Stichting Pensioenfonds
JAARVERSLAG 2011
0
jaarverslag 2011
INHOUDSOPGAVE
KERNCIJFERS
2
JAARVERSLAG
3
JAARREKENING
30
BALANS PER 31 DECEMBER 2011
31
STAAT VAN BATEN EN LASTEN 2011
32
KASSTROOMOVERZICHT
33
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING 2011
34
OVERIGE GEGEVENS
60
1
jaarverslag 2011
KERNCIJFERS (in duizenden euro´s m.u.v. aantal belanghebbenden en premiepercentages)
2011
2010
2009
2008
2007
394
433
474
528
554
Premievrije deelnemers
691
672
665
650
589
Pensioengerechtigden
402
385
373
349
339
1487
1490
1512
1527
1482
Reglementvariabelen Toeslagverlening actieven
0%
0%
0%
1,88%
0,80%
Toeslagverlening inactieven
0%
0%
0%
1,88%
0,63%
Cumul. gemiste toeslagen actieven
8,35%
7,25%
5,93%
3,04%
3,04%
Cumul. gemiste toeslagen inactieven
9,94%
8,84%
7,52%
4,63%
4,63%
Aantal verzekerden Actieve deelnemers
Pensioenuitvoering Premiebijdragen
3.581
Premie deelnemers
8,2%
Premie werkgevers Pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer *)
Pensioenuitkeringen Vermogenssituatie Eigen vermogen Technische voorzieningen Dekkingsgraad FTK Rente termijn structuur Resultaat
1)
3.485
1)
6,5%
3.211 5,0%
16,0%
16,0%
14,75%
399.823
405.090
502
1) 5) 5)
3.117
1)
3,375%
3.117 3,375%
13,5%
13,5%
371.891
322.512
303.302
495
439
368
340
6.055
5.972
5.601
5.311
4.892
-30.090
-9.347
-16.448
32.267
146.406
120.621
707 3)
145.370
2)
1)
185.380
163.499
83,8
94,3
100,5
88,8
127,0
2,74%
3,47%
3,87%
3,60%
4,85%
-20.742
-10.054
17.155
-48.715
3.218
Beleggingen Opbrengst beleggingen Beleggingen per 31/12
3.848 145.178
11.642 4)
150.732
18.953 4)
145.920
-20.278 4)
126.630
290 4)
145.192
Beleggingsperformance
2,3%
8,0%
13,7%
-13,4%
0,1%
Performance Benchmark
-1,2%
2,8%
13,7%
-19,2%
1,28%
Liquiditeiten
10.437
3.879
545
3.531
8.200
*) 1) 2) 3) 4) 5)
Het aantal deelnemers is hierbij de som van de actieve en gepensioneerde deelnemers overeenkomstig de aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. De risicopremie t.b.v. de verzekering van het partnerpensioen is hierin inbegrepen. Inclusief voorlopige aanpassing sterftetafels. Inclusief aanpassing sterftetafels. Inclusief opgelopen rente. Betreft de gemiddelde premie over 2009. Per 1-7 is de premie a.g.v. het herstelplan verhoogd.
2
4)
jaarverslag 2011
JAARVERSLAG Karakteristieken van het pensioenfonds Profiel Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg, statutair gevestigd te Sittard is opgericht op 6 december 1946. De laatste statutenwijziging was op 14 december 2009. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41070840. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie de Pensioenfederatie. De Pensioenfederatie is voortgekomen uit een samenwerking van de koepels voor ondernemings- (OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Het fonds heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de aangesloten ondernemingen.
Organisatie Bestuur
Naam
De De De De De De
heer heer heer heer heer heer
G. van Amerongen P.M. Bruijns G.H.M. Derks A.J.G.T. Sniekers M.R. Stoové H.C. Straat
Functie
Vertegenwoordiging
Lid sinds
Einde zittingsduur
lid lid secretaris lid lid voorzitter
pensioengerechtigden werknemer pensioengerechtigden werknemer werkgever werkgever
2003 2008 2000
2013 2012 2015
2012 2012 2008
2014 -
Het bestuur bestaat uit zes leden. Twee leden worden benoemd en ontslagen door de Raad van Commissarissen van LMG Netherlands II B.V. Deze leden vertegenwoordigen de werkgever. Vier leden worden door en uit de deelnemers respectievelijk door en uit de pensioengerechtigden, naar hun onderlinge getalsverhouding gekozen en door het bestuur benoemd. Deze leden vertegenwoordigen de deelnemers. Het aantal bestuursleden namens de pensioengerechtigden kan niet meer dan twee bedragen. De voorzitter wordt door de commissarissen aangewezen. Vanwege de pariteit hebben de leden die de werkgevers vertegenwoordigen in iedere vergadering evenveel stemmen als de werknemersvertegenwoordigers. Het bestuur kan een administrateur benoemen aan wie een deel van de taak van het bestuur wordt overgedragen. Sinds 1 juli 2004 is mevrouw G.H.M. Mulders-Melssen benoemd tot administrateur. Het bestuur van het fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed. Deze werkzaamheden betreffen vermogensadvies, beleggingsadministratie, pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het fonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
3
jaarverslag 2011
Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van het fonds wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is op 2 april 2008 ingesteld en als volgt samengesteld: Naam
De heer J. Gerits De heer P. Kamps De heer M. Landman
Vertegenwoordiging
pensioengerechtigden werknemer werkgever
Bevoegdheid verantwoordingsorgaan Blijkens de statuten heeft het verantwoordingsorgaan de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het Pensioenfonds opgenomen.
Intern toezicht Voor het intern toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie die eenmaal per drie jaar de beleidsen bestuursprocedures en –processen, de checks en balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op lange termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds beoordeelt. De samenstelling van deze commissie is als volgt: Naam
De heer drs. R.A. van Nieuwenhoven
voorzitter
Mevrouw mr. M. Meijer-Zaalberg
lid
De heer R.P. van Leeuwen AAG
lid
Deelnemersraad De pensioengerechtigden hebben gekozen voor een vertegenwoordiging in het bestuur en derhalve niet voor vertegenwoordiging in een deelnemersraad.
Uitvoeringsorganisatie Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het fonds uitbesteed aan externe deskundigen. De deelnemers -, financiële en beleggingsadministratie worden uitgevoerd door de administrateur. Tussen het pensioenfonds en de werkgever van de administrateur is een uitbestedingsovereenkomst gesloten.
4
jaarverslag 2011
Beleggingscommissie Het bestuur heeft een beleggingscommissie opgericht die in samenspraak met de beleggingsadviseur, de heer J. Boot werkzaam bij bank Insinger de Beaufort, uitvoering geeft aan het beleggingsbeleid en zorg draagt voor het opstellen en aanpassen van het beleggingsplan. De commissie is samengesteld uit drie leden van het bestuur. Daarnaast kunnen externe deskundigen benoemd worden; deze hebben geen stem. De beleggingscommissie bestaat ultimo boekjaar uit de volgende leden: Naam
De heer H.C. Straat
voorzitter
De heer P.M. Bruijns
lid
De heer G.H.M. Derks
lid
Als extern deskundige is sinds april 2011 de heer R. Kleynen van Kleynen Consultants aan de beleggingscommissie toegevoegd.
Communicatiecommissie De communicatiecommissie heeft als taak om het bestuur te adviseren over voorstellen voor de communicatie aan deelnemers. Dit betreft onder meer de “vertaling” van het pensioenreglement, de evaluatie van het herstelplan en de eventuele gevolgen, het uniform pensioenoverzicht en het onderhouden van de eigen pensioensite. De communicatiecommissie bestaat ultimo boekjaar uit de volgende leden: Naam
De heer P.M. Bruijns
lid
De heer A.J. Gorissen
lid
Compliance officer Tot aan zijn benoeming als werkgeversbestuurslid heeft de heer M.R. Stoové de functie van compliance officer van het fonds vervuld. In de hierdoor ontstane vacature zal in de loop van 2012 worden voorzien. De compliance officer is onafhankelijk van het bestuur en rapporteert aan het bestuur. De compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode.
Externe ondersteuning Het fonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariaat en risicobeheersing op zowel de korte als lange termijn. Ultimo boekjaar is de externe adviserende actuaris de heer J.G.A. Smolenaers, werkzaam bij Towers Watson. Als gespecialiseerd ALM adviseur werkt het pensioenfonds samen met de heer S. Gerritsen werkzaam bij Towers Watson.
5
jaarverslag 2011
Certificering Het bestuur heeft een certificerend actuaris aangesteld in de persoon van de heer H. van Gemert, verbonden aan Towers Watson. De waarmerkend actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB en rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage vindt plaats uiterlijk 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. De accountant van het fonds is KPMG accountants N.V.. Als certificerend accountant treedt op: de heer P.L.A. Langeveldt.
6
jaarverslag 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR Hoofdlijnen Pensioenregeling De pensioenregeling is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar waarbij een partnerpensioen op risicobasis verzekerd kan worden. Vanaf 1 januari 2008 wordt er geen minimum toetredingsleeftijd meer gehanteerd. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld met inachtneming van het fiscale minimum.
Uniform pensioenoverzicht Aan de deelnemers wordt vanaf 2007 een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) verstrekt volgens het format dat hiervoor door de pensioenkoepels is opgesteld. In dit overzicht wordt voor de deelnemers die gekozen hebben voor verzekering van het partnerpensioen op risicobasis de (gedeeltelijke) uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij einde deelneming en pensioneringsdatum zichtbaar gemaakt. De pensioenaangroei (de zogenaamde A factor) wordt eveneens op het UPO afgedrukt.
Audet De pensioenrechten van de deelnemers in het Audet-fonds zijn per 1 november 2002 overgedragen via een collectieve waardeoverdracht. Omdat op 1 november bij het Audet-fonds sprake was van onderdekking heeft het bestuur van het MGL-fonds een claim neergelegd bij MGL B.V. ter grootte van deze onderdekking ad € 1,7 miljoen. Deze claim is gehonoreerd in de vorm van een renteloze achtergestelde lening. Via deze achtergestelde lening en de voorwaarden omtrent terugbetaling hiervan staat de werkgever garant zolang de dekkingsgraad lager dan 105% is. In een schrijven merkt de DNB op dat de achtergestelde lening weliswaar niet aan de voorwaarden voldoet zoals aangegeven in de circulaire van de PVK van 30 september 2002, maar dat men geen opmerkingen heeft over de voorwaarden van onze lening. Aangezien de dekkingsgraad ultimo 2004, 2005, 2006 en 2007 na aflossing van 1 termijnbedrag de 105% heeft overschreden, is overgegaan tot terugbetaling van de eerste vier termijnen van € 340.711,-- aan MGL B.V. Omdat de dekkingsgraad over de jaren 2008 tot en met 2011 beneden de 105% is uitgekomen wordt er volgens de bepalingen hieromtrent niet tot aflossing van de laatste termijn overgegaan en blijft het laatste gedeelte van de lening als langlopende schuld in de balans. Van de werkgever heeft het fonds de toezegging dat wanneer ultimo 2012 blijkt dat ingevolge het herstelplan overgegaan zou moeten worden tot het korten van de pensioenaanspraken, de aflossing van deze laatste termijn van de achtergestelde lening wordt kwijtgescholden.
Vermogensbeheer De structuur van het vermogensbeheer is in het verslagjaar niet gewijzigd. In aansluiting op de ALMstudie van 2010 zijn er verdere studies gedaan naar het renterisicobeleid en de mogelijkheden tot (een grotere mate) van afdekking van het renterisio. Hierbij wordt eveneens rekening gehouden met de beperkte horizon van het fonds.
7
jaarverslag 2011
Continuïteitsanalyse Bij de opstelling van het herstelplan in 2009 is een continuïteitsanalyse opgesteld. In september 2009 is hierop een update gemaakt in verband met de door DNB gevraagde aanpassing van het herstelplan.
Toekomstontwikkeling Medio 2010 heeft het bestuur de werkgevers benaderd met de vraag of het vasthouden aan een positie als stand-alone ondernemingspensioenfonds wel het beste toekomstscenario is. Het bestuur vraagt zich af of de voordelen die aan een “eigen” fonds zijn verbonden, waarvan het hebben van een eigen beleidsruimte en identiteit wel de belangrijkste zijn, in de toekomst nog wel opwegen tegen de risico’s, de inspanning en de kosten die gemoeid gaan met de aansturing en het beheer ervan. In 2010 is gestart met een onderzoek door een trilaterale projectgroep met daarin vertegenwoordigers van de werkgevers, het bestuur en de adviserend actuaris om te komen tot een keuze voor de meest aantrekkelijke voortzettingsvariant van de (uitvoering van de) pensioenregeling. Deze projectgroep is in 2011 uitgebreid met vertegenwoordigers van de ondernemingsraden en hun adviseur alsmede een adviseur van werkgeverszijde. Allereerst beraden werkgevers en werknemers zich over de gewenste pensioenregeling.
Bestuurssamenstelling In 2011 was als bestuurslid aftredend en herkiesbaar: de heer G.H.M. Derks als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigde deelnemers. Aan een oproep tot kandidaatstelling voor een vertegenwoordiger vanuit de gepensioneerden is geen gehoor gegeven, waardoor de heer Derks bij acclamatie is benoemd voor een nieuwe zittingsperiode. Vanwege het vertrek van de heer J.H. Boermann als CEO bij LMG Netherlands, is er in augustus een vacature van een werkgeversvertegenwoordiger ontstaan. De raad van commissarissen heeft het bestuur hierover definitief ingelicht in januari 2012, gevolgd door een voordracht tot benoeming van een nieuwe werkgeversvertegenwoordiger de heer M.R. Stoové. De stukken hiervoor zijn ter beoordeling en goedkeurig aan De Nederlandsche Bank gezonden die onder voorwaarden heeft ingestemd met deze benoeming. Naar aanleiding van de zelfevaluatie heeft de heer A.J. Gorissen eind december het besluit genomen zijn bestuurslidmaatschap als vertegenwoordiger van de actieve deelnemers (tussentijds) te willen beëindigen. Op een oproep tot kandidaatstelling hebben twee deelnemers gereageerd. In het gehouden referendum is de heer A.J.G.T. Sniekers door de deelnemers gekozen als hun vertegenwoordiger. De Nederlandsche Bank heeft ingestemd met de benoeming onder de voorwaarde dat de heer Sniekers zijn deskundigheid vergroot door het volgen van een relevante cursus op het gebied van pensioenen. In het rooster van aftreden neemt de heer Sniekers de plaats in van de heer Gorissen.
