Jaarverslag 2014
JAARVERSLAG 2014 STICHTING NOTARIEEL PENSIOENFONDS
2
INHOUDSOPGAVE KERNCIJFERS
5
VOORWOORD
6
1. FINANCIËLE SITUATIE
7
1.1 Dekkingsgraad
7
1.2 Herstelplan
8
1.3 Communicatie over financiële positie
9
2. RISICOBEHEERSING
10
2.1 Risicomanagementbeleid en risico's
10
2.2 Compliance
11
3. BALANSMANAGEMENT
12
3.1 Algemeen
12
3.2 Speerpunten 2014
12
3.3 Beleggingsovertuigingen
13
3.4 Strategische beleggingsmix
14
3.5 Marktontwikkelingen
15
3.6 Herinrichting aandelenportefeuille
16
3.7 Portefeuilleresultaten
17
3.8 Dekkingsgraadafhankelijk beleggingsbeleid
18
3.9 Ontwikkeling pensioenfondsen in het notariaat
18
4. VERPLICHTINGEN
19
4.1 Verplichtingen van een pensioenfonds
19
4.2 Ontwikkeling technische voorzieningen
19
4.3 Pensioenregeling
19
4.4 Resultaat naar actuariële component
21
5. ORGANISATIE
25
5.1 Inleiding
25
5.2 Opdrachtgeverschap
26
5.3 Bestuursorganen
26
5.4 Uitvoeringsorganisatie
32
5.5. Boetes en dwangsommen
35
3
6. KOSTEN
36
6.1 Inleiding
36
6.2 Kostenbewustzijn
36
6.3 Investeringen in 2014
37
6.4 Kostenniveau 2014
38
6.5 Kostenprognose 2014 en verder
39
7. VOORUITBLIK
40
7.1 Financiële situatie
40
7.2 Samengaan met SBMN
40
7.3 Nieuwe pensioenregeling
41
7.4 Aanpassing wetgeving FTK
41
8. OORDEEL VERANTWOORDINGSORGAAN EN BEVINDINGEN RAAD VAN TOEZICHT
43
8.1 Bevindingen raad van toezicht
43
8.2 Reactie bestuur op bevindingen raad van toezicht
46
8.3 Oordeel verantwoordingsorgaan
46
8.4 Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan
48
9. JAARREKENING
49
10. OVERIGE GEGEVENS
80
10.1 Gebeurtenissen na balansdatum
80
10.2 Actuariële verklaring
80
10.3 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
81
11. OVER SNPF
86
11.1 Profiel SNPF
86
11.2 Missie, visie en kernwaarden
86
11.3 Opdrachtgeverschap
86
11.4 Pensioenregeling SNPF
87
11.5 Statistieken
88
11.6 Lijst met vermogensbeheerders
91
11.7 Personalia
92
11.8 Nadere gegevens leden bestuursorganen
95
12. BEGRIPPENLIJST
96
4
KERNCIJFERS 2014
2013
2012
2011
2010
Dekkingsgraad (%)
109,6
106,7
98,61
91,3
95,5
Pensioenvermogen
1.476
1.225
1.217
1.101
1.014
129
77
-18
-105
-48
Beleggingen 2 Rendement beleggingen (%)
1.419
1.213
24,1
3,7
1.208 12,2
1.096 10,3
1.019 9,5
Voorziening pensioenverplichtingen Nominale rente
1.347 1,95
1.148 2,79
1.234 2,45
1.206 2,72
1.062 3,42
24 282 46
28 38 46
30 135 46
30 101 45
30 87 45
3.047 1.610 1.800
3.030 1.580 1.781
3.144 1.659 1.707
3.220 1.520 1.732
3.272 1.476 1.639
Financiële gegevens per 31 december Bedragen x € 1 miljoen
Eigen vermogen
Bijdragen Beleggingsopbrengsten Pensioenuitkeringen Aantallen per 31 december Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerden
1 2
Opgenomen is de dekkingsgraad na verwerking van de verlaging van 5,8% per 1 april 2013. De beleggingen zijn onder aftrek van de derivaten die in de jaarrekening zijn opgenomen bij Verplichtingen inzake derivaten.
5
VOORWOORD Het jaar 2014 bracht enorm veel veranderingen met zich mee. Zo introduceerde SNPF een nieuwe pensioenregeling, waarbij de pensioenleeftijd werd verhoogd en onderscheid werd gemaakt tussen een basisregeling en een aanvullende regeling. Een eigentijdse pensioenregeling met keuzemogelijkheden, gericht op het bieden van een goede basis voor de oudedagsvoorziening van (toegevoegd) notarissen en kandidaat-notarissen. Daarnaast werd in 2014 gekozen voor een herinrichting van de beleggingsportefeuille, waarbij met vereenvoudiging van de portefeuille de grip op de risico’s is toegenomen en grote besparingen zijn gerealiseerd. Tot slot werd de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP, een complexe operatie die voor met name ondernemers een groot aantal administratieve wijzigingen betekende. Koopkracht pensioen onder druk Ondanks de verbetering van de financiële positie van SNPF in 2014, staan de pensioenen nog steeds onder grote druk. Door onder meer de introductie van nieuwe wetgeving, waardoor hogere financiële buffers moeten worden aangehouden, wordt voorzien dat SNPF in de komende jaren geen toeslag kan verlenen op de pensioenen. Dit vraagt een herbezinning op de pensioenregeling van SNPF. Met de komst van de PensioenKamer per 1 juli 2014, die namens KNB optreedt als opdrachtgever van SNPF, is hiervoor een goede gesprekspartner gevonden. Vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers in de PensioenKamer zullen de afweging moeten maken tussen een meer zeker pensioen zonder toeslagen, of een pensioen dat wel meegroeit met de prijsinflatie. In dit laatste geval worden wel grotere beleggingsrisico’s genomen, waardoor de kans op een verlaging van het pensioen ook groter wordt. Fusie met SBMN per 1 januari 2016 Gezien de voorgenomen fusie met Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat (SBMN), wordt ook de achterban van dit fonds bij deze discussie betrokken. Beide fondsen zijn ervan overtuigd dat door een samengaan risico’s kunnen worden gespreid en kostenbesparingen gerealiseerd. Ook kan op deze manier de ingeslagen weg van verdere professionalisering worden voortgezet. Vergaande stappen zijn al genomen om tot een succesvolle fusie per 1 januari 2016 te komen. SNPF is zich er heel goed van bewust dat alle veranderingen in 2014 veel van de beroepsgroep hebben gevraagd, zeker van de ondernemers. De fusie, maar ook de ontwikkelingen in de pensioenwereld, maakt dat de rust het komende jaar nog niet terugkeert. Wij zullen er wel alles aan doen om de deelnemers, voormalige deelnemers en pensioengerechtigden tijdig en duidelijk te informeren over alle veranderingen. Niet alleen via onze digitale en schriftelijke communicatiekanalen, maar ook tijdens persoonlijke ontmoetingen. Door de dialoog die dan mogelijk is, krijgen we een goed beeld van wat er leeft onder de beroepsgroep. Wat ons betreft essentieel bij het maken van keuzes in de komende periode.
Den Haag, 11 juni 2015 Namens het bestuur, mr. E.P. Greup, voorzitter mr. J. Borren, vicevoorzitter / secretaris
6
1 | FINANCIËLE SITUATIE 1.1 | Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen en de voorziening die nodig is voor de huidige en toekomstige pensioenuitkeringen (de pensioenverplichtingen). De dekkingsgraad van SNPF is in 2014 gestegen van 106,7 naar 109,6%. Daarmee kwam de dekkingsgraad eind 2014 boven 107,4% uit, het vereiste niveau volgens het herstelplan van SNPF. Dekkingsgraad ultimo 2014 In onderstaande tabel worden de ontwikkeling van het vermogen en de verplichtingen getoond.
Bedragen x € 1 miljoen Pensioenvermogen Voorziening Dekkingsgraad
2014
2013 Verschil
1.476 1.347
1.225 1.148
251 199
109,6% 106,7%
2,9%
Hogere levensverwachting Op 9 september 2014 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) nieuwe overlevingstafels gepresenteerd. De zogenaamde AG-tafel 2014 vervangt de tot dan toe gebruikte prognosetafel 2012 - 2062. De nieuwe tafels zijn - evenals de hiervoor gehanteerde tafels - gebaseerd op algemene overlevingskansen zoals die door het CBS worden geregistreerd. Hierbij wordt, op basis van de over de afgelopen jaren waargenomen sterfte, een prognose gemaakt van de overlevingskansen in de toekomst. In die levensverwachting zijn verschillen waarneembaar die afhankelijk zijn van inkomen en sociale status. Daarom wordt een pensioenfonds geacht aan de algemene levensverwachting een fondsspecifieke invulling te geven. Ook SNPF heeft dit gedaan. De effecten van de nieuwe overlevingskansen zijn niet voor alle groepen deelnemers hetzelfde. Zo is voor jongere deelnemers het effect op de voorziening negatief en voor oudere deelnemers juist positief. Dit effect wordt veroorzaakt doordat de levensverwachting van jongere deelnemers sterk is toegenomen. Per saldo betekenen de aanpassingen een verlaging van de voorziening met 0,6%. Deze verlaging is in het verslagjaar 2014 verantwoord. Aanpassing vanwege leeftijdsverwachting Leeftijd deelnemer Tot en met 35 jaar Van 36 tot 65 jaar Vanaf 65 jaar
4,1% 0,8% -1,5%
Voorziening toekomstige uitvoeringskosten De kosten voor de uitvoering van een pensioenregeling maken onderdeel uit van de premie die jaarlijks wordt gevraagd aan ondernemers en deelnemers. Een pensioenfonds dient echter ook een voorziening voor toekomstige uitvoeringskosten te treffen. Deze voorziening kan worden aangesproken zodra er bij een pensioenfonds geen premiebetalende deelnemers meer zijn, maar nog wel pensioenen worden uitgekeerd. Om die reden wordt in de voorziening pensioenverplichtingen een opslag voor toekomstige uitvoeringskosten opgenomen. Deze opslag bedraagt voor SNPF al sinds vele jaren 1%. Zowel de accountant als de certificerend actuaris hebben het afgelopen jaar geadviseerd te toetsen of deze opslag nog steeds voldoende is, gegeven de actuele kostenstructuur van het fonds. 7
Uit een advies van de adviserend actuaris kwam naar voren dat deze opslag voor toekomstige uitvoeringskosten naar boven moet worden bijgesteld tot 2,2%. Dit advies is door het bestuur gevolgd. De voorziening pensioenverplichtingen zoals die per ultimo 2014 is vastgesteld, kent dan ook een opslag van 2,2% voor toekomstige uitvoeringskosten. Dit betekende direct een verlaging van de dekkingsgraad met circa 1%. Mutaties in de dekkingsgraad In de volgende tabel zijn de belangrijkste oorzaken voor de verandering van de dekkingsgraad opgenomen, inclusief het effect ervan op de dekkingsgraad.
Premie Uitkeringen Rente-effect Overrendement op beleggingen Overige effecten Totaal
2014 2013 In procentpunt 0,2 0,2 0,2 -0,1 -17,4 5,6 20,7 3,3 -0,8 -0,9 2,9 8,1
Het effect van de levensverwachting van deelnemers op de dekkingsgraad is opgenomen onder overige effecten. Het vermogen van SNPF steeg in 2014 met € 251 miljoen tot € 1.476 miljoen. Deze stijging is het saldo van de beleggingsopbrengsten, de ontvangen pensioenpremies en de betaalde pensioenuitkeringen. Het rendement over het belegd vermogen bedroeg 24,1% (2013: 3,7%). De technische voorzieningen stegen in 2014 met € 199 miljoen tot € 1.347 miljoen.
1.2 | Herstelplan Per 1 januari 2015 zijn de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling gewijzigd. Hierdoor zijn de wettelijke eisen ten aanzien van het financieel toetsingskader (FTK), de beleidsregels voor de toetsing van de financiële positie van pensioenfondsen, veranderd. Een belangrijke wijziging in het FTK is dat er niet langer sprake is van een onderscheid tussen een korte- en langetermijnherstelplan. In plaats daarvan is er één herstelplan, waarin fondsen moeten aantonen dat hun financiële positie binnen een middellange termijn herstelt tot ten minste het niveau van het vereist eigen vermogen. Daarnaast geldt dat een eventueel benodigde verlaging van de pensioenen niet in één keer hoeft te worden doorgevoerd, maar dat die mag worden gespreid over de duur van de hersteltermijn. Door de wijziging van het FTK zijn alle vóór 1 januari 2015 opgestelde herstelplannen komen te vervallen. Dit betekent dat ook het op 1 april 2009 bij DNB ingediende herstelplan van SNPF - voor het eind 2008 ontstane dekkingstekort - niet meer van kracht is. Bij SNPF was 1 januari 2015 sprake van een reservetekort; de beleidsdekkingsgraad was lager dan de vereiste dekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is de parameter waaraan in het gewijzigde FTK de financiële situatie van het fonds wordt beoordeeld en is de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste twaalf maanden. Vanwege dit tekort moet een nieuw herstelplan worden opgesteld. Dit herstelplan moet uiterlijk 1 juli 2015 bij DNB worden ingediend. In dit plan wordt uitgewerkt hoe SNPF binnen twaalf jaar voldoet aan het vereist eigen vermogen (op basis van de beleidsdekkingsgraad). Vanwege de introductie van het nieuwe toetsingskader is de hersteltermijn eenmalig op twaalf jaar gesteld; normaliter geldt een termijn van tien jaar. Specifieke omstandigheden kunnen voor het fonds of de toezichthouder aanleiding zijn om voor een kortere hersteltermijn te kiezen. Dergelijke omstandigheden kunnen onder meer zijn: een sterk vergrijsd deelnemersbestand, een voornemen tot liquidatie of een grote collectieve waardeoverdracht. 8
Verloop van de dekkingsgraad In de volgende grafiek is het verloop van de dekkingsgraad gedurende het afgelopen jaar in beeld gebracht.
1.3 | Communicatie over financiële positie Per 31 december 2013 werd voldaan aan de minimale vereiste dekkingsgraad van 104,4%. Dit betekende dat in 2014 een verlaging van de pensioenen niet nodig was. Echter, de financiële positie van het fonds was helaas onvoldoende hersteld om (een deel van) een toeslag te kunnen verlenen. Dat is pas mogelijk bij een dekkingsgraad boven 112%. In de nieuwsbrief van februari 2014 is dit onder de aandacht gebracht van de deelnemers en pensioengerechtigden. Ook via de website en in de brieven over het omzetten van de pensioenaanspraken naar de nieuwe regeling zijn de belanghebbenden hierover geïnformeerd. Daarnaast maakte SNPF in november 2014 bekend dat herstel van de verlagingen van de pensioenen in 2011 en 2013 niet langer aan de orde is. De overwegingen van het bestuur in dit kader zijn in de digitale en schriftelijke SNPF-nieuwsbrief en via de website naar voren gebracht. Gezien de financiële positie van SNPF en de introductie van een nieuw financieel toetsingskader, waardoor pensioenfondsen hogere buffers moeten aanhouden voor hun (toekomstige) pensioenverplichtingen, zouden daarmee (extra) financiële risico’s worden genomen. Deze boodschap is meegenomen in de communicatie over het niet herstellen van de pensioenverlagingen. Toeslagambitie Tot slot is in 2014 nadrukkelijk aandacht besteed aan de communicatie over de toeslagambitie van SNPF. Belang wordt gehecht aan het uitdragen van een realistische ambitie, waardoor de verwachtingen van deelnemers en gepensioneerden aansluiten bij de werkelijke mogelijkheden voor het verlenen van een toeslag. Alhoewel het fonds zich afgelopen jaren voorzichtig heeft uitgesproken over de mogelijkheid van een toeslag, lijkt bij de deelnemers en gepensioneerden het beeld te bestaan dat een toeslag conform het consumentenprijsindexcijfer de norm is. Als geen toeslag wordt verleend, wordt dit als een tegenvaller beschouwd. In het pensioenreglement is een voorwaardelijke toeslag van maximaal het prijsindexcijfer opgenomen, waarbij ernaar gestreefd wordt de koopkracht van de pensioenen zoveel mogelijk te behouden. Uit studies blijkt dat bij een voortzetting van het huidige beleid de toeslagen achterblijven bij de prijsontwikkeling. (Gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden moeten op basis van de huidige inzichten rekening houden met de mogelijkheid dat SNPF in de komende jaren geen toeslag kan verlenen op de pensioenen (indexeren). Dit betekent dat de pensioenen niet meegroeien met de (eventuele) prijsinflatie. De koopkracht van de huidige pensioenen kan daarmee dalen, afhankelijk van de hoogte van die prijsinflatie. In de communicatie over toeslagen wordt dit in het vervolg naar voren gebracht, zodat bij de deelnemers en gepensioneerden een realistisch beeld ontstaat over de koopkracht van hun pensioen. 9
2 | RISICOBEHEERSING 2.1 | Risicomanagementbeleid en risico's Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met onzekerheden. Onzekerheden kunnen leiden tot positieve resultaten (kansen), maar ook tot negatieve resultaten (bedreigingen). Risico’s zijn gebeurtenissen met een mogelijk negatief effect op de (toekomstige) pensioenuitkeringen. Risicomanagement is het continue integrale cyclische proces waarbinnen risico’s worden geïdentificeerd, geanalyseerd, gemonitord en geëvalueerd. Dit resulteert in de acceptatie, de mitigatie of het vermijden van risico’s. Risicomanagement stelt het bestuur in staat om op een efficiënte wijze met onzekerheid en de hieraan verbonden risico’s om te gaan. Het biedt daarbij de mogelijkheid om waarde te creëren en/of het fonds te versterken. Risicomanagement kan in drie segmenten worden verdeeld: ex-anterisicomanagement (vooruitkijken en anticiperen op de toekomst); ex-postrisicomanagement (terugkijken, monitoren en meten); compliance (voldoen aan wet- en regelgeving). Risicomanagement is belangrijk bij de besturing van het fonds. Het bestuur stuurt op een alerte en integrale aanpak. Dit betekent: continu zichtbaar maken en concretiseren van risico’s; benoemen en beheren van beheersmaatregelen; creëren van risicoalertheid en -bewustzijn; een proactieve omgang met risico’s (in plaats van reactief). Drie commissies ondersteunen het bestuur op het gebied van risicomanagement. Daarbij ligt het zwaartepunt op het gebied van procesrisico’s en niet-financiële risico’s bij de audit- en riskcommissie. De beleggings- en balansmanagementcommissie heeft de meeste aandacht voor balansrisico en financiële risico’s. Tot slot worden in de commissie Communicatie, governance en compliance de compliancerisico’s behandeld. Beleggingshorizon en risicobereidheid SNPF is geen jong fonds meer. Het grootste deel van het pensioenvermogen is bestemd voor pensioenen die al zijn ingegaan of die binnen vijftien jaar ingaan. De beleggingshorizon is daarmee beperkt, evenals het vermogen om te herstellen van negatieve beleggingsresultaten. Dit maakt het risicobeheer van het fonds extra belangrijk. Een pensioenfonds in de uitbetalingsfase en met een lage dekkingsgraad is meer dan gemiddeld gevoelig voor negatieve rendementen. De beleggingshorizon wordt korter en goede rendementen dragen steeds minder bij aan de stijging van de dekkingsgraad. Bij het herstel van markten worden goede rendementen namelijk gemaakt over een krimpend vermogen; herstel van negatieve rendementen wordt dan steeds lastiger. Het risicobeleid van het bestuur is erop gericht om verlagingen van het pensioen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Deze risico-aversie moet worden afgewogen tegen de indexatieambitie om de pensioenaanspraken waardevast te maken. In 2014 is de risicobereidheid van het bestuur uitvoerig besproken. Het bestuur heeft op basis daarvan de uitgangspunten voor een risicobeleid gedefinieerd. In 2015 wordt dit beleid nader geoperationaliseerd in beleidsuitgangspunten en concrete risicomaatstaven die periodiek worden gemonitord (zie paragraaf 3.8). De focus en grip op risico´s worden daarmee verder verstevigd.
10
2.2 | Compliance Compliance is het geheel van maatregelen dat zich richt op de implementatie, handhaving en naleving van externe wet- en regelgeving, alsmede op de interne procedures en gedragsregels om te voorkomen dat de reputatie en betrouwbaarheid van een pensioenfonds worden aangetast. Met compliance beoogt SNPF de integriteit van het bestuur, de directie, de medewerkers en het fonds te waarborgen. Dit geldt ook voor de naleving van interne regels en externe wet- en regelgeving. Op die manier dragen alle betrokkenen bij aan een goede reputatie en de betrouwbaarheid van het fonds. De gedragsregels geven duidelijkheid over wat SNPF onder integer handelen verstaat. Op basis van rapportages van de compliance officer vergewist het bestuur van het fonds zich er periodiek van dat het fonds, het bestuur, de directie en de medewerkers zich houden aan de geldende wet- en regelgeving. Om aan de compliance invulling te geven, is een compliance officer aangesteld. De compliance officer faciliteert, adviseert en toetst het bestuur en management bij het implementeren en onderhouden van compliance. De compliance officer rapporteert rechtstreeks aan het bestuur. Een rapportage met zijn bevindingen wordt periodiek aan het bestuur aangeboden en met het bestuur besproken. Als daartoe aanleiding bestaat, rapporteert de compliance officer aan de raad van toezicht. Ontwikkelingen in compliance De laatste jaren heeft het compliance denken zich sterk ontwikkeld. Bij financiële instellingen, waaronder pensioenfondsen, wordt - terecht - steeds meer druk gelegd op het volledig, tijdig en correct volgen van weten regelgeving. De controle op de naleving behoort tot het taakgebied van de compliance officer. Deze functionaris krijgt daarmee een steeds belangrijkere taak binnen het pensioenfonds. Om die reden onderzoekt het bestuur van SNPF momenteel op welke wijze deze functie het beste ingevuld kan worden. Het extern beleggen van de compliance functie is een mogelijkheid die hierbij nadrukkelijk in beeld is. Afronding onderzoek beleggingsprocessen In 2014 is het onderzoek naar de beleggingsprocessen en het behaalde rendement in de afgelopen tien jaar ten opzichte van de gestelde benchmark afgerond. Het onderzoek vond plaats onder leiding van de externe deskundige prof. dr. A.M.H. Slager. De conclusies van het onderzoek, die onder meer via de website van SNPF openbaar zijn gemaakt, zijn besproken door het bestuur en met de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. De conclusies gaven geen aanleiding tot vervolgacties. Melding AFM In januari 2013 hebben het bestuur en de directie van SNPF bij de AFM gemeld dat het fonds in het verleden niet heeft voldaan aan alle informatieverplichtingen, waaronder het versturen van beëindigingsbrieven bij einde deelnemerschap. Op 24 juli 2014 werd bekend dat de AFM alsnog een boete van € 4.687 aan SNPF oplegde voor bovengenoemde overtreding. (Zie ook paragraaf 5.5.) Verklaring compliance officer De compliance officer gaf over 2014 op 6 mei 2015 de volgende verklaring af: Aan mij, in mijn hoedanigheid van compliance officer, zijn door bestuurders of andere verbonden personen geen zaken gemeld die aantoonbaar in strijd zijn met de verschillende door Stichting Notarieel Pensioenfonds gehanteerde gedragsregels. Ook anderszins is mij niet gebleken van zaken, die als strijdig met de doelstellingen van de gedragscode kunnen worden beschouwd. In 2014 hebben zich geen incidenten voorgedaan. De conclusies van het onderzoek naar onder meer de beleggingsprocessen en het behaalde rendement van SNPF ten opzichte van de benchmark in de afgelopen tien jaar, zijn in 2014 uitvoerig besproken door het bestuur en de raad van toezicht. Het bestuur onderschrijft de conclusies van het onderzoek en stelde vast dat er geen aanleiding bestond tot aanvullende acties. In de afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om het vermogensbeheer verder te professionaliseren. A.J.H.N. van de Wiel, compliance officer
11
3 | BALANSMANAGEMENT 3.1 | Algemeen Vanaf 2013 is het bestuur steeds meer gaan sturen op de samenhang tussen de beleggingen en de verplichtingen: integraal balansmanagement. De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid is het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het fonds. In 2014 heeft het bestuur het sturen op de samenhang tussen de beleggingen en de verplichtingen doorgezet en deze verder verdiept met een discussie over de invulling van een risicobeleid.
3.2 | Speerpunten 2014 In 2014 kende het beleggings- en balansmanagementbeleid de volgende speerpunten: 1. Herinrichting matchingportefeuille In 2013 heeft het bestuur besloten tot een herinrichting van de matchingportefeuille. Doel daarvan was het verhogen van de transparantie en eenduidigheid van de portefeuille, alsmede verlaging van de kosten. Na een uitgebreid selectieproces is een nieuwe vermogensbeheerder (Syntrus Achmea Vermogensbeheer) aangesteld, die sinds februari 2014 de volledige matchingportefeuille beheert. De transitie naar de nieuwe matchingportefeuille heeft plaatsgevonden in het eerste kwartaal van 2014. Een uitgebreid verslag van de transitie is door de beleggings- en balansmanagementcommissie en het bestuur besproken. 2. Herinrichting portefeuille wereldwijde aandelen In 2014 heeft het fonds de inrichting van de portefeuille wereldwijde aandelen geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie is besloten de portefeuille meer in overeenstemming te brengen met de samenstelling van de door het fonds vastgestelde benchmark. Na een uitgebreid selectieproces is BlackRock aangesteld als beheerder van de wereldwijd gespreide aandelenportefeuille. De transitie naar de nieuwe aandelenportefeuille heeft plaatsgevonden in november 2014. Kenmerk van het nieuwe mandaat is dat deze passief wordt beheerd ten opzichte van de MSCI World (wereldwijde aandelenindex). 3. Herinrichting valuta-afdekking De herinrichting van de aandelenportefeuille was aanleiding om de afdekking van het valutarisico in de aandelenportefeuille te evalueren. Tot de aanstelling van BlackRock werd het valutarisico beheerst door twee aandelenmanagers die beiden binnen hun eigen mandaat het valutarisico afdekten. Om de verschillende risico’s (liquiditeitsrisico, tegenpartijrisico en operationeel risico) beter te beheersen, heeft het fonds besloten om de valuta-afdekking plaats te laten vinden met behulp van een apart valuta-overlay mandaat, beheerd door één manager. SNPF heeft Syntrus Achmea Vermogensbeheer (de beheerder van de matchingportefeuille) vanaf november 2014 hiervoor aangesteld. 4. Kostenbeheersing De kosten van het vermogensbeheer blijven de nadrukkelijke aandacht houden van het bestuur. De herinrichting van zowel de matchingportefeuille als de aandelenportefeuille leidt vanaf het jaar 2014 tot een aanzienlijke verlaging van de kosten, zonder dat dit ten koste gaat van het verwacht rendement. Ook zijn aanvullende besparingen gerealiseerd bij de bewaarnemer van het fonds.
