Beleggingsplan Stichting Pensioenfonds Rockwool 2015
11 december 2014
Voorwoord
De beleggingscommissie heeft onder andere als mandaat het monitoren van de vermogensbeheerders en het doen van voorstellen voor het beleggingsbeleid. De beleggingscommissie doet daarbij een voorstel voor een beleggingsplan conform de algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen (investments beliefs). Dit beleggingsplan is als conceptversie in het bestuur toegelicht en door het bestuur goedgekeurd in haar vergadering van 11 december 2014. Dit beleggingsplan voorziet in een beleggingsbeleid op strategisch niveau en de ruimte voor tactische allocatie. Strategische aanpassingen van het beleggingsplan worden door de beleggingscommissie voorgesteld aan het bestuur en pas na goedkeuring door het bestuur doorgevoerd.
2
Inhoudsopgave
1. 2. 3.
4.
Inleiding Algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen (“investment beliefs”) Strategisch beleid 3.1 Rentehedge beleid 3.2 Vastrentende waarden beleid 3.3 Aandelenbeleid 3.4 Vastgoedbeleid 3.5 Valutabeleid 3.6 Derivatenbeleid 3.7 Liquiditeitenbeleid 3.8 Uitlenen van effecten 3.9 Verantwoord beleggen /CSR Rockwool Group Beleggingsbeleid en risicobeheersing 4.1 Risico’s
4 5 7 9 10 11 11 12 12 13 14 14 16 16
3
1. Inleiding Vanuit het bestuur heeft de beleggingscommissie als mandaat, naast het monitoren van de vermogensbeheerders en het doen van voorstellen van beleggingsbeleid, het opstellen van het beleggingsplan. Het beleggingsplan wordt aan het bestuur voorgelegd, waarna het plan door het bestuur wordt vastgesteld. In dit beleggingsplan wordt het strategisch beleggingsbeleid nader gespecificeerd. In verband met het op handen zijnde nieuwe financiële toezichtkader (FTK) op 1 januari 2015 en in afwachting van meer informatie hierover door DNB eind januari 2015 wordt het voorbehoud gemaakt voor aanpassing van dit plan in de loop van 2015. Om verantwoord beleid te kunnen maken is meer informatie nodig dan er op dit moment beschikbaar is. Aandacht wordt besteed aan algemene- en fonds specifieke ontwikkelingen en de vooruitzichten van de macro economische omgeving en de financiële markten voor 2015. Een uitwerking van de verschillende risico’s is opgenomen onder 4.1 Beleggingsbeleid en risicobeheersing. Zowel in de risicoparagraaf van de jaarrekening als in de ABTN komt het beleid met betrekking tot de beleggingen aan de orde. Om een compleet beeld te geven wordt allereerst ingegaan op de algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen (de zogenaamde “investment beliefs”). Daarna wordt ingegaan op de strategische asset allocatie vanuit de ALM en het herstelplan. Vervolgens wordt nader ingegaan op het rentehedge beleid, vastrentende waardenbeleid, aandelenbeleid, vastgoedbeleid, valutabeleid, derivatenbeleid, liquiditeitenbeleid en tot slot het beleggingsbeleid en de risicobeheersing. Per mandaat en beleggingsfonds is een profiel uitgewerkt met onder meer de doelstelling, benchmark, beleggingsuniversum, stijl, strategie, de portefeuille manager(s) en de beleggingsrestricties. Ingegaan wordt op de verschillende risico’s, het beleid ten aanzien van deze risico’s, strategische posities en bandbreedtes voor tactische allocatie. Daarnaast zijn statistische gegevens opgenomen als tracking error, beta, alpha, information ratio en standaarddeviatie. Dit beleggingsplan wordt regelmatig aangepast aan de actuele situatie en aan het bestuur voorgelegd ter goedkeuring.
4
2. Algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen (“Investment beliefs”)
In de ABTN van 1 juli 2014 (Verklaring beleggingsbeginselen) is het volgende opgenomen. Bij de uitvoering van het strategisch beleggingsplan staat de “prudent person” regel, volgens de weten regelgeving, centraal. Deze regel heeft de onderstaande uitgangspunten:
Het pensioenfonds doet de beleggingen in het belang van de (gewezen) deelnemer en gepensioneerden. Met betrekking tot belegging van de activa gelden de onderstaande voorschriften: o De activa worden zodanig belegd dat de kwaliteit, veiligheid, liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. o De activa die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden zoveel mogelijk op gereglementeerde markten belegd op een wijze die strookt met de aard en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. o De activa worden naar behoren gediversifieerd. o Het pensioenfonds belegt alleen in derivaten voor zover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico en of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken.
Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is gebaseerd op bepaalde visies en overtuigingen (algemene uitgangspunten beleggingsbeginselen of wel “investment beliefs”). De doelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven naar het waardevast houden van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Voor het waardevast houden wordt in principe geen premie betaald. Om deze doelstelling te bereiken, is het van het grootste belang dat de beleggingsresultaten van het pensioenfonds op lange termijn en met aanvaardbare risico’s zo hoog mogelijk zijn. De overtuigingen vertalen zich in beleidskeuzes voor de inrichting van het vermogensbeheer.
