jaarverslag 2014
Stichting Pensioenfonds Randstad
kernpunten 2014 beleggingsrendement: 34%
dekkingsgraad eind 2014: 109,1%
pensioenverplichtingen gestegen naar € 913,1 miljoen
dalende rente heeft grote impact op fonds
fonds uit dekkingstekort maar nog in reservetekort
totaal aantal deelnemers: 15.954
560 pensioengerechtigden
aantal actieve deelnemers: 4.733
1
inhoudsopgave kerncijfers meerjarenoverzicht van kerncijfers verslag van het bestuur
2 2 3
kasstroomoverzicht over 2014
49
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
50
1. Algemene toelichting
50
2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva
50
3. Grondslagen voor bepaling resultaat
53
algemene informatie
4
4. Beleggingen voor risico pensioenfonds
54
Juridische structuur
4
5. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
57
Samenstelling van organen en commissies
4
6. Vorderingen en overlopende activa
57
Statutaire doelstellingen
8
7. Overige activa
58
financiële positie
11
8. Stichtingskapitaal en reserves
58
9. Technische voorzieningen
59
Financiële positie en ontwikkeling dekkingsgraad
11
10. Overige schulden en overlopende passiva
61
Vaststelling pensioenaanpassing
14
11. Risicobeheer
62
12. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
65
bestuursvergaderingen en besluitvorming
15
13. Verbonden partijen
65
Vergaderingen
15
14. Premiebijdragen van werkgever en deelnemers
65
Activiteiten en besluiten
15
15. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
67
16. Overige baten
67
uitvoering pensioenregeling
22
17. Pensioenuitkeringen
68
Algemene kenmerken pensioenregeling
22
18. Herverzekering
68
Ontwikkeling pensioenpremie
22
19. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico
Ontwikkeling deelnemersbestand
23
pensioenfonds
Risicobeheersing en uitvoeringskosten
25
20. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
69
21. Saldo overdrachten van rechten
69
68
beleggingen
29
22. Aantal personeelsleden
69
Algemene ontwikkelingen op beleggingsgebied
29
23. Bezoldiging bestuurders
69
Beleggingsbeleid en -rendement
30
actuariële resultaten
37
Actuariële analyse
37
Actuariële toelichting
38
rapportage van de visitatiecommissie
40
24. Honoraria onafhankelijke accountant
69
25. Uitvoeringskosten
70
ondertekening jaarrekening
71
overige gegevens
72
Algemeen
40
overige gegevens
73
Samenvatting van het visitatierapport
40
Gebeurtenissen na balansdatum
73
Reactie van het bestuur op het visitatierapport
41
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten
rapportage van het verantwoordingsorgaan
42
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
73
Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Randstad
42
Verklaring van de certificerende actuaris
73
Reactie van het bestuur
43
Bijdrage in het tekort
73
en lasten
verklaring en ondertekening
45
73
Financiële overeenkomst met sponsors
73
Actuariële en bedrijfstechnische nota
74
Ontwikkelingen in 2015
45
Ondertekening
45
controleverklaring van de onafhankelijke accountant
75
jaarrekening
46
verklaring van de actuaris
76
balans per 31 december 2014
47
personalia Stichting Pensioenfonds Randstad
77
staat van baten en lasten over 2014
48
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
2
meerjarenoverzicht van kerncijfers 2014
2013
2012
2011
2010
109,1%
104,5% 102,9%
101,9%
92,5%
100,8%
4.563 170 10.661 560 15.954 28,6% 3,5%
4.489 165 10.615 500 15.769 28,5% 3,2%
4.857 156 11.097 453 16.563 29,3% 2,7%
5.438 145 10.334 414 16.331 33,3% 2,5%
5.486 136 9.861 365 15.848 34,6% 2,3%
364 91 43 498 17 45 560
323 80 38 441 15 44 500
283 74 39 396 14 43 453
241 71 40 352 15 47 414
203 64 33 300 16 49 365
28.259 28.082 6.901
27.638 27.829 7.589
31.102 30.254 5.754
27.470 29.949 5.139
22.949 28.934 5.211
4.720 1.557 176 456 (8) 6.901
4.565 1.408 167 1.475 (26) 7.589
4.306 1.335 168 (55) 5.754
3.822 1.213 172 6 (74) 5.139
3.938 967 192 257 (143) 5.211
1-1-2015 0,0% 0,0%
1-1-2014 (1,5)% (1,5)%
1-1-2013 0,0% 0,0%
1-1-2012 0,0% 0,0%
1-1-2011 0,0% 0,0%
Vermogen en solvabiliteit Stichtingskapitaal en reserves Pensioenverplichtingen (eigen rekening) Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) Vereist eigen vermogen (VEV) Minimaal vereiste dekkingsgraad (behorend bij MVEV) Evenwichtsdekkingsgraad (behorend bij VEV)
82.805 913.099 953.485 1.000.966 104,4% 109,6%
31.048 697.466 728.764 769.848 104,5% 110,4%
14.086 733.079 766.547 807.725 104,6% 110,2%
(50.782) 675.895 707.218 756.404 104,6% 111,9%
4.517 545.011 570.681 622.762 104,7% 114,3%
Gemiddelde duratie van verplichtingen (in jaren) Rentetermijnstructuur (RTS)
24,9 2,2%
24,2 3,0%
25,0 2,7%
26,1 2,8%
26,0 3,4%
Beleggingen Belegd vermogen Beleggingsopbrengsten Beleggingsrendement
988.712 248.025 34,0%
722.437 (30.210) (3,8)%
747.998 102.394 16,0%
624.453 55.302 9,6%
550.440 80.305 17,4%
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
27.333 130.687 790.810 (1.977) 41.859
14.029 126.209 542.420 (33) 39.812
19.681 130.156 547.065 (163) 51.259
32.869 83.492 452.652 (667) 56.107
31.205 133.244 371.496 (32.393) 46.888
Financiële positie dekkingsgraad Financiële positie voor korting Aantal verzekerden Actieve deelnemers Arbeidsongeschikten Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal Aantal actieven als % van totaal Aantal pensioengerechtigden als % van totaal Pensioengerechtigden per soort (aantallen) Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-hiaatpensioen Totaal Premies en uitkeringen Kostendekkende premie (FTK) Feitelijke premie, inclusief vrijwillige stortingen, zonder uitv.kst. Uitkeringen Uitkeringen per soort Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen & wezenpensioen Arbeidsongeschiktheid & WAO-hiaat Afkoop kleine pensioenen Samenloop en overige Totaal Voorwaardelijke toeslagverlening Actieve deelnemers Gewezen deelnemers
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
3
verslag van het bestuur
4
algemene informatie
11
financiële positie
15
bestuursvergaderingen en besluitvorming
22
uitvoering pensioenregeling
29
beleggingen
37
actuariële resultaten
40
rapportage van de visitatiecommissie
42
rapportage van het verantwoordingsorgaan
45
verklaring en ondertekening
4
algemene informatie Juridische structuur Algemeen Stichting Pensioenfonds Randstad (hierna ook: ‘SPR’, ‘het fonds’, ‘het pensioenfonds’, 'de stichting'), statutair gevestigd in Amsterdam, is opgericht op 1 januari 1968. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41202016. De statuten zijn laatstelijk gewijzigd op 2 september 2014. Het pensioenreglement is het laatst gewijzigd per 1 januari 2015. SPR is een ondernemingspensioenfonds en treedt op als enige pensioenuitvoerder van de pensioenregeling van de onder Randstad Groep Nederland bv ressorterende bedrijven en voor Randstad Holding nv. De statuten van het fonds kennen aan Randstad Groep Nederland bv de bevoegdheid toe om dochterondernemingen aan te wijzen, waarvan de werknemers participeren in de door het fonds uitgevoerde regeling. Het fonds is belast met de uitvoering van de eenvormige pensioenregeling voor alle vaste, ‘indirecte’, medewerkers van de aangesloten ondernemingen. Het draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. SPR houdt de aangegane (pensioen)verplichtingen in eigen beheer en heeft een contract gesloten met een herverzekeraar betreffende de dekking van de overlijdens- en invalideringsrisico’s. SPR werkt aan de hand van een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het fonds is aangesloten bij de Pensioenfederatie, de belangenorganisatie voor pensioenfondsen in Nederland.
communicatie, etc.) zijn uitbesteed, voornamelijk aan Randstad Holding nv. Randstad Holding nv betaalt ook de uitvoeringskosten van het fonds.
Aangesloten ondernemingen In 2014 hebben zich geen nieuwe ondernemingen aangesloten bij het pensioenfonds. Per 1 januari 2014 hebben Mailprofs Beheer B.V. en Sparq Beheer B.V. hun aansluitingen beëindigd. Zij zijn geïntegreerd in Tempo-Team Group bv. Gedurende geheel 2014 waren de in de onderstaande tabel vermelde ondernemingen aangesloten bij SPR.
Aangesloten ondernemingen per 31 december 2014
Diemermere Beheer bv E-bridge bv I-bridge bv Otter-Westelaken Groep bv Randstad Holding nv Randstad HR Services bv Randstad Nederland bv Rederij Clipper Stad Amsterdam (t.b.v. het niet-varende personeel) Tempo-Team Group bv Yacht Group Nederland bv
Samenstelling van organen en commissies Bestuur
Hoewel de pensioenregeling van SPR in aanleg een middelloonregeling is op basis van een uitkeringsovereenkomst waarin deelnemers pensioenaanspraken opbouwen, is de regeling administratief gezien een zogeheten CDC 1-regeling: de werkgever is enkel gehouden tot de betaling van de pensioenpremies. SPR heeft een paritair samengesteld bestuur, waarin ook twee externe bestuurders zitting hebben. Het bestuur laat zich terzijde staan door een externe actuaris, een externe accountant, een fiduciaire vermogensbeheerder, een verantwoordingsorgaan en enkele commissies – waaronder een beleggingsadviescommissie en een communicatiecommissie. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst: alle werkzaamheden (pensioenadministratie, -uitbetaling, vermogensbeheer,
1
2
De samenstelling van het bestuur van het fonds is met ingang van 1 juli 2014 gewijzigd: was er voorheen een bestuur dat bestond uit vier leden namens de werkgever en vier leden namens deelnemers en pensioengerechtigden, nu is er sprake van een bestuur waarin ook externe leden zitting hebben. SPR kent nog steeds een paritair bestuursmodel: er zijn nu drie leden namens de werkgever, twee namens de deelnemers en één (specifiek) namens de pensioengerechtigden. De twee externe leden completeren het bestuur, dat dus net als voorheen uit acht leden bestaat. De namen van de bestuursleden staan vermeld in de tabellen. José Suarez Menendez is pas in 2015 toegetreden tot het bestuur 2. Tot zijn toetreding was zijn zetel vacant (sinds 1 juli 2014).
CDC = collective defined contribution. Hiermee wordt aangegeven dat alle deelnemers de lusten én de lasten van het pensioenfonds gezamenlijk dragen – op basis van de vooraf bepaalde premies (contributions). Uiteindelijk is de financiële positie van het pensioenfonds bepalend voor de hoogte van de pensioenaanspraken (benefits). In geval van een onvoldoende financiële positie kan het fonds niet bij de sponsor (de onderneming Randstad) ‘aankloppen’ voor steun, zoals bij DB-regelingen (defined benefits) vaak wel het geval is. In beginsel hoeft van benoeming van bestuursleden in andere jaren dan het verslagjaar in het jaarverslag geen melding te hoeven gemaakt. Ten behoeve van transparantie en volledigheid is dit hier wel gedaan.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
5
Bestuursleden namens werkgever functie in bestuur
datum toetreden
datum aftreden
nevenfunctie binnen SPR
Sieto de Leeuw
voorzitter
1 augustus 2011
1 januari 2016
lid communicatiecie., lid geschillencie.
Bart Gianotten
plv. voorzitter
1 september 2012
1 januari 2016
lid beleggingsadviescie.
lid
5 juli 2012
1 januari 2016
lid interne auditcie.
functie in bestuur
datum toetreden
datum aftreden
nevenfunctie binnen SPR
secretaris
1 januari 2012
1 januari 2016
lid geschillencie.
plv. secretaris
1 augustus 2008
1 januari 2016
lid beleggingsadviescie.
functie in bestuur
datum toetreden
datum aftreden
nevenfunctie binnen SPR
lid
1 juli 2014
1 juli 2018
lid communicatiecie.
functie in bestuur
datum toetreden
datum aftreden
nevenfunctie binnen SPR
lid beleggingsadviescie., lid interne auditcie.
Ton Hopmans
Bestuursleden namens deelnemers
Solange Overeijnder-Schalker Mark Poort
Bestuurslid namens pensioengerechtigden
Wil Kitslaar
Externe bestuursleden
Hans de Ruiter
lid
1 juli 2014
1 juli 2018
José Menendez Suarez
lid
13 maart 2015
1 januari 2019
De bestuursleden namens de werkgever zijn voor een periode van vier jaren benoemd op voordracht van de aangesloten ondernemingen. De deelnemers kiezen hun bestuursleden uit hun midden voor een periode van vier jaren aan de hand van verkiezingsreferenda. Ook de pensioengerechtigden kiezen hun bestuurslid voor eenzelfde periode met behulp van een verkiezing. De externe bestuursleden worden geworven en geselecteerd door het bestuur. Met ingang van juli 2014 benoemt het bestuur zelf de bestuursleden, zij het dat de voordrachten van de diverse geledingen bindend zijn.
Investment Officer bij Stichting TNO Pensioenfondsen en heeft al jaren zitting in de beleggingsadviescommissie van SPR. Met het oog op zijn specifieke deskundigheid op het gebied van beleggingen voor pensioenen is hij gevraagd bestuurslid te worden van SPR. Extern bestuurslid José Suarez Menendez is directeur van het Vroegpensioenfonds Technische Groothandel. Hij is gevraagd zitting te nemen in het bestuur van SPR vanwege zijn ervaring met het besturen van een gesloten pensioenfonds en zijn deskundigheid op het gebied van risicomanagement.
De aantreding van drie nieuwe bestuursleden in 2014 en 2015 (Wil Kitslaar, Hans de Ruiter en José Suarez Menendez) betekent ook dat er drie bestuursleden vertrokken zijn. Dit zijn Els Adam-Smolders, Nanda Cousijn-Denker en Roland Berendsen. Zij besloten vervroegd af te treden om plaats te maken voor de implementatie van de nieuwe bestuurssamenstelling, een samenstelling die mede gebaseerd is op de nieuwe verplichtingen van de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen die medio 201 van kracht is geworden. Het bestuur heeft daarbij besloten externe bestuursleden in zijn midden op te nemen om de deskundigheid van het bestuur op specifieke beleidsterreinen te verbeteren. Extern bestuurslid Hans de Ruiter is Chief
Het bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds en draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pensioenregeling en het daartoe behorende pensioen- en beleggingsbeleid. Besluitvorming vereist dat een meerderheid van de bestuursleden haar stem uitbrengt en dat ten minste de helft van de uitgebrachte stemmen instemt. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het pensioenfonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuarieel bedrijfstechnische nota (ABTN). Het bestuur heeft een directie aangesteld ten behoeve van het dagelijkse beheer van het pensioenfonds. De directeur is
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
6
algemene informatie
Raimond Schikhof. Hij wordt bijgestaan door een adjunctdirecteur, Ronald Ganzeboom. Daarnaast zijn er vijf personen werkzaam op het pensioenbureau van Randstad Holding nv.
van Randstad Groep Nederland (VvGRGN) - herbenoemd voor een nieuwe termijn van vier jaren. Zodoende is de huidige samenstelling van het Verantwoordingsorgaan zoals vermeld in de tabel.
Verantwoordingsorgaan In het kader van de bepalingen van goed pensioenfondsbestuur is met ingang 2008 een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan is samengesteld uit zes leden uit de drie geledingen (werkgever, deelnemers, pensioengerechtigden) van het fonds. Met de wijzigingen die SPR in het kader van de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen per 1 juli 2014 doorvoerde, liepen gelijk de lidmaatschappen van de leden namens de deelnemers in het Verantwoordingsorgaan af. Leden namens de deelnemers in dit orgaan dienen namelijk nu verkozen te worden; zij worden niet meer voorgedragen door de centrale ondernemingsraad, zoals tot medio 2014 het geval was. Dientengevolge had het bestuur van SPR het voornemen een verkiezing te organiseren, zodat de deelnemers van het fonds uit hun midden twee leden voor het Verantwoordingsorgaan konden kiezen. Uiteindelijk stelden twee deelnemers zich voor deze verkiezing kandidaat. Omdat er ook twee vacatures waren, hoefde er vervolgens geen verkiezing georganiseerd te worden. De twee kandidaten werden direct als lid van het Verantwoordingsorgaan benoemd. Feitelijk betrof het herbenoemingen: het betrof de twee leden die op 1 juli 2014 waren afgetreden, te weten Annet Goossen en Niels Meijer. In het jaarverslag 2013 is al melding gemaakt van het feit dat Annet Goossen eerder - op 27 mei 2014 - in het Verantwoordingsorgaan benoemd is als opvolger van Huck Chuah. Ook is in dit verslag melding gemaakt van de opvolging van Hans Broeks door Ben Hoogendam als lid namens de pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan. Hans Broeks is in januari 2014 overleden. Op 1 januari 2015 liepen de zittingstermijnen van Henk Janssen, lid namens de pensioengerechtigden, en Misja Bouma, lid namens de werkgever, af. Zij zijn beiden inmiddels door hun geledingen - in geval van Henk Janssen vertegenwoordigd door de Vereniging van Gepensioneerden
Leden verantwoordingsorgaan functie
geleding
Henk Janssen
voorzitter
pensioengerechtigden
Niels Meijer
secretaris
deelnemers
Misja Bouma
lid
werkgever
Saskia Herweijer
lid
werkgever
Ben Hoogendam
lid
pensioengerechtigden
Annet Goossen
lid
deelnemers
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
Visitatiecommissie Eveneens als gevolg van de bepalingen van goed pensioenfondsbestuur heeft SPR sinds het najaar 2008 het interne toezicht formeel ingericht en vormgegeven. Hierbij is gekozen voor een visitatiecommissie die het interne toezicht door ‘visitatie’ vormgeeft. Het bestuur van SPR heeft Visitatie Commissie Pensioenfondsen (VCP) aangesteld als contractpartner voor de visitatiecommissie. Statutair is (sinds 2014) bepaald dat de visitatiecommissie jaarlijks een visitatie verricht. Mede daardoor heeft de visitatiecommissie in het najaar van 2014 een visitatie bij SPR uitgevoerd. De samenvatting van het visitatierapport is opgenomen in dit jaarverslag. De samenstelling van deze commissie is in 2014 geheel gewijzigd; de visitatiecommissie van SPR bestaat nu uit de tabel genoemde leden.
Leden visitatiecommissie functie
Jan Steinhauser
voorzitter
Hans Nuyens
lid
Stephen Verdonkschot
lid
Beleggingsadviescommissie De verantwoordelijkheid van de beleggingsadviescommissie (BAC) is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegen‐ heden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De commissie is samengesteld uit leden van het bestuur, de directie van het fonds en externe deskundigen. De commissie kent twee externe leden: Anne Gram en Hans de Ruiter, zij het dat Hans de Ruiter ook extern lid van het bestuur is. Anne Gram is zelfstandig adviseur op het gebied van vermogensbeheer en beleggingen. Zij heeft zitting in meerdere beleggingscommissies en raden van toezicht van pensioenfondsen. Door het vertrek van Roland Berendsen uit het bestuur - en derhalve ook uit de BAC - heeft Bart Gianotten medio 2014 het voorzittersschap van de BAC overgenomen. Roland Berendsen is in de BAC niet vervangen.
7
Leden beleggingsadviescommissie functie
Bart Gianotten
geleding
voorzitter
werkgever
Mark Poort
lid
deelnemers
Anne Gram
lid
extern
Hans de Ruiter
lid
extern
Raimond Schikhof
lid
directie SPR
Ronald Ganzeboom
lid
directie SPR
De beleggingsadviescommissie heeft de volgende taken: - het opstellen van het jaarlijkse beleggingsplan; - het monitoren van de activiteiten van de fiduciaire vermogensbeheerder; - het gevraagd en ongevraagd advies geven ten aanzien van het gevoerde beleggingsbeleid door de fiduciaire vermogensbeheerder, ook in relatie tot de strategische benchmark. De strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten naar concrete beleggingsdoelstellingen en vergelijkingsmaatstaven voor het rendement; - het adviseren van het bestuur ten aanzien van de beleggingen van het pensioenfonds.
Geschillencommissie In geval er een (vermeend) geschil ontstaat tussen het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, is statutair bepaald dat de belanghebbende zich kan wenden tot de geschillencommissie van het pensioenfonds. Voorzitter van deze commissie is Arjen Pama, senior bedrijfsjurist bij Randstad Groep Nederland bv.
Leden geschillencommissie
Sieto de Leeuw
functie
geleding
voorzitter
-
lid
werkgever
lid
deelnemers
Solange OvereijnderSchalker
Door het aftreden van de bestuursleden Els Adam-Smolders en Roland Berendsen is de samenstelling van de communicatiecommissie in 2014 gewijzigd. Bestuursleden Sieto de Leeuw en Wil Kitslaar zijn toegetreden tot deze commissie.
Leden communicatiecommissie
Ronald Ganzeboom
functie
geleding
voorzitter
directie SPR
Sieto de Leeuw
lid
werkgever
Wil Kitslaar
lid
pensioengerechtigden
Peter den Ronden
lid
pensioenbureau
Interne auditcommissie De interne auditcommissie adviseert het bestuur over het jaarverslag en over onderwerpen als de inrichting en werking van het risicobeheersings- en controlesysteem, de wijze van toepassing van de regels voor verslaglegging en de relatie met de externe accountant. Door het aftreden van bestuurslid Nanda Cousijn-Denker is deze commissie in 2014 qua samenstelling gewijzigd. Bestuurslid Hans de Ruiter maakt nu in haar plaats deel uit van deze commissie.
Door het aftreden van de bestuursleden Els Adam-Smolders en Roland Berendsen is de samenstelling van de geschillencommissie in 2014 gewijzigd. Bestuursleden Sieto de Leeuw en Solange Overeijnder-Schalker zijn toegetreden tot deze commissie.
Arjen Pama
De communicatiecommissie vormt tevens de redactieraad van grijs, het magazine van SPR dat in beginsel een tot twee keer per jaar aan alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds wordt verzonden.
Communicatiecommissie De communicatiecommissie bereidt het communicatiebeleid van het fonds voor en ontplooit activiteiten ten behoeve van de communicatie-uitingen van het fonds, waaronder die voor het beheer en onderhoud van de website. De uitvoering en ondersteuning van de pensioencommunicatie is in handen van het pensioenbureau van Randstad Holding.
Leden interne auditcommissie
Ronald Ganzeboom
functie
geleding
voorzitter
directie SPR
Ton Hopmans
lid
werkgever
Hans de Ruiter
lid
extern
Werkgroep Uitbesteding Monitoring van de door SPR uitbestede taken geschiedt onder meer door de door het bestuur opgerichte Werkgroep Uitbesteding. In deze werkgroep hebben thans Solange Overeijnder-Schalker en José Suarez Menendez zitting. In plaats van laatstgenoemde maakte tot medio 2014 Nanda Cousijn-Denker deel uit van deze werkgroep.
Compliance officer Het bestuur heeft Marianne Scholten, werkzaam bij Randstad Holding nv, benoemd als compliance officer van het pensioenfonds. De voornaamste taak van de compliance officer is het onafhankelijke toezicht op de naleving van de gedragscode. Deze taak leiden onder meer tot het toetsen
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
8
algemene informatie
van de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en persoonlijke effectentransacties door het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds.
Certificerende actuaris en accountant De certificerende actuaris van SPR is Mercer (Nederland) B.V. De accountant is PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Dagelijkse uitvoering Voor de uitvoering van de pensioenadministratie, het voorlichten en informeren van deelnemers, de bestuursondersteuning als ook beleidsvoorbereiding wordt gebruik gemaakt van het pensioenbureau van Randstad Holding nv. De leiding van het pensioenbureau is in handen van de directeur van het pensioenfonds, verder zijn op het pensioenbureau de adjunct-directeur en vijf medewerkers werkzaam.
Fiduciaire vermogensbeheerder SPR heeft Kempen Capital Management N.V. (KCM) aangesteld als fiduciaire vermogensbeheerder van het fonds. KCM beheert zodoende het vermogen van het fonds en bepaalt in beginsel welke vermogensbeheerders hierbij worden ingehuurd. KCM laat het vermogen van het fonds namelijk beheren door andere partijen dan KCM zelf, een belangrijke voorwaarde die in overeenkomst tussen SPR en KCM opgenomen is. Dit vindt plaats binnen de kaders van de met KCM afgesloten overeenkomst en het jaarlijkse, door het bestuur vast te stellen, beleggingsplan. KCM verzorgt tevens het kas- en valutabeheer en draagt zorg voor de risicobeheersing en rapportage van de totale beleggingsportefeuille ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. KCM verzorgt ook alle contacten met de ingehuurde vermogensbeheerders.
Custody en beleggingsadministratie SPR heeft KAS Bank NV aangesteld als bewaarder van de beleggingen (custodian) alsmede als de beleggingsadministrateur van het fonds. KAS Bank bewaart en administreert de belegde gelden; zij rapporteert hierover rechtstreeks aan het bestuur van SPR. De beleggingsadministratie bij KAS Bank is leidend voor de financiële verslaglegging van SPR. Tevens rapporteert KAS Bank over de op de beleggingen gelopen risico’s en verzorgt zij maandelijkse rapportages van de totale beleggingsportefeuille. Hierdoor wordt het bestuur niet alleen door vermogensbeheerder KCM, maar ook door een andere partij structureel geïnformeerd over de risicobeheersing en de resultaten van de beleggingsportefeuille van het fonds.
Adviseurs Het pensioenfonds wordt voor actuariaat, risicobeheersing en advies inzake afstemming van de beleggingen op de pensioenverplichtingen van het fonds ondersteund door een externe, adviserende actuaris, te weten Mercer (Nederland) B.V., als ook door een ALM 3-adviseur, ORTEC Finance. 3 4 5
6
Naast de uitvoering van bovengenoemde taken ten behoeve van SPR wordt door het pensioenbureau en het (ambtelijk) secretariaat uitgevoerd van alle organenen en commissies van het fonds. 4 5 6
Website De website van SPR is op internet benaderbaar via www.randstadpensioenfonds.nl. Op de site is informatie te vinden over het pensioenfonds en de pensioenregeling. Op de website zijn (voor iedereen) alle fondsdocumenten te downloaden en wordt er actuele informatie verstrekt over de gang van zaken binnen het fonds, waaronder maandelijkse berichtgeving over de dekkingsgraad. Tevens zijn digitale versies van het magazine van het fonds, 'grijs', in te zien en te downloaden van de site.
Statutaire doelstellingen Het pensioenfonds heeft tot doel het, binnen de grenzen van zijn middelen, verlenen of doen verlenen van pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van het fonds.
Statuten De statuten zijn in september 2014 gewijzigd. De wijzigingen betroffen voornamelijk aanpassingen met het oog op het voldoen aan wet- en regelgeving verband houdend met de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen. Het betreft in het bijzonder de bestuurssamenstelling, benoeming van bestuursleden en de benoeming van leden namens de deelnemers in het Verantwoordingsorgaan. Deze laatsten worden nu statutair op basis van een verkiezing onder de deelnemers van het fonds benoemd.
ALM = asset & liability management Naast de taken voor SPR voert het pensioenbureau taken voor andere opdrachtgevers uit. Het voert (deels) de adminstratie en het secretariaat van de Stichting Pensioenfonds Flexsecurity, het fonds van de pensioenregelingen voor flexwerkers in dienst van de werkmaatschappijen van Randstad Groep Nederland bv. Tijdens het verslagjaar is (formeel) 25% van de capaciteit van het pensioenbureau aangewend voor Flexsecurity. Daarnaast worden op het pensioenbureau activiteiten verricht voor de uitvoering van de separate pensioenregeling voor leden van de Raad van Bestuur van Randstad Holding nv. Ook worden door het pensioenbureau alle diensten verricht in het kader van de uitvoering van de Randstad-aandelenkoopregeling (SPP) voor het vaste personeel van de bedrijven in de Randstad Groep (wereldwijd), en van het zogeheten performance share plan (PSP) voor het topmanagement van de Randstad Groep (wereldwijd). Bovendien wordt er door het pensioenbureau ad hoc advies gegeven met betrekking tot pensioentechnische vraagstukken die zich binnen de ondernemingen van de Randstad Groep voordoen, zich onder andere meer en meer structureel uitend in de inrichting van de nieuwe pensioenregeling voor het vaste personeel die per 1 juli 2015 bij ABN Amro Pensioenen wordt ondergebracht. Tenslotte heeft het pensioenbureau van de Randstad Groep ook de opdracht gekregen om namens Randstad Groep Nederland bv het beheer van de voormalige - bij Nationale-Nederlanden rechtstreeks verzekerde - Vedior-pensioenregelingen op zich te nemen.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
9
Daarnaast is in de aangepaste statuten opgenomen dat de vistatiecommissie jaarlijks intern toezicht (een visitatie) verricht. Benoeming en ontslag van leden van de visitatiecommissie vindt plaats door het bestuur, na bindend advies van het Verantwoordingsorgaan.
werkgever bijvoorbeeld overnames doen. Het fonds werkt in principe mee aan collectieve waardeoverdrachten, mits bij de inkoop van pensioenverplichtingen een evenredige overwaarde beschikbaar komt bestemd voor het behoud van de financiële positie van het fonds.
De statuten zijn te vinden op de website van het fonds.
De voorlaatste uitvoeringsovereenkomst kende een geldigheid van één jaar: het kalenderjaar 2013. Deze overeenkomst is toentertijd stilzwijgend met één jaar verlengd tot eind 2014. Zowel de werkgever als het fonds streefde ernaar in 2015 een nieuwe pensioenregeling te hebben, zij het dat de werkgever op 2 juni 2014 het bestuur van SPR heeft laten weten dat "[...] alles overwegende [...] de werkgever tot de conclusie [is] gekomen dat voor de uitvoering van de nieuwe solidaire DC-regeling moet worden gezocht naar een externe partij zijnde een verzekeraar of PPI."
Pensioenreglement Met ingang van 1 januari 2014 en vervolgens ook met ingang van 1 januari 2015 is het pensioenreglement gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen betreffen de aanpassing van het opbouwpercentage ten behoeve van het ouderdomspensioen: 1,84% van de pensioengrondslag in 2014 en 1,606% in 2015. Deze aanpassingen worden gedreven door de maximaal fiscaal toelaatbare pensioenopbouw voor regelingen met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Met het oog op het sluiten van de pensioenregeling van SPR per 1 juli 2015 heeft het bestuur besloten de pensioeningangsleeftijd van de pensioenregeling in 2015 niet te wijzigen en deze op 65 jaar te houden. De nieuwe pensioenreglementen zijn gedeeld met De Nederlandsche Bank. Het actuele pensioenreglement is eveneens te vinden op de website van het fonds.
Uitvoeringsovereenkomst SPR voert haar taken uit op basis van een uitvoeringsovereenkomst. In deze overeenkomst is vastgelegd dat SPR de pensioenovereenkomsten tussen de werknemers en de werkgever uitvoert. De werkgever in dezen is Randstad Groep Nederland bv waarin bijna alle Nederlandse werkmaatschappijen van de Randstad Groep zijn opgenomen, alsmede Randstad Holding nv.
Dit bericht betekent dat de nieuwe Randstadpensioenregeling niet door het pensioenfonds zal worden uitgevoerd en dat het SPR vanaf 2015 in beginsel als zogeheten gesloten pensioenfonds verder gaat. In de loop van 2014 bleek vervolgens dat de nieuwe Randstadpensioenregeling, die zal worden uitgevoerd door ABN Amro Pensioenen, pas vanaf 1 juli 2015 zal gelden. Hierdoor is er voor het kalenderjaar 2015 een nieuwe uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en SPR opgesteld, met een looptijd van één jaar, omdat in enkele uitzonderingsgevallen werknemers tot eind 2015 actief deelnemer blijven aan de pensioenregeling van SPR. De werkgever heeft aangegeven ook van het gesloten pensioenfonds de uitvoeringskosten te blijven betalen. Dientengevolge wordt er voor de periode van 2016 en daarna wederom een nieuwe uitvoeringsovereenkomst afgesloten, waarin met name deze toezegging centraal staat.
In de uitvoeringsovereenkomst is daarnaast de financiering van de pensioenregeling geregeld. De premieverplichting van de werkgever is vormgegeven met behulp van een leeftijdsafhankelijke staffel, de deelnemersbijdrage is leeftijdsonafhankelijk en voor alle deelnemers (procentueel) gelijk. Voorts is in de uitvoeringsovereenkomst expliciet vastgelegd dat de financiële verplichtingen van de werkgever niet verder strekken dan de tijdige betaling van de werkgeversbijdrage, maar dat er ook in geen geval sprake kan zijn van premiekorting of terugstorting van pensioenpremies aan de werkgever. In geval van een dekkings- en/of reservetekort, zoals momenteel bij SPR het geval is, is het fonds zelf verantwoordelijk voor het op peil brengen van de financiële positie. Daarnaast is geregeld dat de werkgever de uitvoeringskosten, met uitzondering van de kosten voor vermogensbeheer, van het fonds betaalt.
In de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) is de financiële systematiek van de pensioenregeling vastgelegd, zoals het premiebeleid en het indexatiebeleid. Verder zijn de belangrijkste kenmerken van het reglement, het beleggingsbeleid en de maatregelen ter zake risicobeheersing uitgebreid beschreven.
In de uitvoeringsovereenkomst zijn ook bepalingen opgenomen voor het door de werkgever beschikbaar stellen van werknemers met betrekking tot lidmaatschappen van het bestuur en van het Verantwoordingsorgaan van het fonds. Ook is bepaald hoe het pensioenfonds zich in beginsel opstelt ten aanzien van collectieve waardeoverdrachten, mocht de
In 2014 heeft het bestuur een nieuwe ABTN vastgesteld. De actuele ABTN is te vinden op de website van het fonds. Voor 1 juli 2015 zal het bestuur wederom een nieuwe ABTN vaststellen. Deze ABTN zal voldoen aan de voorschriften van het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) en zal gezien het dan gesloten karakter van het fonds voornamelijk ingaan op
Overigens is de werkgever ook na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst(en) gehouden aan de betaling van de overeengekomen (premie)bijdrage en zal hij niet verplicht worden additionele betalingen te doen. Ook het uitgangspunt dat de werkgever geen aanspraak heeft op middelen van het fonds is en blijft te allen tijde gehandhaafd.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
10
algemene informatie
het toeslag- en kortingsbeleid, als ook op het beleggingsbeleid dat van toepassing zal zijn op het gesloten pensioenfonds dat SPR vanaf 1 juli 2015 de facto zal zijn.
