolgen van het La Niña klimaateffect op de voorraden in Zuid‐Amerika, is de droogte in de Verenigde Staten, tevens de grootste graanexporteur van de wereld, het volgende hoofdstuk in een reeks van tegenslagen. Door de reeds krappe voorraden en in combinatie met een wederom tegenvallende oogst, hebben de prijzen van onder andere maïs en sojabonen een recordhoogte bereikt. De stijging van energieprijzen vloeit voort uit de krapte op de fysieke markt, waar door onderhoud op de Noordzee velden veel aanbod tijdelijk niet beschikbaar is. Ook heeft een wat minder gespannen houding ten opzichte van de Europese schuldencrisis en andere macro‐economische factoren voor wat opluchting gezorgd. Daarnaast heeft het conflict in Syrië en de houding van Iran ten opzichte van de ontwikkeling van hun nucleaire programma voor een toename van geopolitieke spanningen gezorgd. Deze toename heeft vervolgens tot een stijging van olieprijzen geleid. De stijging van industriële metalen is met name een gevolg van de groeistimulerende signalen vanuit China. Op dit moment zijn de voorraden laag en krimpend voor het belangrijkste metaal (koper) in de sector. Tegelijkertijd stelt de aanbodzijde van de markt teleur, wat de krapte verder doet vergroten. Hiervan was de gerealiseerde prijsstijging het gevolg. Gedurende het gehele kwartaal is de prijs van edelmetalen gestegen. Vanaf medio augustus werd het gerucht dat er in de Verenigde Staten een nieuwe ronde kwantitatieve verruiming aan zat te komen steeds vaker gehoord. Uiteindelijk is de ingreep door de FED tegen het einde van het kwartaal bekend gemaakt, met een stijging van de prijzen als gevolg. Reslultaat Het derde kwartaal van 2012 heeft een positief rendement gekend van 11.10% in dollartermen en 9.59% in eurotermen. De spreiding tussen de verschillende sectoren is relatief gering, maar binnen het kwartaal hebben zich grote verschillen voor gedaan. Zo hebben landbouwgrondstoffen een sterke stijging gekend aan het begin van het kwartaal. De energiesector heeft juist in het midden van het kwartaal goed gepresteerd en de industriële metalen juist aan het einde van het kwartaal. Positionering Het rendement van de Total Return Index is in het derde kwartaal iets hoger geweest dan het rendement van de Spot Return Index. Er is hiermee sprake van een backwardation effect. Backwardation houdt in dat de curve een negatieve steilheid heeft. Dit leidt ertoe dat het rendement van investeringen in commodity futures hoger is dan de waargenomen verandering in ‘spot’ prijzen. Dit komt doordat de futures tegen een steeds iets lagere prijs worden aangekocht dan waartegen ze een maand later worden verkocht. De voornaamste reden voor de backwardation is de krapte op de Brent olie‐ en de landbouwmarkten. De belangrijkste oorzaak voor de vorm van de curve is de zogeheten convenience yield: het bedrag dat partijen willen betalen om de fysieke commodity te bezitten in plaats van het future contract. Wanneer de voorraden van grondstoffen hoog zijn, is deze premie laag. Er is namelijk voldoende fysiek product beschikbaar. Door het afnemen van de voorraden zijn marktpartijen bereid een hogere premie voor de fysieke grondstof te betalen, wat het effect van backwardation vergroot.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
55
5.15
Stichting Mn Services Hedgefunds Fonds
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD ‐0.26% ‐0.83% 0.58%
YTD 4.51% 2.50% 2.01%
2011 4.21% 5.50% ‐1.29%
2010 13.58% 9.26% 4.32%
2009 7.94% ‐1.04% 8.97%
2008 ‐8.33% 8.72% ‐17.05%
2007 2.56% ‐3.82% 6.38%
2006 0.02% ‐4.32% 4.35%
Rendementen in USD Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD 1.12% 0.53% 0.58%
YTD 3.57% 1.58% 1.99%
2011 0.84% 2.09% ‐1.25%
2010 6.21% 2.16% 4.04%
2009 11.41% 2.15% 9.26%
2008 ‐12.90% 3.37% ‐16.27%
2007 12.77% 6.65% 6.12%
2006 12.23% 6.96% 5.26%
