Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad Inhoudsopgave Hoofdstuk I Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Algemeen Definities Deelnemerschap Deelnemingsjaren Informatieverstrekking Omschrijving van de pensioenaanspraken Pensioengevend salaris, franchise en pensioengrondslag
Hoofdstuk II Artikel 7
Ouderdom Ouderdomspensioen
Hoofdstuk III Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Overlijden Nabestaandenpensioen Tijdelijk nabestaandenpensioen Bijzonder nabestaandenpensioen Wezenpensioen
Hoofdstuk IV Artikel 12 Artikel 13
Arbeidsongeschiktheid Inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid Voortzetting van pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
Hoofdstuk V Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17
Ontslag, waardeoverdracht en afkoop Beëindiging van het deelnemerschap Waardeoverdracht Afkoop Voortzetting pensioenopbouw bij niet verwijtbare werkloosheid
Hoofdstuk VI Artikel 18
Aanpassing pensioenaanspraken Aanpassing van de pensioenaanspraken
Hoofdstuk VII Artikel 19
Premiebijdragen Financiering
Hoofdstuk VIII Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22
Keuzemogelijkheden Verevening van pensioen bij scheiding Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering Verwerving extra pensioenaanspraken uit vrijwillige bijdragen van deelnemers
Hoofdstuk IX Artikel 23 Artikel 24
Pensioenopbouw in bijzondere situaties Ouderenbeleid en pensioenopbouw Voortzetting van pensioenopbouw gedurende perioden van onbetaald verlof
Hoofdstuk X Artikel 25 Artikel 26
Voorwaarden en beperkingen Eventuele herverzekering van pensioenaanspraken Uitsluitingen
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
2
Hoofdstuk XI Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29
Uitkeringen Uitbetaling van pensioen Belastingen en heffingen Verbod tot afkoop, vervreemding en in pandgeving van pensioenaanspraken
Hoofdstuk XII Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32
Slot- en overgangsbepalingen Overgangsbepalingen Slotbepalingen Inwerkingtreding
Bijlage 1 Bijlage 2
Lijst van aangewezen ondernemingen Afkoopfactoren
Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Werkingssfeer Voorwaarden voor gebruik keuzemogelijkheden Vervroeging of uitstel van de pensioeningangsdatum Deeltijdpensionering Uitruil van pensioensoorten Variabele pensioenuitkering Samenloop van keuzemogelijkheden Inwerkingtreding Rekenregels voor vervroeging of uitstel van de pensioeningangsdatum Rekenregels voor uitruil Rekenregels voor variabele uitkering van ouderdomspensioen Rekenregels voor (gedeeltelijke) omzetting van ouderdomspensioen in overbruggingspensioen
Reglement Vrijwillige Bijdragen Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Bijlage 1
Werkingssfeer Verwerving van extra pensioenaanspraken door middel van vrijwillige bijdragen Vrijwillige bijdragen over incidentele beloningscomponenten Vrijwillige bijdragen ter verwerving van ouderdomspensioen over eerdere diensttijd Vrijwillige bijdragen ter verwerving van nabestaandenpensioen Vrijwillige bijdragen ter verwerving van nabestaandenpensioen over eerdere deelnemingstijd Vrijwillige bijdragen uit levensloopkapitaal Oneigenlijke handelingen Inwerkingtreding Inkoopfactoren
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
3
HOOFDSTUK I Artikel 1.
ALGEMEEN Definities
het fonds: de stichting "Stichting Pensioenfonds Randstad"; de statuten: de statuten van het fonds; het bestuur: het bestuur van het fonds; de werkgever: de besloten vennootschap Randstad Groep Nederland bv, alsmede met name aangewezen ondernemingen, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regeling; de werknemers: de werknemers in dienst van de werkgever; de deelnemers: de werknemers die ingevolge artikel 2 als deelnemers zijn toegelaten; de gewezen deelnemers: de personen van wie het dienstverband met de werkgever is geëindigd, anders dan door pensionering of arbeidsongeschiktheid, en die recht of aanspraak op pensioen jegens het fonds hebben; de pensioengerechtigde: degene die recht heeft op een ingegaan ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, bijzonder nabestaandenpensioen of wezenpensioen, dan wel op een inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid; de gepensioneerde: de pensioengerechtigde die recht heeft op een ingegaan (tijdelijk) ouderdomspensioen; de partner: 1. (echtgenoot:) de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd; 2. (geregistreerde partner:) de man of vrouw die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de Burgerlijke Stand op grond van artikel 1:80a BW; 3. (samenwonende partner:) de ongehuwde man of vrouw, niet zijnde de geregistreerde partner en niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een duurzame gezamenlijke huishouding voert, die in een notarieel bekrachtigd samenlevingscontract is aangewezen als begunstigde van het nabestaandenpensioen en die met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde samenleeft op één adres blijkens het bevolkingsregister;
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
4
de ex-partner: 1. (voormalig echtgenoot:) de man of vrouw van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; 2. (voormalig geregistreerde partner:) de man of vrouw van wie het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door ontbinding van het geregistreerd partnerschap of door beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden; 3. (voormalig samenwonende partner:) de man of vrouw van wie de duurzame gezamenlijke huishouding met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door overlijden; 4. uitsluitend voor het recht op verevening van pensioen bij scheiding: de man of vrouw die gescheiden is van tafel en bed van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; de nabestaande: de hiervoor omschreven partner of ex-partner na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; het kind: het kind van de deelnemer, dat tot deze in familierechtelijke betrekking staat of van wie tot genoegen van het bestuur wordt aangetoond, dat het door de deelnemer ten tijde van diens overlijden als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed; de scheiding: echtscheiding, ontbinding na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door omzetting in een huwelijk, dood of vermissing of beëindiging van een partnerrelatie in de zin van dit pensioenreglement; deelnemingsfactor: het quotiënt van de werkelijke werktijd en de bij de werkgever gangbare fulltime werktijd, waarbij uitbetaalde extra uren die vallen binnen de bij de werkgever gangbare fulltime werktijd eveneens worden meegenomen in de vaststelling; arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid conform de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), voor zover ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever; mate van arbeidsongeschiktheid: de mate van arbeidsongeschiktheid op basis waarvan de uitkering ingevolge de WIA dan wel de WAO is vastgesteld volgens het in de respectievelijke wetgeving gehanteerde klassensysteem, doch niet meer dan het fictief arbeidsongeschiktheidspercentage; fictief arbeidsongeschiktheidspercentage: de verhouding tussen: a) het pensioengevend salaris zoals dat gold voorafgaand aan de dag van de ziekmelding welke uiteindelijk geleid heeft tot de arbeidsongeschiktheid minus de resterende verdiencapaciteit zoals vastgesteld door het UWV, met dien verstande dat, indien de werkelijke inkomsten uit arbeid hoger liggen dan de resterende verdiencapaciteit,in deze berekening wordt uitgegaan van de werkelijke verdiensten; Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
5
b) het pensioengevend salaris zoals dat gold voorafgaand aan de dag van de ziekmelding welke uiteindelijk geleid heeft tot de arbeidsongeschiktheid; het arbeidsongeschiktheidsmaximum: het wettelijk maximum loon op jaarbasis, waarop naar de situatie per 1 januari een uitkering ingevolge arbeidsongeschiktheid conform de WIA dan wel de WAO wordt vastgesteld; arbeidsongeschiktheidsgrondslag: het positieve verschil van het pensioengevend salaris, vastgesteld conform artikel 6 lid 1, en het arbeidsongeschiktheidsmaximum; WGA-hiaatsalaris: Het pensioengevend salaris, doch niet meer dan het arbeidsongeschiktheidsmaximum; de normale pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt; de pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer ingaat; de dekkingsgraad: de marktwaarde van de beleggingen van het fonds gedeeld door de marktwaarde van de pensioenverplichtingen van het fonds, uit te drukken in een percentage; het vereist eigen vermogen: hoogte van het eigen vermogen van het fonds waarvan met een zekerheid van 97,5% is vastgesteld dat – indien het eigen vermogen dusdanig hoog is – wordt voorkomen dat het fonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. PW: Pensioenwet
Artikel 2.
Deelnemerschap
1.
Als deelnemer wordt toegelaten de werknemer die een arbeidsovereenkomst met de werkgever aangaat.
2.
Het deelnemerschap eindigt: a. bij overlijden van de deelnemer; b. bij beëindiging van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever; c. op het tijdstip waarop de onderneming, waarbij de deelnemer in dienst is, niet meer als aangesloten onderneming in de zin van de statuten wordt aangemerkt; d. op de normale pensioendatum dan wel de pensioeningangsdatum indien deze op een ander tijdstip valt.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
6
3.
In tegenstelling tot het bepaalde in lid 2 sub b wordt het deelnemerschap voortgezet indien de deelnemer ten tijde van de beëindiging van het dienstverband (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is. In dit geval blijft het deelnemerschap bestaan zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt, uiterlijk tot de normale pensioendatum. Indien het deelnemerschap wordt voortgezet op grond van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van de deelnemer vindt de opbouw van pensioenaanspraken en overige behandeling van deze deelnemers plaats op gelijke wijze als voor de overige deelnemers aan de onderhavige regeling. Toekomstige wijzigingen in de regeling zijn op gelijke wijze van toepassing op (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemers, ongeacht of op het moment van toekomstige wijzigingen in de regeling nog een dienstverband tussen de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer en de werkgever bestaat. Indien de deelnemer direct aansluitend op de beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, die direct wordt gevolgd door een recht op een uitkering op grond van de WIA uit hoofde van tijdens het dienstverband met de werkgever ontstane arbeidsongeschiktheid wordt het deelnemerschap onderbroken zolang recht bestaat op een uitkering ingevolge de Ziektewet en voortgezet vanaf de datum waarop de uitkering ingevolge de WIA ingaat, zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt.
Artikel 3.
Deelnemingsjaren
1.
Als deelnemingsjaren tellen mee alle in ononderbroken dienstverband bij de werkgever doorgebrachte jaren vanaf de datum van aanvang van het deelnemerschap. Als deelnemingsjaren tellen eveneens mee alle deelnemingsjaren welke als gevolg van een inkomende waardeoverdracht bij het fonds zijn verworven.
2.
Indien een deelnemer in enig jaar minder dan de normale werktijd in dienst is (geweest) van de werkgever, zal het betreffende deelnemersjaar slechts in aanmerking worden genomen conform de toepasselijke deelnemingsfactor.
3.
Het aantal deelnemingsjaren zal in jaren, maanden en dagen worden bepaald.
4.
Een periode van onbetaald verlof telt niet mee voor de vaststelling van het aantal deelnemingsjaren, behoudens voor zover tijdens het onbetaald verlof de pensioenopbouw door de deelnemer vrijwillig is voortgezet op grond van artikel 24 van dit pensioenreglement.
Artikel 4.
Informatieverstrekking
Van de zijde van het bestuur 1.
Het bestuur zal aan iedere deelnemer bij de aanvang van het deelnemerschap binnen drie maanden een startbrief verstrekken waarin informatie is opgenomen over de inhoud van de pensioenregeling, de wijze van winstbijschrijving, het bestaan van een regeling vrijwillige bijdragen en overige belangrijke elementen van het pensioenreglement. Tevens ontvangt iedere nieuwe deelnemer een brochure waarin de belangrijkste elementen en kenmerken van het pensioenreglement worden toegelicht.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
7
2.
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer, ex-partner of pensioengerechtigde zal het bestuur aan de deelnemer een exemplaar van de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en andere relevante stukken met betrekking tot de structuur en financiering van het pensioenfonds verstrekken. Het bestuur zal er tevens zorg voor dragen dat deze informatie voor alle belanghebbenden beschikbaar is.
3.
Het bestuur zal de deelnemers op de hoogte stellen van wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement.
4.
Jaarlijks verstrekt het bestuur aan de deelnemer een opgave van de hoogte van de door hem bereikte en nog op te bouwen pensioenaanspraken, de hoogte en wijze van winstbijschrijving, alsmede een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen pensioenaangroei (factor A), overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
5.
Bij beëindiging van het deelnemerschap en vervolgens één maal per vijf jaar verstrekt het bestuur de gewezen deelnemer een opgave van de hoogte van de bereikte pensioenaanspraken en de hoogte van winstbijschrijving alsmede informatie over de wijze van winstbijschrijving voor gewezen deelnemers.
6.
Het bestuur verstrekt op verzoek van de (gewezen) deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken.
7.
Het bestuur verstrekt op verzoek van de (gewezen) deelnemer een opgave van de aan de voorgaande zeven afgeronde kalenderjaren toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken, overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
8.
Het bestuur zal aan de deelnemer, voor wie sprake is van waardeoverdracht naar het fonds, zoals bedoeld in artikel 15 lid 2, een opgave verstrekken van de op basis van de overgedragen waarde toegekende premievrije pensioenaanspraken, alsmede van de deelnemingsjaren welke als gevolg van pensioenopbouw en waardeoverdracht bij het fonds zijn verworven.
9.
Het bestuur verstrekt de ex-partner bij de beëindiging van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding en vervolgens één maal per vijf jaar een opgave van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen.
10.