Beleggingsrisico wordt beloond. Het nemen van weloverwogen beleggingsrisico wordt op lange termijn beloond in de vorm van een hoger rendement. Ook zijn bepaalde reële activa zoals aandelen op lange termijn minder risicovol dan op korte termijn. Dit zijn redenen om zakelijke waarden (bijvoorbeeld aandelen en vastgoed) op te nemen in de portefeuille. Diversificatie over beleggingscategorieën, regio’s, sectoren en stijlen loont (risicobeheersing). Een gespreide portefeuille levert toegevoegde waarde. Hierbij rekening houdend met 5
complexiteit en transparantie. Pensioenfonds Rockwool wil het renterisico beperken. De globalisering van de economie biedt mogelijkheden in opkomende markten. Bij het beleggen wordt rekening gehouden met marktomstandigheden als deze materieel afwijken van de verwachtingen die de grondslagen vormen voor het beleid. Wij achten het op sommige markten mogelijk om door middel van actief beheer een rendement te realiseren dat boven het gemiddelde van die markt ligt. Wij vinden het van belang dat onze beleggingen binnen het kader van internationaal geaccepteerde uitgangspunten als maatschappelijk verantwoord kunnen worden bestempeld. Dat betekent dat wij bijvoorbeeld niet meewerken aan beleggingstransacties die verboden zijn, zoals op grond van nationaal dan wel internationaal recht. Daarbij streven wij er naar dat het rendement/risicoprofiel niet ongunstig wordt beïnvloed. Risico’s worden inzichtelijk gemaakt en tijdens alle stappen van het beleggingsproces zo goed mogelijk beheerst.
6
3. Strategisch beleid
Bovenstaande beleggingsbeginselen worden meegenomen in het strategisch beleggingsbeleid, waar onder het ALM-beleid. Pensioenfonds Rockwool voert een op de lange termijn gericht beleggingsbeleid. Dit beleid sluit aan bij de doelstellingen en verplichtingen van het pensioenfonds: een goed en betaalbaar pensioen tegen een acceptabel risico. Om een goed betaalbaar pensioen te realiseren is het bovenal nodig dat er op langere termijn voldoende rendement gecorrigeerd voor inflatie wordt behaald. Door de ruimte die er is om risico’s te nemen zo goed mogelijk te benutten wordt dit nagestreefd. De stappen van het beleggingsbeleid zijn: Stap 1 Asset & Liability Management (ALM) Het uitgangspunt voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille is de ALM-studie. Het bestuur bepaalt met de informatie uit de ALM-studie de hoofdlijnen van het beleggingsbeleid (inclusief de rentehedge) en stelt het toelaatbare beleggingsrisico vast en het na te streven rendement. De hoofdlijnen van dit beleggingsbeleid vormen de basis voor de beleggingsstrategie. Stap 2 Beleggingsstrategie Nu wordt concreet invulling gegeven aan de beleggingsmix en de rentehedge, consistent met de preferenties van de ALM uitkomst. De doelstelling van dit proces is het samenstellen van de beleggingsmix die naar verwachting een hoger rendement oplevert en een lager risico heeft dan een vooraf vastgestelde basis mix. De verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s en de bijbehorende benchmarks vormen het uitgangspunt voor het portefeuillebeheer (strategische (norm)portefeuille). Stap 3 Portefeuille beheer Het resultaat van het portefeuillebeheer is een beleggingsportefeuille conform stap 2 met daarin een spreiding van aandelen, obligaties en andere beleggingscategorieën en invulling van de rentehedge. De resultaten van de daadwerkelijke beleggingsportefeuille worden vergeleken met de strategische (norm) portefeuille. Het pensioenfonds heeft in 2009 een korte- en een lange termijn herstelplan ingediend bij DNB naar aanleiding van het dekkingstekort ultimo 2008. Volgens het ingediende herstelplan werd ultimo 2013 een dekkingsgraad van 104,6% verwacht. De werkelijke dekkingsgraad bedroeg ultimo 2013 106,1%. Hiermee is het korte termijn herstelplan beëindigd. Uit het voorliggende lange termijn herstelplan blijkt dat het pensioenfonds naar verwachting binnen 15 jaar, gerekend vanaf 1 januari 2009, voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (VEV). Uitgangspunten hierbij zijn o.a. dat het beleggingsbeleid niet wordt aangepast. Er wordt een gemiddeld rendement verondersteld van 5,3%. De berekening hiervan is gebaseerd op de Regeling Parameters. Voor de komende jaren wordt een minimale stijging van de marktrente verwacht.