Gedragscode De interne gedragscode van het fonds is in het verslagjaar niet gewijzigd. Met ingang van 2015 is dit wel het geval, zij het dat er geen fundamentele, inhoudelijke wijzigingen betreft De gedragscode is opgesteld volgens de bepalingen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De compliance officer houdt toezicht op het bepaalde in de gedragscode en de naleving hiervan. Alle zogeheten ‘verbonden personen’ van het pensioenfonds verklaren jaarlijks zich te hebben gehouden aan de gedragscode. Ten aanzien van 2014 hebben alle aangewezen verbonden personen van het fonds bij de compliance officer verklaard zich aan de gedragscode te hebben gehouden.
Klachten en geschillen SPR heeft een geschillen- en klachtenregeling. De belangrijkste punten uit deze regeling zijn: - Geschillen betreffen disputen tussen het fonds en belanghebbenden waarin belanghebbenden zich in hun rechtspositie menen geschaad; - Klachten betreffen verklaringen van belanghebbenden dat ze op incorrecte wijze door het fonds bejegend zijn; - Klachten worden afgehandeld door het pensioenbureau; - Geschillen worden behandeld in de geschillencommissie, die een nader onderzoek naar feiten instelt en daarbij het beginsel van hoor en wederhoor toepast; - De geschillencommissie is door het bestuur van het fonds gemandateerd besluiten te nemen ten aanzien van de geschillen; - De geschillencommissie stelt de belanghebbenden zo spoedig mogelijk van de besluiten in kennis en doet deze besluiten vergezeld gaan van een mededeling dat de mogelijkheid bestaat het geschil voor te leggen aan de Ombudsman Pensioenen. De geschillencommissie is samengesteld uit drie leden, te weten: - een onafhankelijk voorzitter, niet zijnde een bestuurslid of lid van het Verantwoordingsorgaan van het fonds; - een bestuurslid namens de deelnemers of pensioengerechtigden; - een bestuurslid namens de werkgever. De geschillencommissie heeft in 2014 geen geschillen ontvangen.
Uitbesteding SPR maakt gebruik van het pensioenbureau van Randstad Holding nv. Zodoende zijn alle uitvoerende werkzaamheden van het pensioenfonds uitbesteed. De uitbesteding aan Randstad Holding nv is geformaliseerd door middel van een uitbestedingsovereenkomst. Deze overeenkomst is getoetst aan de wettelijke richtlijnen voor pensioenfondsen met betrekking tot uitbesteding. Aan deze uitbesteding zijn geen kosten verbonden: Randstad Holding neemt alle kosten van
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
het pensioenbureau voor haar rekening. In de overeenkomst is de onafhankelijke positie van het pensioenbureau benadrukt: het moet zich bij de vervulling van de overeengekomen werkzaamheden richten naar de belangen van de bij SPR betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en aangesloten ondernemingen. Het pensioenbureau draagt zorg voor het op evenwichtige wijze behartigen van de belangen van alle betrokkenen van SPR. Met de andere derdepartijen KCM, KAS Bank BV, en Piramide BV (leverancier van het pensioenadministratiepakket) heeft het fonds uitbestedingsovereenkomsten en service level agreements afgesloten. Ook deze voldoen aan de wettelijke richtlijnen voor pensioenfondsen ter zake uitbesteding. Monitoring van de uitbestede taken en de uitbestedingsafspraken geschiedt door het bestuur in een samenspel met de directie. Hiervoor heeft het bestuur de Werkgroep Uitbesteding ingesteld.
11
financiële positie
- dekkingsgraad SPR gestegen van 102,9% (104,5%) naar 109,1%; - positief resultaat van € 51,8 miljoen; - SPR kampt nog met dekkingstekort: geen winstbijschrijving in 2015.
Financiële positie en ontwikkeling dekkingsgraad In 2014 is de financiële positie van SPR, gemeten naar dekkingsgraad, verbeterd. De dekkingsgraad steeg van 102,9% ultimo 2013 (voor korting) 7 naar 109,1% aan het einde van 2014. Deze verbetering komt deels voort uit de korting op de pensioenen van 1,5% die moest worden doorgevoerd en formeel (en verslaggevingstechnisch) verwerkt is aan het einde van 2013. Hiermee werd (aan het einde van 2013) het dekkingstekort van het fonds opgeheven - en bedroeg de dekkingsgraad 104,5%.
Ontwikkeling dekkingsgraad 2014 Realisatie versus verwachtingen herstelplan
115,0% 112,5% 110,0% 107,5% 105,0% 102,5%
ult. 2014
nov
okt
sep
aug
jul
jun
mei
apr
9
mrt
8
feb
7
jan
De ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2014 laat zich met de blauwe lijn weergeven in hierna volgende grafiek.
100,0%
ult. 2013
SPR verkeert eind 2014 nog in een situatie van een reservetekort: de dekkingsgraad is lager dan de zogeheten evenwichtsdekkingsgraad 8, de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen van het fonds. De evenwichtdekkingsgraad bedraagt 109,6%. Het in 2009 ingediende herstelplan zou daarom nog steeds van toepassing zijn, ware het niet dat per 1 januari 2015 alle herstelplannen komen te vervallen: het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) voor pensioenfondsen dat in 2015 hanteert andere regels voor de berekening van de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen. Elders in dit verslag wordt dit nader toegelicht, maar feit blijft dat de dekkingsgraad van SPR bij toepassing van het nFTK ook onder de evenwichtsdekkingsgraad ligt en het fonds dus ook onder nFTK kampt met een reservetekort. Daarom moet moet het fonds uiterlijk 1 juli 2015 bij de toezichthouder een nieuw herstelplan indienen. Een herstelplan dat moet aantonen hoe SPR tijdig de situatie van het reservetekort bij toepassing van het nFTK opheft.
Dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad Verwachte dekkingsgraad herstelpad (uit 2014)
In de grafiek is ook te zien wat de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad volgens het begin 2014 herziene 'herstelpad' was (de rode lijn). Volgens dit herstelpad, zou SPR ultimo 2014 een dekkingsgraad van 108,8% hebben, een verwachting die in de praktijk feitelijk is uitgekomen. Bij het bepalen van de dekkingsgraad is de driemaandsmiddeling van de rentetermijnstructuur die pensioenfondsen voor het waarderen van hun pensioenverplichtingen (nog) moesten hanteren, toegepast. Aangezien de rente gedurende het hele jaar 2014 daalde, lag het te hanteren driemaandsgemiddelde structureel hoger dan de feitelijke stand van de UFR-rente 9, de rente waartegen de pensioenverplichtingen gewaardeerd worden. SPR dekt de bewegingen van de rente grotendeels af: daardoor zou de dekkingsgraad van het fonds maar in beperkte mate gevoelig moeten zijn voor ontwikkelingen van de rente. Bij een
Verslaggevingstechnisch is de korting op de pensioenen per einde 2013 doorgevoerd. De officiële dekkingsgraad van het fonds aan het einde van 2013 bedroeg dan ook 104,5% en niet 102,9%. Omdat de korting in de praktijk pas in het verslagjaar vastgesteld en (met terugwerkende kracht) verwerkt werd, als ook omdat in het jaarverslag 2013 dit hoofdstuk gebaseerd is op een dekkingsgraad van 102,9% ultimo 2013, is er ten behoeve van het jaarverslag 2014 voor gekozen in dit hoofdstuk de aansluiting te zoeken met het jaarverslag 2013. Een dekkingsgraad primo 2014 van 102,9% derhalve. SPR was echter per einde 2013 uit de situatie van een dekkingstekort geraakt: de formele dekkingsgraad was toen gelijk aan de dekkingsgraad behorende bij het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en bedroeg dus 104,5%. De term 'evenwichtsdekkingsgraad' wordt in dit verslag gebruikt voor de situatie waarin het fonds de positie van het Vereist Eigen Vermogen bereikt. De dekkingsgraad is dan gelijk aan het als het in een percentage van de pensioenverplichtingen uitgedrukte Vereist Eigen Vermogen. Zijnde 109,6% per einde 2014. Andere pensioenfondsen duiden met de term 'evenwichtdekkingsgraad' wel eens wat anders aan, bijvoorbeeld de grens waarbij een fonds volledige prijsindexatie kan geven. UFR = Ultimate Forward Rate. De UFR-rente is een berekende rekenrente na het laatste liquide punt in de termijnmarkt voor renteswaps. Het is aldus een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel bestaat. Een Nederlandstalige benaming zou kunnen zijn: "De langstetermijnrente".
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
12
financiële positie
dalende rente stijgt de waarde van de pensioenverplichtingen, maar door de renteafdekking stijgt ook de waarde van de beleggingen en gebeurt er per saldo in beginsel weinig. Door de driemaandsmiddeling wordt deze ongevoeligheid (tijdelijk) verstoord: een dalende rente leidt tot stijgende beleggingen, maar de pensioenverplichtingen stijgen minder hard omdat deze, gezien de driemaandsmiddeling, tegen een hogere rente gewaardeerd worden. In geval de rente stijgt, zijn deze effecten tegengesteld; iets wat in 2013 het geval was. In 2014 betekende dit echter dat door de renteontwikkelingen het pensioenfonds feitelijk structureel een hogere dekkingsgraad rapporteerde dan zonder driemaandsmiddeling van de rente het geval zou zijn geweest.
Ontwikkeling dekkingsgraad
Door deze effecten van driemaandsmiddeling valt er lastig te sturen op de ontwikkeling van de 'officiële', te rapporteren, dekkingsgraad. Het bestuur van SPR kijkt dan ook voornamelijk naar de ontwikkeling van de dekkingsgraad die berekend wordt op basis van de feitelijke UFR-rente - dus zonder driemaandsmiddeling. Deze dekkingsgraad heeft zich het hele jaar 2014 stabieler ontwikkeld, maar zakte aan het eind van het jaar toch weg.
Deze verhoging is in december doorgevoerd en stegen de pensioenverplichtingen in waarde. Dientengevolge daalde de dekkingsgraad.
De daling van de dekkingsgraad aan het einde van het jaar komt ook voort uit het toepassing van nieuwe overlevingskansen, zoals vastgelegd in de Prognosetafel AG2014 die het Actuarieel Genootschap in september presenteerde. Deze tafel geeft aan dat de overlevingskansen van de Nederlanders toenemen - de gemiddelde Nederlander wordt naar verwachting steeds ouder. Ouder worden betekent langer pensioen uitkeren: reden waarom SPR de voorziening pensioenverplichtingen in 2014 moest verhogen.
Ontwikkeling dekkingsgraad 2014 Realisatie versus dekkingsgraad o.b.v. niet-gemiddelde rente
115,0% 112,5% 110,0% 107,5% 105,0% 102,5% 100,0%
Dekkingsgraad zonder 3-maands middeling rekenrente
10
ult. 2014
Minimaal vereiste dekkingsgraad
nov
okt
sep
aug
jul
jun
mei
apr
mrt
feb
jan
ult. 2013
Dekkingsgraad
in % 2014
2013
2012
2011
2010
109,1
104,5
101,9
92,5
100,8
112,1
109,2
105,8
103,2
100,8
108,8
103,0
-
-
-
Dekkingsgraad per jaareinde (gerealiseerd) [2013: na korting] Dekkingsgraad per jaareinde (verwachting herstelplan) Dekkingsgraad per jaareinde (verwachting herstelpad 2014)
De ontwikkeling van de dekkingsgraad van SPR in de afgelopen vijf jaren laat zich – in vergelijking met de verwachtingen zoals vastgelegd in het in 2009 ingediende herstelplan – samenvatten in de tabel 'Ontwikkeling dekkingsgraad'. Hierbij wordt opgemerkt dat bij indiening van het herstelplan nog geen sprake was van waardering tegen een UFR-rente en van driemaandsmiddeling van de rente. Op basis van de wettelijke regels van het Financieel Toetsingskader (FTK) moet tegenover de marktwaarde van de pensioenverplichtingen van het fonds een zodanig vermogen staan dat ten minimale 104,4% 10 van deze verplichtingen gedekt worden. Zo niet, dan is er sprake van onderdekking, een situatie van een dekkingstekort. Sinds oktober 2008 bevond SPR zich in een dergelijke situatie, een situatie die teniet werd gedaan na een korting op de pensioenen van 1,5%. Hiermee kwam de dekkingsgraad op de ultimo 2013 vereiste 104,5% te liggen. Aangezien het fonds momenteel nog wel in een situatie van een reservetekort verkeert - de dekkingsgraad ligt onder het niveau van de evenwichtsdekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen van het fonds - dient SPR nog steeds jaarlijks te evalueren in hoeverre het fonds zich financieel herstelt. Deze evaluaties leid(d)en elk jaar tot de vaststelling van een bij DNB in in te dienen (verwacht) financieel herstelpad. Ook begin 2014 is er een nieuw herstelpad opgesteld, waarin de formeel per einde 2013 doorgevoerde korting op de pensioenen is meegenomen. Uit dit herstelpad bleek dat het pensioenfonds naar verwachting een dekkingsgraad van 108,8% zou hebben aan het einde van het jaar, zoals te zien valt in de tabel. De korting op de pensioenen is hierin meegenomen onder het kopje 'Winstbijschrijvingen', zij het dat het om een negatieve winstbijschrijving (of toeslag c.q. indexatie) ging. De korting heeft een positief effect gehad op de dekkingsgraad.
104,4% is het voor SPR in 2014 van toepassing zijnde percentage. In 2013 was dit 104,5%. In haar communicatie gebruikte SPR in het verleden vaak het afgeronde percentage van 105%.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
13
Werkelijke t.o.v. verwachte dekkingsgraad in %
Dekkingsgraad 31 december 2013
2014 realisatie
2014 herstelpad
104,5
103,0
Pensioenpremies
0,5
0,5
Pensioenuitkeringen
0,0
0,0
1,6
1,6
(22,6)
0,0
34,5
3,4
Winstbijschrijvingen (toeslagverlening, indexatie) Wijziging rentetermijnstructuur, gevolgen voor VPV Beleggingsresultaat (overrendement) Overige oorzaken, verwerking nieuwe actuariële grondslagen Dekkingsgraad 31 december 2014
(7,8)
0,3
110,7
108,8
Het verschil tussen de in het verslagjaar gerealiseerde dekkingsgraad en de verwachte dekkingsgraad is feitelijk te verklaren door ontwikkelingen in de rente en de mate waarin deze door de beleggingen van het fonds gevolgd konden worden. De rente daalde per saldo fors, waardoor de pensioenverplichtingen sterk in waarde stegen en de dekkingsgraad in beginsel daalde. Door de afdekking van het renterisico in de beleggingen steeg de waarde van de beleggingen eveneens (er is een groot positief beleggingsrendement) en stijgt de dekkingsgraad. Per saldo is er ook sprake van een stijging van de dekkingsgraad: de positieve beleggingsresultaten zijn groter dan de waardestijging van de verplichtingen. De waardestijging van de verplichtingen wordt immers gedempt door de driemaandsmiddeling van de voortdurend dalende UFR-rente. Ook indien in de waardestijging van de verplichtingen de verwerking van de nieuwe actuariële grondslagen, de Prognosetafel AG2014, worden meegenomen, is er sprake van een positief effect. Naast de eis om niet langjarig in een situatie van een dekkingstekort te verkeren, geldt er voor pensioenfondsen de eis van het vereist eigen vermogen (VEV). Het VEV is het vermogen van een pensioenfonds dat naar verwachting benodigd is om te voorkomen dat het fonds binnen één jaar terecht zal komen in de situatie van een dekkingsgraad die lager is dan 100%, gegeven een zekerheidsmaat van 97,5%. De hoogte van dit vermogen hangt af van de risico’s die een pensioenfonds loopt en de mate waarin het deze heeft afgedekt. De evenwichtsdekkingsgraad behorende bij het VEV van SPR - berekend op basis van het tot en met 2014 geldende FTK - bedraagt eind 2014 109,6% (2013: 110,4%). Ligt de dekkingsgraad onder deze evenwichtsdekkingsgraad, dan is er sprake van een situatie van een reservetekort; een situatie die dus eind 2014 op SPR van toepassing is. Pas als SPR niet meer in een situatie van een reservetekort verkeert, zullen de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen verhoogd (kunnen) worden door middel van 11
winstbijschrijving (indexatie, toeslagverlening) 11. Sinds 2009 is hiervan geen sprake meer bij SPR. Door de korting op de pensioenen is de situatie van dekkingstekort opgeheven, de situatie van reservetekort doet zich echter nog steeds voor. Het beleggingsrendement was hoog in 2014. De beleggingen van SPR zijn opgenomen in twee deelportefeuilles: de zogeheten matchingportefeuille en de rendementsportefeuille. Met de matchingportefeuille wordt getracht het renterisico van de pensioenverplichtingen van het fonds af te dekken. Met de rendementsportefeuille wordt getracht rendement te behalen, waarmee het reservetekort van het fonds kan worden opgeheven en waardoor in de toekomst de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen (weer) verhoogd zouden kunnen worden. Door de rentestijging in 2014 is het rendement van de matchingportefeuille in zeer grote mate positief geweest. Ook de rendementsportefeuille kende een positief rendement. De matchingportefeuille deed het beter dan benchmark, de rendementsportfeuille bleef iets achter bij de hare. Zie de tabel.
Rendementen beleggingsportefeuilles in % / in %-pt.
Resultaat matchingsportefeuille Resultaat rendementsportefeuille Totaal beleggingsresultaat
realisatie
benchmark
verschil
56,6
54,8
1,8
7,3
7,4
(0,1)
34,0
43,5
(9,5)
De benchmark van de 'totale beleggingen' heeft geen directe relatie met de benchmarks van de twee deelportefeuilles en wordt gevormd door het 'rendement' van de pensioenverplichtingen, ofwel de waardeontwikkeling van de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen van het fonds, gewaardeerd tegen de marktrente (van renteswaps). Het beleggingresultaat bleef achter bij deze ontwikkeling. Op basis van de marktrente stegen de verplichtingen meer in waarde dan de waarde van beleggingen. De marktrente wordt echter niet (meer) gebruikt voor het vaststellen van de waarde van de verplichtingen van een pensioenfonds: deze is vervangen door de UFR-rente. Was de marktrente nog wel gebruikt, dan had dit zich geuit in een daling van de dekkingsgraad van SPR in 2014. SPR hecht er waarde aan om de financiële ontwikkelingen toch te relateren aan de marktrente: deze rente vormt een goede maatstaf voor de economische omgeving waarin het pensioenfonds zich bevindt. Die economische omgeving bepaalt ook het beleggingsresultaat, dat per saldo groot is in 2014: + € 248,0 miljoen (2013: -/- € 30,2 miljoen). Het beleggingsresultaat is een zeer bepalend onderdeel van alle baten en lasten die in 2014 het resultaat van het pensioenfonds vormden. Alle baten
Het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen vergt een bestuursbesluit. Het is geen automatisme op basis van de hoogte van de dekkingsgraad. Zie ook de volgende paragraaf.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
14
financiële positie
en lasten van SPR met elkaar verrekenend, is er sprake van een positief resultaat van € 51,8 miljoen (2013: € 17,0 miljoen). Een resultaat, wat zich uiteindelijk uit in een stijging van de dekkingsgraad van SPR in 2014.
Saldo van baten en lasten x € 1.000
Beleggingsresultaat
2014
2013
248.025
(30.210)
Resultaat pensioenactiviteiten (excl. aanpassing actuariële grondslagen)
(187.528)
36.697
Resultaat korting op de pensioenen
-
10.475
Resultaat SPR (excl. aanpassing actuariële grondslagen)
60.497
16.962
Aanpassing actuariële grondslagen
(8.726)
-
Saldo van baten en lasten
51.771
16.962
Ter afsluiting van deze paragraaf enkele formele punten: het afgelopen jaar zijn aan SPR geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen directe aanwijzingen aan het fonds gegeven. Ook is er geen bewindvoerder aangesteld. Tevens is de uitoefening van bevoegdheden van organen van het pensioenfonds niet gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
Vaststelling pensioenaanpassing Op basis van de financiële positie van het fonds - en gegeven de situatie van een reservetekort - heeft het bestuur van SPR op 13 maart 2015 besloten dat de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2015 niet verhoogd worden. Er is dus ook dit jaar geen sprake van winstbijschrijving, ook wel toeslagverlening of indexatie genoemd. Een verhoging van de pensioenen is normaliter aan de orde als het fonds aan het einde van een kalenderjaar niet in de situatie van een reservetekort verkeert. Anders gezegd: in de situatie dat de dekkingsgraad aan het einde van het jaar groter of gelijk is dan de evenwichtsdekkingsgraad (behorende bij het VEV). Met een dekkingsgraad van 109,1% en een evenwichtsdekkingsgraad van 109,6% is deze situatie niet gerealiseerd.
15
bestuursvergaderingen en besluitvorming - aangekondigde korting op pensioenen uitgevoerd; - pensioenopbouw verder verlaagd; - nieuwe pensioenregeling bij nieuwe pensioenuitvoerder; SPR verder als gesloten pensioenfonds - bestuursmodel aangepast; - Code Pensioenfondsen nageleefd.
Vergaderingen Om voldoende zicht te houden op en aandacht te schenken aan alle zaken die bij het besturen van een pensioenfonds van belang zijn, is regelmatig overleg voeren van essentieel belang. Het bestuur van SPR vergadert daarom in beginsel één keer per maand. Een frequentie die in het verslagjaar niet gehaald werd: in 2014 waren er negen plenaire bestuursvergaderingen. Tevens was er twee maal een overleg met het Verantwoordingsorgaan en stonden er overleggen met de Visitatiecommissie op de agenda.
Activiteiten en besluiten In deze paragraaf volgt een opsomming van de belangrijkste activiteiten en besluiten van het bestuur in 2014. Tevens wordt ingegaan op de wijze waarop het fonds heeft voldaan aan de voorschriften in de Code Pensioenfondsen die sinds 1 januari 2014 van kracht is.
Herstelplan en korting op de pensioenen Sinds oktober 2008 verkeerde SPR in een dekkingstekort: de middelen van het pensioenfonds bleken vanaf dat moment niet toereikend om de contante waarde van alle verplichtingen en de daarbij behorende buffers te kunnen financieren. In maart 2009 heeft het pensioenfonds het herstelplan ingediend dat door De Nederlandsche Bank (DNB) van alle pensioenfondsen die in onderdekking verkeerden, geëist werd. Het betrof zowel een herstelplan voor de korte termijn (vijf jaar) als voor de lange termijn (vijftien jaar). In dit herstelplan was aangegeven hoe, conform de verwachte gemiddelde ontwikkelingen van de beleggingen en van de pensioenverplichtingen van het fonds, de financiële positie van SPR in de jaren 2009 tot 2014 zou gaan verlopen. Destijds was de inschatting dat de dekkingsgraad van het fonds zich gedurende het verloop van het herstelplan zodanig zou ontwikkelen dat zowel het dekkingstekort als het reservetekort beëindigd zouden worden. In alle jaarverslagen sinds 2008 is uitgebreid verslag gedaan van dit herstelplan en de ontwikkelingen sindsdien. Helaas is gebleken dat de veronderstelling dat het herstel langs ‘natuurlijke weg’ zou plaatsvinden geen bewaarheid
geworden. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de sinds 2008 aanhoudende daling van de langetermijnrente en de noodzakelijk gebleken aanpassing in de levensverwachtingen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. Ondanks de invoering van twee ingrepen in de berekening van de dekkingsgraad door de toezichthouder, te weten de invoering van een driemaandsmiddeling van de rekenrente voor de pensioenverplichtingen en de introductie van de UFRrente, bleek eind 2013 dat een korting op de pensioenen onvermijdelijk was. De dekkingsgraad eindigde eind 2013 op 102,9%, derhalve beneden het op dat moment minimaal vereiste niveau van 104,5%, de dekkingsgraad behorende bij het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV). Een korting op de pensioenen was het enige redmiddel om de dekkingsgraad van het fonds op het minimaal vereiste niveau te brengen. Gegeven het karakter van de Randstadpensioenregeling zijn bijstortingen door de werkgever ten behoeve van herstel immers niet aan de orde. Een korting op de opgebouwde aanspraken en uitkeringen was naar de mening van het bestuur de enige herstelmogelijkheid die recht zou doen aan de belangen van alle betrokkenen. Een korting van 1,5% was noodzakelijk om het vereiste herstel van de dekkingsgraad te kunnen realiseren. DNB heeft in februari 2014 aangegeven geen opmerkingen te hebben bij de kortingsmaatregel en de hiervoor door het bestuur gehanteerde motivering. Alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds zijn hierover in dezelfde maand schriftelijk geïnformeerd. Ook is aanvullend informatiemateriaal beschikbaar gesteld via de website van het fonds. In april 2014 hebben in het land meerdere voorlichtingsbijeenkomsten plaatsgevonden ten behoeve van deelnemers en pensioengerechtigden, waarbij de oorzaken en achtergronden van de korting nader zijn toegelicht. De verlaging van 1,5% van de opgebouwde pensioenen is met de administratieve datum van 31 december 2013 uitgevoerd bij alle actieve en gewezen deelnemers. Alle ingegane pensioenen zijn de facto met ingang van 1 april verlaagd. De pensioengerechtigden zijn hierover tevens schriftelijk geïnformeerd door middel van een opgave van hun nieuwe pensioenuitkering in april 2014.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
16
bestuursvergaderingen en besluitvorming
Met de uitgevoerde korting was eind 2013 het MVEV bereikt en daarmee het herstelplan voor de korte termijn na vijf jaar afgerond. Het herstelplan voor de lange termijn voorzag daarnaast in een herstel van de dekkingsgraad van het fonds naar de grens van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) op een termijn van vijftien jaar. Als gevolg van de invoering van het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) per 1 januari 2015 zal dit plan echter niet als zodanig worden uitgevoerd. Het nFTK brengt een nieuwe systematiek qua herstelplannen, die in de loop van 2015 door het fonds geïmplementeerd dient te worden. Als gevolg van deze aanpassingen in de wettelijke kaders heeft het fonds in de loop van 2014 geen verdere acties hoeven ondernemen ten aanzien van de realisatie van het herstelplan. Met de komst van het nFTK is dit plan komen te vervallen. In 2015 zal het fonds met behulp van een nieuw herstelplan moeten aantonen op welke wijze binnen de nieuwe wettelijke kaders herstel tot het vereiste niveau mogelijk zal zijn.
Verlaging van het opbouwpercentage Vanaf 2012 is SPR gedwongen geweest om het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen stapsgewijs te verlagen van de oorspronkelijke 2,25% naar uiteindelijk 1,84% in 2014. De redenen hiervoor waren gelegen in de combinatie van dalende rentes en stijgende levensverwachtingen, die ook voor nieuwe pensioenopbouw tot stijgende kosten leidt. In de aanloop naar 2015 werd een andere factor van belang bij de vaststelling van het opbouwpercentage, te weten de fiscale beperkingen die door de overheid worden gesteld aan pensioenopbouw in het zogenaamde ‘Witteveenkader’. De fiscale regels voor pensioenopbouw vanaf 2015 gaan uit van een maximaal opbouwpercentage voor ouderdomspensioen van 1,875% bij een pensioenleeftijd van 67 jaar. Hantering van een afwijkende pensioenleeftijd is ook in 2015 toegestaan, maar daarbij moet dan wel een naar rato verlaagd opbouwpercentage worden toegepast. Het bestuur heeft in overleg met de werkgever besloten om de pensioeningangsleeftijd in 2015 ongewijzigd vast te blijven stellen op 65 jaar. Gelet op de beperkte periode waarin daadwerkelijk nog pensioen wordt opgebouwd binnen het fonds (zie hiervoor de paragraaf ‘Overgang naar een gesloten pensioenfonds’), achtte het bestuur het niet opportuun om de pensioenleeftijd te wijzigen naar 67 jaar. Een dergelijke aanpassing zou immers ook gevolgen moeten hebben voor de reeds opgebouwde pensioenaanspraken, die in dat geval eveneens ‘omgezet’ zouden moeten worden naar de nieuwe pensioenleeftijd. Mede omdat zowel deelnemers als gewezen deelnemers in de huidige regeling binnen de wettelijke mogelijkheden alle ruimte hebben om het pensioen te vervroegen of uit te stellen, achtte het bestuur een verhoging naar pensioenleeftijd 67 jaar niet wenselijk of noodzakelijk.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
De fiscale regels voor 2015 geven aan dat een omrekening van het opbouwpercentage van 1,875% op 67 jaar naar 65 jaar zou leiden naar een maximaal opbouwpercentage van 1,616% voor ouderdomspensioen in 2015. Op basis van de financiële uitgangspunten voor de vaststelling van de premie was de door werkgever en pensioenfonds overeengekomen pensioenpremie toereikend voor de financiering van dit maximale premiepercentage. Wel heeft het bestuur een correctie toegepast op het opbouwpercentage vanwege het feit dat het pensioen bij het fonds ingaat op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt. Aangezien volgens de strikte interpretatie van de regels door de Belastingdienst het fiscaal maximale pensioen pas mag ingaan op de feitelijke verjaardag, heeft het bestuur moeten besluiten om het opbouwpercentage in 2015 vast te stellen op 1,606%. Naast de verdere verlaging van het opbouwpercentage heeft de aanscherping van het Witteveenkader in 2015 tevens geleid tot de invoering van een maximaal fulltime pensioengevend salaris van € 100.000 per jaar. Het fonds heeft, gezien de geringe omvang van de doelgroep die door deze wijziging wordt geraakt, geen ambitie om de uitvoering van een zogenaamde ‘nettopensioenregeling’ voor het inkomensdeel boven deze salarisgrens te verzorgen. Hierdoor is de pensioenopbouw in de Randstad-pensioenregeling in 2015 beperkt tot een maximaal pensioengevend salaris van € 100.000. De aanpassing van het opbouwpercentage en de invoering van het maximaal pensioengevend salaris hebben geleid tot wijzigingen in diverse fondsdocumenten, zoals het pensioenreglement en de ABTN.
Nieuwe pensioenregeling en uitvoering Al enkele jaren hebben de werkgever en het bestuur van het pensioenfonds zich georiënteerd op de vormgeving van een nieuwe Randstad-pensioenregeling. De directe aanleiding hiervoor wordt gevormd door de ontwikkelingen sinds 2008, zoals het achterwege blijven van toeslagverlening gedurende meerdere jaren, de uiteindelijk noodzakelijk gebleken korting op de pensioenen en de stapsgewijze verlaging van het opbouwpercentage. Bij het traject rond de herziening van de pensioenregeling stonden met name de financiële houdbaarheid van de pensioenregeling als ook de duidelijkheid en transparantie naar de belanghebbenden centraal. In nauwe afstemming met de werkgever is een nieuwe regeling op hoofdlijnen ontworpen, waarin een (verdere) individualisering van de pensioenopbouw plaatsvindt. Deelnemers bouwen op basis van een beschikbarepremiesystematiek een eigen pensioenkapitaal op, dat op de pensioendatum wordt omgezet in een levenslange pensioenuitkering. Risicoverzekeringen en het beheer van de beleggingen worden collectief georganiseerd om optimaal gebruik te kunnen maken van de schaalgrootte (collectiviteit) en van solidariteit. Bewust is bepaald dat bepaalde aspecten
17
van solidariteit behouden zullen moeten blijven in de nieuwe regeling, maar dat de intergenerationele solidariteit tussen de deelnemers beperkt moet worden. Na een intensief traject is in het voorjaar van 2014 door de werkgever een besluit genomen omtrent de vraag op welke wijze een dergelijke nieuwe regeling zou moeten worden uitgevoerd. Een dergelijke beschikbare premieregeling zou namelijk door het pensioenfonds, maar ook door een derde partij (zoals een verzekeraar of een premiepensioeninstelling) kunnen worden uitgevoerd. De werkgever heeft medio 2014 aangegeven de uitvoering van een nieuwe pensioenregeling onder te willen brengen bij een derde partij en niet bij SPR. De redenen die hiervoor worden aangegeven zijn dat de uitvoering van pensioenregelingen principieel niet binnen de onderneming zou moeten plaatsvinden en dat de uitvoering door het pensioenfonds geen duidelijke voordelen biedt ten opzichte van de uitvoering door een derde partij. Het bestuur was eerder in maart 2014 tot de conclusie gekomen dat de uitvoering van de huidige en de nieuwe regelingen door het pensioenfonds in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden het meest wenselijk zou zijn. Een belangrijke reden daarbij betrof de overweging dat door het verplaatsen van de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling naar een andere pensioenuitvoerder, SPR als ‘gesloten’ pensioenfonds verder dient te gaan. Dat zou de levensvatbaarheid van het pensioenfonds op termijn mogelijk onder druk kunnen zetten. De werkgever heeft echter aangegeven, na via het pensioenfonds aanvullende informatie van DNB verkregen te hebben, geen grote nadelen te zien in het feit dat SPR in de toekomst als gesloten fonds zal opereren. Als gevolg van deze keuze door de werkgever heeft het bestuur van SPR zich na dit besluit nader moeten oriënteren op de consequenties die deze beslissing van de werkgever voor het fonds heeft en hoe in het kader van deze nieuwe situatie vanaf 2015 in het belang van alle betrokkenen door het fonds gehandeld dient te worden.
