Beleggingsplan 2014 Stichting Pensioenfonds ANWB
1-5-2014
1. Inleiding In het Beleggingsplan worden de kaders beschreven waarbinnen het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds ANWB zal plaatsvinden. Dit plan maakt onderdeel uit van een beleidscyclus: - Strategie bepalen: het financiële en beleggingsbeleid (op hoofdlijnen) wordt door het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ANWB vastgesteld. In principe gebeurt dat tenminste elke 3 jaar. Dit beleid is onder meer gebaseerd op de door de door de Stichting Pensioenfonds ANWB gedefinieerde investment beliefs, de uitgevoerde ALM en continuïteitsanalyse. Het beleggingsbeleid wordt vastgelegd in het onderhavige Beleggingsplan. - Uitvoeren van het beleid: de vertaling van het strategische beleid naar een daadwerkelijke beleggingsportefeuille. Op jaarbasis wordt geëvalueerd of de daadwerkelijke beleggingsportefeuille nog voldoet aan de uitgangspunten van het pensioenfonds. Eventuele aanpassingen van het beleid worden (na een besluit door het bestuur) opgenomen in het Beleggingsplan. - Monitoren: monitoring van de beleggingen vindt doorlopend plaats. Indien de uitvoering van het beleid niet leidt tot de gewenste resultaten, of zich ontwikkelingen of omstandigheden voordoen die daartoe aanleiding geven, kan het bestuur besluiten het beleid aan te passen/ervan af te wijken. De doelstelling van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds ANWB (hierna te noemen pensioenfonds) is het behalen van vermogensgroei, afgestemd op de pensioenambities van het pensioenfonds. Er wordt gestreefd naar een stabiele ontwikkeling van het resultaat (rendement en risico) op het belegd vermogen. In dit beleggingsplan worden de kaders beschreven waarbinnen het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds zal plaatsvinden, teneinde deze doelstelling te realiseren. Belangrijke onderdelen van dit plan zijn: - De organisatie van de beleggingen en de verdeling van de taken en verantwoordelijkheden staan beschreven in hoofdstuk 2. - Een beschrijving van de uitkomsten van de ALM studie. Deze is opgenomen in hoofdstuk 3. - In hoofdstuk 4 komen de fundamentele keuzes ten aanzien van de beleggingen aan bod. Voorbeelden daarvan zijn de beleggingscategorieën die in aanmerking komen, de instrumenten die gebruikt kunnen worden om risico´s te beheersen en de keuzes voor passief of actief beheer. - Risico analyses, beheersmaatregelen en effectieve monitoring zijn essentiële onderdelen van een beheerste bedrijfsvoering. De wijze waarop dit is georganiseerd is beschreven in hoofdstuk 5. Dit Beleggingsplan zal jaarlijks worden geëvalueerd door het bestuur en wanneer nodig worden aangepast.
Beleggingsplan
Pagina 2
2. Governance In dit hoofdstuk wordt de organisatie van het pensioenfonds rondom de inrichting en het beheer van de beleggingen en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden beschreven. De figuur hieronder geeft een vereenvoudigde weergave van de organisatiestructuur. In de onderstaande paragrafen wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste onderdelen.
2.1 Bestuur en bestuursbureau De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het vermogensbeheer ligt bij het bestuur. Het bestuur is verantwoordelijk voor het gekozen beleggingsbeleid en het maken van de bijbehorende strategische keuzes. Het bestuur wordt ondersteund door haar Bestuursbureau.
Beleggingsplan
Pagina 3
2.2 BRAC Pensioenfonds Het bestuur wordt voor het financiële en beleggingsbeleid geadviseerd door de Balans Risico Advies Commissie Pensioenfonds (BRAC Pensioenfonds). De BRAC Pensioenfonds bestaat uit een aantal bestuursleden en externe adviseurs. Daarnaast participeren afgevaardigden vanuit de afdeling Treasury & Vermogensbeheer van ANWB B.V., het Bestuursbureau en de integraal vermogensbeheerder. De BRAC is het beleidsvoorbereidende en monitorende orgaan en heeft onder meer de volgende taken: - Het bestuur adviseren over het te voeren beleggingsbeleid. - Voorstellen van de integraal vermogensbeheerder ten aanzien van de strategische asset allocatie, managers en risicoafdekking beoordelen en hierover een advies uitbrengen aan het Bestuur. - De integraal vermogensbeheerder verantwoording laten afleggen over het gevoerde beleggingsbeleid en dit beleid evalueren.
2.3 FGR structuur, Stichting Beheer en Stichting Bewaar Het vermogen wordt belegd via Fondsen voor Gemene Rekening (FGR’s). Naast het pensioenfonds participeren hierin 7 andere participanten. Het bestuur heeft gekozen voor het beleggen via een FGR structuur omdat dit kostenvoordelen oplevert. Bovendien zorgt het poolen van beleggingen ervoor dat de totale omvang die belegd kan worden bij een bepaalde externe vermogensbeheerder groter is. Hierdoor kan er voor veel beleggingscategorieën gewerkt worden met discretionaire mandaten. Naast lagere uitvoeringskosten, bieden mandaten over het algemeen meer transparantie en een hogere mate van flexibiliteit ten opzichte van beleggingsfondsen. Stichting Bewaar ANWB treedt op als bewaarder van de verschillende FGR’s en Stichting Beheer ANWB als beheerder. Stichting Beheer is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beleggingsplannen en de feitelijke beleggingen zoals die zijn vastgesteld door verschillende deelnemende beleggende entiteiten (participanten) binnen de FGR-structuur. Stichting Beheer heeft als belangrijkste taken om partijen te contracteren om het vermogensbeheer van de FGR’s feitelijk uit te voeren en om de kwaliteit van de ondersteunende diensten van integraal vermogensbeheer en de afdeling Treasury & Vermogensbeheer van ANWB BV te monitoren. De Stichting Beheer legt hierover verantwoording af aan het Bestuur van de Stichting Bewaar en aan de participanten in de FGR’s, waaronder aan het pensioenfonds.
