Stichting “Pensioenfonds ANWB” PENSIOENREGLEMENT A
Inhoudsopgave Voorwoord Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 6A Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22
Definities Aanspraken op pensioen en karakter regeling Toeslagverlening Ouderdomspensioen Verevening van pensioen Nabestaandenpensioen Bijzonder nabestaandenpensioen Uitruil nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen Wezenpensioen Verhoogde risico’s Premiebijdragen Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid Aanspraken bij beëindiging van de deelneming Afkoop en overdracht Uitkering van de pensioenen Verstrekking van inlichtingen en gegevens Beperkingen van de pensioenen Extra voorzieningen Afwijkende voorzieningen Overgangsoptie Overgangsregeling in verband met vervallen VUT Onvoorziene gevallen Inwerkingtreding pensioenreglement
Bijlagen:
1. Franchises 2. Arbeidsongeschiktheidspensioen 3. Flexibiliserings- en afkoopfactoren
Januari 2011
Voorwoord Dit pensioenreglement A is op 1 januari 2000 in werking getreden voor:
werknemers die op 31 december 1999 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de ANWB hadden en geboren zijn vóór 1 januari 1951; verzekerden per 31 december 1999 waarvoor een bijdrage van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) ontvangen wordt; verzekerden per 31 december 1999 met een arbeidsongeschiktheidspercentage van meer dan 65% indien per 1 januari 2000 de arbeidsovereenkomst is beëindigd; verzekerden die op 31 december 1999 gebruik maakten van de vut-regeling.
Vanaf 1 januari 2000 nemen werknemers deel aan pensioenreglement B die vanaf 1 januari 2000 in dienst van de ANWB zijn getreden én voor werknemers die vóór 1 januari 2000 in dienst zijn getreden maar geboren zijn ná 31 december 1950. Voor werknemers geboren ná 31 december 1949 die deelnamen aan reglement B en voor medewerkers die ná 31 december 2005 in dienst zijn getreden geldt vanaf 1 januari 2006 de pensioenregeling zoals beschreven in pensioenreglement C. Het pensioenfonds ANWB kent een Geschillen- en klachtenregeling. Het correspondentie adres is: Pensioenfonds ANWB Geschillen- en klachtencommissie Wassenaarseweg 220 2596 EC Den Haag
Pensioenreglement A
pag. 2
Pensioenreglement A van de Stichting "Pensioenfonds ANWB", gevestigd te ’s-Gravenhage. ARTIKEL 1
DEFINITIES
In dit reglement wordt verstaan onder: a.
De ANWB De ANWB B.V. en de door haar aan te wijzen dochterondernemingen.
b.
De werknemer De persoon die een arbeidsovereenkomst heeft met de ANWB.
c.
Het pensioenfonds De stichting “Pensioenfonds ANWB”
d.
De statuten De statuten van het pensioenfonds.
e.
Het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds.
f.
De deelnemer Als deelnemer aan de in dit reglement vastgelegde pensioenregeling wordt aangemerkt de deelnemer in de zin van de statuten voor zover deze is geboren vóór 1 januari 1951 en reeds op 31 december 1999 als werknemer voor onbepaalde tijd in dienst was van de ANWB of gebruik maakte van de ANWB-regeling inzake vrijwillig vervroegd uittreden.
g.
De gewezen deelnemer De persoon van wie de arbeidsovereenkomst met de ANWB is beëindigd en die krachtens dit reglement recht of aanspraken heeft op pensioen.
h.
Het deeltijdpercentage De uitkomst van de deling van het door de deelnemer met de ANWB overeengekomen aantal arbeidsuren per week en het voor de ANWB bij een volledig dienstverband normale aantal arbeidsuren per week, waarin de teller het overeengekomen aantal uren aangeeft en de noemer het aantal normale arbeidsuren.
i.
Het pensioensalaris 1. Voor deelnemersjaren vóór 1985: twaalf maal het met de ANWB overeengekomen vaste bruto maandsalaris, vermeerderd met het overeengekomen vakantiegeld en eindejaarsuitkering. 2. Voor deelnemersjaren na 1984: twaalf maal het per 1 januari van het desbetreffende jaar of bij latere toetreding als deelnemer met de ANWB overeengekomen vaste bruto maandsalaris, vermeerderd met het overeengekomen vakantiegeld en eindejaarsuitkering. 3. Het pensioensalaris sub 1 en sub 2 wordt gebaseerd op het bij de ANWB voor een volledig dienstverband geldende normaal aantal arbeidsuren per week.
Pensioenreglement A
pag. 3
4. Voor de deelnemers die gebruik maken van een ANWB-regeling inzake vrijwillig vervroegde uittreding, geldt het op de datum van uittreding laatst vastgestelde pensioensalaris, voor de volgende jaren vermeerderd met de dan bij de ANWB algemeen geldende salarisverhogingen tot en met die per 1 januari voorafgaand aan pensioeningang. 5. Voor deelnemers behorende tot het geüniformeerde personeel van de wegenwacht, wordt in het vaste bruto maandsalaris mede geacht te zijn begrepen de toeslag voor het geüniformeerde personeel, welke toeslag is vastgesteld op 12½% van het maandsalaris voor wisseldiensten en 18½% voor continudiensten. j.
De franchise De franchise is per 1 januari 2007 gesteld op € 21.068,-. De franchise wordt per 1 januari van ieder jaar, voor het eerst per 1 januari 2007, verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee de uitkering ingevolge de AOW voor een gehuwde op die datum wordt verhoogd ten opzichte van de uitkering ingevolge de AOW per 1 januari van het jaar daarvoor.
k.
De pensioengrondslag Pensioengrondslag-A: 1. Pensioengrondslag-A geldt voor deelnemersjaren vóór 1985. 2. Pensioengrondslag-A is het per 31 december 1984 geldende pensioensalaris. Pensioengrondslag-B: 1. Pensioengrondslag-B geldt voor deelnemersjaren na 1984. 2. Pensioengrondslag-B is het verschil tussen pensioensalaris en de franchise, zoals die laatstelijk zijn vastgesteld. 3. Indien voor enig kalenderjaar van het dienstverband als gevolg van wijziging van het pensioensalaris een lager pensioensalaris-B geldt dan die direct daaraan voorafgaand werd vastgesteld, blijft die hogere pensioengrondslag-B voor dat eerdere kalenderjaar en daaraan voorafgaande kalenderjaren gelden. Het bepaalde in de vorige volzin geldt niet indien artikel 4 lid 5 van toepassing is. Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging van de pensioengrondslag zijn opgebouwd.
l.
De pensioendatum De eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
m.