Overgang naar een gesloten pensioenfonds De keuze van de werkgever om de uitvoering van de (gewijzigde) pensioenregeling onder te brengen bij een andere pensioenuitvoerder heeft ingrijpende gevolgen voor de toekomst en de inrichting van het pensioenfonds. In dit kader heeft het bestuur zich vanaf de zomer van 2014 nadrukkelijk gebogen over de vraag welke wijzigingen en risico’s hierdoor aan de orde zijn. In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de diverse acties die het bestuur in dit kader heeft ondernomen. Ondanks het oorspronkelijke voornemen van de werkgever om de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling met ingang van 1 januari 2015 bij een derde partij onder te brengen, bleek in het najaar van 2014 dat realisatie van dit voorgenomen tijdpad niet haalbaar was. Om die reden heeft de werkgever het bestuur verzocht om de uitvoering van de
bestaande pensioenregeling in 2015 voor (in ieder geval) een half jaar voort te zetten. Werkgever en pensioenfonds hebben hiertoe eind 2014 overleg gevoerd over de totstandkoming van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst, die begin 2015 is afgesloten. Deze uitvoeringsovereenkomst kent een ongewijzigde premiestelling ten opzichte van de voorgaande uitvoeringsovereenkomst. Als specifiek aspect geldt dat ten behoeve van een specifieke groep werknemers die zich in de eindfase van een reorganisatietraject bevinden, voortzetting van de pensioenopbouw tot uiterlijk eind 2015 binnen het fonds mogelijk is. In het kader van de nieuwe positie van het fonds heeft het bestuur adviseur Mercer opdracht gegeven tot het uitvoeren van een zogenaamde kwetsbaarheidsanalyse. In deze analyse wordt de financiële positie van het pensioenfonds doorgerekend, uitgaande van de situatie waarin geen premies meer worden ontvangen. Hierbij zijn zaken als de ontwikkeling van de dekkingsgraad, indexatiepotentieel, herstelpotentieel, schaalgrootte en kostendekking aan de orde. Ook wordt er gekeken naar meer kwalitatieve zaken, zoals de bestuurbaarheid van het fonds. Bij de analyse is rekening gehouden met de mogelijkheid dat deelnemers die overgaan naar de nieuwe pensioenregeling een uitgaande waardeoverdracht kunnen uitvoeren. De conclusie van de kwetsbaarheidsanalyse is dat als gevolg van het gesloten karakter een geleidelijke veroudering zal optreden, die sneller gaat naarmate er meer uitgaande waardeoverdrachten zullen plaatsvinden. Desondanks kan geconcludeerd worden dat het fonds de komende jaren ook als gesloten fonds een ‘jong’ fonds zal blijven dat voldoende schaalgrootte heeft om zelfstandig voort te bestaan. De financiële positie wordt beperkt beïnvloed door de overgang naar het gesloten pensioenfonds, wel zal het bestuur zich moeten buigen over de vraag of aanpassing van het beleggings- en winstbijschrijvingsbeleid voor het gesloten fonds aan de orde zijn. Enige concrete aandachtspunt uit de kwetsbaarheidsanalyse betreft de kostendekking van het gesloten pensioenfonds. De conclusie van de analyse is dat de omvang van de huidige voorziening excassokosten momenteel beperkt en daarmee mogelijk niet toereikend zal zijn in de nieuwe situatie. Op grond van deze constatering hebben het bestuur en de werkgever overleg gevoerd over de instandhouding van de volledige vergoeding van de uitvoeringskosten door de werkgever aan het pensioenfonds, conform de huidige situatie. Partijen zijn voornemens om voor de jaren vanaf 2016 een uitvoeringsovereenkomst te sluiten waarin de werkgever zich verbindt om de uitvoeringskosten van het fonds voor onbepaalde tijd voor zijn rekening te nemen. Ten aanzien van het beleggingsbeleid voor het gesloten fonds heeft het bestuur geconstateerd dat het wenselijk en noodzakelijk is om een nieuwe ALM-studie uit te voeren. Besloten is om deze studie in het voorjaar van 2015 uit te voeren, aangezien daarmee tevens voldaan kan worden aan
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
18
bestuursvergaderingen en besluitvorming
de verplichtingen op grond van het nieuwe Financieel Toetsingskader. Verwacht wordt dat deze ALM-studie voor het gesloten pensioenfonds voor 1 juli 2015 zal worden afgerond. Op basis hiervan zullen tevens het nieuwe herstelplan en de haalbaarheidsanalyse voor het gesloten pensioenfonds worden opgesteld en zal een aangepaste ABTN worden vastgesteld. De werkgever heeft in het kader van de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling het verzoek ingediend om ten behoeve van de deelnemers die ‘overgaan’ naar de nieuwe pensioenregeling een overdracht van de opgebouwde aanspraken mogelijk te maken. Het bestuur heeft zich gebogen over de vraag op welke wijze het bestuur aan dit verzoek kan voldoen, zonder de belangen van de diverse betrokken groepen te veronachtzamen. Het bestuur heeft vervolgens de uitgangspunten vastgesteld op grond waarvan een collectieve waardeoverdracht dient plaats te vinden. Eén van de gestelde voorwaarden is dat de betrokken deelnemers hun expliciete instemming dienen te verlenen aan de overdracht. Wordt deze instemming niet verkregen, dan kan er geen sprake zijn van overdracht. Voor de uitvoering van een dergelijke collectieve waardeoverdracht is voorafgaande instemming van de toezichthouder vereist. In 2015 zal het bestuur het voornemen tot collectieve waardeoverdracht voorleggen aan De Nederlandsche Bank.
onderwerp ‘pensioen’ te laten leven bij de actieve deelnemers van het fonds. Tevens wordt getracht de toegankelijkheid van het bestuur en het pensioenbureau te vergroten. In 2014 is er één editie van ‘grijs’ verschenen, in december. In deze editie werd ingegaan op de drie veranderingen die in 2015 op de pensioenen bij Randstad van toepassing zijn: de verlaging van het opbouwpercentage, de maximering van de pensioengrondslag op € 100.000 en het feit dat het pensioenfonds als een gesloten pensioenfonds verdergaat. Tevens heeft het bestuur zich in deze editie gepresenteerd aan de deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. Ten gevolge van de onzekerheid omtrent de toekomstige situatie van het pensioenfonds is er in 2014 terughoudend gecommuniceerd naar de belanghebbenden. De rolverdeling tussen de werkgever en het pensioenfonds in de communicatie rond de overgang naar een nieuwe pensioenregeling bij een nieuwe uitvoerder speelt daarbij een belangrijke rol. Partijen hebben afspraken gemaakt over deze rolverdeling en de communicatieve aspecten van de overgang, die in 2015 zullen worden geconcretiseerd. Bovendien is in het najaar van 2014 op de website van SPR een nieuwsbericht geplaatst waarin toegelicht wordt dat het fonds vanaf 1 juli 2015 de facto een gesloten pensioenfonds zal zijn.
Overgang naar een nieuw bestuursmodel Gegeven de nieuwe situatie van een gesloten pensioenfonds heeft het bestuur zich ook georiënteerd op de mogelijkheden om tot een volledige overdracht van de verplichtingen en bezittingen aan een andere pensioenuitvoerder te komen. Daarbij zijn concreet met name verzekeraars in beeld. Dit zou leiden tot een liquidatie van het pensioenfonds. Bij een dergelijke overdracht staan de belangen van de betrokken (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden centraal. Alleen als een overdracht een toekomstperspectief biedt dat voldoende aantrekkelijk is in termen van zekerheid en kansen op indexatie, zal een dergelijke overdracht en daarmee liquidatie van het fonds door het bestuur worden overwogen. De eerste uitgevoerde analyses wijzen uit dat in de huidige marktomstandigheden met lage renteniveaus een overdracht naar een verzekeraar weinig aantrekkelijk lijkt. Ook lijkt de (fors gestegen) omvang van het fonds een beperkende factor voor een mogelijke overdracht. Het bestuur heeft besloten de mogelijkheden voor een eventuele overdracht continu te monitoren, waarbij ook mogelijkheden als het algemeen pensioenfonds (APF) in beeld zijn. Voor het uitvoeren van deze monitoring wordt gebruik gemaakt van de diensten van consultants. Van een overdracht naar een andere pensioenuitvoerder kan pas sprake zijn als SPR de actieve uitvoering van de pensioenregeling heeft beëindigd.
In 2013 werd de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen van kracht. Als gevolg van deze wet moesten alle pensioenfondsen per 1 juli 2014 een keuze maken uit vijf mogelijke bestuursmodellen met bijbehorende keuzes voor de vormgeving van het intern toezicht en de betrokkenheid van en verantwoording aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Daarnaast leidde de nieuwe wet tot aanscherpingen op het gebied van de geschiktheid van bestuurders en rapportageverplichtingen van pensioenfondsen. Eind 2013 en begin 2014 heeft het bestuur zich intensief beziggehouden met de te maken keuzes ten aanzien van het bestuursmodel. Daarbij speelde als belangrijke omstandigheid dat de ontwikkelingen rond de toekomstige pensioenuitvoering (nieuwe regeling wel of niet binnen het pensioenfonds, een mogelijke overdracht van de rechten en verplichtingen aan een pensioenverzekeraar) van invloed waren op de keuze voor het bestuursmodel. Het bestuur heeft na overweging en consultatie van de achterban besloten om op 1 juli 2014 het bestaande paritaire bestuursmodel te handhaven. De reden voor deze keuze was dat de lopende trajecten inzake de toekomst van de pensioenuitvoering en van het pensioenfonds de directe betrokkenheid van sociale partners vereisen.
Communicatie Net als in de voorgaande jaren heeft het fonds ook in 2014 het magazine ‘grijs’ verspreid onder alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. Grijs is ook te vinden op de website van SPR. Met ‘grijs’ wordt vooral beoogd het
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
Binnen het paritaire model zijn wel enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Allereerst hebben zowel de werkgevers- als de deelnemersgeleding binnen het bestuur ieder een zetel ‘ingeleverd’ ten behoeve van de opneming
19
van twee externe bestuurders, die als bestuurslid met specifieke aandachtsgebieden (namelijk beleggingen en gesloten pensioenfondsen) de deskundigheid van het bestuur versterken. Daarnaast is er een bestuurszetel ingeruimd voor de pensioengerechtigden. Deze zetel is ten koste gegaan van de vertegenwoordigers namens de deelnemers, die in het verleden geacht werden tevens de pensioengerechtigden te vertegenwoordigen. Er is een rechtstreekse verkiezing onder de pensioengerechtigden georganiseerd om deze zetel te bemensen. Met inachtneming van deze wijzigingen is de totale bezetting van het bestuur daarmee op acht personen, gebleven, maar is de inhoudelijke samenstelling op drie plaatsen gewijzigd. De wijzigingen zijn elders in dit jaarverslag vermeld. Ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan is besloten om de samenstelling van zes leden met twee leden namens iedere geleding (deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever) ongewijzigd te laten. Het intern toezicht binnen het fonds wordt ingevuld door middel van een jaarlijkse visitatie. De statuten zijn per 1 juli 2014 aangepast aan de nieuwe situatie. Ook deze onderwerpen worden elders in dit jaarverslag nader toegelicht. Bij de overwegingen rond de overgang naar het nieuwe bestuursmodel heeft het bestuur de mogelijkheden voor een onafhankelijk bestuursmodel nadrukkelijk betrokken. Het bestuur is van mening dat voor de toekomstige situatie van een gesloten pensioenfonds het onafhankelijke bestuursmodel de meest gewenste bestuursvorm zou zijn. In een dergelijk model wordt het fonds bestuurd door enkele (uitvoerende) bestuurders, die als professionals verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse gang van zaken. Ten aanzien van de meer beleidsmatige onderwerpen zijn de belanghebbenden (werkgever, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) dan betrokken in de vorm van een belanghebbendenorgaan. Een orgaan dat op essentiële beleidsmatige onderdelen instemmingsrechten heeft en verder een aantal adviesrechten bezit. Het intern toezicht wordt binnen een onafhankelijk bestuursmodel uitgevoerd door een permanente Raad van Toezicht dan wel door een Visitatiecommissie. Het bestuur is voornemens de mogelijkheden voor de overgang naar een onafhankelijk bestuursmodel in 2015 nadrukkelijk te bezien voor de situatie van het gesloten pensioenfonds.
Naleving Code Pensioenfondsen Op 1 januari 2014 is de Code Pensioenfondsen in werking getreden als document van zelfregulering van de sector. Sinds 1 juli 2014 is de Code ook wettelijk verankerd in de Pensioenwet. De Code is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen hebben geformuleerd voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. Het streven van deze partijen is om door middel van de Code de optimalisering van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur
door pensioenfondsen inzichtelijker te maken. De Code is hiermee in de plaats gekomen van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft gepubliceerd. Aan de hand van 83 beschreven normen tracht de Code invulling te geven aan de drie functies van ‘goed pensioenfondsbestuur’: besturen, toezicht houden en verantwoording afleggen over wat het pensioenfonds gepland en gerealiseerd heeft. Daarbij is van belang dat er een goede scheiding van verantwoordelijkheden is met een systeem van controle en evenwicht tussen de functies (checks and balances). Randvoorwaarde hierbij is dat het pensioenfonds integer en transparant handelt. De Code is gebaseerd op het ‘pas toe of leg uit-beginsel’. Het pensioenfonds wordt geacht aan te kunnen geven waarom ze bepaalde afwijkende keuzes hebben gemaakt. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop het fonds de Code heeft toegepast en ten aanzien van welke onderwerpen uit de Code er sprake is van afwijkingen. Bij de totstandkoming van de bestuurlijke inrichting van het fonds per 1 juli 2014 is de in de Code Pensioenfondsen aangegeven systematiek van onder andere benoeming en ontslag van bestuurders als uitgangspunt genomen. Verder is rekening gehouden met de principes die samenhangen met de inrichting van de fondsorganen. Diversiteit Ten aanzien van alle fondsorganen is bij de inrichting van het nieuwe bestuursmodel het streven geformuleerd om te komen tot een diverse samenstelling qua leeftijd, geslacht en achtergrond, die recht doet aan de kenmerken van de belanghebbenden bij het fonds. Dit streven is tevens statutair vastgelegd en wordt bij het opstellen van profielschetsen voor vacatures binnen bestuur en verantwoordingsorgaan nadrukkelijk benoemd. Het bestuur stelt vast dat het in 2014 ten dele in deze opzet geslaagd is. Geconstateerd kan worden dat zowel het bestuur als het Verantwoordingsorgaan breed is samengesteld met aanwezigheid van zowel mannen als vrouwen en zowel oudere als jongere personen. Wel wordt opgemerkt dat binnen het bestuur geen personen onder de gestelde norm van 40 jaar actief zijn. Als relativering kan genoemd worden dat binnen het bestuur meerdere personen actief zijn die slechts enkele jaren ouder zijn dan deze (enigszins arbitraire) grens. Verder dient opgemerkt te worden dat de vacatures die in 2014 binnen het bestuur ontstaan zijn, zich wellicht minder leenden voor invulling door personen onder de 40 jaar. Het betrof een vacature voor een bestuurslid namens de pensioengerechtigden en twee vacatures voor externe deskundige bestuurders met specifieke kennisgebieden. Het bestuur heeft bij de herinrichting van het bestuur ten aanzien van de overige bestuurlijke posities bewust gekozen voor het handhaven van de bestuurlijke continuïteit. Binnen het
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
20
bestuursvergaderingen en besluitvorming
Verantwoordingsorgaan wordt wel aan de norm van minimaal één lid onder de 40 jaar voldaan. Naleving In beginsel worden alle normen uit de Code die voor het fonds relevant zijn, gevolgd. Wel zijn er, ten gevolge van de
specifieke omstandigheden van het fonds, enkele normen die in 2014 niet geheel zijn nageleefd. Deze normen worden onderstaand benoemd, waarbij een toelichting wordt gegeven ten aanzien van de redenen waarom deze niet geheel is nageleefd.
Naleving Code Pensioenfondsen
codenorm (nr.)
3
omschrijving
reden niet-naleven
Opstellen missie, visie en strategie
Het fonds bevindt zich, vanwege de aanstaande overgang naar de situatie van een gesloten pensioenfonds, in een transitiefase waarin de missie, visie en strategie op grond van de gewijzigde omstandigheden dienen te worden herijkt en opnieuw moeten worden geformuleerd. Dit zal in 2015 plaatsvinden.
18
Beschrijven missie, visie en strategie Zie de toelichting onder 3
51
Jaarlijks evalueren van eigen
De jaarlijkse zelfevaluatie heeft in 2014 niet plaatsgevonden vanwege de vele personele
functioneren
wijzigingen binnen het bestuur.
De Code Pensioenfondsen geeft voorts aan dat over een aantal specifieke onderwerpen gerapporteerd dient te worden. Vanwege het niet-naleven van de normen 18 en 51 wordt in dit bestuursverslag niet expliciet ingegaan op de resultaten van deze normen. Ten aanzien van de overige onderwerpen waarover gerapporteerd dient te worden (de kosten van de uitvoering van de pensioenregeling, de naleving van de gedragscode en de afhandeling van klachten en geschillen) verwijzen wij u naar de inhoud van dit bestuursverslag.
Risicobeleid en beleggingen: beleggingsplannen Ten aanzien van het beleggingsbeleid laat het bestuur zich adviseren door de Beleggingsadviescommissie (BAC) van het fonds. In deze commissie zijn externe deskundigen opgenomen. KCM, de fiduciaire vermogensbeheerder van SPR, voert het door het bestuur vastgestelde beleggingsbeleid – binnen de door het bestuur gestelde richtlijnen – uit. Het beleggingsbeleid is gericht op het behalen van een positief beleggingsrendement ten opzichte van de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen van het fonds. Dit, om de pensioenen veilig te stellen en een gerede kans op winstbijschrijving (indexatie, toeslagverlening) te hebben. Hiervoor neemt SPR risico’s: zonder risico’s geen rendement. Het fonds hanteert hierbij een risicokader dat in de vorm van een aantal risicomaatstaven met KCM wordt overeengekomen. Gedurende de eerste maanden van het verslagjaar heeft het bestuur besloten om de in 2013 gestelde beperking aan het risicobudget (gedurende het laatste jaar van het kortetermijnherstelplan) niet aan te passen. In dit beleid was sprake van een volledige afdekking van het renterisico en een beperkte allocatie naar zakelijke waarden. De reden hiervoor was dat het bestuur op dat moment een overdracht van de
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
rechten en verplichtingen van het fonds naar een verzekeraar als reële mogelijkheid zag. Het doorvoeren van aanpassingen in het beleggingsbeleid met op korte termijn een mogelijke overdracht in het verschiet, leek op dat moment geen verstandige keuze. Uit de aanbiedingen van de verzekeraars werd begin 2014 duidelijk dat een overdracht naar een verzekeraar op korte termijn niet aan de orde zou zijn. Daarom heeft het bestuur alsnog besloten om over te gaan tot de implementatie van een nieuw beleggingsbeleid waarin gedoseerd meer risico wordt genomen. Eind mei 2014 is een nieuw beleggingsplan geïmplementeerd. Hierin is enige ruimte gegeven voor het nemen van meer renterisico en zakelijke waardenrisico. Daarnaast zijn er strakkere bandbreedtes vastgelegd voor de vermogensbeheerder. Met de genomen maatregelen en doorgevoerde aanpassingen is getracht om de aanbevelingen op te volgen die de laatste jaren door de toezichthouder zijn gedaan ten aanzien van de vormgeving en inhoud van beleggingsmandaten. Eind 2014 heeft het bestuur een beleggingsplan voor 2015 vastgesteld. In dit Beleggingsplan is sprake van een beperkte verlaging van de afdekking van het renterisico. Daarnaast is er meer ruimte voor beleggingen in nieuwe categorieën zoals niet-beursgenoteerd vastgoed en hypotheken, waarbij wel een maximering is aangebracht in het percentage ‘illiquide’ beleggingen. Er is afscheid genomen van de beleggingen in high yield. Het aandeel van de passieve aandelenbeleggingen is vergroot en wegingen naar de verschillende regio’s zijn aangepast aan de economische verwachtingen. Het bestuur en de BAC volgen de beleggingsresultaten nauwgezet. KCM en de externe leden van de BAC geven in bestuursvergaderingen regelmatig terugkoppeling over de marktomstandigheden, het gevoerde beleid en de resultaten.
21
Uitbestedingsbeleid Voor de feitelijke uitvoering van veel werkzaamheden rond de pensioenregeling maakt het pensioenfonds gebruik van de diensten van externe partijen. Waar structureel gebruik gemaakt wordt van de diensten van externe partijen is sprake van een uitbestedingsrelatie. Deze uitbesteding van taken vindt plaats vanwege de specifieke deskundigheid, de waarborging van kwaliteit en continuïteit en het innovatieve vermogen van de ingeschakelde partijen. Het fonds heeft de volgende werkzaamheden uitbesteed aan de in de tabel genoemde partijen:
Uitbestedingspartners SPR taken
uitvoerder
Administratie, communicatie,
Randstad Holding nv
beleidsvoorbereiding en bestuursondersteuning Vermogensbeheer
Kempen Capital Management N.V.
Bewaarneming en controle
KAS Bank N.V.
ICT-omgeving pensioenadministratie
Piramide Finance B.V. (Innovact)
Het bestuur heeft - zoals elders in dit verslag ook vermeld staat - een Werkgroep Uitbesteding ingesteld die als taak heeft om de uitbestede relaties van SPR blijvend kritsch te beoordelen. De Werkgroep Uitbesteding heeft zich gedurende het verslagjaar met name gericht op de formele vastlegging van de relaties met de diverse partijen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed. Belangrijke aandachtspunten daarbij vormen de beheersing van risico’s en verdeling van aansprakelijkheid in geval van schade. Dit heeft geleid tot een aantal concrete verbeteracties en aanscherping van de gemaakte afspraken.
Aanpassing fondsdocumenten In 2014 zijn zowel de statuten, het pensioenreglement en de ABTN van het pensioenfonds aangepast. In het pensioenreglement is het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen wederom verlaagd. Voor het overige zijn de reguliere aanpassingen van de actuariële factoren en tarieven ten behoeve van de keuzemogelijkheden en de vrijwillige bijdragen doorgevoerd. Ook de ABTN is geactualiseerd en aangepast aan de hand van de actuele situatie en het beleid van het fonds. De statuten zijn in 2014 zodanig aangepast dat SPR voldoet aan de bepalingen van de in het verslagjaar ingevoerde Wet Versterking bestuur pensioenfonds. Over de aanpassingen wordt in het eerste hoofdstuk van dit jaarverslag een en ander toegelicht. Alle fondsdocumenten, inclusief de ABTN, zijn door belangstellenden te raadplegen via de website van het fonds. De belangrijkste onderdelen van het pensioenreglement worden toegelicht in het volgende hoofdstuk.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
22
uitvoering pensioenregeling
-
pensioenpremie stijgt en bedraagt 19,6% van pensioengrondslag; aantal actieve deelnemers neemt toe; risico's beheerst; uitvoeringskosten nader in kaart gebracht.
Algemene kenmerken pensioenregeling SPR is uitvoerder van de pensioenregeling van de onder Randstad Groep Nederland bv ressorterende bedrijven, als ook voor het personeel van Randstad Holding nv (met uitzondering van de leden van de Raad van Bestuur). Het pensioenfonds houdt de aangegane pensioenverplichtingen in eigen beheer, maar heeft contracten gesloten met een professionele herverzekeraar voor de dekking van de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Gedurende het verslagjaar was het Pensioenreglement 2014 van het fonds van toepassing. De kernelementen van het pensioenreglement zijn: - Geen toetredingsleeftijd; - Pensioenleeftijd is 65 jaar; - Pensioengrondslag bestaat uit pensioensalaris (twaalf maandsalarissen plus vakantiegeld) minus franchise; - Hantering van wettelijk minimale franchise ten behoeve van opbouw ouderdomspensioen (in 2014: € 13.449 per jaar); - Opbouw ouderdomspensioen bedraagt (in 2014) 1,84% per jaar (het fiscaal maximaal toegestane percentage), tenzij de door de werkgever en deelnemers verschuldigde premie hiervoor niet kostendekkend is. Alsdan wordt het opbouwpercentage naar beneden aangepast, zodanig dat de premie kostendekkend is; - Vervroeging of uitstel van pensioeningangsdatum evenals flexibele aanwending opgebouwde pensioenaanspraken, waaronder uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen, zijn mogelijk; - Nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van 70% van het bereikbaar ouderdomspensioen; - Tijdelijk nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van de gehanteerde franchise; - Premievrije voortzetting van volledige pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid; - In geval van arbeidsongeschiktheid: dekking voor het WGA-hiaat, voor zover dit hiaat niet samenhangt met werkloosheid. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de wettelijke WGA-uitkering aangevuld tot een niveau van 70% van het laatst verdiende loon; - Vrijwillige bijdragenregeling ten behoeve van opbouw ouderdomspensioen over extra salariscomponenten, opbouw nabestaandenpensioen en opbouw van
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
-
-
ouderdomspensioen over diensttijd waarin op grond van oude reglementen geen pensioen werd opgebouwd; Voorwaardelijke, jaarlijkse aanpassing van opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen op basis van een bestuursbesluit gerelateerd aan de financiële situatie van het fonds (de hoogte van de dekkingsgraad); Korting van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen in geval dat het fonds zich in een dekkingstekort bevindt, mits er geen andere mogelijkheden meer zijn om dit dekkingstekort teniet te doen en de wetgeving SPR feitelijk geen andere keuze biedt.
Ontwikkeling pensioenpremie De pensioenpremies voor de pensioenregeling worden door werkgever en deelnemers gezamenlijk betaald. De deelnemer draagt, ongeacht leeftijd of geslacht, een vast percentage van 7,5% van de pensioengrondslag bij. De werkgever draagt een leeftijdsafhankelijk percentage van de pensioengrondslag bij, dat wordt vastgesteld met behulp van onderstaande staffel op basis van de leeftijd van de deelnemer bij aanvang van het boekjaar. Door de invoering van deze premiestaffel zijn de premiebijdragen voor een zeer groot deel in lijn met de werkelijke pensioenkosten en worden de financiële effecten van de verwachte veroudering van het deelnemersbestand grotendeels ondervangen. De totale geheven premie lag in
Leeftijdsstaffel pensioenpremie werkgever in % premie als % van pensioengrondslag leeftijd deelnemer
werkgever
deelnemer
totaal
15 t/m 19 jaar
4,0
7,5
11,5
20 t/m 24 jaar
5,5
7,5
13,0
25 t/m 29 jaar
6,5
7,5
14,0
30 t/m 34 jaar
8,0
7,5
15,5
35 t/m 39 jaar
10,0
7,5
17,5
40 t/m 44 jaar
12,0
7,5
19,5
45 t/m 49 jaar
15,0
7,5
22,5
50 t/m 54 jaar
20,0
7,5
27,5
55 t/m 59 jaar
25,0
7,5
32,5
60 t/m 64 jaar
30,0
7,5
37,5
23
2014 per saldo op 19,6% (2013: 19,4%) van de pensioengrondslag. De leeftijdsafhankelijke bijdrage van de werkgever steeg daardoor – althans als percentage van de pensioengrondslag: 12,1% in 2014 tegen 11,9% in 2013. Deze stijging is een rechtstreeks gevolg van de stijging van de gemiddelde leeftijd van de actieve deelnemers van het fonds. Een stijging die al meerdere jaren plaatsvindt en de werkgeversbijdrage aan de pensioenpremie doet toenemen: van 10,0% in 2006 naar 12,1% nu.
Aantal actieve & arbeidsongeschikte deelnemers
Daarnaast neemt de werkgever de uitvoeringskosten van SPR (met uitzondering van de kosten voor vermogensbeheer) voor zijn rekening. Deze kosten worden dus niet uit de premie betaald. Ten behoeve van de (formele) vaststelling of de verschuldigde premie op basis van de regels van het FTK alle pensioenkosten dekt, moeten de uitvoeringskosten hierin worden opgenomen. In dat geval bedraagt de premie 20,3%: de uitvoeringskosten van SPR bedragen namelijk 0,7% van de verschuldigde premie; ze worden geschat op € 992 duizend.
Aantal gewezen deelnemers
Deze feitelijke premie (inclusief uitvoeringskosten) van 20,3% vertegenwoordigt in 2014 een bedrag van € 29,1 miljoen. (2013: € 28,7 miljoen). Dit bedrag is groter dan de kostendekkende premie die het fonds hanteert voor de inkoop van de nieuwe pensioenverplichtingen en die gebaseerd is op een 36-maandsgemiddelde van de rekenrente. Deze zogeheten gedempte premie bedraagt € 28,3 miljoen. Ook hierin is een opslag voor de uitvoeringskosten meegenomen. In de gedempte premie is rekeninggehouden met een verlaging van de pensioenopbouw naar 1,84% van de pensioengrondslag in 2014. (Gedempte premie 2013: € 27,6 miljoen bij een pensioenopbouwpercentage van 1,92%). Zou er niet gerekend zijn met het 36-maandsgemiddelde van de rekenrente, maar met de rekenrente aan het begin van het verslagjaar, dan had de kostendekkende premie € 26,9 miljoen bedragen (2013: € 29,8 miljoen). In beide gevallen lag de door de werkgever en deelnemers verschuldigde premie hoger en heeft deze premie derhalve een positieve bijdrage geleverd aan de vereiste solvabilteitspositie van het pensioenfonds. Voor meer details wordt verwezen naar de jaarrekening.
2010 2011 2012 2013 2014
2010 2011 2012 2013 2014 8.500
9.000
9.500
10.000
10.500
11.000
11.500
400
500
600
Aantal pensioengerechtigden 2010 2011 2012 2013 2014 0
100
200
300
De rijpingsgraad van het fonds, de verhouding tussen het aantal gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ten opzichte van het totaal, daalde licht: 71,4% per einde 2014 tegen 71,5% een jaar eeder. Het aantal pensioengerechtigden steeg relatief het sterkst: van 500 naar 560 - met name als gevolg van de ingang van ouderdomspensioenen (+ 41 in 2014). In de grafieken zijn de ontwikkelingen van de aantallen actieve, gewezen en pensioengerechtigde deelnemers te zien. Eind 2014 bedraagt de gemiddelde leeftijd van de actieve deelnemers 38,7 jaar (2013: 38,5 jaar). De verhouding tussen mannen en vrouwen is 29%: 71%. Het verloop in de groep actieve deelnemers is samengevat in een grafiek.
Ontwikkeling deelnemersbestand Het aantal deelnemers van SPR is in 2014 gestegen. In 2013 was er nog sprake van een daling, een daling die veroorzaakt werd door de hervatting van de behandeling van uitgaande waardeoverdachten van gewezen deelnemers. Per saldo is er in 2014 echter sprake van een stijging van 1,2% van het totaal aantal deelnemers. Bij de groep 'actieve en arbeidsongeschikte deelnemers' is de stijging + 1,7%; eind 2014 zijn er 4.733 deelnemers in deze groep tegen 4.654 ultimo 2013.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
24
uitvoering pensioenregeling
'slapers' genoemd. Het verloop van de groep gewezen deelnemers in 2014 is te vinden in de grafiek.
Verloop aantal actieve deelnemers 2014
590
45
(2)
(5)
(539) (10)
4.654
4.733
Eindstand
Andere oorzaken
Uitdiensttreding
Pensionering
Overlijdens
Herintreders
Nieuwe deelnemers
Beginstand
In 2014 is het aantal actieve deelnemers dus gestegen. Doordat SPR de premienota's voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers per kwartaal opstelt en bij de werkgever in rekening brengt, wordt gedurende het jaar al rekening gehouden met de aanpassingen van de verschuldige pensioenpremie als gevolg van een toe- of afname van de populatie van actieve deelnemers. Merk op dat uit de grafiek is af te leiden dat ruim 7%van de personen die in 2014 gingen deelnemen aan de pensioenregeling, herintreders waren; zij namen al eerder actief deel aan de pensioenregeling van SPR en zijn opnieuw een dienstverband bij een bij SPR aangesloten onderneming aangegaan. Daarnaast is uit de grafiek op te maken dat het aantal pensioneringen uit actieve dienst in 2014 vijf bedraagt. Pensioneringen zijn bij Randstad geen 'dagelijks verschijnsel'. Actieve deelnemers worden na hun uitdienstreding (in eerste instantie) vanzelfsprekend gewezen deelnemers, ook wel
Verloop aantal gewezen deelnemers 2014 539 10.615
(128)
(41)
(12)
(45)
(267)
10.661
De groep 'andere oorzaken' in het verloop van de gewezen deelnemers is te verklaren door de afkoop van kleine pensioenen. Het gros van deze groep betreft gewezen deelnemers waarvan hun pensioenen in 2014 door SPR zijn afgekocht, dat wil zeggen in één keer zijn uitbetaald. Hoewel het in verhouding nog steeds om kleine aantallen gaat, zorgen onder meer een instroom van 46 nieuwe pensioengerechtigden - 5 actieve en 41 gewezen deelnemers voor een aantal van 364 ouderdomsgepensioneerden aan het einde van 2014. Eind 2013 waren dit er 323, een stijging van bijna 13%. Naast de ouderdomsgepensioneerden zijn er nog meer pensioengerechtigden. De onderverdeling van deze groep naar pensioensoort is opgenomen in een volgende grafiek.
Aantal pensioengerechtigden naar pensioensoort, 2014 45 17 43
91 364
Ouderdomspensioen
Nabestaandenpensioen
AO-pensioen
WAO-hiaatpensioen
Wezenpensioen
Alle deelnemers hebben pensioenaanspraken bij SPR, alle pensioengerechtigden hebben een ingegaan pensioen bij SPR. Dit zijn de pensioenverplichtingen van het fonds, verplichtingen die gewaardeerd moeten worden en verantwoord worden als de voorziening pensioenverplichtingen van SPR. Met name als gevolg van de rentedaling in 2014 steeg de waarde van deze voorziening fors in het verslagjaar. Ultimo 2014 bedraagt deze € 913,7 miljoen, € 215,6 miljoen meer dan per einde 2013 (toen: € 698,1 miljoen). Een toename van + 30,9%. De ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen van SPR in de laatste vijf jaar is te vinden in de grafiek.
Eindstand
Andere oorzaken
Overlijdens
Pensionering
Waardeoverdrachten
Nieuwe ‘slapers’
Herintreders
Beginstand
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
25
zeker niet alle actieve deelnemers hun bij SPR opgebouwde pensioenen zullen overdragen aan ABN Amro Pensioenen, de uitvoerder van de nieuwe Randstad-pensioenregeling.
Voorziening pensioenverplichtingen 2010 - 2014 x € 1.000 900.000 113.056
Risicobeheersing en uitvoeringskosten
800.000 700.000
96.023
600.000 500.000
97.911
88.245
Risicobeheersing
436.224 75.609
De beheersing van risico’s vormt een terugkerend onderwerp in bestuursvergaderingen, waarbij vooral het doorlopend monitoren van alle financiële risico’s in verband met de beleggingen aan de orde is. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de niet-financiële risico’s die het fonds loopt.
333.710 327.967
293.646 400.000 236.417 300.000 200.000 100.000
294.692
303.995
2011
2012
233.654
De interne auditcommissie van het fonds heeft een rol bij het analyseren en beheersen van de diverse operationele risico’s. Deze commissie beoordeelt bijvoorbeeld de werkprocessen binnen het pensioenbureau van Randstad Holding nv. Daarnaast is de analyse van risico’s verbonden aan de beleggingen een belangrijk en terugkerend aandachtspunt voor de beleggingsadviescommissie.