7
Op dit moment (eind november 2014) is duidelijk dat het huidige FTK gaat veranderen. Het streven is om de nieuwe regelgeving per 1 januari 2015 in werking te laten treden. Echter, de Eerste kamer moet hier nog over besluiten en eind januari 2015 komt er vanuit DNB meer informatie over. DNB gaat dan onder meer in op prioriteiten die DNB stelt in het toezicht op het nieuwe FTK na 1 juli 2015. Ook geeft DNB een overzicht van de aanpassingen die pensioenfonds in ieder geval moeten doen om te voldoen aan de wet. Gegeven de onduidelijkheden op dit moment over bepaalde berekeningen, uitgangspunten enz. kiest het pensioenfonds ervoor om nog even te wachten met eventuele beleidsaanpassingen. Wel is het pensioenfonds voorstander van een dynamisch beleggingsbeleid. Een dynamisch beleggingsbeleid maakt het mogelijk dat het pensioenfonds binnen vooraf vast te stellen beleidskaders het risicoprofiel in de tijd verhoogt of anderszins wijzigt, mocht dat gegeven de omstandigheden wenselijk zijn. De marktomstandigheden van de beleggingen veranderen voortdurend. Vanuit rendement- en risico oogpunt is aanpassing in de tijd gewenst, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de ambitie en risicobereidheid van het pensioenfonds. Een dynamisch beleggingsbeleid legt een aantal belangrijke aspecten vast, op basis waarvan periodiek wordt bijgestuurd. Uit de nieuwe ALM-studie eind 2013/begin 2014 is gekomen dat de huidige strategische asset mix nog steeds optimaal is, hoewel de aanbeveling wordt gedaan voor meer exposure naar vastgoed. In juni 2014 is het vastgoed belang uitgebreid. In onderstaande tabel zijn de strategische normwegingen en bandbreedtes per beleggingscategorie opgenomen, evenals de wegingen van de feitelijke portefeuille eind september 2014. Beleggingscategorie
Vastrentende waarden Zakelijke waarden: Aandelen Vastgoed Overig Liquiditeiten Totaal
Strategische (norm)portefeuille 70% 30% 25% 5% 0% 0% 100%
Minimum
60% 20% 15% 0% 0% 0%
Maximum
80% 40% 35% 10% 5% 5%
Feitelijke portefeuille Ultimo sept. 2014 1) 68,9% 30,5% 25,7% 4,8% 0,0% 0,6% 100,0%
Het pensioenfonds streeft naar een optimale asset mix binnen de bovenstaande strategische bandbreedtes. Nb. 1) De vastrentende waarden portefeuille bestaat o.a. uit een belegging in het ING Fixed Income All Grade Fonds. Een deel hiervan is juridische eigendom van Nationale Nederlanden. Bepaald is dat dit deel altijd 100% belegd is in dit ING fonds en 0% in liquiditeiten. De toegestane afwijkingen ten opzichte van deze normen zijn slechts bedoeld om marktschommelingen op te vangen. De bandbreedte voor dit deel van de vastrentende
8
waarden bij Nationale Nederlanden en de liquiditeiten is +/- 5%. Er wordt geen tactisch beleid gevoerd tussen beide beleggingscategorieën. Deze beleggingsmix, met onderverdeling in de verschillende subcategorieën zorgt er voor dat er ruim voldoende liquiditeit/verhandelbaarheid is. Met uitzondering van de huidige belegging in indirect vastgoed (3,3% van de totale portefeuille ultimo september 2014) kunnen de beleggingen binnen 1 à 2 dagen worden verkocht. In geval van algehele verkoop van het Emerging Markets fonds is binnen 3 dagen 92% van de NAV in cash om te zetten. De renteswaps kunnen dagelijks worden verkocht . Overigens is er een positieve kasstroom vanuit de pensioenen, omdat er meer premie binnenkomt dan er aan uitkeringen uitgaat, wat zorgt voor een stroom van extra liquiditeiten. Gezien de spreiding in de verschillende beleggings(sub)categorieën is het concentratierisico beperkt. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen met de samenstelling van de portefeuille ultimo september 2014. Naast de vaststelling van de beleggingsmix wordt ook het rentehedge beleid vastgesteld. Hiermee wordt de rentemismatch tussen de beleggingen en de verplichtingen deels verlaagd. Hieronder wordt ingegaan op het rentehedge beleid en de andere deelgebieden van het beleggingsbeleid.