De prepensioendatum De eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 61 jarige leeftijd dan wel 40 dienstjaren heeft bereikt.
Pensioenreglement A
pag. 4
n.
De partner De persoon die a. met de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of; b. ongehuwd is en op grond van artikel 1:80a BW als partner van de ongehuwde deelnemer of gewezen deelnemer is opgenomen in de registers van de Burgerlijke Stand of; c. ongehuwd is en met de ongehuwde deelnemer of gewezen deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft. Er moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: - er is geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn; - de partners zijn op hetzelfde adres woonachtig en als zodanig ingeschreven in het bevolkingsregister; - de gemeenschappelijke huishouding heeft ten minste zes maanden geduurd; - indien een van de partners ooit eerder bij notariële akte uitdrukking heeft gegeven aan het bestaan van een soortgelijke relatie met een derde, moet bij notariële akte zijn vastgesteld dat die relatie is verbroken. Een partner als onder b. bedoeld sluit een partner als onder c. bedoeld uit.
o.
De gewezen partner De partner van de deelnemer of gewezen deelnemer - met wie het huwelijk is beëindigd door echtscheiding of - waarbij sprake is van scheiding van tafel en bed, dan wel - waarvan het huwelijk is ontbonden na scheiding van tafel en bed of - met wie het geregistreerd partnerschap is beëindigd anders dan door de dood, vermissing of omzetting in een huwelijk.
p.
Het kind Het kind beneden de 18-jarige leeftijd dat tot de deelnemer of gewezen deelnemer in familierechtelijke betrekking staat of waarvan wordt aangetoond dat het door de deelnemer of gewezen deelnemer ten tijde van diens overlijden als een eigen kind werd opgevoed en onderhouden. De leeftijd wordt verhoogd tot 27 jaar, indien en voor zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd van het kind grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding, of indien het kind arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
q.
Arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheid conform de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) of de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) voorzover ontstaan tijdens het deelnemerschap aan deze regeling.
r.
Deelnemersjaren De som van 1 en 2, waarbij geldt: 1. De tot aan de pensioendatum als deelnemer krachtens onafgebroken arbeidsovereenkomst bij de werkgever doorgebrachte dienstjaren, gerekend vanaf de datum van indiensttreding bij de ANWB of, indien deze datum valt vóór de eerste dag van de maand waarin de 25-jarige leeftijd wordt bereikt, gerekend vanaf die datum, met dien verstande, dat een gedeelte van een jaar op volle kalendermaanden naar boven wordt afgerond. Gehele of gedeeltelijke dienstjaren waarin minder dan het bij de ANWB geldende normaal aantal uren per week wordt gewerkt, worden voor de toepassing van dit reglement herleid tot deelnemersjaren door vermenigvuldiging met het
Pensioenreglement A
pag. 5
deeltijdpercentage voor dat jaar. Voor deelnemers die per 1 januari 1992 toetreden en waarbij een arbeidsovereenkomst met minder dan de helft van het normale aantal arbeidsuren geldt, geldt de diensttijd vanaf 17 mei 1990. 2. De jaren die bij toetreding als deelnemer zijn toegekend als gevolg van het feit dat de vorige pensioenverzekeraar van de werknemer de aldaar opgebouwde pensioenen via kapitaalsoverdracht heeft overgedragen aan het Pensioenfonds. Het aantal jaren wordt vastgesteld op basis van de gegevens (zoals pensioensalaris, franchise, overdrachtswaarde e.d.) geldende op de datum van toetreding. Het aantal toegekende jaren wordt aan de deelnemer meegedeeld. Deze jaren worden aangemerkt als deelnemersjaren gelegen na 1984. Het aantal deelnemersjaren kan maximaal 40 bedragen. s.
Uitkering AOW De Algemene ouderdomswet. (Hierin is het recht op een basispensioen vastgelegd voor alle ste inwoners van Nederland vanaf hun 65 jaar. Alle ingezetenen van Nederland ongeacht hun nationaliteit- die nog geen 65 jaar zijn, zijn voor de AOW verzekerd. Wie tussen zijn 15de en 65ste jaar altijd verzekerd is geweest, krijgt het volle pensioenbedrag. Dit ouderdomspensioen wordt afgeleid van het netto minimumloon. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is de uitkerende instantie.)
t.
De nabestaande Degene die bij overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer zijn partner is.
u.
De verzekeringsinstelling Een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
v.
De aanspraakgerechtigde De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
w.
De pensioengerechtigde Degene wiens pensioenuitkering van het fonds is ingegaan.
ARTIKEL 2 1.
AANSPRAKEN OP PENSIOEN EN KARAKTER REGELING
De deelnemer heeft voor zich onderscheidenlijk voor zijn partner en zijn kinderen aanspraak op pensioen overeenkomstig de bepalingen van dit reglement. Met inachtneming van die bepalingen omvatten deze aanspraken: a. voor de deelnemer ouderdomspensioen, ingaande op de eerste dag van de maand, waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt, uit te keren tot en met de maand van overlijden; b. voor de partner van de deelnemer een nabestaandenpensioen, ingaande op de eerste dag van de maand van overlijden van de deelnemer en uit te keren tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt; c. voor ieder kind een wezenpensioen, ingaande op de eerste dag van de maand van overlijden van de deelnemer en uit te keren tot de dag volgende op die van het bereiken van de in artikel 1.p bedoelde leeftijd van het kind, of tot de dag volgende op die van het eerder overlijden van het kind;
2.
Indien:
Pensioenreglement A
pag. 6
a. b.
c.
de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de Pensioenwet; het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder a genoemde dekking te herstellen, zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan artikel 131 van de Pensioenwet,
worden alle rechten en aanspraken van pensioen- en aanspraakgerechtigden naar rato van het tekort verminderd, met dien verstande dat de rechten en aanspraken opgebouwd over achterliggende jaren vooreerst onaangetast zullen blijven. Deze vermindering leidt tot een wijziging van de pensioenreglementen. 3.
Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
ARTIKEL 3
TOESLAGVERLENING
1.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van de afgeleide Consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens over de periode juli voorgaand jaar en juli van het lopende jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
2.
De pensioenrechten en pensioenaanspraken als bedoeld in lid 1 kunnen worden verhoogd met inachtneming van het hierna bepaalde: a. Indien de stijging van de afgeleide CPI voor alle huishoudens over de periode juli voorgaand jaar en juli van het lopende jaar meer bedraagt dan 4% dan wordt de stijging gemaximeerd op 4%. b. De toeslag wordt berekend over het jaarpensioen vermeerderd met eerder verleende toeslagen. Indien een toeslag op het ouderdomspensioen wordt verleend geldt een procentueel gelijke toeslag voor het bijbehorende nabestaanden-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen.