364.437 272.191
0 2010 Pensioengerechtigden
2013
2014
Gewezen deelnemers
Actieven & arbeidsongeschikten
Het grootste deel van de voorziening pensioenverplichtingen is gereserveerd voor de gewezen deelnemers van het fonds, te weten 48%. In aantallen vormen zij tweederde (67%) van de totale deelnemerspopulatie. 3% van de populatie is pensioengerechtigd; voor hen is 12% van de pensioenvoorziening gereserveerd. In de tabel worden deze verhoudingen gepresenteerd. De actieve deelnemers vormen zowel in aantallen als voor wat betreft de voorziening pensioenverplichtingen een minderheid bij SPR. Dit heeft als consequentie dat zodra SPR als gesloten fonds verder gaat en het geen actieve deelnemers meer zal kennen, er desondanks sprake is van een omvangrijk pensioenfonds dat pensioenverplichtingen heeft die tot ver in de toekomst reiken. Ook in geval alle actieve deelnemers hun bij SPR opgebouwde pensioenaanspraken zouden overdragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder, dan resteert een pensioenfonds met EUR 550 miljoen aan pensioenverplichtingen van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Bovendien verwacht het bestuur dat
Verhoudingen tussen groepen deelnemers
in %
% aandeel in aantallen deelnemers
% aandeel in voorz. pens.verpl.
Actieve deelnemers (incl. arbeidsongeschikten)
30
40
Gewezen deelnemers
67
48
Pensioengerechtigden
3
12
100
100
Op grond van meerdere analyses hanteert het bestuur een risicomatrix die is ingericht op basis van de kernprocessen die binnen of namens SPR worden uitgevoerd. Deze kernprocessen zijn als volgt benoemd: - Facturatie & premie-inning - Administratie - Beleggen - Verzekeren - Communicatie - Besturen De risicomatrix is onder coördinatie van de interne auditcommissie enkele jaren geledenin het bestuur tot stand gekomen. Deze matrix dient periodiek door deze commissie geactualiseerd te worden en te worden behandeld door het bestuur. De risicomatrix moet als leidraad dienen voor het nemen van bestuursbesluiten. In de risicomatrix wordt per kernproces beschreven welke risico’s er bij het betreffende proces aan de orde kunnen zijn. Vervolgens is omschreven welke gevolgen deze risico’s mogelijk zouden kunnen hebben en welke maatregelen er door het fonds genomen zijn om deze risico’s te beheersen. Wat over blijft is het restrisico, waarbij een inschatting is gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet en de mogelijke impact die het risico voor het fonds zou kunnen hebben. Hierop is in de matrix, waar mogelijk, aangegeven welke aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden om het betreffende risico verder te beheersen. Bij de behandeling van de verschillende onderwerpen die al dan niet plenair op de bestuursagenda staan, komen deze maatregelen stelselmatig ter sprake. In aansluiting op deze aanpak is van belang dat er aansluiting bestaat tussen de werkwijze van het fonds en de systematiek die de toezichthouder DNB op het gebied van
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
26
uitvoering pensioenregeling
risicomanagement heeft ontwikkeld. Hiertoe is per geïdentificeerd risico bepaald in welke categorie dit risico kwalificeert conform de "Focus!"-systematiek van DNB. Er worden relaties gelegd tussen de in wetgeving verankerde doelstellingen van toezicht op pensioenfondsen cq. financiële instellingen, te weten: liquiditeit, solvabiliteit en beheer & organisatie. Door de koppeling van de door SPR benoemde risico’s aan de DNB-systematiek is in beginsel ook voor de toezichthouder duidelijk op welke wijze risico’s binnen het fonds worden onderkend en beheerst. Het doel van deze aanpak is om continu vast te stellen welke risico’s door het fonds bewust gelopen en ontlopen moeten worden. In algemene termen blijkt dat de restrisico’s relatief laag zijn, maar dat er binnen de kernprocessen ‘beleggen’ en ‘verzekeren’ risico’s worden gelopen die groot kunnen zijn. Dit betreft risico’s ten aanzien van de (reken-)rente, de renteafdekking binnen de beleggingen, de kredietwaardigheid van contractpartijen binnen de beleggingen als ook risico’s ten aanzien van de hoogte van de kostendekkende premie en het onverwacht ouder worden van de deelnemerspopulatie. Meerdere van deze risico’s hebben zich ook gemanifesteerd, zonder dat deze vergaande gevolgen hadden - op het uiteindelijk in 2014 moeten korten op de pensioenen na. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de relatieve hoogte van de risico's daarom vooraf wellicht goed was ingeschat, maar belangrijker is wat met er deze conclusies gedaan kan worden. Daarbij spelen het stellen van relevante prioriteiten en de afweging tussen risicobeheersing en kosten een belangrijke rol. Het bestuur buigt zich periodiek over de te maken keuzes, het toezicht hierop en de verantwoording aan de belanghebbenden. In de paragraaf 'risicobeheer' in de jaarrekening wordt verder ingegaan op de risicobeheersing van SPR.
van de voorbereiding en implementatie van de nieuwe Randstad-pensioenregeling die vanaf 1 juli 2015 door ABN Amro Pensioenen zal worden uitgevoerd. Uit de kostenverdeelstaat van het pensioenbureau over 2014 blijkt dat € 992 duizend van de kosten gerelateerd is aan de kosten van pensioenbeheer voor SPR. Dit betreft ook kosten die bijvoorbeeld aan toezichthoudende instanties als De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten moeten worden betaald. Ook min of meer verplichte of onvermijdelijke kosten als de bijdrage voor het Nationale Pensioenregister en de inhuur van de accountant en certificerend actuaris zijn in deze kosten opgenomen. De kosten van het pensioenbureau voor SPR liggen in 2014 lager dan waarin in het budget 2014 rekening mee werd gehouden. In deze kosten zitten schattingselementen ten behoeve van de toerekening van personeels- en huisvestingskosten aan de verschillende klanten van het pensioenbureau, waaronder SPR. Uitgaande van de gemiddelde som van het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden 12 is dit € 189,84 per deelnemer (schatting 2013: € 169,08 per deelnemer). Wordt naar het totaal aantal deelnemers van het fonds gekeken, dan stegen de gemiddelde kosten per deelnemer in mindere mate. De kostentoename werd verwacht: per saldo wordt het te verrichten werk voor SPR niet minder en zijn er nauwelijks uitvoeringskosten die specifiek deelnemergerelateerd zijn. Kosten van vermogensbeheer De kosten van het vermogensbeheer worden verantwoord in de staat van baten en lasten in de jaarrekening. Dit betreft de out-of-pocket-kosten, de kosten die SPR daadwerkelijk betaalt voor het vermogensbeheer. In 2014 is dit een bedrag van € 1,1 miljoen (2013: € 1,1 miljoen). deze kosten zijn onderdeel van het beleggingsrendement van het fonds.
Uitvoeringskosten De uitvoeringskosten van SPR zijn te verdelen in twee soorten kosten: de kosten van pensioenbeheer (administratie) en de kosten van vermogensbeheer (beleggingen). De kosten van pensioenbeheer, de administratieve uitvoeringskosten, worden bij SPR gedragen door Randstad Holding nv. Deze komen dus niet ten laste van het pensioenfonds en dientengevolge niet ten laste van de door de deelnemers en werkgever verschuldigde pensioenpremies. Feitelijk zijn deze kosten daarom € 0 per deelnemer. Randstad Holding zal in de toekomst de uitvoeringskosten van het gesloten pensioenfonds voor haar rekening blijven nemen. Kosten van pensioenbeheer De som van alle kosten die bij het pensioenbureau van Randstad Holding geboekt en verantwoord worden, bedroegen in 2014 € 1,5 miljoen (2013: € 1,4 miljoen). Dit betreft niet alleen kosten die te maken hebben met het pensioenbeheer van SPR. Het pensioenbureau verricht meer taken dan die voor SPR, waaronder ook taken ten behoeve 12
Daarnaast zijn er andere, niet-direct zichtbare kosten: vermogensbeheerkosten die direct verrekend worden met de waarde van de beleggingen van het fonds en niet tot uitdrukking komen in separate facturen. Het gaat hierbij om beheerkosten van beleggingsfondsen en om aan- en verkoopkosten van deze beleggingsfondsen. Ook betreft het kosten als gevolg van transacties binnen de beleggingsfondsen waarin SPR belegt. Al deze kosten zijn weliswaar niet direct zichtbaar, maar vormen feitelijk wel een grote kostenpost als het om vermogensbeheer ten behoeve van pensioenen gaat. Daarom moeten pensioenfondsen deze ook verantwoorden in hun jaarverslagen. Vermogensbeheerder KCM en SPR spannen zich dan ook in om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in deze kosten. Ten aanzien van de transactiekosten, voortkomend uit aanen verkopen van beleggingen, gaat het hierbij om schattingen. Hierbij zijn de ‘kosten per trade’ en de ‘omloopsnelheden’ binnen de beleggingsfondsen gebruikt – onder de aanname dat toe- en uittredingskosten van een
Zijnde het rekenkundig gemiddelde van 4.654 (beginstand) en 4.733 (eindstand) actieve deelnemers plus 500 (beginstand) en 560 (eindstand) pensioengerechtigden (= 5.224 personen).
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
27
beleggingsfonds kostendekkend zijn voor de bijbehorende transacties binnen dit beleggingsfonds. In geval de fondsbeheerder van het beleggingsfonds wel een opgave doet van de transactiekosten van het fonds, is uiteraard deze opgave gehanteerd. De schatting van de totale vermogensbeheerkosten is te zien in onderstaande tabel.
Kosten vermogensbeheer 2014 - in € 1.000 Performan ce Beheerkost gerelateer Transactiek en de kosten osten
Onroerend goed
Totaal
75
-
253
328
Aandelen
248
-
95
343
Vastrentende waarden
452
-
215
667
1.082
462
-
1.544
Overige beleggingen
91
-
2
93
Overlay-beleggingen
540
-
1.103
1.643
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën
2.488
462
1.668
4.618
Kosten fiduciair beheer
1.017
-
-
1.017
Bewaarloon
124
-
-
124
Overige kosten
230
-
-
230
Totaal overige kosten
1.371
-
-
1.371
Totaal kosten van vermogensbeheer
3.859
462
1.668
5.989
45
5
19
70
Hedgefunds
Als bps van het gemiddeld belegd vermogen
Als maatstaf voor de beheerkosten is de Ongoing Charges Figure (OCF) van de beleggingsfondsen waarin belegd wordt, gebruikt. De OCF bevat de beheervergoeding plus de administratiekosten, accountantskosten, bewaarkosten, kosten voor securities lending e.d. van het beleggingsfonds. Beleggingsfondsen publiceren de OCF in hun jaarverslagen. Aangezien het boekjaar van beleggingsfondsen per fonds verschilt en de jaarverslagen niet altijd tijdig voor jaarwerk van SPR beschikbaar is, is de meest recent gepubliceerde OCF gebruikt. Als een beleggingsfonds geen OCF, maar TER (Total Expense Ratio) rapporteert, is deze maatstaf gebruikt. In relatie tot wat hierboven al vermeld is: de in de tabel per beleggingscategorie vermelde beheerkosten maken onderdeel uit van de kosten van de beleggingsfondsen waarin SPR belegt en worden niet direct in rekening gebracht bij SPR. Deze kosten zijn dus niet terug te vinden in de jaarrekening van SPR. De beheerkosten die bij 'totaal overige kosten' vermeld staan, worden wel direct in rekening gebracht bij SPR; deze kosten zijn derhalve in beginsel wel terug te vinden in de jaarrekening van SPR. Verschillen tussen deze kosten en de jaarrekening komen voort uit timingissues
en verrekeningen van verkregen kortingen die KCM ten gunste van SPR laat komen. Met betrekking tot de performancegerelateerde kosten is de werkelijk gerekende prestatiebonus over het voorliggende kalenderjaar - voor zover van toepassing - gerapporteerd. Performance fees kunnen sterk fluctueren van jaar tot jaar, afhankelijk van de gerealiseerde prestaties van het beleggingsfonds. De totale vermogensbeheerkosten worden zodoende geschat op 70 basispunten (0,70%) van het gemiddeld belegd vermogen in 2014. In deze kosten zijn eventuele kortingen die op bepaalde diensten genoten worden, verrekend. De vermogensbeheerkosten zijn afhankelijk van de beleidskeuzes van SPR gerelateerd aan onder meer het risicoprofiel van SPR en de hieruit voortvloeiende beleggingsmix. Ten opzichte van 2013 lijken de geschatte vermogensbeheerkosten licht gestegen (2013: 68 basispunten), maar in 2013 was de schatting van de transactiekosten nog minder accuraat. Door deze nu beter te schatten (toegenomen transparantie), is duidelijker hoeveel kosten hiermee daadwerkelijk gemoeid zijn. Beperking van de vergelijking tot de beheerkosten en de performancegerelateerde kosten in 2013 en 2014 levert op dat deze in 2013 56 basispunten bedroegen en in 2014 50 basispunten (45 + 5). De keuze om meer passief te beleggen is hier een belangrijke reden voor. De voorkeur van SPR voor passieve beleggingen leidt tot kostenverlaging: actief management brengt hogere kosten en een hoger risico met zich mee die in de ogen van het bestuur meestal niet door een hoger verwacht rendement wordt gecompenseerd. Daarentegen hebben de performance fees die hedgefundsbeheerders voor gerealiseerde rendementen ontvangen, tot een subtantiële kostenpost aan performancegerelateerde kosten opgeleverd in 2014. Dit is mede reden voor het bestuur van SPR om in 2015 de positie van hedgefunds in de beleggingsportefeuille nader te bekijken. De relatief hoge kostenpost ten aanzien van overlaybeleggingen betreffen de geschatte kosten die gemaakt worden bij Insight Investment ten behoeve van de afdekking van het renterisico van de verplichtingen. Mede door de voortdurende rentedaling in 2014 zijn er in het verslagjaar veel transacties in vastrentende waarden en renteswaps geweest om de risico's te blijven afdekken. Een afdekking die met kosten gepaard gaat. Het bestuur vindt het echter verantwoord om deze kosten te maken: zonder renteafdekking is de kans op (blijvende) verslechtering van de financiële positie van het fonds groot; door de renteafdekking is SPR in staat op langere termijn een beleggingsrendement te genereren dat in lijn ligt met de ontwikkeling van de waarde van de pensioenverplichtigen. Ten behoeve van benchmarking van de vermogensbeheerkosten van het pensioenfonds, participeert SPR sinds 2014 in de zogeheten IBI Benchmark van het Institutioneel Benchmarking Instituut (IBI). In deze benchmark
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
28
uitvoering pensioenregeling
worden door pensioenfondsen aan toezichthouders gerapporteerde gegevens - op vrijwillige basis - met elkaar vergeleken. De door SPR gerapporteerde vermogensbeheerkosten - exclusief transactiekosten - van 56 basispunten in 2013 zijn in lijn met de vermogensbeheerkosten van de peergroep in de IBI Benchmark. De gemiddelde vermogensbeheerkosten van de vergelijkbare pensioenfondsen bedroegen in 2013 57 basispunten. Een verschil van één basispunt derhalve. Over 2014 zijn er nog geen gegegevens bekend - ze worden namelijk gebaseerd op de verantwoorde en gepresenteerde gegevens uit de jaarverslagen van de pensioenfondsen. Het beleggingsrendement in 2014 was relatief goed: desalniettemin streeft het bestuur ernaar de vermogensbeheerkosten in de komende jaren te verlagen. Het gaat om een afweging tussen risico, rendement en kosten. Hierbij worden kosten afgezet tegen het rendement op lange termijn. Het fonds streeft ernaar op deugdelijke wijze inzicht te verschaffen in de kosten van vermogensbeheer in relatie tot het beleggingsrendement op langere termijn. In afwijking van de Code Pensioenfondsen kan SPR dit inzicht niet goed geven. Vergelijking van uitsluitend kosten tussen pensioenfondsen onderling leidt mogelijk tot onjuiste conclusies: de kosten van vermogensbeheer zijn afhankelijk van de beleggingsmix die weer afhankelijk is van de risicohouding en de deelnemerspopulatie van het pensioenfonds. Bovendien hebben de wijze van beheer als ook de mate van uitbesteding direct invloed op deze kosten. De kosten van pensioenbeheer worden onder meer beïnvloed door schaalgrootte, het type pensioenregelingen en mogelijke overgangsregelingen uit het verleden.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
29
beleggingen
- positief beleggingsrendement van + 34,0%: - matchingportefeuille: + 56,6% - beter dan benchmark; - rendementsportefeuille: + 7,3% - bijna gelijk aan benchmark; - renteafdekking verlaagd; bewust 'nemen van renterisico' - rente fors gedaald; pensioenverplichtingen stijgen in beginsel meer in waarde dan beleggingen, maar driemaandsmiddeling van rente doet stijgng van pensioenverplichtingen deels teniet.
Algemene ontwikkelingen op beleggingsgebied 2014 was het jaar van de grote rentedaling. De rente daalde (wereldwijd) naar ongekende laagteniveaus. Hierdoor namen veel vastrentendewaardenbeleggingen fors in waarde toe. Zo ook bij SPR, alwaar de matchingportefeuille, de portefeuille die er enkel op gericht is de ontwikkeling van de rente te volgen, een ongekend rendement behaalde van + 56,6%. Ook de rendementen op zakelijke waarden - opgenomen in SPR's rendementsportefeuille - waren positief. Het totale beleggingsrendement van SPR was dan ook groot: + 34,0%. Er zijn (dus) echter grote verschillen tussen de matching- en de rendementsportefeuille van het fonds. Hieronder worden deze toegelicht. Allereerst wordt een algemene terugblik op 2014 gegeven.
Ontwikkelingen op de financiële markten De wereldwijde macro-economische omstandigheden veranderden niet aanmerkelijk in 2014. De wereldwijde economische groei bleef beperkt, in overeenstemming met dezelfde onderliggende trend. Er was een kleine acceleratie in de groei tegen jaareinde, en een kleine vertraging gedurende het eerste kwartaal, die voornamelijk werd gevoed door de Verenigde Staten, maar de grootte van deze fluctuaties bleef zeer beperkt – zeker in vergelijking tot de meer dramatische verschuivingen in de periode van 2008 tot en met 2010. De algehele wereldwijde groei blijft positief, maar beneden de langetermijntrend. Ondanks de door de slechte winter veroorzaakte groeivertraging in het eerste kwartaal, herstelde de Amerikaanse economie in het derde kwartaal, met een groei van 5,0% op jaarbasis. De groei in de eurozone was stabiel, maar bleef net onder de 1,0%, met geen duidelijke katalysatoren voor een verbetering. In het Verenigd Koninkrijk bleef de groei stevig, wat verder ondersteund werd door een verbetering in de huizenmarkt. Japan heeft een volatiel jaar gehad nadat er een krimp was in het eerste deel van het jaar na de verhoging van de
verkoopbelasting, maar onze verwachting is dat de Japanse economie dit jaar weer zal groeien. De opkomende economieën vertoonden een sterkere groei dan de ontwikkelde economieën, maar het momentum nam af in enkele belangrijke landen in 2014. In China ligt de groeiverwachting momenteel tussen de 6-8% nu de beleidsmakers zich meer richten op consumptie dan op investeringen, alsmede door de inperking van de kredietverlening. Geopolitieke zaken als de conflicten in Oekraïne en het Midden-Oosten hadden ook effect op de regio. Vooral de groei van de Russische economie leed hieronder, door de sancties en de daling in de olieprijs. De uitzondering binnen deze categorie was India, waar de verkiezing van een nieuwe regering en de aanstelling van een betrouwbare centrale bank voorzitter de groeiverwachtingen verhoogden. Wereldwijd daalde de inflatie beneden de doelstellingen van de centrale banken, waarbij de Eurozone het jaar afsloot met een negatieve inflatie. Een grote bijdrage aan deze inflatiedaling kwam door de sterke daling van de energieprijzen, welke waarschijnlijk van tijdelijke aard is. De kerninflatie bleef in de buurt van de 1,0% op jaarbasis, wat beneden de doelstelling is van de ECB. De inflatieverwachting is ook gedaald, zowel op lange als op korte termijn en dit kan waarschijnlijk verklaard worden door de lage, maar stabiele groei. Monetair beleid De meest significante invloed op de assetprijzen in 2014 bleef het ruime monetaire beleid. Ondanks dat de Federal Reserve een eind maakte aan haar opkoopprogramma werd wereldwijd nog steeds een ruim beleid gevoerd. De Europese Centrale Bank verlaagde haar rentes twee maal, in juni en in september, en initieerde een eigen opkoopprogramma dat begin 2015 van start gaat. In Japan werd de omvang van het programma vergroot en in China verlaagde de centrale bank de eenjaarsrente in het vierde kwartaal.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
30
beleggingen
Impact op de financiële markten Het soepele monetaire beleid ondersteunde zowel de aandelen- als obligatiemarkten. De lage groei en lage inflatie, gecombineerd met het ruime monetaire beleid leidde tot een substantiële daling van de rente op de obligaties van de belangrijkste markten, voornamelijk aan het lange einde van de curve. De lage economische groei, gecombineerd met het aanbodoverschot in olie leidde tot een substantiële daling in de olieprijs, welke ongeveer halveerde in 2014. De bedrijfsresultaten waren goed in de Verenigde Staten en Japan en relatief stabiel in Europa. De aandelenmarkten stegen in de ontwikkelde landen, maar de resultaten waren gemengd in de opkomende economieën, waar het macroeconomische momentum afnam en de dalende energieprijzen de bedrijfsresultaten beïnvloedde. De rentespreads op de obligaties uit de periferie van Europa ten opzichte van de Duitse staatsobligaties daalden verder door toegenomen verwachtingen vaneen verdere verruiming van het beleid van de ECB. Aandelen Ondanks dat aandelen een volatiel jaareinde hadden, behaalden de meeste indices een positief resultaat. De lokale Chinese aandelen vertoonden het beste resultaat in 2014, waarbij de Shanghai Composite steeg met 58% door de aansluiting met Hong Kong en de renteverlaging door de centrale bank in november. De Amerikaanse aandelen zetten hun indrukwekkende stijging voort en eindigden het jaar met een resultaat van 13% en Japan eindigde het jaar ook sterk met een stijging van 10%. De prestaties in de Eurozone waren minder indrukwekkend, met een stijging van 5% en een stijging van slechts 0,5% in het Verenigd Koninkrijk. In de opkomende markten kende India een zeer sterk jaar in vergelijking tot de Europese landen, met een stijging van 26%. Staatsobligaties De rente op de staatsobligaties tuimelde in navolging op de voortzetting van het ruime monetaire beleid, afnemende inflatieverwachtingen en de daling in de olieprijs. In de Eurozone daalde de rente op de Duitse staatobligaties van 1,9% tot 0,5%. De rentecurves van overheidsobligaties vervlakten door een daling van de langetermijnrente. In landen in de periferie, zoals Ierland, Spanje en Italië daalden de rentes verder, alsmede ook in de rentespreads ten opzichte van de Duitse staatsobligaties door de verdere stimuleringsmaatregelen van de ECB in de vorm van een verlaging van de rentes en een toegenomen kans op een opkoopprogramma door de ECB. Wereldwijde obligaties volgden de Duitse trend, met een daling van de tienjaarsrente in de Verenigde Staten van 3,0% naar 2,2% en op de obligaties van het Verenigd Koninkrijk van 3,0% naar 1,8%. Overige beleggingscategorieën Bedrijfsobligaties profiteerden van de dalende rentes, waarbij investment grade (+ 7,9%) harder steeg dan high yield (+
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
2,5%). De rentespreads varieerden in de verschillende regio’s. In de Eurozone daalden de rentespreads door het opkoopprogramma van de ECB, terwijl de rentespreads in de VS en het VK toenamen. In de US high yield sector steeg de rentespread, wat voornamelijk gedreven werd door zorgen over energiebedrijven die beïnvloed worden door de sterke daling in de energieprijzen. High yield spreads stegen in de Verenigde Staten met 100 basispunten, terwijl deze maar met 60 basispunten stegen in Europa. Echter, in het algemeen was rendement van beide regio’s positief door de dalende rentes. De rentespreads op de obligaties van de opkomende economieën stegen ook, maar dalende rentes zorgen voor een positief resultaat van 7,4%. Valuta In de ontwikkelde economieën kende de Amerikaanse dollar haar beste jaar sinds 2005, met een stijging van meer dan 10% ten opzichte van de Euro en de Japanse Yen en 6% ten opzichte van de Engelse pond. Een groot deel van deze appreciatie was toe te schrijven aan het monetaire beleid en de kracht van de groei van de Amerikaanse economie. De dramatische val van de olieprijzen en de economische sancties hebben ervoor gezorgd dat de Russische roebel haar slechtste jaar kende sinds 1998, met een daling van 70% ten opzichte van de Amerikaanse dollar.
Beleggingsbeleid en -rendement Beleggingsbeleid Stichting Pensioenfonds Randstad Hoewel het aantal pensioengerechtigden stijgt, heeft SPR onverminderd relatief veel jonge deelnemers en een klein aantal pensioengerechtigden. Deze combinatie leidt ertoe dat er jaarlijks relatief veel premie-inkomstenVanaf medio 2015 verandert dit: dan gaat het fonds verder als gesloten pensioenfonds en zijn er geen premie-inkomsten weer. Reden om het beleggingsbeleid in 2015 te wijzigen. zijn om belegd te worden: er hoeven immers niet zoveel gelden beschikbaar gehouden te worden voor het verrichten van pensioenuitkeringen. (Vanaf medio 2015 verandert dit: dan gaat SPR verder als gesloten pensioenfonds en zijn er geen premie-inkomsten meer.) In beginsel is het beleggingsbeleid van SPR dan ook gericht op de lange termijn, al staat dit uitgangspunt vaak op gespannen voet met het kortetermijnkarakter dat feitelijk wordt afgedwongen door het FTK en het verlangde financiële herstel van het fonds als gevolg van de dekkings- en reservetekorten. Het lopen van kortetermijnbeleggingrisico's is daardoor niet altijd mogelijk. Het uiteindelijke doel van het beleggingsbeleid van SPR is dan ook niet het behalen van een hoog rendement, maar het 'sturen' van de dekkingsgraad. Het afdekken van het renterisico op de pensioenverplichtingen is hiervoor essentieel. Deze renteafdekking krijgt gestalte in de matchingportefeuille. Daarnaast heeft het fonds een rendementsportefeuille. Met deze laatstgenoemde portefeuille wordt getracht rendement te behalen, waardoor
31
de financiële posite van het fonds zich verbetert en waardoor er op termijn weer mogelijkheden tot toeslagverlening ontstaan. Binnen grenzen worden beide portefeuilles gescheiden van elkaar beheerd. De som van beide bepaalt het totale beleggingsrisico dat het fonds loopt en het beleggingsrendement dat het fonds genereert. Daarnaast wordt de optelling van de beide portefeuilles gebruikt voor verslaggevingsdoeleinden (zoals de jaarrekening en de rapportage aan De Nederlandsche Bank). Het vermogen van SPR wordt binnen de matching- en rendementsportefeuilles belegd op basis van vastgelegde verhoudingen tussen de verschillende beleggingscategorieën. Op basis van de enkele jaren geleden uitgevoerde asset-&liability-(ALM-)studie wordt er jaarlijks een beleggingsplan opgesteld waarin bandbreedtes worden vastgelegd waarbinnen fluctuaties in de waarde van de beleggingen zich mogen voordoen. Bovendien is het mandaat waarmee de fiduciaire vermogensbeheerder van het fonds, KCM, kan werken, begrensd door een zogeheten risicobudget dat eveneens jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld. Ten behoeve van de vaststelling van dit risicobudget en voor de uitvoering van het vermogensbeheer binnen de kaders van dit budget maken SPR en KCM voortdurend afwegingen omtrent de vraag of het nemen van (beleggings)risico naar verwachting beloond wordt. Om vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het te nemen risico het beste verdeeld (gespreid) kan worden over de verschillende beleggingscategorieën. Het nemen van (beleggings)risico is vanzelfsprekend geen doel op zich. Het is echter wel noodzakelijk om resultaat te behalen: zonder risico geen rendement. En zonder rendement is de kans op verbetering van de financiële situatie van het fonds gering. Maar risico betekent ook kans op tegenvallende rendementen en een daaruit voortvloeiende verslechtering van de financiële positie van het fonds. Het bestuur van SPR bepaalt daarom welk risico aanvaardbaar wordt geacht. Het is aan KCM om, binnen dit gestelde risicokader, afhankelijk van de verwachte rendementen en de actuele dekkingsgraad van SPR, te bepalen hoe het risico ingezet en gespreid wordt. De Beleggingsadviescommissie van het fonds houdt hier toezicht op en informeert periodiek het bestuur hierover. Met betrekking tot de verdeling is het uitgangspunt dat spreiding over beleggingscategorieën gewenst is. Zo wordt in principe voorkomen dat de beleggingen - en afgeleid dus de dekkingsgraad van SPR - gevoelig zijn voor één soort risico. Daarom wordt in de matchingportefeuille met behulp van zogeheten LDI 13-fondsen van Insigh Investment geïnvesteerd in staatsobligaties met lange looptijden en in rentederivaten. In de rendementsportefeuille wordt voornamelijk belegd in zakelijke waarden, zoals aandelen, onroerend goed en bedrijfsobligaties. In de rendementsportefeuille kunnen ook staatsobligaties opgenomen worden ingeval de verwachtingen voor deze positief zijn - in vergelijking tot die van zakelijke waarden. 13
Naast de splitsing van de beleggingen in twee portefeuilles en het afdekken van het renterisico van de pensioenverplichtingen worden de risico's van de buitenlandse valuta's waarin het meeste belegd wordt, de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen, voor 75% afgedekt.
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het bestuur van SPR heeft een beleid vastgesteld ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen. Het bestuur vindt dat bij de uitvoering van het beleggingsbeleid aandacht moet worden besteed aan sociale onderwerpen, milieuvraagstukken en corporate governance. Het pensioenfonds maakt daarbij gebruik van de maatschappelijkverantwoorde-beleggingsoplossing van KCM. Hierbij worden de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties als uitgangspunt gehanteerd. Deze tien principes zijn gerelateerd aan arbeidsnormen, mensenrechten, milieu en anti-corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het maatschappelijk-verantwoord-beleggingsbeleid is op verschillende wijzen ingebed in de beleggingsportefeuille en heeft zijn weerslag op verschillende onderdelen: - Engagement; aangaan van dialoog met ondernemingen om veranderingen te bewerkstelligen. De engagement ten behoeve van SPR wordt via KCM uitgevoerd door een onafhankelijke engagement manager, GES Investment Services; - Uitsluiting; bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens (anti-persoonsmijnen, kernkoppen, of clusterbommen) worden uitgesloten van belegging. Sinds 2013 geldt een wettelijk verbod op het (laten) uitvoeren van transacties, het verstrekken van leningen of verwerven van niet vrij verhandelbare deelnemingen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop van clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan. Eenmaal per jaar wordt, na overleg tussen de AFM, brancheorganisaties en marktpartijen, een indicatieve lijst van betrokken ondernemingen gepubliceerd en aangepast. Het bestuur van SPR ziet erop toe dat niet belegd wordt in bedrijven op deze lijst. Hiertoe wordt de periodieke lijst door SPR gedeeld met KCM. In de uitbestedingsovereenkomst met KCM en het jaarlijks op te stellen beleggingsplan, is nader omschreven op welke wijze KCM namens SPR invulling geeft aan dit verbod.
LDI = liability drive investments. In brede zin betekent het een beleid dat beleggingen afstemt op de pensioenverplichtingen. Een nauwere definitie is het afdekken van het renterisico van de pensioenverplichtingen.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
32
beleggingen
Beleggingsmix en -rendement
Belegd vermogen en dekkingsgraad
De strategische beleggingsmix die SPR in 2014 met betrekking tot het vermogensbeheer gehanteerd heeft, staat vermeld in onderstaande tabel.
10.000.000
Strategische beleggingsmix 2014
109,1%
110%
900.000
108%
800.000
106%
in % belegggingscategorie
600.000
Matchingsportefeuille (55%) - 80% renteafdekking verplichtingen (toezichtscurve = ca. 63% op swaprente) Rendementsportefeuille (45%) 24,4
- Aandelen opkomende landen
8,9
- Onroerend goed
11,1
- Absoluut rendement
11,1
- Bedrijfobligaties
33,3
- Hoogrentende leningen
102%
400.000
98% 550.440
624.453
747.998
722.437
988.712
96% 94%
200.000 100.000
92%
92,5%
90%
0 2010
5,6
Totaal rendementsportefeuille
102,9%
100,8%
100%
5,6
- Liquiditeiten
101,9%
500.000
300.000
- Aandelen ontwikkelde landen
104%
700.000
normweging
2011
2012
Belegd vermogen ( x € 1.000)
2013
2014
Dekkingsgraad
100,0
rente. Het belegde vermogen steeg naar € 988,7 miljoen (2013: € 722,4 miljoen). De dekkingsgraad steeg ook: van 102,9% ultimo 2013 naar 109,1% per einde 2014 (inclusief een toepassing van de korting op de pensioenen). De ontwikkeling van het belegde vermogen en de ontwikkeling van de dekkingsgraad van SPR is weergegeven in onderstaande grafiek. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er geen direct verband is tussen de hoogte van de dekkingsgraad en de omvang van het belegde vermogen: ontwikkelingen met betrekking tot de te gebruiken rente voor het waarderen van de pensioenverplichtingen verstoren dit verband de laatste jaren, al lijkt 2014 een uitzondering op deze conclusie.
Deze beleggingsmix 2014 is vastgelegd in het beleggingsplan 2014 dat eind mei 2014 geïmplementeerd is. Tot dan gold het beleggingsplan 2013, uitgaande van het feit dat een overdracht van de rechten en de pensioenverplichtingen van SPR wel eens op korte termijn aan een verzekeraar overgedragen zouden kunnen worden. Aangezien uit de aanbiedingen van de verzekeraars in het begin van 2014 bleek dat een dergelijke overdracht voorlopig niet aan de orde zou zijn, is besloten het beleggingsbeleid alsnog aan te passen. In dit plan is ervoor gekozen gedoseerd meer beleggingsrisico te nemen, in de vorm van een lagere afdekking van het renterisico op de pensioenverplichtingen en een grotere allocatie naar zakelijke waarden. Bovendien is de mate waarin de beleggingen van SPR passief van aard zijn, verhoogd. Beleidsmatig betekende dit dat het risicobudget 14 verhoogd werd naar gemiddeld 8,5% (ten opzichte van de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen) - met een maximale uitloop naar 10% 15. In 2013 was dit budget maximaal 7%.
SPR behaalde de laatste tien jaar de beleggingsrendementen zoals vermeld in onderstaande tabel. Vanaf 2006 dekt het fonds het renterisico af met behulp van een separate matchingportefeuille. Hierbij moet bedacht worden dat in jaren dat de rente stijgt, het beleggingsrendement van het fonds, gezien de renteafdekking, vaak negatief is; in jaren dat de rente daalt, is het beleggingsrendement vaak positief zoals bijvoorbeeld in het turbulente jaar 2008 en dus ook in 2014.