3.1 Rentehedge beleid De looptijd van de verplichtingen (eind 2013 bedroeg de duratie 18,0 jaar) is langer dan die van de beleggingen (de duratie van de vastrentende waarden exclusief renteswaps bedroeg eind 2013 7,7 jaar). Vanwege deze mismatch ondervindt het pensioenfonds renterisico. Om de aanwezige mismatch te beperken, dekt het fonds middels renteswaps het renterisico gedeeltelijk af. Zo bedroeg eind 2013 de duratie van de vastrentende waarden inclusief renteswaps 15,4 jaar. Het strategisch beleid met betrekking tot de rentehedge wordt vastgesteld volgens de vloersystematiek. Uitgangspunt hierbij is om op termijn de nominale VPV voor 100% veilig te stellen, zodat als de rente daarna daalt de dekkingsgraad niet ook naar beneden gaat. Aan de andere kant moet overhedgen voorkomen worden en er ruimte zijn voor de andere beleggingscategorieën, naast vastrentende waarden om extra rendement te generen voor indexatie. Belangrijk is om niet alleen beleid te formuleren gedurende de herstelperiode maar ook op langere termijn. De hedge ratio die het pensioenfonds hanteert is dynamisch. Dit betekent dat naargelang de nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds hoger of lager is dan een bepaald niveau, de hedge ratio wordt aangepast. De strategische afdekking op UFR-basis m.u.v. het effect van het 3-maands gemiddelde, bedraagt thans 72% met een bandbreedte van +/- 10%.
Dekkingsgraad < 100%
Strategisch 72%
Min 62%
Max 82%
9
100%-110% 110%-120% 120%-130% 130%-140% 140%-150% 150%-160%
72% 81% 97% 100% 100% 100%
62% 71% 87% 90% 90% 90%
82% 91% 107% 110% 110% 110%
Aan Montesquieu is een mandaat gegeven om het renterisico deels af te dekken met renteswaps. Het doel is om de rentegevoeligheid van de VPV te matchen op basis van de DNB curve met UFRmethodiek. Dit betekent dat de rentegevoeligheid van de verplichtingen wordt berekend op basis van Actuele rentecurve UFR m.u.v. het effect van 3-maands gemiddelde. Als maatstaf voor de rentegevoeligheid wordt DV01 of wel delta gebruikt. DV01 of delta is de absolute waardeverandering bij een rentedaling van 0,01%. Een DV01 van 100 betekent dat de contante waarde van kasstromen met € 100 stijgt bij een rentedaling van 1 basispunt (0,01%). Indien de dekkingsgraad per maandultimo een bovenstaande bandbreedte voor de dekkingsgraad overschrijdt, zal Montesquieu zo snel als mogelijk het pensioenfonds hierover informeren. Na besluitvorming door het pensioenfonds of en op welke wijze de tactische bandbreedte, die correspondeert bij de gewijzigde strategische hedge ratio, dient te worden benut, maakt Montesquieu een voorstel voor de herstructurering van de derivaten-portefeuille. Sinds eind 2012 is gekozen voor een passieve matching ten opzichte van de kasstromen van de verplichtingen. De matching is ingericht met looptijdgroepen. Rekening wordt gehouden met de curvepositionering, de bandbreedtes en overige begrenzingen. Met betrekking tot het gebruik van renteswaps wordt door Montesquieu gemonitord dat het tegenpartijrisico beheerst wordt en dat er zekerheden worden gesteld voor de financiële risico’s. Periodiek worden de ratings van de tegenpartijen door de beleggingscommissie beoordeeld. In september 2014 zijn de credit ratings van de tegenpartijen AA-, A en A. Voor deze renteswaps worden zekerheden uitgewisseld met de tegenpartij. De discretionaire vastrentende waardenportefeuille met staatsobligaties bij ING kan als zekerheid dienen. In het geval van bepaalde rente-omstandigheden, bestaat de mogelijkheid dat het pensioenfonds zekerheden dient te betalen aan de tegenpartij, als gevolg daarvan loopt het pensioenfonds een liquiditeitsrisico. Om concentratierisico te voorkomen is bepaald dat de swaps zoveel mogelijk gespreid moeten zijn over drie tegenpartijen. Het liquiditeitsrisico van de renteswaps is vooralsnog beperkt door de al eerder genoemde positieve kasstroom vanuit de pensioenen. Indien de marktwaarde van de derivatenportefeuille hoger is dan 3,5% negatief of positief van het belegd vermogen zal Montesquieu het pensioenfonds gedurende de maand zo snel mogelijk informeren. Dit betreft een signaalfunctie.
3.2 Vastrentende waarden beleid (naast rentehedge) De vastrentende waarden portefeuille bestaat naast de hierboven genoemde rentehedge uit de volgende beleggingen: 1. ING Fixed Income All Grade Fonds (inclusief GB-depot bij Nationale Nederlanden) 2. ING Discretionaire vastrentende waarden mandaat
10
Het pensioenfonds heeft gekozen voor het beleggingsfonds ING Fixed Income All Grade Fonds vanwege het vertrouwen in de portefeuille manager en zijn team, de goede performance in het verleden, de lage tracking error en de mogelijkheid om op een eenvoudige manier naast staatsleningen en credits in emerging markets debt, high yield en asset backed securities te beleggen. De benchmark is de Barclays Euro Aggregate Index (downgrade tolerant). Daarnaast is een deel belegd in staatsleningen met een AAA-rating uit de EU en een looptijd langer dan of gelijk aan 10 jaar. De benchmark is de Barclays Capital Euro Treasury AAA +10year Index. Deze portefeuille verhoogt de gemiddelde rating. Daarnaast kan deze portefeuille fungeren als zekerheid voor het rentehedge mandaat. Zowel het beleggingsfonds als het discretionaire mandaat zijn dagelijks te verhandelen/verkopen. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen met de samenstelling van de vastrentende waarden portefeuille ultimo september 2014.