Het bestuur verstrekt binnen drie maanden na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van een (gewezen) deelnemer een opgave van de geadministreerde deelnemingsjaren en alle schriftelijke bescheiden die de perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar het fonds, kunnen staven die als deelnemingsjaren kunnen worden aangemerkt. De opgave van de geadministreerde deelnemingsjaren bevat tevens een zo nauwkeurig mogelijke opgave van de perioden waarin de geadministreerde deelnemingsjaren zijn opgebouwd en een zo nauwkeurig mogelijke opgave van de deelnemingsfactor per geadministreerd deelnemingsjaar.
11.
Het bestuur verstrekt de pensioengerechtigde op het tijdstip van ingang en vervolgens jaarlijks na afloop van het kalenderjaar een opgave van de hoogte van de door hem bereikte pensioenaanspraken alsmede informatie over de wijze van winstbijschrijving.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
8
12.
Indien sprake is van een verlaging van de aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen zal het bestuur dit onverwijld schriftelijk mededelen aan alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
13.
Indien de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde heeft aangegeven in te stemmen met elektronische informatieverstrekking, kan de verstrekking van de in dit artikel weergegeven informatie plaatsvinden langs elektronische weg aan het email-adres van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde, met inachtneming van hetgeen hierover in de Pensioenwet bepaald is.
Van de zijde van de rechthebbende 14.
Iedere (gewezen) deelnemer is verplicht om, desgevraagd, het bestuur in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, in de relatie met zijn als zodanig aangemelde partner, in zijn gezinssamenstelling, in zijn adres of in de mate van zijn arbeidsongeschiktheid.
Artikel 5.
Omschrijving van de pensioenaanspraken
1.
Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst zoals vastgelegd in de Pensioenwet, met inachtneming van de voorwaarden als gesteld in dit artikel en de overige artikelen van dit reglement.
2.
Het deelnemerschap aan deze regeling geeft recht op aanspraken of verzekering van rechten waarvan de hoogte wordt afgeleid van de bijdragen die zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst die gesloten is tussen het fonds en de werkgever. De hoogte van deze bijdragen wordt geregeld in artikel 19 en de genoemde uitvoeringsovereenkomst.
3.
Met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
ten behoeve van de deelnemer zelf: a. b.
ouderdomspensioen; inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid;
ten behoeve van de partner van de deelnemer: c. d.
nabestaandenpensioen; tijdelijk nabestaandenpensioen;
ten behoeve van de ex-partner van de deelnemer: e.
bijzonder nabestaandenpensioen;
ten behoeve van de kinderen van de deelnemer: f.
wezenpensioen.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
9
Artikel 6.
Pensioengevend salaris, franchise en pensioengrondslag
1.
Het pensioengevend salaris is gelijk aan het vaste bruto jaarsalaris inclusief vakantietoeslag en wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld. In geval van toetreding als deelnemer in de loop van een kalenderjaar wordt het pensioengevend salaris voor de eerste maal vastgesteld per de datum van toetreding. In geval van tussentijdse salariswijzigingen wordt het pensioengevend salaris op de datum van salariswijziging voor het resterende deel van het jaar op gelijke wijze aangepast. Voor een deelnemer, die minder dan de normale werktijd in dienst is van de werkgever, wordt het voor de deelnemer geldende bruto jaarsalaris vastgesteld uitgaande van de bij een volledig dienstverband geldende werktijd.
2.
De franchise wordt jaarlijks op 1 januari vastgesteld en is gelijk aan 10/7e van het bruto ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet, inclusief de vakantie-uitkering, waarop een gehuwde AOW-gerechtigde op die datum zelfstandig recht heeft. Het bestuur is bevoegd af te wijken van de genoemde vaststelling, met inachtneming van de grenzen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
3.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met de franchise.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
10
HOOFDSTUK II Artikel 7.
OUDERDOM
Ouderdomspensioen
1.
Het in een deelnemingsjaar op te bouwen ouderdomspensioen is gelijk aan 1,84% van de op dat moment geldende pensioengrondslag, onverminderd het bepaalde in artikel 19 lid 5 met betrekking tot het aanpassen van de opbouw van pensioenaanspraken. De opbouw van ouderdomspensioen wordt vastgesteld naar evenredigheid van de ten tijde van het deelnemingsjaar geldende deelnemingsfactor. Het bereikbare ouderdomspensioen wordt vastgesteld door voor de toekomstige jaren tot de normale pensioendatum uit te gaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag en deelnemingsfactor, inclusief de aanspraken die zijn verworven op grond van inkomende waardeoverdracht conform artikel 15 lid 2 en inclusief de aanspraken die verworven zijn als gevolg van vrijwillige bijdragen ter verwerving van ouderdomspensioen
2.
Indien een deelnemer de ingangsdatum van het ouderdomspensioen uitstelt tot een datum gelegen na de normale pensioendatum, heeft de deelnemer het recht om de opbouw van ouderdomspensioen voort te zetten tot de AOW-gerechtigde leeftijd tegen de in dit reglement vastgelegde voorwaarden. Indien de deelnemer geen gebruik wenst te maken van dit recht, ontstaat er geen recht op ouderdomspensioen over de betreffende diensttijd en wordt de betreffende diensttijd aangemerkt als een periode waarover de voorwaarden van de regeling inzake onbetaald verlof van toepassing zijn, zoals vermeld in artikel 24 van dit reglement.
3.
Het ouderdomspensioen gaat in op de normale pensioendatum en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde.
4.
Het ouderdomspensioen op jaarbasis gaat niet uit boven het maximale ouderdomspensioen in de zin van artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
11
HOOFDSTUK III Artikel 8.
OVERLIJDEN
Nabestaandenpensioen
1.
Het verzekerde nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het conform artikel 7 vastgestelde bereikbare ouderdomspensioen. De hoogte van het nabestaandenpensioen wordt naar evenredigheid van de ten tijde van het overlijden geldende deelnemingsfactor vastgesteld. Uitgezonderd hiervan zijn de deelnemers die ten tijde van het overlijden gebruik maken van onbetaald verlof. Voor deze deelnemers is de geldende deelnemingsfactor gelijk aan de deelnemingsfactor die gold direct voorafgaand aan het onbetaalde verlof, indien die deelnemingsfactor hoger was dan de feitelijke deelnemingsfactor op de eventuele eerste ziektedag.
2.
Het nabestaandenpensioen op jaarbasis gaat niet uit boven het maximale nabestaandenpensioen in de zin van artikel 18b van de Wet op de loonbelasting 1964. Hierbij wordt rekening gehouden met een uitkering ingevolge de AOW zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964. Bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen of na beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 14 bestaat geen aanspraak op nabestaandenpensioen op grond van lid 1 van dit artikel, tenzij een dergelijke aanspraak is verkregen door benutting van de mogelijkheid tot uitruil zoals aangeboden in artikel 21, in het Reglement Keuzemogelijkheden Bij Pensionering en Beëindiging van het Deelnemerschap, of als bedoeld in het volgende lid.
3.
De gewezen deelnemer die na beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt gedurende de periode dat hij deze uitkering ontvangt, de verzekering van een nabestaandenpensioen ten behoeve van zijn partner. Het verzekerde nabestaandenpensioen bedraagt met inbegrip van het premievrije nabestaandenpensioen waarop hij jegens het fonds aanspraak heeft 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen op datum van beëindiging van het deelnemerschap. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de gewezen deelnemer, die na de beëindiging van zijn deelneming recht heeft op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
4.
Als begunstigde voor het nabestaandenpensioen komt uitsluitend de partner van de deelnemer in aanmerking. Ten aanzien van de partner die op het moment van overlijden van de deelnemer niet als echtgenoot of geregistreerde partner bij de Burgerlijke Stand is geregistreerd, geldt dat deze partner uitsluitend gerechtigd is tot het nabestaandenpensioen indien deze ten behoeve van het bestuur de navolgende zaken kan overleggen: -
5.
een notarieel bekrachtigd samenlevingscontract waarin de partner is aangewezen als begunstigde van het nabestaandenpensioen; een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit blijkt dat de partner ten tijde van het overlijden op hetzelfde adres woonachtig is als de (gewezen) deelnemer.
Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de tot het nabestaandenpensioen gerechtigde nabestaande.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
12
6.
Alle aanspraken op nabestaandenpensioen die voorafgaand aan het overlijden van de deelnemer zijn opgebouwd, inclusief de aanspraken voortvloeiend uit vrijwillige bijdragen als bedoeld in artikel 22, alsmede de van toepassing zijnde jaarlijkse aanpassingen van de opgebouwde aanspraken conform artikel 18, zijn inbegrepen bij het nabestaandenpensioen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel.
7.
In het geval de partner komt te overlijden blijven voor de (gewezen) deelnemer de onder lid 6. omschreven aanspraak en de eventuele aanspraak op nabestaandenpensioen die door ruil van ouderdomspensioen is ontstaan, bestaan. Als de (gewezen) deelnemer op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geen partner heeft, dan zal de aanspraak op nabestaandenpensioen worden uitgeruild voor ouderdomspensioen conform de bepalingen van het Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering. Als de partner komt te overlijden na ingang van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer, dan vervalt de aanspraak zoals omschreven in lid 6.
Artikel 9.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
1.
Het verzekerde tijdelijk nabestaandenpensioen is gelijk aan de conform artikel 6 lid 3 vastgestelde franchise, geldend ten tijde van het overlijden van de deelnemer, doch bedraagt niet meer dan: het gezamenlijk bedrag van 8/7 maal de nabestaandenuitkering in de Algemene Nabestaandenwet, inclusief de vakantie-uitkering en vermeerderd met het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen vóór en na de 65-jarige leeftijd. De premie voor de volksverzekeringen wordt ieder jaar op 1 januari vastgesteld zonder rekening te houden met overig inkomen van de partner of met de heffingskorting. De hoogte van het tijdelijk nabestaandenpensioen wordt naar evenredigheid van de ten tijde van het overlijden geldende deelnemingsfactor vastgesteld. Uitgezonderd hiervan zijn de deelnemers die ten tijde van het overlijden gebruik maken van onbetaald verlof. Voor deze deelnemers is de geldende deelnemingsfactor gelijk aan de deelnemingsfactor die gold direct voorafgaand aan het onbetaalde verlof, indien die deelnemingsfactor hoger was dan de feitelijke deelnemingsfactor op de eventuele eerste ziektedag.
2.
Bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen of na beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 14 bestaat geen aanspraak op tijdelijk nabestaandenpensioen.
3.
Als begunstigde voor het tijdelijk nabestaandenpensioen komt uitsluitend de partner van de deelnemer in aanmerking. Ten aanzien van de partner die op het moment van overlijden van de deelnemer niet als echtgenoot of geregistreerde partner bij de Burgerlijke Stand is geregistreerd, worden de eisen gesteld zoals genoemd in artikel 8 lid 4.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
13
4.
Het tijdelijk nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de tot het tijdelijk nabestaandenpensioen gerechtigde nabestaande, doch uiterlijk tot en met de maand, voorafgaand aan die waarin laatstgenoemde de 65-jarige leeftijd bereikt.
Artikel 10. 1.
Bijzonder nabestaandenpensioen
De ex-partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die voor de scheiding aanspraak had op een opgebouwd nabestaandenpensioen, heeft aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. 8. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen zoals die is opgebouwd onder de toepasselijkheid van de tot 1 januari 2001 geldende reglementen en uit sindsdien verrichte vrijwillige bijdragen, gedurende de periode van de partnerrelatie. Bij de vaststelling van de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen wordt mede in aanmerking genomen het nabestaandenpensioen dat is ontstaan na eventuele verhoging of verlaging ten gevolge van uitruil zoals aangeboden in artikel 21 en in het Reglement Keuzemogelijkheden Bij Pensionering en Beëindiging van het Deelnemerschap.
3.
Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde overlijdt en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de tot het bijzonder nabestaandenpensioen gerechtigde nabestaande.
4.
Indien de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde en de ex-partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het recht op bijzonder nabestaandenpensioen niet van toepassing is, kan de aanspraak op nabestaandenpensioen op de scheidingsdatum worden uitgeruild voor een aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde. Op deze uitruil zijn de tarieven zoals vermeld in het Reglement Keuzemogelijkheden bij Pensionering en Beëindiging van het Deelnemerschap van toepassing.
5.
De ex-partner die recht heeft op een ingegaan bijzonder nabestaandenpensioen kan dit recht vervreemden aan een andere (ex-)partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde mits de vervreemding onherroepelijk is en wordt overeengekomen bij notariële akte.
6.
Alle aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen die zijn opgebouwd, inclusief de aanspraken voortvloeiend uit vrijwillige bijdragen als bedoeld in artikel 22, alsmede de van toepassing zijnde jaarlijkse aanpassingen van de opgebouwde aanspraken conform artikel 18, zijn inbegrepen bij het nabestaandenpensioen zoals omschreven in artikel 8 lid 1.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
14
Artikel 11.
Wezenpensioen
1.
Het verzekerde wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het conform artikel 7 vastgestelde bereikbare ouderdomspensioen, inclusief de aanspraken die zijn verworven op grond van inkomende waardeoverdracht als bedoeld in artikel 15 lid 2 en inclusief de aanspraken die verworven zijn als gevolg van vrijwillige bijdragen ter verwerving van ouderdomspensioen. De hoogte van het wezenpensioen wordt naar evenredigheid van de ten tijde van het overlijden geldende deelnemingsfactor vastgesteld. Uitgezonderd hiervan zijn de deelnemers met onbetaald verlof met een deelnemingsfactor van nul; voor deze deelnemers is de geldende deelnemingsfactor gelijk aan de deelnemingsfactor die gold direct voorafgaand aan het onbetaalde verlof.