Mede op basis van deze strategische beleggingsmix is in 2014 een beleggingsresultaat behaald van + € 248,0 miljoen, ofwel een positief rendement van + 34,0%. Door de afdekking van het renterisico profiteerde SPR uiteindelijk sterk van gedaalde
Beleggingsrendementen 2005 - 2014 in %
Beleggingsrendement SPR
14 15
2014
2012
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
34,0
(3,8)
16,0
9,6
17,4
(1,1)
3,7
(8,2)
4,3
13,8
Het risicobudget is gedefinieerd op basis van statistische afwijkingen van het beleggingsrendement ten opzichte van het 'rendement' op de pensioenverplichtingen van SPR. Een risicobudget van 10% wil zeggen dat de waardeontwikkeling van de beleggingen, uitgaande van statische normaalverdelingen, in 97,5% van de gevallen binnen twee keer 10% plus of min van de oorspronkelijke waarde ligt. Bij een dekkingsgraad van 100% betekent dit dat met een kans van 97,5% de dekkingsgraad tussen 80% en 120% blijft.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
33
Aan het einde van het verslagjaar is 60,6% van het belegde vermogen van SPR geïnvesteerd in de matchingportefeuille en 44,4% in de rendementsportefeuille. Deze verdeling komt
feitelijk overeen met de strategische beleggingsmix. De allocatie van alle beleggingen over de portefeuilles en beleggingscategorieën is zichtbaar in de tabel.
Samenstelling beleggingen per portefeuille per beleggingscategorie ultimo jaar feitelijke allocatie in € belegggingscategorie
beheerders 2014
Matchingsportefeuille Vastrentende waarden
feitelijke allocatie in %
2014
2013
2014
2013
599.138
401.871
60,6
55,6
599.138
401.871
60,6
55,6
Discretionaire staatsobligaties van Nederland, Duitsland, Oostenrijk en - Staatsobligaties - LDI-fondsen - Geldmarktbeleggingen
Europese Unie
164.178
172.929
16,6
23,9
Insight Investment
321.879
161.161
32,6
22,3
JP Morgan, Insight Investment
112.852
67.456
11,4
9,3
-
229
325
0,0
0,0
389.574
320.566
39,4
44,4
191.672
140.549
19,4
19,5
47.563
-
4,8
0,0 14,4
- Liquide middelen Rendementsportefeuille
Vastrentende waarden - Hypothecaire leningen
Aegon AM Blackrock, iShares, Legal & General,
- Bedrijfsobligaties - Hoogrentende leningen - Geldmarktbeleggingen
Standard Life Inv.
82.943
104.211
8,4
Golden Tree, Lazard
21.587
18.177
2,2
2,5
JP Morgan, Insight Investment
34.528
13.120
3,5
1,8
-
5.051
5.041
0,5
0,7
- Liquide middelen
130.687
126.209
13,2
17,5
- Ontwikkelde markten
Aandelen Russell, Vanguard
95.835
91.780
9,7
12,7
- Opkomende markten
Vanguard, Northern Trust, T-Rowe Price
34.852
34.429
3,5
4,8
Onroerend goed
27.333
14.029
2,8
1,9
-
-
6.877
0,0
1,0
Altera Vastgoed
27.333
7.152
2,8
1,0
41.859
39.812
4,2
5,5
Kempen & Co., Prisma
41.859
39.812
4,2
5,5
(1.977)
(33)
(0,2)
(0,0)
(1.977)
(33)
(0,2)
(0,0)
988.712
722.437
100,0
100,0
- Genoteerd vastgoed Europa - Niet-genoteerd vastgoed Nederland Absoluut rendement - Hedge funds Financiële derivaten - Valutatermijnderivaten
discretionaire termijncontracten
Totaal beleggingen
Hoewel in waarde toegenomen, is de relatieve weging van aandelen in de totale beleggingsportefeuille van het fonds in 2014 afgenomen. Het aandeel van onroerendgoedbeleggingen is relatief gezien fors toegenomen, maar beslaat niet meer dan 2,8% van de portefeuille. Het aandeel van hypothecaire leningen - ten koste van bedrijfsobligaties - is relatief gezien de grootste verschuiving binnen de rendementsportefeuille in 2014. Het bestuur heeft de verwachting dat op (Nederlandse)
hypothecaire leningen de komende tijd een beter, stabiel(er) rendement te behalen is, tegen aanvaardbare risico's, dan op bedrijfsobligaties. Het beleggingsrendement bedroeg in 2014, zoals vermeld, + 34,0%. De matchingportefeuille kende, voornamelijk als gevolg van de algemene rentedaling in , een rendement van + 56,6%. De rendementsportefeuille kende ook een positief rendement: +7,3%. De rendementsportefeuille deed het iets
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
34
beleggingen
minder goed dan haar benchmark, de matchingportefeuille deed het beter. Zie de tabel. Hierin zijn ook de behaalde rendementen per beleggingscategorie - en die van hun benchmarks - opgenomen. Op totaalniveau wordt de benchmark gevormd door de ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen van het fonds. Deze 'rendeerden' met + 43,5% (zonder driemaandsmiddeling van de UFR-rente). Het behaalde beleggingsrendement steekt hier dus negatief bij af, maar door de driemaandsmiddeling van de UFR-rente wordt deze rendementsvergelijking verstoord en is er toch sprake van een stijging van de dekkingsgraad.
matchingportefeuille, maar van de rendementsportefeuille. Door hun karakter zorgen zij ook voor een deel van de renteafdekking.
Verdeling afdekking renterisico (gemeten op swapcurve) in % 2014
Rentederivaten
36
Staatsobligaties (nominaal)
19
Staatsobligaties (inflatiegerelateerd)
5
Bedrijfsobligaties
Beleggingsrendementen 2014 per portefeuille per categorie
3
Totaal
63
in % belegggingscategorie
realisatie benchmark
verschil
Matchingsportefeuille
56,6
54,8
1,8
- Vastrentende waarden
56,6
54,8
1,8
0,0
0,0
0,0
- Liquide middelen Rendementsportefeuille
7,3
7,4
(0,1)
- Bedrijfsobligaties
8,3
8,4
(0,1)
- Hoogrentende leningen
14,6
14,0
0,6
- Aandelen ontwikkelde landen
12,2
13,2
(1,0)
- Aandelen opkomende landen
15,6
15,2
0,5
- Genoteerd onroerend goed
19,3
24,8
(5,4)
- Niet-genoteerd onroerend goed
2,9
2,9
0,0
- Absoluut rendement
2,1
0,3
1,8
- Hypotheken
0,0
Matchingportefeuille De matchingportefeuille is - zoals hierboven al vermeld bedoeld voor het afdekken van het renterisico op de pensioenverplichtingen van het fonds. Deze afdekking gebeurt aan de hand van discretionaire beleggingen in langlopende staatsobligaties - van voornamelijk Duitsland, Nederland en Oostenrijk - en in LDI-fondsen van Insight Investment. Bij deze vermogensbeheerder belegt SPR in een vijftal fondsen (vier LDI-fondsen en één geldmarktfonds). Ook zit er nog een geldmarktfonds van JP Morgan in de matchingsportefeuillle.
De vermelde percentages van 19% en 5% voor de afdekking van het renterisico door (inflatiegerelateerde staatsobligaties is geografisch verdeeld over Duitsland (7%), Nederland (7%) en Frankrijk (7%). Overige landen, Finland en Oostenrijk, en Europese instellingen completeren deze verdeling (3%). Het rendement van de matchingportefeuille was positief in 2014. Ook de benchmark presteerde positief dit jaar. Beide zijn te verklaren door de fors gedaalde rente. De matchingportefeuille deed het relatief beter dan de benchmark. Dit relatieve positieve resultaat is te verklaren door het 'inkomen van de spreads', wat wil zeggen dat de risicopremie die voor vastrentende waarden (anders dan rentederivaten) betaald wordt, kleiner werd. In dat geval nemen dergelijke vastrentende waarden in waarde toe althans zij kennen een relatief beter resultaat dan de rentederivaten waarop de benchmark gebaseerd is. Omdat SPR binnen de matchingportefeuille in staatsobligaties belegt, profiteerde het fonds van deze spreadverminderingen. Matchingsportefeuille 2014 Beleggingsrendementen per kwartaal
kwartaal 1
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
kwartaal 3
kwartaal 4 56,6%
50% 40%
54,7%
36,2% 33,8%
30% 24,5% 23,1%
20% 11,4% 10%
Met de matchingportefeuille wordt getracht de impact van de UFR-rente op de pensioenverplichtingen voor 80% af te dekken. De UFR-rente is een kunstmatige rente en er zijn zodoende in de markt geen 'UFR-instrumenten' te koop. Laat staan instrumenten die gebaseerd zijn op driemaandsgemiddelden van de UFR-rente. Zoals aangegeven, vertaalt de doelstelling van 80% afdekking van het renterisico zich daarom in een renteafdekking van circa 63% op basis van de rente die gebaseerd is op de markt voor rentederivaten (swaps), instrumenten die zonder meer verkrijgbaar zijn. Deze afdekking is verdeeld over diverse instrumenten, zoals weergegeven in de tabel. De bedrijfsobligaties maken geen deel uit van de
kwartaal 2
60%
11,0% 11,4% 11,0%
11,7% 10,9%
9,4%
8,7%
15,0% 15,6%
0%
Kwartaalrendement
Cumulatief rendement
Benchmarkrendement
Cumulatief rendement benchmark
In geld gemeten, bestaat de matchingportefeuille voor 27% uit staatsobligaties, voor 54% uit de LDI-fondsen van Insight Investment en voor 19% uit geldmarktfondsen. In verband met de verwachte inflatie is een klein deel van de staatsobligaties belegd in inflatiegerelateerde staatsobligaties van Duitsland en Frankrijk. De grootste beleggingen binnen de matchingportefeuille zijn te zien in onderstaande tabel.
35
Grootste beleggingen in matchingportefeuille x € 1.000 2014
2013
Insight LDI Solutions - EUR 30 year fund
116.975
58.416
Insight LDI Solutions - EUR Assets 30 year fund
107.452
47.935
Insight LDI Solutions - EUR 50 year swap fund
97.451
51.973
JP Morgan Euro Liquidity Fund
79.143
58.457
Insight Liquidity Fund EUR Cash Fund
33.709
8.999
Rendementsportefeuille Met de rendementsportefeuille wil SPR zorgdragen voor positieve beleggingsrendementen die ertoe leiden dat de financiële positie van het fonds verbetert en er zodoende - op termijn - ruimte ontstaat voor verhoging van de pensioenen van de deelnemers en pensioengerechtigden. De samenstelling van deze portefeuille wijzigt voornamelijk door aanpassingen in de strategische uitgangspunten en bandbreedtes van de verschillende beleggingscategorieën, vast te leggen in het jaarlijkse beleggingsplan. De belangrijkste wijzigingen in het beleggingsbeleid van de rendementsportefeuille voor 2014 ten opzichte van 2013 waren: - Een kleinere allocatie naar de categorie 'aandelen ontwikkelde landen'; - Een grotere allocatie naar de categorie 'aandelen opkomende landen'; - Het meer investeren in de categorie 'niet-beursgenoteerd onroerend goed', zodra inschrijvingen bij Altera Vastgoed omgezet kunnen worden naar investeringen. Zolang dit niet mogelijk is, wordt belegd in beursgenoteerd onroerend goed; - Het omzetten van beleggingen in bedrijfsobligaties in hypotheekleningen; - Het verlagen van de afdekking van de valutarisico's op de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond van 100% naar 75%. SPR belegt binnen de rendementsportefeuille alleen in beleggingsfondsen. Een groot deel van deze fondsen hanteert een passieve beleggingsstijl, een stijl waarbij vastgelegde marktindices gevolgd worden. De strategische beleggingsmix van de rendementsportefeuille is hierboven reeds vermeld. De portefeuille heeft in 2014 positief gerendeerd en deed het iets minder dan haar benchmark: + 7,4% versus + 7,3%. Zonder de valutaafdekking zijn deze percentages + 9,3% respectievelijk + 9,2%. Deze afdekking heeft dus rendement gekost in 2014. Met name beleggingen in aandelen, hoogrentende leningen en beursgenoteerd onroerend goed deden het goed dit jaar. De categorie 'aandelen ontwikkelde landen' behaalde een rendement van + 12,2%, de categorie 'aandelen opkomende landen' een rendement van + 15,6%. Beursgenoteerd onroerend goed kende een rendement van + 19,3% Een overzicht van de rendementen per beleggingscategorie en hun benchmarks is opgenomen in de tabel. 16
De samenstelling van de rendementsportefeuille naar beleggingscategorie is hierboven vermeld in de tabel 'samenstelling beleggingen per portefeuille per beleggingscategorie'. De grootste beleggingen in deze portefeuille zijn opgesomd in onderstaande tabel. Hierin is ook vermeld of er sprake is van een passieve of actieve beleggingsstijl 16. Het bestuur van SPR heeft de mening dat het volgen van een marktindex, passief beleggen, het uitgangspunt moet zijn bij de beleggingen in de rendementsportefeuille, in het bijzonder in (nagenoeg) efficiënte markten als aandelenmarkten in ontwikkelde landen. Deze mening is zichtbaar in de verdeling van de aandelenbeleggingen, waarin Vanguard, een zeer grote, passieve vermogensbeheerder, het grootste deel van de gelden zijn ondergebracht. Hierdoor worden eveneens de kosten van vermogensbeheer gedrukt.
Rendementen 2014 rendementsportefeuille in %, exclusief valuta-afdekking 2014 2014 relatieve realisatie benchmark performance
Aandelen ontwikkelde markten
12,2
13,2
Aandelen opkomende markten
15,6
15,2
0,5
8,3
8,4
(0,1)
Bedrijfsobligaties
(1,0)
Hoogrentende leningen
14,6
14,0
0,6
Beursgenoteerd onroerend goed
19,3
24,8
(5,4)
Niet-beursgenoteerd onroerend goed
2,9
2,9
0,0
Absoluut rendement (hedge funds)
2,1
0,3
1,8
Totaal
9,3
9,2
0,1
Rendementsportefeuille 2014 Beleggingsrendementen per kwartaal
8,0%
7,4%
7,0%
6,3%
7,4%
6,3%
6,0% 4,8%
5,0%
4,6%
4,0% 3,0% 2,0%
1,6%
1,5%
1,0% 0%
1,6%
1,5%
kwartaal 1
3,2%
3,0%
kwartaal 2
1,4% 1,6%
1,0% 1,1%
kwartaal 3
kwartaal 4
Kwartaalrendement
Cumulatief rendement
Benchmarkrendement
Cumulatief rendement benchmark
Alle beleggingsfondsen die zich niet baseren op een reguliere marktindex, beschouwt SPR als actief. Ook fondsen die zichzelf als 'semi-passief' of 'semi-actief' betitelen.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
36
beleggingen
Grootste beleggingen in rendementsportefeuille x € 1.000 beleggingsfonds
Vanguard European Stock Index Fund
categorie
beleggingsstijl
aandelen
passief
opkomende landen AeAM Dutch Mortgage Fund (Aegon)
hypothecaire bedrijfsobligaties
passief
aandelen
passief
Vanguard Institutional Index Fund
opkomende landen Kempen Orange Investment Partnership
absoluut rendement
2013
60.374
42.044
actief
leningen Blackrock Euro Investment Grade Corporate Bond Fund
2014
45.013
-
27.436
25.305
27.301
22.496
actief 23.529
23.029
Standard Life Investments European Corporate Bond Fund
bedrijfsobligaties
(hedge fund) actief
20.432
13.416
Legal & General Euro Corporate Bond Fund
bedrijfsobligaties
actief
20.408
15.554
Altera Vastgoed Winkels
onroerend goed
actief 20.330
7.394
18.331
16.783
(niet-genoteerd) Prisma Spectrum Alternatives Fund
absoluut rendement
actief
(hedge fund) Northern Trust All Country Asia ex Japan Equity Index Fund
aandelen
passief
opkomende landen iShares Barclays Euro Corporate Bond ex-Financials Lazard Emerging Market Debt Blend
bedrijfsobligaties
passief
hoogrentende
actief
leningen Vanguard Emerging Market Stock Index Fund
aandelen hoogrentende geldmarktfondsen
Dit zijn de beleggingsfondsen waarin de waarde van de beleggingen van SPR aan het einde van 2014 meer dan € 10 miljoen bedraagt. Naast deze fondsen belegt SPR in de rendementsportefeuille in nog vier beleggingsfondsen. Deze vier worden beheerd door Russell Acadian (aandelen ontwikkelde markten), T-Rowe Price (aandelen opkomende markten), Altera Vastgoed (onroerend goed: woningen) en Insight Investment. Ook in 2014 is het aandeel van de passieve vermogensbeheerders toegenomen. Om redenen van tegenvallende rendementen zijn de beleggingen in het Skagen Global Fund, zeer actief beleggend in de wereldwijde aandelenmarkten, beëindigd. Bovendien is toegetreden tot de beleggingen in hypotheken, zijnde een hypotheekfonds voor Nederlandse hypotheken van Aegon. SPR heeft zich ingeschreven voor meer investeringen in onroerend goed van Altera en in hypotheken van Aegon, maar deze inschrijvingen hebben nog niet tot beleggingen geleid. Het wachten is op het moment dat Altera en Aegon nieuwe investeerders tot deze fondsen toelaten. Mede om die reden houdt SPR gelden aan in geldmarktfondsen; deze zijn snel liquide te maken ten behoeve van de investeringen bij Altera en Aegon.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
14.450
-
13.400
15.061
12.458
10.562
10.552
8.000
actief
leningen JP Morgan Liquidity Funds - Euro Liquidity Fund
17.098 49.314
passief
ontwikkelde landen Golden Tree High Yield Value Fund
17.914 14.666
passief
37
actuariële resultaten Actuariële analyse Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) van het fonds worden veronderstellingen gehanteerd met betrekking tot rente, sterfte, arbeidsongeschiktheid en kosten. De werkelijkheid wijkt onvermijdelijk af van deze veronderstellingen, waardoor er ten opzichte van de
(actuariële) veronderstellingen winst of verlies wordt gerealiseerd. De actuariële analyse maakt het totale saldo van baten en lasten per (actuariële) veronderstelling inzichtelijk. De analyse is opgenomen in onderstaande tabel.
Actuariële analyse x € 1.000 2014
2013
Premieresultaat - Premiebijdragen werkgever
18.181
17.014
- Premiebijdragen deelnemers
10.725
10.771
- Premies vrijwillige stortingen - Benodigde premie (excl. solvabiliteitsopslag)
168
44
(24.478)
(26.248) 4.596
1.581
Resultaat op beleggingen - Beleggingsresultaat - Benodigd voor toegerekende rente aan VPV - Wijziging marktrente (RTS) op VPV
248.025
(30.210)
(2.690)
(2.614)
(192.596)
34.947 52.739
2.123
Resultaat op pensioenaanpassing - Toeslagen (geen korting)
11
12 11
12
Resultaat op kosten - Beschikbaar voor kosten uit benodigde premie
992
898
- Beschikbaar voor kosten uit VPV
130
146
- Uitvoeringskosten in boekjaar
(992)
(898) 130
146
Resultaat op sterfte - Resultaat langlevenrisico
2.860
- Resultaat overlijdensrisico
(2.243)
(387) (994) 617
(1.381)
Omrekening overlevingstafels - Aanpassing actuariële grondslagen
(8.726)
(8.726)
-
Overige resultaten - Resultaat op arbeidsongeschiktheid - Resultaat op risicoherverzekering (stop-loss) - Resultaat op waardeoverdrachten - Resultaat op overige mutaties
301
-
2.249
1.871
(43)
1.003
(117)
1.132 2.390
4.006
Korting op pensioenen - Korting op aanspraken en uitkeringen
Saldo van baten en lasten
-
10.475 -
10.475
51.757
16.962
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
38
actuariële resultaten
Actuariële toelichting Premieresultaat Het actuariële resultaat op de premie betreft het verschil tussen de door de werkgever en deelnemers verschuldigde premies en de benodigde premie ten behoeve van de pensioenopbouw in het verslagjaar. Hierbij wordt in de door de werkgever verschuldigde premie rekening gehouden met een opslag voor de uitvoeringskosten. Deze opslag wordt in de praktijk niet betaald. Deze opslag is ook opgenomen in de benodigde premie. In deze analyse is de benodigde premie ten behoeve van de pensioenopbouwde premie opgenomen die actuarieel gezien kostendekkend is op basis van de rentestand per einde 2013. (Dit is dus niet de gedempte premie uitgaande van een gestabiliseerde rentevoet, zoals bepaald in de ABTN van het fonds.) In de vermelde benodigde premie is niet de solvabiliteitstoeslag opgenomen. (Deze toeslag wordt niet toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen.) In 2014 is een positief premieresultaat behaald. Dit resultaat is echter niet maatgevend voor de kostendekkendheid van de pensioenpremie. Hiervoor dient de solvabiliteitsopslag bij de berekening betrokken te worden en wordt er daarnaast uitgegaan van een andere (gedempte) rentevoet. In paragraaf 14 van de jaarrekening wordt nader op de kostendekkendheid van de premie ingegaan.
Resultaat op beleggingen Actuarieel gezien moet het rendement op de beleggingen van het pensioenfonds groter zijn dan de benodigde rentetoevoeging van de voorziening pensioenverplichtingen om te kunnen spreken van een positief beleggingsresultaat. Aangezien de interne rekenrente van het fonds in 2014 daalde - van 3,0% per einde 2013 naar 2,2% ultimo 2014 steeg de voorziening pensioenverplichtingen fors, wat actuarieel gezien een last betekent ('wijziging marktrente'). Aangezien de gevolgen van renteontwikkelingen bij SPR grotendeels zijn afgedekt en door de rentedaling en de positief gestemde financiële markten het rendement op de beleggingen positief was, leidden verschillen in rentestanden en de rendementen op zakelijkewaardenbeleggingen tot een positief beleggingsresultaat. Er is zodoende - actuarieel gezien - wederom een positief beleggingsresultaat behaald.
Resultaat op pensioenaanpassing In 2014 is er geen toeslag verleend op de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenuitkeringen. Het hier vermelde resultaat op pensioenaanpassing betreft de actuariële verhoging van herverzekerde aanspraken met 2%.
Resultaat op kosten Actuarieel gezien komt er ten behoeve van uitvoeringskosten uit de vrijgevallen pensioenuitkeringen en afgekochte kleine pensioenen 2% aan excassokosten beschikbaar. De uitvoeringskosten van het pensioenfonds komen volledig voor rekening van de werkgever, wat betekent dat de werkelijke
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
uitvoeringskosten (€ 992 duizend in 2014, € 898 duizend in 2013) actuarieel gezien niet tot een resultaat voor het fonds leiden.
Resultaat op sterfte Het resultaat op sterfte is positief in 2014. Dit resultaat bestaat uit twee delen: het resultaat op langleven en resultaat op overlijden. Het positieve resultaat op langleven, ofwel het zich voordoen van het langlevenrisico van het fonds, wordt bepaald door het feit dat er meer middelen beschikbaar kwamen dan waar op grond van de overlevingstafels gerekend was. Anders gezegd: er overleden meer deelnemers dan verwacht dan wel de deelnemers en/of pensioengerechtigden die overleden, hadden relatief grote pensioenen . Ten behoeve van de verwachting maakt SPR gebruik van de nieuwste overlevingstafel van het Actuarieel Genootschap, de Prognosetafel AG2014. Hierop worden leeftijdsafhankelijke correctiefactoren toegepast, gebaseerd op de woonplaats van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde, de zogeheten 'postcode-methodiek'. Het resultaat op overlijden, ofwel het zich voordoen van het overlijdensrisico van het fonds, was negatief in 2014. De hoogte van de uit te keren nabestaandenpensioenen was ook hoger dan waar op grond van de overlevingstafel mee gerekend is. Het aantal overlijdensgevallen is zodanig gering dat aan de resultaten op langleven en resultaten op overlijden geen conclusies verbonden kunnen worden. Ze kennen door de jaren heen een grillig verloop.
Omrekening sterftetafels In 2014 heeft SPR zijn actuariële grondslagen aangepast. De Prognosetafel AG2014 is gehanteerd, een tafel waarin geprognosticeerd is dat de gemiddelde Nederlander langer zal leven in de toekomst. Langer leven betekent langer pensioen ontvangen. Er is zodoende dit jaar een negatief resultaat als gevolg van omrekeningen van sterftetafels c.q. overlevingskansen van de deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds.
Overige resultaten Resultaat op arbeidsongeschiktheid Het resultaat op arbeidsongeschiktheid werd tot en met 2009 bepaald door arbeidsongeschikte deelnemers die voor 1 januari 2007 al arbeidsongeschikt waren en daardoor niet onder de stop-lossverzekering van het fonds vallen. Besloten is echter dat zolang deze schades de grenzen van de stoplossverzekering niet overschrijden, er geen uitsplitsing meer gemaakt wordt van het resultaat op arbeidsongeschiktheid voor en na 2007. Dit resultaat is daarom op deze plaats in de actuariële analyse bijna altijd nihil: het maakt deel uit van het resultaat op risicoherverzekering. Maar omdat het opbouwpercentage per 1 januari 2014 van 1,92% naar 1,84% verlaagd is, kon de technische voorziening
39
voor de toekomstige pensioenopbouw van arbeidsongeschikten verlaagd worden. Dit leidt tot een vrijval in het resultaat van € 301 in 2014. Resultaat op risicoherverzekering Ter bescherming tegen grote verliezen ten gevolge van overlijden en arbeidsongeschiktheid heeft SPR deze risico's deels herverzekerd bij Zwitserleven. Deze herverzekering betreft de schades door arbeidsongeschiktheid als ook de schades met betrekking tot het overlijdensrisico voor het nabestaandenpensioen. De herverzekering wordt afgehandeld via een stop-lossverzekering. Gezien de geringe schades is de voorziening stop-loss gemaximeerd op twee maal de benodigde risicopremie op arbeidsongeschiktheid (op marktwaarde). De door de overschrijding van deze maximumgrens beschikbaar komende middelen zijn als resultaat op risicoherverzekering verantwoord. Resultaat op waardeoverdrachten Het resultaat op waardeoverdrachten is het verschil tussen de afgerekende overdrachtswaarden en de actuarieel benodigde c.q. vrijvallen koopsommen voor inkomende en uitgaande waardeoverdrachten. Bij uitgaande waardeoverdrachten boekt SPR actuarieel gezien tegenwoordig een verlies, omdat de wettelijke tarieven (gebaseerd op langjarige gemiddelde rentestanden) voor waardeoverdrachten tot overdrachtswaarden leiden die hoger zijn dan de actuele voorziening- bepaald aan de hand van de rentestand op het moment van overdracht - voor de bijbehorende pensioenaanspraken bij SPR. Inkomende waardeoverdrachten leiden zodoende tot een actuariële winst. SPR kent structureel meer uitgaande dan inkomende waardeoverdrachten. Resultaat op overige mutaties Het resultaat op overige mutaties betreft voornamelijk correcties en mutaties die met terugwerkende kracht als gevolg van verwerkingen en aanpassingen in de pensioenadministratie naar voren kwamen. Deze worden alle gesommeerd in deze post, zodat aansluiting wordt behouden met de actuariële beginstand van het verslagjaar. Zo is er bijvoorbeeld een resultaat op uitkeringen, omdat er voor de actuariële berekening van de voorziening voor de ingegane pensioenen van uitgegaan wordt dat alle pensioenuitkeringen op 1 juli van het desbetreffende jaar plaatsvinden. In de praktijk is dit natuurlijk niet het geval, waardoor er een actuarieel resultaat op uitkeringen ontstaat. Ook is er een 'flexibiliseringsresultaat': het resultaat dat ontstaat uit vervroeging en uitstel van de pensioendatum en door uitruil van pensioenaanspraken bij pensionering en uitdienstreding. Het flexibiliseringsresultaat was positief in 2014. De verschillende componenten van het 'resultaat op overige mutaties' zullen in 2015 nader (actuarieel) onderzocht worden om te bezien of er aanpassingen in gebruikte actuariële factoren moeten komen, opdat in de komende jaren dit resultaat minder omvangrijk kan zijn.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
40
rapportage van de visitatiecommissie Algemeen De Visitatiecommissie van SPR heeft haar derde visitatie uitgevoerd in het najaar van 2014. De samenstelling van de Visitatiecommissie is hierbij in haar geheel gewijzigd. De Visitatiecommissie zal vanaf nu jaarlijks een visitatie uitvoeren. Bij de in het najaar 2014 uitgevoerde visitatie heeft het bestuur de Visitatiecommissie expliciet gevraagd te kijken naar de bestuurlijke gang van zaken binnen het pensioenfonds ter zake de nieuwe Randstadpensioenregeling en de keuze voor het soort pensioenuitvoerder dat deze regeling zal uitvoeren. Het visitatierapport is op 15 januari 2015 in conceptvorm uitgekomen. Na bespreking van dit rapport in het bestuur en door het bestuur met de Visitatiecommissie en het Verantwoordingsorgaan, is een definitief rapport opgesteld. Uit het definitieve rapport is de 'management summary' hieronder opgenomen.
Samenvatting van het visitatierapport De visitatiecommissie (hierna VC) komt tot het oordeel dat de bestuurlijke processen bij SPR verantwoord zijn ingericht en dat ze ook naar behoren worden uitgevoerd. Het bestuur tracht binnen het ter beschikking staande kader en met de aanwezige middelen zijn verantwoordelijkheid goed in te vullen. Deze constatering wordt gedaan in een periode waarin vele belangrijke issues tegelijkertijd van buiten op het fonds zijn afgekomen. De kwaliteit van het bestuur krijgt goede aandacht. Het vastleggen van de afwegingen bij het nemen van besluiten is aanzienlijk verbeterd sinds de vorige visitatie. De follow-up van de besluiten is goed. De rapportages van het fonds sluiten goed aan op de stuurvariabelen van het fonds. Het bestuur is in het algemeen ‘in control’. Het bestuur organiseert voldoende ‘countervailing power’ via het pensioenbureau, de twee externe bestuurders en externe adviseurs. De uitbestedingsrelaties worden bewaakt door de werkgroep uitbesteding. De wens om in 2015 over te stappen naar een nieuwe pensioenregeling met een meer individueel karakter, uit te voeren buiten het fonds, domineert de beleidsvoering. Er wordt gesproken over een nieuwe uitvoeringsovereenkomst voor het gesloten fonds, waarbij continuïteit en kostenaspecten een belangrijke rol spelen. Er is in dezen duidelijk sprake van nauwe saumenwerking tussen werkgever en bestuur, waarbij het pensioenbureau een belangrijke rol speelt. De samenwerking met het verantwoordingsorgaan is duidelijk voor verbetering vatbaar. De VC kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het besluitvormingsproces binnen SPR
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
zich traag ontwikkelt ten koste van veel memo’s en lange vergaderingen, juist vanwege de verstrengeling van belangen van werkgever, pensioenbureau en werkgeversbestuursleden. Men is hierop bedacht en er zijn in verschillende situaties maatregelen genomen om de verstrengeling te controleren. De risico’s van het fonds zijn in kaart gebracht en het bestuur tracht de doelstellingen, rekening houdend met die risico’s, zo goed mogelijk te realiseren. De VC komt in haar rapportage tot de volgende aanbevelingen (volgorde rapport): - De VC meent dat zorgvuldig met de belangenafweging wordt omgegaan, maar de VC beveelt tegelijkertijd aan om bij alle besluiten het punt van de evenwichtige belangenbehartiging mee te laten wegen en te expliciteren. - De VC meent dat de toekomstige afhankelijkheid van de werkgever inzake de kostenbijdrage risico’s in zich draagt en beveelt het fonds aan om over alternatieven na te denken. - De VC beveelt aan om de afhankelijkheid van Mercer van tal van diensten nader te bezien. - De VC beveelt het bestuur en het VO aan om de onderlinge samenwerking te verbeteren. - De VC beveelt aan om een klokkenluidersregeling op te stellen. - De VC beveelt aan om de Compliance Officer jaarlijks schriftelijk rapportage te laten doen over de naleving van de gedragscode en het integriteitsbeleid. - De VC beveelt aan om voor 2015 een duidelijk opleidingsplan vast te stellen. - De VC beveelt aan om het risicomanagementbeleid, inclusief missie en risicohouding van het fonds, te professionaliseren. - Om een juiste prijsstelling voor de accountantswerkzaamheden te verkrijgen, adviseert de VC na afloop van een of twee contracttermijnen een tender uit te schrijven. - De VC beveelt aan om bij Piramide aan te dringen op het ter beschikking stellen van een ISAE 3402-rapport. - De VC stelt voor om de risico’s van de hoge concentratie in niet-beursgenoteerde fondsen in kaart te brengen. - De VC beveelt aan om voor securities lending een duidelijke procedure op te stellen. - De VC geeft het bestuur in overweging om het model van fiduciair management op zijn merites te beoordelen. - Indien SPR het model van fiduciair management na sluiting van het fonds blijft toepassen, beveelt de VC aan om een tender uit te schrijven. Tilburg, 15 januari 2015 Drs. J.C.F.M. Nuyens RA Mr. J.R. Steinhauser Drs. S.R. Verdonkschot
41
Reactie van het bestuur op het visitatierapport Het bestuur bedankt de Visitatiecommissie voor het gedegen onderzoek dat zij gedaan heeft en heeft deze dankzegging ook expliciet uitgesproken in een gezamenlijke overlegvergadering op 10 maart 2015 waaraan naast het bestuur en de Visitatiecommissie ook het Verantwoordingsorgaan deelnam. In deze vergadering heeft de Visitatiecommissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen teruggekoppeld en nader toegelicht. Het bestuur is zowel de Visitatiecommissie als het Verantwoordingsorgaan erkentelijk voor het feit dat op deze praktische wijze de uitkomsten van de visitatie met de fondsorganen gedeeld konden worden.
Deze thema's zijn nog niet bepaald; dat de wijze van besturing van een gesloten pensioenfonds aandacht zal krijgen in deze visitatie, ligt echter voor de hand. Het is de bedoeling de uitkomsten van de in 2015 uit te voeren visitatie op te nemen in het jaarverslag 2015 dat in 2016 zal worden gepubliceerd.