12
5. Discussie risicobereidheid In 2014 heeft het bestuur een uitgebreid traject gevolgd (ondersteund door een ALM-adviseur) waarbij de risicobereidheid van het bestuur uitvoerig is besproken. Sluitstuk van deze discussie was de vaststelling van een risicogebaseerd beleggingsbeleid. Dit beleid heeft de vorm van een dynamische strategische asset allocatie, gebaseerd op het niveau van de DNB-dekkingsgraad. Dit is de dekkingsgraad zoals deze moet worden berekend voor DNB. Hierbij worden de verplichtingen gewaardeerd met de door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur (UFR-rente). Het dynamische beleid wordt gebaseerd op de hoogte van deze dekkingsgraad. Dit betekent dat er bij een hoge dekkingsgraad sprake is van een relatief risicovolle beleggingsmix; bij een lage dekkingsgraad van een relatief minder risicovolle beleggingsmix. Het bestuur heeft de uitgangspunten van het risicogebaseerd beleggingsbeleid gedefinieerd. In 2015 wordt dit risicobeleid nader geoperationaliseerd (zie paragraaf 3.8).
3.3 | Beleggingsovertuigingen Het balans- en beleggingsbeleid van SNPF is gebaseerd op bepaalde visies en overtuigingen. De beleggingsovertuigingen, die een stempel drukken op de inrichting van het vermogensbeheer, zijn als volgt te omschrijven: 1. Horizon De periode waarin pensioen wordt opgebouwd en vervolgens uitgekeerd, is lang. De blik van het fonds is daarom gericht op een lange horizon. De uitdaging is om de fondsdoelen te realiseren door het beleid in te richten op de lange termijn, maar waar nodig bij te sturen op de korte termijn. Het fonds is daarmee geen kortetermijnbelegger gericht op snel rendement. Het waardevast houden van de pensioentoezegging is een ambitie die momenteel, gezien de financiële middelen van het fonds en de huidige inzichten ten aanzien van op lange termijn te realiseren rendementen op beleggingen, niet volledig kan worden waargemaakt. 2. Rendement – risico SNPF is een pensioenbelegger. Het fonds belegt om pensioenverplichtingen te financieren. Hierbij is het belangrijkste risico voor het bestuur dat het fonds niet aan zijn verplichtingen kan voldoen: het risico dat het fonds in onderdekking raakt. Het fonds zet zich dan ook volop in om dit risico te beheersen. Er is echter geen risicoloze mogelijkheid om de pensioenverplichtingen na te komen. Het beleggen in renderende beleggingscategorieën betekent dat het fonds wordt geconfronteerd met marktrisico. Uitgangspunt bij de samenstelling van de beleggingsportefeuille is een rendement dat vereist is om een zekere waardevastheid van de uitgekeerde pensioenen te kunnen realiseren (toeslagambitie), waarbij niet meer risico wordt genomen dan nodig is. Als het benodigde risico hoger is dan voor het bestuur acceptabel, dan moet de toeslagambitie naar beneden worden bijgesteld. 3. Risico’s van verplichtingen en beleggingen zijn ongelijksoortig Het fonds beschouwt risico’s van de verplichtingen als ongelijksoortig aan risico’s die ontstaan bij het beleggen van middelen. Voor de beheersing van deze risico’s maakt het fonds daarom expliciet onderscheid tussen een matchingportefeuille voor het beheer van de risico’s van de verplichtingen en een rendementsportefeuille gericht op het creëren van toegevoegde waarde. 4. Diversificatie loont Diversificatie zorgt voor spreiding van het risico. Dit effect treedt op wanneer de diverse beleggingen niet gelijktijdig stijgen en dalen in waarde. Door dit effect is het mogelijk een deel van de portefeuille met meer risico te beleggen, zonder dat het totale risico toeneemt. Diversificatie kent ook een grens: een belegging moet een significante bijdrage kunnen leveren aan het rendementsrisicoprofiel van de totale portefeuille.
13
5. Actief – passief Beleggers kunnen actief beleggen (bewust, met kennis van zaken afwijken van marktindices en benchmarks) of passief beleggen (het volgen van een benchmark met een vaste beleggingsmix). In beginsel belegt SNPF passief, tenzij actief effectiever is. Dit kan het geval zijn als de markten nog niet efficiënt zijn. In bepaalde marktomgevingen vertaalt nieuws zich soms geleidelijk in de koersontwikkeling, dan kan actief beheer zorgen voor een beter rendement. Uitgangspunt voor SNPF is passief waar het kan, actief waar het moet. 6. Kosten Kosten zijn zeker, rendementen zijn dat niet. Daarom belegt SNPF kostenbewust. Beleggingsoplossingen met hoge kostenstructuren worden indien mogelijk vermeden. 7. Eenvoud Het bestuur streeft naar eenvoud in de beleggingsportefeuille. De beleggingen dienen transparant te zijn en effectief in het kader van het doel van het fonds. Het bestuur moet in staat zijn het beleid uit te leggen aan belanghebbenden. 8. Flexibiliteit Het beheer van de risico’s vindt plaats binnen een omgeving die continu verandert. Het fonds stelt daarom een beleid op dat rekening houdt met wijzigende omstandigheden en dat in opzet niet rigide is. 9. Organisatie van vermogensbeheer draagt bij aan het bereiken van de doelstelling Het beheer van de fondsmiddelen, de bijbehorende risico’s en de omgeving zijn complex. Een adequate organisatie van het vermogensbeheer draagt bij aan het bereiken van het doel van het fonds. Het bestuur acht de nu bestaande samenwerking tussen bestuur, beleggings- en balansmanagementcommissie en vertegenwoordigers van het bestuursbureau toereikend. 10. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het fonds wil door zijn beleggingsbeleid bijdragen aan een betere wereld. Gezien het specifiek maatschappelijk betrokken karakter van het fonds verdient maatschappelijk verantwoord beleggen een plaats in het fondsbeleid. Het fonds kiest voor het hanteren van een uitsluitingenlijst. Dit is een lijst van ondernemingen die (op basis van door het fonds vastgestelde criteria) aantoonbaar géén duurzame bedrijfsvoering hebben. In dergelijke ondernemingen wenst het fonds niet te beleggen. Vermogensbeheerders worden opgedragen zich aan deze lijst te houden.
3.4 | Strategische beleggingsmix De strategische beleggingsportefeuille van SNPF bestaat uit een matchingportefeuille en een rendementsportefeuille. Er is geen normallocatie voor de matchingportefeuille en de rendementsportefeuille. Het is een variabele (floating) verdeling, die eenmaal per jaar door het bestuur wordt vastgesteld. Het doel van de matchingportefeuille is het beheersen van het renterisico van de verplichtingen (swaprente inclusief Ultimate Forward Rate, zoals gehanteerd door de toezichthouder). Voor dit doel worden (euro)staatsobligaties en swaps aangehouden. Het bestuur streeft ernaar om het gebruik van rentederivaten te beperken. Het gewenste afdekkingspercentage is 80%. Dit percentage heeft een bandbreedte van 5%. Handhaving van de allocatie voor de matchingportefeuille is geen doel op zich en heeft daarmee geen bandbreedte; het niveau van de renteafdekking is leidend. De rendementsportefeuille is de bron van waaruit het extra rendement voor de benodigde stijging van de dekkingsgraad moet komen. Bij het implementeren van het strategisch beleggingsbeleid houdt het bestuur rekening met alle mogelijke toekomstscenario’s voor SNPF. In het verslagjaar zijn daarom geen nieuwe illiquide beleggingen in de vorm van niet-genoteerd vastgoed of aanvullende beleggingen in private equity in de beleggingsportefeuille opgenomen. In 2012 was al eerder besloten af te zien van de invulling van de strategische allocatie in commodities vanwege de geringe omvang van de allocatie en de daarmee samenhangende uitvoeringsrisico’s. 14
Onder andere gedreven door de in 2014 gestaag dalende renteniveaus, heeft het bestuur gediscussieerd over de wenselijkheid van het toevoegen van Nederlandse hypotheken aan de beleggingsportefeuille. Conclusie is dat de categorie het rendement lijkt te verhogen, terwijl het risico van het toevoegen van de categorie beperkt lijkt. In 2015 wordt onderzocht welke opties er zijn bij het beleggen in Nederlandse hypotheken. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt besloten deze categorie wel of niet toe te voegen. De feitelijke beleggingsportefeuille ziet er per 31 december 2014 als volgt uit: Feitelijke portefeuille per 31 december 2014 Matchingportefeuille
In % 52,6%
Bedrijfsobligaties EUR 16,8% Aandelen wereld 24,0% Private equity 4,9% Direct vastgoed 0,5% Liquiditeiten 1,2% Rendementsportefeuille 47,4% Totaal 100% De portefeuille kent geen norm voor de verdeling tussen de matchingportefeuille en de rendementsportefeuille. De verhouding tussen matching en rendement wordt aan het begin van het jaar vastgesteld en gedurende het jaar wordt deze verhouding niet aangepast. Binnen de rendementsportefeuille worden wel normgewichten en bandbreedtes gehanteerd. In onderstaande twee tabellen wordt de samenstelling van de matchingportefeuille weergegeven alsmede die van de rendementsportefeuille (met bandbreedtes). Matchingportefeuille Staatsobligaties EUR Renteswaps Totaal
In % 100,0% 0,0% 100,0%
In % Rendementsportefeuille Bedrijfsobligaties EUR 40,4% Aandelen wereld 47,3% Private equity 10,1% Direct vastgoed 1,0% Liquiditeiten 1,2% Totaal 100,0%
Bandbreedte geen -10% tot 10%
Afdekking
Bandbreedte
80%
75% - 85%
Bandbreedte 35% - 45% 42% - 52% geen geen 0% - 3%
De normportefeuille is in vergelijking met 2013 ongewijzigd. In 2015 wordt het dynamisch risicobeleid in het besluitvormingsproces geïmplementeerd. Als de effecten van deze implementatie duidelijk zijn, kan de normportefeuille gedurende 2015 worden aangepast. SNPF heeft het volledige beheer van haar beleggingen uitbesteed aan externe vermogensbeheerders. Dit geldt ook voor het beheer van de derivatenpositie voor de afdekking van het renterisico, het valutarisico en het daarmee samenhangende collateralmanagement.
3.5 | Marktontwikkelingen Ondanks aanhoudende zorgen vanwege de beperkte mondiale groei en geopolitieke spanningen was 2014 een gunstig jaar voor beleggers. Nagenoeg alle beleggingscategorieën hebben positieve resultaten laten zien. Ondanks deze goede beleggingsresultaten is de financiële positie van veel pensioenfondsen nauwelijks verbeterd. Pensioenfondsen ondervonden veel tegenwind van de ook in 2014 gedaalde rente.
15
Een langzaam aantrekkende economische groei in met name de VS, dalende inflatie in combinatie met lage rentes en een soepel monetair beleid zorgden in de financiële markten voor een zoektocht naar rendement. De wereldwijde aandelen hebben als gevolg hiervan in 2014 een rendement behaald van ruim 18,5%. Een aanzienlijk deel van dit resultaat is toe te wijzen aan de in 2014 sterk verzwakte euro. De euro is in 2014 geëindigd op een niveau van € 1,21 ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Een verzwakking van circa 12% ten opzichte van het niveau primo 2014. De obligatierente in de VS en in Europa daalde in 2014 naar nieuwe dieptepunten. In Europa had dit te maken met de zwakke economische activiteit in de eurozone en het vooruitzicht van nieuwe monetaire acties van de Europese Centrale Bank (ECB). Duitse staatsobligaties behaalden in 2014 bijvoorbeeld een rendement van ruim 10%. Dit als gevolg van een daling van de rente van 2% naar 0,5%. De zoektocht naar rendement verklaart waarom staatsobligaties van landen zoals Spanje en Italië dit resultaat ruimschoots weten te overtreffen. De categorie grondstoffen bleef in 2014 achter. Dit door zorgen over minder vraag en voldoende aanbod. De prijs van ruwe olie daalde in 2014 met 46%. De zwakke economische groei, de structureel lage inflatie en de kwantitatieve verruiming door de Europese Centrale Bank maken het onwaarschijnlijk dat de Europese renteniveaus in de nabije toekomst stijgen. De vooruitzichten voor Europese staatsobligaties zijn matig. De wereldwijde groei kan in 2015 wellicht verder aantrekken door met name de verbetering van de arbeids- en huizenmarkt in Amerika. Een klimaat van gematigde economische groei, hogere bedrijfswinsten dan verwacht en een soepel monetair beleid blijven gunstig voor aandelen.
3.6 | Herinrichting aandelenportefeuille De aandelenportefeuille werd begin 2014 beheerd door twee verschillende vermogensbeheerders. In 2014 is de inrichting van de totale aandelenportefeuille geëvalueerd. Conclusie was dat de resultaten van de (deels) actieve portefeuille historisch onvoldoende waren om het extra risico van actief beheer te compenseren. Daarnaast was de beheersing van het tegenpartijrisico van het gebruik van de valutaderivaten niet eenduidig. Besloten werd om de beheersing van het valutarisico en het renterisico bij één partij neer te leggen. De beheersing van het tegenpartijrisico is hierdoor aanzienlijk verbeterd. Tot slot is naar aanleiding van de discussie besloten het gewicht van aandelen opkomende markten gelijk te stellen aan het gewicht in de wereldwijde benchmark. Het vermogen dat bij de twee aandelenbeheerders was ondergebracht, is samengevoegd in één passief beheerd mandaat. Het enige doel van deze portefeuille is het behalen van het benchmarkresultaat. De herinrichting leidt tot een vermindering van de complexiteit en een verbetering van de grip op de beleggingsportefeuille. Daarnaast leidt de vereenvoudiging tot een aanzienlijke kostenbesparing (zie hoofdstuk 6). Voor de selectie van de vermogensbeheerder die de aandelenportefeuille beheert, is een uitgebreid selectieproces gevolgd conform het begin 2013 door het bestuur vastgelegde selectiebeleid. Het bestuur heeft de beleggings- en balansmanagementcommissie gemandateerd om de selectie te begeleiden. Het fonds liet zich bijstaan door een externe specialist op het gebied van managerselectie. Op basis van door kandidaatmanagers aangeleverde informatie en de bevindingen tijdens de bedrijfsbezoeken, heeft de beleggings- en balansmanagementcommissie het bestuur geadviseerd om BlackRock aan te stellen als vermogensbeheerder van de aandelenportefeuille. In het najaar heeft het bestuur dit advies overgenomen. Na overeenstemming over het contract is de transitie uitgevoerd in november 2014.
16
3.7 | Portefeuilleresultaten Binnen de beleggingsportefeuille van SNPF wordt onderscheid gemaakt tussen een matchingportefeuille en een rendementsportefeuille. Matchingportefeuille Na de herinrichting van de matchingportefeuille begin 2014 bestond deze alleen nog uit staatsobligaties en rentederivaten. Voorafgaand aan de transitie werden ook de beleggingen in bedrijfsobligaties tot de matchingportefeuille gerekend. Het rendement op de matchingportefeuille was het afgelopen jaar 37,4%. Dit rendement werd veroorzaakt door de daling van de rente. De benchmark van de matchingportefeuille is afgeleid van de ontwikkeling van de waarde van de verplichtingen als gevolg van de verandering van de rente. De benchmark is daarmee gestegen met 34,8%. De matchingportefeuille heeft hiermee 2,6% beter gepresteerd dan de benchmark. Dit wordt voor een beperkt deel veroorzaakt door de beleggingen in bedrijfsobligaties gedurende januari en een deel van februari 2014. Veruit de belangrijkste oorzaak voor het overrendement is de relatieve daling van de rente op Europese staatsobligaties. Deze is sterker gedaald dan de swaprente, de rente die (inclusief de toepassing van de Ultimate Forward Rate) wordt gebruikt voor het berekenen van de contante waarde van de verplichtingen. Rendementsportefeuille De rendementsportefeuille bestaat uit wereldwijde aandelen, bedrijfsobligaties, direct vastgoed en private equity. Op jaarbasis heeft de rendementsportefeuille een positief resultaat behaald van 10,2%. Dit is 2,4% hoger dan de benchmark (7,8%). Het overrendement is voornamelijk het gevolg van het goede resultaat op private equity en vastgoed. De portefeuille private equity bevindt zich in een fase waarin de investeringen zijn afgerond en de eerste desinvesteringen plaatsvinden. In 2014 heeft SNPF een bedrag van € 10,8 miljoen aan uitkeringen ontvangen. Daarnaast is de portefeuille geherwaardeerd met € 16,2 miljoen. Private equity heeft over 2014 een rendement behaald van 26,9%. De enige vastgoedbelegging van het fonds betreft het kantoorpand aan het Spui in Den Haag. Jaarlijks wordt het pand door een onafhankelijk en beëdigd taxateur getaxeerd. De waarde van het pand wordt op deze taxatie aangepast. Het rendement op het pand was het afgelopen jaar 14,5% (inclusief huur en herwaardering). De opwaardering die in 2014 heeft plaatsgevonden is een gevolg van de revitalisering van het pand en het afsluiten van een meerjarig huurcontract. Het rendement van de benchmark voor wereldwijde aandelen bedroeg 9,5%. De beleggingen van SNPF hebben in dezelfde periode een resultaat behaald van 9,7%. Tot en met november 2014 is de portefeuille beheerd door JP Morgan en BNP Paribas. Ondanks een slechte start heeft JP Morgan het mandaat afgesloten met een licht positief relatief resultaat ten opzichte van de benchmark. BNP Paribas heeft ten opzichte van de benchmark een licht negatief relatief resultaat gerealiseerd, ondanks de relatief passieve inrichting van dit mandaat. Vanaf december wordt de aandelenportefeuille beheerd door BlackRock, verdeeld over twee categorieën: een mandaat dat zich richt op de ontwikkelde markten en een beleggingsfonds dat zich richt op opkomende markten. Beide portefeuilles worden passief beheerd en hebben in december een resultaat behaald overeenkomstig de benchmark van bijna 1% negatief. In februari 2014 heeft SNPF de hoogrentende beleggingen geconcentreerd in Europese bedrijfsleningen. Voorheen was er ook een beperkt bedrag belegd in high yield obligaties en obligaties in opkomende markten. Samen hebben deze beleggingen over 2014 een rendement behaald van 8,5%. Dit is lager dan het resultaat van de benchmark. Het benchmarkresultaat in 2014 was 9,2%. De beide managers van Europese bedrijfsobligaties (Pimco en Aegon) hebben overeenkomstig de hen toegewezen benchmark gepresteerd. Totaal Dankzij de goede resultaten in zowel de matchingportefeuille als de rendementsportefeuille is het totaalrendement over 2014 uitstekend. Het totaalrendement is met 24,1% bovendien hoger dan de benchmark van 22,0%.
17
3.8 | Dekkingsgraadafhankelijk beleggingsbeleid In 2014 heeft het bestuur een principebesluit genomen om een risicogebaseerd beleggingsbeleid te introduceren dat de vorm heeft van een dynamische strategische asset allocatie, gebaseerd op het niveau van de DNB-dekkingsgraad. Het beleid kent een stabiele beleggingsportefeuille en stabiele uitgangspunten voor het risicobeheer. Kern van het risicogebaseerd beleggingsbeleid is dat de samenstelling van de beleggingsportefeuille gerelateerd wordt aan het risico (bijvoorbeeld de kans op het moeten verlagen van pensioenen). In de gekozen systematiek is de samenstelling van de beleggingsportefeuille daarom meer dan in het verleden afhankelijk van de dekkingsgraad van het fonds. Dit heeft consequenties voor de aansturing van de beleggingsportefeuille, bijvoorbeeld voor het besluitvormingsproces voor bijsturing van het beleid. De rolverdeling tussen het bestuur, de beleggings- en balansmanagementcommissie en het bestuursbureau moet hierbij helder zijn. Zo dient te worden vastgesteld op basis van welke informatie en met welke frequentie het bestuur een advies verwacht van de beleggings- en balansmanagementcommissie over het risico en de gevolgen hiervan voor de beleggingsportefeuille. Behalve voor het besluitvormingsproces heeft de wijziging ook consequenties voor de huidige risico- en beleidsrestricties en de formulering van de normportefeuille. Het herbalanceringsbeleid voor de verdeling tussen de matching- en de rendementsportefeuille wordt bijvoorbeeld mogelijk afhankelijk van het niveau van de dekkingsgraad. Het huidige floatingbeleid wordt daarmee losgelaten.
3.9 | Ontwikkeling pensioenfondsen in het notariaat SNPF houdt nadrukkelijk rekening met het voornemen tot samengaan per 1 januari 2016. Het jaar 2015 is een jaar waarin de mogelijke fusie tussen de twee pensioenfondsen wordt voorbereid. De voorbereidingen voor het vermogensbeheer zijn gericht op het zo soepel en efficiënt mogelijk samenvoegen van beide beleggingsportefeuilles. Voor het beleggingsbeleid en de inrichting van het vermogensbeheer betekent de voorgenomen fusie dat er in 2015 geen ingrijpende veranderingen worden aangebracht. Wijzigingen in de portefeuille worden gedreven vanuit de specifieke belangen van het fonds, maar worden doorgesproken met SBMN. Inmiddels is hiervoor een periodiek gezamenlijk overleg opgezet.
18
4 | VERPLICHTINGEN 4.1 | Verplichtingen van een pensioenfonds De verplichtingen van een pensioenfonds bestaan uit de pensioenuitkeringen die het fonds, op basis van het pensioenreglement, in de toekomst verwacht uit te keren aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Hiervoor houdt het fonds een voorziening aan die wordt gewaardeerd op basis van de actuariële grondslagen, zoals opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn). Deze voorziening, in de jaarrekening aangeduid als technische voorzieningen, wijzigt door: mutaties in het deelnemersbestand, wijziging van de actuariële veronderstellingen en resultaten als gevolg van de afwijking tussen verwachtingen en waarnemingen.
4.2 | Ontwikkeling technische voorzieningen De technische voorzieningen bestaan uit een voorziening pensioenverplichtingen en een voorziening pensioenverplichtingen voor rekening en risico deelnemers. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het totaal van de pensioenverplichtingen opgenomen (bedragen x € 1.000). 2014 Stand per 1 januari
2013
1.148.033
1.234.215
Toevoegingen: Aanspraken en risicopremies Benodigde intrest (inclusief mutatie marktrente) Overgenomen pensioenverplichtingen Wijziging actuariële grondslagen
15.983
23.018
222.701 105 11.749
- 30.338 48 - 2.605
Onttrekkingen: Uitkeringen Overgedragen pensioenverplichtingen Vrijval van kosten Correcties en overige mutaties Resultaat op kanssystemen
- 45.393 - 1.019 - 454 - 3.431 - 1.028
- 45.704 - 4.683 - 503 - 27.026 1.611
1.347.246
1.148.033
Stand per 31 december
De verplichtingen voor eigen rekening en voor risico van deelnemers bedragen per ultimo 2014 € 21.
4.3 | Pensioenregeling De huidige pensioenregeling is in 2013 tot stand gekomen in nauw overleg tussen de Pensioenraad (de voorloper van de huidige PensioenKamer) en het bestuur van het fonds. De Pensioenraad fungeerde hierbij als opdrachtgever van de pensioenregeling. Het bestuur van SNPF heeft de regeling getoetst op uitvoerbaarheid. De nieuwe pensioenregeling geldt met ingang van 1 januari 2014 en heeft betrekking op de vanaf 1 januari 2014 opgebouwde pensioenen. De pensioenen die tot en met 31 december 2013 zijn opgebouwd, zijn per die datum omgezet naar de nieuwe pensioenregeling.
19
Kenmerken pensioenregeling De pensioenregeling heeft betrekking op notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen. De regeling bestaat uit twee delen: 1. een verplichte basis middelloonregeling tot een inkomen van het WIA-dagloon (€ 51.978 in 2015); 2. een vrijwillige aanvullende regeling voor het inkomen boven het WIA-dagloon en variabele loonbestanddelen. Daarover kan extra ouderdomspensioen worden opgebouwd in een beschikbare premieregeling. Ook kunnen deelnemers met deze inkomsten extra partnerpensioen verzekeren. De startdatum van de beschikbare premieregeling en de verzekering voor het extra partnerpensioen was 1 mei 2014. In de verplichte basisregeling zijn – naast het ouderdomspensioen - partnerpensioen, wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid standaard meeverzekerd. De hoogte van de pensioenopbouw en premiebijdrage zijn afhankelijk van het inkomen of salaris. Deelnemers aan de vrijwillige beschikbare premieregeling kunnen - binnen de fiscale grenzen - zelf de hoogte van de premiebijdrage bepalen. Het uiteindelijke pensioen is afhankelijk van de bijdrage en het rendement dat daarop wordt behaald. De nieuwe pensioenregeling wordt uitgevoerd door pensioenuitvoeringsorganisatie TKP. Omzetting pensioenen Omdat het administreren van één pensioenregeling eenvoudiger, minder foutgevoelig en goedkoper is, zijn de pensioenen die in de oude regeling zijn opgebouwd per 1 januari 2014 omgezet naar pensioen volgens de huidige regeling. De omzetting heeft actuarieel neutraal plaatsgevonden. De waarde van de pensioenen blijft door deze omzetting voor de individuele deelnemer gelijk. Herverzekeren en uitbesteden arbeidsongeschiktheidspensioen Het arbeidsongeschiktheidspensioen is per 31 december 2013 herverzekerd bij een specialist op dit gebied, De Amersfoortse. Deze arbeidsongeschiktheidsverzekeraar neemt naast het risico van arbeidsongeschiktheid ook een groot deel van de uitvoering van het arbeidsongeschiktheidspensioen (zoals medische begeleiding en re-integratie) voor haar rekening. Hierdoor kan een intensievere begeleiding op het gebied van re-integratie en daarmee risicolastbeheersing worden toegepast. De inrichting van de arbeidsongeschiktheidsdekking is zo veel mogelijk afgestemd op wat in de markt gebruikelijk is. In de loop van 2014 zijn de bepalingen van het pensioenreglement en de verzekeringsvoorwaarden van De Amersfoortse verder op elkaar afgestemd. In gesprek over aanpassingen in de pensioenregeling Om de huidige pensioenregeling nog beter af te stemmen op de wensen van de beroepsgroep, worden er door de PensioenKamer gesprekken gevoerd om te komen tot aanpassingen in de regeling. Er wordt daarbij gedacht aan aanpassing van het maximum salaris waarover pensioen kan worden opgebouwd en aan een splitsing in afzonderlijke regelingen voor notarissen (ondernemers) en kandidaat-notarissen en toegevoegd notarissen (in loondienst). Daarbij ontstaat de mogelijkheid om voor de verschillende regelingen een afzonderlijke premie te vragen. Subsidie-effecten tussen verschillende groepen deelnemers treden dan niet op. Verder wordt bekeken op welke punten de arbeidsongeschiktheidsregeling eventueel aanpassing behoeft. Toeslagambitie SNPF heeft de ambitie om de pensioenen waardevast te houden door middel van toeslagen. Dit is een ambitie die gezien de financiële positie van het fonds al enkele jaren niet is waargemaakt. Op basis van de huidige inzichten wordt voorzien dat SNPF naar verwachting in de komende jaren ook geen toeslag kan verlenen op de pensioenen. Herijking van deze ambitie is dan ook nodig. Het al dan niet behalen van een vastgestelde toeslagambitie is afhankelijk van de gehele financieringsstructuur van het fonds en de risicohouding die daarin wordt aangenomen. Naarmate het fonds meer risico in zijn beleggingen aanhoudt, neemt de kans op toeslagen toe. Echter, eveneens de kans op het korten van de nominale (reglementaire) pensioenaanspraken neemt toe. Om die reden is de PensioenKamer, de opdrachtgever van de pensioenuitvoering door het fonds, gesprekspartner voor dit onderwerp. De PensioenKamer is geïnformeerd over het (langjarig) niet behalen van de toeslagambitie en uitgenodigd hierover met het bestuur in gesprek te gaan. 20
Herstel verlagingen In 2011 en in 2013 zijn de pensioenen van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden verlaagd met respectievelijk 1,97% en 5,8%. In 2014 is met alle belanghebbenden uitvoerig overleg gevoerd over een mogelijk herstel van de beide verlagingen. Vervolgens is door het bestuur besloten dat: herstel van in het verleden verlaagde pensioenaanspraken en -rechten altijd de vorm heeft van een toeslag of inhaaltoeslag. Daarbij geldt verder dat: verhogingen (toeslagen en inhaaltoeslagen) slechts worden toegekend voor zover het bestuur daartoe besluit en de verhoging past binnen de toeslagenstaffel van het fonds; herstel voor uitsluitend de specifieke groep waarvan de pensioenen zijn verlaagd niet aan de orde is. Zowel het verantwoordingsorgaan als de raad van toezicht van het fonds kunnen zich vinden in deze uitgangspunten die in de Abtn van SNPF zijn opgenomen.
