Stichting Pensioenfonds ANWB
Stichting Pensioenfonds ANWB Wassenaarseweg 220 2596 EC Den Haag Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 40408890
Verslag over het boekjaar 1-1-2014 t/m 31-12-2014
2
Inhoud
Pagina Voorwoord van de voorzitter
5
Bestuur en organisatie
7
Meerjarenoverzicht
11
Bestuursverslag Profiel van het Pensioenfonds
13
Algemene pensioenontwikkelingen
13
Fondsspecifieke ontwikkelingen
16
Ontwikkelingen in 2015
25
Pensioenparagraaf 25 Beleggingenparagraaf 30 Financiële paragraaf
36
Actuariële paragraaf
37
Risicoparagraaf 38 Toekomstparagraaf 39 Compliance Officer
41
Verantwoordingsorgaan Verslag van het Verantwoordingsorgaan
43
Reactie Bestuur
46
Raad van Toezicht Verslag van de Raad van Toezicht
47
Reactie bestuur
51
Jaarrekening Balans per 31 december
54
Staat van baten en lasten
56
Kasstroomoverzicht 58 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
59
Toelichting op de balans per 31 december
63
Toelichting op de staat van baten en lasten
70
Risicoparagraaf 74
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
3
Pagina Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
81
Resultaatbestemming 82
4
Actuariële verklaring
83
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
84
Voorwoord van de voorzitter
Het verslagjaar is geëindigd met een dekkingsgraad van 100,4%. Het fonds bevindt zich opnieuw in een situatie van dekkingstekort sinds eind september 2014. De voortdurend dalende rente zorgde er voor dat ondanks een goed beleggingsresultaat de verplichtingen sneller toenamen dan de bezittingen en dat daarmee de dekkingsgraad uiteindelijk daalde ten opzichte van het begin van het jaar. Daarbij moet worden opgemerkt dat de dekkingsgraad 1% daalde doordat het bestuur besloot om de kostenvoorziening in lijn te brengen met de nieuwste inzichten en vereisten. Het dekkingstekort is gemeld bij de verschillende instanties. DNB verleende uitstel voor het indienen van een nieuw herstelplan, omdat de ophanden zijnde wetgeving tot een andere aanpak van de berekening van dekkingsgraad en samenstelling van herstelplan zou leiden. Door de nieuwe wetgeving is ook het oude herstelplan niet meer van toepassing. Uiteindelijk zal het fonds moeten groeien naar een dekkingsgraad van 115,3% op basis van het nieuwe financieel toetsingskader. De herinrichting van de beleggingen die in 2013 is begonnen, werd in 2014 afgerond. Op de beleggingen werd een totaal rendement gehaald van 18,5%. Opgebouwd ruim 6,5% uit de beleggingen en bijna 12% uit afdekkingen tegen een kostenniveau van 0,59%. Het totale rendement op de beleggingen kwam vrijwel overeen met de benchmark. Op zich is dat goed, maar gezien het feit dat in een aantal categorieën actief wordt belegd, zou er een iets hoger rendement gehaald moeten worden. De verplichtingen stegen echter sneller, zodat het financieel resultaat uiteindelijk € 42,3 miljoen negatief was. In 2014 werden ook de onderliggende sterftetafels van het actuarieel genootschap herzien wat zal leiden tot een geringe wijziging in de basis voor 2015. De sterftegrondslagen zijn aangepast met fondsspecifieke ervaringscijfers. In dit jaarverslag gaan we uit van deze fondsspecifieke grondslagen. Herrekening van deze grondslagen met het doorontwikkelde model dat geldt voor 2014, betekent dat de voorziening ultimo 2014 hoger wordt. Het vermogen van het fonds is belegd via Besloten Fondsen structuur. Het fonds heeft rechtstreeks contracten met beheerders en betrekt de afdeling vermogensbeheer van de ANWB als adviseur. De heldere verdeling in de beleggingen, waarmee een deel bestemd is voor het afdekken van het renterisico en het matchen met de verplichtingen en een deel dat dient om beleggingsrendement te generen, is gehandhaafd. In 2014 is het dynamisch beleggingsbeleid van het fonds vormgegeven. Doel van dat beleid is om te kunnen sturen op de doelstellingen van het fonds op de langere termijn als de omstandigheden in de markt wijzigen. In het beleid zijn triggers benoemd die, wanneer ze worden geraakt, leiden tot een discussie in de balansrisico advies commissie (BRAC) en een advies aan het bestuur over maatregelen om de lange termijn doelen bereikbaar te houden. De sterk dalende rente en de wens van het bestuur om in negatieve scenario’s de dekkingsgraad te beschermen tegen een daling onder een niveau van 85% leidde tot een verschuiving van risico’s van aandelen naar rente. De communicatie van het fonds is in 2014 opnieuw bezien. Er is een ontwerp gemaakt voor een meer gelaagde communicatie die via verschillende kanalen kan plaatsvinden. In gedachten lopen we daarmee vooruit op de nieuwe wetgeving voor communicatie over pensioenen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
5
Het bestuur is per 1 juli ingericht volgens het paritaire model. Alle werkzaamheden voor deze overgang zijn tijdig afgerond. Per 1 juli heeft het fonds dan ook een nieuw verantwoordingsorgaan, een nieuwe raad van toezicht en nieuwe leden in de geschillen- en klachtencommissie. Het oude verantwoordingsorgaan, de raad van deelnemers en de auditcommissie zijn opgeheven. Op deze plaats past een woord van dank aan hen die daarin een bijdrage voor het fonds hebben geleverd. Per 1 februari is Frits van Bruggen afgetreden als voorzitter vanwege zijn benoeming tot hoofddirecteur van de ANWB. Per 1 oktober is Bert Nollen gepensioneerd als directeur van het bestuursbureau. Per 1 januari is Martin Sanders teruggetreden uit de BRAC vanwege de aanvaarding van een internationale functie bij zijn werkgever Univest. Het fonds is hen veel dank verschuldigd. Als aspirant bestuurslid namens de werkgever is Sophia van Tol per 15 oktober tot het bestuur toegetreden. Henk van Drunen werd per 1 oktober directeur van het bestuursbureau. Ten slotte dankt het bestuur ook iedereen die in het verslagjaar aan het goed functioneren van het fonds heeft bijgedragen.
Jaap Groen
voorzitter
6
Bestuur en organisatie
Per 31 december 2014
Bestuur
Namens werkgever
J. (Jaap) Groen (71)
S.E. (Sophia) van Tol (48)
drs. R.J.X. (Roland) Wanders (55)
Namens deelnemers
drs. E.A. (Eliena) van der Velde AAG (32)
mr. P.C.M.W. (Nellie) Willemssen (53)
Namens gepensioneerden
mr. M. (Marlène) van Aalst-Philippus (77)
voorzitter aspirant lid plv. voorzitter
secretaris
Verantwoordingsorgaan
Namens werkgevers
K.G. (Gert) de Heijer (50)
J.P. (Jan) Rijnveld (53)
Namens deelnemers
J.J. (John) Alberts (56)
E.A. (Ewoud) Benschop (48)
H.D. (Henk) Boonstra (45)
C.J. (Hanneke) Grolman (44)
S. (Sytze) Venema (59)
Namens gepensioneerden
A.L. (Ton) Groenewege (68)
B. (Beno) Koens (72)
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
voorzitter
secretaris
7
Raad van toezicht
J. (Janwillem) Bouma (52)
H.M. (Henri) den Boer (46)
M.M. (Marien) de Lint (54)
voorzitter
Organisatie Bestuursbureau
H.W. (Henk) van Drunen (58)
directeur
M.G.M. (Marina) Goosen (44)
coördinator pensioenen
Accountant
Ernst & Young Accountants LLP, Amsterdam
Adviserend actuaris
Certificerend actuaris
Administrateur
AZL NV, Heerlen
Herverzekeraar
Nationale-Nederlanden Levensverzekeringsmij N.V., Rotterdam
Bestuursondersteuning
Fiduciair Manager en Strategisch Risico Adviseur
AZL NV, Heerlen AON Hewitt, Eindhoven
AZL NV, Heerlen NN Investment Partners (tot 1 april 2015 ING Investment Management)
Custodian
Kasbank N.V., Amsterdam
Balansrisico-adviescommissie
J. (Jaap) Groen (71)
drs. M.B.A. (Martin) Sanders RBA (49)
drs. R. (Ronald) Volders AAG (36)
drs. R.J.X. (Roland) Wanders (55)
voorzitter aftredend per 31-12-2014 vicevoorzitter
Risicocommissie
8
mr. M. (Marlène) van Aalst-Philippus (77)
H.W. (Henk) van Drunen (58)
H.T.M. (Rik) Vaessen (52)
drs. R.J.X. (Roland) Wanders (55)
voorzitter
Communicatiecommissie
mr. M. (Marlène) van Aalst-Philippus (77)
H.W. (Henk) van Drunen (58)
M.G.M. (Marina) Goosen (44)
C.J. (Hanneke) Grolman (44)
S. (Sytze) Venema (59)
H. Hedwig Zeinstra (41)
voorzitter
Geschillen- en klachtencommissie
Namens bestuur
C.J.P (John) Luijben (58)
mr. J.P. (Jan) Rijnveld (53)
Namens het verantwoordingsorgaan
J.J. (John) Alberts (56)
S. (Sytze) Venema (59)
voorzitter
Compliance officer
mr. K.S. (Karst) van der Meulen (43)
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
9
10
Meerjarenoverzicht
2014 2013 2012 2011 2010
Aantallen Actieve deelnemers
4.220 4.433 4.507 4.625 4.667
Gewezen deelnemers
5.204 4.738 5.119 4.568 4.129
Pensioengerechtigden
1.848 1.731 1.574 1.464 1.533
Totaal
11.272 10.902 11.200 10.657 10.329
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds Belegd vermogen Beleggingsopbrengsten Rendement exclusief rentehedge (in %) Rendement inclusief rentehedge (in %)
1.274.843 1.058.298 989.989 852.367 793.111 197.117 35.025 102.613 40.645 72.888 6,5
9,7
8,4
-2,6
7,7
6,8
3,5
11,6
5,1
10,9
Rendement benchmark exclusief rentehedge (in %)
18,5
8,6
11,0
-0,2
5,8
Rendement benchmark inclusief rentehedge (in %)
18,7
2,4
14,2
7,5
9,0
Reserves Algemene reserve Reserve toeslagen Totaal reserves
4.713 47.038 -37.825 -90.462 -2.717 236 222 262 275 271 4.949 47.260 -37.563 -90.187 -2.446
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
1.257.725 1.015.213 1.037.242 937.416 785.359
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
37.919
Pensioenuitkeringen
28.521 27.185 24.300 20.988 18.753
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
56.850
75.805
45.923
57.257
11
2014 2013 2012 2011 2010
Dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
110,4% 114,4% 116,0% 121,6% 121,7%
Dekkingsgraad
100,4% 104,7% 96,4% 90,4% 99,7%
Indexaties per 1-1 Indexaties actieven Pensioenregeling A, B, C en MAA
0,0%
Pensioenregeling Unigarant
1,0% 1,25% 1,75% 1,60% 1,30%
1,00%
1,25%
0,00%
3,30%
Pensioenregeling Logicx
0,0% 0,00% 1,00% 1,50% 1,00%
Indexaties inactieven Pensioenregeling A, B, C en MAA
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Pensioenregeling Unigarant Periode 1991-2000 1)
0,91% 1,47% 1,49% 0,87% 1,85%
Periode 2000-2004
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Periode vanaf 2004
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Pensioenregeling Logicx
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
1)
12
Deze indexatie wordt gefinancierd vanuit een gesepareerd depot
Bestuursverslag
Profiel van het Pensioenfonds Stichting Pensioenfonds ANWB, statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage is opgericht op 31 januari 2007. Het betreft een omzetting van de vereniging “Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB”, opgericht op 1 december 1931. De laatste statutenwijziging was 24 juni 2014 als gevolg van de wijzigingen die zijn doorgevoerd in verband met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 40408890. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en het is aangesloten bij de Pensioenfederatie. Visie, Missie en Strategie Het fonds heeft tot doel uitvoering te geven aan de pensioenreglementen, zoals die gelden voor de aangesloten ondernemingen en het is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de pensioenafspraken die gemaakt zijn tussen werkgever en werknemers. Bij het beheer van de pensioenen zijn de pensioenreglementen, en de daarin gemaakte afspraken, uitgangspunt. Het vertrouwen bij de deelnemers over de (uiteindelijke) pensioenuitkering, het maximaal inzetten op waardevastheid en een heldere communicatie met alle pensioenbelanghebbenden zijn leidend in het handelen van het pensioenfondsbestuur. Gelet op de beperkte omvang van het fonds geldt voor wat betreft de werkzaamheden ‘uitbesteding tenzij…’. De uitbestedingsovereenkomsten zijn zodanig dat het bestuur van het pensioenfonds zijn volledige verantwoordelijkheid te allen tijde kan waarmaken.
Algemene pensioenontwikkelingen Nieuw Financieel Toetsingskader eindelijk gerealiseerd De invoering van een nieuw financieel toetsingskader (FTK) heeft het gehele boekjaar beheerst. Door de aanvaarding van het betreffende wetsvoorstel aan het einde van het jaar kwam definitief een einde aan een lange discussie over de herziening van het pensioenstelsel, die in de afgelopen vier jaar veel maatschappelijke onrust teweeg heeft gebracht. Aangezien de invoering van een ander type pensioencontract, de zogeheten reële ambitie-overeenkomst, als alternatief voor en naast het nominale pensioencontract, maatschappelijk en politiek onvoldoende steun kreeg, bleven de wettelijke voorstellen van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dichter bij huis. De herziening van het FTK is gaandeweg de totstandkoming door het kabinet getypeerd als noodzakelijk onderhoud om de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen financiële schokken en de stijgende levensverwachting te vergroten. Daarentegen werd in het boekjaar door de staatssecretaris een veel fundamentelere discussie aangekondigd over de grondbeginselen en uitgangspunten van het aanvullende pensioenstelsel, te voeren in de vorm van een Nationale Pensioendialoog. Er zijn demografische, economische, arbeidsmarkt gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen die volgens haar in het komende boekjaar om een hernieuwde blik op het stelsel vragen. In dat verband zullen de collectiviteit, solidariteit, verplichtstelling en de doorsneepremiesystematiek, ruimte voor maatwerk, mate van individuele keuzevrijheden en dergelijke aan de orde komen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
13
In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen wordt nader ingegaan op de financiële effecten van de nieuwe regelgeving en de wijze waarop sociale partners en het bestuur met de nieuwe FTK-voorschriften omgaan in die gevallen, waarin beleidskeuzes kunnen of moeten worden gemaakt. Daarbij wordt nog wel aangetekend dat wij tot 1 juli 2015 de tijd hebben om de diverse fondsdocumenten aan te passen. In de eerste plaats zal de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) moeten worden herzien, maar ook de pensioenreglementen behoeven aanpassing. Inperking fiscale ondersteuning pensioenopbouw in twee stappen Op grond van wijziging van de fiscale wetgeving in 2013 gold voor een groot aantal pensioenfondsen dat de aanvullende pensioenopbouw in het onderhavige boekjaar door middel van lagere opbouwpercentages moest worden ingeperkt. Daarmee bleek die inperking nog niet te zijn voltooid. In 2014 werden verdergaande wettelijke voorstellen ontwikkeld, zodat het fiscale (Witteveen) kader met ingang van 1 januari 2015 opnieuw wordt verkleind. Niet alleen de opbouwpercentages moeten worden verlaagd, ook het pensioengevend salaris. Voortaan kan in de tweede pensioenpijler ofwel binnen de arbeidsrelatie geen pensioen worden opgebouwd over salarissen boven € 100.000. Ter mitigering van laatstgenoemde maatregel bood de wetgever de mogelijkheid om bij het eigen fonds een vrijwillige netto pensioen spaarfaciliteit onder te brengen. Het bestuur heeft besloten van deze mogelijkheid geen gebruik te maken. En passant werd de Btwvrijstelling voor koepelfondsen afgeschaft omdat deze concurrentieverstoring in de hand zou werken. De politiek heeft de verwachting uitgesproken dat het kleinere fiscale kader zou worden vertaald in lagere pensioenpremies, die vervolgens leiden tot een hoger besteedbaar inkomen, hetgeen weer gunstig is voor de kwakkelende economie. Dit effect treedt echter niet automatisch op. De fondsbesturen van meerdere pensioenfondsen hebben aangegeven het bestaande premieniveau te willen handhaven en daarmee de financiële positie van het fonds noodzakelijkerwijs te verbeteren. Deze reactie is voor De Nederlandsche Bank (DNB) aanleiding geweest om nadere, procedurele waarborgen te verlangen. Alle fondsbesturen zijn met een enquête benaderd, waarin om informatie is gevraagd over het premiebesluit 2015. De toezichthouder heeft hiermee willen benadrukken dat dit besluit moet kunnen worden gemotiveerd met toepassing van het beginsel van evenwichtige belangenafweging. In het hoofdstuk over de fondsspecifieke ontwikkelingen zal hierop nader worden ingegaan. Implementatie Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en andere governance-aangelegenheden Versterking van bestuur en intern toezicht Met ingang van 1 juli 2014 moesten alle pensioenfondsen de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (WVBP) hebben geïmplementeerd. De uitleg van de wet ging gepaard met een ongekend aantal Q & A’s van DNB. De betreffende voorbereidingen werden deels reeds in het vorige boekjaar getroffen. Feitelijk dienden de fondsbesturen reeds aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 met de aanpassing van hun fondsdocumenten gereed te zijn en kon gedurende het tweede kwartaal een dialoog met DNB over deze aanpassingen plaatsvinden. Terwijl de aanpassing van de fondsdocumenten in de regel kon rekenen op goedkeuring door de toezichthouder, zat ‘het venijn in de staart’, te weten de uiteindelijke benoeming van (nieuwe) bestuurders en/of interne toezichthouders. Er vond een zwaardere toetsing op geschiktheid plaats dan voorheen. Code Pensioenfondsen In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (STAR) gezamenlijk de Code Pensioenfondsen vastgesteld. Deze code komt in de plaats van de uit 2005 daterende STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur. Kort gezegd, heeft de code tot doel het functioneren van de besturen van pensioenfondsen verder te verbeteren en inzichtelijker te maken. Belanghebbenden moeten zodoende er vertrouwen in hebben dat het aan de fondsbesturen toevertrouwde geld goed wordt beheerd en de belangen van alle betrokkenen evenwichtig worden afgewogen. De code heeft bij de hiervoor genoemde WVBP een wettelijke grondslag gekregen.