In genoemde overlegvergadering heeft het bestuur aangegeven al met meerdere aanbevelingen van de Visitatitiecommissie aan de slag te zijn gegaan. De aanbevelingen van de commissie zijn op een actielijst geplaatst en in de bestuursvergaderingen wordt periodiek besproken en vastgesteld of en in hoeverre de aanbevelingen inmiddels zijn opgevolgd. Voor aanvang van de volgende visitatie, gepland voor het najaar van 2015, zal het bestuur direct aan de Visitatiecommissie terugkoppelen wat de status van de opvolging van aanbevelingen is. Het bestuur is blij met de conclusie van de Visitatiecommissie dat het bestuur 'in control' is en dat de bestuurlijke processen bij SPR verantwoord zijn ingericht en naar behoren worden uitgevoerd. Door nu over te schakelen naar het 'ritme' van een jaarlijkse visitatie door de Visitatiecommissie hoopt het bestuur directere feedback te krijgen op de functionering van de bestuurlijke processen dat het bestuur uitgedaagd wordt de processen nog beter in te richten. De aanbeveling van de Visitatiecommissie om de relatie met het Verantwoordingsorgaan te verbeteren, is een terechte aanbeveling die het bestuur direct ter harte heeft genomen. De overlegvergadering van 10 maart 2015 is hier een voorbeeld van: het bestuur heeft zich voorgenomen vaker - in ieder geval vier keer per jaar - met het Verantwoordingsorgaan om tafel te gaan om de lopende zaken die bij het besturen en uitvoeren van SPR spelen, te delen en te bespreken. Transparantie en periodiek, al dan niet informeel, overleg zullen de relatie tussen beide bestuursorganen verbeteren, zo is de gedachte. Daar het bestuur graag zijn openheid wil tonen, is er eveneens voor gekozen het visitatierapport op de website van SPR te plaatsen. Een ieder die dit wil, kan zodoende de bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de Visitatiecommissie tot zich nemen. In het najaar van 2015 zal, zoals vermeld, de volgende visitatie plaatsvinden. Dit betreft een jaarlijkse basisvisitatie waarbij tevens wordt ingezoomd op één of twee bestuurlijke thema's.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
42
rapportage van het verantwoordingsorgaan (In deze rapportage schrijft het Verantwoordingsorgaan 'VO' waar het Verantwoordingsorgaan bedoeld wordt.)
Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Randstad (In deze rapportage schrijven wij SPR waar Stichting Pensioenfonds Randstad en VO waar het Verantwoordingsorgaan bedoeld wordt.)
Algemeen Het door het bestuur van SPR per 1 januari 2008 ingestelde VO geeft jaarlijks een oordeel over het handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid, alsmede over de beleidskeuzes voor de toekomst. Daarnaast heeft het VO het recht om advies uit te brengen over: -
-
-
-
het beleid inzake beloningen; de vorm en inrichting van het interne toezicht; de profielschets voor leden van een raad van toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in de zin van de Pensioenwet; de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
Het VO voert zijn taken uit aan de hand van een vastgesteld reglement, het Reglement Verantwoordingsorgaan, dat laatstelijk werd herzien en vastgesteld in maart 2015.
Verslag en oordeel Verantwoordingsorgaan Het jaar waarop deze rapportage betrekking heeft is in de geschiedenis van SPR op zijn minst als een memorabel jaar te kenschetsen. Zo moesten in de aanvang van dit jaar de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenuitkeringen met 1,5% worden gekort. Die kortingsmaatregel onontkoombaar om de dekkingsgraad weer op het juiste niveau te brengen - is zorgvuldig toegelicht en begeleid. Medio het verslagjaar vindt een ingrijpender gebeurtenis plaats. Na 47 jaar besluit de werkgever, om de
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
pensioenregeling voor zijn werknemers niet langer door SPR te laten uitvoeren. Op grond van principiële uitgangspunten, zo geeft de werkgever in juni 2014 te kennen, heeft hij besloten om de pensioenregeling met ingang van 1 januari 2015 onder te brengen bij een externe, derde partij, waarna SPR per die datum als gesloten fonds verder zal gaan. Het voorgenomen tijdspad voor deze verreikende verandering blijkt overigens niet haalbaar en de transitie wordt uitgesteld naar 1 juli 2015. Die motieven of uitgangspunten, zo wordt ons nader toegelicht, hebben vooral te maken met het alsmaar ingewikkelder worden van het ‘pensioenlandschap’. Sedert meerdere jaren worden, onder meer van overheidswege, aan een pensioenfonds en aan het besturen ervan steeds hogere eisen gesteld. Verder geeft de werkgever aan, dat hij pensioen niet als corebusiness beschouwt en ook niet langer uitvoering wil geven aan een fonds, dat meer en meer als financiële instelling door het leven gaat. Daarnaast beoogt de werkgever met deze stap een beter bij de maatschappelijke ontwikkelingen passende regeling te introduceren. Pensioen wordt steeds meer een individuele aangelegenheid, die met de nieuwe regeling als zodanig tegemoet wordt getreden. Met ingang van 1 juli 2015 is de nieuwe pensioenregeling operationeel. Deze is ondergebracht bij ABN Amro Pensioenen. Pensioenaanspraken van actieve deelnemers die reeds zijn opgebouwd, kunnen eventueel, zo daartoe van De Nederlandsche Bank toestemming wordt verkregen, op een later tijdstip al dan niet aan deze nieuwe uitvoerder worden overgedragen. Het VO adviseert het bestuur om aan zo’n mogelijkheid tot waardeoverdracht ruimschoots aandacht te besteden, opdat alle actieve deelnemers in staat zijn op basis van begrijpbare informatie een weloverwogen keuze te maken. Ook hechten wij eraan om aan het bestuur mee te geven, om zich er in deze fase van het transitieproces bij wijze van spreken voortdurend en nadrukkelijk van te vergewissen dat alle belangen van alle betrokkenen op een evenwichtige wijze behartigd worden. Het bestuur geeft in dit jaarverslag aan, dat de werkgever zich verbindt om de uitvoeringskosten van het fonds voor onbepaalde tijd voor zijn rekening te nemen. Wij nemen aan, dat deze toezegging reeds in een voor 2016 (e.v.) af te sluiten uitvoeringsovereenkomst tot uitdrukking komt. Wij vertrouwen erop, dat het door ons uitgebrachte advies daarin reflecteert. De ook door de Visitatiecommissie opgemerkte risico’s zouden zo immers kunnen worden weggenomen. Ten generale vertrouwt het VO erop, dat SPR en de werkgever er zorg voor dragen dat die uitvoeringskosten nimmer een negatief effect zullen hebben op de pensioenen en pensioenaanspraken. Wij hebben voorts kennisgenomen van uw voornemen, om het huidige paritaire bestuursmodel nu op korte termijn om te zetten in een onafhankelijk bestuursmodel, dat wil zeggen een bestuur, bijgestaan door directe toezichthouders, zoals een Raad van Toezicht of een Visitatiecommissie en een
43
Belanghebbendenorgaan. Wij begrijpen dat het plan bestaat om per 1 januari 2016 de governance volgens dat model te hebben ingericht. Ook voor u als bestuur is dit ongetwijfeld een belangrijk punt van aandacht, maar daarenboven willen ook wij u erop wijzen - nu het fonds praktisch gezien meer op afstand van de onderneming komt te staan -, dat de bestuurlijke continuïteit en het handhaven van de kwaliteit van een dergelijk bestuur, alsmede van de toezichthouders, van het grootste belang zijn. Wij vertrouwen erop, dat alle relevante belangen van de stakeholders bij de introductie van een dergelijk model en in dat bestuurlijke proces een goede borging vinden. Het VO steunt dit voornemen van het bestuur en neemt zich voor, mede gelet op hetgeen wij ter verbetering van de onderlinge samenwerking reeds nastreven, om in ieder geval daar waar maar mogelijk aan dat proces een positieve bijdrage te leveren. Zelfs als alle huidige, actieve deelnemers van SPR gebruik maken van een eventuele regeling tot collectieve overdracht en hun pensioenaanspraken in zijn geheel naar de nieuwe uitvoerder overbrengen, dan resteert nog altijd een fonds dat 550 miljoen euro groot is. Een fonds, dat ook in die situatie is te kenmerken als een relatief ‘jong’ pensioenfonds. Een fonds ook, dat over het afgelopen jaar een prachtig rendement liet zien (+ 34,0%), alhoewel de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit voornamelijk - juist ook vanwege dat ‘jonge’ karakter van het fonds - op het conto van de ontwikkeling van de rente komt. Een rente die in het verslagjaar op een ongekend laag niveau uitkwam. Gezien deze aard en gezien het volume van het fonds, is er, zoals ook uit de in november 2014 uitgevoerde Kwetsbaarheidsanalyse blijkt, vooralsnog geen aanleiding om vanwege het gesloten karakter aan een liquidatie van het fonds te denken. Het bestuur is verder ‘in control’ en het beleid en de koers zijn volgens ons inzicht voor de nabije toekomst voldoende ontplooid en geborgd. Het fonds kan derhalve, hoewel zonder verdere mutaties uiteindelijk en per definitie liquidatie de finale vormt, voorlopig zelfstandig verder. Pensioengerechtigden en (gewezen) deelnemers zijn gebaat bij een dergelijke verantwoorde voortzetting, omdat daarmee het toekomstige indexatiepotentieel behouden blijft. Het geeft verder het bestuur de tijd om de verdere marsroute uit te stippelen. Onderbrengen bij een verzekeraar, zo is inmiddels al gebleken, is op korte termijn geen optie. Op dit vlak dienen volgens ons met name de mogelijkheden van een nader vorm te geven algemeen pensioenfonds in het oog te worden gehouden. Dit verslagjaar 2014 met alle gebeurtenissen en ontwikkelingen overziende beoordelen wij het beleid van het bestuur van SPR als positief. Als wij al op- of aanmerkingen zouden willen plaatsen, dan betreffen die de ‘vaart’ - zowel voor wat betreft de besluitvorming als de uitvoering - die voor ons soms wat geprononceerder had mogen zijn. Verder vinden wij op het gebied van de communicatie, dat bijvoorbeeld het uitbrengen
van slechts één informatieblad, in verhouding tot wat in voorgaande jaren gebruikelijk was, aan de magere kant is. Iets dergelijks constateren wij ook ten aanzien van de informatie naar overige belanghebbenden. Een en ander zal ongetwijfeld samenhangen met de grote hoeveelheid werk die een transformatie van deze orde oproept en met de complexiteit van het proces die een en ander met zich meebrengt, maar dat zijn volgens ons wel zaken die men in zekere zin toch had kunnen voorzien en waarop men zich in had kunnen richten. Gaarne spreken wij hier onze waardering en onze dank uit voor het vele werk dat door het bestuur, door de directie en door de medewerkers van het pensioenbureau is verricht. Vooral voor hetgeen gedurende het verslagjaar in de uitvoering werd gepresteerd hebben wij een diep respect. Er is door directie en staf ongelooflijk veel werk verzet, en er gaat nog heel veel plaatshebben. Bij die niet aflatende inzet en noeste arbeid past naast dank een welgemeend compliment. Tot slot willen wij hier nog melden, dat wij in het verslagjaar drie keer een formeel advies hebben uitgebracht. Deze adviezen betroffen: Het vaststellen van een ‘Vergoedingsregeling voor bestuursleden’ (d.d. 4 juli 2014), de aanstelling en de samenstelling van de Visitatiecommissie (d.d. 7 oktober 2014), en het vaststellen van de premie voor het jaar 2015 (d.d. 18 november 2014). Ook na het verslagjaar hebben wij nog een advies uitgebracht. Dit betreft de uitvoeringsovereenkomst 2016 die tussen de werkgever en het pensioenfonds wordt afgesloten (d.d. 10 juni 2015). Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Randstad, Diemen, 22 juni 2014. Henk Janssen, voorzitter Niels Meijer, secretaris Misja Bouma, lid Annet Goossen, lid Saskia Herweijer, lid Ben Hoogendam, lid
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van de rapportage en het oordeel van het Verantwoordingsorgaan (VO). In de gezamenlijke overlegvergadering van het bestuur en het VO op 23 juni 2015 is hierover gesproken. Het bestuur is het VO zeer erkentelijk dat het zijn rapportage en het oordeel, ondanks de (wederom) grote tijdsdruk, afgewogen en zorgvuldig heeft geformuleerd. Het bestuur is blij met het door het VO gegeven positieve oordeel voor het door het bestuur in 2014 gevoerde beleid. Ten aanzien van de door het VO vermelde met betrekking tot de overgang naar het gesloten pensioenfonds en de
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
44
rapportage van het verantwoordingsorgaan
mogelijkheid tot een collectieve waardeoverdracht voor de medewerkers van Randstad, merkt het bestuur op dat deze mogelijkheid alleen geboden kan en zal worden indien De Nederlandsche Bank (DNB) hiermee instemt. Het verzoek tot instemming is thans in behandeling bij DNB. Het advies van het VO om aan de communicatie van een dergelijke waardeoverdracht ruimschoots aandacht te besteden en de belangen van alle betrokkenen op een evenwichtige wijze te behartigen, neemt het bestuur ter harte. De eerste voorbereidingen hieromtrent zijn – vooruitlopend op de instemming van DNB – al getroffen. Met betrekking tot de toekomst van SPR is het inderdaad zo dat het pensioenfonds zelfstandig verder kan. Liquidatie van het fonds is derhalve nu niet aan de orde: het bestuur beraadt zich op de toekomst van het fonds en is zich er zeer goed van bewust dat dat de (pensioen)belangen van de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers evenwichtig behartigd moeten (zullen blijven) worden. Deze belangen staan centraal bij het maken van (toekomstige) keuzes. Het voornemen om binnen afzienbare tijd een onafhankelijk bestuursmodel te hanteren, past hierbij. Het bestuur heeft de verwachting dat met een dergelijk bestuursmodel de bestuurlijke continuïteit en de kwaliteit van het bestuur vergroot worden, indachtig hetgeen het VO hierover opmerkt. De inrichting van een dergelijk model, zodanig dat alle belangen van de stakeholders van SPR goed geborgd zijn, is een belangrijk onderwerp op de agenda van het bestuur in 2015. Dat het VO in een onafhankelijk bestuursmodel komt te vervallen en de facto vervangen wordt door een belanghebbendenorgaan, is op zich al een reden het VO op gezette tijden te informeren over de voortgang van de gewenste bestuurlijke inrichting van het fonds. Kijkend naar de communicatie van en door het fonds neemt het bestuur rekenschap van de constatering van het VO: met betrekking tot de overgang naar het gesloten pensioenfonds en de implementatie van een nieuwe Randstadpensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder, is door het fonds te weinig en relatief laat gecommuniceerd. Het bestuur belooft in dezen verbetering, direct te tonen in de tweede helft van 2015. Het bestuur dankt het VO voor de gegeven adviezen. Adviezen die het altijd serieus in overweging neemt, maar niet in alle gevallen kan of wil overnemen. Dat dit mogelijk tot teleurstellingen leidt, is niet altijd te vermijden en een uitkomst van het bestuursmodel waarvan het bestuur en het VO beide onderdeel uitmaken. Wetende dat de Visitatiecommissie van het pensioenfonds aanbevolen heeft te investeren in de relatie tussen bestuur en VO, zullen (delegaties van) beide organen vier maal per jaar informeel overleg voeren over de lopende zaken bij SPR. Opdat voor beide organen duidelijk is wat de ‘stand van zaken’ met betrekking tot het pensioenfonds is. Het bestuur zal bij
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
dergelijke gelegenheden niet schromen de leden van VO om informeel advies te vragen. Het bestuur dankt het VO voor het gegeven compliment. Het bestuur waardeert de betrokkenheid van de leden van het VO en bedankt de leden voor hun inspanningen tot het oordeel van het VO te komen. Het bestuur verwacht de samenwerking met het VO goed te kunnen voortzetten.
45
verklaring en ondertekening Ontwikkelingen in 2015 Met ingang van 2015 is het nieuwe financiële toetsingskader, het nFTK, op pensioenfondsen van toepassing. Door het nFTK zijn meerdere rekenmethodes die pensioenfondsen moeten toepassen, veranderd. Dit heeft direct gevolgen voor de financiële positie van pensioenfondsen, waaronder ook SPR. De evenwichtsdekkingsgraad, behorend bij het vereist eigen vermogen (VEV) van het fond, is hoger komen te liggen en de officieel te rapporteren dekkingsgraad dient te worden gebaseerd op een twaalfmaands gemiddelde van de 'maanddekkingsgraden'. Deze veranderingen laten zich samenvatten in onderstaande tabel.
Ontwikkelingen in 2015 in %
2014 (FTK)
1 januari 2015 (nFTK)
31 mei 2015 (nFTK)
Dekkingsgraad
109,1
109,1
105,9
Beleidsdekkingsgraad
n.v.t.
109,6
107,7
109,6
113,6
113,6
Evenwichtsdekkingsgraad behorend bij Vereist Eigen Vermogen
Aangezien de evenwichtsdekkingsgraad behorend bij het VEV onder het nFTK op 1 januari 2015 hoger was dan de beleidsdekkingsgraad op dat moment - 113,6% vs. 109,6% dient SPR voor 1 juli 2015 een herstelplan in te dienen. Dit plan moet gebaseerd worden op de regels van het nFTK en moet aantonen hoe SPR tijdig uit het reservetekort komt. Ofwel: hoe het fonds een dekkingsgraad van 113,6% of meer bereikt. Ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag wordt aan dit plan gewerkt. Nadrukkelijk wordt in dit plan uitgegaan van het gesloten karakter van het fonds dat feitelijk vanaf 1 juli 2015 en formeel vanaf 1 januari 2016 van toepassing zal zijn.
Ondertekening Aldus opgemaakt en ondertekend op 26 juni 2015. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad, Sieto de Leeuw, voorzitter Solange Overeijnder-Schalker, secretaris Bart Gianotten, plaatsvervangend voorzitter Mark Poort, plaatsvervangend secretaris Ton Hopmans, lid Wil Kitslaar, lid Hans de Ruiter, lid José Suarez Menendez, lid
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
46
jaarrekening
47
balans per 31 december 2014 na bestemming van het saldo van baten en lasten
x € 1.000
referentie
31 december 2014
31 december 2013
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds
4
Vastgoedbeleggingen
27.333
14.029
Aandelen
130.687
126.209
Vastrentende waarden
790.810
542.420
Financiële derivaten Overige beleggingen
44
151
41.859
39.812 990.733
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
722.621
5
Voorziening herverzekering
618
603 618
Vorderingen en overlopende activa
603
6
Vordering op verzekeringsmaatschappijen Overige vorderingen en overlopende activa
22
1
7.352
7.182 7.374
Overige activa
7.183
7
Liquide middelen
416
TOTAAL ACTIVA
15 416
15
999.141
730.422
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves
8
Stichtingskapitaal
-
-
Algemene reserve
45.655
34.873
Beleggingsreserve
42.212
37.509
Winstbijschrijvingsreserve
(5.062)
(41.334) 82.805
Technische voorzieningen
31.048
9
Voorziening pensioenverplichtingen
913.717
698.069 913.717
Overige schulden en overlopende passiva Financiële derivaten
698.069
10 2.021
184
Nog te betalen pensioen
126
94
Overige schulden
179
166
Overlopende passiva
293
TOTAAL PASSIVA
861 2.619
1.305
999.141
730.422
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
48
staat van baten en lasten over 2014
x € 1.000
referentie
2014
2013
BATEN Premiebijdragen (van werkgever en deelnemers)
14
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer
28.082
27.829
8.403
9.612
240.739
(38.701)
(1.117)
(1.121)
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
15
248.025
(30.210)
Overige baten
16
696
555
276.803
(1.826)
TOTAAL BATEN LASTEN Pensioenuitkeringen
17
(6.901)
(7.589)
Herverzekering
18
2
(16)
Pensioenopbouw
(22.186)
(26.248)
Rentetoevoeging
(2.690)
(2.614)
Aanpassing actuariële grondslagen overlevingskansen
(8.726)
-
(192.596)
34.947
11
10.487
6.523
7.298
Wijziging marktrente Indexering en overige toeslagen Onttrekking pensioenuitkeringen Onttrekking pensioenuitvoeringskosten
130
146
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
2.471
10.223
Mutatie op basis van sterftegevallen
2.026
(516)
Mutatie op basis van arbeidsongeschiktheid
(318)
630
221
458
(499)
802
Mutatie voorziening risicoherverzekering Overige mutaties voorziening Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Saldo overdracht van rechten TOTAAL LASTEN SALDO VAN BATEN EN LASTEN
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
19, 20 21
(215.633)
35.613
(2.514)
(9.220)
(225.046)
18.788
51.757
16.962
49
kasstroomoverzicht over 2014
x € 1.000
referentie
2014
2013
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies
28.550
Ontvangen in verband met overdrachten van rechten
20.635
743
141
Betaalde pensioenuitkeringen en afkopen kleine pensioenen
(7.073)
(8.628)
Betaald in verband met overdracht van rechten
(3.725)
(7.716)
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde premies herverzekering
332
197
(220)
(80) 18.607
4.549
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen
376.340
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten voor vermogensbeheer
7
Mutatie liquide middelen Stand per 31 december
9.704
(402.985)
(345.456)
(1.073)
Mutatie liquide middelen
Stand per 1 januari
332.223
9.512
7
(1.080) (18.206)
(4.609)
401
(60)
15
75
401
(60)
416
15
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
50
toelichting op de balans en staat van baten en lasten 1. Algemene toelichting Activiteiten Het doel van Stichting Pensioenfonds Randstad (SPR) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de ondernemingen behorende tot de Randstad Groep Nederland bv die het zogeheten indirecte personeel in dienst hebben, evenals van Randstad Holding nv.
Financieel toetsingskader Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. Onderdeel van de Pensioenwet is het Financieel Toetsingskader (FTK). In het FTK is de manier waarop De Nederlandsche Bank (DNB) haar toezicht op pensioenfondsen uitoefent, vastgelegd. Het FTK stelt daarbij de kaders waarbinnen een pensioenfonds moet opereren. Sinds 2007 past SPR het FTK toe in zijn jaarverslag, conform de bepalingen van Richtlijn 610 Pensioenfondsen van de Raad van de Jaarverslaggeving. Met ingang van 2015 is het FTK herzien en gelden er nieuwe regels, vastgelegd in het nFTK. In de 'Overige Gegevens' van dit jaarverslag wordt hieromtrent als gebeurtenis na balansdatum een en ander vermeld.
Toelichting op het kasstroomoverzicht Voor de opstelling van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd. Hierbij worden alle ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW – voor zover verplicht gesteld door de Pensioenwet – en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Als geen specifieke waarderings‐ grondslag is vermeld, dan vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. De wijzigingen betreffen de hantering van de Prognosetafel AG2014 ten behoeve van de waardering van de pensioenverplichtingen. In 2013 werd de Prognosetafel AG2012-2062 gebruikt. De pensioenverplichtingen zijn door deze wijziging in waarde toegenomen: + € 8.726 (€ 8,7 miljoen). Zie verder de paragraaf 'Technische voorzieningen' hieronder.
Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van SPR zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. SPR hanteert onverkort de rentecurve die DNB publiceert ten behoeve van haar toezicht op pensioenfondsen, de zogeheten rentetermijnstructuur. Hierbij wordt sinds 30 september 2012 gebruik gemaakt van de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR) correctie. Deze correctie behelste een wijziging voor rentes voor looptijden vanaf twintig jaar. De dekkingsgraad van SPR wordt in beginsel positief beïnvloed door deze correctie. De correctiefactoren toegepast op de AG-prognosetafel met overlevingskansen ter bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen van SPR worden gebaseerd op sociaal-economische factoren per leeftijd en geslacht aan de hand van postcodes in Nederland.
Opname van actief, verplichting, baat of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een
51
verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
gemaakt van hedge accounting. Indien een derivatenpositie (inclusief opgelopen rente) negatief is, wordt het op de passiefzijde van de balans verantwoord.
Vreemde valuta Functionele valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
Beleggingen Vastgoedbeleggingen (Indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd op de per balansdatum geldende marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingen is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet-beursgenoteerde beleggingen fondsbeleggingen is dit de nettovermogenswaarde van het beleggingsfonds. Ongerealiseerde waardestijgingen worden via de staat van baten en lasten verwerkt. Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen/-fondsen zijn gewaardeerd op marktwaarde per balansdatum. Voor beursgenoteerde beleggingen is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet-beursgenoteerde beleggingen fondsbeleggingen is dit de nettovermogenswaarde van het beleggingsfonds. Ongerealiseerde waardestijgingen worden via de staat van baten en lasten verwerkt. Vastrentende waarden Vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde per balansdatum. Voor beursgenoteerde beleggingen is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet-beursgenoteerde beleggingen fondsbeleggingen is dit de nettovermogenswaarde van het beleggingsfonds.De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Financiële derivaten Financiële derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Er wordt geen gebruik
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Deposito’s worden gewaardeerd tegen kostprijs. Methodiek bepaling marktwaarde Bij de waardering van de beleggingen van de stichting kan voor het grootste deel gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, met uitzondering van bepaalde derivaten, die op basis van waarderingsmodellen en -technieken zijn gewaardeerd. Hierin worden veronderstellingen gehanteerd ten aanzien van bijvoorbeeld kredietrisico, correlaties en rentecurves. Opgemerkt wordt dat schattingen naar hun aard subjectief zijn en dat de geschatte actuele waarden van financiële instrumenten daarom inherent onderhevig zijn aan onzekerheden. Deze schattingen zijn momentopnames, gebaseerd op de marktomstandigheden en de op dat moment beschikbare informatie. De waarderingsmodellen en -technieken die gehanteerd zijn bij het schatten van de reële waarde van de derivaten zijn met name mededelingen geweest van gerenommeerde derdepartijen: banken, brokers, custodians, etc. ten aanzien van de transactieprijzen.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Herverzekeringspremies Herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Herverzekeringscontracten op risicobasis Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden als actief verantwoord op het moment dat de onderhavige verzekerde gebeurtenis zich voordoet. De waardering vindt plaats op basis van de contante waarde van de verzekerde uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van het pensioenfonds, waarbij rekening wordt gehouden met de kredietwaardigheid van de verzekeraar (afslag voor kredietrisico). Genoemde grondslagen van het fonds zijn dezelfde als die voor de waardering van voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds worden gebruikt (zie hieronder). De niet direct uit lopende afrekeningen opeisbare vorderingen uit verzekeringspolissen worden op de balans in een afzonderlijke actiefpost opgenomen. Opeisbare vorderingen/schulden uit hoofde van lopende afrekeningen binnen de contractperiode worden opgenomen als kortlopende vorderingen/kortlopende schulden.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
52
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
De herverzekerde pensioenverplichtingen worden bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen aan de activazijde van de jaarrekening verwerkt.
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde van de tegenprestatie. Vorderingen worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Als de ontvangst van de vordering is uitgesteld op grond van een verlengde overeengekomen betalingstermijn wordt de reële waarde bepaald aan de hand van de contante waarde van de verwachte ontvangsten en worden er op basis van de effectieve rente rente-inkomsten ten gunste van de winst-en-verliesrekening gebracht. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties. Vorderingen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (VPV) wordt tegen actuele waarde gewaardeerd aan de hand van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per balansdatum op basis van driemaandsmiddeling en UFR-rekenrente. De waarde van de voorziening wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken.
Liquide middelen Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves Het stichtingskapitaal en de reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. SPR heeft een afgerond stichtingskapitaal van € 0 (reëel zijnde vijfenveertig euro). De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
Technische voorzieningen Algemeen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd op de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd op de contante waarde
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioen toeslag (indexatie) kan worden gegeven. Bij SPR wordt toeslag ‘winstbijschrijving’ genoemd. Winstbijschrijvingen kunnen ook negatief zijn: de pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen worden dan verlaagd. Alle per balansdatum bestaande toeslagenbesluiten zijn in de berekening begrepen; genomen toeslagenbesluiten na balansdatum niet. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De VPV is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: - De gehanteerde marktrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB – inclusief driemaandsmiddeling en UFR, rekening houdend met de looptijd van de uitkeringen; - Overlevingstafel, te weten de Prognosetafel AG2014, startjaar 2015, inclusief op basis van sociaaleconomische factoren aan de hand van postcodes berekende correctiefactoren per leeftijd en geslacht. De vergelijkende cijfers zijn gebaseerd op de Prognosetafel AG2012-2062, starttafel 2014;
53
-
-
-
-
Ten behoeve van alle actieve deelnemers is een nabestaandenpensioen op risicobasis verzekerd. Reservering voor nabestaandenpensioen ten behoeve van (gewezen) deelnemers vindt alleen plaats voor de aanspraken op nabestaandenpensioen opgebouwd tot 1 januari 2001; Voor actieve deelnemers is ten behoeve van het wezenpensioen een doorsneepremie van € 10,00 per € 1.000,00 verzekerd pensioen gehanteerd. Voor de premievrijen is de voorziening van uitgesteld nabestaandenpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen met 5% verhoogd; Een kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten; Voor de arbeidsongeschikte deelnemers wordt rekening gehouden met premievrijstelling van de toekomstige pensioenopbouw.
Beleggingen (financiële derivaten) Indien een derivatenpositie (inclusief opgelopen rente) negatief is, wordt deze op de passiefzijde van de balans verantwoord. Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Als er geen marktwaarde beschikbaar is, dan wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waarde‐ veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Indirecte beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en –lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer vallen de beheerkosten die de vermogensbeheerders – inclusief de fiduciaire vermogensbeheerder – in rekening brengen, evenals de transactiekosten, bewaarloon en de overige administratieve kosten van beleggingen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Overlopende passiva worden opgenomen tegen de reële waarde.
3. Grondslagen voor bepaling resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar op te bouwen en verzekerde pensioenen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Belegggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en
Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan pensioengerechtigden uitgekeerde bedragen plus de afkopen (uitkeringen ineens) van kleine pensioenaanspraken. De afkopen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De mutatie voorziening pensioenverplichtingen betreft de wijziging in de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds.
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijzigingen in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
54
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
4. Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen naar soort
x € 1.000
vastgoedbeleggingen
aandelen
vastrentende waarden
financiële derivaten
overige beleggingen
totaal
987.535
(saldo) Beleggingen in categorie Opgelopen rente Openstaande transacties Liquide middelen
27.136
130.687
789.809
(1.956)
41.859
-
-
1.742
-
-
1.742
197
-
(2.840)
(21)
-
(2.664)
-
-
2.099
-
-
2.099
27.333
130.687
790.810
(1.977)
41.859
988.712
vastgoedbeleggingen
aandelen
vastrentende waarden
financiële derivaten
overige beleggingen
totaal
(163)
36.312
727.960
Stand per 31-12-2014
Verloop beleggingen
x € 1.000
(saldo) Stand per 1-1-2013
19.681
130.156
541.974
Aankopen
7.612
45.157
292.325
-
-
345.094
Verkopen
(13.023)
(61.861)
(242.668)
(3.124)
-
(320.676)
Verkoopresultaat
(117)
2.446
(4.570)
3.254
-
1.013
Waardeontwikkeling
(141)
10.311
(53.275)
-
3.500
(39.605)
Stand per 31-12-2013
14.012
126.209
533.786
(33)
39.812
713.786
Aankopen
33.928
50.531
291.055
-
8.600
384.114
Verkopen
(20.582)
(58.719)
(268.989)
4.785
(7.393)
(350.898)
Verkoopresultaat
509
1.810
26.423
(4.786)
61
24.017
Waardeontwikkeling
(731)
10.856
207.534
(1.922)
779
216.516
Stand per 31-12-2014
27.136
130.687
789.809
(1.956)
41.859
987.535
Op balansdatum bedroeg de waarde van de beleggingen van het fonds € 988.712 (2013: € 722.437). Hiervan was € 987.535 aan effecten in bezit (2013: € 713.786). Het verschil tussen deze bedragen betreft de opgelopen rente, de nog te ontvangen gelden uit openstaande transacties en het kasgeld in de beleggingsportefeuille dat (al dan niet tijdelijk) niet belegd is (de liquide middelen).
Financiële derivaten worden gebruikt om de valutarisico's af te dekken. Ten behoeve van het hedgen van de risico's die het fonds met de beleggingen loopt op de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen, zijn valutatermijncontracten afgesloten. De gepresenteerde waarde aan derivaten betreffen enkel deze valutatermijncontracten.
Ultimo 2014 bedraagt de debetpositie van de financiële derivaten € 44 (2013: € 151). De creditpositie van de derivaten is € 2.021 (2013: € 151). Bovenstaande waarde van de beleggingen is mede gebaseerd op het saldo van de debeten creditpositie van de financiële derivaten.
Het afdekken van het renterisico van de pensioenverplichtingen van SPR geschiedt binnen beleggingsfondsen als ook met behulp van staatsobligaties. Ook in de hiervoor gebruikte beleggingsfondsen wordt gebruik gemaakt van staatsobligaties. Tevens maken deze fondsen gebruik van forward bonds en renteswaps. Dit zijn ook financiële derivaten, maar deze worden niet onder deze categorie in de jaarrekening vermeld, daar ze integraal
Aan de activazijde van de balans hebben de beleggingen eind 2014 een waarde van € 990.730 (2013: € 722.621).
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
55
onderdeel uitmaken van de beleggingsfondsen, zogeheten LDI 17-fondsen, waarin SPR belegt.
Vastgoedbeleggingen in bezit en openstaand x € 1.000
Beleggingen: activa en passiva x € 1.000
Waarde derivaten (passiva) Waarde beleggingen voor risico van het pensioenfonds (totaal)
2014
2013
beleggingsfondsen) in bezit
27.136
14.012
Indirecte vastgoedbeleggingen (participaties in beleggingsfondsen) openstaand
990.733
722.621
(2.021)
(184)
988.712
722.437
Beleggingen in aangesloten ondernemingen Stichting Pensioenfonds Randstad belegt niet direct in Randstad Holding nv of in één van de andere bij het fonds aangesloten ondernemingen. Via participatie in aandelenbeleggingsfondsen kan er indirect wel sprake zijn van beleggingen in Randstad Holding nv. Deze mogelijke, indirecte beleggingen zijn beperkt van omvang.
Stand per 31 december
Aandelenbeleggingen
Vastgoedbeleggingen
Niet-beursgenoteerde
2013
beleggingsfondsen)
27.333
14.029
Stand per 31 december
27.333
14.029
Indirecte vastgoedbeleggingen (participaties in
Vastgoedbeleggingen bestaan sinds 2014 bij SPR uit belangen in Altera Vastgoed N.V., voor wat betreft de sectoren 'winkels' (€ 19,7 miljoen) en 'woningen' € (7,6 miljoen). Dit betreft beleggingen in Nederlandse winkelgebouwen, winkelcentra en woningen. SPR heeft deze belangen in het verslagjaar verkregen en haar andere vastgoedbeleggingen (eveneens enkel indirecte beleggingen) van de hand gedaan.
17 14.029
Aandelen
x € 1.000
2014
197 27.333
SPR heeft het voornemen meer te beleggen in indirect vastgoed en heeft zich voor EUR 13,0 miljoen gecommitteerd aan het winkelfonds van Altera Vastgoed. Zodra het mogelijk wordt om meer te beleggen in dit gesloten beleggingsfonds, zal (een deel van) dit commitment worden omgezet in beleggingen.