2.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de dag volgend op de maand waarin het pensioengerechtigde kind ouderloos wordt.
3.
Het wezenpensioen op jaarbasis gaat niet uit boven het maximale wezenpensioen in de zin van artikel 18c van de Wet op de loonbelasting 1964.
4.
Bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen of na beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 14 bestaat geen aanspraak op wezenpensioen.
5.
Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 25 jaar bereikt of, indien het kind eerder overlijdt, tot en met de maand van laatstbedoeld overlijden.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
15
HOOFDSTUK IV Artikel 12.
ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
1.
In geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid kan de deelnemer aanspraak maken op een inkomensaanvulling ten aanzien van het inkomensdeel boven het arbeidsongeschiktheidsmaximum en / of een inkomensaanvulling bij toepasselijkheid van een WGA-vervolguitkering. Ten behoeve van de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt in het kader van dit artikel uitgegaan van het laatstelijk geldende pensioengevend salaris voorafgaand aan de dag van de ziekmelding welke uiteindelijk geleid heeft tot de arbeidsongeschiktheid conform de bepalingen van de WIA. Ten aanzien van deelnemers die minder dan de normale arbeidstijd werkzaam zijn, wordt ter vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag het pensioengevend salaris vermenigvuldigd met de toepasselijke deelnemingsfactor. Voor deelnemers die op de eerste ziektedag gebruik maken van onbetaald verlof is de geldende deelnemingsfactor gelijk aan de deelnemingsfactor die gold direct voorafgaand aan het onbetaalde verlof, indien en voor zover die deelnemingsfactor hoger was dan de feitelijke deelnemingsfactor op de eerste ziektedag.
2.
De jaarlijkse inkomensaanvulling ten aanzien van het inkomensdeel boven het arbeidsongeschiktheidsmaximum bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid is gelijk aan 70% van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag bij: a. toepasselijkheid van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA); of b. toepasselijkheid van de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). De inkomensaanvulling ten aanzien van het inkomensdeel boven het arbeidsongeschiktheidsmaximum bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld in evenredigheid met de mate van arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt de volgende indeling in klassen aangehouden: Mate van arbeidsongeschiktheid 0% tot 35% 35% tot 45% 45% tot 55% 55% tot 65% 65% tot 80% 80% tot 100%
3.
Hoogte van de inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 0% 40% 50% 60% 72,5% 100%
Indien na afloop van de loongerelateerde uitkering op grond van de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) een vervolguitkering wordt verstrekt, wordt de jaarlijkse inkomensaanvulling op de vervolguitkering bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 70% van het verschil tussen het WGA-hiaatsalaris, vermenigvuldigd met de toepasselijke deelnemingsfactor en het wettelijk minimumloon. Het wettelijk minimumloon wordt vastgesteld op de ingangsdatum van de vervolguitkering. De inkomensaanvulling op de vervolguitkering bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld in evenredigheid met de mate van arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt de volgende indeling in klassen aangehouden:
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
16
Mate van arbeidsongeschiktheid 0% tot 35% 35% tot 45% 45% tot 55% 55% tot 65% 65% tot 80% 80% tot 100%
Hoogte van de inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 0% 40% 50% 60% 72,5% 100%
4.
Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid, dan wel indien een overgang van WGA naar IVA of van IVA naar WGA plaats vindt, wordt de inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid dienovereenkomstig aangepast.
5.
De inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid als bedoeld in lid 2, gaat in op het tijdstip waarop de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WIA. De WGA-inkomensaanvulling als bedoeld in lid 3 gaat in op het moment van ingang van de vervolguitkering. De inkomensaanvulling(en) worden uitbetaald zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand van de 65e verjaardag, of, bij eerder overlijden van de pensioengerechtigde, tot en met de maand van dat overlijden. De WGA-inkomensaanvulling wordt in ieder geval beëindigd als de vervolguitkering stopt.
Artikel 13. 1.
Voortzetting van pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
In geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van een deelnemer vindt, zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, (gedeeltelijke) voortzetting van pensioenopbouw plaats vanaf de datum waarop de uitkering ingevolge de WIA is ingegaan. Tevens zijn de verzekeringen voor nabestaandenpensioen, tijdelijk nabestaandenpensioen en wezenpensioen van toepassing. De voortzetting van de pensioenopbouw en de toepasselijkheid van de risicoverzekeringen zijn gerelateerd aan de mate van arbeidsongeschiktheid en eindigen uiterlijk op de normale pensioendatum. Daarbij wordt de volgende indeling in klassen aangehouden: Mate van arbeidsongeschiktheid 0% tot 35% 35% tot 45% 45% tot 55% 55% tot 65% 65% tot 80% 80% tot 100%
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
Percentage van premievrije voortzetting van de deelneming 0% 40% 50% 60% 72,5% 100%
17
2.
De pensioengrondslag ten behoeve van de (gedeeltelijke) voortzetting van pensioenopbouw op grond van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op de laatstelijk geldende pensioengrondslag en deelnemingsfactor op het moment direct voorafgaande aan de datum van aanvang van de voortzetting. De financiering van de voortzetting van pensioenopbouw komt voor rekening van het fonds.
3.
Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de mate van voortzetting van de pensioenopbouw dienovereenkomstig aangepast. Van deze aanpassing wordt afgeweken indien het dienstverband van de deelnemer met de werkgever is beëindigd en de mate van arbeidsongeschiktheid vervolgens wordt verhoogd. In een dergelijk geval blijft de mate van voortzetting van pensioenopbouw ongewijzigd.
4.
Inzake de voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid besluit het bestuur jaarlijks per 1 januari of, voor het deel van de pensioenaanspraken waarop de voortzetting van toepassing is, de toepasselijke pensioengrondslag wordt aangepast met een daartoe te kiezen percentage. Het pensioengevend salaris wordt daarbij zodanig vastgesteld dat de bedoelde aanpassing wordt bereikt.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
18
HOOFDSTUK V Artikel 14.
ONTSLAG, WAARDEOVERDRACHT EN AFKOOP
Beëindiging van het deelnemerschap
1.
Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden behoudt de (gewezen) deelnemer recht op het tot die datum opgebouwde en door waardeoverdracht verkregen ouderdomspensioen, het eventueel opgebouwde tijdelijk ouderdomspensioen en het opgebouwde nabestaandenpensioen.
2.
De in lid 1 bedoelde premievrije pensioenaanspraken worden vastgesteld met inbegrip van de jaarlijkse aanpassingen die ingevolge artikel 18 zijn toegekend tot het einde van het deelnemerschap. De premievrije aanspraken worden nadien aangepast met inachtneming van artikel 18.
Artikel 15. 1.
Waardeoverdracht
Naast onderstaande leden van dit artikel gelden in geval van waardeoverdracht artikel 70 tot en met 92 van de Pensioenwet.
Inkomende individuele waardeoverdracht 2.
Indien een deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap elders premievrije pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaande dienstbetrekking, heeft de deelnemer het recht binnen zes maanden na aanvang van de deelname bij het fonds een opgave te vragen van de hoogte van de voor de waarde van die premievrije pensioenaanspraken te verwerven pensioenaanspraken. Vervolgens heeft de deelnemer het recht om een verzoek tot waardeoverdracht in te dienen. Het bestuur bepaalt of en onder welke voorwaarden opgaven gedaan buiten de termijn van zes maanden na aanvang deelname in behandeling worden genomen.
3.
Indien de deelnemer instemt met overdracht van de waarde van elders verworven premievrije pensioenaanspraken aan het fonds, zullen aan de deelnemer hiervoor extra premievrije aanspraken op ouderdomspensioen worden toegekend. Deze aanspraken zullen worden vastgesteld op basis van de toepasselijke wettelijke bepalingen.
4.
Het fonds administreert als overnemende pensioenuitvoerder de deelnemingsjaren, in verband met de waardeoverdracht opgegeven door de overdragende pensioenuitvoerder, alsmede de gegevens, bedoeld in artikel 4 lid 10, en de in artikel 4 lid 10 bedoelde met bescheiden gestaafde deelnemingsjaren, of bewaart deze bescheiden.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
19
Uitgaande individuele waardeoverdracht 5.
De waarde van de in artikel 14 lid 2 bedoelde premievrije pensioenaanspraken zal op verzoek van de gewezen deelnemer worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder waar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer heeft verzekerd in alle gevallen, waarin de toepasselijke wetgeving zulks toestaat, mits het verzoek tot opgave van de hoogte van de pensioenaanspraken binnen zes maanden na aanvang van de deelneming aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever wordt ingediend. De over te dragen waarde zal worden vastgesteld op basis van de toepasselijke wettelijke bepalingen. Deze bepalingen omvatten mede de instemming van de partner die is vereist voor waardeoverdracht van een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen. Het bestuur bepaalt of en onder welke voorwaarden opgaven gedaan buiten de termijn van zes maanden na aanvang van de nieuwe dienstbetrekking van de gewezen deelnemer in behandeling worden genomen.
6.
In geval van een uitgaande waardeoverdracht verstrekt het fonds aan de overnemende pensioenuitvoerder bij de opgave, bedoeld in artikel 18 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, een opgave van de geadministreerde deelnemingsjaren als bedoeld in artikel 4, lid 10. Tevens verstrekt het fonds alle schriftelijke bescheiden die de als deelnemingsjaren aan te merken perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar het fonds, kunnen staven.
Collectieve waardeoverdracht 7.
In onderstaande leden wordt met een collectieve waardeoverdracht datgene bedoeld, zoals vastgelegd is in artikel 83 van de Pensioenwet.
8.
In geval van een inkomende collectieve waardeoverdracht geldt als voorwaarde dat naast de in leden 2, 3 en 4 genoemde bepalingen voor de inkoop van pensioenverplichtingen een evenredige overwaarde beschikbaar komt ten behoeve van het fonds, bestemd voor het behoud van de financiële positie van het fonds. Indien de overdragende pensioenuitvoerder niet bereid dan wel niet in staat is om de hiertoe benodigde overwaarde te compenseren, zal de werkgever verzocht worden deze overwaarde tot het benodigde niveau aan te vullen. Indien de werkgever hiertoe niet bereid is, zal het fonds geen medewerking verlenen aan de uitvoering van collectieve waardeoverdrachten en kan bij bestuursbesluit aanvullend bepaald worden dat individuele waardeoverdrachten van de betrokken deelnemers eveneens niet mogelijk zijn.
9.
In geval van een uitgaande collectieve waardeoverdracht is bepaald dat naast de in leden 5 en 6 genoemde bepalingen voor de overdracht van middelen voor inkoop van pensioenverplichtingen bij de nieuwe pensioenuitvoerder een evenredige overwaarde beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van de financiële positie van de nieuwe pensioenuitvoerder. Hierbij geldt als verplichtende voorwaarde dat de overgedragen overwaarde haar pensioenbestemming behoudt en op directe dan wel indirecte wijze ten goede komt aan de pensioenvoorziening van de betreffende gewezen deelnemers. Indien hierover geen zekerheid wordt verkregen, behoudt het bestuur van het fonds zicht het recht voor geen medewerking te verlenen aan de uitvoering van een collectieve waardeoverdracht.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
20
10.
Het bestuur behoudt zich het recht voor af te wijken van het gestelde in leden 8 en 9.
11.
Indien het deelnemerschap eindigt omdat de aangewezen onderneming geen onderneming meer is conform artikel 2 kan de waarde van de volgens artikel 14 lid 2 vastgestelde premievrije pensioenaanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder waarbij de uitgetreden onderneming zijn pensioenregeling heeft ondergebracht. Aan een dergelijke overdracht kunnen door het bestuur van het pensioenfonds nadere voorwaarden worden verbonden met inachtneming van de toepasselijke wettelijke bepalingen.
Artikel 16. 1.
Afkoop
De hieronder in lid 2 t/m 6 genoemde bedragen van de afkoopwaarden zullen worden gesteld op basis van afkoopfactoren die zijn vastgesteld op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid die voor alle (gewezen) deelnemers op uniforme wijze gelden. Deze afkoopfactoren zijn vastgelegd in Bijlage 2 bij dit Reglement. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze afkoopfactoren.
Afkoop wegens gering bedrag bij beëindiging van het deelnemerschap 2.
Indien de in artikel 14 lid 2 bedoelde premievrije pensioenaanspraak op ouderdomspensioen het grensbedrag in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, worden de premievrije aanspraken op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap afgekocht, tenzij de gewezen deelnemer het fonds binnen twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap heeft gemeld dat hij een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Indien de reguliere ingangsdatum voor het ouderdomspensioen ligt voor het verstrijken van de termijn van twee jaar, gaat het fonds over tot afkoop op de pensioeningangsdatum. Binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn van twee jaar informeert het fonds de gewezen deelnemer over het besluit tot afkoop en gaat het fonds over tot een uitkering van de afkoopwaarde binnen de termijn van zes maanden.
3.
Het fonds kan ook na de termijn van twee jaar en zes maanden overgaan tot afkoop indien de gewezen deelnemer daarmee instemt en de in artikel 14 lid 2 bedoelde premievrije pensioenaanspraken ieder afzonderlijk het grensbedrag zoals genoemd in lid 2 niet te boven gaan.
Afkoop wegens gering bedrag bij ingang pensioen 4.