14
De fondsbesturen dienen over de naleving van de code verantwoording af te leggen en wel vanaf het onderhavige boekjaar. In het algemeen geldt het principe ‘pas toe of leg uit (waarom niet)’. Dit betekent dat een pensioenfonds de normen van de code toepast of in het jaarverslag motiveert waarom een norm niet (volledig) wordt toegepast. Afwijking van de norm is mogelijk als daar een goede reden voor is. In dit jaarverslag wordt in een afzonderlijk hoofdstuk hierop nader ingegaan. Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur De Pensioenfederatie heeft in het boekjaar een ‘Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur’ uitgebracht, die in de plaats komt van de ‘Aanbevelingen deskundig en competent bestuur’ uit 2011. Deze aanbevelingen waren in verband met de WVBP niet meer actueel. De handreiking ondersteunt de fondsbesturen in het proces van zelftoetsing, van toewerken naar en bewaken van hun geschiktheid. Diverse toezichtmaatregelen en toenemende toezichtkosten DNB heeft te kennen geven zich zorgen te maken over de houdbaarheid van het bedrijfsmodel van de pensioenfondsen. De besturen worden geconfronteerd met een ongunstige kostenstructuur, beperkte premieruimte, ingrijpende ontwikkelingen in de wet- en regelgeving en een afnemend deelnemersbestand door de vergrijzing. Daarom heeft de toezichthouder enige toezichtthema’s bekend gemaakt die in dit jaar extra aandacht hebben gekregen. Toekomstbestendigheid, herstel van financiële buffers en beter risicobeheer stonden centraal. Door diverse onderzoeken wilde de toezichthouder bewerkstelligen dat de fondsbesturen voldoende zicht hielden op de risico’s van de voornoemde ontwikkelingen en op tijd maatregelen konden nemen om de financiële opzet te versterken. Zo moesten de pensioenfondsen een self assessment invullen over het risico van belangenverstrengeling en de beheersing hiervan. Het betreffende onderzoek werd mede ingegeven door de diverse personele wijzigingen in de diverse fondsorganen in verband met de WVBP. Voorts publiceerde DNB een guidance over de beheersing van uitbestede bedrijfsprocessen. In het bijzonder werd een dertigtal fondsen onderzocht of er voldoende controle bestond op het betalingsproces c.q. op de toegang tot de betaalrekeningen. Tenslotte bracht DNB een guidance uit ten behoeve van die pensioenfondsen die zich in een liquidatieproces bevinden. In het boekjaar behandelde de Tweede Kamer een wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht 2015. De wijziging betrof de afschaffing van de overheidsbijdrage voor het door DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) uit te oefenen toezicht. Deze afschaffing vloeide voort uit het regeerakkoord Rutte-II. De kosten voor pensioenfondsen zullen in het komende boekjaar hierdoor oplopen. Dankzij een aangenomen amendement wordt een onbeperkte stijging van de toezichtkosten aan banden gelegd. Geregeld wordt dat de huidige totale toezichtkosten in principe alleen met de inflatiecorrectie mogen stijgen. In bijzondere omstandigheden heeft de regering de vrijheid om hogere kostenstijgingen goed te keuren. Een dergelijk besluit dient evenwel vooraf aan de Tweede Kamer te worden voorgelegd. Andere communicatie over aanvullend pensioen is wenselijk In het begin van het onderhavige boekjaar publiceerde staatssecretaris Klijnsma een consultatiedocument over verbeteringen van de communicatie op het aanvullende pensioenterrein. Na diverse maatschappelijke reacties hierop te hebben ontvangen, volgde in de loop van dit jaar de indiening van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Thans vindt de parlementaire behandeling plaats die naar verwachting in de eerste helft van 2015 zal worden afgerond. De voorstellen worden op hoofdlijnen als onomstreden beschouwd. Reden voor deze wetgeving is dat de bestaande wettelijke informatieverplichtingen onvoldoende begrijpelijk zijn, de terminologie en het taalgebruik te lastig en de hoeveelheid informatie te omvangrijk en weinig doelgericht. Bovendien wordt een te rooskleurig beeld over de hoogte van het pensioen gegeven en ontbreekt inzicht in de risico’s. De verbetering van de communicatie moet het gedaalde vertrouwen onder deelnemers en gepensioneerden herstellen. Het kabinet baseert zijn voorstellen op diverse onderzoeken die op dit terrein zijn gedaan, waaronder met name het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’ genoemd kan worden.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
15
Algemeen pensioenfonds: alternatieve uitvoeringsvorm Vlak voor het einde van het boekjaar heeft staatssecretaris Klijnsma een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de mogelijkheid wordt geboden om een zogenaamd algemeen pensioenfonds (APF) op te richten. Hiermee is het idee van de algemene pensioeninstelling (API) voorgoed van de baan. Aan het wetsvoorstel is eveneens een periode voorafgegaan van consultatie van de pensioen- en verzekeringssector aan de hand van een voorontwerp van wet. Het wetsvoorstel speelt in op de behoefte van pensioenfondsen om met elkaar effectiever en tegen lagere uitvoeringskosten te kunnen samenwerken. Een en ander in combinatie met behoud van eigen identiteit en solidariteitskring. Het door het kabinet aangeboden uitvoeringsvehikel kent geen domeinafbakening, zodat fondsen kunnen kiezen voor een gezamenlijke uitvoering, zonder dat ze qua bedrijfsactiviteiten een binding met elkaar hebben. Europese pensioenontwikkelingen Al geruime tijd wordt door de Europese Commissie gewerkt aan een herziening van de IORP- of Pensioenfondsenrichtlijn. Onderwerpen van de herziening zijn een goede governance, inclusief risicomanagement, en adequate informatievoorziening richting de deelnemers. In dit kader komt ook herhaaldelijk het beleidsvoorstel ter sprake om de solvabiliteitseisen die aan verzekeraars (zullen) worden opgelegd, tevens op pensioenfondsen toe te passen. Vanwege ons sterk ontwikkelde, aanvullende pensioenstelsel, wordt Nederland steeds in de verdediging gedrongen om dit alom geprezen stelsel te behoeden voor niet-passende voorstellen vanuit Brussel. Zo ook in dit geval. De Europese Commissie is in het onderhavige boekjaar naar het oordeel van het kabinet in ruime mate tegemoet gekomen aan de Nederlandse bezwaren tegen onder meer voorstellen met betrekking tot het beloningsbeleid en de evaluatie van risico’s. Naar verwachting zal in het komende boekjaar de wijziging van de richtlijn door de Europese raad van ministers worden vastgesteld. Het is vervolgens aan de nationale wetgevingsautoriteiten om de richtlijn uiterlijk eind 2016 in de eigen pensioenwetgeving te verwerken.
Fondsspecifieke ontwikkelingen Tenzij anders vermeld zijn de opgenomen bedragen weergegeven in eenheden van € 1.000,-. Besturing en organisatie van het pensioenfonds Begin 2014 ontstond door het vertrek van voorzitter Frits van Bruggen een vacature binnen het bestuur. In die vacature is voorzien door het aanwijzen van Jaap Groen als voorzitter. De vacature die hierdoor ontstond is nog niet opgevuld. Sophia van Tol is voorgedragen als aspirant lid door de werkgever. De bestuurlijke organisatie van het fonds is in 2014 op grond van de WVBP sterk gewijzigd. Het bestuur heeft gekozen voor een paritair bestuur, met een raad van toezicht en een verantwoordingsorgaan, omdat dit het best aansluit bij het karakter en de doelen van het fonds. De personele bezetting van deze bestuursonderdelen is medio 2014 gerealiseerd door verkiezingen en benoemingen. De deelnemersraad, de auditcommissie en het oude verantwoordingsorgaan zijn opgeheven. Het bestuur bestaat uit zes leden. Drie leden namens de werkgever, twee leden namens de deelnemers en één lid namens de gepensioneerden. Voor het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor een raad van toezicht met drie externe leden. In het verantwoordingsorgaan is de medezeggenschap ondergebracht van de deelnemers en de pensioengerechtigden. In het VO hebben twee vertegenwoordigers van de werkgever zitting, twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden en vijf vertegenwoordigers van de deelnemers. De klachten- en geschillencommissie kent twee nieuwe leden uit het verantwoordingsorgaan. Zij volgden de leden namens de deelnemersraad op. Vanaf het begin is het bestuur nadrukkelijk de dialoog aangegaan met het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht. Er zijn plenaire vergaderingen geweest tussen de verschillende bestuursonderdelen waarin gesproken is over de gang van zaken en de uitgangspunten van het fonds en de rolopvattingen. Ook hebben de verschillende bestuursorganen met elkaars vertegenwoordigers
16
meer in detail gesproken over beleid en uitvoering. De raad van toezicht heeft verder met de belangrijkste adviseurs van het fonds gesproken om een zelfstandig inzicht te krijgen in verschillende onderwerpen en de raad heeft een bedrijfsbezoek gebracht aan de uitvoerder en adviserend actuaris. Het bestuur streeft naar een zo groot mogelijke transparantie en openheid van discussie en het is verheugd dat de nieuwe bestuursorganen hetzelfde doel hebben. Per 1 oktober is Bert Nollen gepensioneerd als directeur van het bestuursbureau. Zijn positie is ingenomen door Henk van Drunen. Witteveenkader en financieel toetsingskader In 2014 zijn alle pensioenreglementen door de werkgevers aangepast aan het krappere fiscale kader. In het algemeen is gekozen voor een minimale aanpassing in afwachting van de effecten van het nieuwe Financieel ToetsingsKader (nFTK). Het fonds heeft de gewijzigde reglementen in uitvoering genomen. De werkgevers verwachten dat zij in 2015 met de sociale partners zullen komen tot een nieuwe invulling van de reglementen. Ter voorbereiding op de aangekondigde herziening van het nFTK is in 2014 een voorlopige planning gemaakt voor de werkzaamheden. Tevens is gestart met de selectie van een adviesbureau dat een nieuwe ALM-studie kan uitvoeren. De keus is gevallen op Sprenkels & Verschuren. Het bestuur vindt het van belang om in het kader van de nieuwe wet- en regelgeving opnieuw fundamenteel te kijken naar de doelstellingen en ambities van het fonds om daarmee voorbereidingen te treffen voor een gedegen discussie over de risicohouding met de stakeholders. Vlak voor de jaarwisseling werd de wet aangenomen waarin het nFTK is vervat. Veel onderliggende regelgeving moest op dat moment nog bekend worden. Wat bekend was heeft in 2014 een rol gespeeld in de besluitvorming van het bestuur. Jaarverslag 2013 Het jaarverslag over 2013 is in de vergadering van 12 juni 2014 door het bestuur goedgekeurd. De deelnemersraad heeft het jaarverslag met het bestuur besproken in de vergadering van 18 juni en van een positief advies voorzien. Op 30 juni heeft het bestuur het jaarverslag vastgesteld en ondertekend. Financiële ontwikkelingen In 2014 is een nadelig saldo behaald van € 42,3 miljoen. De beleggingsopbrengsten dragen voor € 197,1 miljoen bij door een positief rendement van 6,5% op de beleggingsportefeuille en een bijdrage van 12% uit de risicoafdekking. De premiebijdrage bedraagt € 37,9 miljoen. De pensioenverplichtingen namen toe van € 1,015 miljard tot € 1,258 miljard. Belangrijkste oorzaak was de daling van de rente. Een andere oorzaak is dat de technische voorziening in 2014 met 1,3% is gestegen als gevolg van de (verdere) aanpassing van de in 2013 gehanteerde (gedeeltelijk) fondsspecifieke ervaringssterfte gebaseerd op de inkomensafhankelijke ervaringscijfers van het CBS. Ook de kostenvoorziening is met 1% toegenomen. De lasten bestaan vooral uit de uitkeringen ten bedrage van € 28,5 miljoen. De herverzekeringslasten en uitvoeringskosten bedragen samen € 1,8 miljoen. Door deze ontwikkelingen daalde de dekkingsgraad in 2014 van 104,7% naar 100,4%. Het fonds is sinds eind september in onderdekking. Daarvan is melding gedaan aan alle belanghebbenden. Aan DNB is ontheffing gevraagd voor het indienen van een korte termijn herstelplan. De veranderende wetgeving zou er toe kunnen leiden dat de maatregelen die in 2014 worden genomen niet evenwichtig zouden zijn onder de wetgeving die per 1 januari 2015 van kracht is. De ontheffing is door DNB verleend. De beleidsdekkingsgraad uit het nFTK is ultimo 2014 105,4%.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
17
Hieronder zijn de ontwikkelingen in beeld gebracht van de 4 belangrijkste parameters voor het inzicht in de financiële ontwikkeling in 2014.
Ontwikkeling kerngegevens Pensioenfonds ANWB (31-12-2013 = 100 %) 2014 1,3
Dec
Jan
Febr
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Aug
Sept
Okt
Nov
Dec
1,2 1,1 1 0,9 0,8 0,7
dekkingsgraad VPV beleggingen rente VPV
0,6
Pensioenvermogen Verplichtingen Primo jaar 2014
1.062.473
Dekkingsgraad
1.015.213
104,7%
Premie
32.355
28.159
0,2%
Uitkeringen
-28.521 -28.556
0,1%
Toeslagverlening Rentetermijnstructuur Financieel resultaat Overige mutaties Ultimo jaar 2014
159
187
0,0%
0 209.059
-17,9%
197.117
3.889
18,9%
-909
29.774
-5,6%
1.262.674
1.257.725
100,4%
Premie- en toeslagenbeleid Het premiebeleid is in 2014 gebaseerd op de zuivere kostendekkende premie. Deze bedroeg € 37,9 miljoen. Toeslagen, verleend aan actieve deelnemers, worden betaald uit de premie. Deze toeslagen zijn gebaseerd op de overeengekomen cao- of algemene loonsverhoging in het voorafgaande jaar. Toeslagen aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden verleend afhankelijk van de financiële positie van het fonds en meer in het bijzonder van de dekkingsgraad. Onder een dekkingsgraad van 110% worden geen toeslagen verleend. Deze zijn dan ook niet verleend in 2014. Het nFTK wierp zijn schaduw vooruit in het vaststellen van de premie voor 2015. Het bestuur heeft besloten geen gebruik te maken van de mogelijkheid om de premie in 2014 vast te stellen onder het oude FTK. Het fonds rekent met een kostendekkende premie, die onder het nieuwe FTK aanzienlijk hoger uitvalt. Vaststelling van de premie op basis van het oude FTK zou leiden tot het toekennen van
18
rechten aan deelnemers tegen een te lage premie. Dit zou nadelig zijn voor slapers en gepensioneerden hetgeen in strijd zou zijn met een evenwichtige belangenafweging. Het besluit de premie vast te stellen op basis van het nieuwe FTK betekende wel dat de premie als gevolg van de beperking van het Witteveenkader, nauwelijks daalde. De sociale partners zijn overeengekomen om de reglementen alleen aan te passen aan de nieuwe fiscale kaders. Ze zijn ook overeengekomen om in 2015 te bezien of de reglementen verder moeten worden aangepast. Werkgevers en sociale partners wilden een eventueel lagere premie over 2015 inzetten in de cao-afspraken, maar die ruimte bleek zeer klein. Beleggingen In 2014 zijn de laatste onderdelen van het beleggingsbeleid ingericht conform de strategische keuzes die voortvloeiden uit de ALM studie van 2012. Daarbij is het bestuur ondersteund door de fiduciair manager NN IP, die de nieuwe beleggingsportefeuille tevens getoetst heeft op de opgestelde investment beliefs. In 2014 is ook het dynamisch beleid van het fonds geëffectueerd. Het fonds heeft de beleggingen administratief gepoold in beleggingspools. De beleggingspools hebben de vorm van besloten fondsen voor gemene rekening (FGR). Het fonds houdt beleggingen via het Matching Geldmarkt Fonds, het Matching Vastrentende Waarden Fonds, het Return Aandelen Fonds, het Return Vastrentende Waarden Fonds en het Return Alternatieve Waarden Fonds. Op 15 juli 2014 zijn de voorwaarden van de FGR-en aangepast om ook hierin tot uitdrukking te brengen dat de FGR-en geen eigen beleggingsbeleid hebben maar slechts beleggingen houden die worden verkregen ter uitvoering van het eigen beleggingsbeleid van elk van de participanten. Het fonds heeft verder een portefeuille van swaps die tezamen met het Matching Vastrentende Waarden Fonds de verplichtingen van het fonds voor 50% strategisch afdekken. Daarnaast heeft het fonds een portefeuille van quanto put opties waarmee het neerwaarts risico in het Return Aandelen Fonds voor 50% worden afgedekt. Daarnaast is er een valuta afdekking voor 100% middels forwards. Na het goede beleggingsjaar 2013 hebben de beleggingen van het fonds ook over het beursjaar 2014 positief gerendeerd. Het Return Aandelen Fonds heeft een positief resultaat van 9,3% behaald. Aan de andere kant is het een slecht jaar geweest voor de grondstoffen, vanwege zorgen over de groei van de Chinese markt en de sterkere dollar. Het betreffende fonds heeft een negatief rendement van 13% behaald. Door de verder gedaalde rente op de financiële markten hebben de Vastrentende Waarden Fondsen het jaar 2014 afgesloten met sterke resultaten van 7,5% voor het Matching Fonds en 4,1% voor het Return Fonds. De totale beleggingsportefeuille heeft daarmee een waardestijging gerealiseerd van 4,6%. Inclusief de afdekking is een resultaat van 18,56% gehaald. Het fonds belegt in 5 fondsen: 1. Het Matching Geldmarkt Fonds. Zowel initieel als uiteindelijk een 50/50% verdeling over twee geldmarktfondsen. 2. Het Matching Vastrentende Waarden Fonds. Initieel: 100% Europese staatsobligaties, ondergebracht bij twee managers. Uiteindelijk: 100% Europese staatsobligaties met een minimale rating van AA-, ondergebracht bij één externe vermogensbeheerder. 3. Het Return Aandelen Fonds: Zowel initieel als uiteindelijk: 64,5% in ‘developed markets’, 10,5% in wereldwijde hoog dividend aandelen, 15,0% in Europese small cap aandelen en 10,0% in opkomende markten. Gedurende het jaar zijn een aantal externe vermogensbeheerders vervangen. 4. Het Return Alternatieve Waarden Fonds: Zowel initieel als uiteindelijk: 100% grondstoffen. 5. Het Return Vastrentende Waarden Fonds: Zowel initieel als uiteindelijk bedraagt de verdeling van de obligaties over deze categorieën: investmentgrade (obligaties met een relatief gering risico) 47,5%, high yield (obligaties met een hoger risico en een hoger rendement) 30,0% en EMD (obligaties in opkomende markten) 22,5%. Stichting Bewaar ANWB is juridisch eigenaar van de beleggingen van de beleggingspools, waarbij de activiteiten van Stichting Bewaar ANWB beperkt zijn tot die van een administratiekantoor. De participanten, waaronder het fonds, nemen deel in het bestuur van Stichting Bewaar ANWB. De fiduciair manager is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleggingsbeleid zoals opgenomen in de afzonderlijke beleggingsplannen van de individuele participanten inclusief restricties en richtlijnen. Voor zover de beleggingen van de individuele participanten overeenkomen, worden deze gehouden via de beleggingspools. Het daadwerkelijke vermogensbeheer
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
19
wordt door externe vermogensbeheerders gevoerd. De fiduciair manager doet de monitoring van deze externe vermogensbeheerders. De financiële- en effectenadministratie van de FGR-en is uitbesteed aan de KAS Bank. Dynamisch beleid Het fonds hanteert bij de uitvoering van haar beleggingsbeleid een dynamisch kader. Het is een roadmap waarin triggers zijn afgesproken voor de rente, de inflatieverwachtingen en de pijngrens voor de dekkingsgraad. Als één van die triggers wordt geraakt, dan is er een discussie in het bestuur, geadviseerd door de BRAC, over de voorgestelde maatregelen in de roadmap. De discussie wordt gevoerd op basis van een aantal economische scenario’s waarvan de effecten voor het fonds worden geanalyseerd. Op die manier neemt het fonds tijdig maatregelen om de doelstellingen van het fonds haalbaar te houden onder veranderende marktomstandigheden. Het kader voor 2014: In juli daalde de rente tot onder de 2%. Hiermee werd een trigger voor het renterisico geraakt. In augustus daalde het niveau van de inflatie tot onder de 1,5%. Na een analyse van de effecten bleek ook de dekkingsgraadtrigger te zijn geraakt. Het fonds heeft daarop besloten om de rentehedge in stappen te verlagen naarmate de 20-jaars swap rente verder daalt. Tussen de 2% en de 1,5% voor de 20-jaars swap rente wordt bij elke 0,1% rentedaling de rentehedge 1% verlaagd. De rente was inmiddels gedaald tot onder de 1,6%, daarom werd daarom de rentehedge verlaagd naar 46%. Verder bleek dat bij een daling van de rentehedge met 2%, het risico voor de dekkingsgraad kan worden gecompenseerd door een verlaging van het aandelengewicht met 1%. Om het risico voor het fonds gelijk te houden werd de verlaging van de rentehedge met 4 procentpunt daarom gelijktijdig met een daling van het aandelengewicht van 40% naar 38% uitgevoerd. In één van de scenario’s daalde de dekkingsgraad vervolgens nog steeds tot onder de pijngrens van 85%, dat was aanleiding om het aandelenbelang verder af te bouwen van 38% naar 30%. Vervolgens werden nieuwe triggers geformuleerd voor de rente. In januari 2015 daalde de rente verder en werden de nieuwe triggers geraakt. Het fonds besloot daarop de rentehedge af te bouwen naar 43,5% en het aandelengewicht naar 28,75%. Roadmap dynamisch beleid Nominale dekkingsgraad <95% 105%-115% 120% Pijngrens 85% 85% 105% Renteniveau (20Y) Renterisico
<2% 2%-3% >3% <2% 2%-4% >4% <2% 2%-5% >5% verhogen optima- verlagen verhogen optima- verlagen verhogen optima- verlagen
liseren liseren liseren Zakelijke waarde allocatie
verlagen
afh. v.d.
verhogen
verlagen
afh. v.d.
verhogen
verlagen
afh. v.d.
verhogen
markt markt markt Break-even inflatieniveau Inflatierisico
<1,5% >1,5% <1,5% 1,5%-2,5% >2,5% <1,5% 1,5%-3% >3% verlagen – verlagen afh. v.d. afh. v.d.
markt – verlagen markt –
Kosten 2014 Onderstaand overzicht bevat de performance indicatoren van de diverse kostencategorieën, waarin de kosten van 2014 op een transparante wijze gecategoriseerd kunnen worden.