De portefeuillewaarde en het portefeuillerendement zijn gebaseerd op de officiële NAV van de externe managers, welke in het algemeen met een vertraging van een maand worden aangeleverd. Het benchmarkrendement is bijgewerkt tot en met eind september 2012.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 december 2004 Fondsvermogen NAV: 323.5 mln NAV per aandeel: 141.26 Aantal aandelen: 2.29 mln Benchmark vierwekelijkse T‐bill rente + 2% Top 5 Managers 5.5% BlueCrest 5.3% Bridgewater 5.2% Heliant 5.1% Omnitrend 5.0% Winton Stijl 21.0% Multi Strategy 17.9% Quant (CTA) 14.1% Credit / Distressed 9.3% Volatility Arbitrage Systematic 8.5% Fundamental 6.9% Global Macro 5.7% Convertible Arbitrage 5.5% Mixed Arbitrage 3.4% Equity Market Neutral 3.4% Short Term trading 1.9% Fund of Hedge Funds 1.6% Cash 0.6% Direct Lending 0.3% SPV Liquiditeit 56.2% kwartaal 36.8% maand 4.0% jaar 1.8% op verzoek 1.1% sidepockets 0.1% halfjaar
Marktcommentaar Afgelopen kwartaal stegen aandelenmarkten, terwijl yields op staatsobligaties sterk daalden in Spanje en Italië. Het positieve sentiment dat hieraan ten grondslag ligt, is met name terug te voeren op de uitspraak van Draghi dat hij alles in het werk zal stellen om de euro te redden. Meer specifiek gaf hij aan dat hij ongelimiteerd één‐ tot driejaars obligaties van Spanje gaat kopen als Spanje aanklopt bij het Europees Stabiliteitsmechanisme. Resultaat De portefeuille rendeerde 1.12% in US dollar in het derde kwartaal. Dit is 0.58% hoger dan de benchmark. Over 2012 is het rendement van de portefeuille 3.57% in US dollar. De outperformance ten opzichte van de benchmark komt uit op 1.99% in US dollar. Een positief rendement over dit kwartaal werd behaald door nagenoeg alle managers binnen de hedgefondsportefeuille. Canyon behaalde een rendement van zo’n 4.4% in US dollar over dit kwartaal. Vooral de verbeterde huizenmarkt in de Verenigde Staten droeg bij aan het mooie rendement van deze manager. Andere credit/distressed managers behaalden ook goede resultaten. York behaalde een rendement van 4.9% in US dollar. Ook Kingstreet behaalde een mooi rendement van 3.5% in US dollar, waarvan 1.2% afkomstig is van posities in Lehman Brothers. De macromanager Bridgewater behaalde een rendement van 4.7%. De grootste bijdragen aan deze rendementen komen van long posities in West‐Europese en Amerikaanse aandelen en de long goud positie. DE Shaw Heliant rendeerde 4.4% over het derde kwartaal. De rendementsattributie kwam onder andere van yield curve trading in Spaanse en Italiaanse staatsobligaties. De grootste negatieve bijdrage kwam van Ionic, een volatiliteitsmanager. Het resultaat van deze manager was –6.4% over het derde kwartaal. Verliezen van deze manager zijn vooral toe te schrijven aan long posities in volatiliteit. De risk on omgeving van het derde kwartaal zorgde voor een daling in volatiliteit binnen verschillende beleggingscategorieën. Two Sigma, een andere volatiliteitmanager, profiteerde hier juist van en rendeerde 4.0% in US dollar. Positionering De portefeuille zal meer worden gepositioneerd om in een risico averse omgeving goed te renderen. Macromanagers en CTA’s doen het vaak goed in dit type omgeving. Daarnaast doen we een search naar een staartrisico manager die bescherming biedt aan de hedgefondsportefeuille in marktomgevingen zoals de herfst van 2008 en de zomer van 2011. New Finance en M&G Episode worden in het vierde kwartaal ontslagen. Redenen voor ontslag zijn respectievelijk de dubbele kostenstructuur en de hoge correlatie met aandelen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
56
5.16
Microfinance