4.4| Resultaat naar actuariële component Het resultaat van het fonds kan worden geanalyseerd naar actuariële oorzaken. De uitkomsten zijn opgenomen in de resultaatbepaling naar actuariële component (bedragen x € 1.000). 2014
2013
Resultaat op beleggingsopbrengsten, intrest en indexatie Beleggingsopbrengsten 282.307 Benodigde interest / mutatie marktrente - 222.701 Indexatie -
38.282 30.338 -
59.606
68.620
De beleggingsopbrengsten zijn gelijk aan de in de jaarrekening verantwoorde opbrengsten. De lasten voor indexatie en de benodigde interesttoevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen worden gefinancierd uit de beleggingsopbrengsten. De lasten van de indexatie betreffen de kosten van de inkoop van de toegepaste verhoging van de pensioenaanspraken per 1 januari volgend op het verslagjaar. In 2014 is op de pensioenaanspraken van zowel (gewezen) deelnemers als pensioengerechtigden geen toeslag verleend. Bij de vaststelling van de actuarieel benodigde intrest voor 2014 is de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur gehanteerd. In deze rentetermijnstructuur is voor looptijden vanaf twintig jaar gebruikgemaakt van de zogenaamde Ultimate Forward Rate-methode (UFR). Met de UFR wordt de rentetermijnstructuur voor looptijden langer dan twintig jaar geconstrueerd op basis van de marktrente én een vaste forwardrente na zestig jaar. Verder is de rentetermijnstructuur, die gebruikt wordt voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen, vastgesteld op basis van het gemiddelde van de laatste drie maanden van 2014.
21
Resultaat op premie Beschikbare premie Actuarieel benodigde premie
2014
2013
23.530 - 20.326
28.315 - 27.344
3.204
971
De totale pensioenlasten bestaan uit de kosten van de pensioenopbouw, de actuarieel benodigde rente en de voorwaardelijke jaarlijkse toeslag. De jaarlijkse pensioenpremie wordt vooraf vastgesteld. Voor de pensioenopbouw in het verslagjaar wordt jaarlijks vooraf een actuarieel benodigde premie berekend. De beschikbare premie is gelijk aan de in rekening gebrachte premie zoals in de jaarrekening verantwoord. Het verschil tussen de actuarieel benodigde premie en de beschikbare premie vormt het resultaat op premie. Dit resultaat is beschikbaar voor het bereiken of in stand houden van het vereiste eigen vermogen. Financiering van toeslagen vindt plaats vanuit het overrendement. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies bedragen als volgt:
Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie
2014
2013
22.004 n.v.t. 23.509
29.991 n.v.t. 28.315
2014
2013
15.983
23.018
1.678 4.343
2.647 4.326
22.004
29.991
De kostendekkende premie is als volgt opgebouwd:
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking Opslag voor vereist eigen vermogen bij deze pensioenopbouw Opslag voor uitvoeringskosten Kostendekkende premie
De kosten die samenhangen met een pensioenopbouwjaar worden volledig gedekt door de ontvangen pensioenpremie. In 2015 is het bestuur overgegaan op een premiesystematiek waarbij demping wordt toegepast (gedempte kostendekkende premie). Het bestuur maakt daarmee gebruik van de mogelijkheden die het nieuwe financieel toetsingskader biedt. De belangrijkste reden is dat hierdoor over een langere periode een stabilisatie van de pensioenpremie wordt bereikt. Het bestuur heeft daarbij als randvoorwaarde gesteld dat de pensioenpremie zodanig wordt vastgesteld dat deze de solvabiliteit van het fonds niet aantast.
Resultaat op kosten Beschikbaar uit premie en voorziening Werkelijke uitvoeringskosten
2014
2013
4.797 - 4.797
4.829 - 4.829
0
0 22
In de pensioenpremie is een opslag opgenomen om de kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling te dekken. In de voorziening pensioenverplichtingen is hiervoor eveneens een opslag inbegrepen die beschikbaar komt bij het uitkeren van pensioenen (2,2% in 2014; in 2013 was dit 1%). De werkelijke kosten betreffen de in de jaarrekening verantwoorde kosten. De vermogensbeheerkosten zijn daarbij niet inbegrepen.
Resultaat op leven Werkelijke vrijval en beschikbaar uit premie Verwachte vrijval en benodigd vanwege overlijden
2014
2013
21.508
21.494
- 20.743
- 18.296
765
3.198
Binnen de financiering van de pensioenregeling wordt rekening gehouden met een levensverwachting. Doordat het werkelijke overlijden van deelnemers en pensioengerechtigden afwijkt van deze verwachting, ontstaat een sterfteresultaat. In 2014 was er sprake van een sterfteresultaat van € 0,8 miljoen positief (2013: € 3,2 miljoen positief).
Resultaat op arbeidsongeschiktheid Beschikbaar voor arbeidsongeschiktheidspensioen Beschikbaar voor premievrije voortzetting Benodigde toevoeging Mutatie voorziening vanwege zieke deelnemers
2014
2013
782 - 519
4.384 - 9.193
4.899
2.605
5.162
- 2.204
In de pensioenpremie is een opslag inbegrepen voor de kosten van een arbeidsongeschiktheidspensioen en het verlenen van premievrijstelling. Daartegenover staat de toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen om deze onderdelen in de toekomst te kunnen financieren. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid geeft aan in hoeverre de hiervoor bestemde middelen de kosten dekken. Dit resultaat was in 2014 € 5,2 miljoen positief (2013: € 2,2 miljoen negatief). Het positieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt doordat vanwege de herverzekering van het arbeidsongeschiktheidsrisico bij De Amersfoortse de voorziening voor zieke deelnemers sterk kon worden verlaagd.
Overige resultaten Resultaat op uitkeringen Resultaat op waardeoverdrachten Wijziging actuariële grondslagen Overige en correcties
2014
2013
- 714 - 244 - 10.976 - 4.647
- 593 - 242 27.703 - 3.080
- 16.581
23.788
Onder overige resultaten valt onder meer het resultaat op uitkeringen (-/- € 0,7 miljoen). Dit resultaat geeft aan in hoeverre de werkelijke uitkeringen afwijken van het te verwachten uitkeringenpatroon. Daaronder vallen ook de actuariële effecten van een hoog/laag-pensioen en pensioenuitstel.
23
Het resultaat op waardeoverdrachten (-/- € 0,2 miljoen) wordt veroorzaakt door een afwijking tussen de wettelijke rekenregels die van toepassing zijn bij waardeoverdrachten en de actuariële grondslagen die het fonds zelf hanteert. De effecten vanwege de wijziging van de actuariële grondslagen (-/- € 11,0 miljoen) zijn als volgt te verklaren. In 2014 is SNPF overgegaan op de nieuwe overlevingstafel, AG-tafel 2014. De tafels zijn gebaseerd op algemene overlevingskansen zoals die door het CBS worden geregistreerd. In die levensverwachting zijn verschillen waarneembaar die afhankelijk zijn van inkomen en sociale status. Om die reden wordt een pensioenfonds geacht aan de algemene levensverwachting een fondsspecifieke invulling te geven. Deze zijn in de door het fonds gehanteerde overlevingstafels verwerkt. Het effect hiervan op de technische voorziening bedraagt € 7,1 miljoen. In de technische voorziening is een opslag opgenomen voor toekomstige uitvoeringskosten. Uit een door het fonds gevraagd advies aan de adviserend actuaris, kwam naar voren dat deze opslag voor toekomstige uitvoeringskosten naar boven zou moeten worden bijgesteld tot 2,2%. Voorheen bedroeg deze opslag 1%. De bijstelling tot dit hogere percentage heeft in 2014 plaatsgevonden. Het effect hiervan op de technische voorziening bedraagt -/- € 18,1 miljoen.
Totaal resultaat
2014
2013
52.156
94.373
24
5 | ORGANISATIE 5.1 | Inleiding De governancestructuur van SNPF is in 2014 gewijzigd. Op 7 augustus 2013 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) in werking getreden. De Wvbp heeft wijzigingen in de Pensioenwet (PW) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) met zich meegebracht met als implementatiedatum 1 juli 2014. Daarnaast heeft de PensioenKamer (een commissie van het bestuur van de KNB) per 1 juli 2014 het opdrachtgeverschap van de Pensioenraad overgenomen. Het bestuur heeft gekozen voor een governancestructuur die zoveel mogelijk aansluit op het paritair bestuursmodel zoals genoemd in de Wvbp. Voor de continuïteit is daarbij zoveel mogelijk aangesloten op de voormalige governancestructuur van SNPF. Het intern toezicht wordt uitgevoerd door de raad van toezicht en er is een verantwoordingsorgaan dat bestaat uit (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Het bestuur en de raad van toezicht leggen verantwoording af aan dit bestuursorgaan. De taken van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht zijn op grond van nieuwe wetgeving eveneens gewijzigd. Een beschrijving van de verschillende bestuursorganen en hun activiteiten in 2014 is in dit hoofdstuk opgenomen. Organogram bestuurlijke organisatie Raad van toezicht
Verantwoordingsorgaan
PensioenKamer
Opdrachtgever
Bestuur
Beleggings- en balansmanagementcommissie
Controlerend accountant Audit- en riskcommissie
Commissie Communicatie, governance en compliance
Certificerend actuaris
Adviserend actuaris
Compliance officer
Directie
25
5.2 | Opdrachtgeverschap Beoogd was, dat de KNB per 1 januari 2014 het formele opdrachtgeverschap aan SNPF op zich zou nemen. Hiermee zou deze rol voor de Pensioenraad vervallen. Er is echter voor gekozen om de overdracht van het opdrachtgeverschap gelijktijdig te laten verlopen met de wijziging van de governancestructuur. Daarom is de Pensioenraad aangebleven tot de aanpassing van de statuten aan de Wvbp per 1 juli 2014. Op dat moment nam de PensioenKamer het opdrachtgeverschap feitelijk op zich. De Pensioenraad bestond medio 2014 uit zeventien leden, die de (gewezen) deelnemers, nagelaten betrekkingen en pensioengerechtigden vertegenwoordigden. De belangrijkste taak van de Pensioenraad was het opdrachtgeverschap voor de pensioenregeling van SNPF. Daarnaast vormde de Pensioenraad een klankbord voor SNPF en de KNB voor het pensioen van de beroepsgroep. De Pensioenraad is in 2014 nog betrokken geweest bij de vormgeving van de nieuwe governancestructuur en het aanpassen van de statuten van SNPF aan de actuele wet- en regelgeving. Ook heeft het bestuur de Pensioenraad over diverse onderwerpen zijn mening gevraagd. PensioenKamer Om het opdrachtgeverschap vanaf 1 juli 2014 goed te organiseren, heeft de KNB een werkgevers- en werknemerscommissie ingericht die opereren onder auspiciën van de KNB. De twee commissies vormen samen de PensioenKamer. De leden van de PensioenKamer hebben bij aanvang een pensioenopleiding gevolgd, zodat zij over de kennis beschikken om hun rol goed uit te voeren. Het uitsluiten van restrisico’s bij het arbeidsongeschiktheidspensioen en aanpassing van de pensioenregelingen van SNPF aan de nieuwe fiscale wetgeving per 2015 kregen het tweede halfjaar van 2014 de aandacht van de PensioenKamer. Daarnaast is in deze periode - mede in het kader van de voorgenomen fusie met SBMN - onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor toekomstige pensioenregelingen. Begin 2015 wordt bekeken welke wensen en behoeften er binnen de beroepsgroep bestaan als het gaat om hun pensioenregeling en of dit leidt tot aanpassing van de huidige pensioenregeling. De KNB heeft daarbij aangegeven dat zij gedurende het fusieproces de verplichtstelling van de pensioenregeling wil handhaven. SNPF is nauw betrokken geweest bij de oprichting van de PensioenKamer. Alhoewel de PensioenKamer zelf bepaalt welke onderwerpen aan bod komen, biedt SNPF veel ondersteuning in de vorm van beschouwende inhoudelijke notities over diverse onderwerpen. Tijdens de vergaderingen van de PensioenKamer geeft het fonds ook regelmatig een toelichting op de onderwerpen die aan bod komen. Daarnaast houdt SNPF de PensioenKamer op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot het samengaan met SBMN. Tot slot fungeert SNPF als klankbord voor de PensioenKamer, bijvoorbeeld bij het opstellen van een werkplan voor de langere termijn.
5.3 | Bestuursorganen Bestuur In 2014 heeft een aantal wijzigingen in de samenstelling van het bestuur plaatsgevonden. Medio 2014 heeft Maarten Dijkshoorn het voorzitterschap overgedragen aan Eric Greup. Per 30 december 2014 trad de heer Dijkshoorn af als bestuurslid. De heren Borren, Oosterhout en Idzerda zijn conform een door het bestuur vastgesteld rooster van aftreden herbenoemd. Hierbij is gekozen voor verschillende aftreeddata om zo de continuïteit van het bestuur te waarborgen. Vacatures Door het aftreden van Maarten Dijkshoorn is er een vacature voor een professioneel bestuurder met specifieke deskundigheid op het gebied van risicomanagement ontstaan. Daarnaast schrijft de Wet op het notarisambt voor dat ook toegevoegd notarissen in het bestuur zitting dienen te hebben. De commissie Communicatie, governance en compliance betrekt dit in het zoekproces. Hierbij worden eveneens de mogelijkheden om de diversiteit in het bestuur te bevorderen meegenomen. Ook bij de samenstelling van de bestuursorganen van het fusiefonds krijgt diversiteit aandacht. 26
Bestuursadvisering Het bestuur laat zich terzijde staan door een externe adviserende actuaris, een externe certificerende actuaris en een externe onafhankelijke accountant. Daarnaast wordt het bestuur op de verschillende beleidsterreinen geadviseerd door de bestuurscommissies. Goed pensioenfondsbestuur De Principes voor goed pensioenfondsbestuur van de Stichting van de Arbeid zijn per 1 januari 2014 vervangen door de Code Pensioenfondsen. Het bestuur onderschrijft de in de code opgenomen normen voor goed pensioenfondsbestuur. Alle pensioenfondsen is gevraagd om vóór 1 juli 2014 hun werkwijze in overeenstemming te brengen met de code en/of de fondsdocumenten aan deze Code aan te passen. Het bestuur heeft tijdig de meeste van deze documenten vastgesteld of, zoals bij de zelfevaluatie van het bestuur en de raad van toezicht, de werkwijze en resultaten vastgelegd in de notulen van de vergaderingen van de betreffende organen. Wat betreft de vereiste noodprocedure voor het fonds, is het bestuur bezig om deze te formuleren en vast te leggen. Voor de visie op uitvoering, inclusief beloningsbeleid, en vastlegging van de expliciete taak- en rolverdeling geldt dat die deels aanwezig en beschreven zijn in overeenkomsten met de diverse uitbestedingspartijen. Wel ontbreekt nog een alomvattend beleidsdocument, waarin dit volledig is vastgelegd en beschikbaar is voor belanghebbenden. Tot slot heeft SNPF in 2014 deelgenomen aan het themaonderzoek inzake belangenverstrengeling van DNB. Daaruit kwam naar voren dat SNPF nog niet op alle onderdelen van dit onderwerp voldoende scoort. SNPF formuleert naar aanleiding van deze uitkomst de benodigde acties om hier opvolging aan te geven. Zelfevaluatie Het bestuur voert periodiek een zelfevaluatie uit voor zijn functioneren, zodat mogelijke verbeteringen in kaart kunnen worden gebracht. Het afgelopen jaar heeft de zelfevaluatie plaatsgevonden onder leiding van een externe adviseur. Daarnaast is op basis van de uitslag van een kennisreflector (uitgevoerd in oktober 2013) en andere objectieve maatstaven, een geschiktheidsplan opgesteld. In de komende periode wordt hier uitvoering aan gegeven; individuele opleidingen vormen onderdeel van de activiteiten. Mogelijkheden herstel van verlagingen Het bestuur heeft grondig onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de verlagingen van 1,97% (2011) en 5,8% (2013) te herstellen, zodat de koopkracht van de pensioenen verbetert. Van belang bij een dergelijk besluit tot herstel is een evenwichtige belangenafweging. Een verhoging van de pensioenen – en daarmee ook het herstel van de verlaagde pensioenen – wordt mede gefinancierd uit de pensioenpremie van nieuwe deelnemers en het beleggingsrendement. Dit betekent dat deelnemers die ná de verlagingen bij het fonds zijn gekomen, zouden meebetalen aan dit herstel. Bij een langere periode tussen de verlaging van de pensioenen en het ongedaan maken daarvan, zouden nieuwe deelnemers daardoor worden benadeeld. Ook wil het bestuur vasthouden aan de toeslagenstaffel, als onderdeel van het toeslagenbeleid van SNPF. De staffel geeft aan wanneer het bestuur een toeslag kan toekennen en hoe hoog die toeslag mag zijn, passend bij de financiële uitgangspunten en het beleid van SNPF. Met het ongedaan maken van de verlagingen, wordt afgeweken van de toeslagenstaffel. Dat maakt de kans op een verlaging van de pensioenen aanzienlijk groter en dat wil het bestuur vermijden. Het bestuur heeft naar aanleiding van het onderzoek besloten de verlagingen niet als eerste te herstellen, maar herstel te zien als onderdeel van een toeslag voor de gehele populatie. Daarnaast wordt alleen een toeslag toegekend als de financiële situatie van het fonds dit toelaat. Het herziene beleid voor het herstel van verlagingen is in de actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn) verwoord. Toeslagambitie Eind 2014 is kritisch gekeken naar de toeslagambitie van SNPF. Voor SNPF geldt dat het fonds er in de afgelopen vijftien jaar (met uitzondering van één jaar) niet in is geslaagd toeslagen te verlenen. Ook de verwachting voor de toekomst is somber. (Gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden moeten op basis van de huidige inzichten rekening houden met de mogelijkheid dat SNPF in de komende jaren geen toeslag kan verlenen op de pensioenen (indexeren). Dit betekent dat de pensioenen niet meegroeien met de (eventuele) prijsinflatie. De koopkracht van de huidige pensioenen kan daarmee dalen, afhankelijk van de 27
hoogte van die prijsinflatie. In de communicatie van het fonds zal deze verwachting nadrukkelijk naar voren worden gebracht, zodat deelnemers en gepensioneerden een realistisch beeld krijgen van de koopkracht van hun (toekomstige) pensioen. Ook is het onderwerp onder de aandacht gebracht van de PensioenKamer. Door een wijziging van de pensioenregeling en financiering is verandering van het toekomstperspectief voor toeslagverlening mogelijk. De PensioenKamer kan dit meenemen in haar overwegingen om de pensioenregeling in de toekomst aan te passen. Monitoren uitvoering nieuwe pensioenregeling en arbeidsongeschiktheidspensioen De wijze waarop TKP de pensioenadministratie voor SNPF uitvoert, is door het bestuur gemonitord. Het bestuur heeft de keuze voor TKP als administrateur geëvalueerd en met TKP gesproken over verbeterpunten. TKP heeft zich enorm ingezet om de pensioenadministratie van SNPF correct en tijdig in te regelen bij TKP. Het bestuur van SNPF heeft grote waardering voor de voortvarende manier waarop dit is gebeurd. Nu de overdracht van de pensioenadministratie en de financiële administratie is voltooid, kan de aandacht worden gericht op het optimaliseren van de rapportages door TKP. Dit is van belang om continu goed inzicht te houden in de financiële situatie van SNPF en ter ondersteuning van de juiste beleidsbeslissingen. De herverzekering en de uitvoering van het arbeidsongeschiktheidspensioen, die zijn uitbesteed aan De Amersfoortse, zijn eveneens door het bestuur gemonitord. Daaruit zijn geen belangrijke aandachtspunten voor de toekomst naar voren gekomen. Beoordeling accountant en actuaris In 2014 heeft het bestuur het functioneren van de externe onafhankelijke accountant en adviserend en certificerend actuaris niet geëvalueerd. Gezien hun aanstelling in 2012 respectievelijk 2013 is dit pas weer in 2016 en 2017 aan de orde. Mogelijk wordt deze planning doorkruist vanwege het samengaan met SBMN; het fusiefonds kan ervoor kiezen op een eerder moment een selectieprocedure te starten. Conferentiedagen Tijdens de conferentiedagen van het bestuur op 1 en 2 april 2014 hebben onderwerpen als het balansbeheer, de risicobereidheid, de governance en de ondersteuning van de bestuursorganen volop aandacht gekregen. Op de tweede dag van de conferentie hebben de leden van de raad van toezicht zich bij het bestuur gevoegd. Gezamenlijk is gesproken over de uitkomsten van het historisch onderzoek naar de beleggingsresultaten van 2000 - 2012 en het voornemen tot het samengaan van SNPF en SBMN. De raad van toezicht gaf aan dit laatste zijn goedkeuring. Daarnaast deelde de raad van toezicht de visie van het bestuur dat het onderzoek naar de beleggingsresultaten geen aanleiding gaf voor vervolgstappen. De organisatie van het balansmanagement en het vermogensbeheer is al vanaf 2013 geoptimaliseerd. Verder zijn er professionele bestuursleden benoemd met kennis op het gebied van beleggingen en risicomanagement en is het bestuursbureau versterkt met specialisten op dit terrein. Tot slot is de beleggingsportefeuille deels passief ingericht en zijn kosten structureel verlaagd. Risicobereidheid Bij de invulling van het risicobeleid zijn door het bestuur afwegingen gemaakt ten aanzien van (kortings)risico’s en toeslagambities. Deze afwegingen zijn met de vereiste deskundigheid, ervaring en op basis van adviezen van specialisten gemaakt, maar hierin zijn nog niet de actuele wensen en behoeften van de beroepsgroep meegenomen. Om hierin inzicht te krijgen, heeft het bestuur ervoor gekozen dit onderwerp in 2015 te bespreken met de PensioenKamer, als opdrachtgever van SNPF. Breder onderzoek vindt naar verwachting na de voorgenomen fusie met SBMN plaats. Overige aandachtspunten Naast de genoemde onderwerpen heeft het bestuur continu aandacht gehad voor de financiële situatie van het fonds. Aan de hand van maandelijkse rapportages wordt de dekkingsgraad nauwlettend gevolgd. Ook was er aandacht voor de boete van AFM voor onvolkomenheden in de informatievoorziening. Het bestuur en de directie hadden in 2013 de tekortkomingen in de wettelijke informatievoorziening in het verleden gesignaleerd en bij de AFM gemeld. Deze tekortkomingen waren ten tijde van de boete al hersteld. TKP, die sinds 1 januari 2014 de wettelijk verplichte informatievoorziening voor SNPF verzorgt, toetst regelmatig of die voldoet aan alle eisen.
28
Verder kwamen de voortgang van de projecten binnen SNPF, de afronding van de collectieve waardeoverdracht van de pensioenregeling voor het eigen personeel naar Aegon en het jaarverslag 2013 aan de orde in de bestuursvergaderingen. Bij het jaarverslag zijn ook de aanbevelingen van de certificeerders aan de orde gekomen. Ook is gesproken over de begroting 2015, de continuïteitsanalyse, de wijziging van de governancestructuur en de fondsdocumenten in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen, de aanpassing van de pensioenreglementen, de wijziging van het financieel toetsingskader (FTK) en de gevolgen daarvan voor SNPF. Tot slot heeft het bestuur met de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan gesproken over de genomen bestuursbesluiten. Raad van toezicht De raad van toezicht, die bestaat uit drie externe deskundigen, vervult bij SNPF het intern toezicht, zoals bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Code Pensioenfondsen. De raad van toezicht beoordeelt de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances van SNPF. Daarnaast beoordeelt de raad van toezicht de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Voor een goed beeld hiervan overleggen de raad van toezicht en het bestuur regelmatig. Per 1 juli 2014 zijn met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan gewijzigd. In plaats van te rapporteren aan het verantwoordingsorgaan, dient de raad van toezicht nu verantwoording af te leggen aan dit orgaan. Op deze manier wordt de transparantie in de uitvoering van de taken en de bevoegdheden vergroot. Ook is de raad van toezicht verplicht een eventueel disfunctioneren van het bestuur te melden aan het verantwoordingsorgaan. Zelfevaluatie In april 2014 heeft de raad van toezicht een zelfevaluatie uitgevoerd. Hierbij heeft de raad van toezicht geconcludeerd de ingeslagen weg te willen vervolgen. De leden van de raad van toezicht vullen elkaar goed aan. Daarbij heeft de raad van toezicht voldoende zicht op de belangrijke onderwerpen die spelen bij het fonds om de juiste invulling te kunnen geven aan zijn toezichtstaak. Naast de zelfevaluatie hebben ook individuele evaluatiegesprekken met de bestuursleden plaatsgevonden. In die gesprekken zijn onder meer de persoonlijke visie op de toekomst van SNPF en de rol van het individuele lid aan de orde gekomen. Belangrijke aandachtspunten De financiële situatie van SNPF was ook in 2014 een belangrijk aandachtspunt. Er is met het bestuur gesproken over het onderzoek naar de mogelijkheden om eerdere verlagingen te herstellen. De raad van toezicht heeft bekeken of het bestuur daarbij de belangen van alle betrokkenen op evenwichtige wijze heeft behartigd. Ook de uitbesteding van de pensioenadministratie, de afronding van de overdracht van de pensioenregeling voor het eigen personeel naar Aegon en de herverzekering van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij De Amersfoortse heeft de nodige aandacht van de raad van toezicht gekregen. Daarnaast heeft de raad van toezicht toegezien op de wijzigingen in de governancestructuur. Een groot aantal fondsdocumenten diende op grond van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen opgesteld of aangepast te worden. De raad van toezicht heeft hierover advies gegeven of hieraan goedkeuring verleend. Ook was de communicatie van SNPF een belangrijk aandachtspunt. Van het boetebesluit van AFM heeft het bestuur de raad van toezicht direct op de hoogte gesteld; de vervolgstappen hierin zijn ook steeds intensief besproken. Verder heeft de raad van toezicht - zoals elk jaar - met het bestuur gesproken over het jaarverslag en de jaarrekening, de opvolging van de aanbevelingen van de certificerend actuaris en de externe onafhankelijke accountant, de rapportages, het risicomanagement, het beloningsbeleid, het beleggingsbeleid en de Abtn. Deze onderwerpen komen periodiek aan de orde tijdens de vergaderingen van de raad van toezicht, evenals de voortgang in het voorgenomen samengaan met SBMN. Tot slot heeft de raad van toezicht met het verantwoordingsorgaan overlegd, waarbij eenmaal de accountant en certificerend actuaris aanwezig waren om hun bevindingen ten aanzien van het jaarverslag 2013 te bespreken.