Vastgoedbeleggingen
x € 1.000
2013
Indirecte vastgoedbeleggingen (participaties in
Waarde beleggingen voor risico van het pensioenfonds (activa)
2014
2014
aandelenbeleggingsfondsen
130.687
126.209
Stand per 31 december
130.687
126.209
Aandelenbeleggingen vinden plaats in beleggingsfondsen van meerdere professionele vermogensbeheerders. Ultimo 2014 wordt door SPR geparticipeerd in zes aandelenbeleggingsfondsen van vier vermogensbeheerders. Drie van de zes aandelenbeleggingsfondsen zijn in beheer van Vanguard, de grootste passieve aandelenbelegger ter wereld. SPR heeft een voorkeur voor passief beleggen.
Vermogensbeheerders aandelenbeleggingen
Wereldwijd, ontwikkelde markten
Op balansdatum zijn niet alle vastgoedbeleggingstransacties van SPR volledig afgehandeld. Dientengevolge kan de waarde van de vastgoedbeleggingen ook als in onderstaande tabel weergegeven worden, waarin duidelijk wordt wat de openstaande posities zijn.
17
2013
Russel Acadian
Europa
Vanguard
Noord-Amerika
Vanguard
Azië, Oceanië (exclusief Japan) Wereldwijd, opkomende markten
Northern Trust T-Rowe Prce, Vanguard
LDI = liability driven investments. Investeringen die gebaseerd worden op de verplichtingen(structuur) van de belegger. Ingeval van pensioenfondsen: de pensioenverplichtingen.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
56
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
Vastrentende waarden Vastrentende waarden naar soort x € 1.000
Staatsobligaties
2014
2013
164.170
172.929
Niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen bedrijfsobligaties
83.102
104.212
321.879
161.160
hoogrentende leningen
27.167
18.176
Niet-beursgenoteerde hypotheekfondsen
45.013
-
Niet-beursgenoteerde geldmarktfondsen
147.380
80.576
Niet-beursgenoteerde LDI-beleggingsfondsen Niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen -
Liquide middelen Stand per 31 december
2.099
5.367
790.810
542.420
Duitsland, Nederland, Oostenrijk en de Europese Unie. Deze laatste zijn discretionaire beleggingen, ofwel beleggingen rechtstreeks op naam van Stichting Pensioenfonds Randstad. Het pensioenfonds bezit ook inflatiegerelateerde staatsobligaties, uitgegeven door Frankrijk en Duitsland. In de rendementsportefeuille komen ook beleggingen in vastrentende waarden voor. Deze zijn gericht op het behalen van rendement en bestaan voornamelijk uit beleggingsfondsen die in bedrijfsobligaties, hoogrentende leningen of hypotheekleningen investeren. Ultimo 2014 zijn de beleggingen in vastrentende waarden, waaronder geldmarktbeleggingen, in beheer bij negen vermogensbeheerders.
Vermogensbeheerders beleggingen in vastrentende waarden De waarde van de vastrentendewaardenbeleggingen van het fonds zijn inclusief de opgelopen couponrentes en de gelden uit nog te ontvangen transacties (zijnde wel uitgevoerde, maar op balansdatum nog niet afgehandelde tranacties). Zie onderstaande tabel.
LDI-fondsen, gericht op matching renterisico
Insight Investment iShares, Standard Life Investments, Blackrock, Legal & General
Bedrijfsobligaties
Vastrentende waarden in bezit en openstaand & opgelopen rente
Hypothecaire leningen
AeAM (Aegon)
Hoogrentende leningen (bedrijven)
Golden Tree
Hoogrentende leningen (landen) x € 1.000
Vastrentende waarden in bezit
2014
2013
789.809
533.786
1.742
2.641
(2.840)
626
788.711
537.053
Opgelopen couponrente Nog te ontvangen transacties vastrentende waarden Stand per 31 december exclusief liquide middelen Liquide middelen Stand per 31 december
2.099
5.367
790.810
542.420
Lazard
Geldmarktfondsen
Insight Investment, JP Morgan
Financiële derivaten SPR maakt - op eigen naam - gebruik van financiële derivaten. Deze hebben het afdekken van het valutarisico als doel. De posities van deze financiële derivaten, die direct op naam van SPR staan per einde 2014, staan in onderstaande tabel.
Financiële derivaten De beleggingen in vastrentende waarden bestaan uit staatsobligaties, uit beleggingsfondsen die in vastrentende waarden en in renteswaps beleggen, als ook uit beleggingsfondsen die beleggen in bedrijfsobligaties en hoogrentende leningen. Tevens is er sinds 2014 sprake van beleggingen in hypotheken (via een fonds voor gemene rekening van Aegon Asset Mangement (AeAM)). Het grootste deel van deze vastrentendewaardenbeleggingen is te vinden in de matchingportefeuille van SPR; deze beleggingen zijn gericht op het afdekken van het renterisico van de pensioenverplichtingen en vinden voor een groot deel plaats bij Insight Investment. Bij Insight Investment belegt SPR in drie LDI-fondsen, liability driven investments, waarmee een groot deel van het renterisico op de pensioenverplichtingen wordt afgedekt. Daarnaast is een substantieel deel van de matchingportefeuille belegd in staatsobligaties van
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
2014 x € 1.000
2013
debet
credit
totaal
Valutaderivaten
44
(2.021)
(1.977)
(33)
Stand per 31 december
44
(2.021)
(1.977)
(33)
Derivaten ter afdekking van het renterisico op de pensioenverplichtingen zijn onderdeel van de LDI-fondsen van Insight Investment (zie vastrentende waarden). Deze LDIfondsen maken voornamelijk gebruik van forward bonds en renteswaps. Deze derivaten kennen het kredietrisico (het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen) als grootste risico. Dit risico wordt beperkt door Insight alleen transacties toe te laten staan met kredietwaardige tegenpartijen, en door zoveel mogelijk te werken met onderpanden die dagelijks worden uitgewisseld.
57
Overige beleggingen
gewaardeerd op actuele waarde aan de hand van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (UFR-rente) per 31 december 2014.
De overige beleggingen van SPR bestaan uit participaties in beleggingsfondsen die zijn gericht op het behalen van absoluut rendement (hedge funds). Dezen fondsen zijn zogeheten fund-of-funds en worden beheerd door Prisma Capital Partners en door Kempen & Co.
Overige beleggingen x € 1.000
2014
2013
Niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen overige beleggingen
41.859
39.812
Stand per 31 december
41.859
39.812
5. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
6. Vorderingen en overlopende activa
Tot en met 2001 verzekerde SPR de mogelijke lasten voortvloeiend uit WAO-hiaten bij Zwitserleven. WAO-hiaatgevallen die betrekking hebben op de jaren tot en met 2001 komen zodoende ten laste van deze verzekeringsmaatschappij. Dientengevolge staat er op de balans van SPR een voorziening herverzekering WAO-hiaat. Deze bedraagt ultimo 2014 € 618 (2013: € 603). Door de rentedaling in 2014 is de voorziening in het verslagjaar in waarde gedaald (Zie 'actualisering rentetermijnstructuur' in onderstaande tabel).
Vorderingen en overlopende activa x € 1.000
2013
22
1
Overige vorderingen en overlopende activa
7.352
7.182
Stand per 31 december
7.374
7.183
De post overige vorderingen en overlopende activa is als volgt uit te splitsen:
x € 1.000
2014
2013
Stand per 1 januari
603
649
Overige vorderingen en overlopende activa x € 1.000
2014
2013
7.147
6.971
205
205
Nog te ontvangen pensioenpremie van
Bij: 11
12
Renteaangroei
2
2
Mutatie sterfte
1
1
57
(6)
(55)
(54)
(1)
(1)
Omrekening prognosetafel (overlevingskansen)
-
-
Mutatie revalidering
-
-
618
603
Actualisering rentetermijnstructuur
2014
Vordering op verzekeringsmaatschappijen
Verloop herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Toeslagverlening
Sinds 2002 zijn de verzekeringen van het WAO-hiaat geregeld in herverzekeringscontracten op stop-lossbasis met Zwitserleven. Hierin zijn alle SPR gelopen risico’s als gevolg van arbeidsongeschiktheid en overlijden, verzekerd. Premies en schade die betrekking hebben op WAO- en WIA-instroom vanaf 2002 worden uit een voorziening stop-lossverzekering die SRP hiervoor voor eigen rekening heeft gevormd, gedekt. In geval de voorziening niet toereikend is, betaalt Zwiterleven de schade. De voorziening stop-lossverzekering is onderdeel van de voorziening pensioenverplichtingen van het fonds en dus niet van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
werkgever Nog te ontvangen uitkeringen van herverzekeraar Overige vorderingen Stand per 31 december
-
6
7.352
7.182
Af: Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Stand per 31 december
De looptijd van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is langer dan één jaar. De jongste deelnemer waarop deze herverzekering van toepassing is, is 40 jaar oud. De herverzekering loopt tot de leeftijd van 62 jaar. Het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen is
De werkgever betaalt de namens hem en de deelnemers verschuldigde pensioenpremies per kwartaal aan het pensioenfonds. Dit doet hij na afloop van het kwartaal. De post nog te ontvangen pensioenpremie van werkgever betreft voornamelijk de nog over het vierde kwartaal van 2014 verschuldigde premies. Daarnaast zitten hier relatief kleine vorderingen in die als gevolg van nacalculatie van de verschuldigde pensioenpremie op de werkgever, zijnde enkele bij SPR aangesloten ondernemingen, verhaald kunnen worden.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
58
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
De post 'nog te ontvangen uitkeringen van herverzekeraar' betreffen door SPR ten behoeve van de werkgever voorgeschoten WAO-hiaatuitkeringen. Alle vorderingen hebben een looptijd van minder dan één jaar.
Algemene reserve x € 1.000
Stand per 1 januari
2014
2013
34.873
36.654
-
(1.781)
(Onttrekking)/toevoeging algemene reserve (naar)/uit beleggingsreserve
7. Overige activa
(Onttrekking)/toevoeging uit bestemming van het saldo van baten en lasten
10.782
-
Overige activa
Stand per 31 december
45.655
34.873
x € 1.000
2014
2013
Liquide middelen
416
15
Stand per 31 december
416
15
Beleggingsreserve
De overige activa bestaan geheel uit liquide middelen, zijnde de tegoeden op bankrekeningen die direct opeisbaar en ter vrije beschikking van SPR zijn. Liquide middelen met betrekking tot de beleggingsrekeningen zijn verantwoord onder de beleggingen. De hier vermelde liquide middelen zijn voornamelijk bedoeld ter betaling van uitgaande waardeoverdrachten en pensioenuitkeringen.
De beleggingsreserve vormt samen met de algemene reserve het bedrag dat volgens het standaardmodel van DNB hoort bij het vereist eigen vermogen van het pensioenfonds - op basis van het tot en met het verslag geldende FTK. De beleggingsreserve is ultimo 2014 4,6% (2013: 5,4%) van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening en is in omvang toegenomen gezien de gestegen waarde van de voorziening pensioenverplichtingen.
Beleggingsreserve x € 1.000
8. Stichtingskapitaal en reserves
Stand per 1 januari
Stichtingskapitaal
2014
2013
37.509
37.926
-
(2.198)
-
1.781
(Onttrekking)/toevoeging beleggingsreserve
SPR heeft een stichtingskapitaal van € 0 18.
(naar)/uit winstbijschrijvingsreserve (Onttrekking)/toevoeging beleggingsreserve
Algemene reserve De algemene reserve bedraagt (statutair) 5% van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening en is in omvang toegenomen gezien de gestegen waarde van de voorziening pensioenverplichtingen.
(naar)/uit algemene reserve (Onttrekking)/toevoeging uit bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
4.703
-
42.212
37.509
Verloop stichtingskapitaal en reserves x € 1.000
stichtingskapitaal
algemene reserve
beleggingsreserve
winstbijschrijvingsreserve
totaal
-
36.654
37.926
(60.494)
14.086
16.962
Stand per 1-1-2013 Bestemming van het saldo van baten en lasten
-
-
-
16.962
Overige mutaties
-
(1.781)
(417)
2.198
-
Stand per 31-12-2013
-
34.873
37.509
(41.334)
31.048
51.757
Bestemming van het saldo van baten en lasten
-
10.782
4.703
36.272
Overige mutaties
-
-
-
-
-
Stand per 31-12-2014
-
45.655
42.212
(5.062)
82.805
18
Het stichtingskapitaal bedraagt vijfenveertig euro.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
59
Winstbijschrijvingsreserve De winstbijschrijvingsreserve heeft als doel toekomstige winstbijschrijvingen aan de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden te kunnen uitvoeren. De omvang van de winstbijschrijvingsreserve is gelijk aan de overwaarde of onderwaarde van het fonds buiten het totaal van de voorziening pensioenverplichtingen, de algemene reserve en de beleggingsreserve. De winstbijschrijvingsreserve wordt gevoed door de toevoeging van beleggingsresultaten en technische resultaten voor zover deze niet benodigd zijn voor de andere reserves. De omvang van de winstbijschrijvingsreserve is in beginsel onbeperkt, maar bedraagt door de tekorten van het fonds op de balansdatum -/- € 5.062 (2013: -/- € 41.334). Door het positieve resultaat van SPR in 2014 is de winstbijschrijvingsreserve fors in waarde toegenomen. Bij een positieve winstbijschrijvingsreserve verleent SPR in beginsel toeslagen – bij SPR ‘winstbijschrijving’ genoemd. Ultimo 2014 is er (nog steeds sprake van) een negatieve winstbijschrijvingsreserve, voor het bestuur van SPR reden om geen winstbijschrijving te verlenen per 1 januari 2015. Het verloopoverzicht van de winstbijschrijvingsreserve is als volgt:
Winstbijschrijvingsreserve x € 1.000
Stand per 1 januari
2014
2013
(41.334)
(60.494)
winstbijschrijvingsreserve (naar)/uit -
2.198
van het saldo van baten en lasten
36.272
16.962
Stand per 31 december
(5.062)
(41.334)
(Onttrekking)/toevoeging uit bestemming
Solvabiliteit en dekkingsgraad Ten gevolge van de wettelijke regels van het FTK worden verplicht buffers aangehouden voor de risico’s die het pensioenfonds loopt. Deze zijn terug te vinden in de algemene reserve en de beleggingsreserve. Volgens de FTKrichtlijnen zijn deze buffers als volgt weer te geven:
Solvabiliteit en dekkingsgraad x € 1.000
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Solvabiliteitsbuffer Dekkingsgraad
Het vereist eigen vermogen bedraagt ultimo 2014 109,6% van de voorziening pensioenverplichtingen voor eigen rekening, te weten: € 1.000.966. Ultimo 2013 bedroeg deze 110,4% (€ 769.848). Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt ultimo 2014 104,4% van de voorziening pensioenverplichtingen voor eigen rekening (€ 953.485). Eind 2013 bedroeg deze 104,5% (€ 728.764). De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedroeg per 31 december 2014 109,1% (2013: voor korting 102,9%, na toepassing korting 104,5%). De dekkingsgraad wordt berekend uit het quotiënt van de activa van het fonds en de voorziening pensioenverplichtingen, rekeninghoudend met de herverzekerde verplichtingen.
9. Technische voorzieningen
(Onttrekking)/toevoeging beleggingsreserve
De buffers worden door het pensioenfonds met behulp van de standaardmethode van DNB berekend. Hierbij wordt voor de samenstelling van de beleggingen uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Deze buffers zijn niet voldoende aanwezig: het fonds verkeert dan ook in de situaties van een reservetekort en dient uiterlijk 1 juli 2015 een herstelplan met betrekking tot het teniet doen van deze situatie in te dienen bij de toezichthouder, De Nederlandse Bank. In het herstelplan dient te worden uitgegaan van de bepalingen van het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK). Zie hiervoor de 'Overige Gegevens' in dit jaarverslag.
2014
2013
953.485
728.764
1.000.966
769.848
(5.062)
(41.334)
109,1%
104,5%
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen, waarbij aanvullend geldt dat voor arbeidsongeschikte deelnemers ook de toekomstige opbouw in aanmerking is genomen. De contante waarde wordt bepaald aan de hand van de rentetermijnstructuur, inclusief de driemaands middeling die de toezichthouder tot en met 2014 voorschreef. Per einde 2014 bedraagt de gemiddelde rekenrente voor de pensioenverplichtingen van SPR 2,2% bij een duratie van 24,9 jaar (2013: 3,0%; duratie van 24,2 jaar). De rekenrente is substantieel lager dan vorig jaar, de belangrijkste reden waarom de de voorziening pensioenverplichtingen fors in waarde gestegen is (+30,9%). De voorziening voor de herverzekerde pensioenverplichtingen is niet opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen voor eigen rekening (‘VPV eigen rekening’). De voorziening voor de stop-loss-verzekering maakt wel deel uit van deze 'VPV eigen rekening', daar hieruit de schadegevallen voor arbeidsongeschiktheid en overlijden moeten worden betaald. De voorziening voor de stop-lossverzekering bedraagt per einde 2014 € 2.600 (2013: € 2.821).
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
60
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
Verloop voorziening pensioenverplichtingen x € 1.000
Stand per 1 januari
2014
2013
697.466
733.079
22.186
26.248
Bij: Toevoeging pensioenopbouw Renteaangroei Actualisering rentetermijnstructuur
2.690
2.614
192.596
(34.947)
8.726
-
Aanpassing actuariële grondslagen ter zake overlevingskansen Af: Toeslagverlening (vrnl. korting) Mutatie saldo overdrachten van rechten
(11)
(10.487)
(2.471)
(10.223)
(6.523)
(7.298)
(130)
(146)
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en -afkopen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Mutatie saldo sterftegevallen
(2.026)
516
318
(630)
(221)
(458)
499
(802)
913.099
697.466
Mutaties saldo arbeidsongeschiktheid Mutatie voorziening risicoherverzekering Overige mutaties Stand per 31 december (VPV eigen rekening) Herverzekeringsdeel technische voorziening Stand per 31 december (VPV)
618
603
913.717
698.069
Korte beschrijving van de aard van de pensioenregeling De pensioenregeling van SPR kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling én als een collectief defined contribution (CDC-) regeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,606% (vanaf 2015 19, 2014: 1,84%) van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. In geval de ontvangen premie in enig jaar niet toereikend is voor de pensioenopbouw, worden lagere aanspraken op ouderdomspensioen opgebouwd. Jaarlijks vindt er voorwaardelijke aanpassing van opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen plaats op basis van de dekkingsgraad van het fonds. In het geval het pensioenfonds zich conform de regels van het FTK in een dekkingstekort bevindt, worden de aanspraken en ingegane uitkeringen in beginsel gekort teneinde het dekkingstekort op te kunnen heffen. Het bestuur heeft echter besloten deze laatste bepaling van de pensioenregeling niet uit te voeren toen het dekkingstekort zich in 2008 voordeed bij SPR, gegeven de extreme situatie waarin de Nederlandse pensioenfondsen zich toentertijd bevonden. Ook in 2009 paste het fonds deze bepaling niet toe. Per 1 januari 2010 is het pensioenreglement zodanig 19
aangepast dat aanspraken en ingegane uitkeringen pas gekort worden als er geen andere mogelijkheden meer zijn en de wetgeving het fonds tot deze korting dwingt. Dientengevolge heeft het bestuur van SPR in februari 2012 moeten aankondigen dat er in 2013 een voorgenomen korting van 4,9% op de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen zou worden doorgevoerd. In februari 2013 bleek dat deze voorgenomen korting niet hoefde te worden uitgevoerd. Begin 2014 bleek dat een korting uiteindelijk toch onvermijdelijk was: de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen zijn derhalve toen met 1,5% gekort. De overige kernelementen van de pensioenregeling zijn als volgt: - Wettelijk minimale franchise voor opbouw ouderdomspensioen; - Mogelijkheden voor vervroeging en flexibele aanwending opgebouwde pensioenaanspraken; - Nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van 70% van het bereikbaar ouderdomspensioen; - Tijdelijk nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van de gehanteerde franchise; - Arbeidsongeschiktheidspensioen ter hoogte van 70% van het salaris; - Premievrije voortzetting van volledige pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid; - In geval van arbeidsongeschiktheid: dekking voor het WGA-hiaat, voor zover dit hiaat niet samenhangt met werkloosheid. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de wettelijke WGAuitkering aangevuld tot een niveau van 70% van het laatst verdiende loon; - Mogelijkheden voor vrijwillige bijdragen tot de fiscaal beschikbare ruimte, inclusief mogelijkheid tot opbouw nabestaandenpensioen. In overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling van SPR zich als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening Het bestuur van SPR besluit jaarlijks of de opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen aangepast worden. Dit besluit is afhankelijk van de dekkingsgraad van het fonds en is vastgelegd in artikel 18 van het pensioenreglement. In principe wordt er toeslag – SPR noemt dit ‘winstbijschrijving’ – verleend als de financiële positie zodanig is dat de dekkingsgraad hoger is dan het (in een percentage uitgedrukte) vereiste eigen vermogen. Anders gezegd: de aanspraken en ingegane uitkeringen worden in beginsel positief aangepast als SPR zich niet in dekkings- of reservetekort bevindt. Het bestuur heeft gezien de negatieve waarde van de winstbijschrijvingsreserve, wat betekent dat het fonds met een reservetekort kampt, besloten de pensioenen per 1
Tot en met 2011 gold een opbouwpercentage van 2,25%. In 2012 een percentage van 2,20%, in 2013 van 1,92% en in 2014 van 1,84%.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
61
januari 2015 niet te verhogen. Er wordt dus geen toeslag verleend. Er is geen recht op toekomstige verhogingen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst ‘winst kan worden bijgeschreven’. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige verhogingen en deze ook niet toegezegd. Verhogingen zijn geheel afhankelijk van de financiële situatie van het fonds. Voor een toelichting op de verschillende posten van de voorziening pensioenverplichtingen wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. De voorziening voor pensioenverplichtingen eigen rekening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
Voorziening pensioenverplichtingen verdeeld naar soorten en aantallen deelnemers 31-12-2014
Actieve deelnemers
31-12-2013
x € 1.000
aantal
x € 1.000
aantal
333.085
4.563
247.202
4.489
Arbeidsongeschikten (ook 19.040
170
14.501
165
Gewezen deelnemers
gedeeltelijk)
436.224
10.661
327.967
10.615
Pensioengerechtigden
112.438
560
97.308
500
Toekomstige opbouw arbeidsongeschikten
9.422
7.421
290
246
2.600
2.821
Overige schulden en overlopende passiva x € 1.000
Financiële derivaten
2014
2013
2.021
184
Nog te betalen pensioenen
126
94
Overige schulden
179
166
Overlopende passiva Stand per 31 december
293
861
2.619
1.305
De overige schulden en overlopende passiva hebben alle een resterende looptijd van minder dan één jaar. In de overige schulden en overlopende passiva zijn de financiële derivaten van het fonds opgenomen die op de verslagdatum een negatieve waarde kennen. Het betreft valutatermijncontracten. Zie paragraaf 4 voor een toelichting hierop. Andere posten betreffen nog te betalen pensioenen, overige schulden zijnde nog te betalen loonheffingen over de uitgekeerde pensioenen en overlopende passiva. De samenstelling van de overlopende passiva staat in onderstaande tabel.
Overlopende passiva
Nog niet ingegaan WAOhiaat
10. Overige schulden en overlopende passiva
x € 1.000
2014
2013
Voorziening stoplossverzekering Stand per 31 december
913.099
15.954
697.466
15.769
Nog te betalen btw
-
48
Nog te betalen pensioenpremies
7
41
Overige overlopende passiva
286
772
Stand per 31 december
293
861
Herverzekeringscontracten De waarde van de voorziening voor de herverzekering van het WAO-hiaat bedroeg per 31 december 2014 € 618 (2013: € 603). Dit betreft de verzekering van het WAO-hiaat, dat tot en met 2001 was ondergebracht bij Zwitserleven. Daarnaast heeft het pensioenfonds een stop-lossherverzekering op risicobasis met Zwitserleven waarin alle door SPR gelopen risico’s uit hoofde van arbeidsongeschiktheid en overlijden zijn verzekerd. Op grond van het schadeverloop betreffende overlijden en arbeidsongeschiktheid is de omvang van de stop-lossvoorziening beperkt tot een maximaal vastgestelde schadelast ter hoogte van het eigen risico op arbeidsongeschiktheid over twee schadejaren. Dit, omdat de schades aanzienlijk lager liggen dan de toegevoegde risicopremies. De voorziening stop-loss maakt deel uit van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening.
De nog te betalen btw is in 2014 op basis van een naheffingsaanslag van de Belastingdienst afgewikkeld. Het betrof verschuldigde btw als gevolg van door buitenlandse vermogensbeheerders in het verleden geleverde diensten. De te betalen premiegelden zijn voor twee aangesloten ondernemingen die op basis van de nacaculatie van de door de werkgever verschuldigde pensioenpremie over 2014 recht hebben op teruggaaf van eerder betaalde premies. De overige overlopende passiva bestaan uit nog andere pensioenuitvoerders te betalen uitgaande waardeoverdrachten (verwerkt in december 2014, betaald in januari 2015). De hierbij behorende pensioenaanspraken maken op balansdatum geen deel meer uit van de voorziening pensioenverplichtingen van SPR.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
62
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
11. Risicobeheer
voor het meten van rentegevoeligheid is de duratie. De duratie is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen.
Beleid en risicobeheer In het bestuursverslag is uiteengezet welke risico’s het pensioenfonds loopt en welk beleid wordt gevoerd ter beheersing van de risico’s. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de beheersingsmaatregelen. Voor risicobeheer heeft het bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten: - ALM-beleid en duration-matching; - Dekkingsgraad; - Financieringsbeleid; - Premiebeleid; - Indexatiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Risicobeleid ten aanzien van uitbestede werkzaamheden aan derden. Welke beleidsinstrumenten het bestuur op welke manier zal hanteren wordt bepaald op basis van uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses gebruikt het fonds onder andere asset-liability-management-studies (ALM-studies). Op basis van de uitkomsten van deze analyse stelt het bestuur beleggingsrichtlijnen vast waarop het door het fonds uit te voeren beleggingsbeleid wordt gebaseerd. De beleggingsrichtlijnen zetten uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s, waaronder het gebruik van derivaten en het beoordelen van ‘tegenpartijen’. Het beleggingsbeleid omvat de jaarlijkse vaststelling van een beleggingsplan (per kalenderjaar) en bepaalt de ruimte die fiduciair vermogensbeheerder KCM heeft bij het beheren van het vermogen van het fonds.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de in de beleggingsportefeuille opgenomen vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De maatstaf
Als op balansdatum de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duratie van de verplichtingen, dan is er sprake van een zogeheten ‘duration-mismatch’. Bij een rentedaling zal de waarde van beleggingen minder snel stijgen dan dat de waarde van de verplichtingen dit zal doen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), met als gevolg dat de dekkingsgraad zal dalen. Aangezien normaliter meer dan de helft van de portefeuille van SPR belegd is in vastrentende waarden, doet dit zich bij SPR voor als de rente daalt. Daarom tracht SPR dit renterisico ten opzichte van de verplichtingen af te dekken. Dit geschiedt door te beleggen in LDI-fondsen van Insight Investment. Binnen deze fondsen wordt door het aankopen van langlopende staatsobligaties, door het afsluiten van renteswaps en het kopen van forward bonds het renterisico van de pensioenverplichtingen van SPR afgedekt. Forward bonds en renteswaps zijn rentederivaten. Genoemde obligaties en rentederivaten brengen de duratie van de beleggingen in beginsel op een vergelijkbaar niveau als de duratie van de verplichtingen. Vanaf september 2012 worden de pensioenverplichtingen gewaardeerd op basis van een UFR-rente. Op basis van de UFR-rente is er bij SPR sprake van een zeer grote mate van afdekking van het renterisico van verplichtingen, zij het dat de verplichte driemaandsmiddeling van deze rente er in 2014 voor zorgde dat de effectieve renteafdekking een andere is. Deze kon (en kan) hoger of lager zijn, afhankelijk van de renteontwikkelingen op de financiële markten. Het beleid is om 81% van het renterisico van de verplichtingen gewaardeerd aan de hand van de UFR-rente - af te dekken. De vastrentende waarden, exclusief de opgelopen rente, de openstaande posten en de liquide middelen behorende bij deze beleggingscategorie, staan uitgesplitst naar looptijd in onderstaande tabel vermeld.
Looptijden vastrentende waarden 2014
Resterende looptijd ≤ 1 jaar
2013
x € 1.000
in %
x € 1.000
in %
104.443
13,2
80.576
15,1
5,4
Resterende looptijd > 1 en
Duratie
< 5 jaar
in jaren 2014
2013
7,3
6,9
23,9
27,4
24,9
24,2
30.411
5,7
Resterende looptijd ≥ 5 jaar
642.422
42.944
81,3 422.799
79,2
Stand per 31 december
789.809
100,0 533.786
100,0
Duratie van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duratie van de vastrentende waarden (na derivaten) Duratie van de nominale pensioenverplichtingen
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
Beleggingen in beleggingsfondsen worden gezien als beleggingen met een looptijd langer dan vijf jaar. Uitzonderingen hierop zijn de beleggingen in de geldmarktfondsen van JP Morgan en Insight Investment. Dit
63
Kredietrisico
zijn de beleggingen binnen de vastrentende waarden met een looptijd van minder dan één jaar.
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee over-the-counter(OTC-)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Valutarisico Valutarisico is het gevaar dat de waarde van een financieel instrument zal wijzigen als gevolg van veranderingen in valutawisselkoersen. Aangezien het pensioenfonds in euro’s administreert, wordt dit risico bepaald door de omvang van beleggingen in niet-euro valuta. SPR dekt de Amerikaanse dollar, het Britse pond sterling en de Japanse yen voor 75% af. Hierbij wordt ‘door de beleggingsfondsen heen gekeken’: bij de beleggingsfondsen wordt gekeken in hoeverre hun bezittingen zijn samengesteld uit investeringen die noteren in vreemde valuta, ongeacht het feit of het beleggingsfonds in euro of in een vreemde valuta rapporteert. Wel wordt er gekeken of er binnen de beleggingsfondsen zelf sprake is van valuta-afdekking (hedging). Vervolgens worden door KCM de valuta-afdekkingen vormgegeven. De waarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten ten behoeve van deze afdekkingen bedraagt -/- € 1.956 (2013: -/- €33). -/- € 1.956 is hiervan in bezit, -/- € 21 betreft openstaande posten.
Om dit risico te beperken worden eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen, wordt gezorgd voor voldoende spreiding of worden extra zekerheden verlangd. De spreiding komt onder meer tot uiting in de verschillende sectoren waarin belegd wordt. In de tabel 'Beleggingen naar sector' wordt de verdeling van de beleggingen naar sectorsoort weergegeven.
Beleggingen naar sector x € 1.000
Op balansdatum zijn de in de hierna volgende tabel vermelde ongerealiseerde posities betreffende valutatermijncontracten ter zake afdekking in de beleggingsportefeuille opgenomen.
2014
2013
Overheidsinstellingen
159.302
167.265
Financiële instellingen
33.923
3.019
Beleggingsfondsen
511.018
543.535
Andere instellingen
283.292
(33)
Totaal
987.535
713.786
Valutatermijncontracten (financiële derivaten) hoofdsom x € 1.000
Resterende looptijd ≤ 1 jaar
De waarden representeren de beleggingen die in bezit van het fonds zijn. Deze waarden zijn exclusief de waarden uit nog te ontvangen rentes, te ontvangen effectentransacties, de liquide middelen behorende bij de beleggingsrekeningen en de overlopende beleggingspassiva. De beleggingsfondsen waarin het fonds belegt, staan hierboven als een aparte categorie vermeld. Alleen in enkele vastrentende waarden en valutatermijncontracten belegt het pensioenfonds discretionair. Hier worden derhalve de grootste prijsrisico’s gelopen.
marktwaarde
2014
2013
2014
2013
56.898
53.640
(1.956)
(33)
Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar
-
-
-
-
Resterende looptijd ≥ 5 jaar
-
-
-
-
56.898
53.640
(1.956)
(33)
Stand per 31 december
Beleggingen naar valuta x € 1.000
Euro
vastgoedbeleggingen 2014 2013
aandelen 2014
2013
vastrentende waarden 2014 2013
derivaten (gesaldeerd) 2014 2013
overige beleggingen 2014 2013
totaal 2014
2013
27.136
11.812
27.935
22.996
762.618
517.034
56.895
53.610
28.184
16.783
902.768
622.235
Britse pond
-
894
19.732
1.067
20
16
(14.671)
(11.645)
1.815
-
6.896
(9.668)
Hongkong dollar
-
-
10.324
5.852
-
-
-
-
73
-
10.397
5.852
Japanse yen
-
-
460
1.574
-
-
-
-
1.595
-
2.055
1.574
Amerikaanse dollar
-
-
34.061
37.515
12.721
7
(44.180)
(41.998)
-
-
2.602
(4.476) 853
Canadese dollar
-
-
721
853
-
-
-
-
1.485
-
2.206
Australische dollar
-
-
144
71
-
-
-
-
660
-
804
71
Overige valuta
-
1.306
37.310
56.281
14.450
16.729
-
-
8.047
23.029
59.807
97.345
27.136
14.012
130.687
126.209
789.809
533.786
(1.956)
(33)
41.859
39.812
987.535
713.786
Stand per 31 december
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
64
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
voornamelijk van toepassing op beleggingen binnen de fondsen van Insight Investment.
Een andere mogelijkheid voor spreiding is door te beleggen in verschillende delen van de wereld (regiospreiding). De verdeling van de beleggingen naar regio is weergegeven in onderstaande tabel. Hierin zijn de beleggingen in fondsen meegenomen.
Concentratierisico
Beleggingen naar regio x € 1.000
2014
2013
Ontwikkelde markten
941.045
669.023
Opkomende markten
46.490
44.763
987.535
713.786
Totaal
De vijf grootste beleggingen
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren kan onderstaand overzicht voor de bij SPR in bezit zijnde vastrentende waarden worden gegeven, conform de credit rating van Standard & Poor’s.
x € 1.000
Kredietwaardigheid vastrentende waarden x € 1.000
2014
2013
AAA
295.084
209.358
AA
201.359
146.898
A
101.236
62.344
38.549
55.558
BBB BB B
Het concentratierisico omvat de verhoging van rente-, prijsen kredietrisico’s indien beleggingen niet adequaat worden verspreid. Van concentratie kan worden gesproken indien er geen sprake is van een evenwichtige spreiding over de beleggingscategorieën, sectoren, regio’s en tegenpartijen. SPR belegt voornamelijk in beleggingsfondsen van professionele vermogensbeheerders. De grootste beheerder voor SPR is Insight Investment. De vijf grootste beleggingsposities per einde 2014 staan in onderstaande tabel.