Indien een pensioen, op zichzelf beschouwd, op het tijdstip van ingang het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering van de afkoopwaarde indien de (gewezen) deelnemer hiermee instemt. In een zodanig geval worden eventuele meeverzekerde pensioenaanspraken eveneens vervangen door een uitkering van de afkoopwaarde. Binnen zes maanden na het besluit tot afkoop informeert het fonds de pensioengerechtigde en gaat het fonds over tot uitkering van de afkoopwaarde.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
21
Afkoop wegens gering bedrag bij ingang nabestaandenpensioen, tijdelijk nabestaandenpensioen of wezenpensioen 5.
Indien een nabestaandenpensioen, tijdelijk nabestaandenpensioen of wezenpensioen op het tijdstip van ingang het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering van de afkoopwaarde. Binnen zes maanden na het besluit tot afkoop informeert het fonds de nabestaande of de (half)wees over het besluit tot afkoop en gaat het fonds over tot een uitkering van de afkoopwaarde. Na de termijn van zes maanden is afkoop mogelijk als het nabestaandenpensioen, tijdelijk nabestaandenpensioen of wezenpensioen onder het genoemde grensbedrag blijft en de nabestaande of de (half)wees met de afkoop instemt.
Afkoop bijzonder nabestaandenpensioen bij scheiding 6.
Indien een bijzonder nabestaandenpensioen op het tijdstip van scheiding het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering van de afkoopwaarde. Binnen zes maanden na de melding van de scheiding informeert het fonds de ex-partner over het besluit tot afkoop en gaat over tot uitkering van de afkoopwaarde. Na de termijn van zes maanden na scheiding is afkoop mogelijk als het bijzonder nabestaandenpensioen onder het genoemde grensbedrag blijft en de ex-partner met de afkoop instemt.
Artikel 17.
Voortzetting pensioenopbouw bij niet verwijtbare werkloosheid
Indien het deelnemerschap eindigt door beëindiging van het dienstverband als gevolg van niet verwijtbare werkloosheid vindt voortzetting van de pensioenopbouw plaats overeenkomstig de inzake het jaar van pensioenopbouw geldende FVP-bijdragenregelen van de “Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering", indien en in zoverre van laatstgenoemde een bijdrage door het fonds wordt ontvangen.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
22
HOOFDSTUK VI Artikel 18.
AANPASSING PENSIOENAANSPRAKEN
Aanpassing van de pensioenaanspraken
1.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslag verleend. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Ter financiering van deze voorwaardelijke toeslagverlening is een bestemmingsreserve gevormd. In het kader van een kortetermijnherstelplan kan de bestemmingsreserve ook worden aangewend voor herstel. De toeslagverlening vindt plaats per 1 januari en wordt vastgesteld na advies van de actuaris van het fonds.
2.
Uitgangspunt voor de hoogte van de toeslagverlening genoemd in lid 1 vormt de financiële positie van het fonds. Als maatstaf voor de financiële positie van het fonds wordt de dekkingsgraad gemeten per 31 december van het voorgaande jaar gehanteerd. Het verschil tussen de marktwaarde van de bezittingen van het fonds en het door de actuaris vastgestelde vereiste eigen vermogen vormt de bestemmingsreserve ten behoeve van een dergelijke aanpassing. Afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad worden de volgende mogelijkheden onderscheiden:
Indien de dekkingsgraad lager is dan het jaarlijks door de actuaris vast te stellen, in een percentage uitgedrukte vereiste eigen vermogen, worden de ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken niet aangepast; Indien deze dekkingsgraad gelijk aan of hoger is dan het jaarlijks door de actuaris vast te stellen, in een percentage uitgedrukte vereiste eigen vermogen is, worden alle ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken in gelijke mate verhoogd conform lid 3 van dit artikel; Indien deze dekkingsgraad lager is dan 105%, kunnen de ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken in gelijke mate worden verlaagd, zodanig dat door de afname van de waarde van de verplichtingen de dekkingsgraad wordt vastgesteld op het wettelijk vereiste minimale niveau. Het bestuur zal hiertoe niet eerder overgaan dan nadat de hiertoe in artikel 140 van de Pensioenwet gestelde hersteltermijn is verstreken, met inachtneming van het gestelde in lid 4 tot en met 6 van dit artikel.
3.
Voor zover op enig moment de middelen van het fonds meer dan toereikend zijn om de aanspraken van (gewezen) deelnemers en uitkeringen van de pensioengerechtigden in stand te houden en te verhogen, dan zullen deze middelen onder door het bestuur te bepalen voorwaarden uitsluitend worden aangewend voor een verbetering van de aanspraken en uitkeringen.
4.
Het bestuur van het fonds kan besluiten over te gaan tot het verminderen van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen van het fonds zijn niet meer volledig door waarden gedekt; Het pensioenfonds is niet in staat binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in een korte termijn herstelplan.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
23
5.
Indien sprake is van een vermindering van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten, geldt artikel 4 lid 12 van onderhavig reglement en informeert het bestuur de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
6.
De vermindering zoals bedoeld in lid 4, kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
24
HOOFDSTUK VII Artikel 19.
PREMIEBIJDRAGEN
Financiering
1.
De financiering van de pensioenaanspraken vindt plaats door middel van de betaling van premiebijdragen door de werkgever en de deelnemers. De geheven premie dient ter achtereenvolgende financiering van de navolgende onderdelen: a. De jaarlijkse risicopremie ter dekking van het overlijdensrisico van nabestaanden-, tijdelijk nabestaanden- en wezenpensioen, alsmede van het risico inzake inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; b. De jaarlijkse inkoop tegen koopsom van het in het betreffende deelnemersjaar op te bouwen ouderdomspensioen; c. De solvabiliteitsopslag, ter waarborging dat de dekkingsgraad minimaal op het vereist eigen vermogen blijft, dan wel binnen een periode van 15 jaar op het vereist eigen vermogen zal komen.
2.
De deelnemersbijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Per 1 januari 2006 zijn de deelnemers een bijdrage verschuldigd ter grootte van 7,5% van de pensioengrondslag. De deelnemers die in deeltijd werkzaam zijn betalen een bijdrage die gelijk is aan het volgens de vorige volzin vastgestelde bedrag, vermenigvuldigd met de deelnemingsfactor. De werkgever houdt de deelnemersbijdrage aan de pensioenregeling maandelijks in op het bruto salaris van de deelnemer.
3.
De bijdrage van de werkgever is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst die gesloten is tussen het fonds en de werkgever. Deze uitvoeringsovereenkomst is op verzoek van de deelnemers verkrijgbaar. De bijdrage van de werkgever wordt ingevolge de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst jaarlijks uitsluitend aangepast op basis van de leeftijdsontwikkeling van het deelnemersbestand. De werkgever heeft geen verplichting om extra middelen ter beschikking te stellen indien de vastgestelde bijdrage ontoereikend is om de aanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in stand te houden. De werkgever kan nimmer enige aanspraak doen gelden op de middelen van het fonds.
4.
De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen, de grootte van haar bijdrage te verminderen of de betaling daarvan geheel te staken. Het pensioenreglement zal dan gewijzigd worden waarbij de uit het pensioenreglement voortvloeiende toekomstig op te bouwen aanspraken worden verminderd. Wanneer de werkgever voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in dit lid genoemde voorbehoud over te gaan, zal zij dit onverwijld schriftelijk mededelen aan het bestuur en aan de deelnemers.
5.
Als de gezamenlijke bijdragen van deelnemers en werkgever, als genoemd in lid 2 en 3, in een bepaald jaar ontoereikend zijn voor de financiering, als bedoeld in lid 1, dan worden de in dat jaar in te kopen aanspraken op ouderdomspensioen vastgesteld op een naar rato van het premietekort verminderd bedrag. Indien sprake is van een verminderde inkoop van aanspraken op ouderdomspensioen zal het bestuur dit onverwijld schriftelijk mededelen aan alle deelnemers.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
25
HOOFDSTUK VIII Artikel 20.
KEUZEMOGELIJKHEDEN
Verevening van pensioen bij scheiding
1.
In geval van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door omzetting in een huwelijk, dood of vermissing, heeft de ex-partner van een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde recht op uitbetaling van een deel van het aan de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde toekomende (tijdelijk) ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan 50% van het (tijdelijk) ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a. de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde uitsluitend zou hebben deelgenomen aan de pensioenregeling gedurende de deelnemingsjaren, gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van de beëindiging van de partnerrelatie zoals vastgelegd in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding; b. op het tijdstip van beëindiging van de partnerrelatie zoals vastgelegd in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan door pensionering of overlijden.
2.
Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het fonds worden uitgeoefend, indien de verevening binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan het fonds is gemeld.
3.
In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt verevening uitgesloten of wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde en de ex-partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de beëindiging van de partnerrelatie zoals vastgelegd in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd.
4.
Indien op het tijdstip van beëindiging van de partnerrelatie zoals vastgelegd in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding het deel van het (tijdelijk) ouderdomspensioen, waarop recht op uitbetaling bestaat, gelijk of lager is dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde grensbedrag wordt het betreffende pensioen niet verevend.
5.
De uitbetaling aan de ex-partner geschiedt onder de in dit reglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling bestaat.
6.
Het recht op uitbetaling van de ex-partner sluit, zolang dit recht bestaat, uitbetaling van de ter zake van die uitbetaling vastgestelde bedragen inclusief eventuele aanpassingen aan de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde uit.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
26
7.
Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het (tijdelijk) ouderdomspensioen en het toegekende bijzonder nabestaandenpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op (tijdelijk)ouderdomspensioen voor de ex-partner (conversie genaamd), mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie zoals vastgelegd in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde conversie.
8.
Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in acht worden genomen.
Artikel 21.
1.
Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering
De (gewezen) deelnemer wordt, onder nader te stellen voorwaarden, ten aanzien van het moment van pensionering en de wijze van uitbetaling van het opgebouwde pensioen de navolgende keuzemogelijkheden geboden:
Wijziging van de ingangsdatum van het pensioen; Uitruil van pensioensoorten; Deeltijdpensionering; Variabele pensioenuitkering;
Aan het bestuur wordt de bevoegdheid gedelegeerd om – met inachtneming van de Pensioenwet – keuzemogelijkheden vast te stellen en deze te wijzigen, alsmede om de voor die keuzemogelijkheden geldende tarieven en factoren vast te stellen en aan te passen. 2.
In het ‘Reglement keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering’ worden de voorwaarden en mogelijkheden benoemd waaronder gebruik gemaakt kan worden van de in lid 1 genoemde keuzemogelijkheden.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
27
Artikel 22.
Verwerving van extra pensioenaanspraken uit vrijwillige bijdragen van deelnemers
1.
Iedere deelnemer heeft het recht vrijwillige bijdragen te voldoen om extra pensioenaanspraken te verwerven in aanvulling op de voor hem volgens de voorafgaande artikelen van dit pensioenreglement verzekerde pensioenaanspraken.
2.
De in lid 1 bedoelde vrijwillige bijdragen kunnen, met inachtneming van de wettelijke voorschriften, worden bestemd voor extra aanspraken op:
ouderdomspensioen over incidentele salariscomponenten zoals bonusuitkeringen; ouderdomspensioen met betrekking tot in dienstverband bij de werkgever volbrachte diensttijd, die volgens de bepalingen van eerdere reglementen niet als deelnemingsjaren in aanmerking werd genomen; nabestaandenpensioen betrekking hebbende op de in dienstverband bij de werkgever volbrachte diensttijd, gedurende welke geen opbouw van nabestaandenpensioen heeft plaatsgevonden dan wel plaatsvindt.
3.
Het bestuur heeft de uitwerking van de in lid 2 bedoelde mogelijkheden vastgelegd in het ‘Reglement vrijwillige bijdragen’, met inachtneming van de ter zake geldende regelgeving.
4.
De bepalingen van dit pensioenreglement zijn voor zover relevant, op de uit de vrijwillige bijdragen, bedoeld in lid 2, voortvloeiende pensioenaanspraken van toepassing.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
28
HOOFDSTUK IX
Artikel 23.
PENSIOENOPBOUW IN BIJZONDERE SITUATIES
Ouderenbeleid en pensioenopbouw
1.
Op verzoek van de werkgever kan ten aanzien van de pensioenopbouw van een deelnemer een loonsverlaging buiten beschouwing blijven, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie dan wel het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie, in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande aan de 65-jarige leeftijd. Bij een loonsverlaging als gevolg van het aanvaarden van een deeltijdfunctie mag de loonsverlaging slechts buiten beschouwing worden gelaten voor zover de omvang van het dienstverband na het aanvaarden van de deeltijdfunctie niet lager is dan 50% van de omvang van het dienstverband direct voorafgaande aan de aanvaarding van de deeltijdfunctie.
2.
In geval van toepassing van de in lid 1 van dit artikel genoemde mogelijkheid zijn zowel de deelnemer als de werkgever gehouden om de bijdragen te voldoen zoals vastgesteld conform de bepalingen van artikel 19, berekend conform de deelnemingsfactor dan wel over de pensioengrondslag waarover pensioenopbouw plaatsvindt.
Artikel 24.
Voortzetting van pensioenopbouw gedurende perioden van onbetaald verlof
1.