3.
Voor de bepalingen in dit artikel worden de pensioenregelingen uit hoofde van dit reglement en uit hoofde van pensioenreglement B en C van het pensioenfonds als een geheel gezien, zowel ten aanzien van het behaalde overrendement op beleggingen als ten aanzien van de toeslagverlening.
4.
Onder pensioenaanspraken als bedoeld in dit artikel worden verstaan de aanspraken als vastgesteld volgens artikel 12. Indien in enig jaar sprake is van toeslagen, worden deze verleend op 31 december.
ARTIKEL 4 1.
OUDERDOMSPENSIOEN
Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt over deelnemersjaren vóór 1985 voor elk deelnemersjaar 1/60 van de pensioengrondslag-A. Op dit ouderdomspensioen komt in mindering de uitkering AOW, bedoeld in artikel 1.s.1 en wel a. 1½% van de uitkering AOW voor ieder deelnemersjaar verstreken vóór 1 januari 1957;
Pensioenreglement A
pag. 7
b. 2% van de uitkering AOW voor ieder deelnemersjaar vanaf 1 januari 1957 een en ander met inachtneming van de overige beperkingen omschreven in de AOW. 2.
Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor deelnemersjaren na 1984 voor elk deelnemersjaar 1 3/4% van de pensioengrondslag-B, behoudens het bepaalde in lid 4.
3.
Indien het ouderdomspensioen over deelnemersjaren vóór 1985, berekend volgens het bepaalde in lid 2 hoger uitkomt dan het in lid 1 omschreven ouderdomspensioen, komt dat hogere pensioen in de plaats van het in lid 1 omschreven pensioen.
4.
Indien het pensioensalaris van een deelnemer van 60 jaar of ouder na 1984 stijgt doordat de deelnemer wordt ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt het jaarlijks ouderdomspensioen over de dienovereenkomstige stijging van de pensioengrondslag-B niet gesteld op 1 3/4% daarvan voor elk deelnemersjaar, maar voor elk sedert vaststelling van het verhoogde pensioensalaris nog te vervullen deelnemersjaar. Ook in de komende jaren voert het desbetreffende gedeelte van de pensioengrondslag-B tot een aldus vastgesteld ouderdomspensioen.
5.
Indien in het pensioensalaris na 1984 een toeslag is begrepen, die, nadat zij ten minste vijf jaar is genoten, vanaf een bepaald tijdstip niet meer ten volle geldt en indien het pensioensalaris dan op dat tijdstip vermindert, wordt over het bedrag van die vermindering een premievrije aanspraak berekend, op basis van het bepaalde in artikel 12, over de diensttijd waarin de toeslag is genoten. Voor de bepaling van deze premievrije aanspraak zullen de diensttijd vóór 1985 en de vermindering van de toeslag slechts in aanmerking worden genomen indien en voor zover op het tijdstip van die vermindering lid 3 van toepassing is. Het ouderdomspensioen wordt met deze premievrije aanspraak verhoogd. Een nadien wederom toegekende toeslag zal de pensioenaanspraak bedoeld in artikel 2 niet verhogen; het ouderdomspensioen wordt dan verhoogd met 1 3/4% van de toeslag voor elk sedert de toekenning van de toeslag vervuld deelnemersjaar.
6.
Het percentage van 1 3/4 genoemd in de leden 2, 4 en 5 wordt voor deelnemers die vóór 1 april 1998 zijn ingedeeld in de functiegroepen 1 tot en met 5, bedoeld in de tot 1 april 1998 geldende arbeidsvoorwaarden van de ANWB, verhoogd en wel tot: voor functiegroep 1 tot en met 4: 1,95 voor functiegroep 5: 1,85 Zolang overgang naar een hogere functiegroep, ten opzichte van de indeling per 1 april 1998 in de vanaf deze datum geldende arbeidsvoorwaarden van de ANWB, zou voeren tot een lager ouderdomspensioen, blijft het laatste volgens dit lid bepaalde ouderdomspensioen ongewijzigd.
ARTIKEL 5 1.
VEREVENING VAN PENSIOEN
Indien op of na 1 mei 1995 - het huwelijk van de deelnemer of gewezen deelnemer is beëindigd door echtscheiding of indien er sprake is van scheiding van tafel en bed, of - het geregistreerd partnerschap van de deelnemer of gewezen deelnemer is beëindigd anders dan door de dood of vermissing of omzetting in een huwelijk, heeft de gewezen partner een recht op uitbetaling jegens het pensioenfonds van het gedeelte van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien de tot verevening verplichte deelnemer of gewezen deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren die samenvallen met de jaren waarin de gewezen partner de partner was van de deelnemer. Het in de vorige volzin bedoelde gedeelte van het ouderdomspensioen is
Pensioenreglement A
pag. 8
gelijk aan de helft van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien de tot verevening verplichte deelnemer of gewezen deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren die samenvallen met de jaren waarin de gewezen partner de partner was van de deelnemer. 2.
De verevening van het ouderdomspensioen vindt niet of volgens een andere verdeling dan de in lid 1 bedoelde verdeling plaats, indien de deelnemer of gewezen deelnemer en de gewezen partner dit schriftelijk zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de afwijkende overeenkomst aan het pensioenfonds te worden overgelegd.
3.
Zolang de uitkering aan de gewezen partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het ingegane ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer. De uitkering van het aan de gewezen partner toegerekende ouderdomspensioen vervalt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt, dan wel, zo dit eerder is, op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
4.
Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kunnen het in lid 1 van dit artikel bedoelde recht van de gewezen partner en de premievrije aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen conform artikel 6a, worden omgezet in ouderdomspensioen uitsluitend op het leven van de gewezen partner. Zowel de deelnemer of de gewezen deelnemer als de gewezen partner dienen met de omzetting in te stemmen. Omzetting zal alleen worden gehonoreerd indien het deel van het pensioen waarop recht op uitkering ontstaat het in artikel 66 lid 1 van de Pensioenwet genoemd bedrag te boven gaat. Aan deze conversie kan het bestuur kosten verbinden.
5.
Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen. Het pensioenfonds is bevoegd om de kosten van een verevening voor de helft aan elk van de partners in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
6.
Onder (gewezen) partner als bedoeld in dit artikel wordt niet verstaan de partner als genoemd in artikel 1.n sub c.
ARTIKEL 6
NABESTAANDENPENSIOEN
1.
Bij overlijden van de deelnemer tijdens het deelnemerschap, gaat op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvindt een nabestaandenpensioen in, dat wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt.
2.