8
jaarverslag 2011
Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen treft die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. In de Pensioenwet zijn de principes van Pension Fund Governance (PFG) verankerd. Deze principes omvatten zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Beheerste en integere bedrijfsvoering bestaat volgens DNB uit:
Beheersen van de fondsprocessen en risico’s waarbij sprake is van: • adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC); • adequate controlemechanismen (o.a. ALM, continuïteitsanalyse, SLA etc.); • beleid ter beheersing van risico’s (o.a. ABTN, risicoanalyses, crisisplan etc.).
Waarborgen voor de integriteit: • analyse van integriteitrisico’s • beleid voor beheersing van deze risico’s (o.a. statuten, reglementen en richtlijnen); • uitvoering van dat beleid (o.a. compliance officer, gedragscodes, monitoring).
Procedures en maatregelen ter voorkoming van belangenverstrengeling. Beleid voor het beheersen van (financiële) risico’s die de soliditeit van het fonds kunnen aantasten.
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan Het bestuur van het fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Reglementair is bepaald hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht. Vanaf 2 april 2008 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging van werknemers, werkgevers en pensioengerechtigden. De verantwoording die het bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader ook het formele overleg tussen bestuur en VO. De opzet en inhoud van het jaarverslag zijn meer toegesneden op de verantwoordingswijze. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het VO ten aanzien van het gevoerde beleid. Voor het intern toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en -processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds, beoordeelt. Een externe onafhankelijke visitatiecommissie heeft in het verslagjaar 2009 onderzoek gedaan naar het functioneren van het bestuur over de periode van 1 januari 2008 tot 1 juli 2009 en daarover op 19 januari 2010 verslag uitgebracht. De commissie heeft een overwegend positief oordeel over het functioneren van het bestuur.
9
jaarverslag 2011
Deskundigheidsbevordering Nieuwe aantredende bestuursleden volgen, indien noodzakelijk, een pensioenopleiding. Het pensioenfonds beschikt tevens over een deskundigheidsplan. Mocht het deskundigheidsplan daartoe aanleiding geven, dan kunnen bestuursleden individueel of collectief een opleiding volgen. In 2011 heeft aan de hand van recent ingevulde zelfevaluatieformulieren een beoordeling plaats gevonden. Omdat er nogal verschil zit in de ervaring en kennis van de verschillende bestuursleden is er niet voor een collectief opleidingsplan gekozen. De individuele bestuursleden kunnen hun wensen met betrekking tot de te volgen opleidingen kenbaar maken. In het verslagjaar 2011 zijn er door diverse bestuursleden cursussen en workshops gevolgd op het gebied van strategische heroriëntatie, risicomanagement en aankondigen en het uitwerken van (voorgenomen) kortingen. Het bestuur ontvangt periodiek de Towers Watson Update, OPFvisie, nieuwsbrieven van DNB, AFM en Pensioenfederatie en Mercer Signaal om op de hoogte te blijven van de pensioenontwikkelingen. De deskundigheid van de bestuursleden wordt jaarlijks op de volgende aandachtsgebieden getoetst (self assesment): 1. het besturen van een organisatie 2. relevante wet- en regelgeving 3. pensioenregelingen en pensioensoorten 4. financiële aspecten 4a. vermogensbeheer 4b. actuariële aspecten 5. administratieve organisatie en interne controle 6. uitbesteden van werkzaamheden 7. communicatie De uitkomsten zijn vastgelegd in de deskundigheidsmatrix. Op basis van de toegewezen aandachtsgebieden wordt bepaald welke acties moeten worden ondernomen om de vereiste deskundigheid te halen respectievelijk te behouden.
Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort. Toelichting op het herstelplan is opgenomen in de Financiële paragraaf.
Gedragscode Jaarlijks wordt door de bestuursleden en administrateur de gedragscode ondertekend. Dit is dit jaar ook gebeurd. Van de compliance-officer is bericht ontvangen dat er zijns inziens niet gehandeld is in strijd met de compliance-regeling.
10
jaarverslag 2011
Toezichthouder Een bestuursvertegenwoordiging is op 5 oktober 2011 op eigen verzoek bij DNB op bezoek geweest en heeft gesproken met de toezichthouder. De belangrijkste gespreksonderwerpen waren: a) Financiële positie en herstelplan b) Toekomst van het fonds c) Risicomanagement d) Prudent Person e) Communicatie naar de deelnemers ad a. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds heeft de voortdurende aandacht van het bestuur. Het is van groot belang dat het herstel van de dekkingsgraad in lijn met het herstelpad van het herstelplan verloopt. Bij het overleg in 2010 heeft DNB het bestuur verzocht om een crisisplan op te stellen voor het geval zich in de toekomst situaties voordoen waarbij maatregelen zoals voorgenomen korting van aanspraken en rechten moeten worden opgenomen. Dit plan met als onderdeel hiervan een communicatieplan met de te nemen stappen indien het herstelpad bij de evaluatie van het herstelplan volgens de stand en vooruitberekeningen op 31 december 2010 zou achterlopen, is in het verslagjaar regelmatig naar de actuele stand bijgewerkt. Hierdoor heeft het bestuur zich tijdig kunnen voorbereiden op de te nemen maatregelen als gevolg van de dekkingsgraad (en evaluatie herstelplan) per 31 december 2011. ad b. Samen met DNB heeft het bestuur geconstateerd dat het besluit van het bestuur om samen met de werkgever voor de uitvoering van de pensioenregeling aansluiting te zoeken bij een ander pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij door de verslechtering van de financiële positie van het fonds momenteel niet uitvoerbaar is. ad c. Het bestuur houdt bij de bepaling van het beleid rekening met een verlenging van het zelfstandig voortbestaan van het fonds. In het bijzonder wordt daarbij aandacht gegeven aan de kostendekkendheid van de premie, de opzet van een integraal risicomanagementsysteem en de waarborging van de continuïteit van het pensioenbureau en de duurzame beschikbaarheid van de pensioenadministratie. ad d. De bevindingen van de certificerend actuaris naar aanleiding van zijn werkzaamheden ten behoeve van het jaarwerk over het boekjaar 2010 zijn besproken en de door het bestuur genomen en te nemen acties zijn toegelicht. ad e. Het bestuur heeft de communicatie-inspanningen toegelicht. Afgesproken is dat uiterlijk 31 januari 2012 de naar de stand van 31 december 2011 geactualiseerde ABTN aan DNB zal worden gezonden. In deze ABTN zal aandacht worden besteed aan het risicomanagement met daarin de beheersmaatregelen die zijn genomen ter waarborging van de continuïteit van het pensioenbureau. Eveneens zal het bestuur DNB actief informeren inzake de ontwikkeling van de voorgenomen overgang en de liquidatie van het pensioenfonds. Aan het pensioenfonds zijn in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes opgelegd.
11
jaarverslag 2011
Uitbesteding In 2008 heeft het bestuur met AegonBank een nieuw contract voor de PensioenEffectregeling alsmede een nieuwe service level agreement afgesloten. In het kader van de zorgplicht is besloten de deelnemers aan de PensioenEffectregeling regelmatig een beleggingsprofiel te laten invullen dat door de uitvoeringsinstelling getoetst wordt. De deelnemer kan een keuze maken tussen profiel beleggen en mix beleggen. Wanneer er geen keuze wordt gemaakt door de deelnemer wordt de inleg belegd volgens ProfielBeleggen Terughoudend risico. In het boekjaar zijn SLA rapportages per kwartaal ontvangen. Aegon Bank heeft laten weten met het product van de PensioenEffectregeling uiterlijk 1 december 2012 te gaan stoppen. Het ziet ernaar uit dat Aegon geen alternatief kan bieden voor deze module. Het bestuur heeft besloten de situatie rond augustus 2012 te evalueren en zo nodig te zoeken naar een andere oplossing voor deze module.
Communicatie In het boekjaar is veel aandacht besteed aan communicatie. In januari 2011 zijn alle deelnemers geïnformeerd over de evaluatie van het herstelplan. Na de rentedaling in augustus zijn in september alle deelnemers per brief geïnformeerd over de financiële positie van het fonds en in overeenstemming met de door de koepels geïntroduceerde doelstelling om eenvormige, eenduidige en duidelijke pensioenoverzichten te verstrekken (uniform pensioenoverzicht, UPO) is aan alle deelnemers een pensioenoverzicht op basis van de huidige regeling uitgereikt. De administrateur van het fonds rekent (op verzoek) voor de deelnemers op basis van actuele gegevens verschillende pensioenscenario’s door. De door de communicatiecommissie en de administrateur ingerichte (externe) website ten behoeve van deelnemers en andere belanghebbenden wordt voortdurend bijgewerkt. Het bestuur vertrouwt erop hiermee een belangrijke stap voorwaarts in de pensioencommunicatie te hebben gezet.
Bestuursvergaderingen Het bestuur van het fonds heeft het afgelopen jaar acht maal vergaderd. De belangrijkste onderwerpen waren, naast de reguliere beleidscyclus, de gevolgen van de kredietcrisis voor het fonds en het herstelplan, de afweging om al dan niet over te gaan tot verdere afdekking van het renterisico, de toekomstverkenning en het communicatiebeleid. In het kader van de reguliere beleidscyclus heeft het bestuur onder meer vergaderd over: de jaarrekening, de adviezen van de beleggingscommissie en de kostendekkende premie.
12
jaarverslag 2011
Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar In 2011 bedroeg het resultaat negatief € 20.742.504 tegen negatief € 10.054.287 in 2010. Het verloop van baten en lasten kan als volgt worden gespecificeerd.
2011
2010
verschil
5.617 -1.751 -18
5.842 5.818 -18
-225 -7.569 -
3.848
11.642
-7.794
3.581
3.485
96
212
-627
839
7.641 =====
14.500 =====
-6.859 =====
6.055 21.881 -2 400 50
5.972 18.129 -1 405 49
83 3.752 -1 -5 1
28.384 =====
24.554 =====
3.830 =====
-20.743
-10.054
-10.689
Baten Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer
Bijdragen werkgevers en deelnemers Saldo overdrachten van rechten
Lasten Pensioenuitkeringen Dotatie Technische Voorzieningen Afslag kredietrisico Pensioenuitvoerings- en adm.kosten Herverzekering
Saldo van baten en lasten
De indirecte beleggingsopbrengsten zijn als volgt samengesteld:
waardewijzigingen Kosten verkoop
13
2011
2010
-1.746
5.833
5
15
-1.751
5.818
Technische Voorzieningen:
jaarverslag 2011
Als gevolg van de rentedaling is de voorziening ultimo 2011 significant hoger. De daling van de rente heeft een verhoging van de kostendekkende premie tot gevolg. Voor de berekening van de kostendekkende premie hanteert het fonds een gedempte kostendekkende premie op basis van het 10-jaars gemiddelde van het U-rendement per 30 september. Door deze gedempte berekening komt de gedaalde rente vertraagd tot uiting in de hoogte van de kostendekkende premie. De kostendekkende premie voor 2012 als percentage van de pensioengrondslag is opgenomen in onderstaande tabel. 2012
2011
% van PG
% van PG
17,8%
16,6%
0,0%
0.0%
Solvabiliteitsopslag
3,2%
3,0%
Opslag voor uitvoeringskosten
2,3%
2,1%
23,3%
21,7%
Gedempte kostendekkende premie
Actuarieel benodigde koopsom - voor onvoorwaardelijke delen - voor voorwaardelijke delen
Kostendekkende premie
De te ontvangen premie komt daarmee inclusief de herstelpremie op 23,3% + 2,5% = 25,8% van de pensioengrondslag. Op basis van deze cijfers en rekening houdend met de eis van DNB dat de premie in een tekortsituatie minimaal gelijk moet zijn aan de actuarieel benodigde premie inclusief opslag voor uitvoeringskosten en minimaal vereist eigen vermogen heeft het bestuur het besluit genomen de premie voor 2012 te verhogen naar 23,3% (exclusief herstelpremie). De hierboven genoemde actuarieel benodigde premie inclusief opslagen is per 30 september 2011 berekend op 24,4%. De verhoging van de kostendekkende premie 2012 (23,3%) ten opzichte van 2011 (21,7%) bedraagt 1,6 procentpunt. Onderstaand worden de oorzaken (met hun effect in procentpunten) kort toegelicht. Gedempte kostendekkende premie 2011:
21,7%
Effect nieuw deelnemersbestand
0,6%
Effect rekenrente (van 3,86% naar 3,62%)
1,0%
Kostendekkende premie
23,3%
Ultimo 2011 bedraagt de rekenrente, afgeleid van de door DNB gepubliceerde nominale rentetermijnstructuur, 2,74%. Ultimo 2010 was dit 3,47%. De dekkingsgraad per 31 december (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december
2011
2010
2009
2008
83,8%
94,3%
100,5%
88,8 %
2007 127,0 %
Het fonds heeft in zijn toeslagbeleid vastgelegd dat ruimte voor indexering bestaat indien de nominale dekkingsgraad op 30 september groter is dan 130%. Gedeeltelijke indexatie is mogelijk wanneer de dekkingsgraad zich tussen de 105% en 130% bevindt. Er vindt geen toeslagverlening plaats bij een dekkingsgraad van 105% of lager. Per 30 september 2011 was de nominale dekkingsgraad 81,4%. Het bestuur heeft het besluit moeten nemen om de opgebouwde rechten alsmede de uitkeringen niet te verhogen per 1 januari 2012.
14
jaarverslag 2011
Ultimo 2011 bedraagt het eigen vermogen negatief € 30.089.737. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt € 7,6 miljoen en het vereist eigen vermogen € 30 miljoen. Per 31 december 2011 voldoet het fonds niet aan beide normen. Hierdoor is er nog sprake van zowel een reservetekort als een dekkingstekort.
Herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het korte termijnen lange termijnherstelplan is voorgelegd aan het verantwoordingsorgaan dat hier kennis van genomen heeft. In de vergadering van 18 maart 2009 heeft het bestuur het herstelplan besproken en op 30 maart 2009 schriftelijk vastgelegd. Het herstelplan is vervolgens ingediend bij DNB. Het herstelplan is door DNB goedgekeurd op 11 november 2009. Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Met de werkgevers is overleg gevoerd over hun bijdrage aan het herstel. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: Premie •
Met de werkgever is de volgende extra bijdrage overeengekomen: Een premieverhoging van 2,5% punt – gedurende de periode dat sprake is van een dekkingstekort – boven het maximum waartoe de werkgever volgens de uitvoeringsovereenkomst is verplicht van 13,5%. De werkgeversbijdrage komt daarmee op 16%.