2.4 Integraal Vermogensbeheerder De integraal vermogensbeheerder voert, in opdracht van Stichting Beheer, alle activiteiten uit ten behoeve van het beheer van de FGR’s. Als integraal vermogensbeheerder is ING IM Integrated Client Solutions aangewezen (ING IM ICS). De integraal vermogensbeheerder is primair verantwoordelijk voor: - Het leveren van input en expertise bij het vaststellen van het strategisch beleid door het pensioenfonds. De integraal vermogensbeheerder adviseert het pensioenfonds over een adequate inrichting van het risicomanagement proces. - De selectie van managers voor de uitvoering van het vermogensbeheer, waarover het pensioenfonds besluit. ING IM ICS maakt hiervoor gebruik van de diensten van Altis Investment Management, een onafhankelijk manager selectiespecialist (onderdeel van ING Groep). Beleggingsplan
Pagina 4
-
Het verstrekken van adviezen en voorstellen omtrent het vermogensbeheer van het pensioenfonds op tactisch en operationeel niveau. - De dagelijkse uitvoering van het vermogensbeheer van het pensioenfonds binnen de kaders van het vastgestelde beleggingsplan en de daaruit voortvloeiende beleggingsrestricties. - Opstellen van beleggings- en risicorapportages. De integraal vermogensbeheerder is voor het pensioenfonds de ultieme adviseur op het gebied van het vermogens- en balansbeheer. De integraal vermogensbeheerder heeft, zo nodig, dagelijks contact met het bestuursbureau en periodieke contacten met de BRAC en het bestuur van het pensioenfonds.
De FGR zijn juridisch in handen van Stichting Bewaar ANWB en worden juridisch beheerd door Stichting Beheer ANWB. Stichting Beheer heeft het feitelijke (beleggings- en risico-) beheer via een contract aan de integraal vermogensbeheerder, ING IM1 , uitbesteed na goedkeuring door de participanten. De participanten in de FGR, waarin het Fonds met een aandeel van circa 80% de grootste is, zijn de feitelijke partijen, waarmee en waarvoor de integraal vermogensbeheerder het vermogensbeheer in de FGR uitvoert.
2.5 Afdeling Vermogensbeheer ANWB BV De afdeling Vermogensbeheer ANWB BV voert, in opdracht van Stichting Beheer (en derhalve indirect in opdracht van het pensioenfonds), activiteiten uit ten behoeve van het pensioenfonds . De afdeling Vermogensbeheer ANWB BV is primair verantwoordelijk voor: - Het toetsen en aanvullen van adviezen van de integraal vermogensbeheerder en andere adviseurs omtrent het vermogensbeheer en balansbeheer van het pensioenfonds. - het toezicht houden op de adequate uitvoering van het vermogensbeheer van het pensioenfonds door de integraal vermogensbeheerder, de custodian en andere derden. Hiermee borgt de afdeling Vermogensbeheer ANWB BV (onder directe supervisie van het bestuursbureau) de kwaliteit van aan het pensioenfonds geleverde adviezen en diensten op het gebied van vermogensbeheer voor het pensioenfonds.
2.6 Strategisch risicomanager Het bestuur heeft in februari 2014 besloten het strategisch risico adviseurschap, zoals dat tot op dat moment bij Cardano was ondergebracht, over te dragen de integraal Vermogensbeheerder ING IM ICS. Dit houdt in dat ING IM vanaf mei als eerste verantwoordelijke - Het pensioenfonds adviseert ten aanzien van doelstellingen en strategische risicoallocatie. - Het pensioenfonds ondersteunt bij beheersen van de strategische financiële risico’s in relatie tot de draagkracht van de deelnemers en de werkgevers/sponsoren. - De balansrisico’s periodiek monitort en adviezen uitbrengt wanneer deze niet meer aansluiten bij de strategische doelstellingen en randvoorwaarden. - De specifieke risico’s in de beleggingsportefeuille, zoals liquiditeitsrisico, datarisico en tegenpartijrisico, analyseert. 1
Feitelijk is het contract gesloten met een dochter van ING IM, AZL Vermogensbeheer B.V., waar het fiduciair management is ondergebracht
Beleggingsplan
Pagina 5
. Onderdeel van het genoemde besluit is ook de overdracht van het overlaymanagemt ten aanzien van de rente- en aandelenafdekking naar ING IM ICS. Hiertoe zal met ING IM ICS een aparte overeenkomst gesloten worden. De overdracht zal volgens planning vóór 1 juli 2014 gerealiseerd zijn. Een laatste onderdeel van genoemd besluit is dat het fonds zal overgaan tot de benoeming van een oversight manager. De precieze invulling van de taken van de oversightmanager zullen in het 3e kwartaal van 2014 worden bepaald.
2.7 Selectie van externe vermogensbeheerders Het daadwerkelijke beheer van het vermogen binnen de verschillende FGR’s is uitbesteed aan externe vermogensbeheerders. De integraal vermogensbeheerder adviseert het pensioenfonds, de overige participanten en de Stichting Beheer over de selectie van deze externe vermogensbeheerders. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de specialistische kennis van Altis Investment Management. Bij de selectie van externe vermogensbeheerders wordt aandacht besteed aan meerdere aspecten, waaronder: - Een uitgebreide analyse van het beleggingsproces: op welke wijze streeft de betreffende beheerder naar bovengemiddelde resultaten. - De behaalde relatieve rendementen in het verleden en de wijze waarop deze rendementen tot stand zijn gekomen: o Zijn de resultaten in lijn met de verwachtingen op basis van het beleggingsproces? o Zijn de resultaten in lijn met het gelopen (extra) risico? - Een analyse van het team dat verantwoordelijk is voor het dagelijkse beheer van de beleggingen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de stabiliteit van het team en de beloningsstructuur. - Een uitgebreide analyse van de organisatie van de betreffende vermogensbeheerder. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn bijvoorbeeld risicobeheersing, compliance en operationele zaken. - De kosten, in relatie tot het te verwachten extra rendement. Het bestuur besluit over het aanstellen of ontslaan van een specifieke vermogensbeheerder. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door de BRAC.
2.8 Tactisch beleid Het bestuur biedt aan de integraal vermogensbeheerder de ruimte om tactisch beleid te voeren ten aanzien van de allocatie naar de verschillende FGR’s. Onder tactisch beleid wordt verstaan het bewust afwijken van de normverdeling van de beleggingen met het doel een extra rendement te realiseren. Het bestuur heeft toegestane bandbreedtes voor de allocaties naar een bepaalde FGR gedefinieerd. Deze zijn opgenomen in paragraaf 4.5. Deze zijn schriftelijk vastgelegd in afspraken met integraal vermogensbeheerder. De afdeling Vermogensbeheer ANWB BV ziet namens Stichting Beheer en het bestuur (onder directe supervisie van het bestuursbureau) toe op naleving van deze afspraken. De integraal vermogensbeheerder legt tenminste op kwartaalbasis verantwoording af over het gevoerde tactische beleid. Beleggingsplan
Pagina 6
Los van het tactisch beleid bestudeert het bestuur het dynamiseren van het beleid van het fonds. Dit houdt in dat het bestuur de aanpak onderzoekt wanneer en hoe zij haar beleggingsbeleid of overlay management zou moeten aanpassen als door externefundamentele te grote afwijkingen ontstaan van het realiseren van de beleidsdoelstellingen. Hierbij valt te denken aan extreme renteontwikkelingen en schokken op de financiële markten of in de economie. De aanpak is er op gericht vooraf bedachte beleidsaanpassingen te hebben geformuleerd voor de benoemde situaties, zodat op het moment van voordoen van die situaties, snel en voorbereid gesproken kan worden over eventueel te nemen maatregelen. De grenzen van te grote afwijkingen zullen worden bepaald door van een aantal extreme scenario’s de impact te bepalen op gekozen beleidsdoelstellingen. Het ligt in de bedoeling voor het dynamiseren van het beleid vóór 1 september een door het bestuur goedgekeurd document te hebben.