Het jaarlijkse nabestaandenpensioen bedraagt 80% van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 4. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum bedraagt het nabestaandenpensioen 80% van vorenbedoeld ouderdomspensioen, waarop de deelnemer bij in leven zijn en bij onafgebroken deelneming tot de pensioendatum aanspraak zou hebben gehad indien in de voor hem vastgestelde pensioengrondslag-B, geldende op het tijdstip van zijn overlijden, geen wijziging zou zijn gekomen. Bij overlijden van een gewezen deelnemer voor wie de aanspraken op nabestaandenpensioen op de pensioendatum niet volledig zijn omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen, gaat op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de gewezen deelnemer plaatsvindt een nabestaandenpensioen in dat wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. De hoogte van het nabestaandenpensioen wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.
Pensioenreglement A
pag. 9
3.
Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het nabestaandenpensioen. Dit houdt in dat het bepaalde in artikel 6 lid 2 onder de tweede volzin van toepassing blijft gedurende deze periode.
ARTIKEL 6A
BIJZONDER NABESTAANDENPENSIOEN
1.
Bijzonder nabestaandenpensioen dat op grond van een voor 1 januari 2000 geldende pensioenregeling van de ANWB aan de gewezen partner van de deelnemer is toegekend, wordt in mindering gebracht op het nabestaandenpensioen dat voortvloeit uit de toepassing van de overige bepalingen van dit reglement.
2.
Aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen wordt toegekend aan de partner van de (gewezen) deelnemer, indien: -
het huwelijk van de (gewezen) deelnemer is beëindigd door echtscheiding; er sprake is van beëindiging van het huwelijk van de (gewezen) deelnemer door ontbinding na scheiding van tafel en bed; het geregistreerd partnerschap van de (gewezen) deelnemer is beëindigd anders dan door dood, vermissing of omzetting in een huwelijk; het notariële samenlevingscontract van de (gewezen) deelnemer en zijn partner is beëindigd.
Het in de vorige volzin bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen wordt in mindering gebracht op het nabestaandenpensioen dat voortvloeit uit de toepassing van de overige bepalingen van dit reglement. De hoogte van de in lid 2 bedoelde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de hoogte van de aanspraak op nabestaandenpensioen die de deelnemer ten behoeve van zijn partner zou hebben verkregen indien het deelnemerschap zou zijn beëindigd op het tijdstip van echtscheiding, ontbinding na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het notarieel samenlevingscontract. 3.
De gewezen partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen te vervreemden aan een andere (gewezen) partner van de overleden (gewezen) deelnemer, mits: - het Pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; - de vervreemding onherroepelijk is; en - dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
ARTIKEL 7
UITRUIL NABESTAANDENPENSIOEN EN OUDERDOMSPENSIOEN
1.
De deelnemer of gewezen deelnemer heeft op de pensioendatum de keuze zijn pensioenaanspraken te herschikken. De deelnemer of gewezen deelnemer kan hierbij geheel of gedeeltelijk afstand doen van het nabestaandenpensioen ter verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen. Deze uitruil dient vastgelegd te worden bij schriftelijke overeenkomst door middel van een door het Pensioenfonds verstrekt keuzeformulier. In dit keuzeformulier dient onder andere te zijn opgenomen dat de eventuele partner instemt met het afstand doen van het nabestaandenpensioen.
2.
De uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen geschiedt op basis van de door het bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot
Pensioenreglement A
pag. 10
3.
Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer drie maanden vóór de pensioendatum een keuzeformulier, waarop de deelnemer of gewezen deelnemer zijn keuze kan aangeven ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk afstand doen van nabestaandenpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen.
4.
Indien de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor handhaving van het nabestaandenpensioen dient het keuzeformulier te worden ondertekend door de deelnemer of gewezen deelnemer.
5.
Indien de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het nabestaandenpensioen dient het keuzeformulier zoals vermeld in lid 1 zowel door de deelnemer of gewezen deelnemer als door de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer te worden ondertekend. Het keuzeformulier dient binnen een maand aan het Pensioenfonds te worden geretourneerd.
6.
Indien sprake is van verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen heeft het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het nabestaandenpensioen geen betrekking op het bijzonder nabestaandenpensioen. De verhogingspercentages bedoeld in de bijlage bij dit pensioenreglement zijn alsdan naar rato. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer op de pensioendatum geen partner heeft, wordt het nabestaandenpensioen aangewend ter verhoging van zijn/haar aanspraak op ouderdomspensioen.
7.
De (gewezen) deelnemer heeft op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt en op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen de keuzemogelijkheid om een gedeelte van zijn aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen. Het totale nabestaandenpensioen kan met inbegrip van aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen na omzetting niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
8.
De uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement.
9.
Het recht op omzetting geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
10.
De (gewezen) deelnemer dient op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt, doch uiterlijk 3 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk aan het Pensioenfonds zijn keuze kenbaar te maken.
ARTIKEL 8 1.
WEZENPENSIOEN
Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 1/12 van het laatste pensioensalaris van de deelnemer vermenigvuldigd met de in artikel 1.r bedoelde deelnemersjaren.
Pensioenreglement A
pag. 11
2.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien geen nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd.
3.
Indien de (gewezen) deelnemer op of na de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65 jarige leeftijd bereikt een huwelijk of (geregistreerd) partnerschap aangaat, is er geen recht op wezenpensioen voor kinderen uit dit huwelijk of (geregistreerd) partnerschap.
ARTIKEL 9 1.
VERHOOGDE RISICO'S
De (gewezen) deelnemer op wiens leven een nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen is verzekerd en die zich aan meer dan gewoon levensgevaar zal blootstellen, is verplicht daarvan kennis te geven aan de verzekeringsinstelling. De verzekeringsinstelling beslist of het daaruit voortvloeiende hogere risico verzekerd kan worden en of in verband daarmede voor de verzekeringen van nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen een hogere premie dan volgens de tarieven is verschuldigd. Onder "meer dan gewoon levensgevaar" wordt verstaan: a. het zich bevinden in vreemde krijgsdienst; b. het deelnemen met een luchtvaartuig aan het luchtvaartverkeer in de functie van invlieger of proefvlieger voor een met de luchtvaart verband houdende onderneming.
2.
Indien het overlijden van de deelnemer is veroorzaakt door één der gevallen van meer dan gewoon levensgevaar, als bedoeld in het eerste lid, terwijl van het meer dan gewoon levensgevaar niet tijdig kennis is gegeven aan de verzekeringsinstelling en ter zake van het hogere risico geen voorziening, als in het eerste lid bedoeld, is getroffen, wordt een gereduceerd nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen toegekend, gebaseerd op de som van de ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer aanwezige reservewaarden van alle op het leven van betrokkene bij de verzekeringsinstelling gesloten verzekeringen. Het pensioen zal in geen geval meer bedragen dan het verzekerde nabestaandenpensioen respectievelijk wezenpensioen.