29
Verantwoordingsorgaan Verkiezingen nieuw verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan van SNPF bestond tot 1 juli 2014 uit vijf leden die de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van SNPF vertegenwoordigden. De vacature die eind 2013 in het verantwoordingsorgaan is ontstaan, is vanwege de wijziging van de governancestructuur niet ingevuld. Het bestuur heeft naar aanleiding van deze governancewijziging verkiezingen voor een nieuw verantwoordingsorgaan uitgeschreven. Per 1 juli 2014 zijn de zeven gekozen leden, waarvan een aantal deel uitmaakte van het voormalige verantwoordingsorgaan, aan hun taak begonnen. De leden van het voormalige verantwoordingsorgaan delen hun kennis en ervaring met de nieuwe leden. Daarnaast heeft het nieuwe verantwoordingsorgaan in de zomer van 2014 een opleiding gevolgd om zo goed mogelijk invulling te kunnen geven aan zijn taak. Met de nieuwe samenstelling is de diversiteit binnen het verantwoordingsorgaan vergroot. Het verantwoordingsorgaan heeft er met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) een aantal adviesrechten bij gekregen. Voorbeelden zijn het adviesrecht voor het functieprofiel voor het interne toezicht en het doen van een bindende voordracht voor een lid van de raad van toezicht. Aan deze wettelijke adviesrechten heeft het bestuur van SNPF een adviesrecht voor een statutenwijziging toegevoegd. Het bestuur is de leden van het voormalige verantwoordingsorgaan zeer erkentelijk voor hun inzet. Er is met hen het fundament gelegd voor een vruchtbare samenwerking. Het bestuur heeft het vertrouwen dat ook met het nieuwe verantwoordingsorgaan een goede samenwerking wordt opgebouwd. Belangrijkste aandachtspunten Het verantwoordingsorgaan van SNPF beoordeelt jaarlijks achteraf het door het bestuur gevoerde beleid. Aan de hand van het jaarverslag 2014 en de bevindingen van de raad van toezicht heeft het verantwoordingsorgaan hierover een oordeel gevormd (zie hoofdstuk 8). Daarnaast beoordeelt het verantwoordingsorgaan de beleidskeuzes die het bestuur voor de toekomst maakt. Daarnaast is advies uitgebracht over de verschillende fondsdocumenten en de nieuwe bestuursstructuur. Ook was er aandacht voor de financiële situatie van het fonds en het beleid van het bestuur inzake het herstel van verlagingen. Het historisch onderzoek naar de beleggingsresultaten van 2000-2012 en het boetebesluit van AFM zijn met het bestuur besproken. Tot slot heeft het voorgenomen samengaan van SNPF en SBMN veelvuldig op de agenda gestaan en is over de toekomst van SNPF in brede zin van gedachten gewisseld. Audit- en riskcommissie (ARC) Deze commissie bestaat uit drie bestuursleden en ondersteunt en adviseert het bestuur continu op het gebied van financiële verslaglegging, het beheersen van risico’s en het hiermee samenhangende controleproces. In 2014 heeft de ARC doorlopend de opvolging van de aanbevelingen van de certificerend actuaris en de controlerend accountant gemonitord. De aanbevelingen over het jaar 2013 betroffen met name de controle van de voorziening pensioenverplichtingen en de monitoring van de uitbesteding van de pensioenadministratie. Medio 2014 zijn alle aanbevelingen uit de jaren tot 2013 afgerond. De aanbevelingen over 2013 blijven op de agenda staan, totdat ook deze aanbevelingen volledig zijn uitgevoerd. Verder had de commissie bijzondere aandacht voor de rechtszaak tussen SNPF en een deelnemer over de duur van zijn deelnemerschap (zie ook geschillencommissie), de voortgang van de uitbesteding van de pensioenadministratie, de afhandeling van arbeidsongeschiktheidsdossiers door De Amersfoortse, de afronding van het onderbrengen van de pensioenregeling van het eigen personeel bij Aegon en de bestemming van het pand Spui 184-192 (in eigendom van SNPF). Ook stonden het jaarverslag en de jaarrekening 2013, de wijzigingen in het financieel toetsingskader (FTK), het actualiseren van de Abtn en de toezichtonderwerpen van DNB op de agenda.
30
Beleggings- en balansmanagementcommissie (BBC) De BBC bestaat uit vijf leden: drie bestuursleden en twee externe deskundigen benoemd door het bestuur. Medio 2014 is er een vacature ontstaan voor één externe deskundige. De commissie ondersteunt en adviseert het bestuur permanent op het terrein van balansmanagement, de beheersing van financiële risico’s, het strategisch en tactisch beleggingsbeleid en de beleggingsresultaten. Naast de behandeling van de reguliere onderwerpen heeft de commissie het afgelopen jaar veel tijd en energie gestoken in de herinrichting van de aandelenportefeuille. Na een uitgebreid selectieproces, waarbij de leden van de BBC intensief zijn betrokken, heeft het bestuur eind 2014 een nieuwe vermogensbeheerder aangesteld voor de aandelenportefeuille. Eind 2013 was er al een nieuwe vermogensbeheerder aangesteld voor de matchingportefeuille. Deze transitie werd in het eerste kwartaal van 2014 afgerond. Ook dit vroeg aandacht van de BBC. De BBC heeft ook de Asset Liability Management (ALM)-doorrekening van het huidige pensioen- en beleggingsbeleid begeleid. Dit is gecombineerd met een continuïteitsanalyse. Hierbij is de invloed van beleidsmaatregelen en economische en actuariële risicofactoren op de doelstellingen en randvoorwaarden van het fonds inzichtelijk gemaakt. Dit risicoprofiel vormt het uitgangspunt bij de vervolgdiscussie binnen het bestuur over de risicobereidheid van het fonds. Met de ALM-doorrekening heeft het fonds meer handvatten gekregen om integraal te sturen op het balansrisico. De speerpunten voor het balansmanagement zijn in paragraaf 3.2 nader beschreven. Commissie Communicatie, governance en compliance (CGC) De commissie CGC, die eind 2014 uit drie bestuursleden bestond en vanaf 2015 twee leden kent, heeft de volgende onderwerpen besproken: de compliancerapportage, het onderzoek van DNB inzake belangenverstrengeling, de nieuwe Wet Pensioencommunicatie en het overzicht van de klachten en geschillen. Daarnaast is een aantal fondsdocumenten aan de commissie voorgelegd, waaronder de gedragscode, het reglement nevenfuncties, het reglement compliance officer en het jaarplan communicatie 2015. De governance van SNPF is als regulier onderwerp in het bestuur behandeld en kwam niet aan de orde in de commissie. Geschillencommissie De geschillencommissie van SNPF bestaat uit drie leden (uit de groep van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden). Aan de geschillencommissie worden geschillen tussen een belanghebbende en het fonds voorgelegd. Het betreft geschillen over de wijze waarop de wet, de statuten of een reglement van het fonds zijn of zullen worden toegepast. De belanghebbende is daarbij van mening dat zijn rechten door het fonds zijn of zullen worden geschaad. In 2014 liep nog een geschil uit 2013 over de duur van een deelnemerschap. De betreffende deelnemer is van mening dat het pensioenreglement niet correct is toegepast, waardoor de geregistreerde duur van het deelnemerschap te kort werd bevonden. Dit geschil is in eerste instantie voorgelegd aan het bestuur, dat besloot de handelswijze van SNPF te handhaven. Vervolgens concludeerde de geschillencommissie dat dit een juiste keuze was; de betreffende periode kon de deelnemer niet als zodanig worden aangemerkt. Daarna heeft de deelnemer het geschil aan de Ombudsman Pensioenen voorgelegd. Een uitspraak in deze casus deed de Ombudsman niet. Wel gaf hij aan dat op grond van de beschikbare gegevens het fonds niet gedwongen kan worden om de deelnemer met terugwerkende kracht op te nemen in de pensioenregeling. Nadat de deelnemer een procedure aanspande bij de civiele rechter, heeft de rechtbank geoordeeld dat de duur van het deelnemerschap wel dient te worden bijgesteld. Het bestuur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Geschil ingangsdatum arbeidsongeschiktheidspensioen Naast bovengenoemd geschil was er in 2014 ook een geschil met een deelnemer die van mening was dat zijn arbeidsongeschiktheidspensioen een eerdere ingangsdatum moest hebben. De deelnemer heeft dit geschil voorgelegd aan de Ombudsman Pensioenen. De Ombudsman Pensioenen heeft de deelnemer niet in het gelijk gesteld.
31
5.4 | Uitvoeringsorganisatie Collectieve waardeoverdracht Met de introductie van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2014 is ervoor gekozen de pensioenaanspraken uit de voormalige pensioenregeling om te zetten naar de nieuwe pensioenregeling. Omzetting levert veel voordelen op, zoals een beter inzicht in het pensioen en kostenbesparingen. Het administreren van één regeling is immers voordeliger dan voor twee regelingen een administratie voeren. Om alle belanghebbenden te wijzen op de wettelijke mogelijkheid hiertegen bezwaar aan te tekenen, is hierover een brief verstuurd naar alle (voormalige) deelnemers en pensioengerechtigden. 194 belanghebbenden hebben naar aanleiding van de brief bezwaar gemaakt tegen de omzetting. Met name de verhoging van de pensioenleeftijd in de nieuwe pensioenregeling (van 65 naar 67 jaar) was voor hen een reden om bezwaar te maken. Er zijn veel inspanningen gedaan om de bezwaren weg te nemen. Belangrijk argument daarbij was dat ook in de nieuwe regeling gekozen kan worden voor een pensioenleeftijd van 65 jaar. Naast telefonische en schriftelijke beantwoording van reacties zijn ook persoonlijke gesprekken gevoerd. Uiteindelijk heeft SNPF bij 107 personen het bezwaar niet weg kunnen nemen. Omdat duidelijk werd dat juridische stappen nodig zouden zijn om voor hen de pensioenomzetting wel doorgang te laten vinden, is ervoor gekozen deze 107 deelnemers vooralsnog toch apart te administreren. Dit gezien de kosten en tijdsinspanning die met een dergelijk juridisch traject gemoeid zouden zijn. Vanzelfsprekend brengt deze aanvullende administratie kosten met zich mee. Omdat voor vrijwel alle andere (voormalig) deelnemers en pensioengerechtigden wel omzetting mogelijk was, zijn over het geheel gezien wel kosten- en efficiëntievoordelen behaald. Project Transitie Per 1 januari 2014 heeft SNPF de pensioenadministratie en financiële administratie uitbesteed aan pensioenuitvoeringsorganisatie TKP. Een hogere kwaliteit van de administratie, efficiëntie- en kostenvoordelen en borging van continuïteit worden hiermee gerealiseerd. Een dergelijke operatie neemt zo’n anderhalf jaar in beslag. In 2013 waren de eerste voorbereidingen al getroffen; 2014 stond volop in het teken van de transitie. Binnen SNPF hebben controlewerkzaamheden en afronding van dossiers over voorgaande jaren plaatsgevonden om de pensioenadministratie in goede orde over te kunnen dragen. Per 1 juli 2014 beschikte TKP over alle deelnemersgegevens, die in september na controles zijn gecertificeerd. Ook zijn nagenoeg alle archieven (digitaal) overgedragen. Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2014 nog door SNPF gemaakt. De werkzaamheden voor het UPO hebben bij SNPF veel tijd in beslag genomen. De omzetting van de pensioenaanspraken naar de nieuwe pensioenregeling maakte dit tot een complex traject, mede door de verschillende bijzondere aanspraken en het op maat maken van de UPO’s voor deelnemers en pensioengerechtigden die bezwaar maakten tegen de omzetting. In totaal zijn 24 verschillende soorten UPO´s verstrekt, passend bij de situatie van de deelnemers. Eind 2014 beschikte TKP over alle gegevens om de financiële administratie geheel zelfstandig uit te voeren. De processen zijn hiermee volledig gedigitaliseerd en geautomatiseerd. Hiermee is het project Transitie zo goed als afgerond. In 2015 wordt alleen nog gewerkt aan de laatste levering van archieven. Ter afsluiting wordt nog een controle gedaan op een aantal complexe dossiers in de pensioenadministratie van TKP en op de digitale archieven. Met dit laatste wil SNPF zich ervan verzekeren dat alle archieven aan TKP zijn geleverd. Met betrekking tot de transitie zijn dan alleen nog de rapportages van TKP een aandachtspunt, die voldoen nog niet aan de verwachtingen van SNPF. Om de werkzaamheden van TKP en de financiële situatie van het fonds goed te kunnen monitoren en de juiste beslissingen te nemen worden hieraan hoge eisen gesteld. Project Arbeidsongeschiktheidspensioen Eind 2013 is door de Pensioenraad de keuze gemaakt het arbeidsongeschiktheidspensioen toch op te nemen in de nieuwe pensioenregeling. Hiermee werd teruggekomen op een eerder besluit dit niet te doen. Om tot een efficiënte en goede uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsregeling te komen, is ervoor gekozen deze te herverzekeren bij De Amersfoortse. Deze verzekeraar heeft de bestaande uitkeringen en de uitvoering van nieuwe arbeidsongeschiktheidsgevallen overgenomen en verzorgt de medische begeleiding van arbeidsongeschikten en het re-integratiebeleid. Begin 2014 zijn hiervoor alle deelnemers- en uitkeringsgegevens aangeleverd, zodat de lopende arbeidsongeschiktheidspensioenen tijdig konden worden uitgekeerd. Voor dossiers waarbij discussie bestond over het wel of geen recht hebben op een arbeidsongeschiktheidspensioen, is de afhandeling ook bij De Amersfoortse gelegd. Hiermee kan de uitgebreide kennis van de verzekeraar op dit gebied direct goed worden benut. Om de uitvoering van het 32
arbeidsongeschiktheidspensioen correct en vlot te laten verlopen, is een service level agreement (SLA) tussen TKP, De Amersfoortse en SNPF opgesteld. In 2015 worden de werkafspraken tussen TKP en De Amersfoortse over de uitwisseling van gegevens afgerond. Ook wordt dan de definitieve koopsom voor het overnemen van de lopende arbeidsongeschiktheidsdossiers door De Amersfoortse bepaald. Project Samengaan SBMN – SNPF Na onderzoek naar de mogelijkheden voor schaalvergroting om te komen tot een betere risicospreiding en kosten- en efficiëntievoordelen, is SNPF eind 2013 met Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat (SBMN) tot een intentieovereenkomst gekomen. Daarin werd vastgelegd dat de fondsen de mogelijke voordelen van een samengaan verder zouden onderzoeken. In het eerste kwartaal van 2014 is dit onderzoek uitgevoerd, hetgeen in april 2014 heeft geresulteerd in het voornemen tot samengaan. De besturen van beide fondsen zijn ervan overtuigd dat een gecombineerd pensioenfonds een betere waarborg biedt voor een toekomstbestendig pensioen voor iedereen in het notariaat. Naar aanleiding hiervan is - onder leiding van een stuurgroep met vertegenwoordigers van de besturen van beide fondsen - gestart met de voorbereidingen voor een fusie. Dit zijn onder meer activiteiten op het gebied van governance, vermogensbeheer, beleggingsbeleid en pensioenadministratie. Ook de PensioenKamer, Bond van Medewerkers in het Notariaat, DNB, het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn betrokken in het proces. Formele consultatie Wet op het notarisambt De genoemde ministeries zullen hun goedkeuring moeten geven aan de voor de fusie benodigde wijziging van de Wet op het notarisambt. Na een informele consultatie over de concept wetswijziging in de richting van DNB, AFM, Pensioenfederatie, KNB, Bond van Medewerkers in het Notariaat, Bureau Financieel Toezicht en beide fondsbesturen, hielden de ministeries van medio februari tot medio maart 2015 de formele consultatie voor alle stakeholders. Deze consultatie leverde elf reacties op, die in behandeling zijn genomen. De ambtelijke behandeling van de wetswijziging loopt vermoedelijk tot het voorjaar, waarna het de bedoeling is dat de wetswijziging in de nazomer aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden. Het proces tot wijziging van de wet kan hiermee op z’n vroegst op 1 januari 2016 worden afgerond. De planning van alle werkzaamheden om tot een succesvolle fusie te komen, is nu gericht op deze datum. Inrichting governance SPN Met betrekking tot de governance van het fusiefonds was begin 2015 al een aantal belangrijke stappen gezet. Zo is gekomen tot een beoogde raad van toezicht en een beoogd bestuur van het nieuwe fonds, Stichting Pensioenfonds Notariaat (SPN). Het bestuur gaat bestaan uit vertegenwoordigers van werkgevers (notarisondernemers), werknemers en pensioengerechtigden, aangevuld met twee expert-bestuurders (paritair bestuursmodel). Daarbij geldt dat er een vacature is voor een gepensioneerde. Hiervoor worden in 2015 verkiezingen georganiseerd. Alle leden van de bestuursorganen worden op geschiktheid getoetst door DNB. De beoogde leden van het nieuwe bestuur nemen het voortouw bij de in 2015 te verrichten werkzaamheden voor het welslagen van de fusie. Vanzelfsprekend worden de huidige besturen van SBMN en SNPF betrokken bij de besluitvorming. Andere activiteiten en vervolgproces Tegelijkertijd wordt onder meer gewerkt aan de invulling van alle vereiste fondsdocumenten voor het nieuwe fonds, waaronder de statuten. De inrichting van het risico- en vermogensbeheer voor het nieuwe fonds is daarnaast een belangrijk aandachtspunt, evenals het beheersen van het dekkingsgraadverschilrisico. Een relatief groot dekkingsgraadverschil zou de fusie bemoeilijken, omdat er dan bij één van beide fondsen een onwenselijke maatregel nodig is. Verder wordt onderzoek gedaan naar het samenvoegen van de pensioenadministraties van beide fondsen. Met de PensioenKamer en Bond van Medewerkers in het Notariaat wordt gesproken over eventuele wijzigingen in de pensioenregelingen. Het uiteindelijke fusievoorstel wordt gepresenteerd aan de besturen van beide fondsen. Ook wordt het ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van toezicht van beide fondsen en voor advies aan het verantwoordingsorgaan van SNPF en SBMN (naar verwachting na de zomer van 2015). Voor SNPF geldt nog als aanvullende voorwaarde dat het ministerie van Veiligheid en Justitie goedkeuring moet geven na DNB gehoord te hebben. Bij positieve uitkomsten kan de fusie zich dan per 1 januari 2016 echt voltrekken. 33
Project Pensioenregeling eigen personeel Vanaf 2013 is de pensioenregeling voor het eigen personeel van SNPF ondergebracht bij Aegon. Per 31 december 2013 vond de collectieve waardeoverdracht van de bestaande pensioenaanspraken van SNPF naar Aegon plaats. Deze waardeoverdracht is gecontroleerd door EY. De controle leverde een aantal bevindingen op die zijn gecorrigeerd. Vanaf dat moment heeft Aegon de betaling van de al lopende pensioenuitkeringen overgenomen en zijn alle aanspraken in het nieuwe pensioencontract opgenomen. Dit traject liep in 2014 door, waarna de laatste controles zijn uitgevoerd op de volledigheid en juistheid van de dossiers bij Aegon. De overdracht is daarmee in 2014 geheel afgerond. Professionalisering bestuurssecretariaat De professionalisering van het bestuurssecretariaat heeft in 2014 opnieuw aandacht gekregen. In het eerste kwartaal van 2014 stond de contractadministratie centraal. Alle contracten met derden zijn geregistreerd en er is een controle gedaan op de verplichtingen die deze contracten met zich meebrengen. Er bestaat nu een volledig overzicht. Daarnaast is een bestuurdersportaal ontwikkeld, waarmee de documenten voor de vergaderingen van de bestuursorganen digitaal beschikbaar worden gesteld. Ook heeft het portaal een archieffunctie voor bestuursnotities en fondsdocumenten. In de zomermaanden is het bestuurdersportaal ingericht en gevuld. Na het testen en het verzorgen van de instructies voor gebruikers, is in december het bestuurdersportaal in gebruik genomen. Gezien de vele andere lopende zaken binnen SNPF heeft het afronden van procedures en werkinstructies voor het bestuurssecretariaat in 2014 geen aandacht kunnen krijgen. Dit staat nu voor 2015 op de agenda. Communicatie De communicatie van SNPF is erop gericht deelnemers en gepensioneerden inzicht te bieden in hun persoonlijke pensioensituatie en hun pensioenbewustzijn te vergroten. In 2014 waren er veel onderwerpen die meer dan gebruikelijk om de aandacht van communicatie vroegen. Voorbeelden zijn de introductie van de nieuwe pensioenregeling en vrijwillige aanvullende regelingen, het omzetten van de pensioenaanspraken, de financiële situatie van het fonds, de verkiezingen voor het verantwoordingsorgaan, de voorgenomen fusie met SBMN en de boete van AFM voor het niet voldoen aan de wettelijke communicatieverplichtingen in de afgelopen jaren. In (digitale) nieuwsbrieven, op de website en via persoonlijke brieven zijn (voormalige) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over deze onderwerpen. Ook heeft SNPF – gezien het belang van dialoog - tijdens bijeenkomsten voor de beroepsgroep presentaties gehouden. Met het uniform pensioenoverzicht (UPO) en uitkeringsoverzichten hebben deelnemers en pensioengerechtigden inzicht gekregen in hun eigen pensioensituatie. Met vragen en opmerkingen over alle pensioengerelateerde onderwerpen kunnen zij terecht bij de Pensioendesk; voor werkgevers is er de Werkgeversdesk. Evenals in 2013 is - waar mogelijk en zinvol – ook meegelift op de communicatie-uitingen van de KNB, als belangrijke intermediair voor de beroepsgroep. Werkgevers beschikken vanaf begin 2014 over een werkgeversportaal voor de gegevensverstrekking van hun werknemers. In het tweede kwartaal van 2014 ging het deelnemersportaal online. Alle actieve deelnemers hebben hiervoor een persoonlijke inlogcode ontvangen. In het deelnemersportaal is informatie te vinden over de vrijwillige aanvullende pensioenregelingen, inclusief een profielwijzer beleggen die deelnemers kunnen gebruiken om een keuze te maken over de wijze waarop hun premie wordt belegd. Online onderzoek naar communicatie en imago pensioenfonds De uitkomsten van het digitale onderzoek naar de effectiviteit en waardering van de communicatie en het imago van SNPF van eind november 2014 bevestigen dat er ook in de komende jaren nog veel communicatieinspanningen nodig zijn. De algemene tevredenheid over het fonds wordt beoordeeld met het rapportcijfer 5, terwijl de communicatie gemiddeld een 6 krijgt. Hoewel met zo’n honderd respondenten het onderzoek niet representatief is, neemt SNPF de uitkomsten zeer ter harte. De uitkomsten motiveren het fonds nog sterker tot voortzetting van de ingezette en voorgenomen communicatie-inspanningen. Het onderzoek laat zien dat digitale middelen als een persoonlijke e-mail en een digitale nieuwsbrief (vaker) kunnen worden ingezet om deelnemers te informeren over hun persoonlijke situatie en algemene ontwikkelingen op het gebied van pensioen. Daar zijn ook concrete plannen voor met de introductie van het digitaal pensioenfonds voor het fusiefonds per 1 januari 2016. Met de komst van Pensioen 1-2-3 vanaf 1 januari 2016 (gelaagde pensioeninformatie in het kader van de nieuwe wet Pensioencommunicatie) wordt verder gewerkt aan de begrijpelijkheid en overzichtelijkheid van de communicatie. 34
Medewerkers In het verslagjaar vonden veel veranderingen plaats binnen de uitvoeringsorganisatie van SNPF. De uitbesteding van de pensioenadministratie en financiële administratie aan pensioenuitvoeringsorganisatie TKP per 1 januari 2014 maakte een verdere afbouw van de organisatie mogelijk. De afbouw werd eind 2013 al ingezet en is inmiddels zo goed als afgerond. De huidige organisatie is erop gericht de ondersteuning en advisering van de bestuursorganen van SNPF, het fusieproces met SBMN en de aansturing van TKP en de vermogensbeheerders efficiënt en tegen lage kosten uit te voeren. Daarnaast wordt de verbouwing van het SNPF-pand aan het Spui (in bezit van SNPF) begeleid. Gewerkt wordt met zowel vaste als tijdelijke medewerkers (afhankelijk van de continuïteit in en aard van de werkzaamheden). De directeur van SNPF is verantwoordelijk voor dagelijkse leiding van het fonds. Op 31 december 2014 had SNPF tien medewerkers in dienst (2013: elf), waarbij van vier medewerkers dit de laatste dag van hun dienstbetrekking was.
5.5 | Boetes en dwangsommen In januari 2013 hebben het bestuur en de directie van SNPF bij de AFM gemeld dat het fonds in het verleden niet heeft voldaan aan alle informatieverplichtingen, waaronder het versturen van beëindigingsbrieven bij einde deelnemerschap. Het huidige bestuur en de directie hebben de tekortkomingen in de wettelijke informatievoorziening gesignaleerd, bij de AFM gemeld en er alles aan gedaan om de tekortkomingen zoveel mogelijk te herstellen. Dit traject is eind 2013 afgerond. Op 24 juli 2014 werd bekend dat de AFM alsnog een boete van € 4.687 aan SNPF oplegde voor het niet verstrekken van beëindigingsinformatie. AFM gaf in zijn overwegingen blijk van erkenning voor de proactieve wijze waarop SNPF te werk is gegaan en heeft daarom een relatief lage boete opgelegd.