•
De werknemersbijdrage wordt verhoogd met 3% punt. De werknemersbijdrage komt hiermee op 6,5% van de pensioengrondslag.
Inmiddels is door stijging van de (gedempte) kostendekkende premie de totale premie inclusief de herstelpremie voor 2012 uitgekomen op 25,8% van de pensioengrondslag. Beleggingen •
De beleggingsmix zakelijk/vastrentend wordt gehandhaafd op 40/60
•
Er is geen teruggang voorzien naar een risicovollere strategische mix
•
Het beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen wordt voortgezet
•
De berekening van het gemiddeld rendement is gebaseerd op de Regeling Parameters (rekenkundige waarden).
Toeslagverlening •
Geen toeslagverlening tot het minimaal vereist eigen vermogen is bereikt en beperkte toeslagverlening tot het vereist eigen vermogen is bereikt.
15
jaarverslag 2011
In 2011 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: verwacht 2011
werkelijk 2011
95,2
94,3
1,0
0,4
-
-
2,0
0,9
-
-11,5
-0,2
-0,3
Dekkingsgraad per 31 december 2011
98,0
83,8
Vereiste dekkingsgraad (vereist eigen vermogen)
119,2
116,3
Dekkingsgraad per 31 december 2010
Sturingsmiddelen
Premie
De werkelijke premiegrondslag is relatief lager uitgekomen dan de grondslag uit de prognose
toeslagverlening
Geen toeslagverlening
Beleggingen
Het werkelijk rendement was lager dan de aannames
Rentetermijnstructuur
Invloed van verandering rentetermijnstructuur
Overige
Verschil berekeningswijze rendement (werkelijk/deterministisch), invloed uitkeringen, overige oorzaken en kruiseffecten
De eerste helft van het verslagjaar liep de dekkingsgraad voor op het herstelplan, maar door de rentedaling die in juli werd ingezet is de dekkingsgraad ultimo 2011 ver beneden het vereiste niveau uitgekomen. Als uiterste maatregel heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten (‘afstempelen’). Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke maatregelen van het herstelplan. Op basis van de dekkingsgraad per 31 december 2011 en de evaluatie van het herstelplan heeft het bestuur geconcludeerd dat het voor het fonds niet mogelijk is om binnen de wettelijk gestelde termijn (uiterlijk 31 december 2013) tot het minimaal vereist eigen vermogen (104,1%) te herstellen. Dat betekent dat het bestuur bij gelijkblijvende omstandigheden uiterlijk 1 april 2013 over zal moeten gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. De korting wordt ingeschat op 12,5%. Er wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die DNB biedt tot maximering van de korting op 1 april 2013 tot 7%. Hiernaast zal vóór 1 januari 2014 mogelijk nogmaals 6% gekort dienen te worden. Het bestuur heeft op 25 januari 2012 een voorgenomen besluit tot korting genomen. Het definitieve besluit en de definitieve omvang van de korting zal worden genomen in het eerste kwartaal van 2013 mede gebaseerd op de dekkingsgraad per 31 december 2012. Met behulp van het crisisplan zijn de noodzakelijke stappen genomen om alle deelnemers zo goed mogelijk over de mogelijk aanstaande korting van de pensioenaanspraken te informeren. Nadat de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden in september schriftelijk over de situatie zijn geïnformeerd zijn begin februari de brieven met daarin de voorgenomen kortingsmaatregelen verstuurd. Voor de geïnteresseerden is een informatiebijeenkomst georganiseerd. Uiteraard zullen de deelnemers in 2012 op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.
16
jaarverslag 2011
verloop dekkingsgraad versus verwachte dekkingsgraad herstelplan
105,0% 100,0% dekkingsgraad
95,0%
herstelplan 90,0% 85,0%
dec-11
okt-11
aug-11
jun-11
apr-11
feb-11
dec-10
okt-10
aug-10
jun-10
apr-10
feb-10
dec-09
okt-09
aug-09
jun-09
apr-09
feb-09
dec-08
80,0%
Op basis van de gegevens op 31 december 2011 is er opnieuw een update van het herstelplan gemaakt. In deze update zijn naast de nieuwe kostendekkende premie de kortingsmaatregelen opgenomen die nodig zijn om de vereiste dekkingsgraad te bereiken. verwacht verloop dekkingsgraad volgens update herstelplan inclusief kortingsmaatregel verloop DG minimaal vereiste DG vereiste DG 130,0% 125,0% 120,0% 115,0% 110,0% 105,0% 100,0% 95,0% 90,0% 85,0% 80,0% 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Het fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat ruimte voor toeslagverlening bestaat indien de nominale dekkingsgraad groter dan 105% is. Ultimo 2011 is de nominale dekkingsgraad 83,8%. Het bestuur heeft geen voorstel tot toeslagverlening gedaan in overeenstemming met het toeslagbeleid en het herstelplan.
17
jaarverslag 2011
Beleggingenparagraaf Het beleidsplan beleggingen, dat gefundeerd is op een door Towers Watson uitgevoerde ALM-studie, is vastgesteld. In aansluiting op de in 2010 uitgevoerde ALM-studie is besloten het gehanteerde beleggingsbeleid te handhaven. Teneinde de duration te verlengen is gestart met de aankoop van langlopende staatsobligaties met een hoge kredietwaardigheid. Als vertrekpunt voor het beleggingsbeleid en als maatstaf voor de beoordeling van het beleggingsresultaat zal onderstaande verdeling in beleggingscategorieën worden gehanteerd. Tevens zijn bandbreedtes per categorie aangegeven, als grenzen waarbinnen invulling zal worden gegeven aan het beleggingsbeleid. Als gevolg van het bestuursbesluit om te komen tot een verdere renteafdekking bevindt de feitelijke allocatie van de credits zich buiten de bandbreedtes. Er is besloten om niet over te gaan tot heralloceren, maar de vrijgekomen gelden in te zetten voor durationverlenging. Gedurende het transitietraject t.b.v. de rentehedge wordt eveneens gebruik gemaakt van een spaarrekening en een kwartaaldeposito.
Strategische allocatie %
Bandbreedtes per 31 december 2011 %
Feitelijke allocatie per 31 december 2011 %
Vastrentende waarden (genoteerd en onderhands)
60%
50 - 70%
59,0%
- staatsobligaties - credits
36% 24%
30 - 40% 20 - 30%
39,5% 16,3%
0 - 5%
3,2%
30 - 40%
31,5%
high yield fondsen - overig vastrentend (deposito’s) Zakelijke waarden
32,5%
- aandelen
20 - 35%
29%
convertibles
0 - 5%
2,4%
absoluut rendement fondsen
0 - 5%
0,1%
7,5%
0 - 10%
6,3%
0%
0 - 10%
3,2%
Vastgoedfondsen Liquiditeiten
Het gebruik van derivaten is niet toegestaan. Convertibles behoren niet tot derivaten. Als maatstaf voor de beoordeling van het beleggingsresultaat worden voor de verschillende beleggingscategorieën de navolgende indices (benchmarks) en structurele wegingen gehanteerd. - Vastrentende waarden: JPM Morgan Global Bond Index EMU 10 jaar + (JNEU10) - Aandelen: MSCI Total Return– Europe Index (in EUR) Bloomberg GDDUE15 - Aandelen vastgoed: EPRA Europe net return index (in EUR) Bloomberg NEPRA
18
jaarverslag 2011
Het bestuur heeft in 2011 veel aandacht besteed aan het strategisch beleggingsbeleid van het fonds en met name de afdekking van het renterisico. Het beleggingsbeleid in 2011 is hoofdzakelijk gericht geweest op het uitvoeren van het herstelplan voor het pensioenfonds waarbij de dekkingsgraad geleidelijk aan weer naar boven de 105% gebracht zal moeten worden. De belangrijkste invloed op de nominale dekkingsgraad is de ontwikkeling van de lange kapitaalmarktrente ofwel de DNB-rentecurve waartegen de verplichtingen verdisconteerd worden. De rente bewoog zich in 2011 tussen de 2,5% en 3,8%. Het bestuur is bekend met het feit dat het fonds een relatieve lage afdekking heeft van het renterisico. In 2010 heeft het bestuur het besluit genomen om bij een renteniveau boven de 3,6% een stapsgewijze durationverlenging uit te voeren door middel van het aankopen van langlopende obligaties. Vanwege de lage rentestanden zijn er in het verslagjaar verdere studies gedaan naar de mogelijkheden van de renteafdekking en is het besluit genomen het afdekkingsniveau in ieder geval naar 40% te brengen. Voor de uitvoering van het beleid gelden de volgende uitgangspunten: -
rekening houden met de beperkte bestaanshorizon,
-
evenwicht tussen risicoafdekking en herstel-/rendementspotentieel,
-
optimale kostenefficiency,
-
renteswaps komen vooralsnog niet in aanmerking gezien hoge (aanloop)kosten en de lange doorlooptijd die gepaard gaat met het inregelen hiervan in relatie tot de verwachte bestaanshorizon van het fonds.
Ook 2011 was een jaar van twee helften. In het voorjaar zette het cyclisch gedreven herstel van de aandelenmarkten zich gestaag voort en leken de steunmaatregelen van de centrale banken voldoende om de obligatiemarkten tevreden te houden. Vanaf april namen de zorgen rondom de overheidsfinanciën weer toe en werden economische groei ramingen niet meer omhoog bijgesteld. In dit klimaat zijn er enkele cyclische beleggingen afgebouwd en zijn er louter lange Nederlandse Staatsleningen aan de portefeuille toegevoegd. In augustus raakten de financiële markten het vertrouwen in de economische groeicijfers in de VS en Europa volledig kwijt en dat resulteerde in een flinke correctie op de aandelen-, vastgoed- en ook bedrijfsobligatiemarkten. Tevens daalde de “risicovrije” Duitse rente en de DNB-Curve naar nieuwe laagtepunten en namen spanningen in Italië en Spanje fors toe. Pas na enkele regeringswisselingen en nadat de ECB in december een flinke liquiditeitssteun voor Europese banken aankondigde, werden de markten rustiger en konden de aandelenbeurzen zich herstellen. Het rendement van de portefeuille van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg kwam in 2011 uit op 2,3%. Dit resultaat was beduidend beter dan het rendement van de gekozen benchmark met - 1,2%. De aandelenportefeuille rendeerde in 2011 negatief met -6% t.o.v. de Europese aandelenbenchmark van -8%. Overzicht beleggingsrendementen pensioenfonds jaar
Media Groep Limburg
2003
7,6
Benchmark 7,9
2004
9,0
8,8
2005
13,4
12,7
2006
9,0
7,3
2007
0,1
1,3
2008
-13,4
-19,2
2009
13,7
13,7
2010
8,0
2011
2,3
*
2,8 * -1,2
relatief lage performance door wijziging benchmark gedurende jaar
19
jaarverslag 2011
De sinds 1997 ingevoerde structuur op het gebied van beleggingen binnen ons fonds is in het verslagjaar niet gewijzigd. De beleggingscommissie bestond in 2011 uit de heren P. Bruijns, G. Derks en H. Straat. Ieder kwartaal vindt er overleg plaats tussen de beleggingscommissie, de beleggingsadviseur en de countervailing power in aanwezigheid van de administrateur. Deze countervailing power is een door DNB vereiste tegenkracht in de vorm van een deskundige om de adviezen van de beleggingsadviseur te kunnen beoordelen. De beleggingsadviseur schetst dan de ontwikkelingen en verwachtingen op het gebied van economie, inflatie en rente, alsmede de situatie in de Verenigde Staten, Europa en in het Midden en Verre Oosten. Deze schets geeft aanleiding tot discussie en leidt tot het te volgen beleid in de komende tijd. Tenslotte wordt de portefeuille onder de loep genomen en wordt binnen de grenzen van het vastgelegde beleggingsbeleid de richting van het aan- en verkoopbeleid aangegeven, terwijl er tevens concrete aan- en verkopen worden bepaald. Verantwoord beleggen Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg heeft als institutionele belegger ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Beleggingstransacties kunnen ondernemingen of overheden in staat stellen om te handelen op een manier die niet in overeenstemming is met de normen en waarden waarover in onze samenleving overeenstemming bestaat. De invloed van de door het fonds verrichte transacties op het handelen door ondernemingen of overheden is zeer beperkt door het geringe belang hierin. Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg wenst bij de uitvoering van haar beleggingsbeleid rekening te houden met de normen en waarden waarover in onze samenleving overeenstemming bestaat. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van het fonds brengt met zich mee dat Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg bij de selectie van aandelen, obligaties en andere leningen rekening houdt met de navolgende criteria: welke maatregelen heeft een land genomen om te voorkomen dat er sprake is van (stelselmatige) schendingen van mensenrechten; hoe gedraagt een onderneming zich in landen waar sprake is van (stelselmatige) schendingen van mensenrechten; welk beleid hanteert een onderneming ten aanzien van internationaal aanvaarde standaarden op het gebied van arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld ten aanzien van kinderarbeid, dwangarbeid, discriminatie en de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling; welke maatregelen heeft een onderneming genomen om te voorkomen dat wordt gehandeld in strijd met wet- en regelgeving; welke maatregelen heeft een onderneming genomen om de schade aan het milieu te beperken. Stembeleid Zowel de maatschappij als de overheid verwacht dat institutionele beleggers een steeds actievere rol gaan spelen in de ondernemingen waarin men belegt. Het gebruik maken van het stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen is een van de manieren om dit te doen. Institutionele beleggers hebben echter beperkte mogelijkheden om bij elke onderneming waarin wordt belegd een actieve rol te vervullen. Vanwege de beperkte positie die door Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg wordt ingenomen wordt er geen actief stembeleid gevoerd.