Portefeuille De microkrediet portefeuille van Productschappen bestaat uit een investering in GMDC I (Goodwell Microfinance Development Company) en GMDC II. De portefeuille heeft in het tweede kwartaal van 2012 een rendement van 1,.59% behaald. In West‐Afrika lopen de investeringen volgens verwachting. Dit deel van de portefeuille is nog open voor nieuwe investeerders en er wordten volop investeringen gedaan. Goodwell probeert met haar investeringen in dit gebied toegevoegde waarde te bieden aan de onderontwikkelde financiële infrastructuur, oftewel inclusive finance. Toch blijft het een uitdaging om de governance structuur aan te passen. Momenteel heeft Goodwell 1één investering in Ghana en eeéén investering in Nigeria. Daarnaast is er kort geleden een derde investering goedgekeurd. Het betreft Microcred, een Franse organisatie die wereldwijd banken opzet. De toegevoegde waarde van Microcred is dat het Europese roots heeft en met haar wereldwijde aanwezigheid goed gediversifieerd is. De investeringen in India laten, na enige terugval, nu een goed herstel zien. Langzamerhand neemt de activiteit in microkrediet in India weer toe. Suryoday is hier een goed voorbeeld van., Goodwell verwacht dat er binnenkort een exit van Suryoday zal volgen. Deze organisatie die in het Indiase deel van de portefeuille zit, heeft een partij aangehaald die haar kapitaalbehoefte gaat vervullen. Op termijn kan ook een exit van Equitas worden verwacht. Equitas breidt met succes haar financieringstak in huizen en tweedehands auto’s verder uit. Dit zijn signalen dat de microkrediet markt in India weer op gang komt,. mMaar voorzichtigheid is geboden vanwege de eurocrisis, de fiscale stimuli wereldwijd en verlaagde consumptievraag in India. Het lijkt erop dat de Indiase markt in 2013/2014 weer aantrekkelijk genoeg zal zijn voor exits, wat het fonds voldoende ruimte geeft om haar exits te gaan realiseren voor de einddatum. Organisatie De Final Closing Date van GMDC II is met 6 maanden verlengd tot eind 2012. Goodwell heeft namelijk een aantal nieuwe potentiële investeerders in de pijplijn, maar het proces is traag.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
57
Bijlage 1: Standaard Risico Model Vereist Vermogen Het solvabiliteitsrisico is het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen. Voldoende vermogen houdt niet alleen in dat het vermogen ten minste gelijk is aan de verplichtingen. Er moet ook sprake zijn van een toereikende algemene reserve voor het opvangen van tegenvallers. DNB heeft een Standaard Risico Model (SRM) voorgeschreven om te toetsen of in het pensioenfonds voldoende vermogen aanwezig is om beschermd te zijn tegen diverse risico's. In het standaardmodel zijn de risicofactoren gedefinieerd zoals vermeld in de tabel onder S1 t/m S6. In de standaardmethode wordt elk risico omgerekend naar een bepaalde vermogenseis. De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit. Diversificatievoordeel vindt plaats aangezien sommige risico's met elkaar correleren, dus simultaan optreden en andere risico's juist niet. Onderstaande tabel laat de uitkomsten van het standaardrisicomodel zien, uitgaande van de feitelijke portefeuillesamenstelling:
Solvabiliteit in mln EUR
Benodigd t.o.v. verplichtingen
Renterisico (incl. inflatie)
S1
13.5
3.2%
Aandelenrisico
S2
27.6
6.5%
Valutarisico
S3
18.4
4.3%
Grondstoffenrisico
S4
3.1
0.7%
Kredietrisico
S5
7.4
1.8%
Verzekeringstechnisch risico
S6
18.3
4.3%
Diversificatie voordeel
‐43.0
‐10.1%
Vereist eigen vermogen
45.3
10.7%
Risicofactor
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
58
Vereist eigen vermogen Diversificatie voordeel Verzekeringstechnisch risico Kredietrisico Grondstoffenrisico Valutarisico Aandelenrisico Renterisico (incl. inflatie) -50.0
-40.0
-30.0
-20.0
-10.0
0.0
10.0
20.0
30.0
40.0
50.0
Figuur 5.1: solvabiliteit in mln EUR Uit de berekening blijkt dat het vereiste eigen vermogen gelijk is aan 45.3 miljoen euro. Uitgedrukt in een percentage van de pensioenverplichtingen bedraagt dit eigen vermogen 10.7% en zodoende is de vereiste dekkingsgraad 110.7% zoals vermeld in hoofdstuk1 in de tabel onder ‘Dekkingsgraad’.