35
6 | KOSTEN 6.1 | Inleiding De pensioenverplichtingen van SNPF bedragen ongeveer € 1,4 miljard. Daarmee is SNPF een middelgroot fonds. Het fonds is enigszins vergrijsd; er zijn relatief weinig (actieve) deelnemers. De kosten per deelnemer om de regeling uit te voeren zijn onder meer om deze reden hoog. Sinds enige jaren is er in de pensioensector (mede gedreven door de toezichthouder en de publieke opinie) steeds meer aandacht voor het inzichtelijk maken van de kosten die pensioenfondsen maken. SNPF is hier in het jaarverslag 2012 mee gestart, om dit vanaf 2013 nog verder uit te werken. Hiermee wordt beoogd om nog beter verantwoording af te leggen over de kosten en investeringen. De afgelopen jaren zijn er verschillende maatregelen genomen om het kostenniveau structureel te verlagen. Deze investeringen leiden op korte termijn tot een kostenverhoging, maar leiden op middellange termijn tot een structurele kostendaling. De doelstelling is om het totale kostenniveau structureel met ten minste 0,25 procentpunt van het totale vermogen te verlagen (gemeten tegen het kostenniveau van enkele jaren geleden), waarbij de kwaliteit en robuustheid van de dienstverlening worden vergroot. Minder kosten leidt op termijn tot significant méér pensioen. In de volgende paragrafen wordt een en ander nader toegelicht en voorzien van onderbouwingen.
6.2 | Kostenbewustzijn Een pensioenfonds ontvangt premies van deelnemers en belegt deze premie-inkomsten in waardepapier en/of financiële instrumenten. Het fonds keert vervolgens gelden uit aan uitkeringsgerechtigden (vaak pas tientallen jaren na inleg). Bij dit gehele proces van premie-inkomsten, beleggingen en uitkeringen is meer dan € 1 miljard gemoeid. Om dit proces verantwoord te laten verlopen, worden verschillende werkzaamheden uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn het voeren van een pensioenadministratie, het beheer van het vermogen, het vormgeven van het pensioenbeleid, de inrichting en ondersteuning van het bestuurlijk kader, et cetera. Het bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor deze uitvoering. Daarnaast zijn er verschillende toezichthouders betrokken, zoals de raad van toezicht, het verantwoordingsorgaan, AFM en DNB. Om al deze werkzaamheden op een professionele wijze uit te voeren, is het onvermijdelijk dat er kosten worden gemaakt. Het onderbrengen van de uitvoering in één collectief pensioenfonds is goedkoper dan andere vormen van een oudedagvoorziening. Hoe minder kosten het fonds maakt, hoe meer pensioen in de toekomst beschikbaar is. In het algemeen geldt dat bij een kostenverlaging van 0,25% het collectief pensioenvermogen3 in een periode van veertig jaar met circa 7,5% groeit. Meer vermogen betekent een hoger pensioeninkomen; er is meer geld beschikbaar voor extra toeslagen. Kostenbewustzijn is één van de kernwaarden van SNPF. Het doel is om de verschillende processen zo efficiënt mogelijk uit te voeren, zonder dat de kwaliteit van de uitvoering daaronder lijdt. Zo mogelijk wordt de kwaliteit zelfs verhoogd. Dat geldt voor administratieve processen alsook voor vermogensbeheer. Door een efficiënte opzet van het vermogensbeheer is bij eenzelfde rendementsverwachting een kostenreductie mogelijk. SNPF belegt daarom kostenbewust. Een kostenefficiënte uitvoering betekent niet dat alle werkzaamheden zo goedkoop mogelijk worden uitgevoerd. Integendeel: de belangen zijn zeer groot en daarom is een hoge kwaliteit van de uitvoering een absolute vereiste. Verder zijn periodiek investeringen nodig met een tijdelijke verhoging van de kosten tot gevolg. Voor 2013 en 2014 geldt dat er veel extra eenmalige (project)kosten zijn gemaakt om de kwaliteit
3
Bron: rapport AFM (2011): “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht”
36
van de uitvoering te verhogen. Daarnaast zijn er investeringen gedaan die op korte termijn tot kostenbesparingen leiden.
6.3 | Investeringen in 2014 In paragraaf 5.4 en paragraaf 3.2 is een overzicht opgenomen van alle extra projecten en inspanningen die in 2014 hebben plaatsgevonden. In deze paragraaf lichten we er een aantal uit. Voltooiing projecten uit 2013 Herinrichting matchingportefeuille In 2013 is de opzet van de matchingportefeuille gewijzigd. In de oude opzet was ruimte voor actief beheer en waren verschillende vermogensbeheerders aangesteld. In de nieuwe opzet is het enige doel van de matchingportefeuille het afdekken van het renterisico van de verplichtingen van het fonds; er wordt niet meer gestreefd naar extra rendement. De matchingportefeuille wordt door één vermogensbeheerder op een passieve wijze beheerd met weinig transacties. Deze opzet leidt tot een vermindering van de complexiteit en een meer heldere opzet van de portefeuille. De kwaliteit van de organisatie van het vermogensbeheer wordt hierdoor verhoogd. Daarnaast leidt de vereenvoudiging tot een forse kostenbesparing. Om dit te realiseren waren er wel verschillende investeringen nodig. Zo is een uitgebreid selectieproces gevolgd en zijn er verschillende transitiekosten gemaakt bij de omvorming van de portefeuille. Daarnaast was de transitie niet mogelijk zonder versterking van het bestuursbureau op het gebied van vermogensbeheer. Per saldo leiden de investeringen tot een hogere kwaliteit en een lager kostenniveau. De transitie is per 1 maart 2014 afgerond. Uitbesteding pensioenadministratie In 2013 is de uitvoering van de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP en de administratie van het arbeidsongeschiktheidspensioen aan De Amersfoortse. In 2014 is de transitie naar beide uitvoerders voltooid. Door de uitbesteding is in 2014 een deel van de eigen uitvoeringsorganisatie van SNPF afgebouwd. Er zijn veel kosten gemaakt om deze uitbesteding te bewerkstellingen, maar deze investeringen verdienen zich na een paar jaar terug. TKP kan per saldo de pensioenadministratie goedkoper uitvoeren dan de uitvoeringsorganisatie van SNPF. Bovendien is een aanmerkelijke verbetering van de kwaliteit bewerkstelligd. De pensioenadministratie is bij een ervaren administrateur zoals TKP meer solide, robuuster en stabieler ingericht. Herinrichting portefeuille wereldwijde aandelen Begin 2014 werd de aandelenportefeuille van SNPF beheerd door twee vermogensbeheerders die (semi-)actief een aandelenmandaat beheerden. Doorgaans leidt actief beheer tot een hogere omloopsnelheid van de beleggingen en daarmee tot hoge transactiekosten. Daarnaast is er bij actief beheer sprake van een hogere basisvergoeding voor de vermogensbeheerder dan bij passief beheer het geval is. De veronderstelling is dat actief management leidt tot hogere rendementen. Het is de vraag of dat bij de beleggingscategorie wereldwijde aandelen op de lange termijn ook geldt. Daarnaast vereist een dergelijke inrichting van de portefeuille meer aandacht en countervailing power van het bestuur en het bestuursbureau. In het tweede kwartaal van 2014 is besloten om de aandelenportefeuille te herzien en deze passief in te richten bij één vermogensbeheerder. Na een uitvoerig selectieproces is één vermogensbeheerder aangesteld die de aandelenportefeuille passief beheert ten opzichte van een wereldwijde aandelenindex. In november 2014 is de transitie naar de nieuwe vermogensbeheerder voltooid. Het selectieproces voor een nieuwe vermogensbeheerder, evenals de transitie, heeft geleid tot verschillende kosten. Deze worden echter terugverdiend door de substantieel lagere beheervergoeding, alsmede door lagere kosten voor bewaarneming en transactiekosten.
37
Project Samengaan SBMN – SNPF In 2013 zijn SNPF en Stichting bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat (SBMN) met elkaar het gesprek aangegaan over mogelijke samenwerking. Deze gesprekken hebben begin april 2014 geleid tot een voorgenomen besluit tot samengaan door beide fondsen. Om het samengaan te bewerkstelligen is een apart project Samengaan gestart. Het transitieproces is een intensief traject, waarbij veel kosten worden gemaakt. Het samengaan van beide fondsen leidt echter tot significante besparingen. Geprofiteerd kan worden van schaalvergroting op het gebied van pensioenadministratie, governance en vermogensbeheer. De vaste kosten worden gedragen door een groter aantal deelnemers. Het gezamenlijke fonds heeft een vermogen van ongeveer € 2,4 miljard. De verwachting is dat op het gebied van pensioenadministratie en governance een jaarlijks synergievoordeel wordt behaald van circa € 1 miljoen tot € 1,5 miljoen. Het synergievoordeel voor de kosten van de beleggingen bedraagt circa € 1 miljoen per jaar. Dit zijn aanzienlijke besparingen. Daarnaast leidt het samengaan tot een meer toekomstbestendige inrichting van het pensioen in het notariaat.
6.4 | Kostenniveau 2014 Bij de vaststelling van het kostenniveau wordt een onderverdeling gemaakt tussen de kosten voor pensioenbeheer in euro’s per deelnemer (waarbij het aantal deelnemers de som is van de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden) en de vermogensbeheerkosten als percentage van het vermogen. Hierbij is daar waar de kosten niet inzichtelijk waren de schattingsmethodiek van de Pensioenfederatie gevolgd. In 2013 bedroegen de kosten voor pensioenbeheer € 882 per deelnemer. Exclusief projectenkosten bedroeg dit € 546 per deelnemer. In 2014 zijn de totale kosten per deelnemer gedaald naar € 849 per deelnemer. Exclusief projectkosten bedroegen de kosten € 668 per deelnemer. De totale kosten zijn daarmee fors hoger dan de peergroup van fondsen met een vergelijkbare grootte als SNPF. De ontwikkeling van de pensioenbeheerkosten is in lijn met de verwachting zoals deze was opgenomen in het jaarverslag 2013. Exclusief projectkosten bedroeg de prognose voor 2014 € 663. De realisatie van € 668 wijkt daar niet veel van af. De in 2013 en 2014 verrichte investeringen (zoals de uitbesteding van de pensioenadministratie) leiden vanaf 2015 tot kostenbesparingen. De verwachting is dat het kostenniveau daalt (zie paragraaf 6.5). De directe vermogensbeheerkosten bedroegen in 2014 ongeveer 0,29% van het vermogen, een substantiële daling van 0,08% ten opzichte van 2013. De indirecte vermogensbeheerkosten bedroegen ongeveer 0,27% van het vermogen. Hiervan betreft 0,10% transactiekosten. De overige 0,17% van deze indirecte kosten is toe te schrijven aan de kosten voor private equity. Deze beleggingscategorie kent hoge kosten, maar levert ook veel rendement op (in 2014 ongeveer 27%, zie paragraaf 3.7). De totale kosten voor vermogensbeheer inclusief projectkosten bedroegen in 2014 ongeveer 0,58%, exclusief projectkosten 0,55%. Op de volgende pagina is een overzicht opgenomen:
38
Overzicht kostenniveau
Peergroup* Beroepspensioenfondsen* SNPF 2010 SNPF 2011 SNPF 2012 SNPF 2013 incl. projectkosten SNPF 2013 excl. projectkosten SNPF 2014 incl. projectkosten SNPF 2014 excl. projectkosten
Pensioenbeheer € per deelnemer 268 470 484 681 661 882 546 849 668
Vermogensbeheer Direct Indirect % vermogen % vermogen 0,35% niet beschikbaar 0,39% niet beschikbaar 0,40% niet beschikbaar 0,39% niet beschikbaar 0,42% niet beschikbaar 0,39% 0,28% 0,37% 0,28% 0,31% 0,27% 0,29% 0,26%
* Cijfers 2012
De kosten voor governance zijn verdeeld over pensioenbeheer (75%) en vermogensbeheer (25%). De governancekosten bedroegen in 2013 € 160 per deelnemer; in 2014 is dit gestegen tot € 184 euro per deelnemer.
6.5 | Kostenprognose 2014 en verder In onderstaande tabel is een prognose opgenomen van de verwachte kosten voor pensioenbeheer en vermogensbeheer in de toekomst (exclusief projectkosten). De kosten voor pensioenbeheer hebben een dalende lijn, maar blijven hoog omdat er relatief weinig (actieve) deelnemers zijn en het aantal actieve deelnemers door vergrijzing verder afneemt. De kosten voor vermogensbeheer (directe en indirecte kosten) dalen naar verwachting vanaf het niveau van 2013 op termijn met ongeveer 0,25 procentpunt. Een deel van de daling wordt veroorzaakt door een gestage afbouw van private equity. Prognose kostenniveau SNPF exclusief projectkosten Pensioenbeheer Vermogensbeheer € per deelnemer % vermogen 2013* 546 0,65% 2014* 668 0,55% 2015 468 0,47% 2016 481 0,44% 2017 491 0,42% 2018 498 0,39% * Realisatie
39
7 | VOORUITBLIK 7.1 | Financiële situatie Sinds de crisis in 2008, die vele pensioenfondsen hard heeft getroffen, heeft de dekkingsgraad van SNPF zich langzaam maar zeker verbeterd. De dekkingsgraad is sinds die tijd met ruim 20 procentpunt gestegen (periode 2009 – 2013). Helaas was het daarvoor nodig om de pensioenaanspraken en -rechten tot tweemaal toe te korten. Ook in 2014 heeft de stijgende lijn zich voortgezet; ultimo 2014 was de dekkingsgraad 109,6%. Dit is hoger dan de in het herstelplan gestelde dekkingsgraad voor dat jaar. Het was daarmee niet nodig om in 2014 aanvullende maatregelen in overweging te nemen, zoals het verlagen van pensioenen. Door het voeren van een consistent en weloverwogen beleid, waarbij balansrisico’s zo goed mogelijk worden beheerst, verwacht het bestuur in de komende jaren de positieve ontwikkeling te kunnen vasthouden. Desondanks moeten (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op basis van de huidige inzichten rekening houden met de mogelijkheid dat SNPF in de komende jaren geen toeslag kan verlenen op de pensioenen (indexeren). Dit betekent dat de pensioenen niet meegroeien met de (eventuele) prijsinflatie. De koopkracht van de huidige pensioenen kan daarmee dalen, afhankelijk van de hoogte van die prijsinflatie.
7.2 | Samengaan met SBMN Voornemen tot samengaan In april 2014 is het voornemen tot een samengaan uitgesproken door SNPF en Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat (SBMN). Gestreefd wordt naar een juridische fusie per 1 januari 2016 in de zin van artikel 309 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze ‘fusie door overneming’ - waarbij het gehele vermogen van het ene fonds onder algemene titel wordt verkregen door het andere fonds - heeft de voorkeur van de beide fondsen. SNPF gaat daarbij op in SBMN. De voor SBMN bestaande verplichte deelneming op grond van de Wet Bpf 2000 blijft op deze manier gehandhaafd. Aandachtspunten fusie Door de juridische fusie gaan alle pensioenaanspraken en -rechten van belanghebbenden en de bestaande pensioenregelingen bij de afzonderlijke fondsen ongewijzigd over naar het nieuwe pensioenfonds. Dit nieuwe fonds gaat Stichting Pensioenfonds Notariaat (SPN) heten. Uiteraard kan altijd worden besloten om de bestaande pensioenregelingen verder op elkaar af te stemmen. Echter, de besluitvorming hierover ligt bij de sociale partners. Binnen de notariële beroepsgroep zijn dit de PensioenKamer en de Bond van Medewerkers in het Notariaat (BMN). Ook de vermogens van de beide pensioenfondsen worden door de fusie samengevoegd. Als er op het moment van de fusie een verschil bestaat in de dekkingsgraad van beide fondsen, zijn aanvullende maatregelen nodig. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verhogen van de pensioenrechten en -aanspraken van één van de fondsen, waardoor het verschil wordt opgeheven. Bij het doorlopen van het fusieproces staan de belangen van alle belanghebbenden voorop. Om dit te waarborgen worden de toezichthoudende colleges van de beide fondsen, zoals de verantwoordingsorganen en raden van toezicht, nadrukkelijk in de besluitvormingsprocessen betrokken. Wijziging Wet op het notarisambt noodzakelijk Om een juridische fusie mogelijk te maken is wijziging van de Wet op het notarisambt (Wna) noodzakelijk. Een hiertoe opgesteld wetsvoorstel is in behandeling bij de ministeries van Veiligheid en Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er wordt naar gestreefd de wetswijziging na de zomer aan de Tweede Kamer aan te bieden. Met de wijziging van de Wna veranderen de inhoud van de pensioenregelingen en de huidige werkingssfeer van de twee pensioenfondsen overigens niet.
40
Bemensing bestuursorganen Binnen het nieuwe fonds wordt een paritair bestuursmodel met twee externe deskundigen gehanteerd. Hierbij zijn de belanghebbenden op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur. In de loop van 2015 worden zowel de beoogde raad van toezicht als het beoogde bestuur van het fusiefonds geformeerd. Voor de zetel van de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur vindt in 2015 een verkiezing plaats. Ook voor de samenstelling van het verantwoordingsorgaan voor het fusiefonds wordt een verkiezing georganiseerd. Operationele gevolgen De samenvoeging van de twee pensioenfondsen leidt tot structureel lagere kosten. De fusie leidt naar verwachting tot een besparing van jaarlijks circa € 1 tot 1,5 miljoen op het pensioenbeheer en circa € 1 miljoen op de kosten van vermogensbeheer. Voor werkgevers in het notariaat leidt de fusie tot een efficiëntere bedrijfsvoering, hetgeen een lastenverlichting voor de beroepsgroep kan betekenen.
7.3 | Nieuwe pensioenregeling De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de pensioenregeling ligt bij de opdrachtgever van SNPF: de PensioenKamer. De voorloper van dit orgaan, de Pensioenraad, heeft in 2013 de huidige pensioenregeling gedefinieerd. Deze regeling is vanaf 1 januari 2014 van kracht en voorziet in een voor iedere deelnemer verplichte basisregeling met een pensioenopbouw tot een maximum salarisgrens van € 51.978 (2015). Daarboven kunnen deelnemers meedoen aan een aanvullende pensioenregeling om extra pensioenopbouw en een aanvullende dekking voor het partnerpensioen te realiseren. De PensioenKamer heeft in 2014 - vanuit de behoeften die onder de beroepsgroep leven - de pensioenregeling op onderdelen geactualiseerd. Met name het inkomensgedeelte waarover verplicht pensioen wordt opgebouwd en de (premie)solidariteit tussen ouderen en jongeren zijn onderwerpen waarover binnen de beroepsgroep duidelijke gedachten leven. De PensioenKamer heeft in meerdere gespreksrondes, daarbij ondersteund door het bestuursbureau van SNPF, een denkrichting geformuleerd die de contouren schetst van een nieuwe pensioenregeling voor de komende periode. Bij deze studie is ook gekeken naar de pensioenvoorzieningen in de aan het notariaat aanpalende werkvelden. Verder was er aandacht voor de aanstaande samenvoeging van de beide pensioenfondsen in het notariaat. Om die reden is gezocht naar een verdere afstemming van de franchise en de gehanteerde financieringssystematiek met die van SBMN.
7.4 | Aanpassing wetgeving FTK Per 1 januari 2015 is een nieuw financieel toetsingskader (FTK) in werking getreden. Hierdoor zijn de wettelijke eisen ten aanzien van het financieel toetsingskader (FTK), de beleidsregels voor de toetsing van de financiële positie van pensioenfondsen, veranderd. Met het wijzigen van het toetsingskader wordt beoogd de pensioenen minder gevoelig te maken voor schokken op de financiële markten. Het verlenen van toeslagen is - los van het beleidskader van het pensioenfonds - pas toegestaan zodra onder meer de beleidsdekkingsgraad boven 110% is gekomen. Daarentegen hoeft een eventueel noodzakelijke verlaging van de pensioenen niet in één keer te worden doorgevoerd, maar mag die worden gespreid over een langere periode. Dit alles is ingegeven vanuit het streven tot een eerlijkere verdeling te komen van de risico’s en rendementen over de verschillende generaties. Hiertoe is onder andere de beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd, die vanaf 2015 bepalend is voor beleidsmaatregelen zoals korten van de pensioenen en het verlenen van een toeslag op de pensioenen. Een belangrijk element van het nieuwe FTK is de grotere nadruk op de risicohouding. De ontwikkeling, het overleg daarover met belanghebbenden (sociale partners) en de vastlegging daarvan, nemen een belangrijke plaats in bij de door het fonds opnieuw te formuleren financiële beleidskaders. Zo zal het fonds nadrukkelijk met belanghebbenden overleg moeten voeren over een te definiëren toeslagambitie voor de pensioenregeling. De risicohouding van het fonds, gerelateerd aan de risicohouding van de stakeholders en vertaald in het 41
beleggingsbeleid van het fonds, is daarbij een belangrijke parameter. Een belangrijk gevolg van het nieuwe FTK is dat er door pensioenfondsen hogere buffers moeten worden aangehouden. Voor SNPF is berekend dat dit een verhoging van de buffers met circa 4 procentpunt betekent. Samen met de nieuwe wettelijke minimumeis voor de beleidsdekkingsgraad (110%), die moet worden aangehouden voordat toeslagen kunnen worden toegekend, moeten (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op basis van de huidige inzichten rekening houden met de mogelijkheid dat SNPF in de komende jaren geen toeslag kan verlenen op de pensioenen (indexeren). Daarom heeft het bestuur besloten om met de PensioenKamer, verantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenregeling, een overleg te starten om te komen tot een reële toeslagambitie. Door de wijziging van het FTK zijn alle vóór 1 januari 2015 opgestelde herstelplannen komen te vervallen. Dit betekent dat ook het op 1 april 2009 bij DNB ingediende herstelplan van SNPF - voor het eind 2008 ontstane dekkingstekort - niet meer van kracht is. Een vernieuwd herstelplan moet uiterlijk 1 juli 2015 bij DNB worden ingediend. In dit plan wordt uitgewerkt hoe SNPF binnen twaalf jaar voldoet aan het vereist eigen vermogen (op basis van de beleidsdekkingsgraad). Vanwege de introductie van het nieuwe toetsingskader is de hersteltermijn eenmalig op twaalf jaar gesteld; normaliter geldt een termijn van tien jaar.
42
8 | OORDEEL VERANTWOORDINGSORGAAN EN BEVINDINGEN RAAD VAN TOEZICHT 8.1 | Bevindingen raad van toezicht Inleiding Conform de statuten van Stichting Notarieel Pensioenfonds (SNPF) stelt de raad van toezicht jaarlijks een rapportage van het interne toezicht op. In het jaar 2014 bestond de raad van toezicht van SNPF uit mevrouw J. Kiliaan, de heer N.C.M. van Niekerk en de heer Th. E. Nijman. Deze leden hebben gedurende het jaar 2014 het intern toezicht bij SNPF uitgevoerd waarbij door de raad aansluiting is gezocht bij het normenkader dat is vastgelegd in de code van de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector (VITP). De raad van toezicht heeft in het verslagjaar viermaal zelfstandig vergaderd, vijfmaal vergaderd met het bestuur en tweemaal overleg gevoerd met het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is de raad van toezicht bijeen geweest voor een zelfevaluatie van het functioneren van de raad. Ten slotte heeft de raad van toezicht individuele evaluatiegesprekken gevoerd met de bestuursleden van SNPF. Plan van aanpak en omstandigheden 2014 Reeds bij de instelling van de raad van toezicht in juli 2012 is een plan van aanpak opgesteld. In dit plan van aanpak zijn de taken van de raad zoals verwoord in de statuten als uitgangspunt genomen en in een meerjarig kader geplaatst. In de loop van 2014 werd de inhoud van de aangekondigde aanpassingen wet- en regelgeving met betrekking tot het financieel toetsingskader (FTK) voor 2015 duidelijk. De raad van toezicht heeft geconstateerd dat het bestuur de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving als ook de financieel-economische ontwikkelingen in 2014 op de voet heeft gevolgd. De financieel-economische ontwikkeling was in 2014 ongunstig voor het merendeel van de pensioenfondsen en zo ook voor SNPF. De rente daalde in 2014 tot een historisch dieptepunt. De vooruitzichten waren ook voor het bestuur ongewis: de dreiging van een ‘deflatiescenario’ voor Europa en een voorspelbare lange nasleep van lage rente bij toepassing van het nieuwe FTK. De raad van toezicht heeft zich rekenschap gegeven van de hierboven genoemde omstandigheden en de bevindingen en aanbevelingen mede in het licht daarvan gedaan. De raad heeft in 2014, zoals aangekondigd, bijzondere aandacht gegeven aan compliance met de nieuwe wetgeving, de toekomstvisie van het bestuur (met name waar het gaat om samengaan met andere uitvoerders) en de inrichting en belasting van het bestuursbureau van SNPF. Nadat hieronder op deze punten wordt ingegaan, licht de raad van toezicht de overige bevindingen uit 2014 toe. Aandachtspunten 2014 Nieuwe wetgeving Wat betreft de inrichting van de nieuwe governance naar aanleiding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft de raad van toezicht geconstateerd dat deze wetgeving bij SNPF deugdelijk en naar tevredenheid van alle belanghebbenden is geïmplementeerd. Met inachtneming van de gewijzigde wetgeving heeft de raad ook zijn eigen functioneren geëvalueerd. De raad van toezicht heeft vastgesteld dat de werkwijze zoals die gevolgd wordt, voldoet aan de verwachtingen van zowel de individuele leden van de raad als ook het bestuur en het verantwoordingsorgaan. De raad van toezicht heeft individuele gesprekken gevoerd met de bestuursleden ten einde het functioneren van de bestuursleden en het bestuur als geheel te evalueren. Daarbij zijn enkele aandachtspunten genoemd die door het bestuur en de bestuursleden voortvarend zijn opgevolgd.