20
Pensioenuitvoeringskosten
2014 2013 Pensioenuitvoeringskosten in euro per deelnemer 1) 246,- 241,Vermogensbeheerkosten Beheerkosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 2) 0,59% 0,57% Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,28%
Niet beschikbaar
In 2014 zijn de uitvoeringskosten gedaald van € 1,542 miljoen naar € 1,495 miljoen. In 2014 zijn de beleggingen definitief aangepast aan de SAA. Het streven in 2014 is geweest om de kosten van het beheer van de portefeuille omlaag te brengen en de transparantie van het beheer verder te vergroten. Daartoe zijn binnen de Vastrentende waarden de staatsobligaties onder één (semi-passief ) mandaat gebracht. De overige vastrentende waarden en de aandelen worden in een kleiner aantal mandaten en fondsen gehouden. Dit leidde in 2014 tot hogere kosten. De beheerskosten zullen in de toekomst lager zijn. Vermogensbeheerkosten Met ingang van 2014 wordt ook onderscheid gemaakt tussen transactiekosten en de kosten die gemoeid zijn met de aan en verkoop van fondsen. In 2014 zijn de beleggingen definitief aangepast aan de aangepast aan de SAA. Het streven in 2014 is geweest om de kosten van het beheer van de portefeuille omlaag te brengen en de transparantie van het beheer verder te vergroten. Daartoe zijn binnen de Vastrentende waarden de staatsobligaties onder één (semi-passief ) mandaat gebracht. De overige vastrentende waarden en de aandelen worden in een kleiner aantal mandaten en fondsen gehouden. In de categorie Overige alternatives wordt niet meer belegd. In 2014 leidt dit tot hogere transactiekosten en lagere beheerskosten. Vanwege bovengenoemde redenen is ook het beheer van de overlay portefeuille van Cardano naar NN IP overgebracht. Het fonds heeft geen eigen vermogensbeheersafdeling, maar huurt het vermogensbeheer in bij de sponsor. Die kosten en de kosten van het bestuursbureau zijn de belangrijkste onderliggende kosten in de post Pensioenfonds en Bestuursbureau. Van de totale kosten van € 10.186 is € 247 zichtbaar verwerkt als kosten van vermogensbeheer in de jaarrekening. De overige vermogensbeheer kosten zijn verwerkt in de fondsen voor gemene rekening en de onderliggende fondsen waarin wordt belegd. In de volgende tabel worden de kosten van het vermogensbeheer gerelateerd aan het gemiddelde belegde vermogen per categorie en aan het totaal gemiddeld belegde vermogen. Voor 2014 is de kolom aan- en verkoopkosten beleggingsfondsen opgenomen. In 2013 waren deze kosten verwerkt in de transactiekosten.
1)
De kosten per deelnemer zijn berekend conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie: kosten/ de som van het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden.
(€ 1.495.000/6.068; 2013: € 1.542.000/6164).
2)
In dit kostenpercentage zijn de kosten van overlay beleggingen niet meegenomen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
21
2014 2013 Aan- en verkoop- kosten trans- beleg- trans- beheers
actie
gings beheers
actie
In euro’s kosten kosten fondsen Totaal kosten kosten Totaal Kosten per beleggingscategorie Aandelen
1.940
529
130
2.600
1.993
305
2.298
Vastrentende waarden
1.842
1.850
459
4.151
1.073
802
1.875
Commodities
110
–
–
110
170
170
categorieen excl. overlay
3.892
2.379
590
6.861
3.872
1.140
5.012
Kosten overlay beleggingen
492
–
141
632
355
62
417
3.109
7.493
4.227
1.202
5.429
Totale kosten toe te wijzen aan
Totaal kosten toe te wijzen aan catagorieen incl. overlay
4.383
Overige vermogensbeheerkosten Kosten vermogensbeheer pensioenfonds en bestuursbureau
266
–
–
266
571
571
Kosten fiduciair beheer
1.023
–
–
1.023
802
802
Advieskosten vermogensbeheer
151
–
–
151
287
287
Overige kosten
1.253
–
–
1.253
861
861
beheerkosten
2.693
–
–
2.693
2.760
–
2.760
Totaal kosten vermogensbeheer
7.077
3.109
–
10.186
6.987
1.202
8.189
Totaal overige vermogens-
BTW Het ATP-arrest op grond waarvan BTW betaald moet worden over de kosten van beleggingen, tenzij er sprake is van een gemeenschappelijk beleggingsfonds, heeft geen grote effecten voor het fonds. Effecten van de nieuwe AG-prognosetafel In 2014 is een nieuwe overlevingstafel van het Actuarieel Genootschap (AG) gepubliceerd. Het bestuur heeft besloten die tafel toe te passen in de berekening van de sterftegrondslagen. De overgang van de oude AG Prognosetafel 2012-2062 naar de nieuwe Prognosetafel AG2014 leidt tot een toename van de voorziening met 0,03% per 31 december 2014.
22
Toepassing Code pensioenfondsen Per 1 januari 2014 is de Code Pensioenfondsen van kracht. Deze Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. De Code is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen hebben geformuleerd voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. Het bestuur leeft de aanbevelingen uit de Code in beginsel na. In het verslagjaar heeft het bestuur geïnventariseerd aan welke normen uit de Code wordt voldaan, welke normen nog aanleiding geven tot actie en van welke normen het bestuur om moverende redenen wenst af te wijken. Het bestuur heeft vastgesteld dat ultimo het onderhavige verslagjaar grotendeels wordt voldaan aan de normen uit de code. Om volledig te kunnen voldoen aan de overige normen zijn inmiddels acties uitgezet, te weten: Norm 26: Effectiviteit van communicatie De communicatiecommissie heeft dit punt tijdens haar commissievergaderingen besproken. In 2015 wordt een plan opgesteld om de effectiviteit van de ingezette communicatiemiddelen te meten bij haar stakeholders. Norm 66 tot en met 70: Diversiteit van bestuursorganen Een formeel vastgesteld diversiteitsbeleidsplan is niet door het bestuur vastgesteld. Echter, het bestuur heeft aandacht voor diversiteit in de verkiezings- en benoemingsprocedures. Het bestuur is echter voor een groot deel afhankelijk van de kandidaten die zich melden en de uitslag van eventuele verkiezingen. Het bestuur houdt in de oproep tot kandidaatstelling rekening met de gewenste diversiteit. Ook het verslag van de Raad van Bestuur leidt tot acties in relatie tot de code, zie aldaar. Risicomanagement Het bestuur hanteert een risicomatrix voor het vaststellen en beheersen van de risico’s. Van de risico’s, die in 2014 in de risicoanalyse zijn onderkend, zijn de beleggingsrisico’s nog steeds de top risico’s, met een grote kans van optreden en een grote impact. De beleggingsrisico’s betreffen de risico’s van waardevermindering van de beleggingen maar ook het risico van een dalende rente, die een negatieve invloed kan hebben op de dekkingsgraad. Het fonds heeft het renterisico strategisch afgedekt voor 50%. Daarnaast heeft het fonds een afdekking op het aandelenrisico van 50% via putopties met vier verschillende looptijden oplopend tot 5 jaar, allen van gelijke omvang. Met deze twee afdekkingen is het fonds, naar de mening van het bestuur, in principe goed afgedekt voor de genoemde risico’s. Het management van de overlay portefeuille is in de loop van 2014 overgegaan van Cardano naar de fiduciair manager, NN IP. In 2014 is het dynamisch risicobeleid ontwikkeld. Het doel van dat beleid is om de doelen van het fonds op langere termijn haalbaar te houden, als op kortere termijn marktomstandigheden de kans op het halen van die doelen verkleinen. Het fonds heeft triggers benoemd in de rente en break-even inflatie. Als de markt die triggers raakt is dat aanleiding voor het bestuur om te bezien of en welke maatregelen noodzakelijk zijn om de lange termijn doelen te beschermen. In de analyse van de situatie gebruikt het fonds vier verschillende scenario’s. Tevens heeft het bestuur bepaald dat de dekkingsgraad in geen van de scenario’s mag zakken onder de 85%. Deze maatregelen sluiten aan bij de risicobereidheid van de deelnemers die in 2013 is gepeild. Hieruit is gebleken dat de deelnemers relatief hoge verwachtingen hebben ten aanzien van hun pensioenuitkeringen in percentage van hun inkomen. De risicohouding kan als licht avers worden betiteld. Het beschermen van de ondergrens van de dekkingsgraad, zonder teveel in te leveren van het groeipotentieel, past bij die houding. In de communicatie is meer aandacht besteed aan de risico’s die alle belanghebbenden lopen. Niet alleen de beleggingsrisico’s, maar ook het inflatierisico is aan bod gekomen. Naast de beleggingsrisico’s zijn ook de andere risico’s door het fonds opnieuw in kaart gebracht en wordt gewerkt aan een verdere systematische beheersing. De risico’s worden geanalyseerd in de risicocommissie en opgenomen in een matrix. Op basis van die
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
23
matrix worden beheersmaatregelen voorgesteld, die dan worden uitgevoerd. Bij de bespreking van de matrix wordt bezien of de reeds genomen maatregelen voldoende zijn. Communicatie Begin 2014 heeft het fonds alle belanghebbenden geïnformeerd over het feit dat het fonds uit onderdekking was en dat verdere korting van aanspraken niet noodzakelijk was. In april zijn de uniforme pensioenoverzichten (UPO) voor actieve deelnemers verstuurd en eind 2014 zijn de gepensioneerden aangeschreven over het niet doorgaan van de indexatie van hun pensioen per 1 januari 2015 en over de tegemoetkoming in de Inkomensafhankelijke bijdrage in de Zorgverzekering vanaf 2015, die ANWB BV verstrekt. In 2014 is de nieuwsbrief twee maal verschenen. In de eerste uitgave, die in april is verschenen, is uitgelegd dat het pensioenfonds nog een lange weg te gaan heeft voor het uit tekort is. In de tweede uitgave van november was het thema risico en rendement om vooral aandacht te krijgen voor de onzekerheden van de uitkomsten van het pensioen. Het fonds heeft wederom meegedaan aan de Pensioendriedaagse, georganiseerd door Wijzer in Geldzaken. Gedurende deze dagen hebben vele deelnemers gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot individuele toelichting op hun pensioensituatie. Daarnaast zijn er ook allerlei voorlichtingsbijeenkomsten gehouden in het land met name voor groepen ouderen, op weg naar hun pensioen. Gedurende het jaar wordt maandelijks de dekkingsgraad gepubliceerd en halfjaarlijks verslag gedaan van de beleggingsresultaten op de website. Daarnaast wordt aandacht besteed aan actuele onderwerpen. Met deze informatievoorziening probeert het bestuur de deelnemers meer en meer te informeren over hun pensioenaanspraken, de ontwikkelingen bij het fonds en in Nederland in het algemeen op het gebied van pensioenen. Het bestuur vindt het van groot belang dat de communicatie met de deelnemers hen dichter bij hun pensioen brengt en inzicht geeft in het beleid en de gang van zaken van het pensioenfonds. Hangende de nieuwe wetgeving heeft het bestuur besloten alvast te gaan werken aan meer lagen in de communicatie. Ook de leveranciers van websites en content zijn benaderd om voorbereidingen te treffen voor een meer digitale communicatie. ABTN In 2014 is de ABTN aangepast aan de nieuwe governance van het bestuur, en de definitieve inrichting van de beleggingsportefeuille. De deelnemersraad heeft in juni een positief advies gegeven over de ABTN 2014. Herverzekering Het risico van kort leven en arbeidsongeschiktheid heeft het pensioenfonds herverzekerd bij Nationale Nederlanden met een eigen risico ter hoogte van de normaliter bij de werkgever in rekening te brengen premie (fictieve risicopremies maal de risicokapitalen). Deze verzekering heeft een looptijd van vijf jaar tot eind 2015 en dekt de bovenmatige schade over deze vijf jaren. Deskundigheidsbevordering Het voltallige bestuur heeft een drietal kennissessies gehouden. In maart is gesproken over de definitieve uitwerking van het dynamisch beleid voor beleggingen. In mei is stilgestaan bij de ontwikkelingen op het gebied van pensioenen en de mogelijkheden van alternatieve regelingen. In oktober is uitgebreid stil gestaan bij het nFTK en de gevolgen voor het fonds. In 2014 is het VO gestart met een uitgebreid traject van opleidingen om alle deelnemers voldoende inhoudelijk voor te bereiden op hun taak. Governance Het fonds kende een deelnemersraad en een auditcommissie. Het intern toezicht berust sinds 1 juli bij een raad van toezicht. Het verantwoordingsorgaan is per die datum in een nieuwe vorm doorgegaan. De raad van toezicht heeft toezicht gehouden op het
24
bestuur en het bestuur op verschillende punten geadviseerd. Het verantwoordingsorgaan heeft haar oordeel gegeven over het door het bestuur in 2014 gevoerde beleid. Elders in dit bestuursverslag zijn de verslagen van beide en de reactie daarop van het bestuur opgenomen. Overige te melden zaken vanuit het bestuur Geschillen en klachtenregeling In 2014 zijn er geen klachten ingediend of geschillen geweest. Gedragscode Pensioenfondsen moeten voldoen aan de bepalingen van de Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 en/of de Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen 2004. Aangezien het fonds het vermogensbeheer heeft uitbesteed is effectentypisch gedragstoezicht voor het fonds niet vereist. De gedragscode en insidersregeling die voor het pensioenfonds ANWB is opgesteld, is in 2014 geactualiseerd. Personen op wie de gedragscode en insidersregeling van toepassing is, krijgen jaarlijks een verklaring tot naleving van de code ter ondertekening aangeboden. Eind 2014 is het bestuur gestart met de tweejaarlijkse zelfevaluatie onder begeleiding van een externe partij doormiddel van de Board Functioning Index van Montae. De uitkomsten van deze enquête zijn besproken in het bestuur. Ze hebben geleid tot acties op het gebied van vastlegging van besluitvorming, geschiktheidsontwikkeling en een directere betrokkenheid van het bestuur bij de verschillende risicocategorieën. Het bestuur constateert dat de verschillende bestuursorganen redelijk divers zijn samengesteld. Op bepaalde punten is verbetering mogelijk. Dat is een punt van aandacht bij toekomstige vacatures.
Ontwikkelingen in 2015 In het eerste kwartaal van 2015 is het beleggingsrendement zeer positief geweest, ruim 5% over de eerste drie maanden. De beleidsdekkingsgraad daalt echter nog steeds door de dalende rente. Begin 2015 zijn aanpassingen aan de regelingen doorgevoerd die noodzakelijk waren voor het nieuwe Witteveenkader. Ook is de ingangsdatum van het pensioen actuarieel neutraal verschoven naar de verjaardag van de deelnemer. De nieuwe pensioenwet en het nieuwe FTK zorgen voor grote veranderingen in de wijze waarop over de financiële positie wordt gerapporteerd en het maakt een herziening van alle beleidsdocumenten noodzakelijk die samenhangen met het managen van de gehele balans van het fonds.
Pensioenparagraaf Kenmerken pensioenreglementen en -regelingen Het pensioenfonds voert ten behoeve van de aangesloten ondernemingen een vijftal pensioenregelingen uit met actieve deelnemers. Allen hebben het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet. Regeling A is van toepassing op werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1951 en krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op 31 december 1999 in dienst waren van de ANWB of gebruik maakten van de ANWB-regeling inzake vrijwillig vervroegd uittreden. Regeling A is een eindloonregeling waarin toezeggingen worden gedaan voor levenslang ouderdomspensioen
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
25
ingaande op leeftijd 65, levenslang nabestaandenpensioen en wezenpensioen. Deze regeling zal vanaf 2015 geen actieve deelnemers meer kennen. Regeling B is op 1 januari 2000 in werking getreden. De regeling geldt voor de werknemer die in dienst van de ANWB is getreden na 31 december 1999 en voor de werknemer die in dienst van de ANWB is getreden vóór 1 januari 2000, maar geboren is na 31 december 1950. Per 1 januari 2006 blijven in de regeling opgenomen de werknemers geboren vóór 1 januari 1950. De regeling voorziet op basis van een pensioenrichtleeftijd van 61 jaar in een levenslang ouderdomspensioen, een overbruggingspensioen, een (tijdelijk) nabestaandenpensioen en een wezenpensioen. Ook deze regeling zal vanaf 2015 geen actieve deelnemers meer kennen. Regeling D is van toepassing op werknemers die zijn geboren na 31 december 1949 en deelnamen aan pensioenregeling C en voor werknemers die in dienst van ANWB zijn getreden na 31 december 2012. Regeling D is een middelloonregeling waarin toezeggingen worden gedaan voor levenslang ouderdomspensioen ingaande op leeftijd 67, levenslang nabestaandenpensioen en wezenpensioen. Regeling Unigarant 2013 is van toepassing op het ná 31 december 1949 geboren personeel dat deelnam aan pensioenregeling Unigarant 2006 en voor personeel dat in dienst is getreden ná 31 december 2012. Regeling Unigarant 2013 is een middelloonregeling waarin toezeggingen worden gedaan voor levenslang ouderdomspensioen ingaande op leeftijd 67, levenslang nabestaandenpensioen en wezenpensioen. Regeling Logicx is van toepassing op het personeel van Logicx Mobiliteit dat in dienst is getreden ná 31 december 2006 en vanaf 1 januari 2007 op de medewerkers die reeds op die datum in dienst waren. Het betreft een middelloonregeling waarin toezeggingen worden gedaan voor levenslang ouderdomspensioen ingaande op leeftijd 65, levenslang nabestaandenpensioen en wezenpensioen. De specifieke inhoud van deze regelingen is te vinden op www.pensioenfondsanwb.nl. Toeslagen De indexatie van ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenen is voorwaardelijk. Dit betekent dat het bestuur van het pensioenfonds jaarlijks besluit of er wel of geen indexatie van deze pensioenen en -rechten plaatsvindt. Dit bestuursbesluit is afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Als in enig jaar een indexatie is verleend, is het niet zeker of en in hoeverre in de toekomst ook wordt geïndexeerd. Er wordt geen geld gereserveerd voor indexatieverlening en er wordt geen premie voor betaald. Actieve deelnemers en arbeidsongeschikte deelnemers met een arbeidsovereenkomst (onvoorwaardelijke toeslagregelingen) Het bestuur stelt jaarlijks de hoogte van het percentage vast waarmee de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers en arbeidsongeschikte deelnemers met een arbeidsovereenkomst per 1 januari worden geïndexeerd. Deze toeslag op opgebouwde aanspraken is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het percentage is voor de middelloonregelingen B, D, Unigarant 2013 en Logicx en voor eindloonregeling A gelijk aan de algemene loonontwikkeling binnen de aangesloten werkgevers. De toeslagverlening wordt, zoals aangegeven, ook toegepast voor de arbeidsongeschikte deelnemers met premievrijstelling waarvoor de arbeidsovereenkomst met de werkgever nog bestaat. Hun pensioenaanspraken alsmede pensioengrondslag waarover de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid wordt berekend, worden tijdens de duur van de premievrije voortzetting en voortzetting arbeidsovereenkomst, in dezelfde mate verhoogd als de pensioenaanspraken voor actieve deelnemers. Het toeslagenbeleid van het Fonds voor actieve deelnemers en arbeidsongeschikte deelnemers met een arbeidsovereenkomst (op de opgebouwde pensioenaanspraken wordt onvoorwaardelijk toeslag verleend) is te typeren conform de indexatie-categorie F van de toeslagenmatrix (juli 2008).