Toelichting Het Standaard Risico Model (SRM) is onderdeel van het Financieel Toetsings Kader (FTK). Per 2007 zijn pensioenfondsen verplicht dit in te vullen. Hieronder volgt een korte toelichting over dit model en de bepaling van de verschillende risicofactoren. Het SRM kijkt over een tijdspanne van één jaar. Er wordt gecontroleerd of er voldoende surplus aanwezig is om slechte scenario’s gedurende het jaar op te vangen. Dit is gedefinieerd als een voor een pensioenfonds ongunstige ontwikkeling van zes factoren (S1 t/m S6). De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit. De verschillende factoren worden hieronder kort omschreven. Bij elke factor zijn de parameters door de wetgever bepaald met een betrouwbaarheidsinterval van 97.5%. Deze 97.5% zekerheid kan geïnterpreteerd worden als een kans van maximaal 2.5% dat de dekkingsgraad binnen een jaar onder de 100% daalt. Bij het bepalen van de uiteindelijke vereiste solvabiliteit wordt bij het combineren van de verschillende factoren rekening gehouden met de correlaties tussen de categorieën. Hierdoor treedt er diversificatievoordeel op en zal de uiteindelijke benodigde solvabiliteit lager uitvallen dan de som van de individuele risicofactoren.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
59
S1 Renterisico
Het renterisico is gedefinieerd als het negatieve effect van een verschuiving van de nominale rente. Over het algemeen zullen de verplichtingen een hogere rentegevoeligheid hebben dan de beleggingen en een rentedaling zal negatief zijn voor een pensioenfonds. In dit scenario stijgen namelijk de verplichtingen meer dan de beleggingen. In het model wordt het positieve effect op de assets verrekend met het negatieve effect op de verplichtingen. Hierbij wordt rekening gehouden met de rentegevoeligheid van zowel de verplichtingen als de beleggingen. Het uiteindelijke netto (negatieve‐) effect wordt meegenomen.
S2 Aandelenrisico
Het aandelenrisico is gedefinieerd als de afname van de beleggingen door een waardevermindering van de zakelijke waarden, zoals aandelen en onroerend goed. Deze afname is gedefinieerd als een percentage van de waarde. Het precieze percentage hangt af van de categorie en bedraagt 15% ‐ 35%.
S3 Valutarisico
Het valutarisico is gedefinieerd als een afname van de assets door koersbewegingen van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele valuta afdekking. De omvang van de afname is gedefinieerd als 20% van de waarde van de niet afgedekte waarde van de assets die in vreemde valuta genomineerd zijn.
S4 Grondstoffenrisico
Het grondstoffenrisico is gedefinieerd als een afname van de waarde van de commodities van 30%.
S5 Kredietrisico
Het kredietrisico is gemodelleerd als de waardedaling van de vastrentende waarden indien de opslag voor kredietrisico met 40% toeneemt.
S6 Verzekeringstechnisch risico
Het verzekeringstechnisch risico is een risicofactor die gedefinieerd is om een buffer te vormen tegen het langlevenrisico.
Uiteindelijk worden deze zes factoren samengevoegd tot de vereiste solvabiliteit volgens de volgende formule: Vereiste solvabiliteit = S12 S22 2 S1 S2 S32 S42 S52 S62 Hierbij is ‘ρ’ de correlatie tussen S1 en S2 en voorgeschreven als 0.5.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
60
Bijlage 2: Grondslagen waardering en resultaten Alle beleggingen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, tenzij hierna anders is vermeld. Per categorie is aangegeven hoe deze waarde is bepaald. Alsmede is de frequentie van de waardering per categorie weergegeven.