3.3 Aandelenbeleid Gekozen is voor beleggingen die gediversifieerd zijn over regio’s/landen in ontwikkelende landen en opkomende markten en sectoren. In 2010 is omwille van de beheersbaarheid het aantal beleggingsfondsen gehalveerd en is gekozen voor twee wereldwijde aandelenfondsen en een beleggingsfonds in opkomende markten. Ook is gekozen voor een spreiding in de wijze van beheren, zowel actief als meer passief. Het ene wereldwijde aandelenfonds heeft een hogere tracking error dan het andere wereldwijde aandelenfonds (enhanced). Bij aanvang had het “global enhanced”beleggingsfonds een kwantitatieve strategie. Sinds begin 2013 is dit veranderd in een fundamentele strategie, die overeenkomt met die van het meer actieve wereldwijde beleggingsfonds echter met een lagere tracking error en wordt nu vanuit Den Haag beheerd. De performance van deze fondsen is een punt van aandacht. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen met de samenstelling van de aandelen portefeuille ultimo september 2014.
3.4 Vastgoedbeleid Gekozen is voor een fund of funds om op een eenvoudige wijze exposure te hebben tot een gediversifieerde continentaal Europese portefeuille van niet-beursgenoteerde fondsen. Naast diversificatie naar land en sector is er ook diversificatie naar stijl. Dit alles met de mogelijkheid van beperkte verhandelbaarheid. Het fonds heeft met name een Core en Core Plus stijl (65% als strategische norm), wat als meest defensief wordt gezien. Bij aankoop had dit fonds de laagste leverage ten opzichte van andere fondsen. Vanwege de expertise van het toenmalige ING real estate, thans CBRE is voor het Eurosiris fonds gekozen. Het verwachte rendement bedroeg bij aanvang gemiddeld 8% per jaar. Inmiddels zijn de vastgoedmarkten verslechterd en is de kwaliteit van een aantal fondsen in de portefeuille achteruit gegaan. Vanwege de financiering en kostenstructuur is het rendement achtergebleven bij de doelstelling. In gezamenlijk verband is besloten om de vrijgekomen gelden niet meer automatisch in nieuwe fondsen te herbeleggen, maar terug te geven aan de 11
participanten. Het bestuur/de beleggingscommissie heeft gekozen om de ontvangen gelden te laten uitkeren in plaats van te herbeleggen. Ook heeft het bestuur besloten om tegen een acceptabele prijs uit dit fonds te stappen als de mogelijkheid zich voordoet. Gedurende de eerste helft van 2014 is nagedacht over herbelegging van de vrijgekomen gelden en hoe de weging van vastgoed in de asset mix op peil kan worden gehouden, overeenkomstig de uitkomst van de recente ALM studie. Na onderzoek van een aantal fondsen is gekozen voor een passief beursgenoteerd wereldwijd vastgoed fonds, een zgn. “índex tracker” of wel “Exchange Traded Fonds (ETF)”, hierna aan te duiden met iShares beleggingsfonds. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen met de samenstelling van de aandelen portefeuille ultimo september 2014.
3.5 Valutabeleid Doordat het pensioenfonds ook belegt in aandelen, vastgoed en vastrentende waarden buiten het Eurogebied, terwijl de verplichtingen in euro’s luiden is er sprake van valutarisico. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Het valutarisico buiten het Eurogebied is beperkt. Circa 69% van de beleggingsportefeuille ultimo september 2014 heeft betrekking op beleggingen in eurolanden. De beleggingen van het rentehedge mandaat en het discretionaire vastrentende waarden mandaat zijn uitsluitend in euro’s. De beleggingsfondsen zijn in euro’s genoteerd, echter beleggen wereldwijd of in continentaal Europa. Zie hiervoor de regio/landenverdeling. Gestreefd wordt het valutarisico van de beleggingen in het F.I. All Grade Fonds voor een belangrijk deel af te dekken naar de euro. Voor de aandelenfondsen geldt dat de beheerder, indien hiertoe aanleiding is, valutarisico’s kan afdekken ten opzichte van de benchmark. Het passieve beursgenoteerde wereldwijde vastgoed fonds heeft als rapporteringsvaluta de US-dollar. Belegd is in de euro-variant. Het fonds dekt geen valutarisico’s af. Beleggingen in de onderliggende fondsen van het Eurosiris fonds zijn in euro’s. De fondsmanager heeft geen verplichting om niet euro valuta’s af te dekken. Dit fonds bestond ultimo september 2014 uit 26% niet euro- beleggingen. Het huidige beleid van het pensioenfonds is om het valutarisico niet af te dekken. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen met de samenstelling van de totale portefeuille naar valuta exposure ultimo september 2014.