43
Toekomstvisie van het bestuur De raad van toezicht heeft met veel belangstelling deelgenomen aan (een deel van de) themabijeenkomst ‘Toekomst/Strategie SNPF’. Daar is door de raad met het bestuur uitgebreid van gedachten gewisseld, gedeeltelijk onder leiding van een externe adviseur, over de toekomst van SNPF en de strategie die het beste past bij het fonds en haar stakeholders. De raad is van mening dat een dergelijke bijeenkomst bijdraagt aan de kennis en de oordeelsvorming van de raad van toezicht en geeft het bestuur in overweging een dergelijke bijeenkomst in 2015 wederom te beleggen. Wat betreft de samenwerking c.q. het samengaan met andere pensioenfondsen heeft de raad vastgesteld dat dit proces complexer was dan voorzien door het bestuur. Hieronder – zie Toekomstvisie en strategische opties - geeft de raad een nadere toelichting op de bevindingen omtrent dit proces en de wijze waarop de raad van toezicht dit ervaart. Inrichting en belasting van het bestuursbureau van SNPF en uitbesteding administratie De inrichting van het bestuursbureau is in 2014 verder vormgegeven. De raad stelt vast dat de inrichting van het bestuursbureau volgens planning verloopt. De raad heeft geconstateerd dat de werkdruk van het bestuursbureau hoog is en heeft het bestuur gevraagd hieraan bijzondere aandacht te besteden. De uitbesteding van de administratiewerkzaamheden aan TKP heeft de nodige inspanningen gevergd en kende een aantal aanloopproblemen. Daarbij speelde de last uit het verleden wat betreft de pensioenadministratie een rol, maar ook hetgeen geleverd werd door TKP beantwoordde niet altijd aan de standaardeisen van SNPF. De raad heeft vastgesteld dat het bestuur en het bestuursbureau adequaat hebben opgetreden wanneer dat noodzakelijk was en heeft er het volste vertrouwen in dat de uitbesteding in 2015 naar het gewenste niveau kan worden gebracht. Overige bevindingen 2014 Achterstallig onderhoud Het is de raad van toezicht opgevallen dat er in 2014 relatief veel aandacht is geweest voor het ‘achterstallig onderhoud’. In 2014 is het nieuwe pensioenreglement gerealiseerd. Om dit proces goed te laten verlopen, is veel energie gestoken in het betrekken van de Pensioenraad (tot 1 juli 2014), het verantwoordingsorgaan en overige betrokkenen waaronder de uitvoerder TKP. Het resultaat is een pensioenreglement dat een solide basis vormt voor de pensioenuitvoering. De raad van toezicht is van mening dat naar aanleiding van de review van het historisch beleggingsbeleid het bestuur adequaat en tactvol heeft gereageerd op resultaten van deze review. De discussies zijn open en transparant gevoerd en de argumenten zijn op deugdelijke wijze vastgelegd. De raad van toezicht heeft met spijt moeten constateren dat een in 2014 door de AFM opgelegde bestuurlijke boete onvermijdelijk was. De boete was het gevolg van een gebrekkige informatieverstrekking aan uittreders van SNPF in het verleden. SNPF zelf heeft het initiatief genomen tot melding van de nalatigheid aan de AFM. De raad is het bestuur erkentelijk voor de wijze waarop met dit lastige vraagstuk is omgegaan, waardoor de schade relatief beperkt is gebleven. Aansturing en communicatie De raad van toezicht beoordeelt de bestuurlijke aansturing van het fonds positief. Dit heeft mede te maken met de stabiele samenstelling van het bestuur en de door de raad geconstateerde persoonlijke betrokkenheid van individuele bestuursleden. De hiervoor reeds genoemde aandacht van het bestuur voor inrichting van de governance en voor goede verhoudingen tussen de organen van het fonds dragen bij aan een doelmatige aansturing. De robuuste ondersteuning door het bestuursbureau maakt deze aansturing door het bestuur mogelijk. De raad hecht aan een waarborging van de continuïteit van het bestuursbureau en verzoekt het bestuur een voorgenomen verdere afslanking ervan op een zorgvuldige wijze vorm te geven. De raad heeft vastgesteld dat de communicatie met belanghebbenden in 2014 verder is geïntensiveerd, zowel kwantitatief als kwalitatief. De raad heeft de indruk dat deze communicatie bijdraagt aan een verbetering van het imago van SNPF onder deelnemers en overige belanghebbenden. Dit blijkt echter nog onvoldoende uit het door SNPF in november/december 2014 uitgevoerde onderzoek naar de communicatie en het imago van SNPF. De aanbeveling van de raad uit 2013, dat communicatie cruciaal is om het sterk gedaalde vertrouwen bij deelnemers te herwinnen, blijft daarom onverkort gelden. 44
Ontwikkeling dekkingsgraad en beleid ten aanzien van toeslag en herstel verlagingen De raad van toezicht ziet dat sprake is van een geleidelijke, positieve ontwikkeling van de dekkingsgraad van SNPF in de afgelopen jaren. De terugval in het derde kwartaal van 2014 toont echter de gevoeligheid van de dekkingsgraad voor de ontwikkeling van de rente. De verdere daling van de rente in de eerste maanden van 2015 heeft de dekkingsgraad nog verder verlaagd. De systematiek van het toetsingskader maakt consistent beleid ten aanzien van toeslagen en herstel van verlagingen lastig. De raad van toezicht is verheugd dat het bestuur heeft gekozen voor nadere precisering van dit beleid (opgenomen in de Abtn) met oog voor adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging. De nieuwe wetgeving met betrekking tot het FTK in 2015 noopt het bestuur onder meer tot een review van dit beleid ten aanzien van toeslagen en herstel van verlagingen. De raad constateert dat dit besef bij het bestuur aanwezig is en dat het bestuur zich buigt over de invulling van dit nieuwe beleid. Uiteraard zal de raad van toezicht de aanpassingen in 2015 op de voet volgen. Ook verwacht de raad van toezicht dat het bestuur in 2015 een verdere onderbouwing geeft aan beleggings- en risicomanagementbeleid en de implementatie hiervan. Toekomstvisie en strategische opties Naar de mening van de raad van toezicht zijn gedurende het jaar 2014 door het bestuur belangrijke voorbereidende discussies gevoerd en stappen gezet in het kader van het samengaan of een mogelijke fusie van de pensioenfondsen. Deze aanloop naar een mogelijke fusie is mede op verzoek van de raad van toezicht vastgelegd in een zogenaamd verantwoordingsdocument. De raad heeft verschillende keren gewezen op het belang van het vaststellen van uitgangspunten en het verkennen van de strategische opties als zijnde noodzakelijke voorwaarden voor een zorgvuldig proces. De raad constateert dat het bestuur zich hiervan rekenschap heeft gegeven en is content met het verantwoordingsdocument. Mede daardoor is de inmiddels nader uitgewerkte beoogde fusie tussen SNPF en Stichting bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat (SBMN) niet alleen een voor de hand liggende maar ook een onderbouwde optie. Bijzondere aandachtspunten voor 2015 De hiervoor genoemde onderwerpen worden uiteraard ook in 2015 gevolgd door de raad van toezicht. Daarnaast heeft de raad aangekondigd de aanpassing aan het nieuwe FTK (herstelplan, toeslagen en herstel van verlagingen) met aandacht te volgen. Met de voorgenomen fusie prominent op de agenda heeft de raad van toezicht zich voorgenomen de verdeling van de aandacht tussen ‘going concern’ en het fusieproces in het bijzonder in het oog te houden. Dit geldt voor alle organen van het fonds en dus ook voor de raad van toezicht zelf. Daarnaast is de raad voornemens aan te sluiten bij de aandachtspunten van DNB waarbij in het bijzonder gedoeld wordt op het onderzoek belangenverstrengeling en transparantie van de kosten. Ten slotte heeft ook de naleving van de codes van de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector en de Pensioenfederatie in 2015 de belangstelling van de raad van toezicht als ook de strategische oriëntatie van het fonds op de ‘Nationale Pensioendialoog’ en op Notariaat 2020. De raad geeft in overweging deze onderwerpen aan de orde te laten komen op een themadag in 2015 en is uiteraard bereid aan een dergelijke themadag deel te nemen. De raad van toezicht gaat ervan uit dat bovenstaande bevindingen en aanbevelingen bijdragen aan een goede uitgangspositie voor het samengaan met SBMN en streeft naar een zorgvuldig en goed beargumenteerd en vastgelegd fusieproces. De raad van toezicht spreekt - ten slotte - waardering uit voor de grote inzet van het bestuur, het bestuursbureau en alle andere betrokkenen bij de werkzaamheden in het verslagjaar. Den Haag, 21 mei 2015 Namens de raad van toezicht, N.C.M. van Niekerk, voorzitter
45
8.2 | Reactie bestuur op bevindingen raad van toezicht Het bestuur heeft met genoegen kennisgenomen van de bevindingen van de raad van toezicht en de positieve waardering die hierin doorklinkt. Het bestuur heeft op zijn beurt waardering voor de werkzaamheden van de raad van toezicht. De wijze waarop de raad van toezicht in het afgelopen jaar met het bestuur van gedachten heeft gewisseld, heeft het bestuur extra aangemoedigd voortdurend kritisch te kijken naar de eigen besluitvorming en overwegingen daarbij. Enkele onderwerpen die door de raad van toezicht specifiek worden benoemd, zoals een zorgvuldige inrichting van het bestuursbureau, de implementatie van het beleggings- en risicomanagementbeleid en een - ook na de fusie - voortdurende oriëntatie op de toekomst, hebben bijzondere aandacht van het bestuur; ook in 2015. Het bestuur neemt de aanbevelingen die de raad van toezicht in zijn verslag doet ter harte en zal de opvolging van deze aanbevelingen monitoren. Uiteraard houdt het bestuur de raad van toezicht hiervan op de hoogte. Het bestuur dankt tot slot de raad van toezicht voor de constructieve wijze van samenwerking in het afgelopen jaar. Den Haag, 2 juni 2015 Namens het bestuur, mr. E.P. Greup, voorzitter
8.3 | Oordeel verantwoordingsorgaan Inleiding Conform de statuten van SNPF geeft het verantwoordingsorgaan hierbij zijn oordeel. Tot 1 juli 2014 bestond het verantwoordingsorgaan uit mevrouw J.G. Posthumus, de heren W.J.A.C. Daamen, G.L. Maaldrink, A.H. Schuering en M.J.J. de Wit. Per 1 juli 2014 bestaat het verantwoordingsorgaan uit mevrouw J.G. Posthumus, mevrouw A.G.C. Struyckenvan Daelen, de heren F.B.M. van der Raaij, J.G. Mulder, W.J.A.C. Daamen, A.D. Plaggemars en M.J.J. de Wit. Het verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014 is tot stand gekomen door middel van verkiezingen. Dit in tegenstelling tot het eerdere verantwoordingsorgaan dat werd geformeerd uit leden van de Pensioenraad. Het verantwoordingsorgaan heeft in 2014 tienmaal zelfstandig vergaderd, viermaal vergaderd met het bestuur en tweemaal overleg gevoerd met de raad van toezicht waarvan eenmaal in aanwezigheid van de certificerend actuaris en de controlerend accountant. Algemene indruk De algemene indruk van het verantwoordingsorgaan is dat zowel het bestuur als het bestuursbureau blijk geven van een goede beheersing van de organisatie, de fondsrisico’s en naleving van wet- en regelgeving. Gezien de roerige periode waarin het fonds zich bevindt, stemt dit goede functioneren het verantwoordingsorgaan tot tevredenheid. Daarnaast constateert het verantwoordingsorgaan dat de raad van toezicht een goede gesprekspartner is geweest voor het bestuur. De interactie tussen raad van toezicht en bestuur beoordeelt het verantwoordingsorgaan als goed: in de onderlinge dialoog worden de juiste onderwerpen geadresseerd. Het uitbesteden van de uitvoering van het pensioen is volgens het verantwoordingsorgaan een juiste keuze geweest. Het laat zich aanzien dat TKP voor SNPF een passende partner is, al deelt het verantwoordingsorgaan de mening van het bestuur dat voor het opstellen van diverse rapportages en terugkoppelingen nog een flinke verbeterslag noodzakelijk is.
46
Voorgenomen fusie met SBMN In 2014 zijn grote stappen gezet voor een samengaan van SNPF met Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat (SBMN). Het verantwoordingsorgaan staat achter de voorgenomen fusie. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat samengaan op dit moment een goede stap kan zijn richting een toekomstbestendige uitvoering van de pensioenregeling. Wellicht ten overvloede roept het verantwoordingsorgaan het bestuur op oog te houden voor verdere mogelijkheden om te komen tot grotere efficiëntie in de pensioenuitvoering. Zorgen maakt het verantwoordingsorgaan zich in dit kader over de naleving van diversiteitseisen ten aanzien van de bemensing van fondsorganen. Deze lijken vooralsnog slechts mager te worden nageleefd. Ook benadrukt het verantwoordingsorgaan het belang van het scherper aanzetten dan wel concreter invullen van de ambitie tot kostenefficiency in het nieuwe fonds. Ten behoeve van de statuten van het fusiefonds heeft het verantwoordingsorgaan voorstellen gedaan om te komen tot modernisering van de governance van het fonds. Het verantwoordingsorgaan verwacht dat het beoogde bestuur hiermee adequaat omgaat en hierbij ook gebruikmaakt van de notariële expertise die binnen dit fonds in hoge mate aanwezig is. Juist op dit punt kan dit fonds in tegenstelling tot ieder ander fonds kosten besparen. Ten aanzien van de statutenwijziging in 2014 oordeelt het verantwoordingsorgaan dat het bestuur onvoldoende gebruik heeft gemaakt van deze expertise en op basis van het argument van tijdsdruk de aangedragen adviezen (van de Pensioenraad en het verantwoordingsorgaan) over de governance terzijde heeft geschoven. Herstel verlaging Het verantwoordingsorgaan is in 2014 betrokken geweest bij de discussie inzake de (on)mogelijkheden tot herstel van verlaging en heeft hier veel tijd en aandacht aan besteed. In deze discussie was het voor het verantwoordingsorgaan heel belangrijk dat de belangen van alle betrokkenen goed afgewogen werden. Uiteindelijk heeft het bestuur van SNPF besloten om de eerder doorgevoerde verlagingen niet te herstellen voor de specifieke groep waarvan de pensioenen zijn gekort. Het bestuur van SNPF heeft besloten dat verhogingen van de pensioenen slechts kunnen plaatsvinden door middel van toeslagen voor zover dit past binnen het toeslagenbeleid. Mede gezien de implicaties van de invoering van het nieuwe Financieel Toetsingskader, oordeelt het verantwoordingsorgaan dat het bestuur een zorgvuldig onderbouwd en afgewogen keuze heeft gemaakt. Wel pleit het verantwoordingsorgaan nog eens voor open en heldere communicatie richting deelnemers over dit en gerelateerde financiële onderwerpen. Goede beleggingsrendementen, stijgende verplichtingen respectievelijk lage dekkingsgraden en dus geen indexatie en herstel van verlagingen is voor veel deelnemers moeilijk te rijmen. Imago SNPF Het verantwoordingsorgaan constateert dat het imago van het pensioenfonds bij de belanghebbenden nog steeds niet goed is. De uitkomsten van het in 2014 uitgevoerde onderzoek naar de effectiviteit en waardering van de communicatie en het imago van SNPF bevestigen dit. In dit onderzoek werd de algemene tevredenheid over het fonds gewaardeerd met een magere 5. Het verantwoordingsorgaan benadrukt dat het bestuur aandacht moet blijven besteden aan het imago, en dus het draagvlak, van het fonds; dit zal na het eventuele samengaan met SBMN niet anders zijn. Voorts herhaalt het verantwoordingsorgaan het oordeel van vorig jaar dat met betrekking tot het jaarverslag nog een verbeterslag is te maken in die zin dat dit beknopter kan om de leesbaarheid te vergroten. Tot slot Het verantwoordingsorgaan komt tot het oordeel dat het bestuur het verantwoordingsorgaan in het algemeen tijdig en volledig heeft geïnformeerd om zijn rol het afgelopen jaar zorgvuldig te kunnen vervullen. Het verwacht dat het zijn taken straks op een juiste wijze kan overdragen aan het verantwoordingsorgaan van het samengevoegde pensioenfonds.
47
Het verantwoordingsorgaan spreekt daarbij de wens uit dat het bestuur, het bestuursbureau en de raad van toezicht zich constructief blijven opstellen. Den Haag, 21 mei 2015 Namens het verantwoordingsorgaan, mr. F.B.M. van der Raaij, voorzitter
8.4 | Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennisgenomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan over 2014. Het bestuur stelt de waardering van het verantwoordingsorgaan op prijs. Het toont dat zowel het bestuur als het bestuursbureau blijk geven van een goede beheersing van de organisatie, de fondsrisico’s en naleving van wet- en regelgeving. Ook is het bestuur tevreden dat het verantwoordingsorgaan aangeeft dat de raad van toezicht een goede gesprekspartner is geweest voor het bestuur. Evenals dat de interactie tussen het bestuur en de raad van toezicht door het verantwoordingsorgaan als goed wordt beoordeeld. Voorgenomen fusie met SBMN Wat betreft de voorgenomen fusie met SBMN geeft het verantwoordingsorgaan aan dat het achter de voorgenomen fusie staat, maar zich zorgen maakt over de naleving van de diversiteitseisen ten aanzien van de bemensing van de fondsorganen. Het bestuur is het ermee eens dat de diversiteit bij de bemensing van de fondsorganen in het oog moet worden gehouden. Om die reden is het bestuur voor de huidige vacatures in de fondsorganen nadrukkelijk op zoek naar vrouwelijke kandidaten. Ook wijst het verantwoordingsorgaan dringend op het belang van het scherper aanzetten dan wel concreter invullen van de ambitie tot kostenefficiëntie van het nieuwe fonds. Het bestuur onderschrijft het belang hiervan en laat deze aanbeveling zwaar meewegen in zijn overwegingen. Ten slotte is de verwachting van het verantwoordingsorgaan dat, bij het opstellen van de statuten van het fusiefonds, adequaat wordt omgegaan met de notariële expertise die in hoge mate aanwezig is binnen het fonds. Het bestuur begrijpt deze overweging, maar is ook van mening dat het wenselijk is om de governance van het fusiefonds zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij hetgeen gebruikelijk is binnen pensioenfondsen en bij hetgeen wordt voorgeschreven in de Code Pensioenfondsen. Mede om deze reden heeft het bestuur in een eerder stadium, na een uitgebreide discussie met het verantwoordingsorgaan en de Pensioenraad, de aanbevelingen van deze organen omtrent de governance van het fonds niet overgenomen. Herstel verlaging Het verantwoordingsorgaan geeft aan dat, mede gezien de implicaties van de invoering van het nieuwe Financieel Toetsingskader, het bestuur een zorgvuldig onderbouwde en afgewogen keuze heeft gemaakt met het opnieuw geformuleerde beleid inzake herstel van verlagingen van de pensioenen. Hierover heeft het bestuur zeer constructief met het verantwoordingsorgaan overlegd. De aanbeveling van het verantwoordingsorgaan om hierover en over andere financiële onderwerpen helder en open te communiceren richting de belanghebbenden, wordt onderschreven door het bestuur. Imago SNPF Het verantwoordingsorgaan constateert - met het bestuur - dat het imago van het pensioenfonds bij de belanghebbenden nog steeds niet goed is. Het imago is dan ook een voortdurend punt van aandacht binnen het bestuur. Met name in een tijdspanne met veel ontwikkelingen – zoals in de huidige periode - ziet het bestuur het als zijn taak om zo volledig en transparant mogelijk te communiceren. Om die reden heeft het bestuur onder meer gekozen voor een uitgebreid jaarverslag, uitgebreider dan het verantwoordingsorgaan wenselijk acht. Den Haag, 2 juni 2015 Namens het bestuur, mr. E.P. Greup, voorzitter 48
9 | JAARREKENING Voor de gehele jaarrekening geldt: bedragen x € 1.000.
9.1
Balans per 31 december 2014 (na resultaatbestemming)
31-12-2014
31-12-2013
€
€
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Materiële vaste activa Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3) (4) (5) (6)
TOTAAL ACTIVA
1.426.556 21 24.675 0 22.128 12.910
1.200.846 0 24.489 83 22.094 8.275
1.486.290
1.255.787
128.731 1.347.225 21 7.449 2.864
76.575 1.148.033 0 3.405 27.774
1.486.290
1.255.787
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Valutaderivaten Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL PASSIVA
(7) (8) (9) (10) (11)
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 60.
49
9.2
Staat van baten en lasten
2014 €
2013 €
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen voor risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Overige baten
(12) (13) (14) (16)
Totaal baten
23.509 21 282.306 429
28.315 0 38.282 0
306.265
66.597
46.107 4.797
46.273 4.829
Lasten Pensioenuitkeringen (17) Pensioenuitvoeringskosten (18) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (19) - Pensioenopbouw - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Aanpassing sterftekansen - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
14.036 4.111
25.988 4.509
-43.422 216.446 17.801
-47.566 -34.847 0
-914 -7.303
-4.635 0
-1.627
-47.390 199.128
-103.941
(20) (21)
64 0
24.611 -738
(22) (23) (24) (25)
21 2.827 1.158 7
0 -3.686 4.876 0
254.109
-27.776
Saldo van baten en lasten
52.156
94.373
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
52.156
94.373
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdracht van derden Overige lasten Totaal lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 60.
50
9.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2014 €
2013 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overig
24.282 123 44 478
28.001 164 0 370 24.927
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-43.531 -2.420 -25.947 -4.851
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
28.535 -46.359 -3.901 24.489 -5.142
-76.749
-30.913
-51.822
-2.378
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
36.816 3.026.389
20.792 2.866.086 3.063.205
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
-3.000.179 -3.622
2.886.878 -2.876.763 -4.070
-3.003.801
-2.880.833
59.404
6.045
Nettokasstroom
7.582
3.667
Mutatie liquide middelen
7.582
3.667
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Samenstelling geldmiddelen 2014
2013
€
€
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
20.091 27.673
16.532 20.091
Waarvan Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
27.673 0
20.091 0
51
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Algemeen
Activiteiten Stichting Notarieel Pensioenfonds (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te 's-Gravenhage. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41151989. SNPF is een beroepspensioenfonds en heeft tot doel pensioenen voor ouderdom en invaliditeit aan gewezen deelnemers en deelnemers te verstrekken. Overeenkomstig de statuten en reglementen verzorgt het fonds ook de uitkeringen aan nabestaanden bij het overlijden van (gewezen) deelnemers. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 9.4.2
Grondslagen
9.4.2.1 Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in euro's x 1.000, tenzij anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden. Hiervan kan de omvang betrouwbaar worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden. Hiervan kan de omvang betrouwbaar worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen. Bovendien bestaat de intentie om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Herrubricering In 2014 heeft een herrubricering binnen enkele beleggingscategorieën plaatsgevonden. Dit betreft het verantwoorden van private equity onder de aandelen en het indirect vastgoed onder vastgoed. De beleggingsvorderingen en -schulden zijn met ingang van 2014 verantwoord onder de vorderingen respectievelijk de schulden. De liquide middelen zijn met ingang van 2013 uit de verschillende assetcategorieën gehaald en separaat gepresenteerd onder de overige beleggingen. De vergelijkende cijfers van 2013 zijn overeenkomstig deze herrubricering aangepast.
52
Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2014 USD GBP JPY CHF SEK
0,8264 1,2886 0,0069 0,8317 0,1056
Gemiddeld 2014 0,7542 1,2435 0,0071 0,8241 0,1100
31 december 2013
Gemiddeld 2013
0,7257 1,2020 0,0069 0,8160 0,1130
0,7535 1,1785 0,0078 0,8144 0,1156
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Schattingswijziging/schattingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. In september 2014 is door het actuarieel genootschap een actualisatie van de bestaande prognosetafels gepubliceerd. Deze Prognosetafel AG 2014 is, in combinatie met de Towers Watson-ervaringssterfte 2014, per ultimo 2014 overgenomen voor de waardering van de pensioenverplichtingen. De toepassing van de nieuwe prognosetafel en ervaringssterfte heeft een daling van de voorziening (€ 7,3 miljoen) tot gevolg. De opslag voor toekomstige uitvoeringskosten is in 2014 geëvalueerd en naar aanleiding hiervan verhoogd van 1% naar 2,2% van de technische voorziening. De totale technische voorziening is door deze wijziging met € 18,1 miljoen gestegen. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. 9.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
53
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Hierbij wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde meest recente opgave van de desbetreffende fondsmanagers welke uitgaan van waardering op marktwaarde. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastrentende waarde per balansdatum. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde meest recente opgave van de desbetreffende fondsmanagers welke uitgaan van waardering op marktwaarde. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Binnen de derivatenportefeuille is sprake van collateralverplichtingen. Afhankelijk van de ontwikkeling van de marktwaarde van deze derivaten bestaat hierbij de verplichting van het fonds om bepaalde collaterals te verstrekken aan de betreffende tegenpartijen. Het collateral kan zowel stukken als cash bevatten. Overige beleggingen Beursgenoteerde beleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Nietbeursgenoteerde (indirecte) beleggingen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgave van de desbetreffende fondsmanagers. Onder de overige beleggingen zijn ook de liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties opgenomen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen kostprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De afschrijving is lineair en gebaseerd op de verwachte gebruiksduur rekening houdend met de restwaarde. Indien de verwachting omtrent de afschrijvingsmethode, gebruiksduur en/of restwaarde in de loop van de tijd wijzigingen ondergaat, wordt deze als een schattingswijziging verantwoord. De inventaris wordt in vijf jaar afgeschreven, auto's in vier jaar en hard- en software in drie jaar.
54
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen SNPF heeft de verplichting tot uitkering van de per 31 december 2013 al ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen ondergebracht bij N.V. Amersfoortse Algemene Verzekering Maatschappij (De Amersfoortse). Ook is bij deze verzekeraar het arbeidsongeschiktheidsrisico uit hoofde van de vanaf 2014 geldende pensioenregeling ondergebracht. De vordering uit dit herverzekeringscontract, dat zich classificeert als een garantiecontract, wordt gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. De bepaling van de vordering wordt gebaseerd op de actuariële grondslagen van het fonds. Bij de waardering van de vordering wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen: kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekeningcourantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-antecondities) zijn bij de berekening inbegrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Interest: conform de rentetermijnstructuur op basis van de zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR)curve zoals gepubliceerd door DNB; Sterfte: volgens de AG-prognosetafels 2014; Ervaringssterfte: er wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van Towers Watson 2014 Ervaringssterfte; Burgerlijke staat: conform de partnerfrequenties behorend bij de overlevingstafel GVM/GBV 1985-1990 (AG-tafels) tot de leeftijd van 67 jaar, op de leeftijd van 67 jaar een frequentie van 100%, daarna volgens het zogeheten bepaalde partnersysteem; Leeftijdsverschil: het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw); Kosten: voor kosten zijn de verplichtingen met 2,2% verhoogd.
55
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten zijn overeenkomstig de grondslagen voor beleggingen. De waarde van het aandeel herverzekeraar is gelijk aan de voorziening herverzekeringsdeel technische voorziening. Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's, voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Zoals arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, rendementsgarantie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer of overige uitkeringen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt worden verklaard. De verplichting wordt geschat op basis van ervaringscijfers. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. 9.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers worden verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare premieregeling. Premies zijn toegerekend voor de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.
56
Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen en dergelijke. Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd op het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn verhoogd met een rente van 0,379% (2013: 0,351%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB- curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder ‘wijziging marktrente’. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven en arbeidsongeschiktheid. Dit gebeurt met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij schattingen en oordelen van het bestuur van het pensioenfonds worden gebruikt. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen, gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers.
57
Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 9.4.2.4 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
58
9.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2014
ACTIVA 31-12-2014
31-12-2013
€
€
16.407 408.275 935.869 51.242 14.763
11.455 360.280 810.551 6.744 11.816
1.426.556
1.200.846
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Stand per 1 januari 2014 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
11.455 14.104 -11.045 1.893
360.280 553.250 -571.037 65.782
810.551 2.432.240 -2.443.794 136.872
6.744 585 -4.696 44.564
11.816 0 0 0
1.200.846 3.000.179 -3.030.572 249.111
0
0
0
4.045
2.947
6.992
16.407
408.275
935.869
51.242
14.763
1.426.556
Stand per 31 december 2014 Schuldpositie derivaten
7.449 1.419.107
Het bedrag van € 4.045 (2013: -€ 63) dat in de derivaten onder overige mutaties is opgenomen, betreft de correctie op de creditmutatie van de negatieve derivatenpositie die reeds gesaldeerd in het verloopoverzicht is opgenomen. De overige mutaties in de overige beleggingen betreffen saldomutaties in de liquide middelen.
Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2013 Schuldpositie derivaten
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
12.334 574 -661 -792
319.658 95.256 -112.866 58.232
851.142 2.750.709 -2.760.638 -30.662
15.125 1.066 -4.166 -5.218
7.300 0 0 0
1.205.559 2.847.605 -2.878.331 21.560
0
0
0
-63
4.516
4.453
11.455
360.280
810.551
6.744
11.816
1.200.846 3.405 1.197.441
59
In 2014 heeft een herrubricering binnen enkele beleggingscategorieën plaatsgevonden. Dit betreft het verantwoorden van private equity onder de aandelen en het indirect vastgoed onder vastgoed. De beleggingsvorderingen en -schulden zijn met ingang van 2014 verantwoord onder de vorderingen respectievelijk de schulden. De liquide middelen zijn met ingang van 2013 uit de verschillende assetcategorieën gehaald en separaat gepresenteerd onder de overige beleggingen. De vergelijkende cijfers van 2013 zijn overeenkomstig deze herrubricering aangepast.
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Vastgoedbeleggingen Directe vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen (participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed)
7.150
6.245
9.257
5.210
16.407
11.455
In de directe vastgoedportefeuille is opgenomen een kantoorpand ter waarde van € 7.150 (2013: € 6.245). Dit betreft het kantoorpand en de commerciële ruimten aan het Spui 184-192 te Den Haag. Door waardeontwikkeling van vastgoed en door het afsluiten van nieuwe huurovereenkomsten is de waarde van het pand toegenomen. Daarnaast is het indirect vastgoed onder Vastgoedbeleggingen gerubriceerd. Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014 € Kantoor SNPF
2013 %
7.150
€
43,6
% 6.245
54,5
31-12-2014
31-12-2013
€
€
300.850 71.380
294.326 65.954
Aandelen Beursgenoteerde aandelen Private equity Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
36.045
0
408.275
360.280
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014 € Robeco Feeder Global Private Equity III Schroder Private Equity Fund of Funds IV BlackRock Emerging Markets Index Fund
2013 %
€
%
37.619 33.761 36.045
9,2 8,3 8,8
37.437 28.517 0
10,4 7,9 0
107.425
26,3
65.954
18,3
De eerste twee regels in de bovenstaande tabel betreffen het totaal van de beleggingen in private equity.
60
31-12-2014
31-12-2013
€
€
863.449 2.497 69.923
685.533 2.871 122.147
935.869
810.551
Vastrentende waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014 € Obligaties Duitse Staat Obligaties Franse Staat Obligaties Nederlandse Staat Obligaties Oostenrijkse Staat Obligaties Finse Staat AEAM European Credit Fund
2013 %
€
%
272.996 107.988 180.794 71.816 66.765 69.923
29,2 11,5 19,3 7,7 7,1 7,5
167.844 38.058 49.548 20.593 16.278 122.147
20,7 4,7 6,1 2,5 2,0 15,1
770.282
82,3
414.468
51,1
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Derivaten Valutaderivaten Rentederivaten Aandelenderivaten
356 50.819 67
6.740 4 0
51.242
6.744
14.763
11.816
14.763
11.816
Overige beleggingen Liquide middelen
Onder de overige beleggingen worden de liquide middelen binnen de beleggingsportefeuille gepresenteerd. Securities lending Het pensioenfonds heeft geen actief securities lending programma.
61
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting, zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten maakt het pensioenfonds gebruik van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals derivaten, zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
9.257 300.850 862.277 11 14.763
0 0 2.944 43.726 0
7.150 107.425 70.648 56 0
16.407 408.275 935.869 43.793 14.763
1.187.158
46.670
185.279
1.419.107
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
In de bovenstaande levelverdeling zijn de negatieve derivaten meegenomen. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
2. Beleggingen voor risico deelnemers Beleggingen voor risico deelnemers
21
0
De belegging voor risico deelnemers is met ingang van 2014 vormgegeven via het beleggen in diverse Life Cycles bij TKP Investments BV. Per Life Cycle verschilt de verhouding tussen vastrentende waarden, aandelen en geldmarktbeleggingen waardoor elke Life Cycle zijn eigen risicoprofiel kent. De totale aankoop participaties in 2014 bedraagt € 21 en er is een klein rendement behaald van minder dan € 0,5.
3. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontract
24.675
24.489
0
83
4. Materiële vaste activa Materiële vaste activa De materiële vaste activa zijn ultimo 2014 volledig afgeschreven.
62
Materiële vaste activa € Boekwaarde per 1 januari 2014 Afschrijvingen
83 -83
Boekwaarde per 31 december 2014
0
Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen
193 -193
Boekwaarde per 31 december 2014
0 31-12-2014
31-12-2013
€
€
5. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds Beleggingsdebiteuren Overige vorderingen en overlopende activa
1.154 2 20.688 284
1.738 0 20.313 43
22.128
22.094
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vorderingen inzake beleggingen worden onder de vorderingen en overlopende activa gepresenteerd en zijn als volgt naar de verschillende beleggingscategorieën toe te wijzen; aandelen € 452 (2013: € 350), vastrentende waarden € 15.920 (2013: € 17.706) en derivaten € 4.316 (2013: € 852). Vordering op de werkgever(s) Vorderingen op werkgever(s) Voorzieningen dubieuze debiteuren
1.469 -315
2.223 -485
1.154
1.738
2014
2013
€
€
Verloop van de voorziening dubieuze debiteuren Stand per 1 januari 2014 Vrijval/dotatie ten gunste van de rekening van baten en lasten
485 -170
447 38
315
485
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Beleggingsdebiteuren Nog te ontvangen uit effectentransacties Dividend aandelen Lopende intrest obligaties Banktegoeden KAS BANK Opgelopen rente
138 414 15.683 0 4.453
0 350 17.706 1.405 852
20.688
20.313
12.910
8.275
6. Overige activa Banktegoeden De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
63
PASSIVA 7. Stichtingskapitaal en reserves 2014
2013
€
€
Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
76.575 52.156
-17.798 94.373
128.731
76.575
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2014
2013
€
€
128.731 59.278 136.070
76.575 119.855 130.734
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. 8. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
1.123.422 14.036 4.111 -43.422 216.446 17.801 -914 -7.303 -1.627
1.227.363 25.988 4.509 -47.566 -34.847 0 -4.635 0 -47.390
1.322.550
1.123.422
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling heeft betrekking op notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen. De regeling bestaat uit twee delen: 1. een verplichte basis middelloonregeling tot een inkomen van het WIA-dagloon (€ 51.978 in 2015); 2. een vrijwillige aanvullende regeling voor het inkomen boven het WIA-dagloon en variabele loonbestanddelen. Daarover kan extra ouderdomspensioen worden opgebouwd in een beschikbare premieregeling. Ook kunnen deelnemers met deze inkomsten extra partnerpensioen verzekeren. De startdatum van de beschikbare premieregeling en de verzekering voor het extra partnerpensioen was 1 mei 2014. In de verplichte basisregeling zijn - naast het ouderdomspensioen - partnerpensioen, wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid standaard meeverzekerd. De hoogte van de pensioenopbouw en premiebijdrage zijn afhankelijk van het inkomen of salaris. Deelnemers aan de vrijwillige beschikbare premieregeling kunnen - binnen de fiscale grenzen - zelf de hoogte van de premiebijdrage bepalen. Het uiteindelijke pensioen is afhankelijk van de bijdrage en het rendement dat daarop wordt behaald.
64
Toeslagverlening De pensioenregeling kent een voorwaardelijke toeslagregeling. Jaarlijks beslist het bestuur, voor zover en voor zolang de middelen van SNPF dit toelaten, in hoeverre de pensioenen kunnen worden verhoogd met een toeslag. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het rendement gefinancierd. Aangezien de dekkingsgraad van SNPF in 2014 niet boven het vereist eigen vermogen uitkomt, zijn de pensioenen in 2014 niet verhoogd. Hiermee wordt het herstelplan gevolgd. De prijsontwikkeling over 2014 (CPI oktober - oktober) bedroeg 1,1% (2013: 1,6%). Bij SNPF bestaat een indexatieachterstand doordat de pensioenen al sinds 2003, met uitzondering van 2008, niet zijn aangepast aan de prijsontwikkeling. De verwachting is dat er in de komende jaren ook niet wordt overgegaan tot het verlenen van toeslagen. De ambitie om de pensioenen structureel volledig waardevast te houden kan nu en in de toekomst niet worden waargemaakt. Om die reden is het bestuur in overleg getreden met de PensioenKamer (de opdrachtgever van SNPF) om een realistische indexatieambitie te definiëren. Herverzekeringsdeel technische voorziening Het pensioenfonds heeft een herverzekeringscontract afgesloten met De Amersfoortse met betrekking tot het risico van arbeidsongeschiktheid. 2014
2013
€
€
Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorziening Aanvangswaarde Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen
24.611 795 81 -2.425 1.613 0 0
0 0 0 0 0 0 24.611
24.675
24.611
Ultimo 2013 is inzake de herverzekering arbeidsongeschiktheid een technische voorziening op de balans opgenomen. Deze is in het verloopoverzicht van 2013 zichtbaar gemaakt onder de overige wijzigingen. De onttrekkingen voor uitkeringen en uitvoeringskosten bestaat voor € 24 aan kosten en voor € 2.401 aan uitkeringen. Voorziening pensioenverplichtingen eigen personeel Stand per begin boekjaar
0
6.852
Overdracht naar Aegon Vrijval
0 0 0
6.852 -6.114 -738
0
0
31-12-2014
31-12-2013
€
€
9. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
21
0
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling die over dit meerdere ook pensioen wensen op te bouwen (excedentregeling). De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk.
65
31-12-2014
31-12-2013
€
€
10. Derivaten Valutaderivaten
7.449
3.405
167 0 52 44 39 881 154 598 24 12 893
0 1.139 220 54 3.901 1.051 138 20.803 95 31 342
2.864
27.774
11. Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) Waardeoverdrachten Pensioenuitkeringen Reservering vakantiedagen en vakantiegeld Overige schulden uit hoofde van beleggingen Belastingen en premies sociale verzekeringen Honoraria adviseurs en deskundigen Te betalen uit hoofde van herverzekering De Amersfoortse Huisvesting en exploitatie onroerend goed Bestuur Overige schulden en overlopende passiva
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De overige schulden hebben overwegend (€ 456) betrekking op nog te betalen kosten inzake vermogensbeheer. 9.4.3.1 Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van haar pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste financiële doelstelling van het fonds is het nakomen van haar financiële verplichtingen (inclusief de door het fonds uitgesproken ambitie). Het belangrijkste risico voor het fonds is derhalve het balansrisico (solvabiliteitsrisico): het risico dat het fonds niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Dit risico komt tot uiting in de variabiliteit van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen en vice versa. Het beleggingsbeleid kan daarom niet los worden gezien van de ontwikkeling van de verplichtingen. Balansmanagement is de benaming voor deze beoogde integrale aanpak. Het balansrisico kan worden uitgesplitst in verschillende risico’s. In 2013 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en de toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de in 2014 geactualiseerde Abtn van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van de te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). De beleggings- en balansmanagementcommissie heeft in 2014 de ALM-doorrekening van het huidige pensioen- en beleggingsbeleid begeleid. Dit is gecombineerd met een continuïteitsanalyse. Hierbij is de invloed van beleidsmaatregelen en economische en actuariële risicofactoren op de doelstellingen en randvoorwaarden van het fonds inzichtelijk gemaakt. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer.
66
Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premiebijdrage moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2014
2013
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Verlaging van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing grondslagen Overige oorzaken
106,7 0,2 0,2 20,7 -17,4 -0,9 0,1
98,6 0,2 -0,1 3,3 5,6 -0,9
Dekkingsgraad per 31 december
109,6
106,7
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen, dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2014 2013 %
%
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect
2,9 7,5 1,4 0,7 3,8 -6,2
3,6 7,4 0,7 0,7 3,9 -5,8
Totaal
10,1
10,5
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
Vereist eigen vermogen (buffer) Vereist pensioenvermogen Voorziening pensioenverplichting Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden) Tekort/Tekort
2014
2013
€
€
136.070 1.483.295 1.347.225 128.731
130.734 1.278.767 1.148.033 76.575
7.339
54.159
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.
67
Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur). Hierdoor zal de dekkingsgraad stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is erop gericht om de 'duratie-mismatch' te verkleinen door het renterisico voor 80% af te dekken (2013: 79,0%). Het fonds realiseert dit door een matchingsportefeuille in beheer bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer. De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: 31-12-2014 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen
31-12-2013
Duratie
935.869 979.595 1.347.225
€
12,5 17,0 18,0
Duratie
810.551 824.347 1.148.033
15,4 15,7 14,1
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2014 € Resterende Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > > >
1 jaar 1 jaar en < 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2013 %
€
%
1.841 117.092 113.428 633.586 69.922
0,2 12,5 12,1 67,7 7,5
66.652 230.662 141.065 71.402 300.770
8,2 28,5 17,4 8,8 37,1
935.869
100,0
810.551
100,0
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het langetermijnkarakter van de investeringen van het pensioenfonds, het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen. Dit is in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen ultimo 2014 wordt hieronder weergegeven. 31-12-2014 Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
225.311 213.961 353.618 554.335
% 16,7 5 15,9 26,3 41,1
1.347.225
100,0
€
68
Risico zakelijke waarden (S2) Risico zakelijke waarden is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. Valutarisico (S3) Het pensioenfonds heeft besloten om de valuta-afdekking plaats te laten vinden met behulp van een apart valutaoverlaymandaat, beheerd door één manager. Syntrus Achmea Vermogensbeheer (de beheerder van de matchingportefeuille) is vanaf november 2014 hiervoor aangesteld. Het fonds is alleen onderhevig aan valutarisico in de beleggingscategorieën aandelen en private equity. Alleen het valutarisico van beleggingen in ontwikkelde aandelenmarkten wordt volledig afgedekt van valuta's die een materiële impact kunnen hebben op de waarde van de portefeuille. Het betreft hierbij de Amerikaanse Dollar (USD), Japanse Yen (JPY), Britse Pond (GBP), Canadese Dollar (CAD), Zwitserse Frank (CHF) en Australische Dollar (AUD). Het valutarisico van beleggingen in opkomende markten en private equity wordt niet afgedekt. Het totaalbedrag dat niet in euro's wordt belegd, bedraagt ultimo jaar 2014 circa 24,6% (2013: 44,3%) van de beleggingsportefeuille en is voor 74,0% (2013: 92,6%) afgedekt door de euro. De valutapositie per 31 december 2014 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2014
EUR GBP JPY USD Overig Totaal niet-EUR
Totaal
Valutaderivaten
Nettopositie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
1.075.583
252.289
1.327.872
29.032 24.851 220.797 76.293
-24.852 -24.416 -178.766 -31.704
4.180 434 42.031 44.590
350.973
-259.738
91.235
1.426.556
-7.449
1.419.107
De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013 Totaal
Valutaderivaten
Nettopositie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
EUR
676.751
495.880
1.172.631
USD GBP JPY Overig
306.552 95.297 40.511 81.735
-306.586 -95.057 -39.967 -57.675
-34 240 544 24.060
524.095
-499.285
24.810
1.200.846
-3.405
1.197.441
Totaal niet-EUR
In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen.
69
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats op basis van onafhankelijke rapportages van custodian KAS BANK. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is opgenomen in onderstaande tabel. 2014 € Nederland en andere EU-landen Europa (niet-EU) Noord-Amerika Centraal- en Zuid-Amerika Azië Overig
%
998.960 22.630 254.708 8.247 23.129 75.089
69,9 1,6 17,9 0,6 1,6 5,3
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastrentende waarden Derivaten
1.382.763 43.793
96,9 3,1
Totaal
1.426.556
100,0
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2014 € Kantoren Participaties in vastgoedmaatschappijen Totaal
2013 %
€
%
7.150 9.257
43,6 56,4
6.245 5.210
54,5 45,5
16.407
100,0
11.455
100,0
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over-The-Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen, waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestaties te verrichten. Hierdoor lijdt het fonds financiële verliezen. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds. Denk aan het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten. Hierdoor wordt de positie van het fonds adequaat afgedekt door onderpand.
70
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat: 2014 €
2013 %
€
%
Nederland en andere EU-landen Noord-Amerika Overig
886.779 31.299 17.791
94,8 3,3 1,9
617.804 46.539 146.208
76,3 5,7 18,0
Totaal
935.869
100,0
810.551
100,0
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2014 €
%
Energie Bouw en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Gezondheidszorg Financiële dienstverlening Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Overig
13.333 6.241 12.954 21.816 17.332 2.727 107.402 4.660 25.985 7.318 706.439 9.662
1,4 0,7 1,4 2,3 1,9 0,3 11,5 0,5 2,8 0,8 75,5 0,9
Totaal
935.869
100,0
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2014 gepubliceerd door S&P, Moody's en Fitch is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
AAA AA A BBB < BBB Geen rating
590.088 121.198 63.391 147.302 13.401 489
63,1 13,0 6,8 15,7 1,4 0,0
316.082 212.442 104.378 131.684 15.828 30.137
39,0 26,2 12,9 16,3 2,0 3,6
Totaal
935.869
100,0
810.551
100,0
De in 2013 weergegeven rating
Verzekeringstechnisch risico (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
71
Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Per 31 december 2013 is het risico van arbeidsongeschiktheid herverzekerd bij De Amersfoortse. Daarmee heeft het fonds het risico van arbeidsongeschiktheid tot bijna nihil teruggebracht. Een bestaand restrisico blijft aanwezig vanwege de dekking van risico's (bijvoorbeeld molestrisico) die niet onder de polisvoorwaarden van de herverzekeraar vallen. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten). Echter, dit is afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruikgemaakt van een benaderingswijze. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft, worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2014 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig:
72
31-12-2014 €
31-12-2013 %
€
%
Aandelen BlackRock Emerging Markets Index Fund Robeco Feeder Global Private Equity III Schroder Private Equity Fund of Funds IV
36.045 37.619 33.761
2,4 2,5 2,3
0 37.437 28.517
0 3,0 2,3
272.996 107.988 180.794 71.816 66.765 69.923 0 0 877.707
18,4 7,3 12,2 4,8 4,5 4,7 59,1
167.844 38.058 49.548 20.593 16.278 122.147 33.361 29.042 542.825
13,4 3,2 4,0 1,7 1,4 9,7 2,7 2,3 43,7
Vastrentende waarden Obligaties Duitse Staat Obligaties Franse Staat Obligaties Nederlandse Staat Obligaties Oostenrijkse Staat Obligaties Finse Staat AEAM European Credit Fund Obligaties Verenigd Koninkrijk Obligaties Erste Abwicklungsanstalt Totaal
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij verschillende vermogensbeheerders. Met deze partijen zijn overeenkomsten en servicelevelovereenkomsten (SLA’s) gesloten. De afhankelijkheid van deze partijen wordt beheerst doordat de bewaring van de stukken uit de portefeuille is ondergebracht bij Custodian KAS BANK. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP Pensioen BV. Met TKP Pensioen BV is een uitbestedingsovereenkomst en een SLA afgesloten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP Pensioen BV door middel van performancerapportages (alleen vermogensbeheerders), SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's, wordt hiermee door het pensioenfonds geen rekening gehouden in de solvabiliteitstoets. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
73
Er kan gebruikgemaakt worden van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds het neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP voor een periode van vijf jaar (einddatum 31-12-2018). De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt € 668. De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt € 3.340. Het fonds is een overeenkomst aangegaan met De Amersfoortse met een onbepaalde looptijd en een opzegtermijn van zes maanden. Het betreft een garantiecontract. 9.4.5
Verbonden partijen
Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar toelichting 18 onder ‘governancekosten’. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
74
9.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
12. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2014
2013
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Premie lopend jaar Premie voorgaande jaren Koopsommen Financiering Voortzetting Pensioenverzekering Mutatie voorziening dubieuze debiteuren
24.729 -1.437 47 170
29.688 -1.336 0 -37
23.509
28.315
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar werkgevers- en werknemersdeel omdat de inhouding van premie afhankelijk is van de afspraken die tussen werkgever en werknemer hierover zijn gemaakt. Dit wordt door het fonds niet geregistreerd. Reglementair mag een werkgever maximaal 50% van de totale premiebijdrage inhouden op het salaris van de werknemer. Het onderscheid tussen de premie voor notarissen en de premie voor kandidaat-notarissen wordt met ingang van 2014 niet meer weergegeven. De premie 2014 lopend jaar en de premie voorgaande jaren betreffen de premie voor zowel notarissen als kandidaat-notarissen. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie
22.004
29.991
Gedempte premie
n.v.t.
n.v.t.
Feitelijke premie
23.509
28.315
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als baat in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
15.983 1.678 4.343
23.018 2.647 4.326
Totaal kostendekkende premie
22.004
29.991
21
0
13. Premiebijdragen risico deelnemers Inleg
75
14. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2014
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
562 7.663 24.713 5 3.879
1.892 65.782 136.872 -5 44.564
-212 -937 -1.220 -1 -4 -1.247
2.242 72.508 160.365 -1 48.439 -1.247
36.822
249.105
-3.621
282.306
De directe opbrengsten onder ‘vastgoedbeleggingen’ bestaan uit dividend op aandelen in vastgoed en huuropbrengsten. Het bedrag van € 1.247 aan vermogensbeheerkosten kan niet direct toegewezen worden aan een bepaalde assetcategorie en is derhalve opgenomen onder de algemene kosten voor vermogensbeheer. In 2013 zijn wel alle vermogensbeheerkosten toegewezen aan de verschillende assetcategorieën.
2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
610 6.772 23.521 -23 -134
-755 55.678 -52.103 5.798 2.988
-28 -1.097 -2.189 -756 0 0
-173 61.353 -30.771 5.019 2.854 0
30.746
11.606
-4.070
38.282
Kostentransparantie In navolging op de aanbevelingen van de Pensioenfederatie zijn de kosten vermogensbeheer verdeeld over de beleggingscategorieën opgenomen. De kostenpost vermogensbeheer bevat alle directe en indirecte vermogensbeheerkosten uit onderliggende beleggingsfondsen. Hierin zit de beheerfee, performance fee van externe managers, bewaarkosten en overige kosten vermogensbeheer. De transactiekosten bevatten uitsluitend de rechtstreeks aan het pensioenfonds in rekening gebrachte toe-en uittredingsvergoedingen in de beleggingsfondsen. Voor de transacties van de discretionaire portefeuille en de derivaten is een schatting opgenomen. 15. Beleggingsresultaten risico deelnemers De beleggingsresultaten risico deelnemers bedraagt minder dan € 0,3. 2014
2013
€
€
16. Overige baten Vrijval inzake herverzekering Interest overig Andere baten
186 8 235
0 0 0
429
0
Andere baten betreft een vrijval van een aantal opgenomen kosten in 2013 en een vrijval van het teveel betaald aan overdrachtssom inzake pensioenpremie voor personeelsleden.
76
2014
2013
€
€
17. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkoop pensioenen Overige uitkeringen
33.297 9.824 173 2.948 -135 0
32.712 10.259 203 3.026 72 1
46.107
46.273
Het negatieve bedrag onder ‘afkoop pensioenen’ wordt veroorzaakt door een vrijval vanuit de beginbalans. 18. Pensioenuitvoeringskosten Governancekosten Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Overige advieskosten Toezichtskosten DNB en AFM, contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Personeelskosten Kosten automatisering Overige kantoorkosten Huisvestingskosten Communicatie Projecten
605 768 76 50 8 339 103 5 1.283 201 125 38 163 1.033
491 0 102 40 95 171 135 0 1.432 313 106 131 132 1.681
4.797
4.829
323 64 51 14 153
223 61 18 92 97
605
491
Governancekosten Vergoeding bestuur Vergoeding raad van toezicht Vergoeding verantwoordingsorgaan Vergoeding Pensioenraad Overige kosten
Bezoldiging bestuurders Op basis van het vastgestelde vergoedingenreglement ontvangen bestuurders een vaste vergoeding van € 25 duizend per jaar per persoon. Bestuurders die tevens participeren in een bestuurscommissie ontvangen per jaar een vaste vergoeding van € 37,5 duizend. De voorzitter ontvangt per jaar een vaste vergoeding van € 50 duizend. Eventuele omzetbelasting komt voor rekening van het fonds. De totale vergoeding in 2014 bedraagt € 323 duizend (2013: € 223 duizend). Op basis van het vergoedingenreglement ontvangen de leden van de raad van toezicht € 15 duizend per jaar. De voorzitter ontvangt per jaar een vaste vergoeding van € 20 duizend, eventuele omzetbelasting komt voor rekening van het fonds. De totale vergoeding in 2014 bedraagt € 64 duizend (2013: € 61 duizend). Verantwoordingsorgaan Aan de leden van het verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2014 een vergoeding verstrekt van € 51 duizend (2013: € 18 duizend). Pensioenraad Op basis van het vergoedingenreglement ontvangen de leden van de Pensioenraad maximaal € 2,5 duizend per jaar. Dit is exclusief de vergoeding voor opleidingsdagen die op dezelfde wijze worden vergoed. De totale kosten in 2014 bedroegen € 14 duizend (2013: € 92 duizend). Dit is inclusief de kilometervergoeding. Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:
77
Controle van de jaarrekening Andere controle-opdrachten Fiscale advisering Andere nietcontrolediensten
2014
2013
Accountant
Overig netwerk
Totaal
Accountant
Overig netwerk
Totaal
€
€
€
€
€
€
62 0 1
0 0 0
62 0 1
64 5 24
0 0 0
64 5 24
0
0
0
9
0
9
63
0
63
102
0
102
De jaarrekening wordt gecontroleerd door Ernst & Young Accountants LLP.