26
Gepensioneerden, gewezen deelnemers en arbeidsongeschikte deelnemers zonder arbeidsovereenkomst (voorwaardelijke toeslagregelingen) Het bestuur stelt jaarlijks de hoogte van het percentage vast waarmee de ingegane en premievrije pensioenen alsmede de pensioengrondslag van arbeidsongeschikten met premievrije voortzetting van de pensioenopbouw worden geïndexeerd. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk en wordt met één uitzondering bij Unigarant (zie aldaar) gefinancierd uit het beleggingsrendement. Indien het bestuur besluit tot toeslagverlening, geldt eenzelfde toeslagverlening voor de volgende aanspraken en rechten: a. De verzekerde pensioenrechten van de pensioengerechtigden. b. De verzekerde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers. c. De verzekerde pensioenaanspraken van de deelnemers met premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zonder arbeidsovereenkomst. d. De verevende aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen in verband met einde huwelijk of samenwoning. e. De pensioengrondslag van deelnemers met premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zonder arbeidsovereenkomst. Het Fonds heeft de volgende voorwaardelijke toeslagregelingen: Regelingen A, B, C, D, MAA en Logicx Het percentage toeslag is voor de regelingen A, B, C, D, MAA en Logicx gebaseerd op de stijging van de afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens, over de periode juli voorgaand jaar en juli van het lopende jaar, met een maximum stijging van 4%. Een toegekende toeslag gaat in per 1 januari van enig jaar. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de hiervoor omschreven maatstaf. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het toeslagbeleid van het Fonds voor deze regelingen is te typeren conform categorie D1 van de toeslagenmatrix (juli 2008). Regelingen Unigarant 1. Voor ingegane pensioenen van gewezen deelnemers en pensioenen tijdens de periode 1991 t/m 1999. De pensioenaanspraken en -rechten voor de verzekerden waarvoor de actieve deelname vóór 1 januari 2000 is geëindigd worden jaarlijks op 1 juli verhoogd met het percentage van de algemene loonontwikkeling, gepubliceerd door het CBS, met als referentieperiode januari vorig jaar tot januari lopend jaar, met een maximum van 3%. Deze toeslagverlening wordt niet gefinancierd uit het beleggingsrendement. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is een reserve (“reserve toeslagen”) gevormd, waaraan geen financiële middelen meer worden toegevoegd. De toeslag zal ieder jaar wordt verleend zolang deze reserve daar toereikend voor is. Het toeslagbeleid van het Fonds voor deze regeling is te typeren conform categorie D4 van de toeslagenmatrix (juli 2008). 2. Voor ingegane gewezen deelnemers en pensioenen tijdens de periode 2000 t/m 2003. De pensioenaanspraken en -rechten voor de verzekerden onder deze regeling, waarvoor de actieve deelname tussen 1 januari 2000 en 31 december 2003 is geëindigd worden jaarlijks op 1 januari verhoogd met het percentage van de algemene loonontwikkeling, gepubliceerd door het CBS, met als referentieperiode oktober van het voorgaande jaar tot oktober van het lopende jaar (direct voorafgaande aan de maand januari van toeslagverlening). Deze toeslagverlening wordt gefinancierd uit het beleggingsrendement. Het toeslagbeleid van het Fonds voor deze regeling is te typeren conform categorie D1 van de toeslagenmatrix (juli 2008). 3. Voor alle ingegane gewezen deelnemers en pensioenen op of na 1 januari 2004. De pensioenaanspraken en -rechten voor al deze verzekerden worden jaarlijks op 1 januari verhoogd met de stijging van de afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens, over de periode oktober voorgaand jaar en oktober van het lopende jaar
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
27
(direct voorafgaande aan de maand januari van toeslagverlening), met een maximum stijging van 4%. Deze toeslagverlening wordt gefinancierd uit het beleggingsrendement. Het toeslagbeleid van het Fonds voor deze regeling is te typeren conform categorie D1 van de toeslagenmatrix (juli 2008). Franchises De franchise is dat deel van het salaris dat voor de pensioenopbouw buiten beschouwing blijft vanwege de AOW. De franchise bedroeg in 2014 in euro’s:
Regeling
franchise gekoppeld aan
2014
A
ontwikkeling van de AOW
€ 23.864,00
B
de loonontwikkeling
€ 14.665,00
D Unigarant 2013 Logicx
28
fiscaal minimum
€ 13.449,00
de loonontwikkeling
€ 12.202,00
fiscaal minimum
€ 13.449,00
Verzekerdenbestand
Stand per 31 december 2013
Actieve
Gewezen
Pensioen-
deelnemers deelnemers gerechtigden 4.433
4.738
1.731
Totaal 10.902
Mutaties door: Nieuwe toetredingen
834 0 0 834
Ontslag met premievrije aanspraak
-948
Waardeoverdracht Ingang pensioen
948
0
0 -167 -104
-56
-6
Afkoop
0 -141
Andere oorzaken
0 -167 191
Overlijden
0 31
-8 -48 -62 -5 -146
11
-110
-21
-120
-213
466
117
370
4.220
5.204
1.848
11.272
Specificatie pensioengerechtigden
2014
2013
Mutaties per saldo Stand per 31 december 2014
Ouderdomspensioen 1.423 1.312 Partnerpensioen 393 386 Wezenpensioen 32 33 Totaal 1.848 1.731
De actieve deelnemers bevatten 195 deelnemers met een (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
29
Beleggingenparagraaf Beleggingen in 2014 De wereldeconomie lijkt in 2014 geleidelijk te zijn aangetrokken. De economische groei werd vooral gevoed door sterke prestaties van de private sector in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Hier gaven de verbeterende arbeidsmarkt en de positieve beursontwikkelingen de bestedingen een stevige impuls. In Japan en de Eurozone stelde de groei juist teleur. De groei in opkomende economieën bleef gematigd. In diverse belangrijke opkomende landen (zoals India, Zuid-Afrika, Indonesië, Turkije en Brazilië) vonden verkiezingen plaats. Deze zorgden voor hoop op hervormingen die de economische activiteit kunnen stimuleren. De olieprijs ging omlaag en er was sprake van oplopende geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten en Oekraïne. De wereldwijde inflatie bleef in 2014 onder controle dankzij de lagere energieprijzen en onbenutte capaciteit. De inflatie daalde tot 2,7% in 2014. In 2013 bedroeg de wereldwijde inflatie 2,9%. De centrale banken speelden in 2014 wereldwijd een hoofdrol. In oktober stopte de Amerikaanse Fed na meer dan vijf jaar met het opkopen van staatsobligaties (‘QE’). De centrale bank in Japan breidde haar QE-programma juist uit om de inflatie te stimuleren. De Europese Centrale Bank (ECB) verlaagde het belangrijkste rentetarief tot 0,05% en is voornemens om € 1 triljoen extra in de economie te pompen om de groei en de inflatie te stimuleren. Financiële markten Ondanks aanhoudende zorgen om de mondiale groei en geopolitieke spanningen was 2014 gunstig voor beleggers. Een langzaam aantrekkende economische groei, dalende inflatie en soepel monetair beleid zorgden in de financiële markten voor een zoektocht naar rendement. Vooral (staats)obligaties, aandelen en vastgoed wisten daarvan te profiteren. De rendementen op de verschillende beleggingen werden in 2014 beïnvloed door valutaschommelingen. De Amerikaanse dollarindex, die de waarde van de dollar afzet tegen een mandje met belangrijke valuta’s, steeg in 2014 naar het hoogste niveau in negen jaar. Aandelen kregen steun van sterke winstcijfers, dividendgroei en een toenemend ondernemersvertrouwen. Vooral Amerikaanse aandelen presteerden goed. Tegen de meeste verwachtingen in daalde de obligatierente in de Verenigde Staten en Duitsland naar nieuwe dieptepunten. In de Verenigde Staten kwam dit door een onverwachte afname van de leenbehoefte van de Amerikaanse overheid. De lagere rente in Duitsland had te maken met de lage inflatie en zwakke economische activiteit in de eurozone, het vooruitzicht van nieuwe monetaire acties van de Europese Centrale bank om de groei te stimuleren en de zoektocht door beleggers naar “safe havens” (veilige havens) in een omgeving die wordt gekenmerkt door geopolitieke onzekerheid. Vooruitzichten Economie De verwachting is dat de wereldeconomie in 2015 verder zal aantrekken. De Amerikaanse economie is het meest veerkrachtig. Een hoger dan trendmatige groei kan ontstaan dankzij een verdere verbetering van de arbeids- en huizenmarkten en gunstige financiële condities. De fundamentals in de Eurozone zijn minder goed dan in de Verenigde Staten. De regio zal naar verwachting echter niet opnieuw in een recessie belanden. Minder geopolitiek risico en een grotere risicobereidheid kunnen gunstig zijn voor het sentiment, terwijl een lagere wisselkoers en lagere olieprijzen de activiteit zouden moeten stimuleren.
30
De Japanse economie zal aantrekken dankzij afstemming van het monetaire en fiscale beleid. De consumentenbestedingen zullen een impuls krijgen van de sterke groei van de werkgelegenheid en de daling van de yen belooft veel goeds voor de bedrijfswinsten en de export. Omdat de Chinese vraag blijft afnemen en de wereldhandel maar langzaam groeit, zal de export opkomende markten niet kunnen redden. Deze landen kunnen alleen via hervormingen de economie aanjagen. In vijf opkomende landen zijn hervormingen een belangrijk thema: Mexico, India, Thailand, Egypte en Indonesië. In andere opkomende economieën beperken structurele problemen en een krap financieel klimaat het groeipotentieel. Landen die grondstoffen produceren, hebben last van dalende prijzen. De opkomende markten houden ook last van geopolitieke risico’s, vooral in verband met het conflict tussen Oekraïne en Rusland en de spanningen in het Midden-Oosten. Vanwege de grote afhankelijkheid blijft de situatie in China een groot risico voor de wereldeconomie. Obligaties Ook in 2015 zullen centrale banken prominent in het financiële en economische nieuws zijn. De lage groei, dalende inflatie en het accommoderende beleid van wereldwijde centrale banken zullen de zoektocht naar rendement in de financiële markten waarschijnlijk blijven stimuleren. Het beleid van de Europese Centrale Bank (in het bijzonder het vooruitzicht op nog meer onconventionele maatregelen) en de blijvend lage inflatie, zwakke economische groei en geopolitieke onzekerheid dragen bij aan aanhoudende neerwaartse druk op de Europese obligatierentes. Een sterke stijging van de Duitse kapitaalmarktrente is daarom niet waarschijnlijk. Aandelen Een klimaat van gematigde economische groei, beter dan verwachte bedrijfswinsten en een soepel monetair beleid blijft gunstig voor aandelen. Bovendien blijven de bedrijfsbalansen sterk en aandelen zijn verre van duur in vergelijking met andere beleggingscategorieën. Amerikaanse bedrijven krijgen waarschijnlijk meer te maken met de sterke Amerikaanse dollar, terwijl Japanse en Europese bedrijven hiervan moeten kunnen profiteren. Fondsspecifieke ontwikkelingen Inrichting beleggingsportefeuille De totale beleggingsportefeuille bestaat uit 5 beleggingsfondsen (FGR). In het Matching Geldmarkt Fonds en het Matching Vastrentende Waarden Fonds wordt belegd om de renterisico’s van de verplichtingen af te dekken. In de drie overige fondsen wordt belegd om rendement te behalen. Elk van de 5 FGR belegt in een specifieke beleggingscategorie. In het beleggingsplan heeft het pensioenfonds de strategische portefeuille verdeling (norm) beschreven. Daarnaast is in dit beleggingsplan de minimale en maximale norm opgenomen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
31
In onderstaande tabel wordt de werkelijke verdeling ultimo 2014 weergegeven, de dynamische verdeling conform de aanpassing in het dynamisch beleid en de strategische verdeling met bandbreedtes conform het beleggingsplan.
“Dyna mische Norm Strate FGR Matching Geldmarkt Fonds
Ultimo
Ultimo
gische
2014 2014” norm Min Max 0,4% 0,0% 0,0% 0,0% 5,0%
Matching VastrentendeWaarden Fonds
45,5% 45,0% 35,0% 30,0% 47,5%
Return Vastrentende Waarden Fonds
19,6% 21,0% 21,0% 16,0% 26,0%
Return Aandelen Fonds
31,1% 30,0% 40,0% 27,5% 45,0%
Return Altenatieve Waarden Fonds
3,4% 4,0% 4,0% 0,0% 9,0%
In het kader van het dynamisch beleggings- en risicomanagementbeleid van het pensioenfonds heeft het Bestuur in 2014 besloten tot een dynamische aanpassing van het strategische aandelengewicht van 40% naar 30%. Dit resulteerde in een dynamische aanpassing van het gewicht voor het Matching Vastrentende Waarden Fonds van 35% naar 45%. Het Bestuur heeft in 2014 afgezien van een tactisch beleggingsbeleid. Naast de beleggingen in de FGR heeft het pensioenfonds een derivatenportefeuille (renteswaps en put opties op aandelen). Maatschappelijk verantwoord beleggen Maatschappelijk verantwoord beleggen vormt een geïntegreerd onderdeel van de bepaling en uitvoering van het beleggingsbeleid. Het fonds wil, vanuit goed huisvaderschap, voorkomen dat gelden terechtkomen bij ondernemingen die handelen in strijd met wet- en regelgeving. Het fonds kiest ervoor om in ieder geval de uitgangspunten van Global Compact van de Verenigde Naties te hanteren. Het fonds onderschrijft de UNPRI en stelt alleen vermogensbeheerders aan die UNPRI ondertekenaars zijn of duidelijk maken dat dit op afzienbare tijd zal plaatsvinden. Het fonds werkt met een lijst van uitsluitingen die periodiek aan de mandaathouders wordt toegestuurd. Op deze lijst staan in ieder geval beleggingen die in strijd zijn met de wet en regelgeving als ook in strijd met de uitgangspunten van Global Compact van de Verenigde Naties. Gezien de omvang, is het fonds niet actief op aandeelhoudersvergaderingen. Resultaten van de beleggingen De beleggingsresultaten van de 5 FGR zijn als volgt te herleiden tot het getoonde totale rendement van de portefeuille.
Benchmark Beleggingen
Relatief
Matching Geldmarkt Fonds
0,05
0,08
0,03
Matching Vastrentende Waarden Fonds
7,93
7,88
-0,05
Return Vastrendende Waarden Fonds
4,66
5,49
0,83
Return Aandelen Fonds
16,57
17,45
0,88
Return Alternatieve Waarden Fonds
-13,00
-17,81
-4,81
Portefeuille pensioenfonds 6,75 6,46 -0,29
32
Matching Geldmarkt Fonds De Europese Centrale Bank heeft de rente na de kredietcrisis in stappen teruggebracht naar nagenoeg 0%. Het rendement op het Matching Geldmarkt Fonds ligt hierdoor ook in 2014 dicht bij 0%. Het fonds bestaat voor 100% uit geldmarktbeleggingen. De resultaten in het Matching Geldmarkt Fonds waren als volgt:
rendement benchmark Geldmarktfonds
Merrill Lynch Euro Currency
0,08
relatief
0,05
0,03
0,08 0,05 0,03 Matching Vastrentende Waarden Fonds Binnen het Matching Vastrentende Waarden Fonds wordt alleen belegd in Europese staatsleningen. Gedurende 2014 is de rente onder invloed van de dalende inflatie en de extreem lage korte rente verder gedaald. De obligaties binnen het Matching Vastrentende Waarden Fonds boekten hierdoor over 2014 hoge positieve rendementen. De selectie van bedrijfsleningen pakte in 2014 licht negatief uit, waardoor het portefeuillerendement binnen het Matching Vastrentende Waarden Fonds licht achterbleef bij de benchmark. Onderstaande tabel toont het rendement van het Matching Vastrentende Waarden Fonds in 2014 afgezet tegen de benchmark.
rendement benchmark Rentende Waarden F.
Barclays Euro Aggregate 2014 Custom Daytona
7,93
7,88
relatief 0,05
7,93 7,88 0,05 Binnen het Matching Vastrentende Waarden Fonds is de duratie gedurende het jaar verhoogd van circa 4 jaar naar circa 6 jaar. Gelijktijdig is hierbij het aantal managers binnen dit Fonds verlaagd. Dit resulteerde in lagere kosten. Return Vastrentende Waarden Fonds Binnen het Return Vastrentende Waarden Fonds wordt belegd in de beleggingscategorieën Emerging Markets Debt (EMD), Credits en High Yield. De categorie Credits bestaat uit obligaties van bedrijven wereldwijd met een solide kredietwaardigheid (investment grade, BBB+ en hoger). De categorie High Yield belegt in de regio’s VS en Europa. In 2014 is de belegging in wereldwijde staatsobligaties afgebouwd en herbelegd in Credits en High Yield.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
33
Onderstaande tabel toont de rendementen van het Return Vastrentende Waarden Fonds en haar categorieën in 2014 afgezet tegen de benchmark.
beleggingscategorie benchmark rendement benchmark
relatief
High Yield
Bofa ML US HY Cash Pay Const. Index hdg
15,74
18,19
2,45
Corporate Bonds
BC Global Aggregate Corporate Index Hdg
8,11
6,83
-1,28
Ermerging Market Debt
JPMorgan EM-GBI Index
7,36
4,95
-2,41
5,49 4,66 -0,83 Rendementen op vooral Credits en High Yield werden in 2014 sterk positief beïnvloed door de zoektocht van beleggers naar rendement. De noodzaak voor deze zoektocht ontstaat vanwege de zeer lage rente op staatsleningen en resulteert in afnemende spreads op Credits en High Yield ten opzichte van de rente op staatsleningen. Het rendement op de belegging in EMD bleef hierbij achter vanwege de afzwakkende economische groei in de opkomende landen en de mede hierdoor ontstane depreciatie van valuta van opkomende markten. Return Aandelen Fonds Binnen het Return Aandelen Fonds wordt belegd in de aandelen Wereldwijd, Hoog Dividend, Opkomende Markten en Small Caps. In 2014 werd belegd in een wereldwijd passief mandaat en in actieve mandaten voor de regio’s VS en Europa. De actieve mandaten voor de regio VS betreffen een large cap growth mandaat en een low volatility mandaat. Ook voor de beleggingen Hoog Dividend en Opkomende Markten wordt belegd in actieve mandaten. De categorie small caps wordt belegd in een actief mandaat en een actief beleggingsfonds die beide beleggen in Europese small cap aandelen. Onderstaande tabel toont de rendementen van het Return Aandelen Fonds en haar categorieën in 2014 afgezet tegen de benchmark.
Benchmark benchmark beleggingen
relatief
Aandelen Hoog dividend
MSCI World Net € Hdg
16,78
11,84
-4,94
Aandelen Europe Small Cap
MSCI Europe Small Cap € Hdg
6,81
8,45
1,64
Aandelen Opkomende Markte
MSCI Emerging Markets Net
11,38
8,65
-2,73
16,57 17,45 0,88 Ingegeven door een voortgaand economisch herstel en een aanhoudend soepel monetair beleid zijn wereldwijde aandelen in Euro met ruim 23% gestegen. Aandelen Opkomende Markten bleven hier net als in 2013 sterk bij achter. Ondanks verslechterende fundamentals, de economische groei in de Opkomende Markten zwakte in 2014 juist af, lieten aandelen Opkomende Markten anders dan in 2013 wel een positief rendement zien. De relatieve performance werd vooral positief beïnvloed door de beleggingen in wereldwijde aandelen en was per saldo positief.