2.9 Custodian De discretionaire beleggingen worden bewaard door een onafhankelijke bewaarder (custodian). KAS Bank is aangesteld als custodian. Voor een aantal beleggingscategorieën wordt gebruik gemaakt van beleggingsfondsen. De participaties in deze fondsen worden door KAS Bank via de transfer agent van het betreffende fonds aangekocht. Deze transfer agent voert de participanten-administratie van het betreffende fonds. De transfer agent is onafhankelijk van de beheerder van het betreffende beleggingsfonds, waardoor een objectieve administratie gewaarborgd is. KAS Bank voert tevens de beleggingsadministratie. De integraal vermogensbeheerder voert een schaduw-beleggingsadministratie.
2.10 Securities lending Securities lending is het tijdelijk uitlenen van financiële instrumenten aan derden in ruil voor een vergoeding. Pensioenfonds ANWB maakt hiervan geen gebruik in de discretionair beheerde portefeuilles. In de beleggingsfondsen kan wel securities lending plaatsvinden. Bij de selectie van beleggingsfondsen (of externe beheerders ) wordt door Altis veel aandacht besteed aan securities lending. Aan potentiële aanbieders van beleggingsdiensten wordt vooraf informatie gevraagd over het beleid ten aanzien van securities lending. Aspecten waaraan aandacht wordt besteed zijn onder andere: - De minimale en maximale percentages van het belegde vermogen dat in aanmerking komt voor securites lending; - Het soort onderpand dat in aanmerking komt: o In geval van financiële instrumenten: welke komen in aanmerking? o In geval van cash: wat zijn de richtlijnen voor de herbelegging? - De frequentie van uitwisselen van onderpand - De verdeling van de opbrengsten uit securities lending tussen de beheerder en het beleggingsfondsen
Beleggingsplan
Pagina 7
2.11 Tegenpartij beleid Ter beheersing van bepaalde balansrisico’s maakt het pensioenfonds gebruik van afdekkingsstrategieën. Dit gaat veelal via zogenaamde “Over the counter” (OTC) transacties. Dat zijn afspraken tussen twee partijen, bijvoorbeeld over het onderling uitwisselen van rentebetalingen (swaps) of het aangaan van een optie op de aandelenmarkten. Deze afspraken worden in opdracht en namens het pensioenfonds gemaakt door ING IM (voor de renteswaps en aandelenopties). Omdat het afspraken betreft tussen twee partijen is er voor het pensioenfonds een specifiek risico dat de andere partij haar verplichtingen niet nakomt. Ter bescherming tegen dit tegenpartijrisico heeft het pensioenfonds de volgende maatregelen genomen: - Strikte eisen aan de tegenpartijen waarmee OTC transacties mogen worden afgesloten. Er is gekozen hierbij aan te sluiten bij het beleid van ING IM - Additionele zekerheden in de vorm van frequente uitwisseling van onderpand. Afspraken hierover zijn vastgelegd in zogenaamde ISDA contracten en bijbehorende CSA’s. - Monitoring van de geselecteerde tegenpartijen door de Risk Management afdelingen van ING IM . Het pensioenfonds ontvangt op kwartaalbasis een overzicht van het openstaande risico per tegenpartij en het ontvangen (of geleverde) onderpand. Daarnaast zijn binnen de FGR’s valutaderivaten opgenomen. Deze worden gehandeld via KAS Bank. Er wordt geen onderpand uitgewisseld. Om de risico’s te reduceren, wordt de looptijd van de valutaderivaten beperkt tot maximaal 3 maanden.
Beleggingsplan
Pagina 8
3. ALM Uitgangspunt voor het beleggingsbeleid is het strategische beleidskader, waarbij het premie-, toeslag-, en beleggingsbeleid in onderlinge samenhang worden afgestemd. Om tot een strategisch beleidskader te komen, laat het pensioenfonds periodiek een ALM-studie uitvoeren. In 2012 is door ORTEC een ALM-studie uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in september 2012 gepresenteerd aan het Bestuur.
3.1 Opzet van de ALM-studie ORTEC heeft verschillende analyses uitgevoerd met verschillende dekkingsgraden als startpunt: de dekkingsgraad per eind 2011 (90,8%), 104,4% en 118,7%. Daarnaast is ook een analyse uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met de introductie van een UFR curve. De resultaten zijn aan het bestuur gepresenteerd middels de “blinde methode”. Dit houdt in dat de samenstelling van de mixen in eerste instantie niet getoond wordt. Op basis van de uitkomsten van de verschillende “blinde” beleggingsmixen heeft het Bestuur uitspraken gedaan over de ambities en de risico-acceptatie. Op deze manier wordt de keuze voor het beleggingsbeleid gebaseerd op de resultaten en niet beïnvloed door voorkeuren voor bepaalde beleggingsmixen. Er is pragmatisch omgegaan met deze methode, om rekening te kunnen houden met kwalitatieve argumenten en transactiekosten. Er is gevarieerd met de volgende mixen: - Allocatie naar zakelijke waarden: 25%, 52,5%, 75%. - Alternatieve beleggingen: 10% (vastgehouden aan portefeuilleweging in 2012) - Rente-afdekking: 25%, 50%, 75% - Aandelenafdekking van 50%
3.2 Beoordelingscriteria Het bestuur beoordeelt de resultaten van de ALM studie op een aantal criteria. De 3 hoofdcriteria zijn: - De ontwikkeling van de dekkingsgraad op langere termijn (15-jaarsbasis) - Rendementsmaatstaf: gemiddeld indexatieresultaat. Dit geeft een indicatie voor de mate waarin de pensioenen gedurende de komende 15 jaar de inflatie kunnen bijhouden. - Risicomaatstaf: kans op noodzaak aanvullende maatregelen. Dit is de kans dat de dekkingsgraad onder de 90% komt. Als dit het geval is dan zal het pensioenfonds niet meer zonder aanvullende maatregelen kunnen herstellen en dus (zonder premiebijstorting van de werkgever) de aanspraken moet korten. Naast de twee hoofdcriteria zijn de volgende criteria van belang: - Vereist Eigen Vermogen (VEV): in het herstelplan is een VEV benoemd van 18,7%. Het risico mag gedurende de herstelfase (naar verwachting tot 2019) niet zodanig worden verhoogd, dat het VEV boven 118,7% komt. - Risicobudget: het risicobudget is de volatiliteit van het dekkingsgraadrendement. - Gemiddelde premie: de premie wordt beïnvloed door premiebijstortingen en het risico in het beleggingsbeleid. Een risicovoller beleggingsbeleid leidt tot een hogere Beleggingsplan
Pagina 9
solvabiliteitsopslag in de premie. De hogere indexatieresultaten van de risicovolle beleggingsmixen worden dan ook deels veroorzaakt door de hogere premie In februari 2014 heeft het bestuur de risicomaatstaf gedefinieerd op de kans dat de dekkingsgraad onder de 85% uitkomt. Daarvoor was dit 80%. Bij deze maatstaf van 85% blijft de beleggingsportefeuille in 2014 ongewijzigd en blijft het opwaarts potentieel behouden.