20
jaarverslag 2011
Pensioenparagraaf Pensioenregeling De pensioenregeling is een voorwaardelijke geïndexeerde middelloonregeling met pensioenleeftijd van 65 jaar waarbij een partnerpensioen op risicobasis verzekerd kan worden. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld met inachtneming van het fiscale minimum. Voor 2011 bedraagt de franchise € 12.802,-. Voor 2012 is de franchise vastgesteld op € 12.966,-. De deelnemer heeft de mogelijkheid om extra bij te sparen binnen de fiscale grenzen voor extra pensioen of eerder ingaand pensioen. Deze pensioeneffect module is ondergebracht bij Aegon. De waarde van deze pensioenaanspraken kan voor andere pensioenen worden aangewend: ¾
(een gedeelte van) het in het verleden (vóór 1-1-2003) in de "oude pensioenregeling"
¾
uitruil van een gedeelte van het ouderdomspensioen in partnerpensioen.
opgebouwde partnerpensioen kan uitgeruild worden tegen een verhoogd ouderdomspensioen. ¾
vervroeging van de pensioendatum met maximaal 10 jaar behoort tot de mogelijkheden.
¾
op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de pensioendatum een zogenaamde hoog/laag constructie toegepast worden. Hierbij ontvangt de pensioengerechtigde de eerste vijf jaren een hogere uitkering en daarna levenslang een uitkering van 75% van de (verhoogde) pensioenuitkering.
Inkomende waardeoverdrachten van partnerpensioen worden omgezet in een premievrij ouderdomspensioen. Hiervoor is de toestemming van een eventuele partner vereist. Middels het mede ondertekenen van de akkoordverklaring bij waardeoverdracht wordt de partner hierop geattendeerd. Het pensioenopbouwpercentage bedraagt 1,875 per jaar zonder maximum. Opbouw tijdens de Vut periode geschiedt conform de regelgeving van het Vutfonds. De pensioenopbouw tijdens ziekte geschiedt op basis van 100%. Voor een deelnemer die arbeidsongeschikt is en uit dien hoofde aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of krachtens de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, waarbij de arbeidsovereenkomst met de werkgever conform het bepaalde in de vigerende CAO na twee respectievelijk drie jaar vanwege arbeidsongeschiktheid kan worden verbroken, of waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever na twee respectievelijk drie jaar wegens arbeidsongeschiktheid is gewijzigd of vervangen (aanvaarding van een lager betaalde functie) wordt de financiering van de pensioenopbouw op aangepaste wijze voortgezet. Bij de vaststelling van het pensioensalaris gaat het in principe om de vaste bruto loonbestanddelen inclusief 8% vakantietoeslag en 5% voorjaarsuitkering. De individuele fiscale ruimte om extra pensioen op te bouwen, die in een staffel is vastgelegd, zal door het fonds niet getoetst worden. Bij de uitruil van ouderdomspensioen in ruil voor partnerpensioen is de keuze gemaakt voor maximaal 70% van het OP incl. de reeds opgebouwde rechten. De korting op partnerpensioen bij een meer dan 10 jaar jongere partner wordt gehandhaafd. Er vindt een korting van 2,5% per jaar plaats voor ieder kalenderjaar dat de partner meer dan 10 jaar jonger is. Een deelnemer heeft de mogelijkheid het op deze manier gekorte partnerpensioen aan te vullen tot het ongekorte niveau door het betalen van de daartoe door het bestuur vastgestelde benodigde premie.
21
jaarverslag 2011
Indien het deelnemerschap eindigt door beëindiging van het dienstverband en waarbij de gewezen deelnemer vervolgens in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de werkloosheidswet, vindt voortzetting van de pensioenopbouw plaats overeenkomstig de Bijdrageregeling van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) indien en zolang door het FVP bijdragen aan het fonds verschuldigd zijn. Deze regeling geldt voor werkloze werknemers die op de eerste werkloosheidsdag 40 jaar of ouder zijn. Omdat vanaf 2003 voor het partnerpensioen geen opbouw meer plaatsvindt, vindt er als gevolg hiervan vanaf genoemd jaar alleen voortzetting van opbouw van ouderdomspensioen via de FVP-bijdrage plaats. Deze FVP-regeling is echter eindig. Het bestuur van de Stichting FVP heeft besloten dat werknemers die met ingang van 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, niet meer in aanmerking komen voor een bijdrage uit de FVP-regeling. De Stichting heeft de intentie om het recht op FVP-bijdrage van werknemers die nu WW-gerechtigd zijn zoveel mogelijk ongemoeid te laten. Omdat de FVP-bijdrage een voorwaardelijk karakter heeft, kan het FVP-bestuur voor deze groep geen harde garanties afgeven vanwege het feit dat sinds 2000 de uitgaven de beleggingsinkomsten onafgebroken hebben overstegen onder meer als gevolg van de oplopende werkloosheid en de toegenomen pensioenkosten. De enige inkomsten van het fonds komen uit belegd vermogen. Het bestuur van het FVP heeft besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos zijn geworden op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Werknemers die voor 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen. De pensioenpremie en -grondslag worden jaarlijks vastgesteld op 1 januari en daarna in de loop van het jaar niet meer gewijzigd, met uitzondering van wijziging van arbeidstijd of gewijzigde opbouw als gevolg van Vut. Aanpassingen kunnen bijvoorbeeld nodig zijn als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten, beleggingsrendementen en verwachte bestandsontwikkeling). Voor 2011 is de premie vastgesteld op 21,7%, waarvan 13,5% voor rekening van de werkgever komt en 8,2% voor rekening van de werknemer. De hier genoemde 13,5% voor de werkgever is als maximum overeengekomen. Afhankelijk van de dekkingsgraad zullen genoemde percentages jaarlijks geëvalueerd worden. Omdat er voldaan moet worden aan de heffing van een kostendekkende premie is vanwege die kostendekkendheid de premie per 1 januari 2012 verhoogd naar 23,3% (exclusief herstelpremie). De premieverhoging wordt door de werkgevers en werknemers verdeeld, waardoor tijdelijk is afgeweken van het overeengekomen premiemaximum. Op basis van het ingediende herstelplan is met de werkgevers een tijdelijke (herstel-) premie overeengekomen van 2,5% bovenop de kostendekkende premie. Deze herstelpremie zal worden betaald zolang de dekkingsgraad van het fonds zich beneden de 105% bevindt. Als gevolg van de premiewijziging is met de werkgevers een nieuwe uitvoeringsovereenkomst gesloten. De premie voor het partnerpensioen op risicobasis is vastgesteld op 2,1%, met de afspraak dat er over de eerste drie jaar (2003 tot en met 2005) een korting gegeven wordt waardoor deze premie niet meer dan 1,5% zal bedragen. Deze korting is mogelijk doordat een groot deel van de deelnemers reeds partnerpensioen opgebouwd heeft. Vanaf 2007 is het percentage berekend op 1,6%. Met ingang van 2011 vervalt de korting en bedraagt de premie voor verzekering van het partnerpensioen 2,1% van de pensioengrondslag. Als gevolg van de gewijzigde overlevingstabellen en de ingang van een nieuwe contractsperiode voor de herverzekering van het overlijdensrisico is de doorsneepremie hiervoor verlaagd naar 1,9%.
22
jaarverslag 2011
Overzicht belanghebbenden Deelnemers voor wie wordt bijgedragen Het aantal actieve deelnemers ligt ultimo 2011 39 lager dan eind 2010. 2011
2010
mannen
252
276
vrouwen
142
157
394
433
Pensioengerechtigden Het aantal pensioengerechtigden is volgens onderstaande staat in 2011 met 17 personen toegenomen. De stand einde boekjaar is:
2011
2010
mannen
235
222
vrouwen
42
40
277
262
mannen
3
3
vrouwen
2
2
5
5
6
6
Ouderdomspensioen
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Partnerpensioen mannen vrouwen
Wezenpensioen TOTAAL
23
107
104
113
110
12
13
407
390
jaarverslag 2011
Verdeling uitbetaalde pensioenen (aantallen) in 2011 naar grootte van bruto jaarbedrag in euro's
2%
8%
2% 24%
15%
9%
26%
< 2.500 2.500 <> 5.000 5.000 <> 10.000 10.000 <> 20.000 20.000 <> 30.000 30.000 <> 40.000 40.000 <> 50.000 > 50.000
14%
Verzekerden met premievrije rechten Het aantal verzekerden met premievrije rechten is in 2011 met 19 toegenomen, zodat de stand ultimo boekjaar als volgt is: 2011
2010
mannen
408
407
vrouwen
283
265
691
672
Het volgende overzicht geeft een inzicht in de opbouw van de technische voorzieningen eigen rekening en in het aantal belanghebbenden ultimo 2011. Technische voorzieningen voor
deelnemers premievrijen pensioengerechtigden
aantal belanghebbenden
ouderdoms- c.q. ingegaan pensioen
partnerpensioen
394 691 407
56.649.325 33.575.606 58.032.512
5.328.508 4.400.051 28.313.532
61.977.833 37.975.657 86.346.044
1492*
148.257.443
38.042.091
186.299.534
totaal
Technische Voorzieningen herverzekering premievrijstellings-, arbeidsongeschiktheidsrisico en gecedeerde polissen Technische Voorzieningen eigen rekening *
919.144
185.380.390 ========
Deelnemers met een arbeidsongeschiktheidspensioen zijn zowel onder de deelnemers als de pensioengerechtigden opgenomen omdat tijdens arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw doorloopt. In de kengetallen is daarom een aantal belanghebbenden van 1.492 minus 5 is 1.487 vermeld.
24
jaarverslag 2011
Actuariële paragraaf Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2011
2010
EUR
EUR
Premiebijdragen
3.352.531
3.295.968
Pensioenopbouw
-2.519.575
-2.183.238
-303.300
-300.000
529.656
812.730
3.847.998
11.641.521
-2.088.581
-1.840.445
0
0
Premieresultaat
Opslag in premie voor pensioenuitvoeringskosten Intrestresultaat Beleggingsresultaten Rentetoevoeging technische voorzieningen Indexering en overige toeslagen Wijziging Rentetermijnstructuur
-22.934.072
-12.070.705
-21.174.655
-2.269.629
-24.141
-44.592
16.812
150.436
Resultaat op overige mutaties
-82.156
434.988
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
355.102
880.957
-365.642
-10.047.654
2.520
28.477
-20.742.504
10.054.287
Overig resultaat Resultaat op kosten Resultaat op waardeoverdrachten, saldo overdracht van rechten
Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige Baten Totaal saldo van baten en lasten
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets 31 december 2011
Aanwezig vermogen
In % van de TV
155.290.653
83,8%
Af: TV volgens FTK-methode
-185.380.390
-100,0%
Af: minimaal vereist vermogen (4,03%)
-7.470.830 -37.560.567
-4,0% -20,2%
-22.743.033
-12,3%
-60.303.600
-32,5%
Dekkingspositie Af: vereist eigen vermogen
(exclusief minimaal vereist eigen vermogen)
Reservepositie
25
jaarverslag 2011
Risicoparagraaf Risico’s en beheersing van risico’s Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken zijn de voorschriften van de toezichthouder (DNB) zoals vastgelegd in FIRM. FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s en de beheersing daarvan. Als onderdeel van het beleid heeft het bestuur grenzen (risk apetite) gedefinieerd aan de te lopen risico’s. Deze grenzen en de situatie per 31 december zijn in onderstaande tabel weergegeven. Een uitgebreidere toelichting op de risico’s en de feitelijke omstandigheden per 31 december is opgenomen in de toelichting op de jaarrekening.
Risico
Risicogrens
31 december 2011
31 december 2010
S1 Renterisico
Beleidsnotitie: uitbreiden renteafdekking naar 40%.
32% afgedekt door middel van langlopende obligaties.
33% afgedekt door middel van langlopende obligaties.
S2 Risico zakelijke waarden
Strategische beleggingsmix en gedefinieerde bandbreedtes.
De portefeuille is neutraal gepositioneerd.
De portefeuille is neutraal gepositioneerd.
S3 Valutarisico
Geen valutarisico-afdekking. Geregeld binnen bandbreedtes.
Geen afdekking.
Geen afdekking.
S4 Grondstoffenrisico
Geen beleggingen
Geen beleggingen.
Geen beleggingen.
S5 Kredietrisico
Gedefinieerde bandbreedtes voor credit rating vastrentende waardenportefeuille..
Binnen bandbreedtes.
Binnen banbreedtes.
S6 Verzekeringstechnisch risico
Minimaliseren van langlevenrisico door toepassing actuele informatie over overlevingskansen, geen risico’s uit hoofde van arbeidsongeschiktheid en kort leven.
Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson ervaringssterfte toegepast. Herverzekeringscontracten voor arbeidsongeschiktheidsrisico en overlijdensrisico.
Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson ervaringssterfte toegepast. Herverzekeringscontracten voor arbeidsongeschiktheidsrisico en overlijdensrisico.
S7 Liquiditeitsrisico
Geen liquiditeitsrisico’s
De liquiditeitsontwikkeling is zodanig dat het fonds geen liquiditeitsrisico loopt.
De liquiditeitsontwikkeling is zodanig dat het fonds geen liquiditeitsrisico loopt.
S8 Concentratierisico
Geen concentratierisico’s
Voldoende spreiding in de aard en kenmerken van beleggingen en/of tegenpartijen.
Voldoende spreiding in de aard en kenmerken van beleggingen en/of tegenpartijen.
S9 Operationeel risico
Back-up pensioenbureau.
In uitvoeringsovereenkomst opgenomen dat werkgever back-up verzorgt bij langdurige afwezigheid administrateur. Werkgever voorziet hierin d.m.v. afspraken met Akkermans & Partners. SLA met afdeling ICT afgesloten.
In uitvoeringsovereenkomst opgenomen dat werkgever back-up verzorgt bij langdurige afwezigheid administrateur. SLA met afdeling ICT afgesloten
26
jaarverslag 2011
Scenario en crisisplanning Als onderdeel van het risicomanagementproces heeft het fonds eind 2010 een crisisplan met betrekking tot de evaluatie van het herstelplan opgesteld. In dit crisisplan zijn de te nemen stappen en maatregelen weergegeven wanneer er (naar verwachting) onvoldoende herstel van de dekkingsgraad optreedt. Het plan is gedurende 2011 geüpdatet. Hiermee vormt het plan een handleiding voor het bestuur voor de wijze waarop het zal handelen. Een belangrijk element uit het crisisplan vormt de communicatie naar de stakeholders.