3.6 Derivatenbeleid Door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten, zoals opties, futures, warrants, swaps, valutatermijntransacties en geldmarktderivaten) kunnen prijsrisico’s zoals markt-, valuta- en renterisico’s worden afgedekt. Tevens bieden deze instrumenten mogelijkheden tot efficiënt portefeuillebeheer bijvoorbeeld bij anticipatie op in- en uitstroom van beleggingsfondsen of stortingen en onttrekkingen bij mandaten. Hierbij kan sprake zijn van hefboomwerking waardoor de gevoeligheid voor bepaalde markt bewegingen wordt vergroot. Bij het gebruik van derivaten wordt ervoor zorg gedragen dat de portefeuille als geheel binnen de beleggingsrestricties van het 12
beleggingsfonds of mandaat blijft. De risicoprofielen van de beleggingen wijzigen niet als gevolg van het gebruik van deze instrumenten. In de praktijk betekent dit dat in de vastrentende waarden portefeuille deels derivaten worden gebruikt. Dit betreffen vrijwel uitsluitend symmetrisch derivaten, zoals interest rate swaps, obligatiefutures, valuta termijn affaires, credit default swaps en total return swaps. In de aandelen beleggingsfondsen kunnen bij de Nederlandse aandelenfondsen valuta- en index futures worden gebruikt en bij het SICAV fonds alle derivaten die door de Luxemburgse wet zijn toegestaan. Het SICAV fonds wordt sinds begin 2013 in Nederland beheerd en wel op min of meer dezelfde wijze als de andere aandelenfondsen. Binnen het iShares beleggingsfonds mogen eveneens derivaten worden gebruikt voor efficiënt portefeuille beheer met inachtneming van het risicoprofiel van het fonds en de regelgeving (UCITS en prospectus). Het profiel gaat hier uitgebreider op in. Bij het CBRE onroerend goed fonds kan gebruik gemaakt worden van derivaten om de waarde van de portefeuille te beschermen en exposure in bepaalde markten en/of sectoren te verhogen of te verlagen. Er worden uitsluitend transacties gedaan in derivaten met efficiënt portefeuille beheer als doel. Dit kan uiteraard positief of negatief uitpakken. Via de rapportages, jaarverslagen, notities, presentaties en de mondelinge gesprekken worden de risico’s in beeld gebracht. Hefboomfinanciering een aangaan van leningen De ‘global exposure’ van de Nederlandse ING beleggingsfondsen wordt bepaald volgens de ‘relative Value at Risk’ methode (vastrentende waarden) en de ‘commitment’ methode (aandelen). Voor de vastrentende waarden betekent dit dat het verwachte niveau van de bruto hefboomwerking (som van de nominale waarden) 0-200% is en het verwachte niveau van de netto hefboomwerking (‘commitment’methode ) 0-100%, met inachtneming van de bepalingen in de betreffende prospectussen. De mate van hefboomwerking geeft een indicatie af en is geen risicorestrictie. Van belang is of er sprake is van bruto of netto hefboomwerking. De netto leverage bedroeg ultimo september 2014 voor het ING vastrentende beleggingsfonds 66%, hetgeen volledig door derivaten is veroorzaakt. Er was geen sprake van leverage als gevolg van het aangaan van leningen (maximaal 15% toegestaan). De leverage van het ING wereldwijde aandelenfonds bedroeg ultimo september 2014 0%. Het iShares beleggingsfonds kan van tijd tot tijd minimale leverage creëren bij het toepassen van efficiënt portefeuille management doeleinden. De beheerder van de ING Paraplufondsen heeft de bevoegdheid om als debiteur kortlopende leningen aan te gaan ten behoeve van de beleggingsfondsen. Dit is een onderdeel van het beleggingsbeleid van de beleggingsfondsen.
3.7 Liquiditeitenbeleid Liquide middelen ter vrije beschikking aan het pensioenfonds, die gebruikt worden voor de dagelijkse gang van zaken en die zich in de beleggingsportefeuille bevinden worden aangehouden bij de ING Bank N.V. (A+ rating) en Rabobank (AA- rating). Liquide middelen die niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds staan maar van Nationale Nederlanden, worden aangehouden bij de Bank of New York. Deze liquiditeiten bestaan uit het saldo van de bankrekening en het saldo van debiteuren/crediteuren. Tot deze categorie behoren ook 13
uitgezette deposito’s en opgenomen kasgelden met een looptijd van maximaal één jaar. Het opnemen van kasgeldleningen is toegestaan bij de voorfinanciering van beleggingen en/of het overbruggen van tijdelijke tekorten voor zover dit passend is binnen het risicoprofiel van de portefeuille. Voor liquide middelen in de beleggingsfondsen is de mogelijkheid om het vermogen te beleggen in bepaalde geldmarktinstrumenten (bijvoorbeeld commercial paper), geldmarktfondsen of aan te houden in de vorm van bijvoorbeeld deposito’s. Derivaten kunnen hier ook een onderdeel van uit maken. In de praktijk betekent dit dat vaak gekozen wordt voor geldmarktfondsen en /of het aanhouden van deposito’s. Extra inkomsten kunnen worden gegenereerd door het aangaan van ‘repurchase agreements’(“repo’s”) en het uitlenen van effecten.