34
Return Alternatieve Waarden Binnen het Return Alternatieve Waarden Fonds wordt alleen belegd in grondstoffen. Onderstaande tabel toont de rendementen van het Return Alternatieve Waarden Fonds in 2014 afgezet tegen de benchmark.
rendement benchmark Grondstoffen
Dow Jones UBS Commodity Index Hdg
-17,81
relatief
-13,00
4,81
-17,81 -13,00 4,81 Het negatieve rendement op het Return Alternatieve Waarden was vooral een gevolg van de sterke daling van de olieprijs. De olieprijs daalde vanwege een stijgende aanbod bij een tegenvallende vraag. Net als in 2013 was hierbij vooral de afzwakkende economische groei in China een bepalende factor. Renteswaps Gedurende 2014 werd in het kader van het dynamisch beleggings- en risicomanagementbeleid de renteafdekking verlaagd van 50% naar 46%. Daarnaast werd een groot deel van de sterke gestegen swap waarde herbelegd in het Matching Vastrentende Waarden Fonds. De mate waarin dit fonds bijdroeg aan de gewenste renteafdekking nam hierdoor toe. De renteswaps worden defensief ingezet. Voor het tegenpartijrisico uit hoofde van de renteswaps wordt dagelijks collateral management (storting van benodigd onderpand) toegepast. Elk kwartaal wordt het afdekkingspercentage van de renteswaps en van het Matching Vastrentende Waarden Fonds vastgesteld. Wanneer dit percentage buiten de afgesproken bandbreedte komt, wordt de portefeuille van renteswaps aangepast, zodat weer het gewenste afdekkingspercentage wordt bereikt. Ultimo 2014 bedroeg het gewenste afdekkingspercentage 46% bij een toegestane bandbreedte van plus of min 2%. Put opties Sinds 2012 heeft het fonds een 50% afdekking van de strategische allocatie naar zakelijke waarden door middel van put opties. Middels scenarioanalyses ten aanzien van diverse economische ontwikkelingen is het percentage afdekking van 50% van de strategische allocatie naar zakelijke waarden vastgesteld. De onderliggende waarde van de oorspronkelijk aangeschafte put opties is in 2014 gelijk gebleven, maar vanwege de stijging van de aandelenmarkten is de effectiviteit van de put opties sterk afgenomen. Dit komt omdat het huidige niveau van de aandelenmarkten een stuk boven het uitoefenniveau van de put opties is komen te liggen. De invulling van de afdekking heeft plaatsgevonden door de aanschaf van een viertal put opties, met een looptijd oplopend van 2 naar 5 jaar, waarbij een basket van (continentale) benchmarks is gebruikt om de strategische benchmarks zo goed mogelijk vast te stellen. Er is gebruik gemaakt van zogenaamde quanto opties. Dit zijn opties waarbij het lokale rendement in Euro’s wordt uitbetaald. De put opties zijn over-the-counter afgesloten en het kredietrisico wordt afgedekt door middel van dagelijks collateral management (storting van benodigd onderpand). Balans Risico Advies Commissie (BRAC) Het Bestuur is in haar financiële- en beleggingsbeleid terzijde gestaan door de BRAC. Het voorzitterschap van de BRAC wordt bekleed door een bestuurslid, zodat deze het verbindende element is tussen het Bestuur en de BRAC. Naast de beleggingsresultaten is er in 2014 vooral gesproken over de hoogte van het rente- en aandelenrisico.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
35
Na een aantal workshops tussen een afvaardiging van de BRAC, Cardano, ING IM en de afdeling Vermogensbeheer en Treasury van ANWB B.V. is door het Bestuur het dynamisch beleggings- en risicomanagementbeleid van het fonds vastgesteld. Binnen de totale portefeuille zijn op advies van de BRAC op basis van dit beleid aanpassingen aangebracht in de hoogte van het rente- en aandelenrisico, zoals hiervoor toegelicht.
Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
technische
eigen
voor- dekkings-
vermogen zieningen
graad
€ € % Stand per 31 december 2013
47.260
Resultaat boekjaar
-42.311
Stand per 31 december 2014
4.949
1.015.213
1.257.725
104,7
100,4
De daling van de dekkingsgraad heeft plaatsgevonden door: –– de daling van de rentetermijnstructuur; –– de aanpassing van de sterftegrondslagen; Daartegenover is de kostenopslag op de technische voorzieningen gestegen met 2,0% naar 3,0%. Dekkingsgraad / solvabiliteitseisen De financiële positie van het pensioenfonds komt vooral tot uitdrukking in de dekkingsgraad. Dat is de verhouding tussen bezittingen en verplichtingen. Deze geeft aan of het fonds in de toekomst aan haar verplichtingen kan voldoen. De actuaris van het pensioenfonds berekent de dekkingsgraad als onderdeel van de jaarlijkse toereikendheidstoets. Deze toets voldoet aan de regels van De Nederlandsche Bank. De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
2014 2013 2012 2011 2010
Dekkingsgraad ultimo (%)
100,4 104,7 96,4 90,4 99,7
Ultimo 2013 is er een positief eigen vermogen van € 4.949.000,-. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt € 54.466.000; het vereist eigen vermogen bedraagt € 131.059.000. Per 31 december 2014 is er sprake van een dekkingstekort en van een reservetekort. Door het bestuur van het fonds is hiervan in februari 2014 melding gedaan aan de toezichthouder DNB.
36
In het eerste kwartaal van 2009 heeft het fonds een herstelplan ingediend bij DNB met de maatregelen om op korte termijn te herstellen tot het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen en op lange termijn tot het vereist eigen vermogen. Met de ingang van het nieuwe Financiële Toetsingskader per 1 januari 2015 is dit herstelplan vervallen. Op basis van de nieuwe regelgeving dienen fondsen begin 2015 vast te stellen of het fonds zich in reservetekort bevindt. Omdat dit het geval is moet uiterlijk 1 juli 2015 een nieuw herstelplan bij DNB ingediend worden. Dan zal duidelijk zijn hoe de herstelcapaciteit van het fonds er onder het nieuwe Financiële Toetsingskader voorstaat. Dan zal ook blijken of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Actuariële paragraaf 2014 2013 € € Premieresultaat Premiebijdragen 33.952 51.744 Pensioenopbouw -28.159 -33.305 Indexering en overige toeslagen
-159
-4.503
Pensioenuitvoeringskosten -1.438 -1.717 4.196 12.219 Intrestresultaat Beleggingsresultaten 197.117 35.025 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
-3.889
-3.725
Wijziging marktrente
-209.059
34.460
-15.831 65.760 Overige resultaten Wijziging actuariële grondslagen (inclusief sterftetrend, inclusie mutatie in excassoreserve)
-28.949
10.390
mutatie in excassoreserve)
-28
-5.447
Resutaat op uitkeringen
35
401
Indexering en overige toeslagen (niet uit premie, inclusief
Resultaat op waardeoverdrachten (inclusief mutatie in excassoreserve)
200
0
Technisch resultaat boekjaar (inclusief mutatie in excassoreserve)
-1.481
2.208
Overige mutaties (inclusief mutatie in excassoreserve)
-453
-708
-30.676 6.844 Totaal saldo baten en lasten
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
-42.311
84.823
37
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model met aanpassing van de berekening van het aandelenrisico voor actief beheer. Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar de mening van de actuaris niet voldoende vanwege een reservetekort. De maatregelen, genomen tot het herstel van de financiële positie, zijn daarbij betrokken.
Risicoparagraaf Risicomanagement Het bestuur heeft zijn risicomanagementbeleid verwoord in de ABTN. In 2014 heeft het bestuur opnieuw de relevante risico’s van het fonds geïdentificeerd. Daarbij is gekeken naar: 1. De volgende risicocategorieën:
Financiële risico’s:
Niet financiële risico’s:
Marktrisico
Strategisch/omgevingsrisico
Operationeel risico
Verzekeringstechnisch risico
Matching-/renterisico
Uitbestedingsrisico
Kredietrisico
IT-risico
Integriteitsrisico
Juridisch risico
2. De processen binnen het fonds. 3. De thema onderzoeken van DNB De risicomatrix van het fonds is opnieuw aan gepast en ten aanzien van de risico’s zijn acties ondernomen. Het bestuur heeft in 2014 opnieuw de risico aanpak besproken met het doel te komen tot een meer integrale aanpak die de juiste aandacht heeft voor de verschillende risico’s en hun karakter. De uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds ondersteunt het bestuur in het risicomanagement door: –– het faciliteren en (doen) uitvoeren van risico-inventarisaties; –– het formuleren van aanbevelingen en doen van voorstellen inzake te nemen beheersmaatregelen; –– het doorvoeren van door het bestuur vastgestelde beheersmaatregelen; –– het monitoren van de werking van de beheersmaatregelen en het rapporteren hierover. Algemene leidraad voor het uitvoeren van de beheertaken van het bestuur is risicomijdend operationeel management. De volgende risico´s hebben in 2014 nadrukkelijk op de agenda gestaan van het bestuur in verband met haar balansmanagement taak/beheersing van het solvabiliteitsrisico: –– Marktrisico; –– Matching-/renterisico; Voor een betere beheersing van deze risico’s heeft het bestuur een dynamisch beleggingsbeleid geformuleerd. Daarnaast hanteert het bestuur een strikt beleggingsbeleid.
38
Hieronder wordt beschreven hetgeen in 2014 is gebeurd op het punt van deze risico’s. Marktrisico Het bestuur heeft in 2014 een beleid bekrachtigd en toegepast dat triggers in de markt gebruikt om tijdig in te spelen op negatieve ontwikkelingen in de markt. Het bestuur bekijkt dan de effecten van de ontwikkelingen van de markt en de actuele positie van het fonds in verschillende scenario’s. Het beleid is erop gericht om binnen de grenzen van het risico dat het fonds wil nemen, de doelstellingen te blijven halen. Het fonds hanteert ook een pijngrens. De dekkingsgraad mag in de scenario’s niet dalen onder de 85%. Het bestuur beschouwt 85% als de laagst mogelijke grens waarbij de kans op autonoom herstel realistisch is. Matching-/Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de looptijd van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer verwachte zekerheid) en nadelen (minder verwacht rendement) van meer of minder looptijd in het matching Vastrentende Waarden Fonds af ten opzichte van alternatieve 0plossingen. Het fonds is op korte termijn gevoelig voor grote schommelingen in de marktrente. Dit resulteert dan in mogelijk grote veranderingen in de dekkingsgraad. Teneinde dit risico binnen de maatstaven van de ABTN te beheersen is medio 2008 besloten het renterisico voor 50% statisch met renteswaps af te dekken op marktrente. In 2010 is besloten de afdekking van 50% per bucket (looptijdcategorie) door te voeren en de afdekking automatisch te herstellen, indien deze uit een bandbreedte loopt van 48 - 52%. In het dynamisch beleid is, in een omgeving met dalende rente besloten om de renteafdekking te verlagen. Omdat daardoor het risico voor het fonds toeneemt is tevens besloten het aandelengewicht af te bouwen. Zie hierboven onder Beleggingen.
Toekomstparagraaf Ultimo 2014 is de dekkingsgraad gedaald onder het minimaal vereist eigen vermogen. De nieuwe wetgeving heeft het oude lange termijn herstelplan doen vervallen. Per 1 juli 2015 dient het fonds een nieuw herstelplan in te leveren. Onder de nieuwe wetgeving is het fonds niet in dekkingstekort, de beleidsdekkingsgraad is 105,2%, maar de aanhoudend lagere rente zorgt ervoor dat de verplichtingen van het fonds omvangrijk blijven. De verwachting is dat het fonds binnen de wettelijke termijn van 12 jaar kan herstellen. De verwachting voor 2015 is dat de rente, door de interventies van de Europese Centrale Bank, niet snel zal stijgen. Het zoeken naar rendement in andere beleggingscategorieën zal de koersen naar verwachting doen stijgen als er vertrouwen blijft in een, voorzichtige groei. Geopolitieke ontwikkelingen kunnen leiden tot onverwachte bewegingen van de markten. Toch ziet het bestuur het basisscenario van een zich langzaam verbeterende economie als het meest waarschijnlijk. Voor andere extreme scenario’s heeft het bestuur zich ingedekt door een samenhangend derivatenprogramma en een dynamisch beleid. De ontwikkelingen in het pensioenstelsel maken van 2015 opnieuw een jaar waarin veel moet worden gewijzigd. De rekenregels voor de dekkingsgraad worden aangepast en de toeslagpotentie staat onder druk van de hogere buffervereisten. Anderzijds is er meer ruimte om kortingsmaatregelen, als die noodzakelijk zijn, uit te smeren over langere tijd. In die zin helpt het nFTK in de stabilisering van het fonds. In de verdere toekomst zal het pensioenstelsel geheel worden herzien, afhankelijk van de uitkomsten van de nationale pensioendialoog. Het bestuur ziet een verdere professionalisering in de bedrijfsvoering van het fonds. De RvT en het nieuwe VO zorgen voor een nieuwe impuls in de discussies binnen het bestuur. Weliswaar is het invullen van de rollen nog enigszins een zoektocht, maar de eerste ervaringen zijn positief. De ´stem van buiten´ wordt sterker gehoord.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
39
Den Haag, 4 juni 2015
Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ANWB,
Jaap Groen
Nellie Willemssen
voorzitter secretaris
40
Compliance Officer
Inleiding Door het bestuur van Stichting Pensioenfonds ANWB (hierna: “het Fonds”) is in oktober 2013 de Compliance Officer benoemd. Ten behoeve van het jaar verslag 2014 van het Fonds en conform deze Gedragscode doet de Compliance Officer hierbij zijn rapportage van zijn werkzaamheden over 2014. Gedragscode 2014 In juni 2014 is de nieuwe Gedragscode 2014 vastgesteld (hierna “de Gedragscode”). De gedragscode is van toepassing op verbonden personen en insiders van het Fonds. Doel van de Gedragscode is het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het Fonds door belanghebbenden, alsmede het voorkomen van integriteitsrisico’s. De normen voor verbonden personen liggen op het terrein van belangenverstrengeling, (schijn van) voorwetenschap, koesmanipulatie etc. Er zijn concrete normen opgenomen ten aanzien van relatiegeschenken, nevenfuncties, financiële belangen in zakelijke relaties en leveranciers. Voor insiders gelden bovendien nog normen ten aanzien van persoonlijke transacties en het toezicht daarop. Verbonden personen en insiders van het Fonds De volgende personen zijn als verbonden persoon of insider van het Fonds aangewezen: –– de leden van het bestuur van het fonds (insiders); –– de leden van de BRAC van het Fonds (insiders); –– medewerkers van de afdeling Vermogensbeheer en Treasury van ANWB B.V. (insiders); –– medewerkers vaan het bestuursbureau van het Fonds (insiders); –– de leden van het Verantwoordingsorgaan van het Fonds (verbonden personen); –– de leden van de Raad van Toezicht van het Fonds (verbonden personen). Overeenkomsten tot naleving gedragscode en verklaringen tot naleving 2014 Conform de Gedragscode dienen alle verbonden personen en insiders een overeenkomst tot naleving van de Gedragscode aan te gaan met het Fonds. Tevens dienen zij jaarlijks een verklaring tot naleving van de Gedragscode te ondertekenen. In de overeenkomst tot naleving, verbinden de verbonden personen en insiders zich aan de Gedragscode te houden. In de verklaringen tot naleving dienen verbonden personen te verklaren: –– dat zij de Gedragscode in 2014 juist hebben nageleefd; –– dat zij geen relatiegeschenken of uitnodigingen hebben aanvaard als bedoeld in de Gedragscode, dan wel deze hebben opgegeven aan de Compliance Officer en daarvoor goedkeuring hebben van het bestuur van het Fonds; –– dat zij geen nevenfuncties en financiële belangen hebben in zakelijke relaties als bedoeld in de Gedragscode, dan wel deze hebben opgegeven aan de Compliance Officer en daarvoor goedkeuring hebben van het bestuur van het Fonds. Insiders dienen in de verklaring tot naleving voorts nog te verklaren dat zij geen persoonlijke transacties hebben verricht als bedoeld in de Gedragscode, dan wel deze te hebben opgegeven aan de Compliance Officer en daarvoor goedkeuring hebben van het bestuur van het Fonds.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
41
Nevenfuncties De verbonden personen en insiders hebben vrijwel allen de overeenkomst en verklaring 2014 tot naleving ondertekend geretourneerd. Daarbij zijn de volgende nevenfuncties opgegeven: De heer R. Volders (lid van de BRAC): –– Actuaris bij AZL; –– Bestuurslid van de Stichting Pensioenfonds AZL namens de werknemers; –– Lid van de beleggingscommissie van Stichting Pensioenfonds AZL. De heer J. Bouma (lid van de Raad van Toezicht): –– Bestuurslid Fed. Van Ned. Pensioenfondsen; –– Bestuurslid PensionsEurope; –– OPSG van EIOPA. Het bestuur van het Fonds heeft goedkeuring verleend voor deze nevenfuncties. Relatiegeschenken en uitnodigingen Er zijn geen relatiegeschenken en uitnodigingen geaccepteerd die in strijd zijn met het beleid. Conclusie In het jaar 2014 zijn geen nevenfuncties, geschenken en uitnodigingen of transacties opgegeven, die in strijd zijn met de gedragscode. Ook overigens zijn er geen zaken in strijd met de Gedragscode gemeld of geconstateerd. Voor de volgende kalenderjaren dienen de verbonden personen en insiders opnieuw een verklaring tot naleving te ondertekenen, aan het eind van ieder jaar of tussentijds bij wijzigingen.
Mr. K.S. van der Meulen Compliance Officer Stichting Pensioenfonds ANWB
42
Verantwoordingsorgaan
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Inleiding Het bestuur van het ANWB Pensioenfonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan (VO) over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. De wettelijke taak van het VO is vastgelegd in de Pensioenwet. Het VO geeft een oordeel over het handelen en evenwichtige belangenafweging van het bestuur over het afgelopen boekjaar aan de hand van het jaarverslag, jaarrekening en andere informatie. Daaronder zijn begrepen de bevindingen van de raad van toezicht (RvT) over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Vanaf juli 2014 is in het kader van de invoering van de nieuwe Pensioenwet ook het VO nieuwe stijl aangetreden. Bestaande uit vier leden gekozen door medewerkers, één toegewezen door de OR van Unigarant, twee gepensioneerden en twee via de werkgever. Het nieuwe VO is voortvarend aan de slag gegaan, heeft een trainingsprogramma opgesteld en gevolgd ten aanzien van deskundigheidsbevordering en thema’s benoemd die dit eerste jaar de aandacht vragen. Inrichting en werkwijze VO Het VO heeft minimaal 1x per maand in eigen verband vergaderd, twee vergaderingen met het bestuur gehad en een kennismaking met de RvT. De voorzitter en secretaris hebben geregeld overleg met het bestuursbureau. Het VO heeft toegang tot alle stukken van het bestuur in de zogenaamde bestuurders-hoek van het pensioenfonds. Deze openheid wordt gewaardeerd. In overleg met het bestuur is besloten om twee afgevaardigden van het VO toe te voegen aan de communicatiecommissie van het bestuur om de ideeën van het VO aan de voorkant mee te nemen i.p.v. alleen achteraf te toetsen. Het VO realiseert zich dat er sprake kan zijn van belangenverstrengeling in het kader van toezicht houden op het gevoerde beleid. Daarom zal de deelname in 2015 intern geëvalueerd worden. Het wettelijk kader geeft een afbakening van de taken en verantwoordelijkheden. Het wettelijk kader geeft enkele open normen zodat nadere afstemming met andere organen van het pensioenfonds noodzakelijk is om de rol van het VO zo effectief mogelijk te kunnen uitvoeren. Het VO hecht er aan, na het voltooien van de eerste jaarcyclus, met de andere organen een evaluatie te houden. Algemeen beeld besturing ANWB Pensioenfonds De ervaringen van het VO met het bestuur, de RvT en het bestuursbureau zijn positief. Zij ziet een actief bestuur met een open houding richting de organen. Deze houding vindt zij ook bij de RvT en bestuursbureau. Het VO kijkt er naar uit dat deze wijze van samenwerking in de toekomst wordt gecontinueerd.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
43
Oordeel handelen bestuur in 2014 Het nieuwe VO is in juli 2014 aangesteld. Het VO is van oordeel dat zij voldoende informatie heeft over het gehele verslagjaar (heel 2014). Het handelen van het bestuur over 2014 is beoordeeld aan de hand van de bestuursverslagen, beleidsdocumenten, jaarverslag 2013, antwoorden vragen VO over jaar 2014 en bevindingen van de RvT. Er is naar de volgende inhoudelijke aspecten gekeken: –– Visie en strategie –– Risicomanagement –– Communicatie –– Strategisch beleggingsbeleid en vermogensbeheer –– Uitvoering en uitbesteding Visie en strategie Het VO heeft het bestuur gevraagd naar documentatie over een eenduidige brede visie en strategie van het Pensioenfonds ten aanzien van de toekomst. Welke richting ziet het bestuur op het gebied van nieuwe wet- en regelgeving, de toekomst van het fonds als zelfstandig fonds en het behartigen van de belangen van de diverse deelnemersgroepen. Het Verantwoordingsorgaan heeft het financieel strategisch beleid zoals wordt verwoord in de ABTN teruggevonden. Het VO hecht eraan kennis te kunnen nemen van een brede strategische visie. In antwoord op onze vragen heeft het bestuur de noodzaak hiervan onderschreven. Advies Gezien de grote hoeveelheid aan wettelijke wijzigingen die al geweest zijn en er nog aan zitten te komen en de trend van consolidatie van Pensioenfondsen is het VO van mening dat het bestuur moet komen met een bredere visie en strategie op de toekomst. Dit traject moet afgerond worden in 2015. Risicomanagement Vanuit de toezichthouder DNB wordt steeds meer de nadruk gelegd op de adequate inrichting en uitvoering van het risicomanagementproces. Zowel voor financiële als niet-financiële risico’s. Het VO ziet dat er ontwikkelingen zijn geweest om het risicomanagementproces, op beide risicogebieden, in te richten. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een eerste opzet van een risicomatrix. Het bestuur geeft aan dat het risicomanagement in 2015 verder wordt uitgewerkt en dat daarin wordt meegenomen het aangeven van de wijze waarop de risico’s worden beheerst alsmede het periodiek verslag doen omtrent de uitkomsten van het risicomanagement. Advies: Het VO verneemt graag de effectiviteit van de voorgestelde beheersmaatregelen middels periodieke rapportages. Het VO adviseert deze rapportages per kwartaal in de loop van 2015 te realiseren. Communicatie Het VO neemt waar dat de kennis omtrent pensioen bij actieve deelnemers zeer beperkt is. Voor niet actieven betreft het vooral communicatie over kortingen, indexaties e.d. Gezien de te verwachten grote veranderingen op regelingen en uitvoering is communicatie van belang om de kennis en inzichten van betrokkenen te vergroten. De invoering van de wet pensioencommunicatie wordt voortvarend ter hand genomen. Het VO is ingenomen met de mogelijkheid om met twee leden deel te nemen in de communicatiecommissie. Advies Het VO adviseert naast de wettelijke minimumeisen ook structurele feedback van deelnemers op de communicatie te organiseren. Betrekt de diverse sponsoren bij deze communicatie, zij moeten hier een actieve rol bij spelen.