Beleggingsrisico’s In 2011 is het beleggingsbeleid heroverwogen in het licht van de kredietcrisis, de dalende rentes en de levensduur van het fonds. In het beleggingsbeleid is sprake van een grote spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven en zijn de bandbreedtes aangegeven die naar inzicht van de externe vermogensadviseur benut kunnen worden. In de vastrentende waarden portefeuille zijn bandbreedtes aangegeven voor het aandeel in staatsobligaties en credits. Ultimo 2011 was het aandeel credits iets onderwogen. Dit resulteert erin dat de vastrentende waarden portefeuille een lager risico heeft dan voorheen het geval was. Het besluit van 2010 om te komen tot stapsgewijze durationverlenging om het renterisico te verkleinen is verder vormgegeven en wordt (met inachtneming van de korte bestaanshorizon van het fonds) verder uitgewerkt en geïmplementeerd.
Actuariële risico’s In 2010 zijn de nieuwe AG-prognosetafels verschenen. Deze tafels wijzen op een verdere toename van de levensverwachting. Het fonds past de AG-prognosetafels 2010-2060 met Towers Watson 2010ervaringssterfte toe. Door toepassing van de meest actuele informatie over overlevingskansen wordt het langlevenrisico voor het fonds voor dit moment gemitigeerd. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Er is een herverzekeringsovereenkomst op risicobasis met Elips life AG, die de nieuwe herverzekeringsactiviteiten heeft overgenomen van de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. (Alhermij). Vanwege de onzekerheid met betrekking tot het zelfstandig voortbestaan van het fonds is gekozen voor een contracttermijn van 1 jaar. Het lopende contract loopt tot 1 januari 2013. Herverzekerd zijn de (voor)overlijdensrisico's en de premievrijstellingrisico's bij arbeidsongeschiktheid. De (voor)overlijdensrisico's voor de deelnemers die ingevolge het nieuwe reglement hebben gekozen om het partnerpensioen op risicobasis te verzekeren, zijn geheel herverzekerd in de vorm van eenjarige risicokapitalen. Om geen extreem risico te lopen heeft het bestuur besloten om de gevallen, waarbij het reeds opgebouwde partnerpensioen uit de oude regeling nog niet volledig is afgefinancierd, eveneens in de herverzekering te betrekken. De hiermee gemoeide herverzekeringspremie komt ten laste van het fonds.
27
jaarverslag 2011
Ter zake van deze herverzekering overlijdensrisico’s wordt na afloop van het kalenderjaar een aandeel in de sterftewinst van een pool uitgekeerd op basis van het positieve saldo van 80% van de bruto premies door de poolparticipanten aan de herverzekeraar betaald en de in het desbetreffende jaar aan de poolparticipanten verrichte overlijdensuitkeringen, waarbij per (her)verzekerde deelnemer de uitkering voor ten hoogste € 1.000.000,- in aanmerking wordt genomen. Een verliessaldo van de pool wordt niet naar volgende jaren overgedragen. De verzekering van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is conform de voorgaande overeenkomsten geregeld met uitzondering van de toepassing van de arbeidsongeschiktheidsklassen. In verband met het (wettelijk) vervallen van de onderste twee arbeidsongeschiktheidsklassen vindt er pas een uitkering plaats bij een arbeidsongeschiktheidsmate vanaf 35%. Het obligo (maximaal door verzekeraar uit te keren bedrag) voor het premievrijstellingrisico bij arbeidsongeschiktheid bedraagt € 60.000,- per deelnemer per jaar. Het obligo voor het overlijdensrisicokapitaal bedraagt € 1.250.000,- per deelnemer. De voorziening voor premievrijstelling van arbeidsongeschikten en voor het herverzekerde arbeidsongeschiktheidspensioen wordt berekend als de contante waarde van de te verwachten uitkeringen van de herverzekeraar. Hierop wordt een afslag wegens kredietrisico toegepast. Voor het herverzekerde overlijdensrisico is geen aparte voorziening opgevoerd.
Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk is. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Binnen de vastrentende waarden portefeuille wordt er, overeenkomstig de beleggingsstijl, een actief duration beleid gevoerd met als doel het verminderen van de rentemismatch tussen beleggingen en pensioenverplichtingen. Onder het renterisico wordt verstaan het risico van het niet volledig gematcht zijn van de pensioenverplichtingen en de beleggingen. Het fonds beheerst het op langere termijn aanwezige renterisico door: •
het met behulp van ALM studies en continuïteitsanalyses onderzoeken van de consequenties van het gevoerde beleggingsbeleid, premiebeleid en toeslagbeleid voor de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad van het fonds, de hoogte van de pensioenpremie en van de mogelijkheid om toeslagen te verlenen;
•
het vaststellen van het beleggingsbeleid op basis van deze ALM studies en de adviezen van de beleggingscommissie. Het bestuur heeft besloten tot partiële afdekking van het renterisico d.m.v. stapsgewijze durationverlenging van de vastrentende waarden.
In de vastrentende portefeuille zijn de looptijden verder verlengd. Vanwege de studie naar een verdere matching van de looptijden van de obligaties in relatie tot de verplichtingen wordt er tijdelijk gebruik gemaakt van deposito’s en een spaarrekening. Hierdoor kan er op elk geschikt moment overgegaan worden tot aankopen van obligaties met de gewenste looptijden. De duration van de portefeuille is verhoogd naar 10 jaar (t.o.v. 9 jaar ultimo 2010). Er is besloten om ongeacht het renteniveau via aankoop van langlopende staatsobligaties de duration stapsgewijs uit te breiden om zo komen tot een renteafdekking van 40%.
28
jaarverslag 2011
Toekomstparagraaf
In de toekomstparagraaf van het voorgaand verslag sprak het bestuur het streven uit de voorgenomen aansluiting in een groter pensioenverband per 1 januari 2012 te realiseren. In de loop van het verslagjaar lagen wij met dit voornemen goed op koers totdat in augustus de eurocrisis het fonds op aanzienlijke achterstand zette. Sindsdien laat de financiële positie van het fonds de gewenste aansluiting niet toe, althans niet zonder een aanzienlijke bijdrage van de werkgever dan wel korting op de opgebouwde rechten. Het bestuur heeft zich vervolgens ingesteld op “business as usual” met prioriteit voor de twee belangrijkste aandachtspunten van het risicomanagement: een aanscherping van het renterisicobeleid en een adequate back-up van het pensioenbureau. Aan beide onderdelen is inmiddels invulling gegeven. Verder heeft het bestuur in januari 2012 een voorwaardelijk besluit tot korting moeten nemen en is er aan alle (gewezen) deelnemers een korting aangekondigd van - bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de positie ultimo verslagjaar – 7% per 1 april 2013 en mogelijk 6% per 31 december van dat jaar. Teneinde het principebesluit van aansluiting en vervolgens liquidatie van het fonds te kunnen uitvoeren, is herstel van de financiële positie noodzakelijk. Hetzij door marktherstel, hetzij door effectuering van een korting ofwel door een financiële bijdrage van de aangesloten werkgevers. In dit kader heeft de werkgever LMG het bestuur laten weten bij een collectieve waardeoverdracht niet onwelwillend tegenover een eventuele vrijwillige bijdrage te staan.
Een combinatie van deze drie
elementen is uiteraard ook mogelijk. Het ligt derhalve voor de hand, dat aansluiting in 2013 of zoveel eerder als mogelijk tot uitvoering kan komen. Tevens is de uitvoeringsovereenkomst die voor onbepaalde tijd is afgesloten met de werkgevers voor het eerst opzegbaar per einde 2013. Op basis van de huidige omstandigheden, verwachtingen en inzichten is aan te nemen dat door partijen van deze opzegmogelijkheid gebruik wordt gemaakt. De bestaanshorizon van het fonds blijft dus begrensd. Het bestuur zal hiermee op de verschillende beleidsterreinen rekening blijven houden met bijzondere aandacht voor een evenwichtige belangenafweging en –behartiging van alle betrokken geledingen. Sittard, 13 juni 2012 Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg Het Bestuur De heer H.C. Straat, voorzitter De heer G.H.M. Derks, secretaris De heer G. van Amerongen, bestuurslid De heer P.M. Bruijns, bestuurslid De heer A.J.G.T. Sniekers, bestuurslid De heer M.R. Stoové, bestuurslid.
29
jaarverslag 2011
Jaarrekening
30
jaarverslag 2011
BALANS PER 31 DECEMBER 2011 31-12-2011
31-12-2010
ACTIVA BELEGGINGEN Participaties in vastgoed
9.707.425
10.759.763
Aandelen
49.004.810
54.249.895
Obligaties
84.197.268
83.370.817 142.909.503
148.380.475
HERVERZEKERINGEN Gecedeerde polissen Invaliditeitsrisico Vrijstelling wegens AO (VPA)
681.544
689.015
41.737
45.490
195.863
176.930 919.144
911.435
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Rekening courant aangesloten ondernemingen Overige vorderingen
21.378
0
2.475.469
2.484.619 2.496.847
LIQUIDE MIDDELEN
2.484.619
10.436.758
3.878.559
156.762.252
155.655.088
PASSIVA STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Stichtingskapitaal Extra reserve
45
45
-30.089.782
-9.347.278 -30.089.737
-9.347.233
340.713
340.713
186.299.534
164.413.018
LANGLOPENDE SCHULDEN Achtergestelde lening Media Groep Limburg TECHNISCHE VOORZIENINGEN Technische Voorzieningen SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
31
211.742
248.590
156.762.252
155.655.088
jaarverslag 2011
STAAT VAN BATEN EN LASTEN 2011 2011
2010
BATEN BELEGGINGSOPBRENGSTEN
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
5.617.145
5.842.111
-1.750.823
5.817.677
-18.324
-18.267
In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer
BIJDRAGEN WERKGEVERS EN WERKNEMERS
SALDO OVERDRACHTEN VAN RECHTEN
3.847.998
11.641.521
3.580.639
3.485.440
212.371
-627.511
7.641.008
14.499.450
6.054.555
5.971.946
21.881.327
18.129.113
-2.520
-1.267
399.823
405.091
LASTEN PENSIOENUITKERINGEN EN AFKOPEN MUTATIE TECHNISCHE VOORZIENINGEN MUTATIE AFSLAG KREDIETRISICO PENSIOENUITVOERINGS-EN ADMINISTRATIEKOSTEN HERVERZEKERING
SALDO VAN BATEN EN LASTEN
32
50.327
48.854
28.383.512
24.553.737
-20.742.504
-10.054.287
jaarverslag 2011
KASSTROOMOVERZICHT Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten
2011
2010
3.559.261
3.562.196
213.054
71.457
-6.054.555
-5.971.946
-683
-698.968
197.207
85.086
Betaalde premies herverzekering
-178.775
-202.699
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-436.671
-328.167
-2.701.162
-3.483.041
12.538.843
9.971.594
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Verkopen en aflossingen van beleggingen Verkoopkosten beleggingen
-5.454
-15.559
5.560.570
5.828.621
-8.813.240
-8.952.823
-21.358
-15.049
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
9.259.361
6.816.784
Mutatie liquide middelen
6.558.199
3.333.743
3.878.559
544.816
10.436.758
3.878.559
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
Saldo liquide middelen per 1 januari Saldo liquide middelen per 31 december
33
jaarverslag 2011
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING 2011 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg, statutair gevestigd te Sittard (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan pensioengerechtigden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds vanuit historie uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers als voortvloeisel uit het pensioenreglement dat gold vóór 1 januari 2003. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van LMG Netherlands II B.V. en Multimedia Thuis aan Huis B.V. en de aan haar gelieerde ondernemingen.
Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 13 juni 2012 de jaarrekening opgesteld.
Algemene grondslagen Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichtingen gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om deze posten op deze wijze af te wikkelen.
34
jaarverslag 2011
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. De omrekenkoersen voor vreemde valuta zijn: 31-12-2011
Gemiddelde
31-12-2010
2011
Gemiddelde 2010
Amerikaanse dollar
€ 0,7729
€ 0,7161
€ 0,7484
€ 0,7585
Zwitserse franc
€ 0,8226
€ 0,8141
€ 0,7997
€ 0,7318
Britse pond
€ 1,1972
€ 1,1491
€ 1,1618
€ 1,1691
Japanse Yen
€ 0,0100
€ 0,0090
€ 0,0092
€ 0,0087
35
jaarverslag 2011
Specifieke grondslagen Beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde (boekwaarde) welke is bepaald door de beleggingsmaatschappij. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden (obligaties) en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Securities lending Het fonds neemt niet zelfstandig deel aan een securities lending programma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden uitgeleend aan andere marktpartijen. Enkele beleggingsfondsen waarin het fonds belegt kunnen gebruik maken van securities lending. De baten en lasten hiervan worden verwerkt in de beurskoersen van het desbetreffende fonds. Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Bij de waardering van de vorderingen ten behoeve van het invaliditeitspensioen en de premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid werd tot en met het verslagjaar 2010 rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vanwege het vervallen van deze verplichting en de beperkte afwaardering die hiermee gemoeid was (€ 2.520) is besloten deze afslag vanaf het verslagjaar 2011 niet meer te hanteren. Vorderingen uit hoofde van de winstdelingsregeling in het herverzekeringscontract worden verantwoord op het moment van toekenning door de verzekeraar. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien er geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Achtergestelde lening De achtergestelde lening wordt opgenomen tegen de geamortiseerde kostprijs. Technische voorzieningen De technische voorziening (TV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde) met inachtneming van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Deze rentetermijnstructuur is op aanwijzing van DNB vastgesteld op basis van het gemiddelde van alle handelsdagen in de laatste drie maanden van 2011. De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale
36
jaarverslag 2011
aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de technische voorziening is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. De technische voorziening voor actieve, premievrije en arbeidsongeschikte deelnemers is gelijk aan de actuariële contante waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen pensioenaanspraken. Voor arbeidsongeschikte deelnemers bestaat de technische voorziening daarnaast uit de actuariële contante waarde van de tot aan de pensioendatum op te bouwen pensioenaanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: •
Marktrente: gebaseerd op de (aangepaste) rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB, rekening houdend met de te verwachte uitkeringen van de opgebouwde aanspraken.
•
Overlevingstafels: AG prognosetafels 2010-2060 met Towers Watson 2010- ervaringssterfte, zonder leeftijdsterugstelling.
•
Tot en met de leeftijd van 65 jaar wordt een gehuwdheidsfrequentie van 100% gehanteerd. Na de leeftijd van 65 is het partnerpensioen gebaseerd op een bepaald partnersysteem.
•
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder is dan de verzekerde vrouw.