-
-
12.955
11.680
Geen rating of lager dan B
140.626
47.948
Totaal
789.809
533.786
Voor de bepaling van de kredietwaardigheid wordt "door de fondsen heen gekeken". SPR belegt voornamelijk met behulp van beleggingsfondsen in vastrentende waarden: voor de kredietwaardigheid wordt echter niet de kredietwaardigheid van het beleggingsfonds als geheel, maar de individuele beleggingen die dat fonds bezit, als uitgangspunt genomen. Zowel hogere als lagere credit ratings komen voor in deze beleggingsfondsen. Een substantieel deel van de vastrentende waarden bezit een credit rating van AAA (37% van de vastrentende waarden ultimo 2014; 39% ultimo 2013).
Insight Investment LDI Solutions Plus Euro 30 Year Fund
116.976
Insight Investment LDI Euro Assets Fund 30 Year
107.452
JP Morgan Liquidity Funds - Euro Liquidity Fund
103.119
Insight Investment LDI Solutions Plus Euro 50 Year Swap Fund
97.451
Vanguard European Stock Index Fund
60.374
De beleggingen in de Insight-fondsen zijn – met uitzondering van een geldmarktfonds – beleggingen in vastrentende waarden en renteswaps – gericht op de matching van het renterisico van SPR. Op de balansdatum zat ruim 37% van het belegde vermogen van SPR in beleggingsfondsen van Insight Investment. Een percentage dat een jaar eerder lager lag: 24%. Door de grote rentedaling in 2014 is het aandeel van de beleggingen die gericht zijn op de matching van het renterisico, fors toegenomen. Het genoemde fonds van JP Morgan is een geldmarktfonds dat belegt in (kortlopende) liquide middelen. Het genoemde fonds van Vanguard is een passief beleggingsfonds dat belegt in Europese aandelen. Buiten de beleggingen in beleggingsfondsen is ultimo 2014 de grootste belegging een Duitse staatsobligatie.
De grootste discretionaire belegging x € 1.000
Het grootste deel van de AAA-beleggingen in vastrentende waarden van SPR bestaat uit beleggingen in de LDI-fondsen van Insight Investment. Deze fondsen beleggen in renteswaps en in staatsobligaties van de hoogkredietwaardige landen, Duitsland, Nederland en Oostenrijk. De beleggingen met de relatief lage credit rating van ‘B’ betreffen voornamelijk hoogrentende leningen die SPR via investeringen binnen de vastrentendewaardenfondsen voor hoogrentende leningen van Golden Tree en Stone Harbor bezit. ‘No rating’ is
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
2014
Bondsrepubliek Duitsland 1,5% - 15/2/2023
Geen van de hiervoor genoemde beleggingen zijn afzonderlijk meer waard dan 5% van de totale beleggingsportefeuille van SPR.
2014
16.202
65
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat het pensioenfonds niet de mogelijkheid heeft om de financiële middelen te verkrijgen die benodigd zijn om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het liquiditeitsrisico binnen het pensioenfonds is zeer beperkt aangezien er geen beleggingen plaatsvinden in incourante effecten. Vrijwel alle beleggingen hebben direct dan wel indirect een notering. Binnen zekere restricties kunnen vrijwel alle beleggingen op korte termijn tegen de actuele waarde te gelde worden gemaakt. De minst liquide beleggingen zijn de vastgoedbeleggingen in de fondsen van Altera Vastgoed en beleggingen in het Dutch Mortgage Fund van AeAM (Aegon); deze beleggingen zijn op basis van inschrijvingen op naam en kunnen dientengevolge niet zonder meer verhandeld worden. Er is echter een grote vraag naar deze beleggingen - er gelden wachtrijen voor inschrijvingen. Daarnaast geldt dat het totaal van de premie-inkomsten, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden veel hoger is dan het totaal van de pensioenuitkeringen en de kosten. Dit patroon blijkt ook uit de prognoses voor de komende jaren, zodat het liquiditeitsrisico minimaal is. De premie-inkomsten liggen circa zes maal hoger dan de pensioenuitkeringen en de kosten van het fonds: anders dan bij veel andere Nederlandse pensioenfondsen loopt SPR derhalve weinig kans op korte en middellange termijn in betalingsproblemen ter zake de pensioenuitkeringen te komen.
Verzekeringstechnische (actuariële) risico's De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn het langleven-, overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico. Het langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan kan de pensioenvermogenopbouw niet toereikend zijn voor de uitkering van de pensioenverplichting. Op basis van de door het Actuarieel Genootschap in september 2014 gepubliceerde Prognosetafel AG2014 zijn de overlevingskansen van deelnemers en gepensioneerden van SPR in 2014 aangepast, wat een nadelige invloed had op de financiële positie van SPR. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het fonds heeft het nabestaandenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande, verzekeringsmaatschappij (Zwitserleven). Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten
wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
12. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Er zijn geen 'niet in de balans opgenomen activa'. Voor wat betreft de 'niet in de balans opgenomen verplichtingen' zij vermeld dat de fiduciaire managementovereenkomst tussen SPR en KCM per einde 2014 afliep en dat deze stilzwijgend verlengd is. Er wordt gewerkt aan een nieuwe overeenkomst. De stoplossverzekering met Zwitserleven is tot en met 2016 van kracht. Met betrekking tot laatstgenoemde heeft SPR momenteel verplichtingen noch claims op basis van de verzekeringsvoorwaarden. De uitbestedingsovereenkomst tussen SPR en Randstad Holding geldt voor onbepaalde tijd - met een opzegtermijn van zes maanden voor beide partijen.
13. Verbonden partijen Transacties met bestuurders Bestuurders van het fonds ontvangen geen bezoldiging van SPR. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan (voormalige) bestuurders. Ook heeft SPR geen vorderingen op (voormalige) bestuurders.
Overige transacties met verbonden partijen SPR heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. Een beschrijving op hoofdpunten van de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen in het bestuursverslag. De werkgever draagt geheel de pensioenuitvoerings- en administratiekosten. Uitsluitend de beleggingskosten (kosten vermogensbeheer) worden gedragen door het pensioenfonds.
14. Premiebijdragen van werkgever en deelnemers Pensioenpremies x € 1.000
2014
2013
Premiebijdragen werkgever
17.190
17.014
Premiebijdragen deelnemers
10.725
10.771
Premies vrijwillige stortingen Totaal
167
44
28.082
27.829
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
66
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
De premiebijdragen van werkgever en werknemers bedragen in totaal 19,6% (2013: 19,4%) van de pensioengrondslag. De bijdrage van de werknemer is 7,5%. De bijdrage van de werkgever wordt bepaald op basis van een leeftijdsafhankelijke staffel. De veroudering van de deelnemers leidt ertoe dat de werkgever (relatief) meer betaalt. De uitvoeringskosten van SPR worden betaald door de werkgever. Deze maken geen deel uit van de premiebijdragen die de werkgever verstrekt. Ten behoeve van actuariële berekeningen en verantwoording worden deze kosten fictief opgenomen in de kostendekkende en feitelijke (of verschuldigde) premie. Deze ‘fictie’ heeft geen invloed op het resultaat, maar geeft inzicht in hoeverre de verschuldigde premie alle kosten voor pensioen, waaronder die voor de pensioenuitvoering, dekt. De uitvoeringskosten bedragen in 2014 € 992 (2013: € 898). De kostendekkende en feitelijke premies (door de deelnemers en werkgever verschuldigde premies) - conform artikel 130 PW - in onderstaande tabel.
Kostendekkende en feitelijke premies x € 1.000
Gedempte kostendekkende premie
2014
2013
28.259
27.638
29.074
28.727
Feitelijke premie (incl. opslag uitvoeringskosten)
De feitelijke (of verschuldigde) premie bedraagt 20,3% van de pensioengrondslag. In deze premie is de opslag opgenomen (à € 992) ter financiering van de uitvoeringskosten van het fonds. In werkelijkheid is deze opslag niet als premie betaald, reden waarom in de staat van baten en lasten een bedrag van € 28.082 aan premiebaten is verantwoord.
De gedempte kostendekkende premie is de premie waarmee het pensioenfonds rekent. Conform de bepaling in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds wordt er een gedempte premie gehanteerd, gebaseerd op het 36maands rekenkundige gemiddelde, berekend tot en met 30 september voorafgaand aan het boekjaar en gebaseerd op publicaties van DNB. Voor 2014 bedroeg deze gestabiliseerde rentevoet 2,9%. Inclusief de solvabiliteitsopslag bedroeg de gedempte kostendekkende premie € 28.259 in 2014, ofwel 19,8% van de pensioengrondslag. Ook hierin is het in werkelijkheid niet verschuldigd bedrag à € 992 ter hoogte van de uitvoeringskosten opgenomen. Per saldo is er sprake van een premieoverschot van € 815. Een andere kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2013. Aangezien de premie per 1 januari van ieder nieuw jaar verschuldigd is, werden in het verleden de kostendekkende en de feitelijke premies van SPR berekend aan de hand van de rente op 31 december van het jaar ervoor. In deze kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag opgenomen ter hoogte van het percentage behorend bij het vereist eigen vermogen – zijnde 10,4% ultimo 2013. Deze opslag valt vrij bij bepaling van het resultaat van het pensioenfonds. De kostendekkende premie aan de hand van deze berekeningswijze bedroeg inclusief de solvabiliteitsopslag 18,8% van de pensioengrondslag, ofwel € 26.921. Deze is gebaseerd op een interne gemiddelde rekenrente van 3,0% (gemiddelde rente ultimo 2013). Bij een dekkingstekort heeft de toezichthouder aanvullende eisen gesteld: pensioenfondsen die gekozen hebben voor een systeem met premiedemping en die zich in een situatie van een dekkingstekort bevinden, moeten een premie vaststellen die minimaal gelijk is aan de premie op basis van de rentetermijnstructuur verhoogd met 4,5% (het percentage behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen van SPR per 31 december 2013). Zodoende wordt door de jaarinkoop van nieuwe pensioenen de financiële positie van dergelijke pensioenfondsen – en dus van SPR – niet verder verzwakt. Omdat SPR in 2014 niet meer te
Kostendekkende pensioenpremies 2014 x € 1.000
cf. ABTN - toetspremie
cf. RTS - kostendekkende premie
cf. DNB - extra toets dekkingstekort
gestabiliseerde rentevoet Rente begin boekjaar
(2,9%)
RTS 31-12-2013 (3,0%)
RTS 31-12-2013 (3,0%)
Actuarieel benodigd voor inkoop nominaal pensioen
24.698
23.486
23.486
992
992
992
2.569
2.443
1.057
Opslag voor uitvoeringskosten Opslag ten behoeve van vereist vermogen (solvabiliteitsopslag) Actuarieel benodigd voor toeslagverlening Totaal Als percentage van de pensioengrondslag
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
-
-
-
28.259
26.921
25.535
19,8
18,8
17,9
67
kampen had met een dekkingstekort, is deze eis formeel niet van toepassing op het pensioenfonds. SPR voldoet evenwel ruimschoots aan deze eis: zie de samenvatting van de verschillende premies in de tabel 'Kostendekkende premies'. De ‘kostendekkende premie conform DNB - extra toets bij dekkingstekort’ bedroeg namelijk € 25.535 (2013: € 28.353), wat bij deze rekenwijze duidt op een premieoverschot van € 3.539. De verschuldigde premie is hoger dan de drie 'kostendekkende premies': in alle gevallen heeft de verschuldigde (en betaalde) premie een een positieve impact op de financiële positie van het pensioenfonds. De premie heeft derhalve bijgedragen aan het herstel in 2014.
15. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
vergoedingen betreft die op alle categorieën van toepassing zijn. Gespecificeerd staan de kosten van vermogensbeheer in onderstaande tabel.
Vermogensbeheerkosten x € 1.000
2014
2013
(763)
(792)
beleggingsadministrateur
(219)
(208)
Bewaarloon, bank- en transactiekosten
(135)
(121)
Beheerkosten fiduciair vermogensbeheerder Administratiekosten custodian &
Overige beheerkosten (vastrentende waarden) Totaal
De directe beleggingsopbrengsten zijn € 8.403 in 2014 (€ 9.612 in 2013). De indirecte beleggingsopbrengsten zijn € 240.739 in 2014 (2013: -/- € 38.701). In de indirecte beleggingsopbrengsten van de vastrentende waarden is een eenmalige vergoeding opgenomen die SPR ontvangen heeft van fiduciair vermogensbeheerder KCM ten gevolge van het mislopen van rendement door een administratieve foutieve verwerking bij KCM. KCM heeft deze fout erkend en de financiële consequenties vergoed. Dit verklaart waarom de indirecte beleggingsopbrengsten van de vastrentende waarden niet gelijk zijn aan de som van het verkoopresultaat en de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden, zoals toegelicht in paragraaf 4. De kosten van vermogensbeheer zijn in 2014 € 1.117 (2013: € 1.121). Deze kosten zijn de out-of-pocket-kosten bestaande uit beheervergoedingen voor het vermogensbeheer en uit de transactiekosten, het bewaarloon en andere administratieve kosten voor de beleggingen die het pensioenfonds in eigendom heeft. Deze zijn niet toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën, omdat het
-
-
(1.117)
(1.121)
Kortingen die KCM weet te verkrijgen bij vermogensbeheerders waarin door SPR belegd wordt, worden direct verrekenend met de beheerkosten die KCM bij SPR in rekening brengt. Bovengenoemde beheerkosten van KCM betreffen de in rekening gebrachte bedragen voor kwartaal 4/2013 tot en met kwartaal 3/2014. KCM ontvangt geen performancegerelateerde vergoedingen. Dit is contractueel vastgelegd.
16. Overige baten Overige baten x € 1.000
2014
2013
FVP-bijdragen
356
200
Interest uit niet-beleggingsactiviteiten
332
323
Andere baten Totaal
8
32
696
555
Beleggingsresultaten directe indirecte beleggingsopbrengsten beleggingsopbrengsten x € 1.000
2014
2013
2014
2013
kosten vermogensbeheer 2014
totaal
2013
2014
2013
Vastgoedbeleggingen
1.312
326
(222)
(258)
-
-
1.090
68
Aandelen
2.913
2.354
12.666
12.756
-
-
15.579
15.110
Vastrentende waarden
(50.913)
4.178
6.932
234.163
(57.845)
-
-
238.341
Financiële derivaten
-
-
(6.708)
3.145
-
-
(6.708)
3.145
Overige beleggingen
-
-
840
3.501
-
-
840
3.501
Kosten vermogensbeheer Totaal
-
-
-
-
(1.117)
(1.121)
(1.117)
(1.121)
8.403
9.612
240.739
(38.701)
(1.117)
(1.121)
248.025
(30.210)
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
68
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
17. Pensioenuitkeringen
verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
Omdat het aantal pensioengerechtigden jaarlijks toeneemt, neemt ook het bedrag dat aan pensioenuitkeringen betaald wordt toe. In 2014 zijn er tevens kleine pensioenen pensioenaanspraken die onder de wettelijk bepaalde 'afkoopgrens' lagen - met instemming van de betrokken gewezen deelnemers in één keer uitbetaald, de zogeheten 'afkoop kleine ouderdomspensioenen'. Pensioenfondsen mogen (wettelijk gezien) deze afkopen alleen uitvoeren in geval zij een dekkingsgraad van 100% of meer hebben.
Pensioenuitkeringen x € 1.000
Ouderdomspensioen
2014
2013
(4.720)
(4.565)
Arbeidsongeschiktheidspensioen Nabestaandenpensioen
(49)
(50)
(1.469)
(1.308)
(88)
(100)
(127)
(117)
Wezenpensioen WAO-hiaatpensioen Samenloop en derden Afkoop kleine ouderdomspensioenen
8
26
(456)
(1.456)
Afkoop kleine nabestaanden- en wezenpensioenen Totaal
-
(19)
(6.901)
(7.589)
18. Herverzekering
Herverzekering 2014
2013
(62)
(82)
Premies herverzekering (stoplossverzekering) Uitkering herverzekering (WAOhiaatuitkeringen) Totaal
64
66
2
(16)
19. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt berekend door de beginstand van de voorziening van de eindstand af te trekken.
Pensioenopbouw (-/- € 22.186) Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379%. De rentetoevoeging is bepaald op basis van de éénjaarsrente van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2013.
Aanpassing actuariële grondslagen ter zake overlevingskansen (-/- € 8.726) De publicatie van de nieuwe prognostafel van het Acutarieel Genootschap, de Prognosetafel AG2014, heeft geleid tot aanpassingen in de actuariële grondslagen ter zake overlevingskansen bij SPR. De verwachting is dat de gemiddelde deelnemer en gepensioneerde ouder wordt dan eerder geprognosticeerd, reden om de voorziening pensioenverplichtingen te verhogen.
Wijziging marktrente (-/- € 192.596) Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder de post 'wijziging marktrente'. Per 31 december 2013 was de gemiddelde interne rekenrente xxx%, op basis van driemaandsmiddeling en een UFR-rekenrente (31 december 2013: 3,0% zonder UFR).
Indexering en overige toeslagen of korting (+ € 11)
De post herverzekering bestaat uit een saldo van premies en uitkeringen betreffende herverzekeringen.
x € 1.000
Rentetoevoeging (-/- € 2.690)
SPR streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen. Dit kan echter alleen als de financiële situatie van het fonds daartoe toereikend is; de toeslagverlening heeft derhalve een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. De toeslagverlening van het pensioenfonds is gecategoriseerd in categorie C2, van de door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening geheel wordt gefinancierd uit de financiële reserves van het fonds (indien aanwezig). Ook neerwaartse aanpassingen zijn mogelijk, iets wat eind 2013 plaatsvond.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten (+ € 6.523 + € 130) Er wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) die gepaard gaan met het doen van pensioenuitkeringen, en van de pensioenuitkeringen zelf. Deze berekeningen worden in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. De werkgever neemt de uitvoeringskosten voor zijn rekening; de gereserveerde pensioenuitvoeringskosten vallen zodoende vrij ten gunste van het fonds.
69
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten (+ € 2.471) De inkomende en uitgaande waardeoverdrachten hebben invloed op de hoogte van de voorziening. Per saldo is hierdoor de voorziening in 2014 gedaald: er zijn meer aanspraken uitgegaan dan ingekomen. In de staat van baten en lasten heeft dit een tegengesteld (dus positief) effect.
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen (+ € 1.430) x € 1.000
2014
2013
Sterfte
2.026
(516)
Arbeidsongeschiktheid
(318)
630
221
458
Mutatie voorziening stop-lossverzekering FVP-bijdragen, overige mutaties en correcties
(499)
802
Totaal
1.430
1.374
20. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen De mutatie herverzekeringsdeel technische pensioenverplichtingen wordt berekend door de beginstand van de voorziening van de eindstand af te trekken. Zie hiervoor paragraaf 5.
21. Saldo overdrachten van rechten
x € 1.000
2014
actuarieel 2013
2014
Na doorbelasting en interne verrekeningen bedragen de personeelskosten € 534 (2013: € 462) en zijn voor rekening van de werkgever. Het pensioenbureau heeft meer taken dan de uitvoering voor SPR. Naast deze voert het dus onder meer werkzaamheden uit voor Stichting Pensioenfonds Flexsecurity als ook voor het Share Purchase Plan (aandelenkoopregeling) en voor het Performance Share Plan (aandelenbonusregeling) van Randstad Holding. De vermelde personeelskosten hebben ook betrekking op de werkzaamheden voor deze aandelenregelingen.
23. Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor voormalige bestuurders van SPR bedraagt € 18 in 2014 (2013: € 0). Met ingang van 2014 ontvangen het bestuurslid namens de pensioengerechtigden en de externe bestuursleden een financiële compensatie voor hun bestuurswerkzaamheden. De overige bestuursleden ontvangen geen vergoedingen, ook niet indirect via hun werkgever.
2013
Inkomende waardeoverdrachten
Bij SPR zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. In 2014 zijn dit zeven personeelsleden, zijnde 6,7 FTE’s. De kosten van 0,25 FTE worden doorbelast aan Randstad Groep Nederland, gezien de werkzaamheden die het pensioenbureau voor deze onderneming verricht. Bovendien wordt 25% van de personeels- en huisvestingskosten van het pensioenbureau doorbelast aan Stichting Pensioenfonds Flexsecurity.
Daarnaast ontvangen de leden namens de pensioengerechtigden van het Verantwoordingsorgaan per vergadering vacatiegeld. De overige leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen eveneens geen vergoedingen, ook niet indirect via hun werkgever.
Inkomende en uitgaande waardeoverdrachten financieel (jaarrekeni ng)
22. Aantal personeelsleden
692
140
669
141
waardeoverdrachten
(3.206)
(9.360)
(3.140)
(10.364)
Totaal
(2.514)
(9.220)
(2.471)
(10.223)
De vergoedingen voor genoemde bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan worden betaald door de werkgever en komen dus niet ten laste van SPR.
Uitgaande
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Bij uitgaande waardeoverdrachten boekt SPR actuarieel gezien een verlies, doordat de wettelijke tarieven voor waardeoverdrachten tot een hogere overdrachtswaarde leiden dan in de voorziening pensioenverplichtingen is opgenomen. Inkomende waardeoverdrachten leiden aldus tot een actuariële winst.
24. Honoraria onafhankelijke accountant De kosten voor de onafhankelijke accountant worden niet gedragen door SPR. Randstad Holding nv neemt alle uitvoeringskosten, waaronder deze, voor haar rekening. De accountant, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC), heeft de in deze tabel vermelde kosten in rekening gebracht.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
70
toelichting op de balans en staat van baten en lasten
Accountantskosten x € 1.000
2014
2013
Kosten jaarwerkcontrole
(52)
(50)
Kosten andere controlediensten Kosten (fiscale) advisering Totaal
(5)
-
-
(2)
(57)
(52)
Deze kosten zijn inclusief btw.
25. Uitvoeringskosten De kosten voor vermogensbeheer en de kosten voor pensioenbeheer zijn elders in deze jaarrekening gepresenteerd. Ten behoeve van het overzicht zijn ze hier gegroepeerd. In de kosten voor vermogensbeheer zijn niet de kosten opgenomen die binnen beleggingsfondsen verrekend worden. Het betreft hier alleen de kosten die direct bij SPR in rekening zijn gebracht.
Uitvoeringskosten x € 1.000
Kosten vermogensbeheer
2014
2013
(1.117)
(1.121)
Kosten pensioenuitvoering Totaal
-
-
(1.117)
(1.121)
De kosten voor pensioenbeheer worden, zoals vermeld, gedragen door Randstad Holding nv en zijn dus niet ten laste van het fonds gebracht. Uit een interne kostenverdeelstaat blijkt dat € 992 (2013: € 898) te relateren is aan kosten van pensioenbeheer voor SPR - waaronder 'verplichte' kosten voor DNB, AFM en het Pensioenregister. Het genoemde bedrag wordt gebruikt voor de vaststelling van de actuarieel bepaalde verschuldigde en kostendekkende pensioenpremies.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
71
ondertekening jaarrekening De jaarrekening 2014 is opgemaakt en ondertekend te Diemen op 26 juni 2015. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad, -
Sieto de Leeuw, voorzitter Solange Overeijnder-Schalker, secretaris Bart Gianotten, plaatsvervangend voorzitter Mark Poort, plaatsvervangend secretaris Ton Hopmans, lid Wil Kitslaar, lid Hans de Ruiter, lid José Suarez Menendez, lid
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
72
overige gegevens
73
overige gegevens
75
controleverklaring van de onafhankelijke accountant
76
verklaring van de actuaris
77
personalia Stichting Pensioenfonds Randstad
73
overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum Gevolgen implementatie nieuw Financieel Toetsingskader Per 1 januari 2015 gaat het nieuwe financieel toetsingskader (nFTK) in. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de invoering van een beleidsdekkingsgraad en een verzwaring van de vereiste solvabiliteit (zijnde het vereist eigen vermogen). De beleidsdekkingsgraad is de stand van de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen twaalf maanden, maandelijks te berekenen en in te dienen bij De Nederlandsche Bank (DNB). Op basis van deze nieuwe berekeningsmethode bedraagt de dekkingsgraad van SPR per 1 januari 2015 109,6% (op basis van de dekkingsgraden over de periode januari 2014 tot en met december 2014). De solvabiliteitseis, zijnde het vereist eigen vermogen (VEV) dat afhankelijk is van het beleggingsbeleid en de financiële risico’s die het pensioenfonds loopt, is in het nieuwe FTK verzwaard. Bij de strategische portefeuillemix van 31 december 2014 is de bij het VEV behorende evenwichtsdekkingsgraad 113,7%. Door deze hogere buffervereisten is bij SPR per 2015 het reservetekort toegenomen. Met de introductie van het nFTK zijn alle bestaande herstelplannen van de pensioenfondsen komen te vervallen. Fondsen met een dekkingstekort dan wel reservetekort dienen nieuwe plannen in te dienen. Omdat SPR zich in een situatie van een reservetekort bevindt, is de praktische consequentie van het nFTK dat het fonds voor 1 juli 2015 een nieuw herstelplan moet opstellen en indienen bji de toezichthouder, DNB. Hierin moet worden aangetoond hoe SPR zich tijdig financieel herstelt. Het bestuur heeft dit plan in voorbereiding.
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Conform artikel 2 van de statuten van SPR wordt het maken van winst niet beoogd. Daardoor zal het saldo van baten en lasten op basis van bestuursbesluiten ten gunste dan wel ten laste van de reserves van het fonds worden gebracht. Het saldo van baten en lasten van 2014 is geheel ten gunste van de reserves gebracht.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant De controleverklaring van de onafhankelijke accountant is opgenomen op pagina 75 van de PDF.
Verklaring van de certificerende actuaris De actuariële verklaring is opgenomen op bladzijde 76 van de PDF.
Bijdrage in het tekort Conform artikel 18 lid 2 van het Pensioenreglement 2015 van SPR zullen in het geval de middelen van het fonds ontoereikend zijn om de verplichtingen van het fonds te dekken, alle ingegane pensioenen en opgebouwde pensioenaanspraken worden verlaagd, zodanig dat door afname van de waarde van de verplichtingen de dekkingsgraad wordt vastgesteld op 105%.
Gesloten pensioenfonds Per 1 juli 2015 zal de Randstad Groep een nieuwe pensioenregeling hebben. Deze nieuwe regeling wordt uitgevoerd door ABN Amro Pensioenen. De facto wordt SPR hierdoor een gesloten pensioenfonds: de werknemers van alle aangesloten ondernemingen van het fonds gaan namelijk deelnemen aan de nieuwe pensioenregeling. Aangezien er in enkele uitzonderingsgevallen de actieve deelname aan de huidige pensioenregeling van SPR ook in de tweede helft van 2015 gecontinueerd wordt, blijft het fonds 'open' in dit jaar. Met ingang van 2016 zal er echter zonder meer sprake zijn van een gesloten pensioenfonds. In 2014 heeft het bestuur al een kwetsbaarheidsanalyse opgesteld om de situatie van het gesloten pensioenfonds nader te analyseren. In 2015 wordt deze gevolgd door een ALM-studie ten behoeve van de bepaling van het strategische beleggingsbeleid van het gesloten pensioenfonds.
[In de praktijk is genoemde 105% niet de norm, maar is dat het percentage behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen van SPR. Zijnde 104,4% per einde 2014.]
Financiële overeenkomst met sponsors In het kader van de gewijzigde pensioenregeling en financiële werkwijze van het fonds per 1 januari 2006 is tussen Stichting Pensioenfonds Randstad en de werkgever Randstad Holding nv per dezelfde datum een nieuwe en aangepaste financieringsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is per 1 januari 2008 vervangen door de uitvoeringsovereenkomst tussen SPR en Randstad Groep Nederland bv. Deze uitvoeringsovereenkomst is per 1 januari 2013 opnieuw afgesloten en kende een looptijd van één jaar. Deze overeenkomst is stilzwijgend verlengd met één jaar en
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
74
overige gegevens
met betrekking tot 2015 is er wederom een nieuwe uitvoeringsovereenkomst afgesloten - oppnieuw met een looptijd van één jaar.
-
De bijdrage van de werkgever aan de pensioenregeling wordt bepaald op basis van de leeftijd van de individuele deelnemer en wordt geformuleerd als een percentage van de pensioengrondslag van de betreffende deelnemer conform de tabel zoals vermeld in hoofdstuk 4 van het jaarverslag. Op basis van de samenstelling van het deelnemersbestand per 1 januari 2006, leidde de leeftijdsafhankelijke staffel tot een werkgeversbijdrage van 10% van de som van de pensioengrondslagen. Deze staffel wordt nog steeds gehanteerd en is ook opgenomen in de uitvoeringsovereenkomsten die nadien zijn afgesloten. De werkgever is uitsluitend gehouden tot voldoening van deze bijdrage. In geen geval kan de werkgever verplicht worden om additionele bijdragen te doen. De werkgever kan nimmer enige aanspraak doen gelden op de middelen van het fonds. Van terugstorting van premies of verlaging van premies op grond van de financiële situatie van het fonds kan derhalve nooit sprake zijn. Ten gevolge van de leeftijdsafhankelijke vaststelling van de werkgeversbijdrage wordt het effect van mogelijke veroudering van het deelnemersbestand grotendeels financieel ondervangen. Indien het premieniveau op grond van ontwikkelingen van de rentestand of andere onvoorziene omstandigheden structureel ontoereikend blijkt te zijn, kan het fonds in onderhandeling treden met de werkgever teneinde een aanpassing van de werkgeversbijdrage overeen te komen.
Actuariële en bedrijfstechnische nota Volgens de Pensioenwet dient een pensioenfonds een ‘actuariële en bedrijfstechnische nota’ (ABTN) vast te stellen betreffende het te voeren beleid, waarin de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust gemotiveerd zijn omschreven. De belangrijkste elementen uit de ABTN van SPR zijn: - De deelnemersbijdrage (sinds 2006 een vast percentage van 7,5% van de pensioengrondslag) en de werkgeversbijdrage (omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever) worden in een jaar aangewend voor de financiering middels koopsommen van de opbouw van pensioenaanspraken over dat jaar; - De geheven premie dient alle elementen van de kostendekkende premie te bevatten zoals geformuleerd in het FTK;
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
-
-
-
Jaarlijks wordt het verschil tussen de ontvangen bijdragen en de voor opbouw benodigde koopsommen toegevoegd c.q. onttrokken aan het resultaat van SPR; Indirecte en directe beleggingsresultaten worden toegevoegd c.q. onttrokken aan het resultaat van SPR; Technische en overige resultaten worden toegevoegd c.q. onttrokken aan het resultaat van SPR; De reserve, de algemene buffer van het fonds, wordt gevoed door het jaarlijks resultaat dat resteert na de mutaties van de voorzieningen en andere reserves, de extra reserve moet fluctuaties ten gevolge van gelopen risico's opvangen, evenals de kosten verbonden aan periodieke aanpassing van de actuariële grondslagen; De aan de pensioentoezeggingen verbonden risico's met betrekking tot overlijden en arbeidsongeschiktheid zijn herverzekerd door middel van een ‘stop-loss’herverzekeringsovereenkomst (Zwitserleven); Gehele of gedeeltelijke herverzekering van de opbouw van pensioenaanspraken is mogelijk, indien ontwikkelingen in de samenstelling en de grootte van het draagvlak van het fonds daartoe aanleiding geven.
75
controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds Randstad te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en overige reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en overige reserves van Stichting Pensioenfonds Randstad per 31 december 2014 en van het saldo van baten en lasten over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 26 juni 2015 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
76
verklaring van de actuaris Opdracht
Oordeel
Door Stichting Pensioenfonds Randstad te Amsterdam is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014.
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wetteliljk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 lid 1 in verband met het geconstateerde reservetekort. Op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde consistentietoets in 2008 concludeer ik dat er sprake is van consistentie tussen de gewekte verwachting, de financiering en het realiseren van toeslagen. Echter, op basis van het herstelplan zal het pensioenfonds voorlopig niet in staat zijn om volledige uitvoering aan het toeslagbeleid te kunnen geven. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Randstad is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amstelveen, 26 juni 2015 Origineel getekend door: Drs. E.L. van den Doel AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
77
personalia Stichting Pensioenfonds Randstad per 1 juni 2015
bestuur
namens namens werkgever deelnemers
namens pensioengerechtigden extern leeftijd
functie buiten bestuur
onderneming
Managing director group Sieto de Leeuw (voorzitter)
X
Solange Overeijnder (secretaris) Bart Gianotten (plv. voorzitter)
social & public affairs
Randstad Holding nv
X
49
Bedrijfsjurist
Randstad Nederland bv
46
Financieel directeur
Yacht Group bv
X
43
Senior legal counsel
Randstad Groep Nederland bv Yacht Group bv
X
Mark Poort (plv. secretaris) Ton Hopmans
58
X
Wil Kitslaar
X
57
Directeur Yacht
68
-
St. TNO Pensioenfondsen
Hans de Ruiter
X
49
Chief investment officer
José Menendez Suarez
X
45
Directeur bestuursbureau
Groothandel
functie buiten VO
onderneming
St. Vroegpensioenfonds Technische
verantwoordingsorgaan (VO)
namens namens werkgever deelnemers
Henk Janssen (voorzitter)
namens pensioengerechtigden
X
Niels Meijer (secretaris)
X
Gepensioneerd
-
Funtional lead Group IT
Randstad Holding nv
Misja Bouma
X
Business development manager finance
Yacht Group bv
Saskia Herweijer
X
Bedrijfsjurist
Randstad Groep Nederland bv
Gepensioneerd
-
Ben Hoogendam
X
Sr. Stafspecialist training & development/ Annet Goossen
X
subsidies
Randstad Groep Nederland bv
beleggingadviescommissie (BAC) namens namens werkgever deelnemers
Bart Gianotten (voorzitter) Mark Poort
extern lid
X
functie buiten BAC
zie bestuur X
zie bestuur
Hans de Ruiter
X
zie bestuur
Anne Gram
X
Zelfstandig adviseur vermogensbeheer, Anne Gram B.V.
Raimond Schikhof
Directeur SPR
Ronald Ganzeboom
Adjunct-directeur SPR
pensioenbureau Randstad Holding nv functie
Raimond Schikhof Ronald Ganzeboom
directeur adjunct-directeur
Dick Ramaker
medewerker
Kees de Roder
medewerker
Peter den Ronden
projectmanager
Olaf Smit
medewerker
Erik Stevens
medewerker
jaarverslag 2014 – Stichting Pensioenfonds Randstad
tekst en redactie Stichting Pensioenfonds Randstad fotografie Randstad fotodatabase grafieken BAS! Grafische vormgeving projectbegeleiding Carola La Grouw - Report Company Dit jaarverslag is gemaakt met Tangelo Software.
Stichting Pensioenfonds Randstad bezoekadres Diemermere 25 1112 TC Diemen telefoon (0)20 569 53 80 postadres Postbus 12600 1100 AP Amsterdam-Zuidoost e-mail
[email protected] website www.randstadpensioenfonds.nl
Stichting Pensioenfonds Randstad