ARTIKEL 10
PREMIEBIJDRAGEN
1.
De premie, welke met ingang van 1 januari 2006 verschuldigd is voor de financiering van de pensioenregeling, komt ten laste van de ANWB. Deze premie is door het bestuur beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota op basis van de CAO-afspraken over de bijdrage van de ANWB.
2.
Iedere deelnemer is conform de CAO jaarlijks een bijdrage in de pensioenregeling verschuldigd welke berekend wordt over de pensioengrondslag-B. De pensioengrondslag –B wordt daarbij vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage in een periode van deelneming waarin minder dan het bij de ANWB geldende normaal aantal uren per week wordt gewerkt. Geen bijdrage is verschuldigd indien ingevolge artikel 11 vrijstelling van premiebetaling ingevolge algehele arbeidsongeschiktheid is verleend. De halve c.q. drievierde deel van de bijdrage is verschuldigd indien en naarmate ingevolge artikel 11 gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling ingevolge gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is verleend.
3.
De door de deelnemers verschuldigde bijdragen worden in opeenvolgende termijnen door de ANWB bij elke salarisbetaling van het salaris ingehouden.
Pensioenreglement A
pag. 12
4.
De bijdragen zijn uiterlijk verschuldigd tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
5.
De ANWB heeft zich bij de pensioentoezegging de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage aan de pensioenregeling voorbehouden in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden waardoor een continuering van de pensioenregeling niet langer mogelijk is. Van dit voorbehoud is schriftelijk mededeling gedaan aan het bestuur van het Pensioenfonds. Wanneer de ANWB voornemens is van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mede aan het bestuur, alsmede aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. Een afschrift van de mededeling, bedoeld in de tweede volzin van dit lid, wordt ter kennis gebracht van de belanghebbenden.
6.
Voor de bepalingen in dit artikel worden de verschillende pensioenregelingen die door het pensioenfonds voor de ANWB worden uitgevoerd als één geheel gezien.
ARTIKEL 11 1.
VRIJSTELLING VAN PREMIEBETALING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Indien voor een deelnemer voor 29 december 2005 arbeidsongeschiktheid conform de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is vastgesteld, wordt op de ingevolge artikel 2 en artikel 17, lid 1 voor hem gesloten verzekeringen vrijstelling van premiebetaling verleend volgens onderstaande tabel. Mate van arbeidsongeschiktheid 65% 45% - 65% 25% - 45% 0% - 25%
2.
Premievrijstelling 100% 50% 25% 0%
Indien een deelnemer op of na 1 januari 2004 ziek is geworden en vanaf 29 december 2005 de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) van toepassing is, wordt van de ingevolge artikel 2 en artikel 17, lid 1 voor hem gesloten verzekeringen vrijstelling van premiebetaling verleend volgens onderstaande tabel. Mate van arbeidsongeschiktheid 80% of meer 35% - 80% Minder dan 35%
Premievrijstelling 100% 50% 0%
3.
Bij een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de mate van premievrijstelling zonodig aangepast.
4.
Een en ander geldt indien en voor zover het arbeidsongeschiktheidsrisico overeenkomstig artikel 2 verzekerd is. Op de premievrijstelling zijn de geldende verzekeringsvoorwaarden van de verzekeringsinstelling van toepassing, die aan een deelnemer op zijn verzoek beschikbaar worden gesteld.
Pensioenreglement A
pag. 13
5.
Het deel van de pensioenaanspraken waarop de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid van toepassing is, alsmede de pensioengrondslag waarover de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid wordt berekend, worden tijdens de duur van de premievrije voortzetting op dezelfde tijdstippen en in dezelfde mate en wijze verhoogd als de pensioenrechten en pensioenaanspraken zoals bedoeld onder artikel 3 lid 1. Bij beëindiging van de premievrije voortzetting worden de pensioenaanspraken eveneens verhoogd op grond en wijze van artikel 3 lid 1.
6.
Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever bestaat, wordt de pensioengrondslag waarover de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid wordt berekend, tijdens de duur van de premievrije voortzetting verhoogd conform de algemene loonsverhoging bij de ANWB. Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever bestaat, geldt ten aanzien van de toeslagverlening over het deel van de pensioenaanspraken waarop de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid van toepassing is het volgende: Op de pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend conform de algemene loonsverhoging bij de ANWB.
ARTIKEL 12
AANSPRAKEN BIJ BEËINDIGING VAN DE DEELNEMING
1.
Indien de deelneming eindigt voor de pensioendatum worden vooruitbetaalde premies, die betrekking hebben op de periode gelegen na de beëindiging van de deelneming, door de verzekeraar aan het Pensioenfonds gerestitueerd en is voorts het bepaalde in de volgende leden van toepassing.
2.
Indien de beëindiging van de deelneming plaatsvindt, anders dan door overlijden, verkrijgt de deelnemer voor zich en de medeverzekerden jegens het Pensioenfonds premievrije aanspraken op pensioen, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in lid 3. De deelnemer verkrijgt voor de medeverzekerde nabestaanden aanspraken op nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen in de oorspronkelijk toegezegde verhouding tot het ouderdomspensioen.
3.
De premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen wordt gesteld op het bedrag berekend door het bepaalde in artikel 4 en artikel 6 toe te passen op de tot de beëindiging van de deelneming volbrachte deelnemersjaren, inclusief de in artikel 1.r.2 bedoelde jaren. De premievrije aanspraak op wezenpensioen wordt gesteld op het bedrag dat tot het bedrag van het laatstelijk per kind verzekerde wezenpensioen in dezelfde verhouding staat als de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen tot het laatstelijk verzekerde ouderdomspensioen.
4.
Indien de deelnemer in aanmerking komt voor een bijdrage uit hoofde van de Bijdrageregelen FVP (Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering), zullen de pensioenaanspraken worden verhoogd met de op de grond van de ontvangen bijdrage in te kopen pensioenaanspraken.
ARTIKEL 13 1.
AFKOOP EN OVERDRACHT
Het Pensioenfonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of een pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet. De afkoopsom zal worden vastgesteld op basis van een door het bestuur vastgestelde afkoopvoet. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de
Pensioenreglement A
pag. 14
2.
De bij beëindiging van de deelneming toegekende premievrije pensioenaanspraken kunnen op basis van de daarvoor geldende rekenregels en tariefgrondslagen voor waardeoverdrachten worden overgedragen indien: a. de voor de deelnemer gesloten verzekering premievrij wordt gemaakt als gevolg van een niet-collectieve uitdiensttreding bij de ANWB; b. de overdrachtswaarde wordt overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder en aldaar wordt aangewend in het kader van de pensioentoezegging van de nieuwe werkgever; c. de waardeoverdracht voldoet aan de eisen die de Pensioenwet eraan stelt.