Voor zover en zolang de pensioenregeling van de deelnemer op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 een pensioenregeling blijft, kan de deelnemer in geval van een periode van geheel of gedeeltelijk onbetaald verlof, hieronder begrepen ouderschapsverlof, de opbouw van ouderdomspensioen, alsmede de risicodekking inzake nabestaandenpensioen, tijdelijk nabestaandenpensioen, wezenpensioen, inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, op vrijwillige basis voortzetten. Vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw gedurende een periode van onbetaald verlof vindt plaats tegen betaling door de deelnemer van een bijdrage die is vastgesteld op het tweevoud van de conform artikel 19 lid 2 bepaalde deelnemersbijdrage, te berekenen over het deel van de deelnemingsfactor waarover vrijwillige voortzetting plaatsvindt. Op deze pensioenaanspraken en verzekeringen zijn de bepalingen van dit reglement onverkort van toepassing.
2.
Indien de deelnemer besluit om gedurende een periode van geheel of gedeeltelijk onbetaald verlof geen gebruik te maken van de onder lid 1 bedoelde mogelijkheid van voortzetting van pensioenopbouw, zijn gedurende de periode van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden uitsluitend de verzekeringen inzake nabestaandenpensioen, tijdelijk nabestaandenpensioen, wezenpensioen, inkomensaanvulling bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid van toepassing. Hierbij wordt de deelnemingsfactor gelijk gesteld aan de deelnemingsfactor die gold direct voorafgaande aan het onbetaalde verlof. Ten behoeve van genoemde verzekeringen is de deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof geen bijdrage verschuldigd.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
29
HOOFDSTUK X Artikel 25.
VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN
Eventuele herverzekering van pensioenaanspraken
1.
Het bestuur kan de verplichtingen, welke voortvloeien uit dit pensioenreglement, dekken door het sluiten van verzekeringsovereenkomsten met één of meer verzekeringsmaatschappijen als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
2.
Het fonds zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polissen worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de belanghebbende aan te wijzen.
Artikel 26.
Uitsluitingen
Het recht op (bijzonder) nabestaanden- en wezenpensioen gaat verloren voor de (ex-)partner of het kind door wiens grove schuld of opzet het desbetreffende overlijdensgeval plaatsvindt.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
30
HOOFDSTUK XI Artikel 27.
UITKERINGEN
Uitbetaling van pensioen
1.
De pensioenen zullen worden uitbetaald aan de in artikel 5 omschreven pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind.
2.
Uitbetaling van pensioenen geschiedt na overlegging van door het bestuur verlangde bewijsstukken.
3.
Alle uitkeringen geschieden zonder kosten voor de belanghebbenden.
4.
Alle uitkeringen geschieden in Euro.
Artikel 28.
Belastingen en heffingen
De ingegane pensioenen en af te kopen pensioenaanspraken ingevolge artikel 16 worden uitgekeerd onder inhouding van die belastingen en heffingen, welke het fonds dient in te houden en af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
Artikel 29.
Verbod tot afkoop, vervreemding en in pandgeving van pensioenaanspraken
Aanspraken op pensioen, voortvloeiend uit de bepalingen van dit reglement, kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
31
HOOFDSTUK XII Artikel 30.
SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Overgangsbepalingen
Inzake rechten op WAO-hiaatpensioen verworven onder toepasselijkheid van Reglement 2001 1.
Alle aanspraken en ingegane uitkeringen op grond van WAO-hiaatpensioen zoals verworven onder toepasselijkheid van artikel 14 van Reglement 2001 worden voor zover wettelijk mogelijk conform de toepasselijke bepalingen van het destijds geldende pensioenreglement uitgevoerd. Indien uitvoering conform de betreffende bepalingen wettelijk niet langer mogelijk is, zal het bestuur een besluit nemen over de wijze waarop uitvoering dient plaats te vinden.
Inzake inkomensaanvullingen conform artikel 12 2.
De in artikel 12 omschreven inkomensaanvullingen zijn uitsluitend van toepassing ten aanzien van deelnemers van wie de ziekmelding, welke uiteindelijk heeft geleid tot arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, vanaf de ingangsdatum van het Reglement 2010 heeft plaatsgevonden.
Artikel 31.
Slotbepalingen
1.
Het bestuur kan, binnen de grenzen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, in incidentele gevallen afwijken van de bepalingen van dit pensioenreglement, indien gronden van redelijkheid en billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen. De belangen van de overige deelnemers mogen hierdoor niet worden geschaad.
2.
In alle gevallen, waarin dit pensioenreglement strijdig of niet verenigbaar is met een of andere bepaling van collectieve arbeidsovereenkomsten of met welke bepaling van overheidswege ook, zal het bestuur de bevoegdheid hebben de tegenstrijdigheden op te heffen door middel van wijziging van dit pensioenreglement, één en ander binnen de grenzen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
3.
Het bestuur heeft, binnen de grenzen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, de bevoegdheid om over te gaan tot eenzijdige wijziging van het pensioenreglement indien daartoe zwaarwegende redenen aanwezig zijn. Een beslissing tot eenzijdige wijziging van het reglement zal slechts genomen worden indien naar het oordeel van het bestuur daarmee de belangen van alle betrokken partijen in gelijke mate worden behartigd.
4.
Ongeacht de redenen om over te gaan tot een eenzijdige wijziging van het pensioenreglement, kan een dergelijke wijziging voor de werkgever nimmer leiden tot verplichtingen tot het doen van aanvullende bijdragen aan de financiering van de pensioenregeling, anders dan hetgeen is bepaald in artikel 19.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
32
Artikel 32.
Inwerkingtreding
1.
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2014 en vervangt de voordien gegolden hebbende pensioenreglementen.
2.
Voor degenen met aanspraken uit hoofde van een vóór 1 januari 1996 beëindigd deelnemerschap blijft de per 31 december 1995 geldende regeling van kracht, met dien verstande dat ten aanzien van alle onder de betreffende regeling opgebouwde en reeds ingegane pensioenen de bepalingen inzake de jaarlijkse aanpassing conform artikel 18 van het onderhavige reglement van toepassing zijn en dat de mogelijkheden zoals omschreven in artikel 21 en het Reglement Keuzemogelijkheden bij Beëindiging van het Deelnemerschap en Pensionering van overeenkomstige toepassing zijn.
3.
Voor degenen met aanspraken uit hoofde van een deelnemerschap, dat tussen 1 januari 1996 en 1 januari 2001 werd beëindigd, blijft de per 31 december 2000 geldende regeling van kracht, met dien verstande dat ten aanzien van alle onder de betreffende regeling opgebouwde en reeds ingegane pensioenen de bepalingen inzake de jaarlijkse aanpassing conform artikel 18 van het onderhavige reglement van toepassing zijn en dat de mogelijkheden zoals omschreven in artikel 21 en het Reglement Keuzemogelijkheden bij Beëindiging van het Deelnemerschap en Pensionering van overeenkomstige toepassing zijn.
4.
Voor degenen met aanspraken uit hoofde van een deelnemerschap, dat tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2006 werd beëindigd, blijft de per 31 december 2005 geldende regeling van kracht, met dien verstande dat ten aanzien van alle onder de betreffende regeling opgebouwde en reeds ingegane pensioenen de bepalingen inzake de jaarlijkse aanpassing conform artikel 18 van het onderhavige reglement van toepassing zijn en dat de mogelijkheden zoals omschreven in artikel 21 en het Reglement Keuzemogelijkheden bij Beëindiging van het Deelnemerschap en Pensionering van overeenkomstige toepassing zijn.
5.
Voor degenen met aanspraken uit hoofde van een deelnemerschap, dat tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2008 werd beëindigd, blijft de per 31 december 2007 geldende regeling van kracht, met dien verstande dat ten aanzien van alle onder de betreffende regeling opgebouwde en reeds ingegane pensioenen de bepalingen inzake de jaarlijkse aanpassing conform artikel 18 van het onderhavige reglement van toepassing zijn en dat de mogelijkheden zoals omschreven in artikel 21 en het Reglement Keuzemogelijkheden bij Beëindiging van het Deelnemerschap en Pensionering van overeenkomstige toepassing zijn.
6.
Voor degenen met aanspraken uit hoofde van een deelnemerschap, dat tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010 werd beëindigd, blijft de per 31 december 2009 geldende regeling van kracht, met dien verstande dat ten aanzien van alle onder de betreffende regeling opgebouwde en reeds ingegane pensioenen de bepalingen inzake de jaarlijkse aanpassing conform artikel 18 van het onderhavige reglement van toepassing zijn en dat de mogelijkheden zoals omschreven in artikel 21 en het Reglement Keuzemogelijkheden bij Beëindiging van het Deelnemerschap en Pensionering van overeenkomstige toepassing zijn.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
33
7.
Voor degenen met aanspraken uit hoofde van een deelnemerschap, dat tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2014 werd beëindigd, blijft de per 31 december 2013 geldende regeling van kracht, met dien verstande dat ten aanzien van alle onder de betreffende regeling opgebouwde en reeds ingegane pensioenen de bepalingen inzake de jaarlijkse aanpassing conform artikel 18 van het onderhavige reglement van toepassing zijn en dat de mogelijkheden zoals omschreven in artikel 21 en het Reglement Keuzemogelijkheden bij Beëindiging van het Deelnemerschap en Pensionering van overeenkomstige toepassing zijn.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
34
Ondertekening Aldus opgemaakt en ondertekend te Diemen op 23 januari 2014. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad,
De heer S. de Leeuw, voorzitter Mevrouw E.J. Adam-Smolders, secretaris De heer R.T.M. Berendsen, plaatsvervangend voorzitter De heer M. Poort, plaatsvervangend secretaris Mevrouw S.M. Overeijnder, lid Mevrouw N. Cousijn, lid De heer B. Gianotten, lid De heer A.J. Hopmans, lid
S.de Leeuw Voorzitter
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
E.J. Adam-Smolders Secretaris
35
Bijlage 1 – Lijst van aangewezen ondernemingen Aangesloten ondernemingen Conform artikel 3 van de statuten van Stichting Pensioenfonds Randstad zijn per 1 januari 2014 de volgende ondernemingen aangewezen als aangesloten ondernemingen:
Diemermere Beheer bv
E-Bridge bv
I-Bridge bv
Martin Ward Anderson B.V.
Otter-Westelaken Groep bv
Randstad Holding nv
Randstad HR Services bv
Randstad Nederland bv
Rederij Clipper Stad Amsterdam bv (t.a.v. het niet-varend personeel)
Tempo-Team Group bv
Yacht Group Nederland bv
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
36
Bijlage 2 – Afkoopfactoren De factoren voor eenmalige afkoop van pensioenaanspraken op grond van artikel 16 van het Pensioenreglement 2014 zijn per 1 januari 2014 als volgt door het bestuur vastgesteld. De afkoopwaarde van de pensioenaanspraken wordt vastgesteld als het product van de op de afkoopdatum opgebouwde pensioenaanspraak en een leeftijdsafhankelijke factor. De leeftijdsafhankelijke factoren worden in onderstaande tabel weergegeven. De leeftijd wordt bepaald op basis van de leeftijd in hele jaren (afgerond naar beneden) van de (gewezen) deelnemer op de afkoopdatum. De onderstaande afkoopfactoren hebben betrekking op opgebouwde en ingegane pensioenaanspraken met een ingangsleeftijd van 65 jaar. Pensioenleeftijd 65 jaar Leeftijd Opgebouwd / ingegaan Ouderdomspensioen 15 3,1504 16 3,2691 17 3,3934 18 3,5233 19 3,6592 20 3,8012 21 3,9497 22 4,1047 23 4,2666 24 4,4356 25 4,6120 26 4,7958 27 4,9872 28 5,1866 29 5,3940 30 5,6095 31 5,8334 32 6,0658 33 6,3067 34 6,5564 35 6,8148 36 7,0816 37 7,3565 38 7,6394 39 7,9301 40 8,2283 41 8,5337 42 8,8457 43 9,1639 44 9,4875 45 9,8159 46 10,1486 47 10,4856 48 10,8273
Opgebouwd nabestaandenpensioen
Ingegaan nabestaandenpensioen
0,5925 0,6147 0,6374 0,6609 0,6848 0,7092 0,7344 0,7609 0,7888 0,8183 0,8493 0,8822 0,9168 0,9531 0,9912 1,0312 1,0732 1,1172 1,1633 1,2119 1,2630 1,3163 1,3718 1,4296 1,4895 1,5513 1,6154 1,6820 1,7513 1,8228 1,8963 1,9712 2,0475 2,1244
31,5279 31,4267 31,3224 31,2142 31,1028 30,9879 30,8688 30,7452 30,6169 30,4839 30,3462 30,2032 30,0548 29,9012 29,7417 29,5760 29,4039 29,2252 29,0395 28,8463 28,6453 28,4364 28,2193 27,9939 27,7597 27,5169 27,2646 27,0026 26,7307 26,4488 26,1569 25,8548 25,5423 25,2199
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
37
Leeftijd
Ouderdomspensioen
49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98
11,1739 11,5257 11,8848 12,2532 12,6323 13,0223 13,4241 13,8372 14,2621 14,6981 15,1446 15,6007 16,0640 16,5317 17,0005 17,4690 17,9365 17,3989 16,8513 16,2924 15,7230 15,1422 14,5510 13,9540 13,3544 12,7528 12,1519 11,5544 10,9594 10,3685 9,7833 9,2085 8,6461 8,0973 7,5660 7,0507 6,5530 6,0748 5,6199 5,1894 4,7862 4,4094 4,0604 3,7388 3,4463 3,1776 2,9215 2,6956 2,4908 2,3083
Opgebouwd nabestaandenpensioen 2,2021 2,2804 2,3592 2,4388 2,5179 2,5968 2,6753 2,7535 2,8299 2,9049 2,9790 3,0520 3,1238 3,1936 3,2598 3,3216 3,3785 3,4300 3,4763 3,5186 3,5564 3,5900 3,6189 3,6396 3,6510 3,6525 3,6418 3,6188 3,5847 3,5385 3,4794 3,4088 3,3271 3,2349 3,1334 3,0261 2,9144 2,7976 2,6754 2,5484 2,4160 2,2843 2,1489 2,0140 1,8803 1,7504 1,6335 1,5170 1,4076 1,3030
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
Ingegaan nabestaandenpensioen 24,8873 24,5447 24,1919 23,8285 23,4555 23,0719 22,6767 22,2688 21,8491 21,4170 20,9717 20,5138 20,0429 19,5592 19,0625 18,5544 18,0342 17,5025 16,9607 16,4076 15,8438 15,2678 14,6808 14,0873 13,4908 12,8917 12,2922 11,6948 11,0986 10,5049 9,9149 9,3349 8,7672 8,2133 7,6768 7,1568 6,6547 6,1715 5,7119 5,2760 4,8674 4,4857 4,1306 3,8032 3,5044 3,2297 2,9679 2,7355 2,5248 2,3373
38
De onderstaande afkoopfactoren hebben betrekking op opgebouwde en ingegane pensioenaanspraken met een ingangsleeftijd van 62 jaar.
Leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Opgebouwd / Opgebouwd Opgebouwd tijdelijk ingegaan Ingegaan nabestaandenpensioen ouderdomspensioen Ouderdomspensioen nabestaandenpensioen 3,7984 0,5925 0,6481 31,5279 3,9440 0,6147 0,6749 31,4267 4,0961 0,6374 0,7027 31,3224 4,2550 0,6609 0,7317 31,2142 4,4209 0,6848 0,7617 31,1028 4,5943 0,7092 0,7930 30,9879 4,7752 0,7344 0,8255 30,8688 4,9641 0,7609 0,8594 30,7452 5,1610 0,7888 0,8944 30,6169 5,3663 0,8183 0,9306 30,4839 5,5801 0,8493 0,9681 30,3462 5,8026 0,8822 1,0068 30,2032 6,0340 0,9168 1,0468 30,0548 6,2748 0,9531 1,0882 29,9012 6,5249 0,9912 1,1309 29,7417 6,7844 1,0312 1,1749 29,5760 7,0537 1,0732 1,2203 29,4039 7,3328 1,1172 1,2671 29,2252 7,6214 1,1633 1,3147 29,0395 7,9192 1,2119 1,3628 28,8463 8,2258 1,2630 1,4111 28,6453 8,5413 1,3163 1,4597 28,4364 8,8653 1,3718 1,5088 28,2193 9,1977 1,4296 1,5583 27,9939 9,5379 1,4895 1,6078 27,7597 9,8853 1,5513 1,6571 27,5169 10,2394 1,6154 1,7057 27,2646 10,5991 1,6820 1,7533 27,0026 10,9638 1,7513 1,7999 26,7307 11,3337 1,8228 1,8461 26,4488 11,7089 1,8963 1,8930 26,1569 12,0898 1,9712 1,9412 25,8548 12,4763 2,0475 1,9907 25,5423 12,8709 2,1244 2,0436 25,2199 13,2759 2,2021 2,1019 24,8873 13,6918 2,2804 2,1660 24,5447
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
39
Pensioenleeftijd 62 jaar Leeftijd Ouderdomspensioen 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98
14,1194 14,5595 15,0130 15,4789 15,9567 16,4453 16,9443 17,4507 17,9608 18,4710 18,9781 19,4819 18,9782 18,4632 17,9365 17,3989 16,8513 16,2924 15,7230 15,1422 14,5510 13,9540 13,3544 12,7528 12,1519 11,5544 10,9594 10,3685 9,7833 9,2085 8,6461 8,0973 7,5660 7,0507 6,5530 6,0748 5,6199 5,1894 4,7862 4,4094 4,0604 3,7388 3,4463 3,1776 2,9215 2,6956 2,4908 2,3083
Opgebouwd Opgebouwd tijdelijk Ingegaan nabestaandenpensioen ouderdomspensioen nabestaandenpensioen 2,3592 2,2346 24,1919 2,4388 2,3063 23,8285 2,5179 2,3808 23,4555 2,5968 2,4566 23,0719 2,6753 2,5327 22,6767 2,7535 2,6081 22,2688 2,8299 2,6822 21,8491 2,9049 2,7526 21,4170 2,9790 2,8162 20,9717 3,0520 2,8703 20,5138 3,1238 2,9141 20,0429 3,1936 2,9502 19,5592 3,2598 1,9777 19,0625 3,3216 0,9942 18,5544 3,3785 18,0342 3,4300 17,5025 3,4763 16,9607 3,5186 16,4076 3,5564 15,8438 3,5900 15,2678 3,6189 14,6808 3,6396 14,0873 3,6510 13,4908 3,6525 12,8917 3,6418 12,2922 3,6188 11,6948 3,5847 11,0986 3,5385 10,5049 3,4794 9,9149 3,4088 9,3349 3,3271 8,7672 3,2349 8,2133 3,1334 7,6768 3,0261 7,1568 2,9144 6,6547 2,7976 6,1715 2,6754 5,7119 2,5484 5,2760 2,4160 4,8674 2,2843 4,4857 2,1489 4,1306 2,0140 3,8032 1,8803 3,5044 1,7504 3,2297 1,6335 2,9679 1,5170 2,7355 1,4076 2,5248 1,3030 2,3373
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
40
De onderstaande afkoopfactoren hebben betrekking op ingegane wezenpensioenen.
Leeftijd 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Ingegaan wezenpensioen eindleeftijd 25 jaar 19,5514 18,9944 18,4201 17,8289 17,2210 16,5971 15,9573 15,3014 14,6289 13,9395 13,2327 12,5061 11,7574 10,9857 10,1902 9,3698 8,5245 7,6548 6,7609 5,8436 4,9045 3,9462 2,9728 1,9886 0,9972
Ingegaan wezenpensioen eindleeftijd 21 jaar 17,2210 16,5971 15,9573 15,3014 14,6289 13,9395 13,2327 12,5061 11,7574 10,9857 10,1902 9,3698 8,5245 7,6548 6,7609 5,8436 4,9045 3,9462 2,9728 1,9886 0,9972 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
41
Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering Artikel 1.
Werkingssfeer
1.
Het Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering is de uitvoeringsregeling uit hoofde van artikel 21 van het Reglement 2014 van Stichting Pensioenfonds Randstad.
2.
Alle in het Reglement 2014 van Stichting Pensioenfonds Randstad gehanteerde begrippen en definities zijn op dit Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering van toepassing, tenzij hier in het Reglement Keuzemogelijkheden uitdrukkelijk van wordt afgeweken.
Artikel 2
Voorwaarden voor gebruik keuzemogelijkheden
1.
In dit reglement worden de mogelijkheden beschreven die aan (gewezen) deelnemers worden geboden om bij beëindiging van het deelnemerschap of in het tijdvak van drie maanden onmiddellijk voorafgaand aan de pensioeningangsdatum een keuze te maken om af te wijken van de in het Reglement 2014 van Stichting Pensioenfonds Randstad bepaalde uitgangspunten inzake de pensioeningangsdatum, de hoogte van de pensioenuitkering en de wijze van uitkeren van de pensioenuitkering.
2.
De keuzemogelijkheden zoals beschreven in artikel 3 en artikel 4 zijn ten aanzien van volledig arbeidsongeschikte deelnemers niet van toepassing. De keuzemogelijkheden zoals beschreven in het onderhavige reglement zijn ten aanzien van gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemers uitsluitend van toepassing indien en voor zover deze keuzes het arbeidsgeschikte deel van de pensioendeelneming betreffen.
3.
Het gebruik van keuzemogelijkheden kan eenmalig plaatsvinden en dient uiterlijk op de pensioeningangsdatum schriftelijk te zijn vastgelegd, waarbij voor zover benodigd ook de schriftelijke instemming van de partner dient te zijn vastgelegd. Herroeping van gemaakte keuzes na vastlegging hiervan is niet mogelijk. In het geval van gebruik van keuzemogelijkheden ten aanzien van nabestaandenpensioen dient de gemaakte keuze uiterlijk een maand na de pensioeningangsdatum schriftelijk te zijn vastgelegd.
4.
Bij de hantering van de rekenregels zoals genoemd in dit reglement wordt in alle gevallen uitgegaan van de leeftijd in hele jaren (afgerond naar beneden) op het moment van gebruikmaking van de betreffende keuzemogelijkheid.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
42
Artikel 3
Vervroeging of uitstel van de pensioeningangsdatum
1.
Op verzoek van een (gewezen) deelnemer die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt kan de pensioeningangsdatum worden vervroegd tot een gekozen eerdere ingangsdatum. Vervroeging van de pensioeningangsdatum is voor actieve deelnemers slechts mogelijk indien en voor zover de dienstbetrekking met de werkgever wordt beëindigd. Vervroeging van de pensioeningangsdatum is voor gewezen deelnemers slechts mogelijk indien deze gewezen deelnemers niet meer in dienstbetrekking of als zelfstandig ondernemer werkzaam zijn.
2.
Op verzoek van een (gewezen) deelnemer kan de pensioeningangsdatum worden uitgesteld tot een gekozen latere ingangsdatum, welke niet mag liggen na de 70 e verjaardag van de (gewezen) deelnemer. Uitstel van de pensioeningangsdatum is voor actieve deelnemers slechts mogelijk indien en voor zover er sprake is van een voortdurende dienstbetrekking met de werkgever. Uitstel van de pensioeningangsdatum is voor gewezen deelnemers slechts mogelijk indien deze gewezen deelnemers elders een voortdurende dienstbetrekking hebben dan wel als zelfstandig ondernemer werkzaam zijn.
3.
Indien de gekozen pensioeningangsdatum ligt na de normale pensioendatum vindt vanaf de normale pensioendatum geen verdere opbouw van ouderdomspensioen plaats, met uitzondering van de mogelijkheid van voortzetting van de opbouw van ouderdomspensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd, zoals vastgelegd in artikel 7.2 van het Reglement 2014. Ten aanzien van de risicoverzekeringen blijven in een dergelijk geval uitsluitend het nabestaandenpensioen tijdelijk nabestaandenpensioen en wezenpensioen verzekerd.
4.
De hoogte van de met ingang van de gewijzigde pensioeningangsdatum geldende aanspraak op ouderdomspensioen wordt berekend op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en geschiedt voor alle (gewezen) deelnemers op uniforme wijze. Voor deze berekening worden door het bestuur, na advies van de actuaris van het fonds, rekenregels vastgesteld. Per 1 januari 2010 zijn deze rekenregels vastgelegd in Bijlage 1 bij dit reglement. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze rekenregels.
Artikel 4.
Deeltijdpensionering
1.
Met instemming van de werkgever kan de deelnemer verlangen dat gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen plaatsvindt op een vervroegde dan wel een uitgestelde pensioeningangsdatum, onder handhaving van het resterende deel van het tot dan toe geldende dienstverband. Ook de gewezen deelnemer kan gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen verlangen op een vervroegde dan wel een uitgestelde pensioeningangsdatum. Gebruikmaking van de mogelijkheid van deeltijdpensionering vindt te allen tijde plaats conform de mogelijkheden en voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 3 van dit reglement.
2.
De tot de overeengekomen datum van pensioeningang opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen zullen in evenredigheid worden toegerekend aan het te beëindigen deel van het dienstverband respectievelijk aan het voort te zetten deel daarvan.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
43
3.
Ten aanzien van het hiervoor bedoelde voort te zetten deel van het dienstverband zijn de bepalingen van het reglement onverkort van toepassing. De verdere opbouw van ouderdomspensioen sluit, indien sprake is van vervroeging, aan bij de aan dit deel van het dienstverband toegerekende aanspraken, opgebouwd per de aangepaste pensioeningangsdatum. Indien sprake is van uitstel van de pensioeningangsdatum is geen sprake van verdere opbouw van ouderdomspensioen.
4.
De pensioenen, die vanaf de aangepaste ingangsdatum worden uitgekeerd, worden afgeleid uit de aanspraken, toegerekend aan het te beëindigen deel van het dienstverband. Indien de gekozen pensioeningangsdatum afwijkt van de normale pensioendatum worden de in Bijlage 1 bij dit reglement vastgestelde rekenregels hierbij gehanteerd. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze rekenregels.
Artikel 5.
Uitruil van pensioensoorten
Uitruil van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen 1.
Bij beëindiging van het deelnemerschap en in het jaar voor de pensioeningangsdatum wordt de (gewezen) deelnemer op de respectievelijke momenten de mogelijkheid geboden zijn opgebouwd ouderdomspensioen deels uit te ruilen voor een nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner, waarbij de hoogte van het nabestaandenpensioen, vermeerderd met het bijzonder nabestaandenpensioen, maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. De gewezen deelnemer heeft dit recht tot uiterlijk zes maanden na beëindiging van het deelnemerschap; indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van dit recht, wordt op zijn verzoek zijn opgebouwd ouderdomspensioen deels uitgeruild voor een nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner. In het jaar voor de pensioeningangsdatum heeft de (gewezen) deelnemer dit recht tot uiterlijk de pensioeningangsdatum.