3.3 Resultaten Naar aanleiding van de ALM studie in 2012 is een beleidskader vastgesteld. Hierin is ook een beleggingsmix op hoofdlijnen opgenomen. Voor een dekkingsgraad lager dan de vereiste dekkingsgraad van 118,7% is de volgende beleggingsmix op hoofdlijnen vastgesteld: - 52,5% zakelijke waarden - 50% rente-afdekking - 50% aandelen-afdekking. Wanneer de dekkingsgraad stijgt boven het niveau van de vereiste dekkingsgraad is er een mogelijkheid om het risicobudget te verhogen. In de ALM-studie is een verfijning opgenomen van de beleggingsmix op hoofdlijnen. Deze is weergegeven in onderstaande tabel. Deze beleggingsmix heeft gediend als uitgangspunt om tot een gedetailleerde strategische asset allocatie te komen. Het proces om tot deze concrete beleggingsmix te komen is beschreven in het volgende hoofdstuk.
Beleggingsplan
Pagina 10
4. Beleggingen In dit hoofdstuk zijn de fundamentele keuzes ten aanzien van de inrichting van de beleggingen beschreven. Daarnaast wordt toegelicht hoe de ALM portefeuille is vertaald naar de concrete portefeuillesamenstelling. Deze samenstelling wordt vaak aangeduid met strategische portefeuillesamenstelling. De vertaalslag van ALM wegingen naar strategische portefeuillewegingen is gemaakt op basis van een strategische asset allocatie (SAA) analyse. In deze analyse is onder meer rekening gehouden met de kwalitatieve voorkeuren van Pensioenfonds ANWB met betrekking tot de samenstelling van de portefeuille.
4.1 In aanmerking komende beleggingen Beleggingen kunnen worden opgenomen in de portefeuille als deze voldoen aan onder andere de volgende criteria: - Begrip en transparantie: in haar investment beliefs heeft het pensioenfonds opgenomen dat zij moet kunnen begrijpen hoe beleggingsproducten dan wel beleggingsinstrumenten in elkaar zitten. Van complexiteit is sprake wanneer het bestuur de werking ervan niet begrijpt en derhalve de monitoringactiviteit niet optimaal kan invullen. Een andere belangrijke voorwaarde voor het optimaal kunnen invullen van deze activiteit is dat eventuele beleggingen op regelniveau inzichtelijk gemaakt kunnen worden. - Beschikbaarheid: beleggingscategorieën waarin het pensioenfonds niet op een voldoende efficiënte wijze kan beleggen worden uitgesloten. Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door het feit dat de gewenste omvang van een bepaalde belegging van het pensioenfonds lager is dan de vereiste minimale omvang van deze belegging. - Benchmarking: de resultaten van de beleggingen van het pensioenfonds moeten objectief te bepalen zijn en vergeleken kunnen worden met een algemeen geaccepteerde benchmark. - Duurzaamheid: de beleggingen dienen te voldoen aan de eisen en verwachtingen, die in de investment beliefs op het onderdeel maatschappelijk verantwoord beleggen zijn opgenomen. Op basis van de gestelde criteria heeft het bestuur besloten dat de beleggingen in hedge funds niet in aanmerking komen voor opname in de portefeuille. Deze categorie wordt daarom uitgesloten. Hierbij is ook de afweging gemaakt tussen de additionele “governance kosten” die beleggingen in hedge funds met zich meebrengen en de naar verwachting zeer minimale bijdrage van hedge funds aan het totale verwachte rendement van de portefeuille Eventuele nieuwe beleggingscategorieën kunnen pas worden opgenomen in de portefeuille na toestemming van het bestuur. Zij zal daarbij beoordelen of de betreffende beleggingscategorie in ieder geval voldoet aan de hierboven gestelde criteria. In de portefeuille van het pensioenfonds wordt gebruik gemaakt van derivaten. Deze instrumenten worden nauwgezet gemonitord en alleen gebruikt om risico’s te reduceren en om efficiënt portefeuillebeheer mogelijk te maken. Ze mogen niet worden ingezet voor speculatief gebruik. Beleggingsplan
Pagina 11
4.2 Strategische asset allocatie De ALM-studie 2012 is het uitgangspunt geweest voor de strategische samenstelling van de portefeuille. Hiervoor is gebruik gemaakt van het Strategische Asset Allocatie (SAA) model van de integraal vermogensbeheerder die hiertoe een zogenaamde SAA analyse uitvoert. In deze analyse is rekening gehouden met zowel kwantitatieve als kwalitatieve voorkeuren van het pensioenfonds. Naast de uitkomsten van de ALM-studie zijn in deze analyse onder meer de volgende elementen meegenomen: - De structuur van de verplichtingen. - Kwantitatieve voorkeuren met betrekking tot risico- en rendementsdoelstellingen. - Toegestane beleggingscategorieën. - Kwalitatieve voorkeuren van Pensioenfonds ANWB met betrekking tot de samenstelling van de strategische portefeuille. Wat betreft het laatste element heeft het pensioenfonds aangegeven veel waarde te hechten aan een strategische portefeuille die hoog scoort op transparantie, liquiditeit, benchmarkingmogelijkheden en de mogelijkheid om het duurzaamheidbeleid te implementeren. In de SAA is een aantal stappen doorlopen. In de eerste stap is op basis van de ALM uitkomsten een groot aantal portefeuillesamenstellingen gegenereerd. Deze portefeuilles hebben allemaal risicorendementskarakteristieken die lijken op de karakteristieken van de ALM portefeuille. In de tweede stap zijn uit deze portefeuilles de portefeuilles geselecteerd die voldoen aan de gestelde eisen van het pensioenfonds. In de derde stap zijn deze geselecteerde portefeuilles nader geanalyseerd door middel van marktscenario’s voor de relevantie beleggingscategorieën. Op basis van deze analyses wordt inzicht gegeven in criteria die voor pensioenfonds ANWB belangrijk zijn: - Kans op een dekkingsgraad kleiner dan 80% en 90% op een horizon van 1, 5 en 10 jaar. - Verwacht overrendement ten opzichte van de verplichtingen op een horizon van 1, 5 en 10 jaar. - De dekkingsgraad in een extreem scenario (2,5% percentiel) op een horizon van 1, 5 en 10 jaar. - Inzicht in de scores van de portefeuille op kwalitatieve kenmerken. Op basis van de uitkomsten van de SAA analyses, is er gevraagd om additionele portefeuilles nader te bekijken. Dit betreft portefeuilles met eenzelfde rendementsverwachting, maar een lager risicoprofiel ten opzichte van de ALM portefeuille. Gegeven de voorkeuren van het pensioenfonds met betrekking tot hedge funds is besloten om de allocatie naar alternatieve beleggingscategorieën geheel in te vullen met grondstoffen. Uiteindelijk heeft het bestuur op advies van de BRAC gekozen voor de strategische portefeuillesamenstelling, zoals weergegeven in de laatste kolom.