3.
De bij een vorige pensioenverzekeraar door deelnemer opgebouwde pensioenen kunnen op basis van de daarvoor geldende rekenregels en tariefgrondslagen voor waardeoverdrachten worden overgedragen aan het pensioenfonds. De overdrachtswaarde zal worden aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen. De extra aanspraken worden zoveel mogelijk vertaald in extra deelnemersjaren. De deelnemer wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van het aantal toegekende deelnemersjaren.
ARTIKEL 14
UITKERING VAN DE PENSIOENEN
1.
Het jaarlijkse pensioen wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 0,12 en door de verzekeringsinstelling aan de rechthebbende in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd onder aftrek van de van overheidswege voorgeschreven inhoudingen.
2.
De uitbetaling van de pensioenen geschiedt tegen overlegging van een door de Burgerlijke Stand te verstrekken behoorlijk bewijs van in leven zijn van de rechthebbende ten genoegen van het Pensioenfonds. Indien een nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd zal tevens ten genoegen van het Pensioenfonds een uittreksel uit het register van overlijden van de betrokken deelnemer of gewezen deelnemer moeten worden overgelegd.
3.
Bij overlijden van een rechthebbende wordt het nog uit te keren pensioen uitbetaald aan de erfgenamen.
4.
Het recht op een pensioentermijn verjaart niet zolang de pensioengerechtigde leeft.
ARTIKEL 15
VERSTREKKING VAN INLICHTINGEN EN GEGEVENS
1.
Het bestuur zorgt dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de inhoud van de geldende statuten en het geldende reglement van het pensioenfonds. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin op de hoogte gesteld.
2.
Iedere deelnemer of gewezen deelnemer is verplicht het bestuur dan wel de verzekeringsinstelling alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, welke voor een juiste uitvoering van dit reglement nodig zijn.
3.
Indien in de verstrekte gegevens wijziging komt, is de deelnemer of gewezen deelnemer eveneens gehouden daarvan opgave te doen aan het bestuur, respectievelijk de verzekeringsinstelling.
4.
Op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer wordt binnen drie maanden na het verzoek een opgave gedaan van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het
Pensioenreglement A
pag. 15
5.
Het Pensioenfonds of de verzekeringsinstelling aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen, voortvloeiende uit enig verzuim van de deelnemer of gewezen deelnemer.
6.
Het Pensioenfonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een startbrief die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de Pensioenwet. Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde en te verwerven pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de toeslagverlening. Het Pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het nabestaanden- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan. Het Pensioenfonds verstrekt de gewezen partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. Het Pensioenfonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. Het Pensioenfonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner die aanspraak heeft op bijzonder nabestaandenpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. Het Pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet. f. het eventuele herstelplan als bedoeld in artikel 138 of 140 van de pensioenwet; g. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h. andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt. Het pensioenfonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
Pensioenreglement A
pag. 16
ARTIKEL 16
BEPERKINGEN VAN DE PENSIOENEN
1.
De aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet
2.
Het ouderdomspensioen op jaarbasis bedraagt ten tijde van pensionering niet meer dan 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris, vermeerderd met het gemiddelde van de genoten variabele loonbestanddelen. Het ouderdomspensioen wordt opgevat met inbegrip van de voor dat jaar geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag.
3.
Het nabestaandenpensioen op jaarbasis bedraagt niet meer dan 80% van het maximum ouderdomspensioen
ARTIKEL 17 1.
EXTRA VOORZIENINGEN
Deelnemers die na het bereiken van de 25-jarige leeftijd in dienst van de ANWB zijn getreden en ondanks het gestelde in artikel 1.r.2 van dit reglement geen 40 deelnemersjaren behalen, kunnen bij het bereiken van de 50-jarige leeftijd opteren voor het bijverzekeren van de op een half jaar naar boven afgeronde helft van de aan 40 ontbrekende deelnemersjaren. Ten hoogste kunnen 7½ deelnemersjaar worden bijverzekerd. Minder dan één extra jaar komt niet voor bijverzekering in aanmerking. Bijverzekering geschiedt op basis van de regeling die geldt voor de deelnemersjaren na 1984. De deelnemersbijdrage is ½% van de pensioengrondslag-B voor elk bij te verzekeren deelnemersjaar. Deze regeling geldt niet voor wie na het bereiken van de 50-jarige leeftijd in dienst is getreden. Voor deelnemers die bij het bereiken van de 50-jarige leeftijd minder dan het bij de ANWB geldende normaal aantal uren per week werken, worden de in de tweede volzin van dit lid bedoelde bij te verzekeren deelnemersjaren in eerste instantie bepaald zonder de in artikel 1.r.1 genoemde deeltijdpercentage toe te passen; vervolgens wordt het aantal ontbrekende jaren vermenigvuldigd met de op dat moment geldende deeltijdpercentage. Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum, anders dan door overlijden, wordt het aantal extra deelnemersjaren gesteld op het aantal extra jaren, waarvoor de deelnemer bij het bereiken van de 50-jarige leeftijd heeft geopteerd vermenigvuldigd met n/180, waarbij n gelijk is aan het aantal volle maanden dat de deelnemer heeft bijgedragen voor deze extra voorziening.
2.
De ANWB biedt de deelnemers de mogelijkheid om via het Pensioenfonds voor eigen rekening een aanvullende pensioenverzekering af te sluiten ter compensatie van het ANWhiaat. Eén en ander is via een apart uitvoeringsbesluit geregeld.
3.
Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde pensioenen.
Pensioenreglement A
pag. 17
ARTIKEL 18
AFWIJKENDE VOORZIENINGEN
1.
Het bestuur is bevoegd onder goedkeuring van de ANWB om in individuele gevallen de bedragen der pensioenen of de voorwaarden van de verzekeringen anders vast te stellen dan in dit reglement is bepaald. Daarbij mag niet worden afgeweken van enig bindend voorschrift van de Pensioenwet.
2.
Indien in een zodanig geval een hogere premie moet worden betaald dan anders het geval zou zijn geweest, komen de meerdere kosten niet ten laste van de ANWB.
ARTIKEL 19
OVERGANGSOPTIE
Deelnemers per 31 december 1984 kunnen opteren voor een bijverzekering bij de verzekeringsinstelling, ter verhoging van de pensioenen voortvloeiende uit dit reglement, tegen een premie ter grootte van het verschil tussen de te betalen premie in 1984 en die in 1985. De ANWB draagt daarin niet bij; artikel 3 is niet van toepassing op deze pensioenen. ARTIKEL 20
OVERGANGSREGELING IN VERBAND MET VERVALLEN VUT
1.