2.
Indien de (gewezen) deelnemer in het jaar voor de pensioeningangsdatum niet reageert op de aangeboden mogelijkheid tot uitruil zoals omschreven in lid 1, en de (gewezen) deelnemer is gehuwd of heeft een geregistreerd partnerschap, gaat het fonds van rechtswege over tot uitruil van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen. Het bij uitruil vast te stellen nabestaandenpensioen, vermeerderd met het bijzonder nabestaandenpensioen, zal 70% bedragen van het alsdan vast te stellen ouderdomspensioen.
3.
De in lid 1 genoemde omzetting heeft geen betrekking op het deel van het ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling bestaat als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
44
4.
De in lid 1 genoemde uitruil van pensioenaanspraken vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Hiertoe worden door het bestuur, na advies van de actuaris van het fonds, rekenregels vastgesteld, volgens welke bedoelde herrekening van aanspraken op voor alle (gewezen) deelnemers uniforme wijze geschiedt. Per 1 januari 2010 zijn deze rekenregels vastgelegd in Bijlage 2 bij dit reglement. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze rekenregels. Vermenigvuldiging van het uit te ruilen ouderdomspensioen met de toepasselijke uitruilfactor leidt tot de vaststelling van de te verwerven aanspraken op nabestaandenpensioen.
5.
Indien de uitruil zoals omschreven in lid 1 er toe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet, wordt de verhouding tussen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het grensbedrag.
6.
Het bij uitruil vast te stellen nabestaandenpensioen, vermeerderd met het bijzonder nabestaandenpensioen, zal niet meer bedragen dan 70% van het alsdan vast te stellen ouderdomspensioen.
Uitruil van nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen 7.
De (gewezen) deelnemer heeft het recht om een verzoek in te dienen om op de pensioeningangsdatum (een deel van) het per die datum opgebouwde nabestaandenpensioen om te zetten in extra ouderdomspensioen.
8.
De in lid 7 genoemde omzetting is niet van toepassing op het bijzonder nabestaandenpensioen van de ex-partner.
9.
De in lid 7 genoemde omzetting van pensioenaanspraken vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Hiertoe worden door het bestuur, na advies van de actuaris van het fonds, rekenregels vastgesteld, volgens welke bedoelde herrekening van aanspraken op voor alle (gewezen) deelnemers uniforme wijze geschiedt. Per 1 januari 2010 zijn deze rekenregels vastgelegd in Bijlage 2 bij dit reglement. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze rekenregels.
Artikel 6.
Variabele pensioenuitkering
1.
De pensioengerechtigde heeft het recht om op de pensioeningangsdatum de uitkering van (tijdelijk) ouderdomspensioen op variabele wijze te laten plaatsvinden. Combinatie van de genoemde mogelijkheden is uitsluitend mogelijk binnen de daartoe gestelde fiscale grenzen.
2.
Variabele uitkering van de in lid 1 genoemde pensioenen is mogelijk in een zogenaamde hoog – laag constructie waarin de uitkering in de eerste vijf of tien jaren hoger wordt vastgesteld dan in de daarop volgende jaren.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
45
3.
De variabele pensioenuitkering vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Hiertoe worden door het bestuur, na advies van de actuaris van het fonds, rekenregels vastgesteld, volgens welke bedoelde herrekening van aanspraken op voor alle (gewezen) deelnemers uniforme wijze geschiedt. Per 1 januari 2010 zijn deze rekenregels vastgelegd in Bijlage 3 bij dit reglement. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze rekenregels. Ten aanzien van de variabele uitkering van het tijdelijk ouderdomspensioen zullen door het bestuur op verzoek van een (gewezen) deelnemer actuarieel neutrale rekenregels worden vastgesteld.
4.
Indien de pensioeningangsdatum van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer voor de normale pensioendatum ligt, kan de (gewezen) deelnemer verzoeken zijn uitkering in de tussenliggende periode afwijkend vast te stellen. Gedurende de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot de normale pensioendatum kan een overbruggingspensioen worden ontvangen. Dit overbruggingspensioen is maximaal gelijk aan tweemaal de op de pensioeningangsdatum geldende uitkering, inclusief de vakantie-uitkering, voor een gehuwd persoon zonder toeslag als omschreven in de Algemene Ouderdomswet, doch kan ook op ieder gewenst lager niveau worden vastgesteld. De aanspraak op het genoemde overbruggingspensioen wordt verkregen door (gedeeltelijke) uitruil van het opgebouwde ouderdomspensioen en wordt ongeacht de maximering beperkt door de hiervoor maximaal beschikbare middelen.
5.
De in lid 4 genoemde (gedeeltelijke) omzetting van ouderdomspensioen in een overbruggingspensioen vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Hiertoe worden door het bestuur, na advies van de actuaris van het fonds, rekenregels vastgesteld, volgens welke bedoelde herrekening van aanspraken op voor alle (gewezen) deelnemers uniforme wijze geschiedt. Per 1 januari 2010 zijn deze rekenregels vastgelegd in Bijlage 4 bij dit reglement. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze rekenregels.
Artikel 7. 1.
Samenloop van keuzemogelijkheden
Indien een pensioengerechtigde besluit om in het kader van de toepassing van het onderhavige reglement gebruik te maken van meerdere keuzemogelijkheden, zal ten behoeve van de berekening van de pensioenuitkomsten de navolgende volgorde worden gehanteerd: 1. 2. 3.
Vervroeging of uitstel van de pensioeningangsdatum / Deeltijdpensionering Uitruil van pensioensoorten Variabele pensioenuitkering
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
46
Artikel 8.
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking per 1 januari 2014.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
47
Bijlage 1
Rekenregels voor vervroeging of uitstel van de pensioeningangsdatum
De aanspraak op ouderdomspensioen die wordt verkregen na vervroeging of uitstel conform artikel 3 van het “Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering” wordt gedefinieerd als het product van de op de pensioeningangsdatum opgebouwde aanspraak ouderdomspensioen en een leeftijdsafhankelijke factor. De leeftijdsafhankelijke factoren worden in onderstaande tabel weergegeven. De leeftijd wordt bepaald in hele jaren (afgerond naar beneden) op basis van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de gekozen pensioeningangsdatum. Tabel 1A Rekenregels bij pensioenleeftijd 65 jaar Leeftijd Leeftijdsafhankelijke factor 55 0,582 56 0,611 57 0,642 58 0,675 59 0,711 60 0,749 61 0,791 62 0,837 63 0,886 64 0,940 65 1,000 66 1,065 67 1,137 68 1,216 69 1,303 70
1,400
Tabel 1B Rekenregels bij pensioenleeftijd 62 jaar Leeftijd Leeftijdsafhankelijke factor Ouderdomspensioen 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
0,693 0,728 0,765 0,805 0,848 0,895 0,945 1,000 1,063 1,133 1,208 1,291 1,382 1,483 1,594
Leeftijdsafhankelijke factor tijdelijk ouderdomspensioen 0,266 0,301 0,344 0,400 0,475 0,579 0,737 1,000 1,529 3,118 n.v.t.* n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
70 1,718 n.v.t. * In geval van uitstel van de pensioeningangsleeftijd tot 65 jaar of later wordt het opgebouwde tijdelijk ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd omgezet in ouderdomspensioen met een factor van 0,195.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
48
Bijlage 2
Rekenregels voor uitruil
Tabel 2A Uitruil van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen De aanspraak op nabestaandenpensioen die wordt verkregen na uitruil van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen conform artikel 5 lid 1 t/m 6 van het “Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering” wordt gedefinieerd als het product van het uit te ruilen deel van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen en een leeftijdsafhankelijke factor. De leeftijdsafhankelijke factoren worden in onderstaande tabel weergegeven en zijn afhankelijk van de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer. In geval van uitruil bij beëindiging van het deelnemerschap wordt uitgegaan van de leeftijdsafhankelijke factor die van toepassing is bij de normale pensioendatum. In geval van uitruil op de pensioeningangsdatum wordt uitgegaan van de leeftijdsafhankelijke factor die geldt op de pensioeningangsdatum. De pensioenleeftijd wordt in dat geval bepaald op basis van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in hele jaren (naar beneden afgerond) op de pensioeningangsdatum. Pensioenleeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Leeftijdsafhankelijke factor 6,520 6,247 5,987 5,739 5,498 4,935 4,714 4,500 4,114 3,927 3,750 3,580 3,418 3,260 3,108 2,959
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
49
Tabel 2B Uitruil van nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen De aanspraak op ouderdomspensioen die wordt verkregen na uitruil van nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen conform artikel 5 lid 7 t/m 9 van het “Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering” wordt gedefinieerd als het product van de op de pensioeningangsdatum opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen en een leeftijdsafhankelijke factor. De leeftijdsafhankelijke factoren worden in onderstaande tabel weergegeven en zijn afhankelijk van de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer. De pensioenleeftijd wordt bepaald op basis van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in hele jaren (naar beneden afgerond) op de pensioeningangsdatum. Pensioenleeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Leeftijdsafhankelijke factor 0,105 0,109 0,113 0,118 0,123 0,127 0,133 0,138 0,144 0,150 0,156 0,162 0,169 0,176 0,184 0,192
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
50
Bijlage 3
Rekenregels voor variabele uitkering van ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer heeft op grond van artikel 6 lid 2 van het “Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering” de mogelijkheid om bij ingang van het pensioen gebruik te maken van een variabele pensioenuitkering waarbij de uitkering van het ouderdomspensioen gedurende de eerste 5 jaar dan wel 10 jaar na de pensioeningangsdatum op een hoger niveau ligt dan in de daaropvolgende jaren. De hoogte van de te verkrijgen hogere pensioenuitkering wordt gedefinieerd als het product van het op de pensioeningangsdatum bepaalde ouderdomspensioen en een leeftijdsafhankelijke verhogingsfactor. De hoogte van de daarop volgende lagere pensioenuitkering wordt gedefinieerd als het product van het op de pensioeningangsdatum bepaalde ouderdomspensioen en een leeftijdsafhankelijke verlagingsfactor. De te verkrijgen uitkeringen zijn zodanig bepaald dat de te ontvangen lagere uitkering 75% bedraagt van de te ontvangen hogere uitkering. De leeftijdsafhankelijke factoren worden in onderstaande tabel weergegeven. De leeftijd wordt bepaald in hele jaren (naar beneden afgerond) op basis van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioeningangsdatum. 3A Eerste 5 jaar hogere uitkering Leeftijd Leeftijdsafhankelijke Leeftijdsafhankelijke verhogingsfactor verlagingsfactor 55 1,240 0,930 56 1,238 0,929 57 1,236 0,927 58 1,234 0,926 59 1,232 0,924 60 1,230 0,923 61 1,228 0,921 62 1,226 0,920 63 1,223 0,917 64 1,220 0,915 65 1,217 0,913 66 1,214 0,911 67 1,211 0,908 68 1,207 0,905 69 1,203 0,902 70 1,199 0,899
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
51
3B Eerste 10 jaar hogere uitkering Leeftijd Leeftijdsafhankelijke Leeftijdsafhankelijke verhogingsfactor verlagingsfactor 55 1,170 0,878 56 1,168 0,876 57 1,165 0,874 58 1,162 0,872 59 1,159 0,869 60 1,156 0,867 61 1,152 0,864 62 1,148 0,861 63 1,145 0,859 64 1,141 0,856 65 1,136 0,852 66 1,132 0,849 67 1,127 0,845 68 1,122 0,842 69 1,116 0,837 70 1,111 0,833
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
52
Bijlage 4
Rekenregels voor (gedeeltelijke) omzetting van ouderdomspensioen in overbruggingspensioen
De aanspraak op overbruggingspensioen die wordt verkregen na (gedeeltelijke) omzetting van ouderdomspensioen in overbruggingspensioen conform artikel 6 lid 4 en lid 5 van het “Reglement Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap en pensionering” wordt gedefinieerd als het product van de op de pensioeningangsdatum uit te ruilen opgebouwde aanspraak ouderdomspensioen en een leeftijdsafhankelijke factor. De leeftijdsafhankelijke factoren worden in onderstaande tabel weergegeven. De leeftijd wordt bepaald in hele jaren (naar beneden afgerond) op basis van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioeningangsdatum.
Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Leeftijdsafhankelijke factor 1,392 1,569 1,790 2,075 2,455 2,987 3,787 5,120 7,787 15,793 n.v.t.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
53
Reglement Vrijwillige Bijdragen Artikel 1.
Werkingssfeer
1.
Het Reglement Vrijwillige Bijdragen is de uitvoeringsregeling uit hoofde van artikel 22 van het Reglement 2014 van Stichting Pensioenfonds Randstad.
2.
Alle in het Reglement 2014 van Stichting Pensioenfonds Randstad gehanteerde begrippen en definities zijn op dit Reglement Vrijwillige Bijdragen van toepassing, tenzij hier in het Reglement Vrijwillige Bijdragen uitdrukkelijk van wordt afgeweken.
Artikel 2.
Verwerving van extra pensioenaanspraken door middel van vrijwillige bijdragen
1.