44
Strategisch beleggingsbeleid en vermogensbeheer Het VO concludeert dat de aanbevelingen van verschillende organen rond beleggings-beleid en vermogensbeheer van eerdere jaren de aandacht van het bestuur hebben en dat zorgvuldig tot keuzes wordt gekomen. In 2014 is het bestuur gestart met het opstellen van het dynamisch beleggingsbeleid om tijdig in te kunnen spelen op bijzondere marktontwikkelingen. Het VO kan gezien de korte looptijd nog geen oordeel geven over de werking. In de komende periode zal het VO de werking van het dynamisch beleid volgen en in het oordeel over 2015 meenemen. Uitvoering en uitbesteding Het VO heeft geen overzicht gevonden van alle partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van taken van het pensioenfonds. Het bestuur heeft aangegeven dat aan deze lijst wordt gewerkt, en dat alle uitbestedingen op het netvlies van het bestuur staan omdat deze in het bestuur worden besproken. Advies Het VO hecht belang aan het spoedig opstellen van een volledig overzicht van betrokken partijen bij het pensioenfonds en de daarbij gemaakte afspraken om inzicht te krijgen in rollen en afhankelijkheden en aansluiting op de risico-inventarisatielijst te krijgen. Tot slot Het VO realiseert zich dat er voor 2015 veel (wettelijke) uitdagingen op het pad van het Bestuur komen. Het VO raadt het bestuur daarom aan, aan de hand van een goede planning en met focus de uitdaging aan te gaan. Het VO wil hier graag aan bijdragen.
Jan Rijnveld
Sytze Venema
Voorzitter VO
Secretaris VO
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
45
Reactie Bestuur Het bestuur onderschrijft de noodzaak om tot een strategie voor de toekomst te komen. In de aanpak wil het bestuur ook rekening houden met de ontwikkelingen bij de sponsoren en met de mogelijkheid om een APF op te richten. Beide aspecten kunnen voor een langere doorlooptijd dan 2015 zorgen. Het risicomanagement, de effectiviteit en de opvolging van de verschillende aspecten worden per aandachtgebied in de bestuursvergaderingen besproken vanaf medio 2015. De stukken daarvan zijn beschikbaar voor het Verantwoordingsorgaan. Het advies over het organiseren van structurele feedback over de communicatie neemt het bestuur graag over. De nieuwe wetgeving geeft de sponsoren ook een belangrijke rol in de communicatie over de waarde van de regeling. In het vastleggen van de risicohouding heeft het bestuur de verantwoordelijkheid om dit met sponsoren, sociale partners en de fondsorganen af te stemmen. Op deze manier is, ook in relatie met de nieuwe haalbaarheidstoets, maximale duidelijkheid te bereiken over de waarde van de pensioenafspraken. Het bestuur heeft inmiddels een lijst opgesteld met de bij het fonds betrokken partijen van uitbesteding en de daarbij behordende evaluatiemomenten. Dit om één en ander een betere plek te geven in de vergadercyclus van het fonds en het risico van belangenverstrengeling transparanter te kunnen managen.
46
Raad van Toezicht
Verslag van de Raad van Toezicht Inleiding Dit verslag is een samenvatting van de rapportage die de raad van toezicht (hierna: “RvT”) van de Stichting Pensioenfonds ANWB (hierna: “ANWB Pensioenfonds”) op 15 april 2015 aan het bestuur heeft uitgebracht over het verslagjaar 2014. Werkwijze De RvT is op 1 juli 2014 aangetreden en heeft als taak om toe te zien op de algemene gang van zaken binnen het fonds, waaronder het door het bestuur gevoerde beleid, de adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenbehartiging. Tevens staat de RvT het bestuur met raad en daad ter zijde. Ook beschikt de RvT over een aantal goedkeuringsrechten ten aanzien van bepaalde voorgenomen bestuursbesluiten. In het verslagjaar 2014 heeft de RvT in totaal zes keer vergaderd, waarvan twee maal gecombineerd met het bestuur, eenmaal gecombineerd met het verantwoordingsorgaan en eenmaal gecombineerd met de afdeling Vermogensbeheer van ANWB B.V. In de twee interne RvT-vergaderingen heeft de RvT zijn eigen observaties besproken. Opvolging van eerdere aanbevelingen De RvT heeft in het kader van het toezicht over 2014 de opvolging door het bestuur van de aanbevelingen van de auditcommissie, het voormalig verantwoordingsorgaan, de accountant en de certificerend actuaris over 2013 beoordeeld en het volgende vastgesteld. Auditcommissie De voormalig intern toezichthouder, de auditcommissie, heeft over 2013 op de volgende drie gebieden aanbevelingen gedaan: 1. Inzicht kosten van vermogensbeheer; 2. Kwetsbaarheid vermogensbeheer: countervailing power en uitbreiding BRAC; 3. Aanbevelingen sneller opvolgen. Ten aanzien van het inzicht in kosten van vermogensbeheer heeft de RvT geconstateerd dat het model, zoals geformuleerd door de Pensioenfederatie, is geïmplementeerd. Ook is verder overleg gevoerd met ING Investment Management (thans: NN Investment Partners) en Kasbank ten aanzien van verbeteringen van de kostenstructuur en rapportage. Ook op het gebied van de kwetsbaarheid van het vermogensbeheer zijn stappen gezet. Het bestuur heeft de aanbevelingen dienaangaande opgepakt maar nog niet alle geïmplementeerd. De uitbreiding van de BRAC en het creëren van een stevige countervailing power is ‘work in progress’. Het bestuur heeft een reactie terug gegeven aan de auditcommissie. Hierin erkent het bestuur dat er verbeteringen mogelijk zijn op de aangegeven gebieden, maar dat, gegeven de zwaarte, er wel verschillende prioriteiten kunnen worden gesteld bij de opvolging van de aanbevelingen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
47
Over de hele linie heeft de RvT geconstateerd dat het bestuur alle aanbevelingen van de auditcommissie heeft opgepakt. Nog niet alle opvolgingen zijn afgerond, maar het bestuur heeft toegelicht hier een bewuste afweging te hebben gemaakt op prioriteit in het jaar 2014. Hoewel de RvT begrip heeft voor de vele aspecten die in 2014 zijn opgepakt, wordt er wel aandacht gevraagd om hetzij een aanbeveling binnen een rapportagejaar in zijn geheel af te handelen, hetzij beargumenteerd te parkeren of terzijde te leggen. Verantwoordingsorgaan Naast de auditcommissie heeft ook het voormalig verantwoordingsorgaan een aantal aanbevelingen gedaan over het jaar 2013. Ten aanzien daarvan heeft de RvT eveneens vastgesteld dat alle punten aandacht van het bestuur hebben gekregen. De meeste aanbevelingen zijn nog in behandeling, met een bewuste afweging ten aanzien van prioriteit, zoals ook aangegeven door het bestuur. Het bestuur heeft één aanbeveling (bonus-malus afspreken met vermogensbeheerder) naast zich neergelegd. Hierover heeft het bestuur terugkoppeling gegeven aan het voormalig verantwoordingsorgaan. Accountant en certificerend actuaris De RvT heeft tot slot gekeken naar de opvolging van de bevindingen zoals opgesteld door de accountant en certificerend actuaris over het jaar 2013. Ook hier heeft de RvT vastgesteld dat alle aanbevelingen zijn opgepakt en dat er periodiek wordt gerapporteerd aan de accountant en certificerend actuaris. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het bestuur de bevindingen naar behoren heeft opgepakt. Wel blijft het noodzakelijk om te streven naar een tijdige afhandeling van een aanbeveling, dan wel om een aanbeveling beargumenteerd te parkeren of terzijde te leggen. De RvT heeft het bestuur geadviseerd om periodiek een geïntegreerd en limitatief statusoverzicht van de opvolging van de aanbevelingen van alle toezichthoudende partijen te beoordelen. Oordeel over 2014 De RvT is van oordeel dat in 2014 de algemene gang van zaken in het ANWB Pensioenfonds naar behoren is verlopen. Het ANWB Pensioenfonds beschikt over een betrokken bestuur, dat met toewijding zijn taken verricht. De bestuursleden staan voor hun zaak, zijn collegiaal en zitten goed in de materie. Het bestuur wordt ondersteund door ter zake kundige professionals die op toegewijde wijze diensten verlenen aan het ANWB Pensioenfonds. Het jaar 2014 werd gekenmerkt door veel (personele) wijzigingen binnen zowel de organen van het ANWB Pensioenfonds (bestuur, bestuursbureau, BRAC), als de uitbestedingspartner (NN Investment Partners). Sinds de inwerkingtreding van de ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ zijn voorts de RvT en het verantwoordingorgaan in nieuwe samenstellingen operationeel. Deze wijzigingen in een relatief korte periode brengen een aanzienlijk continuïteitsrisico met zich mee. Het ANWB Pensioenfonds heeft de manifestatie van dit risico zoveel mogelijk weten te voorkomen. De uitvoering van het pensioenbeheer aan AZL, een belangrijke uitbestedingspartner, is goed geborgd. AZL heeft ten behoeve van het ANWB Pensioenfonds betrokken en kundige functionarissen ingeschakeld. Ook met betrekking tot NN Investment Partners lijken de eerste ervaringen positief. Binnen het ANWB Pensioenfonds wordt steeds gestreefd naar transparantie. De informatie waarom de RvT heeft verzocht was steeds beschikbaar. De managementrapportages verschijnen op tijd en bieden de benodigde inzichten. Ook de communicatie ten opzichte van de deelnemers staat hoog op de agenda. De RvT beschouwt het streven naar een grote mate van transparantie als positief. Ondanks een positief beleggingsresultaat in 2014 daalde de dekkingsgraad van het ANWB Pensioenfonds van 104,7% ultimo 2013 naar 100,4% ultimo 2014 (91,7% op marktwaarde, zonder driemaandmiddeling en zonder UFR) doordat de verplichtingen sterker stegen dan het resultaat op de beleggingen. De ontwikkeling van de dekkingsgraad blijft hiermee achter op het in 2014 van toepassing zijnde lange termijn herstelplan en er is sprake van een dekkingstekort. Dit is een zorgelijke ontwikkeling en vereist veel aandacht van het bestuur. Met de introductie van het nFTK en de nieuwe herstelmethodiek zal het ANWB Pensioenfonds moeten komen tot een aangepast herstelplan in lijn met de nieuwe regelgeving.
48
Aanbevelingen De RvT heeft aan het bestuur aanbevelingen met betrekking tot de volgende aandachtsgebieden gedaan: I. Toekomstvisie De veranderingen in de pensioensector in Nederland zullen blijven voortduren. Zo ook bij het ANWB Pensioenfonds, waarbij de pensioenregelingen momenteel opnieuw tussen sociale partners besproken worden. Tevens speelt de maatschappelijke pensioendialoog op nationaal niveau en ziet de sector de consolidatie doorgaan. Tegen deze achtergrond beveelt de RvT aan, dat het bestuur de toekomstbestendigheid van de uitvoering van de pensioenregelingen beoordeelt. Hierbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van een aantal scenario’s om vervolgens, in dialoog met de stakeholders, de visie te ontwikkelen. II. Risicohouding De risicohouding krijgt een belangrijkere rol in de financiële opzet van pensioenfondsen. Bij de risicohouding dient onderscheid gemaakt te worden tussen de risicocapaciteit (het risico dat het pensioenfonds kan lopen) en de risicobereidheid (het risico dat het pensioenfonds wil lopen). Gezien de grote hoeveelheid veranderingen waarmee het ANWB Pensioenfonds te maken heeft, zou het bestuur de implicaties voor de risicocapaciteit en risicobereidheid moeten onderzoeken en betrekken bij zijn afwegingen. Het is verstandig dat het bestuur de stakeholders expliciet betrekt bij dit onderzoek. III. Risicomanagement Door de introductie van het nFTK, de wisseling van de adviseurs van het bestuur en de maturiteit van het ‘control framework’, zou het bestuur de huidige ALM studie kunnen aangrijpen voor een verdere ‘top-down en bottom-up integratie’ van het risicomanagement. Dit kan worden bereikt door allereerst de risicohouding te herijken. Vervolgens dient per risico de (bruto) kans en impact te worden geïnventariseerd, dienen normen te worden gedefinieerd, en dienen beheersingsmaatregelen te worden vastgesteld. Tot slot zal moeten worden bepaald welk (netto) risico resteert, of dit acceptabel is en dient periodiek vastgesteld te worden of de beheersingsmaatregelen functioneren. Dit alles kan bij elkaar gebracht worden in een geïntegreerd ‘control framework’, gebaseerd op de ‘three-lines of defense’ van COSO. Met betrekking tot het uitbestedingsrisico doet de RvT de specifieke suggestie om alle uitbestedingsrelaties goed in kaart te brengen, de ‘performance’ middels vastgestelde criteria te meten en hierover periodiek aan het bestuur te rapporteren. IV. Verbetering governance door betere procesgang, ook ten behoeve van vastlegging van de evenwichtige belangenafweging. Bij de invoering van de Wvbp is de structuur van het ANWB Pensioenfonds aangepast en is de werkwijze veranderd, onder andere ten aanzien van advies- en goedkeuringsrechten van de diverse gremia. Dit heeft invloed op het besluitvormingsproces, waarbij het –gezien de inhoudelijke complexiteit– van belang is, om goed in de tijd te bepalen op welk moment stakeholders worden betrokken. Voorts dient te worden bepaald op welke wijze de zienswijzen van de betrokken stakeholders zijn vastgelegd c.q. opgenomen in de bestuursdocumentatie. De RvT beveelt aan om over te gaan tot een verbeterde vastlegging van het besluitvormingsproces (audittrail) ten behoeve van compliance met de statutair/reglementair voorgeschreven werkwijze. Deze audittrail kan bestaan uit de volgende documentatie: –– Een ‘memorandum voor voorgenomen besluit’, waarin het bestuursbureau het bestuur verzoekt om mandaat om het voorgenomen besluit voor te leggen aan het verantwoordingsorgaan/RvT/werkgevers; –– Een adviesaanvraag aan verantwoordingsorgaan/RvT, respectievelijk een e-mail correspondentie met de werkgevers; –– Een ‘memorandum voor definitief besluit’, waarin het bestuursbureau het bestuur informeert over het ingewonnen advies en een definitief besluit voorstelt; –– Een schriftelijke terugkoppeling van het definitieve besluit door het bestuursbureau aan de betrokken partijen; met daarin aangegeven op welke wijze het advies verwerkt is. –– Tenslotte dient uit de bestuursverslagen te blijken hoe het bestuursbesluit tot stand is gekomen en op welke wijze de betrokken belangen bij het besluit zijn gewogen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
49
Met een dergelijke audittrail maakt het bestuur tegelijkertijd expliciet zich bewust te zijn van de verschillende belangen van de deelgroepen van de belanghebbenden en dat deze belangen op een faire en transparante manier tegen elkaar worden afgewogen. Ook wordt daarmee inzichtelijk gemaakt op welke wijze het bestuur de lasten en de lusten over de deelgroepen van belanghebbenden verdeelt. Tenslotte stelt de RvT voor in de tweede helft van 2015 een eerste evaluatie te doen van de nieuwe governancestructuur. V. Kwetsbaarheid van het bestuursbureau en adviseurs, beheersbaarheid Het is voor het bestuur van belang dat het bestuursbureau voldoende geëquipeerd is om zijn taken uit te voeren. Het verdient aanbeveling om vast te stellen welke taken binnen het bestuursbureau behoren te worden uitgevoerd en om te bepalen waar die taken momenteel worden uitgevoerd. Vervolgens kan beoordeeld worden op welke wijze de werkzaamheden het meest efficiënt kunnen worden uitgevoerd in het belang van het ANWB Pensioenfonds. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs tot hogere kosten te leiden maar draagt wel bij tot verdere beheersing. De aanbeveling om tot een geïntegreerd ‘control framework’ te komen kan daarbij behulpzaam zijn. Bij de beoordeling op welke wijze de werkzaamheden het meest efficiënt kunnen worden uitgevoerd en of uitbreiding van het bestuursbureau op enig moment noodzakelijk is speelt de visie op de toekomst van het ANWB Pensioenfonds een belangrijke rol, doch kan daar niet afhankelijk van gemaakt worden. In dit kader verdient het voorts aanbeveling om nader te onderzoeken of de complexiteit van de uitvoering verminderd kan worden door mogelijke consolidatie van het aantal pensioenregelingen. VI. Putopties Het ANWB Pensioenfonds maakt gebruik van een portefeuille putopties. De RvT plaatst vraagtekens bij de toegevoegde waarde van de putopties aan het strategisch beleggingsbeleid in de toekomst, mede gelet op het beheersingskader (inclusief vereiste bestuurlijke deskundigheid) en doet de suggestie om in de ALM studie specifiek te beoordelen of dit instrument gevoerd moet blijven worden en of de bestuurlijke borging voldoende is.