Aandelen
Aandelen worden dagelijks gewaardeerd tegen de beurskoers, inclusief nog te ontvangen dividenden en terug te vorderen dividendbelasting.
Niet‐beursgenoteerd vastgoed
Niet‐beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of vastgoedbeleggingsinstellingen worden elk kwartaal gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. Over het algemeen is dit de waarde van vorig kwartaaleinde.
Niet aan een beurs genoteerde fondsen
Niet aan een beurs genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. Deze is niet altijd tijdig beschikbaar voor het samenstellen van de kwartaalrapportage. Indien dit het geval is, wordt de laatst bekende waardering geëxtrapoleerd met het benchmarkrendement.
Obligaties
Obligaties worden dagelijks gewaardeerd tegen de marktprijs, vermeerderd met de opgelopen rente.
Deposito’s
Deposito’s worden gewaardeerd tegen de kostprijs, vermeerderd met de opgelopen rente.
Derivaten
Afgeleide beleggingsproducten waarvoor geen marktprijs bestaat (de zogenaamde over the counter ((OTC) derivaten) worden gewaardeerd op basis van formules en modellen met behulp van variabelen en aannames die intern en/ of extern worden vastgesteld.
Commodities
Voor commodities kan de marktprijs worden afgeleid van de onderliggende waarden.
Hedge Funds
Hedge Funds worden maandelijks gewaardeerd tegen de laatst bekende waarde van deze fondsen. Over het algemeen is dit de waarde aan het eind van de maand voorafgaand aan de maand van het kwartaaleinde.
Private equity
Private equity wordt elk kwartaal gewaardeerd tegen de laatst bekende waarde. Over het algemeen is dit de waarde van het voorafgaande kwartaaleinde.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
61
Vreemde valuta
De waarde van beleggingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s. Voor de omrekening van worden de marktconforme WM/Reuters ‘closing spot’ koersen van 16 uur Britse tijd gehanteerd, zoals die gepubliceerd worden door WM/Reuters.
Resultaatbepaling
Het resultaat van de portefeuille wordt in deze rapportage weergegeven in de vorm van rendementen (percentages) en toegevoegde waarde (euro). Het rendementspercentage wordt bepaald door de waarde aan het eind van de dag te delen door de waarde aan het einde van de vorige dag, gecorrigeerd voor stortingen en onttrekkingen (het zogenoemde time‐weighted return). Het rendement van de periode wordt berekend door de dagrendementen met elkaar te vermenigvuldigen. Hetzelfde wordt gedaan voor de benchmark. Het portefeuille rendement minus het benchmarkrendement is de outperformance van de portefeuille.
Rendementen
De rendementen, zoals gepresenteerd in het hoofdstuk ‘toelichting beleggingscategorieën’, betreffen de rendementen van de MN beleggingsfondsen, waarin de participatiehouder haar participaties aanhoudt. Het is mogelijk dat de rendementen van de MN beleggingsfondsen afwijken van de rendementen van een individuele participatiehouder als gevolg van stortingen en/ of onttrekkingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de participatiehouder niet het gehele jaar in het desbetreffende MN beleggingsfonds heeft belegd. Bij de discretionaire mandaten worden de daadwerkelijke behaalde rendementen vermeld, zoals deze ook in het hoofdstuk ‘Rendementen en vermogensposities’ zijn weergegeven.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
62
Bijlage 3: Verklarende woordenlijst
Actuele norm
De actuele norm betreft de waardeontwikkeling van de benchmark vanaf het laatste rebalancing moment.
Benchmark (BM)
De Benchmark is een objectieve maatstaf waartegen de behaalde rendementen van de beleggingsportefeuille worden afgemeten.
Collateral
Onderpand in de vorm van Euro cash dat wordt uitgewisseld tussen tegenpartijen bij bepaalde transacties.
Creditspread
Maatstaf voor kredietrisico en geeft de opslag aan, die de markt vraagt boven de risicovrije rente.
Creditrating
De creditrating is een beoordeling voor kredietwaardigheid die wordt afgegeven door 'creditrating agencies' (kredietbeoordeelaars). De creditrating geeft een indicatie van het risico dat wordt toegekend aan een instelling. De hoogst haalbare rating is AAA.