Iedere deelnemer die geboren is in 1950 heeft recht op een prepensioen.
2.
Het jaarlijkse prepensioen bedraagt 80% van het per 31 december 2005 vastgestelde pensioensalaris en wordt tot aan het ingaan van het prepensioen verhoogd op basis van de loonontwikkeling bij de ANWB.
3.
Het prepensioen gaat in op de prepensioendatum en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de rechthebbende op prepensioen de 65-jarige leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin de rechthebbende op prepensioen overlijdt.
4.
De ingangsdatum van het prepensioen kan niet worden uitgesteld. Prepensioen kan niet in deeltijd worden verkregen.
5.
In afwijking van artikel 1 lid r wordt tevens als deelnemersjaren aangemerkt de periode waarin prepensioen wordt ontvangen indien en zover deze periode direct aansluit op de periode welke de persoon een arbeidsovereenkomst heeft gehad met de ANWB.
6.
De aanspraak op prepensioen van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van zijn partner niet bij overeenkomst tussen enerzijds de deelnemer of gewezen deelnemer of rechthebbende op prepensioen en anderzijds het pensioenfonds of de ANWB worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. Elk beding, strijdig met het bepaalde in dit lid is nietig.
7.
De kosten van deze overgangsregeling komen ten laste van de ANWB. Onder de kosten worden verstaan de kosten voor de uit deze overgangsregeling voortvloeiende aanspraken, zoals vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds.
8.
Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering, blijft de aanspraak op het prepensioen ongewijzigd in stand.
9.
De artikelen 3, 5, 13, 14, 15, 16 lid 1 en artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.
Pensioenreglement A
pag. 18
ARTIKEL 21
ONVOORZIENE GEVALLEN
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur in overleg met de ANWB. ARTIKEL 22
INWERKINGTREDING PENSIOENREGLEMENT
Dit pensioenreglement, dat het voordien geldende vervangt, geldt vanaf 1 januari 2000. Het is laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2011.
Pensioenreglement A
pag. 19
BIJLAGE 1
FRANCHISES
Jaar 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Pensioenreglement A
Franchise € 17.057,€ 17.851,€ 19.011,€ 19.763,€ 20.025,€ 20.025,€ 20.525,€ 21.068,€ 21.664,€ 22.119,€ 22.488,€ 22.887,€ 23.178,-
pag. 20
BIJLAGE 2:
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN.
1.
Voor deelnemers aan de in pensioenreglement A vastgelegde pensioenregeling wordt een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
2.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in zodra de deelnemer recht heeft op een uitkering krachtens de WAO dan wel de WIA, hierna te noemen WAO-uitkering respectievelijk WIA-uitkering, en wordt uitgekeerd zolang dit recht bestaat, doch uiterlijk tot de pensioendatum, een en ander met inachtneming van de desbetreffende verzekeringsvoorwaarden van de Verzekeraar. Bij eventuele uitstel van de pensioendatum, wordt bij de toepassing van het voorgaande onder 'pensioendatum' verstaan de oorspronkelijke pensioendatum zonder rekening te houden met het uitstellen daarvan. Geen recht op uitkering bestaat indien de deelnemer arbeidsongeschikt wordt ten gevolge van ziekte (zwangerschap en bevalling zijn hiermee niet gelijkgesteld) of gebreken die reeds bestonden en geconstateerd waren op de aanvangsdatum van de verzekering.
3.
Het verzekerde arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 13,6% van het jaarsalaris (excl. vakantiegeld) als omschreven in artikel 1, lid i van het pensioenreglement na toepassing van de in dat artikel omschreven beperking inzake maximaal te verzekeren verhogingen. Het verzekerde arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt ten hoogste € 130.005,-- per jaar. Dit bedrag is het per 1 januari 2007 geldende bedrag dat jaarlijks per 1 januari wordt aangepast op basis van de ontwikkeling van het normaal afgeronde indexcijfer van de CAOlonen per maand inclusief bijzondere beloningen (reeks voor volwassenen), zoals gepubliceerd door het CBS in het Statistisch Bulletin, voor de laatst verschenen 31-ste oktober ten opzichte van dat indexcijfer per de voorlaatste 31-ste oktober.
4.
Indien de deelnemer recht heeft op een WAO-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid van 80% of meer 65% - 80% 55% - 65% 45% - 55% 35% - 45%. 25% - 35% 15% - 25%
Pensioenreglement A
bedraagt het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen het volgende percentage van het verzekerde arbeidsongeschiktheids pensioen 100 % 72,5 % 60 % 50 % 40 % 30% 20%
pag. 21
Dan wel recht heeft op een WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid van 80% of meer 65% - 80% 55% - 65% 45% - 55% 35% - 45%.
bedraagt het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen het volgende percentage van het verzekerde arbeidsongeschiktheids pensioen 100 % 72,5 % 60 % 50 % 40 %
5.
Met betrekking tot wijziging of intrekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen zijn de vorengenoemde voorwaarden van toepassing.
6.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt niet verzekerd of verhoogd indien de werknemer c.q. deelnemer reeds recht heeft op een uitkering krachtens de WIA, WAO of een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsregeling.
7.
De verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt gefinancierd door periodieke betaling van een risicopremie.
8.
Indien het deelnemerschap in de pensioenregeling eindigt door ontslag vóór de pensioendatum, vervalt de verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen, met dien verstande dat een reeds vóór de ontslagdatum ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen blijft doorlopen met inachtneming van het in de desbetreffende verzekeringsvoorwaarden bepaalde. Indien de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum uit te stellen, vervalt de verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen op de oorspronkelijke pensioendatum.
9.
Het bestuur behoudt zich het recht voor de regeling ter zake van arbeidsongeschiktheidspensioen te verlagen, te beperken of te beëindigen, indien de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van overheidswege zodanig worden gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van deze regeling, gezien de opzet daarvan, noodzakelijk is.
10.
De bepalingen van het pensioenreglement zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op het arbeidsongeschiktheidspensioen, met dien verstande dat het pensioen door de Verzekeraar rechtstreeks aan de in aanmerking komende man of vrouw in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling op de 1-ste dag van elke maand wordt uitgekeerd.
11.
Deze bijlage wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2004. Op 29 december 2005 is de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van kracht geworden. De WIA vervangt per die datum de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In verband hiermee geldt dat werknemers die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden vallen onder de dekking van de WAO en werknemers die vanaf 1 januari 2004 ziek zijn geworden vallen onder de WIA.