3.8 Uitlenen van effecten Bij het uitlenen van de effecten is sprake van tijdelijke overdracht van het juridische eigendom aan derden. Omdat het beleggingsfonds of mandaat de indirecte beleggingsresultaten van de uitgeleende effecten behoudt en een vergoeding ontvangt voor eventueel gemiste directe beleggingsopbrengsten, blijven deze effecten gedurende de periode dat zij zijn uitgeleend, onderdeel uitmaken van de beleggingsportefeuille. Er is sprake van een afwikkelrisico, d.w.z. het risico dat bij de afwikkeling van een transactie de tegenpartij niet aan zijn verplichtingen voldoet waardoor betaling of levering van financiële instrumenten niet, niet op tijd of niet zoals verwacht plaatsvindt. Het uitlenen van effecten is niet toegestaan bij het overlay mandaat en het CBRE Eurosiris fonds. Bij het ING discretionair vastrentende waarden mandaat is dit niet expliciet vermeld. De beleggingen uit dit mandaat dienen als “collateral” voor het overlay mandaat. Voor de ING beleggingsfondsen is het uitlenen van effecten niet gelimiteerd toegestaan. ING hanteert als richtlijn dat niet meer dan 50% van de betreffende beleggingen wordt uitgeleend. Ultimo september 2014 golden uitleenpercentages van 0% tot 0,6%. ING Investment Management selecteert de partijen waaraan wordt uitgeleend. Eventueel hiermee verband houdende risico's worden beperkt door middel van zekerheden in de vorm van onderpand. Van de opbrengsten die worden gegenereerd met het uitlenen van effecten aan derden valt minimaal 85% toe aan het betreffende ING Basis Fonds. Maximaal 7% valt toe aan de beheerder en maximaal 8% aan de agent, in verband met hun diensten met betrekking tot het uitlenen van effecten. Deze opbrengsten zijn met name afhankelijk van zowel de specifieke effecten die worden uitgeleend als de duur van de transactie.
3.9 Verantwoord beleggen / CSR policy The Rockwool Group Vanwege de relatie van het pensioenfonds met het bedrijf Rockwool is er vanuit dien hoofde al jaren lang aandacht voor “Corporate Social Responsibility”. Hieruit zijn tien principes bepaald. Het betreffen principes over mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti-corruptie. Ook het pensioenfonds zelf heeft aandacht voor verantwoord beleggen . Het pensioenfonds onthoudt zich, of werkt niet mee aan een beleggingstransactie die: 14
Verboden is (bijvoorbeeld op grond van het internationale recht; met ingang van 1 januari 2013 het wettelijk investeringsverbod in clustermunitie). In onmiddellijk verband staat met een schending van mensenrechten en/of de fundamentele vrijheden. ING Investment Management, Blackrock Inc. en CBRE USA hebben “The six Principles for Responsible Investment” ondertekend. Deze principes zijn eveneens onderdeel van het beleggingsproces van het CBRE Eurosiris fonds. Er vindt een constructieve dialoog (“engagement”) plaats tussen de beleggers en de ondernemingen waarin wordt belegd en er wordt gestemd op aandeelhoudersvergaderingen (“proxy voting”). Met betrekking tot de Nederlandse wetgeving inzake clustermunitie is het toegestaan dat indexfondsen voor maximaal 5% exposure bevatten naar ondernemingen met activiteiten in clustermunitie. Deze exposure voor het Ishares fonds bedraagt eind oktober 2014 0%.
15
4. Beleggingsbeleid en risicobeheersing
Beleggen impliceert het aangaan van transacties in financiële instrumenten. Aan het beleggen in het fonds en derhalve aan het gebruik van financiële instrumenten zijn zowel kansen als ook risico's verbonden. Het beheersen van risico's die met beleggen zijn verbonden moet altijd in samenhang worden gezien met de kansen, zoals die tot uitdrukking komen in het rendement. Risicomanagement is daarom niet zozeer het zoveel mogelijk inperken van risico's als wel het streven naar een optimale verhouding tussen rendement en risico binnen acceptabele limieten. In de zomer van 2014 zijn de prospectussen en supplementen van de ING institutionele beleggingsfondsen gereed gekomen. Het profiel Neutraal wordt toegekend aan beleggers in het F.I. All Grade fonds en het profiel Dynamisch aan beleggers in het Global Fonds en het Global Emerging Markets fonds. De risicoprofielen worden nader toegelicht in de prospectussen. Het bestuur heeft risicomijdend operationeel management als algemene leidraad voor het uitvoeren van haar beheertaken. Ten behoeve van het beheersen van deze risico’s beschikt het bestuur over een aantal beleidsinstrumenten, w.o. het rentehedge beleid, beleggingsbeleid en beleid ten aanzien van uitbesteding. De invloed van de sturingsmiddelen op de financiële positie wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. De stuurbaarheid van de beleggingsportefeuille is goed, mede door de ruime liquiditeit/verhandelbaarheid van de portefeuille. Dit beleggingsplan is een vastlegging van de onderdelen van het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds zal de komende tijd het risicobeheersingskader verder ontwikkelen inclusief de monitoring van de risico’s.