Dekkingsgraad (DG)
Een (globale) indicator voor de financiële positie van een pensioenfonds. Hierbij wordt de contante waarde van de activa gedeeld door de contante waarde van de verplichtingen.
Duration
Hiermee wordt de koersgevoeligheid van bepaalde vastrentende waarden voor veranderingen in de rentestand aangegeven. Een duration van zes jaar geeft aan dat bij een stijging (of daling) van de rentestand met 1%‐punt, de waarde met 6%‐punten daalt (of stijgt).
Inflatie
Procentuele verandering van het algemene prijspeil.
Inflatie swap
Een inflatieswap is een contract waarbij twee partijen afspreken over een bepaalde notional de verwachte inflatie voor de gerealiseerde inflatie uit te wisselen.
IRR
Internal rate of return (nominale rentevoet).
Matching portefeuille
De Matching portefeuille heeft als doelstelling om het rendement van de verplichtingen van het fonds zo goed mogelijk na te bootsen. De matching portefeuille bestaat in de regel hoofdzakelijk uit (staats)obligaties, liquiditeiten en renteswaps.
Minimum Transfer Amount (MTA)
Dit is het bedrag dat bij de uitwisseling van collateral wordt gehanteerd als minimum bedrag. Lagere bedragen dan de MTA worden niet uitgewisseld.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
63
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Door de Nederlandse Bank voorgeschreven minimum dekkingsgraad waaraan een pensioenfonds moet voldoen (doorgaans rond 105%). Bij de berekening wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van het fonds.
Nominale rente
Bij het vaststellen van de nominale rente wordt gebruik gemaakt van de actuele marktrente op het moment van rapportage.
Nominale verplichtingen
De nominale pensioenverplichtingen worden berekend op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijncurve.
Notional
De Notional is de omvang van het vermogen waarop het derivatencontract van toepassing is.
Outperformance (OP)
Is het resultaat van de portefeuille beter dan de benchmark, dan is er sprake van outperformance. Is deze slechter dan is er sprake van underperformance.
Portefeuillerendement (PF)
Rendement welke binnen de feitelijke portefeuille is behaald, uitgedrukt in procenten.
Reële rente
Om de reële rente te bepalen wordt rekening gehouden met de invloed van inflatie. De reële rente is bij benadering de actuele marktrente waarop een inflatieverwachting in mindering is gebracht.
Reële verplichtingen
In dit geval worden de verplichtingen contant gemaakt tegen de reële rente. Bij de waardering van de verplichtingen wordt dan rekening gehouden met een inflatieverwachting.
Rente swap
Een rente swap is een contract waarbij twee partijen afspreken over een bepaalde notional de rente uit te wisselen, waarbij bijvoorbeeld een partij de korte rente betaalt in ruil voor een lange rente. De andere partij ontvangt de korte rente en betaalt de lange rente.
Return portefeuille
De Return portefeuille heeft als doelstelling om overrendement te behalen boven op de doelstelling van de Matching portefeuille. Dit overrendement kan bijvoorbeeld dienen voor het herstel van de vermogenspositie en om toeslagen te kunnen toekennen.
Securities lending
Bij securities lending worden effecten uit de portefeuille onder strikte voorwaarden uitgeleend aan andere partijen.
Selectie‐effect
Het Selectie‐effect is de bijdrage op product niveau die is afgezet tegen de totale portefeuille. Het selectie effect wordt veroorzaakt door specifieke beleggingskeuzes die gemaakt zijn binnen een portefeuille, waardoor het rendement afwijkt van de benchmark.
Tactische Asset Allocatie (TAA)
Bij TAA wordt bewust een afwijking van in de asset allocatie aangebracht met als doelstelling om een extra rendement te behalen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
64
Toegevoegde waarde (TW)
De TW bevat de vertaling van de outperformance in procenten naar toegevoegde waarde in euro. Dit wordt gedaan door de waarde van de portefeuille aan het begin van het jaar te extrapoleren met het benchmarkrendement. Hierbij wordt rekening gehouden met stortingen en onttrekkingen. Het verschil in waarde tussen de werkelijke portefeuille en de benchmarkportefeuille is de TW. De rendementen zijn bruto rendementen (voor aftrek van kosten MN en Custodian), de TW op totaalniveau is gebaseerd op netto rendementen (na aftrek van kosten MN en Custodian).