Beleggingsplan
Pagina 12
Pensioenfonds ANWB Asst allocatie
ALM
Geadviseerde SAA
Vastrentende waarden
47,5%
56,0%
Staatsobligaties AAA/AA
38,0%
33,0%
Bedrijfsobligaties IG (Global)
7,1%
10,0%
Bedrijfsobligaties High Yield (Global)
2,4%
8,0%
Emerging Market Debt
5,0%
Aandelen
42,5%
Aandelen developed
40,0% 36,1%
27,0%
Aandelen hoog dividend
4,0%
Aandelen opkomende markten
6,4%
3,0%
Aandelen small cap
6,0%
Alternatieven
10,0%
4,00%
Grondstoffen
2,0%
Hedgefunds
8,0%
4,00%
100,0%
9,0%
Op basis van de lange termijn verwachtingen van ING IM ICS is de rendementsverwachting ten opzichte van de verplichtingen van deze portefeuille gelijk aan die van de ALM portefeuille. Het bijbehorende risicoprofiel ligt echter lager. Tevens is met de geadviseerde SAA een verbetering van kwalitatieve voorkeuren, als transparantie en mogelijkheden voor implementatie van een duurzaamheidbeleid, bewerkstelligd. Bij de implementatie van de strategische verdeling is rekening gehouden met het feit dat de beleggingen van het pensioenfonds zijn ondergebracht in een FGR structuur, die is beschreven in paragraaf 2.3. De gevolgen hiervan voor de strategische verdeling zijn in paragraaf 4.4 nader toegelicht. De daadwerkelijke beleggingsportefeuille ziet er per 31 december 2013 als volgt uit: Matching Portefeuille FGR Kortlopende obligaties Geldmarktbeleggingen FGR Matching Sw aps Staatsobligaties AAA / AA
Pensioenfonds ANWB 31-12-2013 Norm Waarde (* € 1m io) 0.0% 13,8 0.0% 13,8 35,0% 341,5 -14,5 35,0% 356,0
Return Portefeuille FGR Return Vastrentende waarden Global Staatsobligaties Bedrijfsobligaties IG (Global) Bedrijfsobligaties High Yield (Global) Emerging Market Debt FGR Return Aandelen Aandelen developed Aandelen hoog dividend Aandelen opkomende markten Aandelen small cap Putopties Liquiditeiten FGR Complementaire Waarden Grondstoffen Totaal
21,0%
220,2
441,8 26,2% 4,2% 3,6% 6,0%
4,0%
4,2% 8,6% 2,2% 5,8% 41,7%
274,8 52,3 37,8 65,6 10,7 0,6 42,8
4,0% 100%
20,8% 44,8 90,7 23,7 61,0
10,0% 6,3% 4,7% 40,0%
Procentueel 1,3% 1,3% 32,2% -1,4% 33,6%
25,9% 4,9% 3,6% 6,2% 1,0% 0,1% 4,0%
42,8 1.060,1
4,0% 100%
In bovenstaande tabel is de “ norm” de strategisch portefeuille, die na de volledige transitie zal gaan gelden.
Beleggingsplan
Pagina 13
4.3 Matching- en returnportefeuille De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is opgesplitst in een matching- en returnportefeuille. Daarnaast is er nog een specifieke afdekkingsportefeuille. De doelstelling van deze onderdelen is al volgt: - Matchingportefeuille: deze is gericht op het beheersen van het renterisico van de verplichtingen van het pensioenfonds. Deze portefeuille bestaat daarom uit beleggingen die een hoge correlatie met de euro swap rente hebben, namelijk Euro staatsobligaties met hoge kredietwaardigheid en renteswaps. Hiermee wordt gestuurd op een strategische afdekking van het renterisico van 50%. - Returnportefeuille: het doel van deze portefeuille is om extra rendement te behalen ten opzichte van de verplichtingen, zodat voldaan kan worden aan bijvoorbeeld de indexatieambities van het pensioenfonds. In deze portefeuille kunnen verschillende type beleggingen zijn opgenomen, waaronder obligaties van opkomende landen, bedrijfsobligaties, aandelen en grondstoffen. - Afdekkingsportefeuille bestaande uit aandelen putopties: hiermee wordt de dekkingsgraad van het pensioenfonds beschermd tegen de negatieve invloed van extreme marktomstandigheden. Hierin zijn de aandelen putopties opgenomen.
4.4 Normportefeuille binnen de FGR structuur Zoals beschreven in paragraaf 2.3 zijn de beleggingen van het pensioenfonds ondergebracht in een FGR structuur. Dit impliceert dat de beleggingen van de verschillende participanten gecombineerd en vertaald dienen te worden in de bestaande FGR structuur. Hierbij wordt rekening gehouden met de splitsing naar en matching- en returnportefeuille. Dit heeft tot gevolg dat de uiteindelijke strategische samenstelling van de portefeuille in beperkte mate afwijkt van de strategische portefeuillesamenstelling zoals vermeld in paragraaf 4.2. Het bestuur van het pensioenfonds heeft op advies van de BRAC Pensioenfonds ingestemd met deze aanpassingen omdat deze geen significante veranderingen van het risico- rendementsprofiel met zich meebrengen. De resulterende strategische portefeuillesamenstelling voor het pensioenfonds is weergegeven in onderstaande tabel. In deze tabel is ook de opsplitsing gemaakt naar de matching-en returnportefeuille. Gedurende 2013 heeft de transitie plaatsgevonden naar deze nieuwe portefeuillesamenstelling . In 2014 dienen nog 5 managers aangesteld te worden.