•
Het partnerpensioen is op risicobasis herverzekerd. Er vindt geen opbouw plaats.
•
Kostenopslag ter grootte van 1,4 % (2010: 1,2%) van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten.
•
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van 0%.
Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien er geen sprake is van transactiekosten). Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode waarbij uitsluitend onderscheid is gemaakt tussen ontvangsten en uitgaven.
37
jaarverslag 2011
Beleggingen Het verloop en de samenstelling van de beleggingen waren in 2010 en 2011 respectievelijk per 31 december 2010 en 31 december 2011 als volgt:
Indirecte vastgoed Beleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Stand per 1 januari 2010
9.637.044
50.823.006
83.105.959
Aankopen
1.305.180
5.040.213
2.607.430
Verkopen / aflossingen
0
-4.451.543
-5.520.050
-182.461
2.838.219
3.177.478
10.759.763
54.249.895
83.370.817
246.444
2.062.051
6.504.745
0
-2.501.162
-10.037.681
Waardewijzigingen
-1.298.782
-4.805.974
4.359.387
Stand per 31 december 2011
9.707.425
49.004.810
84.197.268
Waardewijzigingen
Stand per 31 december 2010 Aankopen Verkopen / aflossingen
Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van waarderingsmodellen en –technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus: Niveau 1: Niveau 2: Niveau 3:
De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata.
38
jaarverslag 2011
Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat: Per 31 december 2011
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
vastgoedbeleggingen
5.770.393
-
3.937.032
9.707.425
aandelen
48.852.816
vastrentende waarden
84.197.268
-
-
84.197.268
138.820.477
-
4.089.026
142.909.503
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
6.717.177
-
4.042.586
10.759.763
962.182
54.249.895
Totaal belegd vermogen
Per 31 december 2010 vastgoedbeleggingen
151.994
49.004.810
aandelen
53.287.713
vastrentende waarden
83.370.817
-
-
83.370.817
143.375.707
-
5.004.768
148.380.475
Totaal belegd vermogen
Naar rentepercentage kunnen de obligaties als volgt ingedeeld worden: rentevoet van tot
waarde ultimo boekjaar 2011 2010
0% 3% 4% 5% 6% 7% 8%
4.822.696 17.857.050 24.995.155 19.770.940 12.446.445 4.304.982 0
4.656.556 18.281.490 24.017.108 19.708.036 5.296.960 6.955.194 4.455.473
6 21 30 23 15 5 -
6 22 29 24 6 8 5
84.197.268
83.370.817
100
100
-
3% 4% 5% 6% 7% 8% 9%
in % van het totaal 2011 2010
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Samenstelling TV herverzekering
31 december 2011
31 december 2010
Herverzekering gecedeerde polissen Herverzekering invaliditeitspensioen Herverzekering premievrijstelling wegens AO
681.544 41.737 195.863
689.015 46.240 178.700
TV Herverzekering
919.144
913.955
De herverzekering gecedeerde polissen betreft de voorziening voor aanspraken die elders verzekerd zijn. Het fonds heeft met de betrokken partijen afgesproken dat zekere aanspraken die bepaalde personen in het verleden elders hebben opgebouwd via het fonds aan de desbetreffende personen worden uitbetaald. Met betrekking tot deze aanspraken is het fonds slechts “doorgeefluik”en loopt het geen risico. Naast deze gecedeerde polissen bestaat de TV herverzekering uit een voorziening voor de bij de Alhermij verzekerde invaliditeitspensioenen en een voorziening voor de premievrijstellingsuitkeringen die worden ontvangen voor arbeidsongeschikten. Over deze laatste twee posten loopt het fonds het risico dat de verzekeraar zijn verplichtingen niet nakomt. Deze afslag is voor 2011 op nihil geschat (2010: € 2.520).
39
jaarverslag 2011
Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan 1 jaar met uitzondering van een gedeelte van de vorderingen van de buitenlandse bronbelasting welke naar verwachting een looptijd heeft van 2 tot 3 jaar. Rekening-courant aangesloten ondernemingen
2011
2010
Media Groep Limburg B.V.
0
0
Grafisch Bedrijf Media Groep Limburg B.V.
0
0
Bongers Media
0
0
21.378
0
Vite Press
0
0
De Gouden Leeuw
0
0
Uitgeversmaatschappij De Trompetter B.V.
0
0
De Kempen Pers B.V.
0
0
21.378
0
Regio Distri / DistriQ
Overige vorderingen
2011
2010
Nederlandse dividendbelasting
90.906
6.250
Buitenlandse bronbelasting
44.827
49.236
Retrocessies/advieskosten
6.816
3.782
Rekening-courant Alhermij
0
68.759
2.268.836
2.351.153
64.084
5.439
2.475.469
2.484.619
Lopende rente: - obligaties Bankrente incl rente deposito's
Overige activa LIQUIDE MIDDELEN ABN AMRO Bank Bank Insinger de Beaufort KasBank Deposito Rabobank
Alle liquide middelen zijn direct opeisbaar.
40
2011
2010
4.952.627 353.330
1.959.568 42.458
130.801
1.876.533
5.000.000
0
10.436.758
3.878.559
jaarverslag 2011
Stichtingskapitaal en reserves 31-12-2011
31-12-2010
-9.347.278
707.009
Resultaat lopend boekjaar
-20.742.504
-10.054.287
Saldo per 31 december boekjaar
-30.089.782
-9.347.278
Extra reserve Saldo per 31 december voorgaand boekjaar
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan Dekkingsgraad De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad per 1 januari Toevoeging van nieuwe aanspraken en premie inkomsten Het verrichten van pensioenuitkeringen Toeslagverlening Wijzigingen in de rentetermijnstructuur Extra rendement gegenereerd door de beleggingen incl. interesttoevoeging aan TV Overige oorzaken waaronder opslag langlevenrisico Dekkingsgraad per 31 december
2011 % 94,3
2010 % 100,5
0,4
0,5
-0,2
0,0
0,0
0,0
-11,5
-7,7
0,9
6,6
-0,1
-5,6
83,8
94,3
Vermogenspositie
Eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2011
2010
-30.089.737
-9.347.233
6.589.012
6.589.012
30.213.863
29.040.671
De vermogenspositie van het fonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruikt gemaakt van een standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder de toelichting Risicobeheer.
Herstelplan Vanwege het dekkingstekort geldt voor het fonds een herstelplan. Dit herstelplan is op 31 maart 2009 bij DNB ingediend. Op 30 juli 2009 is op verzoek van DNB een aangepast herstelplan ingediend. Dit aangepast herstelplan, waarin de achtergestelde lening niet is meegenomen in het vermogen van het fonds en de beleggingsrendementen conform de regeling parameters zijn aangepast, is op 11 november 2009 ongewijzigd goedgekeurd.
41
jaarverslag 2011
De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • Verhoging van de premie. Met de werkgevers is een extra premie overeengekomen van 2,5% die betaald wordt totdat een dekkingsgraad van 105% is bereikt. •
Herstel van de beleggingsrendementen.
•
Geen toeslagverlening tot het minimaal vereist eigen vermogen is bereikt en beperkte toeslagverlening tot het vereist eigen vermogen is bereikt.
In het bestuursverslag is de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling in het herstelplan weergegeven. Hieruit blijkt dat het effect van de ingezette herstelmaatregelen onvoldoende was om de negatieve effecten van de rentetermijnstructuur en achterblijvende beleggingsrendementen te compenseren. Op grond van het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2011 98,0% bedragen. De gerealiseerde dekkingsgraad per 31 december is lager (83,8%) . Dit betekent dat het pensioenfonds thans achterloopt op het herstelpad. Het bestuur heeft in januari 2012 de financiële positie van het fonds per 31 december 2011 in vergelijking tot het herstelplan geëvalueerd. Het bestuur heeft hierbij geconcludeerd dat (uitgaande van de huidige parameters) het voor het fonds niet mogelijk is om binnen de wettelijk gestelde termijn (uiterlijk 31 december 2013) tot het minimaal vereist eigen vermogen (104%) te herstellen. Als uiterste maatregel heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten (“afstempelen”). Dit betekent dat het bestuur bij gelijkblijvende omstandigheden uiterlijk 1 april 2013 over zal moeten gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. De totale korting wordt ingeschat op 12,5% van de aanspraken en rechten. Het bestuur heeft besloten gebruik te maken van de mogelijkheid die DNB biedt de korting per 1 april 2013 te maximeren op 7%. Dit betekent dat er nog een aanvullende korting toegepast zal moeten worden van 6% vóór 1 januari 2014. Per brief van 11 mei 2012 heeft DNB het bestuur medegedeeld dat de ingediende evaluatie per ultimo 2011 geen aanleiding geeft tot opmerkingen over de voortgang van het herstel en de voorgenomen kortingsmaatregel. Het definitieve besluit en de definitieve omvang van de korting zal worden genomen in het eerste kwartaal 2013 mede gebaseerd op de dekkingsgraad per 31 december 2012. Het bestuur heeft de deelnemers in februari over de mogelijke kortingsmaatregel schriftelijk geïnformeerd. Tijdens een gehouden informatiebijeenkomst was er de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Gedurende 2012 worden de deelnemers op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen.
Achtergestelde leningen Achtergestelde lening Media Groep Limburg 2011
2010
340.713
340.713
Kortlopend gedeelte
-
-
Stand 31 december
340.713
340.713
Stand 1 januari
De achtergestelde renteloze lening is verstrekt op 31 oktober 2002 en de hoofdsom bedroeg € 1.703.557. De lening dient ter versterking van het aansprakelijk vermogen van Stichting Pensioenfonds MGL.
42
jaarverslag 2011
Aflossing Pensioenfonds MGL verbindt zich de Achtergestelde Lening af te lossen in vijf gelijke jaartermijnen met ingang van het moment dat de dekkingsgraad van het fonds na aflossing van de eerste jaartermijn 105% of meer bedraagt. Per 31 december 2011 bedraagt de dekkingsgraad voor aflossing 83,8%. Dit betekent dat niet tot aflossing van de laatste termijn ad. € 340.713,- kan worden overgegaan. Het aflossingsschema wordt opgeschort tot het moment dat de dekkingsgraad weer 105% of meer bedraagt. Pensioenfonds MGL verbindt zich alle betalingen aan MGL zonder kosten voor MGL op de vervaldag te zullen voldoen aan MGL op het door haar aangegeven bankrekeningnummer. Achterstellingbepalingen De vordering tot terugbetaling van de Achtergestelde Lening zal zijn achtergesteld bij alle andere bestaande en toekomstige vorderingen op Pensioenfonds MGL, in die zin dat ingeval van faillissement, surseance van betaling dan wel ontbinding van Pensioenfonds MGL geen betaling zal plaatsvinden van hetgeen Pensioenfonds MGL ten tijde van de uitspraak van het faillissement, de verlening van de surseance van betaling dan wel het besluit tot ontbinding al dan niet opeisbaar in hoofdsom uit hoofde van de Achtergestelde Lening verschuldigd is, zolang de vorderingen van andere crediteuren niet zijn voldaan. Onder “vorderingen van andere crediteuren”, als bedoeld in de voorgaande zin, worden niet verstaan vorderingen, die een qua achterstelling gelijk of meer achtergesteld karakter hebben dan de Achtergestelde Lening. Opeising De Achtergestelde Lening is onmiddellijk en in zijn geheel door MGL opeisbaar, zonder dat ingebrekestelling is vereist: A. indien Pensioenfonds MGL besluit tot beëindiging van haar fonds, ingeval voor Pensioenfonds MGL de noodzakelijke bevoegdheid, vergunning of inschrijving vervalt, en/of indien Pensioenfonds MGL ophoudt haar huidige statutaire doel na te streven of haar rechtspersoonlijkheid verliest; B. indien Pensioenfonds MGL surseance van betaling aanvraagt, in staat van faillissement wordt verklaard, boedelafstand doet of een schuldsaneringsregeling aanvraagt; C. indien Pensioenfonds MGL een fusie of belangengemeenschap met één of meer derden aangaat; D. indien de Achtergestelde Lening niet wordt aangewend voor het doel waartoe zij is verstrekt. Vervallen laatste termijn achtergestelde lening Als extra bijdrage aan het herstel is door Media Groep Limburg de schriftelijke toezegging aan het fonds gedaan, dat de aflossing van de laatste termijn van de achtergestelde lening wordt kwijtgescholden als op het toetsingsmoment (31-12-2012) de dekkingsruimte van het fonds onvoldoende zou zijn volgens de criteria van DNB.
43
jaarverslag 2011
Technische voorzieningen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de pensioenverplichtingen van het fonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum. Deze actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de rente en de levensverwachting. VERLOOP TV voor eigen rekening Stand per 1 januari Dotatie t.l.v. resultatenrekening Stand per 31 december
VERLOOP TV TV voor eigen rekening - gecedeerde polissen - invaliditeitspensioen - vrijstelling wegens AO (VPA)
2011
2010
681.544 41.737 195.863
689.015 45.490 176.930
afslag kredietrisico Technische Voorzieningen
2011
2010
163.499.063
145.369.950
21.881.327
18.129.113
185.380.390
163.499.063
2011 185.380.390
2010 163.499.063
919.144 -
911.435 2.520
186.299.534
164.413.018
Het mutatieoverzicht voor de Technische Voorziening is als volgt:
Stand 1 januari
2011
2010
163.499.063
145.369.950
2.401.073
2.105.169
Toename - koopsom voor de pensioenopbouw van actieven en vutters - indexatieverhoging primo volgend boekjaar - toekenning partnerpensioen - inkomende waardeoverdrachten
-
-
1.196.765
1.487.664
314.061
198.871
- benodigde intrest
2.088.581
1.840.445
- risicopremie langleven
1.574.907
1.702.095
-
9.724.533
- correcties
72.341
-369.753
- toevoeging uit TV herverzekering a.g.v. uitkering PVI
45.148
47.493
- wijziging sterftegrondslagen
Afname - wijziging elders verzekerde aanspraken - resultaat op pensionering - resultaat op arbeidsongeschiktheid - resultaat op herverzekering arbeidongeschiktheid
-
-
4.600
41.286
71.415
-
-48.488
-
- vrijval wegens overlijden: langleven
-2.163.113
-2.881.416
- vrijval wegens overlijden: kortleven
-319.830
-558.231
- risicopremie kortleven
-542.926
-575.537
- uitgaande waardeoverdrachten
-
-898.749
-6.040.539
-6.049.871
-72.382
-60.499
-
-18.213
- overgang op RTS ultimo boekjaar
22.934.072
12.070.705
- mutatie in FTK kostenvoorziening
365.642
323.121
21.881.327
18.129.113
- verwachte uitkeringen - vrijval kostenopslag over uitkeringen - expiratie WZP
Mutatie per saldo Stand 31 december
185.380.390
163.499.063
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen rentetermijnstructuur 2,74% (2010: 3,47%).