4.1 Risico’s Inleiding Hieronder worden de verschillende risico’s toegelicht. Tevens wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening 2013.
16
Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: o Renterisico (S1); o
Zakelijke waarden risico (S2);
o
Valuta risico (S3);
o
Grondstoffenrisico (S4);
o
Kredietrisico (S5);
o
Verzekeringstechnisch risico (S6).
Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken, dekt het fonds middels renteswaps het renterisico gedeeltelijk af. Met betrekking tot het gebruik van renteswaps wordt door Montesquieu gemonitord dat het tegenpartijrisico beheerst wordt en dat er zekerheden worden gesteld voor de financiële risico’s. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het beleid van het fonds is om strategisch 30% van het vermogen in zakelijke waarde te beleggen, om op deze manier extra rendement te genereren. 70% van het vermogen wordt strategisch belegd in vastrentende waarden. Hiermee heeft het fonds een relatief voorzichtig beleggingsbeleid. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. 17
Het valutarisico buiten het Eurogebied is beperkt. In de eurozone werden de rentemarkten sterk beïnvloed door de schuldencrisis. Het risico op de zogenoemde PIIGS-landen (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje) is binnen de limieten, zij het dat er wel (indirect) Spaanse en Italiaanse staatsobligaties in portefeuille zijn. Het beleid van het pensioenfonds is om het valutarisico niet af te dekken. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het fonds belegt niet in grondstoffen. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf wordt meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het liquiditeitsrisico bij het fonds is beperkt daar er meer premie binnenkomt dan er aan uitkering uitgaat. Het liquiditeitsrisico van de renteswaps is vooralsnog beperkt door het gebruik van forward starting swaps. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van het renterisico interest rate swaps afgesloten. Voor deze interest rate swaps wordt collateral uitgewisseld met de tegenpartij. In het geval dat de rente stijgt, bestaat de mogelijkheid dat het pensioenfonds collateral dient te betalen aan de tegenpartij, als gevolg daarvan loopt het pensioenfonds een liquiditeitsrisico. Het liquiditeitsrisico bij het fonds is beperkt door: o De inkomende premie is ruim hoger dan de uitgaande uitkeringen. o
Het grootste deel van de beleggingen is liquide, wat inhoudt dat deze op zeer korte termijn kunnen worden verkocht tegen liquiditeiten.
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding 18
van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Het bestuur acht het concentratierisico beperkt, gezien de spreiding in de beleggingen. Inflatierisico Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, slapers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid, ook in financieel mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd. Het inflatierisico wordt niet specifiek afgedekt. Adequate, en ook betaalbare, beleggingsproducten die het inflatierisico afdekken, ontbreken in zowel de Nederlandse als de internationale markt. Niet financiële risico’s Sponsorrisico Het pensioenfonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever als sponsor van het pensioenfonds. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor het pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico’s. Sponsorrisico’s zijn ondermeer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsor veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de sponsor, financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de sponsor en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en de sponsor. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door AZL N.V. Deze partij heeft een ISAE-3402-rapportage. Door het overleggen van deze verklaring toont AZL N.V. aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE-3402-rapportage komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Uitbestedingsrisico’s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL N.V. Bij alle uitbestedingsactiviteiten 19
conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiessystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Voor wat betreft de uitbestedingsrisico’s kan worden opgemerkt dat het bestuur overleg heeft gevoerd met AZL N.V. over de dienstverlening inclusief de SLA. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties tegemoet te komen, heeft AZL N.V. ervoor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van ISAE-3402. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen. Ook de vermogensbeheerders ING en Montesquieu beschikken over een ISAE-3402 rapportage. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. IT risico
De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor Stichting Pensioenfonds Rockwool. Het bestuur heeft kennis genomen van de ISAE 3402 type II rapportage van de partijen waarvan ITwerkzaamheden zijn uitbesteed en geen onvolkomenheden aangetroffen. Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Stichting Pensioenfonds Rockwool heeft een gedragscode en een compliance beleid. Beide zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving. DNB toetst voorts nieuwe kandidaat bestuursleden. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het fonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Met betrekking tot bovengenoemde risico’s heeft het bestuur de volgende maatregelen genomen: 1. Het fonds heeft een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
20
2. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. 3. Het fonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het fonds eigen communicatiemiddelen (website, nieuwsbrief ). 4. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij. Jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de betrouwbaarheid van de jaarrekening en de verslagstaten voor DNB. Materiele onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. In het algemeen, draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
21