4.5 Bandbreedtes en vrijheidsgraden Het absolute risicoprofiel van de beleggingsportefeuille van Pensioenfonds ANWB wordt bepaald door de strategische asset allocatie. Afwijkingen van dit risicoprofiel kunnen ontstaan door marktfluctuaties en door het innemen van tactische posities. Deze afwijkingen van het risicoprofiel worden begrensd door bandbreedtes vast te stellen rondom de gestelde normgewichten. Er zijn bandbreedtes op meerdere niveaus: - Binnen een FGR zijn er bandbreedtes gedefinieerd voor elke beleggingscategorie waarin belegd wordt. - De allocatie van het pensioenfonds naar een bepaalde FGR is begrensd middels een bandbreedte.
Beleggingsplan
Pagina 14
-
Tot slot, volgt uit bovenstaande twee bandbreedtes automatisch een bandbreedte voor het gewicht van het pensioenfonds naar een bepaalde beleggingscategorie. Het bestuur definieert de bandbreedtes die gelden voor de allocatie naar de verschillende FGR’s. Het bestuur heeft deze bandbreedtes als volgt vastgesteld: Pensioenfonds ANWB Matching Portefeuille FGR Kortlopende obligaties FGR Matching
Norm 0.0% 35,0%
Min 0.0% 30,0%
Max 5,0% 40,0%
Return Portefeuille FGR Return Vastrentende waarden FGR Return Aandelen FGR Complementaire Waarden
21,0% 40,0% 4,0%
16,0% 35,0% 0.0%
26,0% 45,0% 9,0%
Ten behoeve van de performance meting zal op kwartaalbasis gerebalanced worden. Elk kwartaal wordt het benchmarkgewicht dus gelijk gesteld aan het normgewicht voor een bepaalde FGR. Op deze manier wordt een regelmatig beslismoment geforceerd om te bepalen of de afwijking van de werkelijke portefeuille ten opzichte van de benchmark nog acceptabel is. Uit de bovenstaande bandbreedtes op FGR niveau en de per FGR gedefinieerde bandbreedtes voor de beleggingscategorieën volgen de bandbreedtes per beleggingscategorie voor het pensioenfonds . Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Pensioenfonds ANWB Matching Portefeuille FGR Kortlopende obligaties Geldmarktbeleggingen FGR Matching Staatsobligaties AAA / AA
Norm 0.0% 0.0% 35,0% 35,0%
Min 0.0% 0.0% 30,0% 29,1%
Max 5,00% 5,0% 40,0% 40,0%
Return Portefeuille FGR Return Vastrentende waarden Bedrijfsobligaties IG (Global) Bedrijfsobligaties High Yield (Global) Emerging Market Debt FGR Return Aandelen Aandelen developed Aandelen hoog dividend Aandelen opkomende markten Aandelen small cap FGR Complementaire Waarden Grondstoffen
21,0% 10,0% 6,3% 4,7% 40,0% 26,2% 4,2% 3,6% 6,0% 4,0% 4,0%
16,0% 6,8% 4,0% 2,8% 35,0% 21,2% 1,9% 1,4% 3,5% 0.0% 0.0%
26,0% 13,7% 9,1% 7,2% 45,0% 31,7% 7,0% 6,3% 9,0% 9,00% 9,0%
4.6 Renteafdekking Het pensioenfonds heeft een matchingportefeuille ingericht om de nominale dekkingsgraad te beschermen tegen renterisico’s. Het renterisico wordt strategisch voor 50% afgedekt. Er wordt hier Beleggingsplan
Pagina 15
gekeken naar het economische renterisico ofwel de gevoeligheid voor de euro swap curve. Dit betekent dat wanneer de verplichtingen van het pensioenfonds in waarde veranderen als gevolg van veranderingen in de euro swap curve, deze waardeveranderingen grofweg voor 50% terugkomen in de beleggingen van de matchingportefeuille. Als bandbreedte wordt 48% tot 52% gehanteerd. In de matchingportefeuille zijn de volgende instrumenten opgenomen, die een hoge mate van correlatie met de euro swap curve kennen: - Euro staatsobligaties met hoge kredietwaardigheid - Renteswaps De rentehedge ratio wordt bepaald op basis van de strategische gewichten en de onderliggende benchmarks van Euro staatsobligaties en bedrijfsobligaties met een hoge kredietwaardigheid. Voor de verplichtingen wordt gebruik gemaakt van de informatie die op kwartaalbasis door de actuaris wordt aangeleverd. Om het risico van veranderingen in de vorm van de rentetermijnstructuur (curverisico) te beperken, zijn er meerdere renteswaps met verschillende looptijden geïmplementeerd. Het pensioenfonds heeft besloten om hierbij rekening gehouden met het curverisico van de rentetermijnstructuur op basis van een Ultimate Forward Rate (UFR). De renteswaps worden dus afgestemd op het risicoprofiel van de UFR-FTK rekenrente. Er kan zowel gebruik gemaakt worden van receiver als payer swaps. Dit zijn over-the-counter (OTC)derivaten. Om de tegenpartijrisico’s te beheersen heeft het pensioenfonds de maatregelen getroffen die zijn beschreven in paragraaf 2.11 Tegenpartijbeleid.
4.7 Aandelenafdekking Naast het afdekken van het renterisico, dekt het pensioenfonds een deel van het aandelenrisico af om de nominale dekkingsgraad te beschermen tegen extreme risico’s. Eind 2011 hebben het bestuur en de BRAC verschillende workshops gehouden om het strategisch risicobeleid vast te stellen. Naar aanleiding hiervan is besloten om naast een strategische afdekking van het renterisico van 50%, een additionele afdekking van 50% van zakelijke waarden te hanteren. Op basis van de strategische portefeuillesamenstelling, die in 2013 is vastgesteld, komt dit neer op een afdekking van het aandelenbelang van 62%. Hierom wordt een toegestane bandbreedte gehanteerd van 57% tot 67%, bepaald op basis van onderliggende waarde voor zowel de aandelen als de opties. Ten behoeve van de aandelenafdekking wordt gebruik gemaakt van Quanto Basket putopties. Met een Quanto optie wordt het valutarisico in een aandelenputoptie voor circa 100% afgedekt. Omdat het een basket optie is, wordt een putoptie gekocht op een mandje van indices. Het onderliggende mandje van een aandelenputoptie sluit op het moment van afsluiten zoveel mogelijk aan bij de specifieke samenstelling van benchmarks van de (voor de hedge gedefinieerde) strategische aandelenportefeuille en de weging daartussen van dat moment. De looptijd van een aandelenputoptie is op het moment van afsluiten maximaal 5 jaar. De Quanto basket opties zijn over-the-counter (OTC)-derivaten. Om de tegenpartijrisico’s te beheersen heeft Pensioenfonds ANWB de maatregelen getroffen die zijn beschreven in paragraaf 2.11 Tegenpartijbeleid.