De deelnemer heeft met inachtneming van het in dit reglement bepaalde de mogelijkheid vrijwillige bijdragen te leveren ten behoeve van de vorming van extra pensioenaanspraken in relatie tot de in artikel 3, 4, 5 en 6 genoemde mogelijkheden.
2.
Het Reglement Vrijwillige Bijdragen betreft de uitvoering van een premieovereenkomst zoals vastgelegd in de Pensioenwet.
3.
Vrijwillige bijdragen van de deelnemer worden actuarieel omgezet in extra aanspraken op ouderdomspensioen en/of nabestaandenpensioen die na het moment van storting worden toegevoegd aan de reguliere pensioenaanspraken.
4.
De omzetting van vrijwillige bijdragen in extra pensioenaanspraken vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Hiertoe worden door het bestuur, na advies van de actuaris van het fonds, inkoopfactoren vastgesteld, volgens welke bedoelde omzetting voor alle deelnemers op uniforme wijze geschiedt. Per 1 januari 2014 zijn deze inkoopfactoren vastgelegd in Bijlage 1 bij dit reglement. Jaarlijks kan door het bestuur van het fonds besloten worden tot aanpassing van deze inkoopfactoren.
5.
Over de storting van vrijwillige bijdragen en de vorming van extra pensioenaanspraken zijn geen administratiekosten verschuldigd.
6.
De uit vrijwillige bijdragen te verwerven extra pensioenaanspraken maken integraal onderdeel uit van de opgebouwde pensioenaanspraken. Ten aanzien van omstandigheden zoals de jaarlijkse aanpassing van extra pensioenaanspraken, beëindiging van het deelnemerschap, overdracht van opgebouwde aanspraken, overlijden van de deelnemer en alle andere situaties zijn de relevante bepalingen uit het Reglement 2014 van Stichting Pensioenfonds Randstad van overeenkomstige toepassing.
7.
De extra aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen gaan met inbegrip van de overige aanspraken op deze pensioenen van de deelnemer jegens het fonds en met inbegrip van toegekende toeslagen niet uit boven het maximale pensioen ingevolge artikel 18a lid 2 respectievelijk 18 lid 2 in combinatie met artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
54
Artikel 3.
Vrijwillige bijdragen over incidentele beloningscomponenten
1.
De deelnemer heeft de mogelijkheid om vrijwillige bijdragen te storten ten behoeve van de vorming van pensioenaanspraken over incidentele beloningscomponenten. Als incidentele beloningscomponenten waarover vrijwillige bijdragen in de zin van dit artikel mogelijk zijn, worden aangemerkt de eindejaarsuitkering en de bonusuitkering welke mogelijk aan de deelnemer uitgekeerd worden.
2.
De deelnemer dient uiterlijk op de laatste kalenderdag van de maand vóór de maand waarin uitbetaling van de incidentele beloningscomponent plaatsvindt, het fonds schriftelijk te informeren omtrent zijn wens tot inhouding en storting van vrijwillige bijdragen.
3.
De hoogte van de vrijwillige bijdrage is leeftijdsafhankelijk, waarbij de leeftijd van de deelnemer in hele jaren (naar beneden afgerond) op het moment van de storting van de vrijwillige bijdrage als uitgangspunt geldt. De hoogte van de vrijwillige bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van de incidentele beloning en is in de onderstaande tabel per leeftijdsgroep weergegeven. De deelnemer dient een keuze te maken tussen een 100%bijdrage, dan wel een 50%-bijdrage conform de onderstaande tabel. Leeftijdsgroep 15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64 65 jaar
4.
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
100% bijdrage 3,80% 4,40% 5,30% 6,50% 7,90% 9,60% 11,70% 14,40% 17,70% 22,10% 25,90%
50% bijdrage 1,90% 2,20% 2,65% 3,25% 3,95% 4,80% 5,85% 7,20% 8,85% 11,05% 12,95%
De vrijwillige bijdrage wordt ingehouden op de bruto uitbetaling van de incidentele beloning en wordt op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de maand van uitbetaling van de incidentele beloning aangewend ten behoeve van extra pensioenaanspraken.
Artikel 4.
Vrijwillige bijdragen ter verwerving van ouderdomspensioen over eerdere diensttijd
1.
De deelnemer kan het bestuur van het fonds verzoeken vast te stellen of er in zijn geval sprake is van in het verleden doorgebrachte diensttijd bij de werkgever die niet als deelnemingstijd in aanmerking is genomen. Een eventueel hieruit voortvloeiend pensioentekort wordt vastgesteld op basis van een ouderdomspensioen ter hoogte van het op dat moment geldende opbouwpercentage voor ouderdomspensioen per dienstjaar van de gemiddelde pensioengrondslag op basis van de destijds geldende deelnemingsfactor.
2.
In het kader van dit artikel mogen slechts aanvullende bijdragen worden gestort voor zover er sprake is van een pensioentekort in de zin van lid 1. Het is niet toegestaan om aanvullende bijdragen te storten ter compensatie van neerwaartse aanpassing van pensioenaanspraken in
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
55
de zin van artikel 18 van het Reglement. 3.
Ter zake van het conform lid 1 vastgestelde pensioentekort wordt op basis van de leeftijd van de deelnemer in hele jaren (naar beneden afgerond) op het moment van de (eerste) storting van de vrijwillige bijdrage en de in Bijlage 1 vastgelegde inkoopfactoren een te storten vrijwillige bijdrage vastgesteld welke geacht wordt een compensatie te vormen van het vastgestelde pensioentekort.
4.
De deelnemer heeft ten aanzien van de storting van de vrijwillige bijdrage de keuze tussen de navolgende betaalwijzen: o o o
door middel van een betaling van de volledige bijdrage ineens; door middel van een betaling in 12 gelijke maandelijkse termijnen; door middel van een betaling in 24 gelijke maandelijkse termijnen.
Bij keuze voor een betaling in 12 dan wel 24 maandelijkse termijnen wordt aan de deelnemer geen rentevergoeding in rekening gebracht. Na ontvangst van elke betaling wordt de vrijwillige bijdrage aangewend ten behoeve van de vorming van een extra aanspraak op ouderdomspensioen.
Artikel 5.
Vrijwillige bijdragen ter verwerving van nabestaandenpensioen
1.
De deelnemer heeft de mogelijkheid om vrijwillige bijdragen te storten ten behoeve van een aanspraak op nabestaandenpensioen.
2.
De deelnemer dient het fonds schriftelijk te informeren omtrent zijn wens tot inhouding en storting van vrijwillige bijdragen. Inhouding en storting vinden plaats tot het moment van schriftelijke wederopzegging dan wel tot het moment van beëindiging van het dienstverband.
3.
De hoogte van de vrijwillige bijdrage is leeftijdsafhankelijk, waarbij de leeftijd van de deelnemer in hele jaren (naar beneden afgerond) op het moment van de eerste storting van de vrijwillige bijdrage als uitgangspunt geldt. De hoogte van de vrijwillige bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag, eventueel te vermenigvuldigen met de van toepassing zijnde deelnemingsfactor. De hoogte van de vrijwillige bijdrage op jaarbasis is in de onderstaande tabel per leeftijdsgroep weergegeven. Leeftijdsgroep 15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64 65 jaar
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Bijdrage 0,80% 0,90% 1,10% 1,30% 1,60% 2,00% 2,50% 3,00% 3,80% 4,70% 6,60%
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
56
4.
De vrijwillige bijdrage wordt ingehouden op de maandelijkse bruto salarisbetaling en wordt op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de maand van uitbetaling van het salaris aangewend ten behoeve van de vorming van een pensioenaanspraak op nabestaandenpensioen.
Artikel 6.
Vrijwillige bijdragen ter verwerving van nabestaandenpensioen over eerdere deelnemingstijd
1.
De deelnemer kan het bestuur van het fonds verzoeken vast te stellen of er in zijn geval sprake is van deelnemingstijd gedurende welke geen opbouw van nabestaandenpensioen op basis van kapitaaldekking heeft plaatsgevonden. Een eventueel hieruit voortvloeiend tekort aan nabestaandenpensioen wordt vastgesteld als zijnde het verschil tussen het maximaal behaalbare nabestaandenpensioen ter hoogte van 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen en het geheel van feitelijk opgebouwd nabestaandenpensioen en bijzonder nabestaandenpensioen.
2.
In het kader van dit artikel mogen slechts aanvullende bijdragen worden gestort voor zover er sprake is van een tekort aan nabestaandenpensioen in de zin van lid 1. Het is niet toegestaan om aanvullende bijdragen te storten ter compensatie van neerwaartse aanpassing van pensioenaanspraken in de zin van artikel 18 van het Reglement.
3.
Ter zake van het conform lid 1 vastgestelde pensioentekort wordt op basis van de leeftijd van de deelnemer in hele jaren (naar beneden afgerond) op het moment van de (eerste) storting van de vrijwillige bijdrage en de in Bijlage 1 vastgelegde inkoopfactoren een te storten vrijwillige bijdrage vastgesteld welke geacht wordt een compensatie te vormen van het vastgestelde tekort aan nabestaandenpensioen.
4.
De deelnemer heeft ten aanzien van de storting van de vrijwillige bijdrage de keuze tussen de navolgende betaalwijzen: o o o
door middel van een betaling van de volledige bijdrage ineens; door middel van een betaling in 12 gelijke maandelijkse termijnen; door middel van een betaling in 24 gelijke maandelijkse termijnen.
Bij keuze voor een betaling in 12 dan wel 24 maandelijkse termijnen wordt aan de deelnemer geen rentevergoeding in rekening gebracht. Na ontvangst van elke betaling wordt de vrijwillige bijdrage aangewend ten behoeve van de vorming van een extra aanspraak op nabestaandenpensioen.
Artikel 7.
Vrijwillige bijdragen uit levensloopkapitaal
1.
De deelnemer wordt de mogelijkheid geboden om op de pensioeningangsdatum vrijwillige bijdragen te storten ten behoeve van de vorming van extra pensioenaanspraken uit nietaangewend kapitaal dat tot stand is gekomen uit deelname aan levensloopregelingen.
2.
De vrijwillige bijdragen uit levensloopkapitaal kunnen worden aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen en / of nabestaandenpensioen mits de pensioenregeling daarna een pensioenregeling blijft in de zin van de Wet op de loonbelasting
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
57
1964. 3.
Voor de verwerving van pensioenaanspraken uit vrijwillige bijdragen door middel van nietaangewend kapitaal dat tot stand is gekomen uit deelname aan levensloopregelingen zijn de bepalingen en inkoopfactoren van het Reglement Vrijwillige Bijdragen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.
Oneigenlijke handelingen
De ingevolge het Reglement Vrijwillige Bijdragen extra verkregen pensioenaanspraken en het opgebouwde nabestaandenpensioen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij de krachtens de Pensioenwet en anders dan ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vierde lid, van de Invorderingswet 1990.
Artikel 9.
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking per 1 januari 2014.
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
58
Bijlage 1 – Inkoopfactoren De factoren voor inkoop van pensioenaanspraken op grond van het Reglement Vrijwillige Bijdragen zijn per 1 januari 2014 als volgt door het bestuur vastgesteld. De in te kopen pensioenaanspraken worden vastgesteld als het quotiënt van de vrijwillige bijdrage en een leeftijdsafhankelijke factor. De leeftijdsafhankelijke factoren worden in onderstaande tabel weergegeven. De factoren voor inkoop ouderdomspensioen hebben betrekking op de vrijwillige bijdragen ingevolge de artikelen 3 en 4 van het Reglement Vrijwillige Bijdragen. De factoren voor inkoop nabestaandenpensioen hebben betrekking op de vrijwillige bijdragen artikelen 5 en 6 van het Reglement Vrijwillige Bijdragen. De leeftijd wordt bepaald op basis van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in hele jaren (naar beneden afgerond) op het moment van de storting van de vrijwillige bijdrage. 1A
Inkoopfactoren bij pensioenleeftijd 65 jaar
Leeftijd 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53
Factor voor inkoop ouderdomspensioen 4,7546 4,9020 5,0539 5,2102 5,3711 5,5367 5,7071 5,8825 6,0629 6,2485 6,4394 6,6357 6,8377 7,0454 7,2590 7,4786 7,7044 7,9367 8,1757 8,4215 8,6744 8,9346 9,2021 9,4770 9,7598 10,0508 10,3505 10,6592 10,9776 11,3059 11,6446 11,9943 12,3551 12,7284
Factor voor inkoop nabestaandenpensioen 0,8935 0,9218 0,9512 0,9819 1,0140 1,0475 1,0825 1,1191 1,1570 1,1963 1,2371 1,2795 1,3233 1,3688 1,4161 1,4654 1,5163 1,5689 1,6231 1,6789 1,7361 1,7951 1,8561 1,9195 1,9847 2,0514 2,1193 2,1883 2,2576 2,3274 2,3977 2,4684 2,5397 2,6107
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
59
Leeftijd 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Factor voor inkoop ouderdomspensioen 13,1145 13,5141 13,9278 14,3573 14,8032 15,2659 15,7467 16,2469 16,7684 17,3146 17,8885 18,4931
Factor voor inkoop nabestaandenpensioen 2,6814 2,7521 2,8226 2,8918 2,9600 3,0281 3,0958 3,1633 3,2298 3,2938 3,3546 3,4117
Reglement 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad
60