44
jaarverslag 2011
De technische voorziening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: 2011
2010
actieve deelnemers
61.781.971
54.328.656
pensioengerechtigden
85.635.870
79.942.619
gewezen deelnemers
37.962.549
29.227.788
185.380.390
163.499.063
919.144
913.955
186.299.534
164.413.018
totaal T.V. herverzekering + gecedeerde polissen Technische voorziening eigen rekening
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,875% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 maandsalarissen inclusief 8% vakantietoeslag en 5% einde jaarsuitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op wezenpensioen. Tot 1 januari 2003 is er partnerpensioen opgebouwd, daarna bestaat de mogelijkheid het partnerpensioen op risicobasis te verzekeren. Deelname aan de regeling is mogelijk vanaf datum in diensttreding. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds of en de mate waarin de opgebouwde aanspraken en de ingegane pensioenuitkeringen worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening De toeslag op de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het fonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de opgebouwde rechten en ingegane uitkeringen aan te passen. De toeslag bedraagt maximaal het gemiddelde van de prijsontwikkeling en de loonontwikkeling. De pensioenaanspraken en ingegane uitkeringen zijn dit boekjaar met 0% (2010: 0%) geïndexeerd. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. De toeslagen worden derhalve gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, overeenkomend met variant D1 uit de Beleidsregel toeslagenmatrix. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement. De voorwaardelijke indexatieverlening houdt in dat het pensioenfonds probeert jaarlijks over te gaan tot toeslagverlening. De maatstaf is de stijging van het gemiddelde van de algemene loonontwikkeling en de consumentenindex. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element.
45
jaarverslag 2011
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien vanaf 1 januari 2003 in één of meerdere jaren geen volledige toeslag is verleend. Het herstel van gemiste toeslagen is alleen mogelijk voor zover na dit herstel het vereist eigen vermogen op de langere termijn in stand blijft. Het bestuur van het fonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Voor de (premievrije) deelnemers en de pensioengerechtigden is deze specificatie in onderstaande tabel opgenomen. In lijn met het herstelplan heeft het bestuur besloten de pensioenaanspraken alsmede de pensioenuitkeringen in 2012 niet te indexeren. De pensioenaanspraken en de uitkeringen zijn in de afgelopen jaren als volgt geïndexeerd: Jaar
deelnemers volledige indexatie
toegekende indexatie
pensioengerechtigden en slapers gemiste
volledige
toegekende
gemiste
indexatie
indexatie
indexatie
indexatie
2012
1,81 %
0,00 %
1,81 %
1,81 %
0,00 %
1,81 %
2011
1,10 %
0,00 %
1,10 %
1,10 %
0,00 %
1,10 %
2010
1,32 %
0,00 %
1,32 %
1,32 %
0,00 %
1,32 %
2009
2,89 %
0,00 %
2,89 %
2,89 %
0,00 %
2,89 %
2008
1,88 %
1,88 %
0,00 %
1,88 %
1,88 %
0,00 %
2007
1,60 %
0,80 %
0,80 %
1,25 %
0,63 %
0,62 %
2006
1,08 %
0,54 %
0,54 %
1,45 %
0,73 %
0,72 %
2005
1,08 %
0,50 %
0,58 %
0,82 %
0,50 %
0,32 %
2004
2,12 %
1,00 %
1,12 %
1,77 %
0,00 %
1,77 %
2003
*
0,00 %
0,00 %
3,20 %
2,00 %
1,20 %
* ultimo 2002 heeft er in de “oude“ pensioenregeling optrek tot eindloonniveau plaatsgevonden voor de actieve deelnemers.
Overige schulden en overlopende passiva 31-12-2011 Kortlopend deel langlopende schuld Kosten actuaris Kosten accountant Loonbelasting en premies Pensioen Personeelskosten MGL
31-12-2010
0
0
40.544
45.620
35.000
34.000
122.308
119.275
0
0
9.299
8.653
Bankkosten
0
132
Kosten DNB
0
18.952
Algemene kosten/bestuurskosten
1.591
0
Kosten softwarebeheer
3.000
7.441
0
14.517
211.742
248.590
Kruisposten
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
46
jaarverslag 2011
Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. In 2011 en 2012 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds. Dit beleid is verwoord in de ABTN. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
beleggingsbeleid;
premiebeleid;
herverzekeringsbeleid;
toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALMstudie) die in respectievelijk 2009 en 2010 zijn uitgevoerd. In 2011 is een uitgebreide studie gedaan naar de afdekkingsmogelijkheden van het renterisico. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in de door het bestuur vast te stellen en te evalueren beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de beleggingscommissie zal plaatsvinden.
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de technische voorzieningen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s.
47
jaarverslag 2011
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2011 EUR Technische voorzieningen volgens jaarrekening
2010 EUR
185.380.390
163.499.063
S1 Renterisico
11.274.480
12.752.927
S2 Risico zakelijke waarden
21.559.425
19.253.974
6.614.432
6.040.712
Buffers
S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico
-
-
S5 Kredietrisico
2.033.221
2.295.690
S6 Verzekeringstechnisch risico
5.477.117
4.764.764
-16.744.812
-16.067.396
30.213.863
29.040.671
Vereist eigen vermogen
215.594.253
192.539.734
Aanwezig vermogen (=totaal activa – schulden = pensioenvermogen)
155.290.653
154.151.830
Surplus/tekort
-60.303.600
-38.387.904
Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische mix in de evenwichtssituatie.
Marktrisico Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico (S1-S4). De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de doelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds”. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Duration van de vastrentende waarden
31-12-2011 10
31-12-2010 9
16
15
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
48
jaarverslag 2011
Het beleid van het fonds is erop gericht op de duration mismatch te verkleinen door het renterisico voor 40% af te dekken. Het fonds realiseert dit door meer langlopende obligaties te kopen in plaats van aandelen en binnen de portefeuille kortlopende obligaties te vervangen door langlopende. Een andere mogelijkheid waar nu geen gebruik van gemaakt wordt, is het afsluiten van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). In het boekjaar zijn de mogelijkheden voor verdere renteafdekking bekeken. Het voornemen om de pensioenregeling binnenkort onder te brengen bij een andere pensioenuitvoerder en de eventueel hiermee gepaard gaande waardeoverdracht beperkt het fonds in de keuze voor de instrumenten waarmee verdere renteafdekking bereikt wordt. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
Resterende looptijd
31 december 2011
31 december 2010
EUR
EUR
%
<
1 jaar
-
Resterende looptijd 1
<>
5 jaar
19.309.121
23
8.468.812
10
Resterende looptijd 5
<> 10 jaar
15.721.476
19
28.247.482
34
Resterende looptijd 10 <> 20 jaar
30.391.366
36
32.513.304
39
Resterende looptijd
18.775.305
22
14.141.219
17
84.197.268
100
83.370.817
100
> 20 jaar
-
% -
-
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. Naast de strategische mix heeft het fonds in de beleggingsrichtlijnen grenzen gesteld aan beleggingen buiten MSCI-Europe, beleggingen in vreemde valuta en bandbreedtes m.b.t. de risicoklassen van de vastrentende waarden. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van de in de beleggingsvergadering besproken rapportages van de beleggingsadviseur en de administrateur van het fonds. Valutarisico Het totaalbedrag dat niet in euro’s is belegd bedraagt ultimo 2011 circa 15% (ultimo 2010 16%). De belangrijkste vreemde valuta zijn het Britse Pond sterling, de Amerikaanse dollar en de Zwitserse Franc. Het fonds heeft er niet voor gekozen om de valutaposities af te dekken. Binnen de beleggingsrichtlijnen is gedefinieerd dat maximaal 80% van de marktwaarde van de portefeuille belegd dient te zijn in Euro. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
Beleggingen in indirect vastgoed Aandelen
31-12-2011 894.762
31-12-2010 991.374
21.966.508
22.227.401
-
1.017.847
22.861.270
24.236.622
Vastrentende waarden Totaal
In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities.
49
jaarverslag 2011
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en verzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waarin een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Ten aanzien van de financiële debiteurenkwaliteit van de vastrentende beleggingen zullen de volgende rating-eisen in acht worden genomen: Debiteurenkwaliteit (Moody’s)
Minimum*
Maximum*
Aaa
50
100
Aa1, Aa2 of Aa3
0
50
A1, A2 of A3
0
35
Bbb/non rated**
0
10
* als percentage van de marktwaarde van het in vastrentende waarden belegde vermogen ** beleggingen in obligaties met een non-investment grade rating uitsluitend via gespecialiseerde beleggingsfondsen
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 31 december 2011
31 december 2010
EUR*
%
EUR*
%
AAA
57.489.710
63
51.033.504
60
AA
15.718.767
17
10.880.083
13
A
10.944.841
12
16.542.910
19
B
6.210.785
7
6.035.350
7
Geen rating
1.102.001
1
1.230.123
1
91.466.104
100
85.721.970
100
* inclusief opgelopen rente
Teneinde voldoende spreiding in de vastrentende portefeuille te kunnen waarborgen, mag het belang van een afzonderlijke belegging in deze beleggingscategorie niet groter zijn dan 5% van de totale marktwaarde van het in vastrentende waarden belegde vermogen. Dit geldt niet voor staatsleningen en semi respectievelijk supra en internationale overheden. Herverzekeringsovereenkomsten worden alleen aangegaan met onder toezicht staande Nederlandse verzekeraars of internationale herverzekeraars. De herverzekeringsovereenkomsten met betrekking tot het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico zijn per 1 januari 2012 overgegaan van de Alhermij naar Elips Life AG. Het moederbedrijf Swiss Re had per balansdatum een AA- rating volgens Standard & Poor’s.
50
jaarverslag 2011
Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s of actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte, volgens de Towers Watson ervaringssterfte 2010, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Ieder jaar wordt beoordeeld of de premie die door de deelnemers (optioneel) wordt betaald voor de overlijdensrisico verzekering toereikend is.
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht door de herverzekeraar. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het partnerpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomsten expireren ultimo 2012. Met de herverzekeraar is ten behoeve van het overlijdensrisico een poolwinstdeling afgesproken. Na afloop van het kalenderjaar wordt een aandeel in de sterftewinst van een pool uitgekeerd op basis van het positieve saldo van 80% van de bruto premies door de poolparticipanten aan de herverzekeraar betaald en de in het desbetreffende jaar aan de poolparticipanten verrichte overlijdensuitkeringen, waarbij per (her)verzekerde deelnemer de uitkering voor ten hoogste € 1.000.000,- in aanmerking wordt genomen. Een verliessaldo van de pool wordt niet naar volgende jaren overgedragen. Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling wordt in het resultaat verantwoord op het moment van toekenning. Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene loon- en prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het bestuur hanteert een beleidsstaffel met als uitgangspunt de nominale dekkingsgraad als leidraad. De voorwaardelijke toeslag voor alle deelnemers (actieve, premievrijen en pensioengerechtigden) is gebaseerd op het gemiddelde van de loon- en prijsindex. (=maatstaf) Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers jaarlijks aan te passen aan de maatstaf. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in principe worden ingehaald.
51
jaarverslag 2011
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategisch en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening gehouden wordt met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. In het geval de liquiditeitsbehoefte hoger is dan de stand van de liquide middelen, kan het noodzakelijk zijn om beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Eind 2011 zijn er voldoende beleggingen aanwezig, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Concentratierisico Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s, landen, sectoren en tegenpartijen. Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2011 de volgende posten: 31 december 2011 Nederlandse staatsobligaties
% van
EUR
balanstotaal
40.540.070
25,9%
Belgische staatsobligaties
6.306.983
4,0%
Duitse staatsobligaties
8.600.100
5,6%
Franse staatsobligaties
4.164.600
2,7%
Obligaties Rabobank
4.006.900
2,6%
Ishares DJ Eurostoxx 50
3.393.000
2,2%
52
jaarverslag 2011
Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen.
53
jaarverslag 2011
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. De administratie van het fonds wordt gevoerd door 1 medewerkster. De kleinschaligheid en daarmee de kwetsbaarheid van het pensioenbureau is een aandachtspunt voor het bestuur. Door het vastleggen van boekingsgangen en administratieve procedures in een procedure handboek wordt dit risico gedeeltelijk beheerst. In de uitbestedingsovereenkomst met de werkgever is geregeld dat deze bij langdurige afwezigheid van de administrateur zorg draagt voor vervanging. Indien geen interne capaciteit beschikbaar is, zal er gebruik gemaakt worden van de dienstverlening hieromtrent van het bureau Akkermans & Partners, waarmee de werkgever hiertoe een overeenkomst heeft gesloten. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen in het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
54
jaarverslag 2011
Niet in balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitvoeringsovereenkomst voor onbepaalde tijd afgesloten met de aangesloten werkgevers die voor het eerst opzegbaar is per 31 december 2013. Claim discriminerende Franse bronbelasting Verschillende lidstaten binnen de EU verleenden binnenlandse pensioenfondsen een hogere vrijstelling van bronbelasting op dividendbetalingen dan buitenlandse pensioenfondsen. De Europese Commissie is van mening dat de discriminerende behandeling van buitenlandse pensioenfondsen in strijd is met het EU-recht en meer specifiek de vrijheid van kapitaalsverkeer zoals vastgelegd in artikel 56 van het EG-verdag. Rechtspraak van het Europese Hof van Justitie lijkt deze zienswijze van de Europese Commissie te bevestigen. Om deze reden is er door Price Waterhouse en Coopers namens het fonds een claim ingediend bij de Franse Fiscus over de jaren 2006 tot en met 2009 ter hoogte van € 184.000,-Voorwaardelijke korting van aanspraken en rechten Op 25 januari 2012 heeft het bestuur van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg een voorwaardelijk besluit genomen tot het toepassen van een korting op de aanspraken en rechten van de (gewezen) deelnemers met 7% per 1 april 2013 en 6% uiterlijk per 31 december 2013. De definitieve omvang en vaststelling van het besluit is afhankelijk van de financiële positie van het fonds per 31 december 2012. Een nadere toelichting op de context van dit voorwaardelijk besluit is opgenomen in de toelichting onder het onderwerp “Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan”. Niet toegekende toeslagen; inhaalambitie Indien de dekkingsgraad van het fonds hoger is dan 130% kan het bestuur besluiten om inhaalindexaties te verlenen. Inhaalindexaties worden gedefinieerd als de gemiste indexaties over de voorafgaande tien jaren. De dekkingsgraad mag als gevolg van de verleende inhaalindexaties niet lager worden dan 130%.
Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar artikel 9 lid 7 van de statuten van het fonds. Er zijn leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: • De Werkgever is verplicht deelnemers bij de Stichting aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden en de voor de uitvoering benodigde gegevens en mutaties in deze gegevens maandelijks middels door de Stichting vastgestelde formulieren aan de Stichting te leveren. • De Stichting informeert elk kwartaal schriftelijk deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden indien sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door de Stichting te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
55
jaarverslag 2011
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) 2011
2010
Bijdragen van deelnemers*
1.275.898
1.074.841
Bijdragen van werkgevers
2.186.239
2.332.530
Bijdragen van FVP
3.462.137
3.407.371
118.502
78.069
3.580.639
3.485.440
* inclusief risicopremie partnerpensioen
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt in 2011 21,7% van het totaal van de pensioengrondslagen. Daarnaast is met de werkgevers, gedurende de periode dat er sprake is van een dekkingstekort, een herstelpremie ter hoogte van 2,5% van de pensioengrondslag overeengekomen. De risicopremie voor de verzekering van het partnerpensioen bedraagt in 2011 2,1% van de pensioengrondslag. De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2011
2010
EUR
EUR
Kostendekkende premie Herstelpremie Kostendekkende premie inclusief herstelpremie
3.356.794 341.586
2.949.642 364.458
3.698.380
3.314.100
Feitelijke premie
3.425.056
3.358.189
Gedempte premie
3.447.937
3.271.904
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt: 2011
2010
Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Toeslag voor uitvoeringskosten
2.379.500 423.551 303.300
2.209.700 397.746 300.000
Totaal
3.106.351
2.907.446
De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie zijn het gevolg van de verschillende berekeningsmethoden. Bij de berekening van de kostendekkende premie wordt uitgegaan van de niet-gedempte nominale marktrente per 1 januari 2011 (2,74%). De gedempte kostendekkende premie is vastgesteld op basis van 3,86% (het 10-jaarsgemiddelde van het u-rendement op 30 september). De feitelijke premie is de op basis van het vastgestelde premiepercentage (24,2%) afgedragen premie inclusief FVP-bijdragen en betaalde premie t.b.v. het premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid. In de feitelijke premie van de werkgever over 2011 is een extra bijdrage begrepen van € 341.586,-- in het kader van het herstelplan.
56
jaarverslag 2011
Beleggingsresultaten 2011
2010
Directe beleggingsopbrengsten Participaties in vastgoed (beleggings)maatschappijen
508.368
678.647
Aandelen
1.872.210
1.746.550
Obligaties
3.117.413
3.408.766
119.154
8.148
Interest Totaal directe beleggingsopbrengsten
5.617.145
5.842.111
Indirecte beleggingsopbrengsten (waardewijzigingen) Participaties in vastgoed (beleggings)maatschappijen
-1.298.782
-182.461
Aandelen
-4.805.974
2.838.219
Obligaties
4.359.387
3.177.478
-5.454
-15.559
Kosten verkoop effecten Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
-1.750.823
5.817.677
-18.324
-18.267
3.847.998
11.641.521
In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer Bewaarloon Totaal beleggingsopbrengsten
Pensioenuitkeringen en afkopen 2011
2010
Ouderdomspensioen
4.673.894
4.627.288
Partnerpensioen
1.354.443
1.312.747
18.134
23.165
Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
8.084
8.746 6.054.555
5. 971.946
Saldo overdracht van rechten 2011
2010
Overgenomen pensioenverplichtingen
213.054
71.457
Overgedragen pensioenverplichtingen
-683
-698.968 212.371
-627.511
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.
57
jaarverslag 2011
Als gevolg van onderdekking bij pensioenfondsen is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van het fonds dit toelaat zullen de onderlinge waardeoverdrachten weer worden hervat. Uiteraard zal dan ook de dekkingsgraad van de tegenpartij voldoende moeten zijn. De post overgenomen verplichtingen betreft de inkoop van spaarkapitaal bij einde deelneming of pensionering. De overgedragen pensioenverplichting betreft een herberekening van de verschuldigde rente over de overdrachtswaarde van een waardeoverdracht uit 2010.
Herverzekering 2011
2010
Premies: - premievrijstelling bij invaliditeit
72.525
62.221
- kapitaalverzekering (overlijden)
131.009
115.719 203.534
177.940
Uitkeringen: - arbeidsongeschiktheidspensioen
8.801
10.383
- premievrijstelling bij invaliditeit
45.148
47.493
- overlijdensuitkeringen
71.100
44.000
- winstaandeel
28.158
27.210 153.207
129.086
50.327
48.854
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2011 Doorberekende personeelskosten
2010
104.313
98.080
Kosten actuaris
87.610
127.401
Kosten accountant
36.095
33.219
Kosten beleggingsadviseur
42.776
41.960
Kosten DNB / AFM
13.292
20.299
Kosten softwarebeheer en ondersteuning
28.209
34.681
4.206
12.621
Bankkosten Algemene kosten en bestuurs(advies)kosten
83.322
36.830 399.823
405.091
Honoraria accountant Op grond van artikel 32a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt. Honoraria (excl. Omzetbelasting) Onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten
2011
%
2010
%
27.000
74
24.208
82
Andere assuranceopdrachten
7.800
22
3.858
13
Overige dienstverlening
1.600
4
1.427
5
36.400
100
29.493
Totaal
58
100
jaarverslag 2011
Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van het fonds hebben in 2011 geen bezoldiging ontvangen.
Personeel Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door een werknemer die in dienst is van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen € 104.313 (2010: € 98.080) en worden door de werkgever aan het fonds doorberekend.
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Sittard, 13 juni 2012 Het bestuur De heer H.C. Straat, voorzitter De heer G.H.M. Derks, secretaris De heer G. van Amerongen, bestuurslid De heer P.M. Bruijns, bestuurslid De heer A.J.G.T. Sniekers, bestuurslid De heer M.R. Stoové, bestuurslid.
59
OVERIGE GEGEVENS
jaarverslag 2011
Gebeurtenissen na balansdatum Op 25 januari 2012 heeft het bestuur van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg een voorwaardelijk besluit genomen tot het toepassen van een korting op de aanspraken en rechten van de (gewezen) deelnemers met 7% per 1 april 2013 en 6% uiterlijk 31 december 2013. De definitieve omvang en vaststelling van het besluit is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds per 31 december 2012. Een nadere toelichting op de context van dit voorwaardelijk besluit is opgenomen in de toelichting op de jaarrekening onder “Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan”. Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
60
jaarverslag 2011
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg te Sittard is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens ende bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ikdie gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: z
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
z
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
61
jaarverslag 2011
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg is naar mijn mening slecht,vanwege een dekkingstekort. Eindhoven, 13 juni 2012
drs. H.J.W. van Gemert AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
62
jaarverslag 2011
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg te Sittard gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. 63
jaarverslag 2011
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 16 van het bestuursverslag en pagina 42 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april 2013 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 13 juni 2012 KPMG Accountants N.V.
P.L.A. Langeveldt RA
64
jaarverslag 2011
Intern toezicht: (verslag van) de visitatiecommissie Het pensioenfonds heeft voor de invulling van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie die eens in de drie jaar het functioneren van het bestuur beziet. Er is een overeenkomst gesloten met de Visitatie Commissie Pensioenfondsen B.V. uit wiens netwerk een commissie van drie leden is benoemd waarbij de leden volledig complementair zijn aan elkaar. De eerste (volledige) visitatie heeft voor de eerste keer plaatsgevonden in 2009. Als gevolg van de driejaarstermijn die gehanteerd wordt voor de visitatie heeft er in het verslagjaar géén visitatie plaatsgevonden. Voor het verslag van de Visitatiecommissie verwijzen wij naar het jaarverslag 2010.
65
jaarverslag 2011
Verslag van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan (VO) van het fonds is op 2 april 2008 ingesteld. Bij oprichting is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. In het boekjaar 2011 is er ter bespreking van de jaarstukken 2010 overleg geweest tussen bestuur en VO. In verband met de communicatie over de mogelijke rechtenkorting heeft het Dagelijks Bestuur met de communicatiecommissie en het verantwoordingsorgaan overleg gepleegd. Het crisisplan, met hierin de wijze waarop een mogelijke rechtenkorting zal worden verwerkt bij het achterblijven van het herstelplan, dat reeds ter kennisname aan het VO was gezonden, is geüpdatet. Het VO heeft zich ervan overtuigd dat het bestuur hierbij een evenwichtige belangenbehartiging van alle betrokkenen goed heeft gewaarborgd.
Aan het VO zijn alle relevante stukken over het boekjaar ter hand gesteld, zoals:
agenda, notulen en actiepuntenlijst van de bestuursvergaderingen;
notulen van de beleggingsvergaderingen;
correspondentie met DNB;
het communicatieplan;
de maandelijkse dekkingsgraad;
het verloop van het herstelplan;
het crisisplan;
het concept jaarverslag en jaarrekening 2011
het concept actuarieel rapport over 2011.
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening eveneens kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening. Er is geen overleg geweest met accountant en/of andere externe deskundigen. Op 6 juni 2012 heeft er een overleg plaatsgevonden met het bestuur waarin o.a. het jaarverslag en de jaarrekening zijn besproken. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • • • • • •
Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; Het waarborgen van interne beheersing.
66
jaarverslag 2011
Bevindingen en conclusie Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening gedurende het verslagjaar kennis genomen van de agenda, de onderliggende stukken en de verslagen van de bestuursvergaderingen en de beleggingscommissie. Ook werd het VO geïnformeerd over de correspondentie met de Nederlandse Bank en specifiek de correspondentie handelend over het herstelplan en de dekkingsgraad. Ook de correspondentie en de adviezen van de diverse adviseurs werden het VO ter hand gesteld. Er heeft meerdere malen overleg plaatsgevonden met het bestuur over de mogelijke opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door de werkgevers; de communicatie over een eventuele korting van de pensioenaanspraken in 2013 en de verkennende onderzoeken die hebben plaatsgevonden naar de overgang naar een bedrijfstakpensioenfonds en/of een verzekeraar. Het VO heeft kennis genomen van het concept jaarverslag 2011 van de Stichting alsmede het actuarieel rapport. Beide rapporten zijn op 6 juni besproken met het bestuur en op de punten waarop het VO opmerkingen had zijn die naar haar volle tevredenheid beantwoord. Het VO geeft het bestuur in overweging om, in het kader van de hiervoor genoemde onderzoeken naar de overgang naar een bedrijfstakpensioenfonds en/of een verzekeraar, daar waar mogelijk kosten te besparen, door het eventueel niet laten uitvoeren van reguliere periodieke door externen uit te voeren rapportages en visitaties (zoals bijvoorbeeld de continuïteitsanalyse en de 3-jaarlijkse visitatie uit hoofde van het interne toezicht) voor zover het bestuur vindt dat dit verantwoordelijk is in de huidige fase. Het VO geeft ook aan nauw betrokken en aangelijnd te willen blijven in alle verdere stappen die nodig zijn in het proces van een eventuele overgang naar een bedrijfstakpensioenfonds en/of een verzekeraar en het vervolg daarop, zijnde de liquidatie van het pensioenfonds. Het VO wil graag, binnen de kaders van de wet, in dit proces een actieve rol vervullen. Resumerend komen wij tot de volgende bevindingen: kennis genomenhebbende van bovengenoemde informatie en met name het jaarverslag en de jaarrekening 2011 hebben wij geen bijzonderheden geconstateerd. Samenvattend komen wij tot de volgende conclusie: de handelwijze van het bestuur en de samenstelling van het jaarverslag en de jaarrekening 2011 zijn in overeenstemming met de statuten van het fonds en geven geen aanleiding tot opmerkingen. Wij hebben waardering voor de inspanningen die het bestuur zich getroost om de pensioenrechten van de (gewezen)deelnemers zo goed mogelijk veilig te stellen .
Sittard, 6 juni 2012, Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg Het verantwoordingsorgaan.
67
jaarverslag 2011
Reactie van het bestuur Tijdens een bijeenkomst met het Verantwoordingsorgaan (VO) op 6 juni 2012 heeft het bestuur met voldoening kennis genomen van de bevindingen van het VO ter zake van het Jaarverslag 2011, als mede van de jaarrekening: het VO heeft geen bijzonderheden geconstateerd. Het bestuur is ingenomen met de waardering van het VO voor de inspanningen om de rechten van de (voormalige) deelnemers zo goed mogelijk veilig te stellen. Bij gelegenheid van de bijeenkomst heeft het VO twee verdere aandachtspunten aan de orde gesteld: Rekening houdend met de binnen afzienbare tijd verwachte liquidatie van het fonds geeft het VO in overweging kosten te besparen op de volgens de regels mogelijk nog door externen uit te voeren onderzoeken en analyses, waaronder bijvoorbeeld de 3-jaarlijkse visitatie en een continuïteitsanalyse. Dit advies is bij het bestuur niet aan dovemans oren gericht. Afhankelijk van de voortgang van het migratieproces van het fonds en het daarmee samenhangende restnut van deze werkzaamheden zal het bestuur bij de toezichthouder om dispensatie daarvoor vragen. Verder wil het VO binnen de kaders van de wet nauw betrokken blijven bij de overgang naar een andere uitvoerder en de aansluitende liquidatie van het fonds. Het bestuur is zich ten volle bewust van het belang van een optimale betrokkenheid van het VO bij dit proces teneinde voor de besluitvorming tot een zo breed mogelijk draagvlak te komen en zal hieraan maximaal medewerking verlenen. Het bestuur dankt het VO voor de gegeven adviezen en de actieve betrokkenheid bij het fonds. Het verheugt zich daarop in dit voor fonds en (gewezen) deelnemers cruciale jaar wederom te mogen rekenen.
Sittard, 6 juni 2012, Stichting Pensioenfonds Media Groep Limburg Het bestuur.
68