Beleggingsplan
Pagina 16
4.8 Valuta-afdekking Het pensioenfonds heeft de investment belief dat “valutabeleid wordt ingezet om risico’s te reduceren”. Valutakoersen zijn door de tijd heen slecht voorspelbaar en modelleerbaar. Het pensioenfonds gelooft daarom niet in de toegevoegde waarde van actief beheer op valutaposities. Om de volatiliteit van de totale portefeuille en daarmee de volatiliteit van de solvabiliteit te beperken dekt het pensioenfonds vreemde valuta posities zoveel mogelijk af, rekening houdend met de kosten . De afdekking van het valutarisico vindt plaats binnen de verschillende FGR’s. Deze wordt uitgevoerd door KAS Bank gebruikmakend van valutatermijncontracten.
4.9 Actief versus passief Actief beheer geeft aan de vermogensbeheerder van een mandaat of beleggingsfonds de ruimte om posities in te nemen die afwijken van de benchmark. Het bestuur is van mening dat actief beheer kan lonen in inefficiënte financiële markten. Door het gericht inzetten van een actief beleggingsbeleid kan geprofiteerd worden van marktinefficiënties op diverse beleggingscategorieën. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om in bepaalde inefficiënte markten actief beheer te voeren en streeft ernaar op deze manier een hoger rendement dan het (passieve) marktrendement te behalen. De keuze tussen actief en passief beheer zal verschillen per beleggingscategorie en zal periodiek herzien worden. Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen marktinefficiënties, de mogelijkheden die managers hebben om outperformance te genereren en de kosten. Het pensioenfonds zal hierover geadviseerd worden door Altis, voor 2014 is de portefeuille , na de volledige transitie, samengesteld volgens onderstaand overzicht. Van de portefeuille zijn de volgende categorieën op (deels) passieve wijze ingevuld: - Aandelen Europa (circa 50% passief) - Aandelen Amerika (circa 30% passief) - Grondstoffen (enhanced passief) Voor Grondstoffen wordt gekozen voor een “enhanced passieve” strategie. Dit betekent dat de allocatie naar grondstoffen identiek zijn aan de benchmark; de manager probeert de benchmark te verslaan door een andere methode van repliceren te hanteren. De andere categorieën in de beleggingsportefeuille worden op 100% actieve wijze ingevuld. Dit geldt derhalve ook voor de Vastrentende Waarden. In de beleggingsrichtlijnen is een doelstelling opgenomen voor de rendements/risicoverhouding per mandaat
4.10 Discretionaire mandaten versus beleggingsfonds Het pensioenfonds heeft een voorkeur voor het beleggen middels discretionaire mandaten binnen de verschillende FGR’s. Hiervoor zijn de volgende redenen: - Uitvoeringskosten: bij een voldoende grote omvang van het belegd vermogen zijn de kosten van discretionaire mandaten over het algemeen lager dan de kosten van een beleggingsfonds. - Risicobeheersing: in principe zijn discretionaire mandaten transparanter dan beleggingsfondsen, waardoor de risico’s inzichtelijker zijn. Beleggingsplan
Pagina 17
-
-
Flexibiliteit: bij discretionaire mandaten kunnen er specifieke afspraken gemaakt worden met betrekking tot de te hanteren richtlijnen. Beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen: het pensioenfonds heeft een eigen beleid opgesteld voor maatschappelijk verantwoord beleggen. Het streven is om dit beleid te implementeren voor een zo groot mogelijk deel van de portefeuille. Discretionaire mandaten bieden hiervoor meer mogelijkheden. Kostentransparantie.
Echter er kunnen redenen zijn waardoor het beleggen via een beleggingsfonds aantrekkelijker is. Dit is bijvoorbeeld wanneer de omvang van het totaal belegd vermogen naar een bepaalde categorie gering is en de uitvoeringskosten van een mandaat erg hoog worden. Een andere reden is dat de geselecteerde “best-in-class” manager niet bereid is om een mandaat te beheren en er geen geschikte alternatieve managers beschikbaar zijn. Voor iedere beleggingscategorie wordt daarom zorgvuldig de afweging gemaakt of de beleggingen discretionair via een mandaat dan wel via een fonds worden ingevuld.
4.11 Maatschappelijk verantwoord beleggen In haar investment beliefs heeft het pensioenfonds opgenomen dat maatschappelijk verantwoord beleggen een onderdeel vormt van de bepaling en uitvoering van het beleggingsbeleid. Het bestuur is ervan overtuigd dat financieel en maatschappelijk rendement goed kunnen samengaan. Bij het beleggen wordt bewust rekening gehouden met de zogenaamde ESG-factoren: Environment (milieu), Social (maatschappij) en Governance (goed bestuur van de onderneming). Het pensioenfonds wil voorkomen dat gelden terechtkomen bij ondernemingen die handelen in strijd met internationale wet en regelgeving en principes die zij hanteert. Zij kiest ervoor om de uitgangspunten van Global Compact van de Verenigde Naties te hanteren en nationale en internationale beginselen en codes bij de beslissingen te betrekken. Voor Nederland geldt in het bijzonder de ‘Code Tabaksblat’. Concreet betekent dit dat het pensioenfonds voor een zo groot mogelijk deel van de beleggingen de volgende zaken nastreeft voor discretionaire mandaten: - Samenwerken met vermogensbeheerders die de UNPRI erkennen door deze te ondertekenen of duidelijk te maken dit op een afzienbare tijd te doen. - Een uitsluitingenbeleid te hanteren waarbij de volgende principes leidend zijn: o Respect voor kernrechten van de mens; o niet schuldig maken aan kinderarbeid; o onthouden van betrokkenheid bij dwangarbeid; o onthouden van vormen van corruptie; o onthouden van vormen van milieuvervuiling; o geen betrokkenheid bij de ontwikkeling van controversiële wapensystemen (waaronder clusterbommen, kernwapens en nucleaire wapens), bij verschaffing van diensten voor de ontwikkeling, het gebruik en onderhoud van deze systemen of bij controversiële wapenhandel; o respect voor algemeen aanvaarde ethische beginselen die gelden in een menswaardige samenleving. Beleggingsplan
Pagina 18
De uitsluitingenlijst wordt in samenwerking met de integraal vermogensbeheerder opgesteld, gebruikmakend van de database van Sustainalytics. Deze uitsluitingenlijst wordt op regelmatige basis herzien. Hiervoor zal in 2014 een workshop worden georganiseerd.