Tracking error
Begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van een benchmark.
Tracking error ten opzichte van de verplichtingen (Balansrisico)
Begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van de verplichtingen.
Vereiste dekkingsgraad
Door de Nederlandse Bank voorgeschreven minimum dekkingsgraad waaraan een pensioenfonds moet voldoen (doorgaans rond 105%). Bij de berekening wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van het fonds.
Wegingseffect
Het wegingseffect is de bijdrage aan het rendement die veroorzaakt wordt door het afwijken van de normgewichten.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
65
Bijlage 4: Stijlen Hedge Funds
Convertible arbitrage
Managers in deze categorie arbitreren inefficiënties in de prijs van converteerbare obligaties door de individuele componenten van deze instrumenten selectief af te dekken. Hierbij valt te denken aan aandelen‐, bedrijfsobligaties‐, rente‐ en volatiliteits‐exposures. De doelstelling hiervan is bepaalde losse componenten onder de marktprijs te verkrijgen.
Credit / distressed
Ook vaak gekwalificeerd als ‘event‐driven.’ Managers actief in deze categorie, houden zich vooral bezig met bedrijfsobligaties en leningen (incidenteel ook met aandelen) en spelen in op mogelijkheden die diverse fases van de economische cyclus bieden, zoals faillissementsprocedures, herstructureringen, herfinancieringen, liquidaties, fusies, overnames en spin‐offs.
Direct lending
Deze managers zijn gespecialiseerd in het verstrekken van onderhandse leningen. Deze leningen worden verstrekt zonder tussenkomst van banken aan zowel kleine als middelgrote bedrijven.
Equity market neutral
Deze managers proberen op systematische wijze dan wel op discretionaire basis ondergewaardeerde aandelen te onderscheiden van overgewaardeerde aandelen, Hiermee wordt een portefeuille geconstrueerd die onafhankelijk is van de richting van de markt in het algemeen, of van bepaalde marktfactoren (zoals bijv ‘Growth’ versus ‘Value’, ‘Small cap’ versus ‘Large Cap’) en die positieve rendementen genereert.
Fund of funds
Deze fondsen investeren in andere Hedge Funds en maken zo gespreide Hedge Funds portefeuilles bereikbaar voor kleinere investeerders. Deze fondsen organiseren selectie van managers, constructie van portefeuilles en due diligence.
Global macro
Bij Global macro springen managers springen op discretionaire en opportunistische basis in op brede macro‐economische ontwikkelingen. Over het algemeen wordt hierbij gebruik gemaakt van liquide instrumenten.
Mixed arbitrage
Bij Mixed arbitrage richten managers zich op verschillende arbitrage en ‘relative value’ strategieën in een breed scala aan instrumenten.
Multi strategy
Bij Multi strategy gebruiken managers meerdere van de hierboven beschreven strategieën. De allocatie per strategie wordt aangepast aan de veranderende marktomstandigheden met als doel een meer gediversifieerde portefeuille aan te bieden.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
66
Quant / CTA
Bij Quant /CTA hanteren managers (ook wel genoemd trendvolgers) een puur modelmatige en kwantitatieve benadering van het beleggingsproces. Hierbij ligt de focus slechts op zeer liquide instrumenten, zoals aandelenindices, interest rate en commodity futures en valuta. Op basis van voornamelijk prijs‐ en volumedata wordt getracht in te springen op trends in allerlei markten.
Short term trading
Bij Short term trading leggen managers zich toe op de korte termijnhandel, bijvoorbeeld in aandelen of ‘bedrijfsobligaties op basis van fundamentele en technische factoren.
Systematic fundamental
Systematic Fundamental behelst het systematisch uitvoeren van fundamentele, macro‐economische analyses. Managers hanteren hiervoor liquide instrumenten, zoals aandelenindices, interest rate en commodity futures en valuta.