Pensioenreglement A
pag. 22
BIJLAGE 3:
FLEXIBILISERINGS- EN AFKOOPFACTOREN
De factoren in deze bijlage hebben betrekking op artikel 7 lid 2; artikel 7 lid 8; artikel 13 lid 1 van pensioenreglement A en zijn geldig vanaf 1 januari 2012 t/m 31 december 2016, tenzij het bestuur een tussentijdse wijziging noodzakelijk acht. Uitruil partnerpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen Uitruilfactoren per € 100 pensioen. De uitruil vindt plaats op pensioendatum. Voorbeeld : De uitruil van € 1.000 partnerpensioen op 65 jarige leeftijd levert een direct ingaand levenslang ouderdomspensioen op van € 198,50 (= 1.000 / 100 * 19,85) Uitruil partnerpensioen in direct ingaand levenslang ouderdomspensioen Ouderdomspensioen bij uitruil € 100 Pensioenleeftijd partnerpensioen 65
19,85
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen Uitruilfactoren per € 100 pensioen en overeenkomstige factoren t.b.v. inkoop 70% partnerpensioen. Voorbeeld (1): De uitruil van € 1.000 ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar op 20 jarige leeftijd levert een partnerpensioen op van € 4.468,- (= 1.000 / 100 * 446,80) Voorbeeld (2): Indien op 20 jarige leeftijd een persoon zonder partnerpensioen het ouderdomspensioen (ingaande op 65 jaar) van € 1.000 zodanig wil omzetten dat er een ouderdomspensioen en partnerpensioen resteert in de verhouding 100:70, dan bedraagt het nieuwe ouderdomspensioen ingaande op 65 jarige leeftijd € 865,- (= 1.000 * 86,50%) en het nieuwe partnerpensioen € 605,50 (=865 * 70%) Uitruil levenslang ouderdomspensioen (ingangsleeftijd 65) in partnerpensioen PP bij Leeftij uitruil € Percentage OP d 100 OP bij aankoop 70% PP 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
446,80 446,30 445,40 444,20 442,90 441,40 439,80 438,30 437,10 436,00 435,30 434,50 433,50 432,20
Pensioenreglement A
86,50% 86,40% 86,40% 86,40% 86,40% 86,30% 86,30% 86,20% 86,20% 86,20% 86,20% 86,10% 86,10% 86,10%
pag. 23
Uitruil levenslang ouderdomspensioen (ingangsleeftijd 65) in partnerpensioen PP bij Leeftij uitruil € Percentage OP d 100 OP bij aankoop 70% PP 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
430,70 429,10 427,40 425,70 424,10 422,60 421,10 419,60 418,10 416,60 415,10 413,70 412,50 411,80 411,60 412,00 413,00 414,60 416,80 419,30 422,40 425,90 429,80 434,20 439,50 445,70 453,10 461,10 469,90 479,90 490,80 503,80 480,20 457,40 435,50 414,40
86,00% 86,00% 85,90% 85,90% 85,80% 85,80% 85,70% 85,70% 85,70% 85,60% 85,60% 85,50% 85,50% 85,50% 85,50% 85,50% 85,50% 85,60% 85,60% 85,70% 85,80% 85,90% 86,00% 86,10% 86,30% 86,40% 86,60% 86,80% 87,00% 87,30% 87,50% 87,80% 87,30% 86,70% 86,20% 85,60%
70
393,90
84,90%
Pensioenreglement A
pag. 24
Afkoopfactoren – niet ingegaan pensioen Afkoopfactoren per € 100 pensioen. Voorbeeld: voor de afkoop van € 200,- levenslang ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 65 bedraagt de afkoopwaarde voor een 20-jarige deelnemer € 510,80 (=200 / 100 * 255,40) Leeftijd 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57
Ouderdomspensioen Partnerpensioen Ingangsleeftijd 65 niet ingegaan 255,40 265,30 275,60 286,20 297,30 308,70 320,60 332,90 345,70 359,00 372,80 387,00 401,80 417,20 433,00 449,50 466,60 484,30 502,60 521,60 541,30 561,80 583,00 605,00 627,70 651,30 675,80 701,30 727,80 755,50 784,20 814,30 845,50 878,10 912,20 947,70 984,80 1023,50
Pensioenreglement A
57,20 59,40 61,90 64,40 67,10 69,90 72,90 76,00 79,10 82,30 85,60 89,10 92,70 96,50 100,50 104,80 109,20 113,80 118,50 123,40 128,60 133,90 139,40 145,20 151,20 157,50 163,80 170,30 176,90 183,40 189,90 196,40 202,90 209,40 216,00 222,50 229,10 235,70
pag. 25
Leeftijd 58 59 60 61 62 63 64 65
Ouderdomspensioen Partnerpensioen Ingangsleeftijd 65 niet ingegaan 1064,30 1107,10 1152,20 1199,70 1249,60 1302,50 1358,30 1417,30
242,20 248,40 254,30 260,20 265,90 271,40 276,70 281,30
Afkoopfactoren – ingegaan pensioen Afkoopfactoren per € 100 pensioen. Partnerpensioen
Wezenpensioen Leeftijd 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Ingegaan 1660,50 1625,30 1588,70 1550,60 1511,00 1469,80 1427,00 1382,40 1336,00 1287,80 1237,60 1185,50 1131,20 1074,80 1016,00 955,00 891,50 825,40 756,70 685,20 610,90 533,60 453,20 369,50 282,50 192,00 97,90 0,00
Pensioenreglement A
Leeftijd 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
Ingegaan 2382,90 2375,00 2366,60 2357,90 2348,70 2339,10 2329,00 2318,60 2307,80 2296,50 2284,80 2272,60 2259,90 2246,60 2232,80 2218,40 2203,40 2187,80 2171,60 2154,80 2137,30 2119,20 2100,40 2081,00 2060,80 2039,90 2018,30 1996,10
Partnerpensioen Leeftijd 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Ingegaan 1973,20 1949,80 1925,80 1901,10 1875,80 1849,70 1822,80 1795,10 1766,50 1737,00 1706,90 1676,00 1644,40 1611,90 1578,40 1544,00 1508,30 1471,50 1433,60 1394,60 1354,50 1313,30 1271,00 1227,70 1183,80 1139,20 1094,00 1048,60
Partnerpensioen Leeftijd 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
pag. 26
Ingegaan 1003,00 957,30 911,40 865,70 820,20 775,50 731,20 687,60 645,00 603,60 563,30 524,20 486,70 451,00 417,30 385,40 355,80 328,20 302,60 278,00 255,60 234,40 215,20 197,60 181,70