Beleggingsplan
Pagina 19
5. Risicobeheer Risico analyses, beheersmaatregelen en effectieve monitoring zijn essentiële onderdelen van een beheerste bedrijfsvoering. De wijze waarop dit is georganiseerd voor het pensioenfonds is beschreven in dit hoofdstuk.
5.1 Risicomanagement Strategisch risicomanagement Het pensioenfonds heeft in 2014 (planning effectief per 1 juni ) het strategisch risicomanagement overgedragen van Cardano naar de integraal manager, ING IM, die periodiek monitort of de balansrisico’s nog aansluiten bij de strategische doelstellingen en de verschillende balansrisico’s monitort. Tevens wordt er door de integraal vermogensbeheerder op kwartaalbasis een risicoanalyse uitgevoerd, waarmee de korte termijn risico’s inzichtelijk worden gemaakt. Middels deze risicoanalyse wordt bijvoorbeeld een inzicht verkregen in de kans dat de dekkingsgraad op een 1jaars horizon onder 80%, 90% en 100% komt en wordt een gevoeligheidsanalyse gepresenteerd voor rente en aandelenrendementen. De resultaten van deze risicoanalyse zijn opgenomen in de Risicomonitor van ING IM ICS en periodiek besproken met het bestuur Monitoren van bandbreedtes Om te voorkomen dat het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille teveel afwijkt van de strategische doelstelling, zijn bandbreedtes gedefinieerd voor de allocaties naar de verschillende FGR’s en voor de beleggingen binnen de FGR’s. Deze zijn opgenomen in de beleggingsrichtlijnen van het pensioenfonds en in de beleggingsrichtlijnen van de verschillende FGR’s. Deze beleggingsrichtlijnen worden op doorlopende basis gemonitord door zowel de integraal vermogensbeheerder (ING IM ) als de hoofdbeleggingsadministrateur (KAS Bank) en daarover wordt gerapporteerd aan het bestuur. De integraal vermogensbeheerder zal in elk geval in overleg treden met het pensioenfonds wanneer overschrijdingen optreden ten aanzien van de allocatie van het pensioenfonds naar een bepaalde FGR. In de FGR’s zijn externe vermogensbeheerders aangesteld voor het beheer van mandaten of beleggingsfondsen. De formele monitoring van de afspraken die gemaakt zijn met deze externe vermogensbeheerders ligt bij de risicomanagement afdeling van deze externe beheerders. De integraal vermogensbeheerder neemt in het selectietraject van een externe vermogensbeheerder de inrichting van risicomanagementprocessen als een belangrijk criterium mee. Op kwartaalbasis wordt door Cardano de rente- en aandelenafdekking gemonitord. Daarnaast wordt een extra check gedaan op de rentehedge ratio wanneer sprake is van een forse renteverandering (+/- 50 basispunten ten opzichte van de laatste check). Mochten de bandbreedtes worden overgeschreden, dan zal door de integraal vermogensbeheerder er een voorstel worden opgesteld om deze weer binnen de bandbreedtes te brengen. Afdekking rente- en aandelenrisico
Beleggingsplan
Pagina 20
Om rente- en aandelenrisico’s te reduceren maakt het pensioenfonds gebruik van rente- en aandelenderivaten die “Over-the-counter” worden gehandeld met verschillende tegenpartijen. De afspraken met betrekking tot het handelen van deze derivaten zijn vastgelegd in ISDA contracten en bijbehorende CSA’s. Dit betreft onder andere de voorwaarden met betrekking tot het uitwisselen van onderpand om de tegenpartijrisico’s te beperken. Er is afgesproken dat op dagbasis bekeken wordt of aanvullend onderpand uitgewisseld dient te worden. Wanneer het verschil tussen de marktwaarde van de uitstaande derivaten bij een bepaalde tegenpartij en de waarde van het reeds uitstaande onderpand groter is dan een bepaald bedrag (“minimum transfer amount”), zal additioneel onderpand moeten worden uitgewisseld. Ook zijn afspraken gemaakt over de obligaties die als onderpand kunnen dienen, bijvoorbeeld over de looptijd, rating en haircut. Het pensioenfonds kan staatsobligaties uit het mandaat bij BlackRock gebruiken als eventueel onderpand. Hiervoor is een Service Level Agreement opgesteld tussen pensioenfonds , Stichting Bewaar ANWB, Cardano en BlackRock. Cardano zal gedurende het jaar vervangen worden door ING IM. Tevens zal worden onderzocht of de staatsobligaties uit het mandaat van Robeco ook gebruikt kunnen worden als onderpand.
5.2 Rapportages Voor het pensioenfonds worden verschillende rapportages opgesteld met betrekking tot de beleggingsresultaten en specifieke risicorapportages. Op verzoek van het bestuur worden deze rapportages ook tijdens bestuursvergaderingen mondeling toegelicht. Beleggingsrapportage Op maandbasis ontvangt het pensioenfonds vanuit ING IM en vanuit KAS Bank een rapportage die inzicht geeft in de huidige posities en beleggingsresultaten. Op kwartaalbasis wordt een uitgebreidere rapportage opgesteld waarin onder andere een dekkingsgraadattributie en een attributie van de rendementen is opgenomen. Risicorapportages Op kwartaalbasis wordt door ING IM ICS een Risicomonitor opgesteld. Middels deze rapportage kan een inzicht worden verkregen in verschillende balansrisico’s waaronder renterisico, concentratierisico, tegenpartijrisico en valutarisico. Tevens zijn in deze rapportage analyses opgenomen met betrekking tot het korte termijn solvabiliteitsrisico. Door Cardano wordt op kwartaalbasis een risicorapportage specifiek over de rente- en aandelenafdekking opgesteld. Hierin wordt onder andere een toelichting geven op de (waarde)ontwikkeling van de afdekkingsstrategieën en inzicht gegegven in de effectiviteit van de afdekking. Deze rapportage komt te vervallen op het moment dat de activiteiten van Cardano zullen zijn overgedragen aan ING IM. Kasbank levert maand- en kwartaalrapportages als check op de rapportages van ING IM . AZL bepaalt maandelijks de Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) en het Vereist Eigen Vermogen (VEV).
Beleggingsplan
Pagina 21