Janwillem Bouma Voorzitter Raad van Toezicht
50
Reactie bestuur Het bestuur dankt de Raad van Toezicht voor de inspanningen die zij hebben geleverd om in dit eerste jaar tot een oordeel te komen. Het bestuur onderschrijft de zorg die de RvT heeft over de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Het beleid is erop gericht om de gevolgen van de dalende rente te beperken en tegelijkertijd een goede uitgangspositie te hebben voor herstel als de economie aantrekt. De voortzetting van het nu gevoerde beleid en de weerslag daarvan op de wijze van beleggen zullen in de komende maanden een nieuwe impuls krijgen door het overleg met de fondsorganen, sponsoren en sociale partners. Het bestuur zal in 2015 beginnen met de ontwikkeling van een toekomstvisie. Het fonds is relatief klein, waardoor de toekomstbestendigheid een vraag wordt. Het risicomanagement heeft de aandacht van het bestuur. In de aanpak is aandacht voor het bottom-up managen van de risico’s verbeterd. Het top-down managen van de risico’s is de verantwoordelijkheid van het hele bestuur. De aanbevelingen van de RvT worden in de nieuwe aanpak meegenomen. Het bestuur wil in lijn met de RvT verder streven naar een verbetering van de vastlegging van de afwegingen die leiden tot een bestuursbesluit. Het vastleggen van de risicohouding is daarin een goed begin. De afweging van de belangen van de stakeholders, maar ook het streven van het bestuur naar transparantie in beleid en besluitvorming sluiten hier goed bij aan. Het bestuur blijft de werkbelasting van het bestuursbureau en de back-up van partners goed volgen om het continuïteitsrisico te beperken. De aanbevelingen van de RvT neemt het bestuur over. Verder voert het bestuur overleg om tot een sterkere betrokkenheid te komen bij de afspraken die sociale partners maken om tijdig aan de nieuwe wettelijke eisen te kunnen voldoen rondom onderwerpen als risicohouding, haalbaarheidstoets en opdrachtaanvaarding. De wijze van afdekking van het aandelenrisico door quanto put opties is passend bij het doel dat het fonds met de afdekking wil bereiken. De opties zijn aan de andere kant moeilijk te verhandelen en te waarderen. In het vaststellen van een nieuwe SAA in de loop van 2015 of begin 2016 zal deze afdekking opnieuw worden beoordeeld.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
51
52
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
53
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa 2014 2013 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Zakelijke waarden
413.394
474.230
Vastrentende waarden
783.768
590.507
Overige beleggingen
77.681
18.037
1.274.843 1.082.774 Vorderingen en overlopende activa [2]
1.941
3.400
Liquide middelen [3]
1.308
3.920
Totaal activa 1.278.092 1.090.094
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
54
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2014 2013 Reserves Vrije reserve [4] Toeslagensreserve [5]
4.713
47.038
236
222
4.949 47.260 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [6]
1.257.725
1.015.213
1.257.725 1.015.213 Langlopende schulden [7]
1.609
1.609
Kortlopende schulden en overlopende passiva [8]
13.809
26.012
Totaal passiva 1.278.092 1.090.094
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
55
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2014 2013 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [9] Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer
4.393
8.278
192.971
26.930
-247
-183
197.117 35.025 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [10]
37.919
56.850
Saldo van overdrachten van rechten [11]
-4.516
0
Pensioenuitkeringen [12] -28.521 -27.185 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [13] Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen
-28.159 -33.305 -187
-5.447
Rentetoevoeging
-3.889 -3.725
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
28.556
Pensioenuitvoeringskosten Wijzigen marktrente
27.586
568 -5.105 -209.795
34.460
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
4.716
0
Reguliere mutaties en kanssystemen
-1.876
2.208
-29.460
10.390
-2.986
-5.033
Wijziging actuariële grondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-242.512 22.029 Herverzekering [14] -302 -354 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [15]
-1.495
-1.542
Overige baten en lasten [16]
-1
0
Saldo van baten en lasten
-42.311
84.823
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
56
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2014 2013 Bestemming van het saldo Algemene reserve Toeslagenreserve
-42.325
84.863
14 -40
-42.311 84.823
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
57
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2014 2013 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen pensioenverplichtingen Overige
41.007
61.571
4.159
0
131 96
45.297 61.667 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overige
-28.348
-27.036
-8.662
0
-652
-286
-1.590
-1.427
-1 0
-39.253 -28.749 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
5.091
7.548
160.858
299.356
165.949 306.904 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-174.335
-340.735
-270
-183
-174.605 -340.918 Mutatie liquide middelen
-2.612
-1.096
Saldo liquide middelen 1 januari
3.920
5.016
Saldo liquide middelen 31 december
1.308
3.920
58
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Het doel van Stichting Pensioenfonds ANWB, statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage (hierna “het fonds”) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de aangesloten ondernemingen. Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaglegging De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Schattingswijzigingen In 2014 heeft de Commissie Overlevingstafels van het AG een nieuwe prognosetafel gepubliceerd, zijnde de Prognosetafel AG2014, en heeft het fonds besloten over te gaan op deze nieuwe overlevingstafel. Dit is in 2014 verantwoord als een schattingswijziging. Ultimo 2014 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verhoogd met 0,03% als gevolg van deze schattingswijziging. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorziening ad € 318.000,- in 2014 is als mutatie in het resultaat verwerkt. Gezien de aard van de schatting kan het prospectieve effect van de wijziging niet vastgesteld worden. Daarnaast heeft het fonds ultimo 2014 de kostenvoorziening aangepast van een opslag van 2% naar een opslag van 3% op de netto technische voorziening. Dit is in 2014 verantwoord als een schattingswijziging. Ultimo 2014 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verhoogd met 0,98% als gevolg van deze schattingswijziging. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorziening ad € 12.050.000,- in 2014 is als mutatie in het resultaat verwerkt. Gezien de aard van de schatting kan het prospectieve effect van de wijziging niet vastgesteld worden. Daarnaast heeft het pensioenfonds analoog aan de wijziging van de Prognosetafel de fondsspecifieke Ervaringssterfte aangepast. Dit is in 2014 eveneens verantwoord als een schattingswijziging. Ultimo 2014 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verhoogd met 1,34% als gevolg van deze schattingswijziging. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorziening ad. € 1.6581.000,- in 2014 is als mutatie in het resultaat verwerkt. Gezien de aard van de schatting kan het prospectieve effect van de wijziging niet vastgesteld worden. Per saldo is de voorziening in 2014 verhoogd met € 28.949.000,- als gevolg van bovengenoemde schattingswijzigingen. Waardering en resultaat Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en de Pensioenwet vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
59
veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode van herziening en toekomstige perioden indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de RJ610 worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
60
Aandelen Hieronder worden begrepen de participaties in het ANWB Aandelenfonds en de participaties in het ANWB Complementaire Waarden Fonds. Aandelen worden gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in niet-genoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beheerder van deze beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van de onderliggende intrinsieke waarden). Vastrentende waarden Hieronder worden begrepen de participaties in het ANWB Rentende Waarden Fonds en de participaties in het ANWB Geldmarktfonds. Obligaties en andere vastrentende waarden (zoals staatsleningen) worden gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in nietgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beheerder van deze beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van de onderliggende intrinsieke waarden). Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op marktwaarde, te weten de relevante marktnoteringen of, indien niet aanwezig zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. De uitwisseling van rentebedragen wordt verantwoord als directe beleggingsopbrengsten; de ontwikkeling van de marktwaarde (zowel gerealiseerd als niet gerealiseerd) wordt verantwoord als indirecte beleggingsopbrengsten. Het pensioenfonds maakt gebruik van de volgende derivaten: Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van vaste en variabele rentebetalingen en -ontvangsten over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Putopties: dit betreft afgesloten contracten die worden aangegaan om het koersrisico op zakelijke waarden te beperken. De putopties beschermen het fonds tegen een daling van de beurskoersen. Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is vastgesteld als de contante waarde van de tot de balansdatum opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening gebaseerd op de te bereiken aanspraken. De berekening van de contante waarde per 31 december 2014 is uitgevoerd op basis van de rentetermijnstructuur zoals per die datum gepubliceerd door DNB. Dit kwam ultimo 2014 overeen met een vaste rekenrente van 1,92% (2013: 2,78%). De gehanteerde sterftekansen zijn ontleend aan de Prognosetafel AG2014, startjaar 2015. Hierbij wordt rekening gehouden met (gedeeltelijk) fondsspecifieke correctiefactoren(“ervaringssterfte ANWB”). Voorziening excassokosten Voor excassokosten is de overeenkomstige voorziening gesteld op 3% van de voorziening pensioenverplichtingen. Vanaf boekjaar 2012 is de excassovoorziening opgenomen in de Voorziening pensioenverplichtingen. In 2014 is de voorziening excasso verhoogd met 1% naar 3%.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
61
Reserves Vrije reserve De resultaten worden toegevoegd voor zover zij niet benodigd zijn voor de vorming of instandhouding van de toeslagenreserve. Toeslagenreserve De toeslagenreserve betreft het per 31 december 2004 door Unigarant N.V. ingebrachte indexatiedepot. Uit deze reserve worden de pensioenen uit hoofde van het Unigarant-pensioenreglement van het pensioenfonds, ingegaan of premievrij gemaakt vóór 1 januari 2000, geïndexeerd. Met ingang van 1 januari 2005 wordt jaarlijks rendement toegevoegd of onttrokken aan deze reserve op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds. De jaarlijkse indexatielasten van de pensioenen welke zijn ingegaan of premievrij gemaakt vóór 1 januari 2000 worden aan deze reserve onttrokken, voorzover de stand van de reserve dat toelaat. Er zullen verder geen overige dotaties aan de reserve worden gedaan. Depot aanvullingsregeling AO Dit betreft een depot welke tot en met 31 december 2006 onder het beheer van ANWB B.V. stond. Op verzoek van ANWB B.V. heeft het bestuur besloten om vanaf 1 januari 2007 dit depot in beheer te nemen. De betreffende middelen zijn begin 2007 door ANWB B.V. overgemaakt aan het fonds. Het depot heeft als doel het financieren van de aanvullingsregeling bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid. Deze regeling verzorgt een aanvulling op het maandinkomen van ANWB werknemers die door het UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard en ten gevolge van hun medische situatie bij de ANWB minder dan 83,6% van hun oude maandinkomen kunnen verdienen. Jaarlijks vindt door de ANWB BV dotatie aan het depot plaats, ter grootte van 0,3% van het SV-loon onder aftrek van een franchise. Op grond van CAO-afspraken is bepaald dat de toevoeging voor boekjaar 2008 is bepaald op basis van de loonsom over de periode 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2008; over het boekjaar 2010 t/m 2014 is, op grond van dezelfde afspraken, eveneens geen premie geheven. Uit het depot worden alleen uitkeringen gedaan voorzover de hoogte van het depot dit toestaat. Het depot wordt gevoed op basis van een beschikbare premie, alleen als deze beschikbaar gesteld zijn door ANWB B.V. Het pensioenfonds draagt geen risico inzake de uitkeringen; indien ANWB B.V. op enig moment een toezegging heeft gedaan welke niet meer uit het depot kan worden gefinancierd, zullen de betreffende kosten volledig ten laste van ANWB B.V. komen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
62
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet
Stand
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- Verkopen koers- koers- ultimo
Categorie
2013
kingen aflossingen verschillen verschillen
2014
Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen
431.268
0
-96.500
28.938
8.420
372.126
42.962
4.371
0
0
-6.065
41.268
Complementaire waarden Fonds
474.230 4.371 -96.500 28.938 2.355 413.394
Vastrentende waarden Vastrentende beleggingsfondsen
576.709 163.321
Geldmarkt beleggingsfondsen
13.798
940
0 -10.040
590.507 164.261 -10.040
0 39.063 779.093 -20
-3
4.675
-20 39.060 783.768
Derivaten Intrestderivaten
-17.125
Aandelenderivaten
10.686 10.075 -207 -7.826 5.350 18.078
0 -58.481 58.481 66.633 49.508
-6.439 10.075 -58.688 50.655 71.983 67.586
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
1.058.298 178.707 -165.228 79.573 113.398 1.264.748
Derivaten opgenomen onder kortlopende schulden en overige passiva
24.476
10.095
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds activa zijde 1.082.774 1.274.843
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
63
Niet Categorie
Stand
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- Verkopen koers- koers- ultimo 2012
kingen aflossingen verschillen verschillen
2013
Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen
402.870
0 -75.694 18.135 85.957 431.268
Complementaire waarden Fonds
174.162
577.032 5.442 -202.123 6.601 87.278 474.230
5.442
-126.429
-11.534
1.321
42.962
Vastrentende waarden Vastrentende beleggingsfondsen
348.909 324.982 -96.014 9.350 -10.518 576.709
Geldmarkt beleggingsfondsen
15.124 0 -1.300 0 -26 13.798
Leningen op schuldbekentenis
922 0 -922 0 0 0
364.955 324.982 -98.236
9.350 -10.544 590.507
Derivaten Intrestderivaten
26.408
Aandelenderivaten
21.594 10.311 -980 -5.645 -14.594 10.686
0 1.983 -1.983 -43.533 -17.125
48.002 10.311 1.003 -7.628 -58.127 -6.439
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
989.989
340.735
-299.356
8.323
18.607
1.058.298
11.300
24.476
Derivaten opgenomen onder kortlopende schulden en overige passiva Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds activazijde 1.001.289 1.082.774
Het pensioenfonds heeft voor 65,4 miljoen aan (staats) obligaties als onderpand ontvangen als gevolg van positieve waardeontwikkeling van rentederivaten. Het ontvangen onderpand staat niet ter vrije beschikking.
64
Stand ultimo Notional
2014
Interestderivaten IRS 2035 SEP 2,64%
13.000
3.241
IRS 2041 DEC 2,85%
25.000
8.403
IRS 2032 SEP 2,305%
69.000
12.181
IRS 2016 SEP 1,84%
30.000
-862
IRS 2034 SEP 2,34%
72.000
13.536
IRS 2018 DEC 1,143%
46.500
-1.584
IRS 2023 DEC 2,048%
29.000
-3.423
IRS 2028 DEC 2,488%
20.000
-3.771
IRS 2034 JUN 2,308%
11.000
1.997
IRS EUR R 1,85 /EUR006M 22102014 22102049
52.300
5.300
IRS EUR R 1,67 /EUR006M 22102014 22102033
76.900
5.449
IRS EUR R 1,82 /EUR006M 22102014 22102044
16.300
1.510
IRS EUR R 1,58 /EUR006M 22102014 22102031
13.900
838
IRS EUR R 1,8 /EUR006M 22102014 22102043
81.700
7.148
IRS EUR R 0,45 /EUR006M 31102014 4112019
97.000
-455
49.508 Aandelenderivaten ANWB Eq. Put Long Feb 2018 100%
54.000
5.015
ANWB Eq. Put Long Feb 2017 90%
56.000
1.562
ANWB Eq. Put Long Feb 2016 92%
56.000
706
Index Basket Option P 100 juni 2019
62.000
10.795
18.078
Ultimo 2014 Ultimo 2013 Genoteerde marktprijzen (inclusief afgeleide marktprijzen) 1) 18.077 10.686 Onafhankelijke taxaties 0 0 Netto contante waardeberekening 2) 49.509 -17.125 Andere geschikte methode 3) 1.197.162 1.064.737 1.264.748 1.058.298
1)
Dit betreffen de aandelenopties.
2)
Dit betreffen de intrestderivaten.
3)
Dit betreffen de feitelijke waarderingen op basis van intrinsieke waarde van de beleggingsfondsen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
65
2014 2013 [2] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op ANWB B.V.
0
71
Vorderingen op Unigarant N.V.
0
252
Vorderingen op Logicx mobiliteit B.V.
0
29
Vorderingen op de herverzekeraar
0
53
Vooruit gefactureerd bedrag
0
337
Vooruit betaald bedrag
0
17
10
12
Overige debiteuren
Lopende intrest Vastrentende waarden
1.931
Totaal vorderingen en overlopende activa
2.629
1.941
3.400
De vorderingen hebben naar verwachting een resterende looptijd van korter dan één jaar [3] Liquide middelen Depotbanken ING Bank N.V.
30 685 1.278
3.235
1.308 3.920 Passiva Reserves [4] Algemene reserve Stand per 1 januari
47.038
-37.825
Saldobestemming boekjaar
-42.325
84.863
Stand per 31 december
4.713
47.038
[5] Toeslagenreserve Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
222
262
14
-40
Stand per 31 december De toeslagenreserve betreft het per 31 december 2004 door Unigarant N.V. ingebrachte indexatiedepot. Uit deze reserve worden de pensioenen uit hoofde van het Unigarant-pensioenreglement van het pensioenfonds, ingegaan of premievrij gemaakt voor 1 januari 2000, geïndexeerd.
66
236
222
2014 2013 Met ingang van 1 januari 2005 wordt jaarlijks rendement toegevoegd of onttrokken aan deze reserve op basis van het beleggingsrendement van het pensioenfonds (2014: 18,5%). De jaarlijkse indexatielasten van de pensioenen, welke zijn ingegaan of premievrij gemaakt voor 1 januari 2000, worden aan deze reserve onttrokken, voorzover de stand van de reserve dat toelaat (2014: 27). Er zullen verder geen overige dotaties aan de reserve worden gedaan. Totaal eigen vermogen Het minimaal vereist vermogen bedraagt Het vereist eigen vermogen bedraagt
4.949
47.260
54.466
104,3%
44.838
104,4%
131.059
110,4%
146.363
114,1%
100,4%
104,7%
De dekkingsgraad is De dekkingsgraad is vastgesteld als de vrije reserve plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds. In het eerste kwartaal van 2009 heeft het fonds een herstelplan ingediend bij DNB met de maatregelen om op korte termijn te herstellen tot het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen en op lange termijn tot het vereist eigen vermogen. Met de ingang van het nieuwe Financiële Toetsingskader per 1 januari 2015 is dit herstelplan vervallen. Op basis van de nieuwe regelgeving dienen fondsen begin 2015 vast te stellen of het fonds zich in reservetekort bevindt. Omdat dit het geval is moet uiterlijk 1 juli 2015 een nieuw herstelplan bij DNB ingediend worden. Dan zal duidelijk zijn hoe het herstel van het fonds er onder het nieuwe Financiële Toetsingskader voorstaat. Dan zal ook blijken of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
67
2014 2013 Technische voorzieningen [6] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari
1.015.213
1.037.242
Het verloop van de voorziening is als volgt: –– Pensioenopbouw –– Indexering en overige toeslagen –– Rentetoevoeging –– Onttrekking voor pensioenuitkeringen –– Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten –– Wijzigen marktrente
28.159 33.305 187
5.447
3.889 3.725 -28.556
-27.586
-568
5.105
209.795
-34.460
–– Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-4.716
0
–– Reguliere mutaties en kanssystemen
1.876
-2.208
29.460
-10.390
2.986
5.033
–– Wijziging actuariële grondslagen –– Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Stand per 31 december
1.257.725
1.015.213
De Duratie van de voorziening bedraagt 18,0 (2013:16,7). De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is als volgt opgebouwd –– Actieve deelnemers
629.880
500.762
–– Gewezen deelnemers
206.160
162.350
–– Pensioengerechtigden
421.685 352.101
1.257.725 1.015.213
De voorziening excassokosten is vastgesteld als 3% van de netto voorziening Pensioenverplichtingen. Totaal technische voorzieningen
1.257.725
1.015.213
[7] Langlopende schulden Depot aanvullingsregeling AO
1.609
1.609
1.609 1.609 De depot aanvullingsregeling AO betreft een depot welke tot en met 31 december 2006 onder het beheer van ANWB B.V. stond. De betreffende middelen zijn begin 2007 door ANWB B.V. overgemaakt aan het fonds.
68
2014 2013 Uit het depot worden alleen uitkeringen gedaan voorzover de hoogte van het depot dit toestaat. Het depot wordt gevoed op basis van een beschikbare premie. Het pensioenfonds draagt geen risico inzake de uitkeringen. Indien ANWB B.V. op enig moment een toezegging heeft gedaan welke niet meer uit het depot kan worden gefinancierd, zullen de betreffende kosten volledig ten laste van ANWB B.V. komen. [8] Kortlopende schulden en overlopende passiva Beleggingen Derivaten Schuld aan ANWB B.V. Verzekeringsmaatschappijen
0 23 10.095 24.476 2.736
0
2 405
Belastingen en sociale premies
658
639
Schulden inzake pensioenuitvoerings- en administratiekosten
124
245
Overige schulden
194
224
13.809 26.012 Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in ANWB B.V. en de aan haar gelieerde ondernemingen.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
69
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De voorzitter en het bestuurslid namens de gepensioneerden ontvangen een bezoldiging. Voor de voorzitter betreft dit een vergoeding van €12.000,- per jaar, voor het gepensioneerde bestuurslid is deze vergoeding € 6.000,- per jaar. De bestuursleden die in dienst zijn van de werkgever ontvangen geen bezoldiging. De gemaakte onkosten worden vergoed. Personeel Tot en met september 2014 had Stichting Pensioenfonds ANWB 1 werknemer in dienst. Vanaf 1 september worden werkzaamheden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De kosten van de werknemers die in dienst zijn van de werkgever worden (deels) doorberekend.
Baten en lasten
2014
2013
[9] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Banken Herverzekeraar Rente op waardeoverdrachten Overige Totaal directe beleggingsopbrengsten
490
299
0
2
3.952 7.966 -2 -1 0 13 -45
0
-2 -1 4.393
8.278
Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Valutaverschillen
28.938
6.601
-20
9.350
50.655 -7.628 0 0 79.573 8.323
Ongerealiseerde resultaten Zakelijke waarden
2.355
87.278
Vastrentende waarden
39.060
-10.544
Derivaten
71.983 -58.127
113.398 18.607
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
70
192.971
26.930
2014 2013 Kosten van vermogensbeheer Beheerloon
-247 -183
Totaal kosten vermogensbeheer
-247
-183
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
197.117
35.025
[10] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenpremie werkgevers en werknemers ANWB B.V.