Volatility arbitrage
Bij Volatility arbitrage richten managers zich op inefficiënties in de optiemarkten. Inefficiënties komen voornamelijk voor bij aandelen, echter ook bij valuta, bedrijfsobligaties, commodity en interest rate opties.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
67
Bijlage 5: Stijlen Private Equity
Private Equity algemeen
Private Equity richt zich voornamelijk op het verstrekken van risicokapitaal aan niet beursgenoteerde ondernemingen. Het Dit verstrekken van kapitaal kan plaatsvinden gedurende de volledige levenscyclus van een onderneming door verschillende partijen. Via venture capital investeringen kan in de aanvangsfase van een onderneming een start worden gemaakt. Via verdere groeifinanciering kan de onderneming verder worden uitgebouwd. Nadat het bedrijf volwassen is, kan overdracht of verkoop, dan wel een combinatie hiervan, plaatsvinden via buy‐out financieringen. Mocht een bedrijf op termijn in problemen raken, dan kunnen gespecialiseerde ‘distressed / turnaround’ private equity partijen de onderneming helpen door de complexe periode heen te komen. Voor het verstrekken van dit risicokapitaal zal het private equity fonds een aandelenbelang in de onderneming nemen. Hierbij zal voornamelijk gestreefd worden naar een controlerend meerderheidsbelang zodat met actief beheer de onderneming kan worden aangestuurd. Private Equity is een investeringsvorm met een beperkt aantal aandeelhouders waarbij er aanzienlijke invloed is op de kapitaalstructuur, organisatie en strategie van de onderneming. Uitzondering hierop is de groep die zich richt op mezzanine financiering (aandelenbelang). Deze groep richt zich hoofdzakelijk op het verstrekken van leningen met daaraan gekoppeld een mezzanine voor zowel overnames als groei. Hierbij zal eveneens een actief beheer worden gevoerd en zal er actief contact worden onderhouden met aandeelhouders en directie.
Venture Capital
Bij Venture Capital richten managers zich op het investeren in ondernemingen, die zich in de aanvangsfase van hun bestaan bevinden. Dit omvat het financieren van onderzoek, bepaling en ontwikkeling van het initiële concept, productontwikkeling, ondernemingsstart, commercialiseren van productie en verkoop van producten tot en met het investeren in jonge, snel groeiende (technologie)‐bedrijven.
Buy‐out / Buy‐in
In deze categorie richten managers zich op het verstrekken van kapitaal, bestemd voor het overnemen (kopen) van of als groeikapitaal voor existerende volwassen (winstgevende) ondernemingen. Hierbij onderscheidt men management buy‐outs en management buy‐ins. Het gebruik van vreemd vermogen is kenmerkend voor deze overnames.
Special Opportunities
In deze categorie richten managers zich op onder andere Private Equity investeringen zoals (dis)stressed en turn‐around, mezzanine en secondaries. Mezzanine betreft het verstrekken van leningen die gekoppeld zijn aan een aandelenbelang. (Dis)stressed en turn‐around investeringen behelzen het investeren in een bedrijf dat verlies lijdt en/of waarvan de continuïteit (zonder extern vermogen en/of reorganisatie en/of herpositionering) niet is gewaarborgd. Secondaries betreffen het kopen en overnemen van belangen van investeerders in Private Equity fondsen of private equity belangen in ondernemingen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
68
Disclaimer
De inhoud van deze pagina’s is gebaseerd op informatie zoals die ons bekend was. Mn Services N.V. heeft deze uitgave met de grootste zorgvuldigheid samengesteld, echter is zij niet verantwoordelijk voor eventuele onjuistheden of omissies in deze uitgave en vrijwaart zij zich van iedere schade die daaruit mocht ontstaan. De informatie in deze uitgave kan niet worden beschouwd als advies van welke aard dan ook. Eventuele acties die worden ondernomen op basis van informatie zoals verstrekt in deze uitgave zijn de verantwoordelijkheid van degene die de actie onderneemt.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
69
MN Postbus 30025 2500 GA Den Haag Prinses Beatrixlaan 15 2595 AK Den Haag t +31 (0)70 316 01 60 f +31 (0)70 316 04 75 www.mn.nl Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|3
70