34.263
50.540
2.969
3.201
687
755
Bijdrage herstelplan ANWB B.V.
0
2.000
Bijdrage herstelplan Unigarant N.V.
0
260
Bijdrage herstelplan Logicx Mobiliteit B.V.
0
42
Inkoopsommen
0 52
Pensioenpremie werkgevers en werknemers Unigarant N.V. Pensioenpremie werkgevers en werknemers Logicx Mobiliteit B.V.
37.919 56.850 Feitelijke premie (regulier)
37.919
52.046
Kostendekkende premie
34.254
45.923
In bovenstaand overzicht is de feitelijke premie hoger dan de kostendekkende premie. De premie uithoofde van de overgangsregeling (3.665) is in mindering gebracht op de kostendekkende premie. De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd –– Opslag in stand houden vereist vermogen –– Opslag voor uitvoeringskosten
29.131
38.596
4.196
6.175
927
1.152
34.254 45.923
[11] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
4.159
0
Overgedragen pensioenverplichtingen
-8.675
0
-4.516
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
0
71
2014 2013 [12] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen Partnerpensioen
-22.715 -20.450 -4.396 -4.240
Wezenpensioen
-123 -117
Invaliditeitspensioen
-952 -1.009
Subtotaal
-28.186 -25.816
Andere uitkeringen Afkoopsommen
-141 -1.113
Overige
-194 -256
Subtotaal
-335 -1.369
Totaal pensioenuitkeringen -28.521 -27.185 [13] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen
-28.159 -33.305 -187
-5.447
Rentetoevoeging
-3.889 -3.725
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
28.556
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijzigen marktrente
27.586
568
-5.105
-209.795
34.460
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
4.716
0
Reguliere mutaties en kanssystemen
-1.876
2.208
-29.460
10.390
-2.986
-5.033
Wijziging actuariële grondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-242.512 22.029 De intresttoevoeging is gebaseerd op de 1-jaarsrente van 0,379% uit de DNB-rentetermijnstructuur primo boekjaar. [14] Herverzekering Premies herverzekering
-302
-354
-302 -354
72
2014 2013 Het risico van kort leven en arbeidsongeschiktheid heeft het pensioenfonds herverzekerd bij Nationale Nederlanden met een eigen risico ter hoogte van de normaliter bij de werkgever in rekening te brengen premie (ficteve risicopremies maal de risicokapitalen). Deze verzekering heeft een looptijd van vijf jaar tot eind 2015 en dekt de bovenmatige schade over deze vijf jaren. [15] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie
-703 -698
Kosten management pensioenfonds
-302
-230
-56
-63
Accountantscontrole van de jaarrekening Actuaris Contributies en bijdragen Overige kosten
-170 -157 -94
-87
-170
-306
Totaal Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-1.495
-1.542
[16] Overige baten en lasten
-1
0
Saldo van baten en lasten
-42.311
84.823
2014 2013 Actuariële analyse van het saldo Wijziging rentetermijnstructuur
-209.059
30.735
Beleggingsopbrengsten
193.228
35.025
4.196
12.219
200
0
-12.050
-4.930
35
401
-1.481
2.208
-395
-109
-17.510
9.443
525
-169
Premies Waardeoverdrachten Kosten Uitkeringen Kanssystemen Reguliere mutaties Incidentele mutaties voorzieningen Overige oorzaken
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
-42.311
84.823
73
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe). Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2014 kleiner dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds in een dekkingstekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met actief risico. Het actief risico wordt verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer. Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2014: strategisch; 2013: feitelijk).
2014 2013
€ % € %
Renterisico (S1)
34.547 1,7 56.005 4,0
Zakelijke waarden risico (S2)
96.792
Valutarisico (S3)
33.341 0,7 34.525 0,8
Grondstoffenrisico (S4)
15.902 0,2 14.055 0,1
Kredietrisico (S5)
14.666 0,1 7.217 0,0
Verzekeringstechnisch risico (S6)
35.475
0,8
28.715
0,6
Actief beheer risico
20.794
0,3
0
0,0
6,6
101.626
Diversificatie-effect
-120.458 -95.780
Vereist eigen vermogen
131.059
10,4
146.363
8,9
14,4
Aanwezige dekkingsgraad 100,4 104,7 Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,3
104,4
Vereiste dekkingsgraad 110,4 114,4
74
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, gedaald van 104,7% (2013) tot 100,4% (2014). Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 17,1 Duratie van de pensioenverplichtingen 18,0 Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Feitelijke verdeling Strategische verdeling
in €
%
in €
%
Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
98.980
98.980
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
58.747
64.433
Renterisico
40.233 2,2 34.547 1,7
Afdekkingspercentage (B/A) 59,4 65,1 Derivaten Het renterisico is afgedekt door middel van renteswaps. Door deze swaps wordt de duratie van de portefeuille verlengd van 7,0 naar 17,1. Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 50% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 40.233 (2,2%) en voor het strategisch renterisico 34.547 (1,7%) ultimo 2014.
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
75
Zakelijke waarden risico Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
2014 2013
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets) Overige
381.168
92,2
423.582
89,3
32.226
7,8
43.522
9,2
0 0,0 7.126 1,5 413.394 100,0 474.230 100,0
Derivaten Het zakelijke waarden risico is afgedekt door middel van aandelenderivaten (put-opties) Strategisch dekt het fonds 26,6% van haar zakelijke waarden risico af. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met actief risico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 75.488 (4,9%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 96.792 (6,6%). Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om een gedeelte van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
76
2014 2013
€ % € %
Zakelijke waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Britse pound sterling Overige
327.517 79,2 374.536 79,0 52.452 12,7 62.417 13,2 2.605
0,6
50
0,0
30.820 7,5 37.227 7,8 413.394 100,0 474.230 100,0
Vastrentende waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Overige
724.415 92,4 493.906 83,6 6.712 0,9 30.770 5,2 52.641
6,7 65.831 11,2
783.768 100,0 590.507 100,0
Totaal beleggingen naar valuta na afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Britse pound sterling Overige
1.119.518 88,5 862.003 81,5 59.164 4,7 93.187 8,8 2.417
0,2
50
0,0
83.649 6,6 103.058 9,7 1.264.748 100,0 1.058.298 100,0
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerder valutatermijnstransacties afgesloten. Bovenstaande verdelingen zijn gebaseerd na doorkijk. Strategisch dekt het fonds 87,4% van haar niet-euro beleggingen af. Dit afdekkingspercentage is gebaseerd op het strategisch afdekkingsbeleid, voor wat betreft valuta, zoals dat in 2015 zal gelden. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 31.622 (0,7%) en voor het strategisch valuta risico risico 33.341 (0,7%).
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
77
Grondstoffenrisico Het pensioenfonds belegt in grondstoffen en loopt daarmee het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt als gevolg van marktontwikkelingen. Het pensioenfonds belegt niet direct in grondstoffen maar doet dit met behulp van derivaten. De grondstofderivaten zijn gecategoriseerd op basis van het doorkijkprincipe. Voorbeelden van grondstoffenderivaten zijn indexfutures en indexderivaten die kunnen worden afgesloten op verschillende categorieën zoals landbouw en vee, metalen en energie. Grondstoffen zorgen van oudsher voor diversificatievoordelen binnen de beleggingsportefeuille. Binnen het standaardmodel wordt de correlatie naar andere risico’s op nul verondersteld. Naast diversificatievoordelen bewegen grondstoffen ook mee met stijgende prijzen waardoor ze een hedge vormen tegen koopkrachtontkrachting. Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch grondstoffenrisico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 30%. De buffer voor het feitelijk grondstoffenrisico bedraagt 13.477 (0,1%) en voor het strategisch grondstoffenrisico risico 15.9021 (0,2%). Kredietrisico Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,82%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentede waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2014 2013
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
384.036 49,0 203.661 34,5
AA
171.675 21,9 184.153 31,2
A
55.679
BBB
71.885
Lager dan BBB
81.413
Overige
19.080 2,4 31.425 5,3
78
7,1 74.332 12,6 9,2 68.450 11,6 10,4
28.486
4,8
783.768 100,0 590.507 100,0
2014 2013
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
5.711
0,7
22.775
3,9
Resterende looptijd <> 5 jaar
221.099
28,2
207.471
35,1
Resterende looptijd >= 5 jaar
556.958
71,1
360.261
61,0
783.768 100,0 590.507 100,0
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0,70% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 15.939 (0,2%) en voor het strategisch kredietrisico van 14.666 (0,1%). Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 35.475 (0,9%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 35.475 (0,8%). Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
79
2014 2013
€ % € %
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa
140.254 33,9 180.993 38,2
Noord-Amerika
199.814 48,3 226.180 47,7
Overige
73.326 17,8 67.057 14,1 413.394 100,0 474.230 100,0
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa
585.933 74,8 397.386 67,3
Noord-Amerika
107.294 13,7 48.155
Overige
90.541 11,5 144.966 24,5 783.768 100,0 590.507 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Staatsobligaties Frankrijk
58.305
7,5
Staatsobligaties Duitsland
131.614
16,9
Staatsobligaties Nederland
146.152
18,8
Staatobligaties Oostenrijk
62.396
8,0
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in ANWB B.V. en de aan haar gelieerde ondernemingen
Den Haag, 4 juni 2015
Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ANWB,
Jaap Groen
Nellie Willemssen
voorzitter secretaris
80
8,2
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Voor Stichting Pensioenfonds ANWB is de beleidsdekkingsgraad 105,2% ultimo 2014. Ten opzichte van de dekkingsgraad van 100,4% eind 2014 ligt de beleidsdekkingsgraad 4,8%-punt hoger. Het feit dat de beleidsdekkingsgraad boven de dekkingsgraad ligt is het gevolg van de dalende rente in 2014. Vanaf 1 januari 2015 is de middeling uit de DNB-rentetermijnstructuur vervallen. De toegroei naar de UFR van 4,2% na looptijd 20 blijft (voorlopig) behouden. Op basis van deze gewijzigde rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad 96,1% eind 2014. Deze dekkingsgraad ligt aanzienlijk lager door de steeds verder wegzakkende marktrente. Op basis van de nieuwe rekenregels stijgt de vereiste dekkingsgraad op basis van het feitelijk beleggingsbeleid van 109,2% naar 113,2%. De vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid stijgt van 110,4% naar 115,3%. Hierbij is rekening gehouden met de gewijzigde DNBrentetermijnstructuur (dus exclusief middeling en met toegroei naar UFR) zoals die vanaf 1 januari 2015 geldt. Onder het oude FTK werd de vereiste dekkingsgraad berekend als het maximum van de vereiste dekkingsgraad op basis van het feitelijk beleggingsbeleid en de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid. In het nieuwe FTK zal de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid leidend zijn. De volgende tabel geeft een vergelijking tussen het vereist eigen vermogen op basis van het strategisch beleggingsbeleid onder het oude en het nieuwe FTK.
2014
€
%
Renterisico (S1):
34.547
Zakelijkewaardenrisico (S2):
96.792
Valutarisico (S3): Grondstoffenrisico (S4):
nFTK 2014
€
%
1,7
40.022
1,7
6,6
135.468
9,1
33.341
0,7
45.911
0,8
15.902
0,2
20.244
0,2
Kredietrisico (S5):
14.666
0,1
54.035
2,8
Verzekeringstechnisch risico (S6):
35.475
0,8
37.056
0,5
0
0,0
0
0,0
20.794
0,3
22.690
0,2
Diversificatie
-120.458
-153.767
Vereist eigen vermogen
131.059
201.659
Concentratierisico (S8): Actief beheer Risico (S10)
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
10,4
15,3
81
Het vereist eigen vermogen stijgt met name door: –– De verzwaarde schokken die worden verondersteld voor het zakelijkewaardenrisico. –– Een stijging van het kredietrisico. Voorheen werd gerekend met een schok van 40% op de geldende creditspread. Nu dient als minimale schok 60 basispunten gehanteerd te worden. Deze schok loopt verder op naarmate de rating slechter dan AAA wordt. Uitgesloten van een kredietbuffer zijn Europese AAA beleggingen. –– De nieuw veronderstelde correlaties tussen S1 en S5, en S2 en S5 binnen de wortelformule van het vereist eigen vermogen. De beleidsdekkingsgraad eind 2014 is 105,2% en de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid onder het nieuwe FTK is 115,3%. Dit betekent dat de beleidsdekkingsgraad 10,1%-punt lager is dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds is daardoor op basis van de strategische beleggingsmix in een situatie van herstel. Daarnaast kan een toeslag verleend worden als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110%. Uitgaande van de beleidsdekkingsgraad eind 2014 betekent dit dat het pensioenfonds geen toeslag kan verlenen. De minimaal vereiste dekkingsgraad is 104,3%, de beleidsdekkingsgraad is 105,2% en de actuele dekkingsgraad is 96,1%, rekening houdend met de DNB-rentetermijnstructuur die vanaf 2015 gaat gelden. De huidige beleidsdekkingsgraad is groter dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Er is dus geen sprake van een dekkingstekort.
Resultaatbestemming 2014 Algemene reserves
x € 1.000 -42.325
Toeslagenreserves 14 ______ -42.311
82
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds ANWB te ‘s-Gravenhage is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Mijn oordeel is mede gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 131 en132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds ANWB is naar mijn mening slecht, vanwege het dekkingstekort.
Eindhoven, 4 juni 2015
Ir. M.J.M. Pernot AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
83
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds ANWB
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds ANWB te Den Haag gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds ANWB op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: 1 de balans per 31 december 2014; 2 de staat van baten en lasten over 2014; en 3 de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds ANWB (hierna de ‘Stichting’) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 6,3 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 0,5% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de pensioenverplichtingen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur en raad van toezicht overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € 315 duizend rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
84
De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met de directie van het bestuursbureau, het bestuur en de Raad van Toezicht gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Ontwikkeling van de dekkingsgraad De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad, hetgeen de verhouding van de activa en schulden ten opzichte van de pensioenverplichtingen tot uitdrukking brengt. Per 31 december 2014 bedraagt de dekkingsgraad van de Stichting 100,4%. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 104,4%. Uitgedrukt in nominale bedragen bedraagt het minimaal vereist eigen vermogen € 54,6 miljoen ten opzichte van een aanwezig vermogen van € 4 miljoen per 31 december 2014. Dit betekent dat de Stichting ultimo 2014 in situatie van een dekkingstekort en een reservetekort bevindt. Het korte termijn herstelplan is in december 2014 afgelopen en het lange termijn herstelplan is als gevolg van de invoering van het nieuw FTK per 1 januari 2015 vervallen. De financiële positie per 31 december 2014 van de Stichting is beschreven in toelichting 4 en 5 van de jaarrekening en in het bestuursverslag. De financiële positie per 31 december 2014 van de Stichting is beschreven in toelichting 4 en 5 van de jaarrekening en in het bestuursverslag. De ontwikkeling van de dekkingsgraad is afhankelijk van een groot aantal factoren. Wij hebben de ontwikkelingen in de financiële positie van de Stichting beoordeeld op basis van het actuarieel rapport van de certificerend actuaris en onze controle van de jaarcijfers. Vanwege de gevoeligheid van schattingselementen hebben wij bijzondere aandacht besteed aan de waardering van de (nietbeursgenoteerde) beleggingen en de waardering van de technische voorzieningen. De werkzaamheden die wij in dit kader hebben uitgevoerd zijn hieronder beschreven. Waardering en toelichting van niet-beursgenoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de Stichting. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar het merendeel van de beleggingen wordt gewaardeerd op basis van onafhankelijke taxaties, netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen. De waarderingsonzekerheid neemt toe bij netto contante waarde berekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de Stichting betreffen dit de interestderivaten en niet-beursgenoteerde beleggingen. De Stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven op pagina 60 en 61 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting ”Beleggingen voor risico pensioenfonds”. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 49,5 miljoen is belegd in interestderivaten en € 1,197 miljoen in niet-beursgenoteerde beleggingen. Bij de controle van de beleggingen hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van een andere accountant Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel hebben wij met de andere accountants de aard en omvang bepaald van de uit te voeren
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
85
werkzaamheden voor de beleggingen, rekening houdend met omvang en risicoprofiel van de beleggingen, en deze vastgelegd in instructies. Daarnaast hebben wij een kwaliteitsreview uitgevoerd met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Op basis van deze werkzaamheden hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de beleggingen verkregen om een oordeel te geven over de jaarrekening. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Voor de posities in niet-beursgenoteerde fondsen is de aansluiting vastgesteld met de meeste recente rapportages van de fondsmanagers, indien nodig gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum en zijn de back-testing (met gecontroleerde jaarrekeningen) en de monitoring procedures van de uitvoeringsorganisatie onderzocht. Voor de waardering van interestderivaten zijn de interne beheersmaatregelen van het waarderingsproces onderzocht. Voor een selectie van derivaten is de waardering en de daarbij gehanteerde uitgangspunten getoetst op basis van marktgegevens. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen, waaronder de voorziening pensioenverplichtingen, betreffen de belangrijkste verplichtingen in de balans van de Stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meest recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de Stichting op basis van uitgevoerde analyses op het eigen deelnemersbestand. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen aan ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. De Stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven op pagina 61 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting 6 “Technische voorzieningen” en op pagina 60 “Schattingswijzigingen”. Uit deze toelichting blijkt dat een schattingswijziging heeft plaatsgevonden door toepassing van de meest recente prognosetafel. Volgens deze toelichting is de technische voorziening hierdoor 0,03% hoger uitgekomen. Het fonds heeft eveneens naar aanleiding van een aanpassing in het model voor het berekenen van de ervaringssterfte de inschatting van de ervaringssterfte aangepast. Volgens de toelichting is de technische voorziening hierdoor 1,3% hoger uitgekomen. Daarnaast heeft het fonds de kostenvoorziening aangepast naar aanleiding van de meest recente informatie. Volgens de toelichting is de technische voorziening hierdoor 1% hoger uitgekomen. Bij de controle hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de Stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons gecontroleerde basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, de verwachte werkzaamheden en aandachtsgebieden afgestemd voor de controle. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd in instructies en aan elkaar bevestigd. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2014. Hierbij hebben wij het intern actuarieel rapport zoals opgesteld door de adviserend actuaris en het certificeringsrapport zoals opgesteld door de certificerend actuaris beoordeeld. Wij hebben ons hierbij een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen door het beoordelen van de uitkomsten van de uitgevoerde analyses waaronder de ervaringssterfte en kostenopslag. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij eigen actuariële specialisten betrokken. Wij hebben de uitkomsten van deze analyses, alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de Stichting, de adviserend actuaris en de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij de actualiteit van het grondslagenonderzoek,
86
de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn in aanmerking genomen. Uitvoering van vermogensbeheer- en pensioenbeheerprocessen bij de uitvoeringsorganisaties De Stichting heeft de pensioenuitvoering en het vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Het bestuur blijft conform de Pensioenwet eindverantwoordelijk voor de gehele dienstverleningsketen. De financiële informatie die ontvangen wordt van deze partijen is opgenomen in de jaarrekening van de Stichting. De Stichting heeft de relatie tussen haar verantwoordelijkheden voor de processen en de uitbesteding daarvan aan de uitvoerders van de pensioenadministratie en het vermogensbeheer toegelicht in de risicoparagraaf op pagina 74 van de van de jaarrekening. Voor zover relevant voor onze controle van de jaarrekening, hebben wij de juiste werking van interne beheersmaatregelen bij de uitvoeringsorganisaties beoordeeld op basis van de ontvangen ISAE 3402 of soortgelijke rapportages. Verder hebben wij gegevensgerichte werkzaamheden uitgevoerd zoals cijferanalyses en deelwaarnemingen met als doel de uitkomsten van de relevante financiële informatiestromen te controleren. Verantwoordelijkheden van het bestuur en de Raad van Toezicht voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor de goedkeuring van het jaarverslag en de jaarrekening. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: –– het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
87
–– het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting; –– het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan; –– het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de Stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven; –– het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en –– het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen. Wij communiceren met het bestuur en de Raad van Toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur en de Raad van Toezicht dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur en de Raad van Toezicht over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur en de Raad van Toezicht hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is. Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens): –– dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; –– dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
88
Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van Stichting Pensioenfonds ANWB. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2012.
Amsterdam, 4 juni 2015
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. H. Elgersma RA
Stichting Pensioenfonds ANWB Jaarverslag 2014
89