2014
2013
€
€
Personeelskosten Salarissen medewerkers Ingehuurd personeel Pensioenlasten Sociale lasten Overige personeelskosten
591 499 150 73 -30
912 164 167 93 96
1.283
1.432
13 13 0 420 26 50 399 0 0 29 45 14 24
501 225 213 198 158 110 54 53 51 18 100 0 0
1.033
1.681
Het aantal medewerkers bedroeg ultimo 2014 negen (2013: tien) Projecten Reorganisatie Pensioenregeling eigen personeel Toekomst Pensioenen Selectie nieuwe administrateur en transitie Nieuwe pensioenregeling Optimaliseren pensioenadministratie Onderzoek naar schaalvergroting Waardeoverdrachten Arbeidsongeschiktheidspensioen Nieuwe bestuursstructuur Overige projecten Pand Implementatie Code Pensioenfondsen
De kosten voor 'Onderzoek naar schaalvergroting' hebben betrekking op de kosten die gemaakt zijn door de verschillende stuur- en werkgroepen inzake het samengaan met SBMN. 19. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
14.036 4.111 -43.422 216.446 17.801 -914 -7.303 -1.627
25.988 4.509 -47.566 -34.847 0 -4.635 0 -47.390
199.128
-103.941
64
24.611
20. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
78
2013
2104
€
€
21. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie voorziening pensioenverplichtingen personeel
0
-738
21
0
5.741 0 -2.914
0 -3.686 0
2.827
-3.686
22. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 23. Saldo herverzekering Premie herverzekering Resultaat op herverzekering arbeidsongeschiktheidspensioen Ontvangst herverzekerde uitkeringen
Per 31 december 2013 zijn de ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen overgegaan van SNPF naar De Amersfoortse. Hiervoor is door SNPF een koopsom betaald van € 20,8 miljoen. De waarde van deze verplichting bedraagt volgens de actuariële grondslagen van het fonds € 24,5 miljoen. Het verschil tussen de koopsom en de balanswaarde per 31 december 2013 is door het fonds als resultaat genomen. 24. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
-123 1.281
-164 5.040
1.158
4.876
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. 25. Overige lasten Interest waardeoverdrachten
7
0
Den Haag, 11 juni 2015
79
10 | OVERIGE GEGEVENS 10.1 | Gebeurtenissen na balansdatum In april 2014 hebben de besturen van SNPF en SBMN het voornemen tot samengaan uitgesproken. Na verder onderzoek door de projectgroep Samengaan SBMN en SNPF wordt voor de zomer van 2015 definitieve besluitvorming verwacht. Bij positieve besluitvorming is de datum van samengaan afhankelijk van de snelheid waarmee het proces kan worden doorlopen. Vanaf 1 januari is het FTK aangepast. Deze aanpassing heeft grote gevolgen voor pensioenfondsen. Het wetsvoorstel is eind december 2014 door de Eerste Kamer gekomen en is daarmee van kracht geworden per 1 januari 2015. Onder het oude FTK bevond het eigen vermogen zich boven het vereist eigen vermogen. Onder het nFTK is dit echter niet het geval. De reguliere dekkingsgraad van 109,6% komt onder het nFTK te vervallen en er wordt gerekend met de beleidsdekkingsgraad, die 109,2% wordt. Daarnaast stijgt het vereist eigen vermogen onder het nFTK van 110,1% naar 114,0%. Op basis van deze cijfers kan geconcludeerd worden dat het pensioenfonds weer in reservetekort is geraakt.
10.2 | Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Notarieel Pensioenfonds te Den Haag is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 121 tot en met 135 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
80
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 121 tot en met 135 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling met uitzondering van artikel 127. De vermogenspositie van Stichting Notarieel Pensioenfonds is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd en door mij op plausibiliteit zijn gecontroleerd, mijn oordeel over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis van het nieuw Financieel Toetsingskader niet wijzigt. Amstelveen, 11 juni 2015 P.L.J. Janssen AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
10.3 | Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Notarieel Pensioenfonds Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Notarieel Pensioenfonds te Den Haag gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Notarieel Pensioenfonds op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: • de balans per 31 december 2014; • de staat van baten en lasten over 2014; en • de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Notarieel Pensioenfonds (hierna ‘SNPF’) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedragsen beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
81
Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 14,7 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 1% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de pensioenverplichtingen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € 737 duizend rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn. De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met de directie van het bestuursbureau, het bestuur en de Raad van Toezicht gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Waardering en toelichting van niet-beursgenoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van SNPF. Alle beleggingen dienen krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van onafhankelijke taxaties, netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen. De waarderingsonzekerheid neemt toe bij (onafhankelijke) taxaties en netto contante waarde berekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij SNPF betreffen dit met name de posities in derivaten betreffende interest rate swaps. De posities in nietbeursgenoteerde fondsen, met name private equity, kennen eveneens relatief veel waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fondsmanagers gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum. SNPF heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven op pagina 53 en 54 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting ”Beleggingen voor risico pensioenfonds”. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 177 miljoen is belegd in niet-(beurs)genoteerde fondsen en dat € 50 miljoen is belegd in interest rate swaps. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Voor de posities in niet-beursgenoteerde fondsen is, voor zover nog geen gecontroleerde jaarrekeningen 2014 beschikbaar zijn, de aansluiting vastgesteld met de meeste recente rapportages van de fondsmanagers, indien nodig gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum en zijn back-testing procdures (met gecontroleerde jaarrekeningen) en de monitoring procedures van de uitvoeringsorganisatie onderzocht.
82
Voor de waardering van de interest rate swaps hebben wij een controle uitgevoerd op het gehanteerde waarderingsmodel. Wij hebben bij de uitvoering van deze werkzaamheden onze waarderingsspecialisten betrokken. Wij hebben de in de waardering van deze derivaten gehanteerde veronderstellingen zoals rentevolatiliteit en rentecurves beoordeeld aan de hand van marktgegevens. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen, waaronder de voorziening pensioenverplichtingen, betreffen de belangrijkste verplichtingen in de balans van SNPF. De technische voorzieningen dienen krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meest recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij SNPF op basis van uitgevoerde analyses op het eigen deelnemersbestand. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. SNPF heeft de waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven op pagina 55 en 56 en een nadere toelichting opgenomen op pagina 64 en 65. Uit deze toelichting blijkt dat schattingswijzigingen hebben plaatsgevonden door toepassing van de meest recente prognosetafel en ervaringssterfte en aangepaste opslag voor de kostenvoorziening. Volgens deze toelichting is de technische voorziening hierdoor € 10,8 miljoen hoger uitgekomen. Bij de controle hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van SNPF. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruik gemaakt van de door ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, de verwachte werkzaamheden en aandachtsgebieden afgestemd. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd in instructies en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2014. Hierbij hebben wij het certificeringsrapport zoals opgesteld door de certificerend actuaris beoordeeld. Wij hebben ons hierbij een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen door het beoordelen van de uitkomsten van de door SNPF uitgevoerde analyses waaronder de ervaringssterfte en kostenopslag. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij actuariële specialisten betrokken. Wij hebben de uitkomsten van deze analyses, alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met SNPF en de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij de actualiteit van het grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn in aanmerking genomen. Tevens hebben wij werkzaamheden uitgevoerd in het kader van de conversie van de opgebouwde rechten naar de nieuwe uitvoerder per 1 januari 2014. Uitvoering van vermogensbeheer- en pensioenbeheerprocessen bij de uitvoeringsorganisaties SNPF heeft de pensioenuitvoering en het vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Het bestuur blijft conform wetgeving eindverantwoordelijk voor de gehele dienstverleningsketen. De financiële informatie die ontvangen wordt van deze partijen is opgenomen in de jaarrekening van SNPF. SNPF heeft dit toegelicht in de risicoparagraaf op pagina 73 van de jaarrekening.
83
Voor zover relevant voor onze controle van de jaarrekening, hebben wij de juiste werking van interne beheersmaatregelen bij de uitvoeringsorganisaties beoordeeld op basis van de ontvangen ISAE 3402 of soortgelijke rapportages. Verder hebben wij gegevensgerichte werkzaamheden uitgevoerd zoals cijferanalyses en deelwaarnemingen met als doel de uitkomsten van de relevante financiële informatiestromen te controleren. Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of SNPF in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om SNPF te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of SNPF haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. De raad van toezicht is verantwoordelijk voor de goedkeuring van het besluit van het bestuur tot vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: • het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing; • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van SNPF; • het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan; • het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of SNPF haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is
84
• •
tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat SNPF haar continuïteit niet langer kan handhaven; het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het bestuur en de Raad van Toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur en de Raad van Toezicht dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur en de Raad van Toezicht over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur en de Raad van Toezicht hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.
Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens): • dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; • dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening. Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van Stichting Notarieel Pensioenfonds. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2012. Den Haag, 11 juni 2015 Ernst & Young Accountants LLP w.g. S.B. Spiessens RA
85
11 | OVER SNPF 11.1 | Profiel SNPF SNPF is in 1955 opgericht krachtens de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds (Stb 1954/442). SNPF is een beroepspensioenfonds en heeft tot doel pensioenen voor ouderdom en invaliditeit aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden te verstrekken. Overeenkomstig de statuten en reglementen verzorgt het fonds ook de uitkeringen aan nabestaanden bij het overlijden van (gewezen) deelnemers. De pensioenregeling werd tot 31 december 2013 in eigen beheer door SNPF in Den Haag uitgevoerd. Vanaf 1 januari 2014 verzorgt pensioenuitvoeringsorganisatie TKP de pensioenadministratie van SNPF. Herverzekeraar De Amersfoortse voert vanaf die datum het arbeidsongeschiktheidspensioen uit en neemt de activiteiten op het gebied van re-integratie voor haar rekening. Ultimo 2014 bedroeg het totaal aantal verzekerden bij SNPF 6.457 (2013: 6.391) en was het belegd vermogen € 1.427 miljoen (2013: € 1.215).
11.2 | Missie, visie en kernwaarden SNPF werkt vanuit de volgende missie, visie en kernwaarden: Missie SNPF draagt op verantwoorde wijze zorg voor de pensioenregeling van (voormalig) notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen. Daarbij wordt ingezet op het maximaal haalbare pensioen voor deelnemers en gepensioneerden. SNPF is daarnaast een deskundig adviseur voor haar opdrachtgever als het gaat om de invulling van de pensioenregeling en de uitvoering ervan. Visie De ambitie van SNPF is om voor zowel de notarissen als de toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen te zorgen voor een toekomstbestendige en passende pensioenregeling die op verantwoorde en efficiënte wijze wordt uitgevoerd. Kernwaarden Met het formuleren van kernwaarden voor de organisatie wordt het mogelijk om alle activiteiten en besluiten te toetsen aan uitgangspunten. Passend bij het doel van de organisatie hanteert SNPF de volgende kernwaarden: verantwoordelijk; efficiënt; kostenbewust; integer.
11.3 | Opdrachtgeverschap Het opdrachtgeverschap voor de pensioenregeling lag in 2013 in handen van de door de KNB ingestelde Pensioenraad. Het opdrachtgeverschap is per 1 juli 2014 ingevuld met een werkgeverscommissie en een werknemerscommissie (samen de PensioenKamer) onder auspiciën van de KNB.
86
11.4 | Pensioenregeling SNPF De pensioenregeling is vastgelegd in een pensioenreglement. Van de vaststelling en wijzigingen van het pensioenreglement van SNPF is een notariële akte opgemaakt. In het huidige pensioenreglement is de regeling opgenomen zoals die vanaf 1 januari 2014 geldt. De laatste wijziging die hierin is aangebracht, ging in per 1 januari 2015. Pensioenopbouw en risicoverzekering Per 1 januari 2014 kent SNPF een middelloonregeling tot het inkomen gelijk aan de WIA-grens (2015: € 51.978). Boven dit bedrag en over variabele loonbestanddelen kan vrijwillig aanvullend ouderdomspensioen worden opgebouwd in een beschikbare premieregeling. De pensioenregeling kent een opbouw van het ouderdoms- en partnerpensioen met uitruil- en flexibiliseringsmogelijkheden. Verder is een regeling voor het arbeidsongeschiktheidspensioen opgenomen. Ook is het mogelijk extra partnerpensioen te verzekeren. In de pensioenregeling geldt een pensioenleeftijd van 67 jaar. Voor een gedeelte van het partnerpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen vindt geen opbouw plaats. De financiering vindt plaats op risicobasis, waarbij de lasten van de toe te kennen pensioenen in enig jaar volledig moeten worden gedekt vanuit de premie-inkomsten in datzelfde jaar. Premie Voor de financiering van de pensioenregeling wordt conform het pensioenreglement een actuariële kostendekkende pensioenpremie gevraagd. Deze pensioenpremie wordt vastgesteld op basis van de actuariële grondslagen van het fonds. Inkoop van toekomstige pensioenuitkeringen wordt daarbij gewaardeerd op basis van de grondslagen van SNPF. Uit de actuarieel benodigde pensioenpremie wordt een doorsneepremie vastgesteld, op basis van de individueel vastgestelde pensioengrondslag, die aan de kandidaat-notarissen en (toegevoegd) notarissen in rekening wordt gebracht. Het bestuur heeft eind 2014 besloten om vanaf 2015 over te gaan op een systeem waarbij sprake is van een gedempte kostendekkende premie. Toeslagen De pensioenregeling kent een voorwaardelijke toeslagregeling. Jaarlijks beslist het bestuur - voor zover en voor zolang de middelen van SNPF dit toelaten - in hoeverre de pensioenen kunnen worden verhoogd met een toeslag. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het rendement gefinancierd. Aangezien de dekkingsgraad van SNPF in 2014 niet boven het vereist eigen vermogen uitkwam, zijn de pensioenen in 2014 niet verhoogd. Hiermee wordt het herstelplan gevolgd. De prijsontwikkeling over 2014 (CPI oktober – oktober) bedroeg 1,1% (2013: 1,6%). Bij SNPF bestaat een indexatieachterstand doordat de pensioenen al sinds 2003, met uitzondering van 2008, niet zijn aangepast aan de prijsontwikkeling. (Gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden moeten op basis van de huidige inzichten rekening houden met de mogelijkheid dat SNPF ook in de komende jaren geen toeslag kan verlenen op de pensioenen (indexeren). Dit betekent dat de pensioenen niet meegroeien met de (eventuele) prijsinflatie. De koopkracht van de huidige pensioenen kan daarmee dalen, afhankelijk van de hoogte van die prijsinflatie. Om die reden is het bestuur in overleg getreden met de PensioenKamer (de opdrachtgever van SNPF) om een realistische indexatieambitie te definiëren.
87
11.5 | Statistieken Ontwikkeling deelnemersbestand Het deelnemersaantal nam in 2014 toe met 17 tot 3.047. Het aantal gewezen deelnemers steeg met 30 tot 1.610 en het aantal pensioengerechtigden met 19 tot 1.800. In totaal is er sprake van een lichte stijging van het deelnemersbestand. Leeftijdsopbouw deelnemers In totaal bouwen 3.047 deelnemers pensioen op. Daarvan hebben 108 deelnemers een premievrije opbouw vanwege arbeidsongeschiktheid. De gemiddelde leeftijd van het deelnemersbestand is 43,2 jaar (2013: 44,6 jaar). Voor mannelijke deelnemers bedraagt de gemiddelde leeftijd 46,7 jaar (2013: 47,7 jaar); voor vrouwelijke deelnemers ligt die op 39,4 jaar (2013: 41 jaar). De onderstaande grafiek geeft inzicht in de verdeling van het deelnemersbestand over de leeftijdscategorieën.
Deelnemersbestand 0
200
400
Aantal 600
800
>65 60-65 55-60 man
50-55
vrouw
45-50 40-45 35-40 30-35 25-30 <25
Leeftijd Het deelnemersbestand bestond eind 2014 voor 53% uit mannen en voor 47% uit vrouwen. Het aandeel vrouwen is in 2014 licht gestegen. De deelnemers van SNPF kunnen worden verdeeld in (toegevoegd) notarissen en kandidaat-notarissen. De verdeling is in de volgende grafiek in beeld gebracht.
Verdeling (kandidaat-)notarissen 0
200
400
Aantal 600
65-70 60-65 55-60 50-55 45-50 40-45 35-40 30-35 25-30 <25 Leeftijd
kandidaatnotarissen (toegevoegd) notarissen
88
Technische voorziening per categorie In onderstaande grafiek is de technische voorziening van het fonds verdeeld over de verschillende deelnemers. Ook is een grafiek opgenomen met de aantallen deelnemers in de verschillende categorieën. De vergrijzing van het fonds is hierin duidelijk te zien. Bijna de helft van de technische voorziening is gereserveerd voor pensioengerechtigden. Zij maken echter slechts een kwart van het totaal aantal verzekerden uit. Verder is opvallend dat voor de 25% gewezen deelnemers slechts 10% van de voorziening is opgebouwd. De oorzaak hiervoor is dat gewezen deelnemers veelal een relatief klein pensioen hebben opgebouwd.
Voorziening per categorie
deelnemers gewezen deelnemers pensioengerechtigden
Aantallen per categorie
deelnemers gewezen deelnemers pensioengerechtigden
Arbeidsongeschiktheid Het percentage arbeidsongeschikte deelnemers binnen het totale deelnemersbestand bedroeg per ultimo 2014 3,7%. De gemiddelde leeftijd van de arbeidsongeschikten is 54,7 jaar. Circa 52% van deze groep is ouder dan 55 jaar en circa 15% is jonger dan 45 jaar.
89
Arbeidsongeschikte deelnemers Aantal 0
10
20
30
40
65-70 60-65 55-60 50-55 45-50 40-45 man 35-40
vrouw
Leeftijd In de volgende grafiek is inzicht gegeven in het verloop van het aantal arbeidsongeschikte deelnemers met premievrije opbouw. Het betreft de stand per ultimo 2014. Duidelijk te zien is de afname van deze groep deelnemers in de afgelopen jaren waarbij nu sprake lijkt te zijn van een stabilisatie van het aantal.
Arbeidsongeschikte deelnemers 2011 - 2014 80
Aantal
70 60 50 40 30 2011
20
2012 10
2013
0
2014 >65
60-65 55-60 50-55 45-50 40-45 35-40 30-35
Leeftijd
Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen over 2014 bedroegen in totaal € 46,1 miljoen. Dit is € 0,2 miljoen minder dan in 2013. De pensioenuitkeringen kunnen worden verdeeld in ouderdoms-, nabestaanden-, arbeidsongeschiktheidspensioen en overige uitkeringen. Onder deze laatste categorie vallen onder meer het wezenpensioen en overige toeslagen. Het uitkeringsniveau lijkt te stabiliseren, alhoewel het ouderdomspensioen een lichte stijging vertoont. Dit wordt gecompenseerd door een lichte daling bij de andere pensioenuitkeringen. In de volgende grafiek zijn de uitgekeerde pensioenen naar soort weergegeven.
90
Pensioenuitkeringen 0
10
20
30
40
x € 1 mln
2014 2013 2012 2011
partnerpensioen
2010
arbeidsongeschiktheidspensioen ouderdomspensioen
2009
Jaar Uitkeringenstroom In de volgende grafiek zijn de verwachte uitkeringen in beeld gebracht voor de periode 2015 tot en met 2089.
Uitkeringenstroom x € 1 mln 50 45 40 35 30 25 20 15
arbeidsongeschiktheidspensioen
10
nabestaandenpensioen
5 0 2015 2025 2035 2045 2055 2065 2075 2085
ouderdomspensioen
Jaar
11.6| Lijst met vermogensbeheerders SNPF maakte in 2014 gebruik van de volgende vermogensbeheerders: Aberdeen SVG Private Equity Aegon Investment Management BlackRock Investment Management (UK) Limited BNP Paribas Investment Partners J.P. Morgan Asset Management Lombard Odier Asset Management Pacific Investment Management Company (Pimco) Robeco Institutional Asset Management Syntrus Achmea Vermogensbeheer.
91
11.7 | Personalia Samenstelling bestuursorganen per 31 december 2014: Raad van toezicht drs. N.C.M. van Niekerk, voorzitter J. Kiliaan prof. dr. Th.E. Nijman Bestuur mr. E.P. Greup, voorzitter (per mei 2014) mr. J. Borren, vicevoorzitter en secretaris mr. H.H. Idzerda drs. R. Oosterhout mr. M. de Waal Per 1 april 2014 legde Maarten Dijkshoorn de functie van voorzitter van het bestuur van SNPF neer. Dit vanwege de eisen die door de toezichthouder worden gesteld aan het aantal bestuurlijke en toezichthoudende functies van de individuele bestuursleden. De heer Dijkshoorn was nog wel tot december 2014 lid van het bestuur. SNPF is hem zeer erkentelijk voor zijn inspanningen in de afgelopen jaren voor het fonds. Hij zette als voorzitter vele veranderingen in gang en was met zijn grote kennis van en ervaring in de pensioenbranche zeer waardevol voor het fonds. Audit- en riskcommissie mr. J. Borren, voorzitter mr. H.H. Idzerda (per december 2014) mr. M. de Waal Beleggings- en balansmanagementcommissie mr. H.H. Idzerda, voorzitter mr. E.P. Greup drs. R. Oosterhout C.J. Bijloos, adviseur Per 1 juli 2014 nam de heer Henk Eggens afscheid van de beleggings- en balansmanagement-commissie (BBC). SNPF is hem dankbaar voor zijn deskundige bijdrage die hij vele jaren met grote inzet en toewijding heeft geleverd aan de BBC. Communicatie-, governance en compliancecommissie mr. J. Borren, voorzitter mr. M. de Waal
Directie mr. E.A.W.M. Uijen, directeur Geschillencommissie mr. D.J. Bender, voorzitter mr. G.W. Galle mr. G. Kleykamp - van der Ben (trad af per 1 januari 2015) Met haar defungeren als notaris, legde Gerda Kleykamp per 1 januari 2015 haar functie als lid van de geschillencommissie van SNPF neer. SNPF dankt mevrouw Kleykamp voor haar inzet voor de geschillencommissie in de afgelopen jaren.
92
Adviserend actuaris drs. A.G.M. den Hartogh AAG, verbonden aan AON Hewitt, Rotterdam Certificerend actuaris P.L.J. Janssen AAG, verbonden aan Towers Watson B.V. Netherlands, Amstelveen Accountant S.B. Spiessens RA, verbonden aan Ernst & Young Accountants LLP, Den Haag Relevante nevenfuncties per 31 december 2013 Raad van toezicht drs. N.C.M. van Niekerk Functie in raad van toezicht Hoofdfunctie Nevenfuncties
J. Kiliaan Functie in raad van toezicht Hoofdfunctie Nevenfuncties
prof. dr. Th. E. Nijman Functie in raad van toezicht Hoofdfunctie
Nevenfuncties
voorzitter zelfstandig adviseur lid bestuur Fonds Nuts Ohra; tevens voorzitter Financiële Commissie (FNO), lid Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC), bestuurslid (penningmeester) Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde
lid raad van toezicht directeur Corporate Development Delta Lloyd Group lid raad van toezicht Stichting Pameijer, voorzitter visitatiecommissie Stichting Nedlloyd Pensioenfonds, lid bestuur VITP (Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector), lid raad van beheer Stichting Pensioenfonds Hoogovens
lid raad van toezicht hoogleraar Econometrie van de financiële markten Tilburg University en Scientific Director Netspar (Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement) lid beleggingsadviescommissie instituut GAK, Academic coördinator Inquire Europe, voorzitter kerkenraad protestante gemeente Oisterwijk
Bestuur mr. E.P. Greup Functie in bestuur Zittingsperiode Hoofdfunctie Nevenfuncties mr. J. Borren Functie in bestuur Zittingsperiode Hoofdfunctie Nevenfuncties
voorzitter 3 oktober 2013 – 3 oktober 2016 notaris auditor ten behoeve van KNB, secretaris Stichting Rotary Service Maarsen
vicevoorzitter en secretaris 10 november 2011 - 1 maart 2015 notaris voorzitter van het Platform van Ambassadeurs uit het notariaat voor het Concertgebouw Fonds, secretaris/penningmeester Stichting Fonds Oosterbaan, lid raad van toezicht Stichting tot Bevordering der Notariële Wetenschap, bestuurslid Stichting Dando Felix, bestuurslid De Helpende Zon
93
mr. H.H. Idzerda Functie in bestuur Zittingsperiode Hoofdfunctie Nevenfuncties
drs. R. Oosterhout Functie in bestuur Zittingsperiode Hoofdfunctie Nevenfuncties
mr. M. de Waal Functie in bestuur Zittingsperiode Hoofdfunctie Nevenfuncties Directie mr. E.A.W.M Uijen Hoofdfunctie Nevenfuncties
bestuurslid 1 januari 2012 - 1 januari 2017 zelfstandig adviseur bestuurslid VSB donatiefonds, bestuurslid VSB vermogensfonds, lid beleggingscommissie VSB vermogensfonds, penningmeester St. Slot Zuylen, bestuurslid R&O, bestuurslid van pensioenfonds Super de Boer, bestuurslid pensioenfonds C1000, commissaris LSP Life Sciences Fund
bestuurslid 1 maart 2012 – 1 maart 2016 Director Financial Institutions ING Bank vicevoorzitter Stichting Pensioenfonds ING, vicevoorzitter Stichting Lion
bestuurslid 20 december 2013 – 20 december 2016 kandidaat-notaris -
directeur voorzitter Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ), lid van de raad van toezicht BPF Schilders, lid visitatiecommissie Pensioenfonds van de KAS BANK, voorzitter Adviescommissie Certificering opleidingen voor bestuurders van pensioenfondsen (SPO), adviseur 4CV (adviesbureau voor besturingsvraagstukken in de onderwijs- en medische sector), directeur/voorzitter college van vereffenaars van Stichting Pensioenfonds Stork in liquidatie
Verantwoordingsorgaan Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2014: mr. F.B.M. van der Raaij, voorzitter mr. A.D. Plaggemars, vicevoorzitter mr. J.G. Mulder, secretaris mr. W.J.A.C. Daamen mr. J.G. Posthumus mr. A.G.C. Struycken – van Daelen mr. M.J.J. de Wit
94
11.8 | Nadere gegevens leden bestuursorganen Raad van toezicht Naam drs. N.C.M. van Niekerk J. Kiliaan prof. dr. Th.E. Nijman
m/v
Geboortejaar
Zittingsrooster
m v m
1947 1954 1957
2012 - 2017 2012 - 2015 2013 - 2016
m/v m m m m m
Geboortejaar 1954 1959 1954 1946 1979
Zittingsrooster 2013 - 2016 2011 - 2015 2012 - 2016 2012 – 2017 2013 - 2016
Termijn 2e 1e 1e
Bestuur Naam mr. E.P. Greup mr. J. Borren drs. R. Oosterhout mr. H.H. Idzerda mr. M. de Waal
Termijn 1e 2e 2e 2e 1e
Verantwoordingsorgaan Naam mr. F.B.M. van der Raaij mr. A.D. Plaggemars mr. J.G. Mulder mr. W.J.A.C. Daamen mr. J.G. Posthumus mr. A.G.C. Struycken – van Daelen mr. M.J.J. de Wit
m/v m m m m v v m
Geboortejaar 1959 1940 1982 1947 1973 1970 1962
95
12 | BEGRIPPENLIJST AAA-rating Classificatie van het laagste kredietrisico ofwel de hoogste kredietwaardigheid van ondernemingen. Abtn Actuariële en bedrijfstechnische nota. Asset Liability Management (ALM)-studie Een studie waarbij in onderlinge samenhang de ontwikkeling van de beleggingen en verplichtingen wordt geanalyseerd om het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid te toetsen. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen. Beleidsdekkingsgraad De beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds is de gemiddelde dekkingsgraad van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling. Collateral Onderpand in de vorm van kasgeld of effecten waarmee het kredietrisico op tegenpartijen uit hoofde van Over-The-Counter (OTC) derivatentransacties wordt beperkt. OTC-contracten zijn financiële contracten die buiten de beurs om worden verhandeld. Credits Credits zijn obligaties uitgegeven door bedrijven en financiële instellingen met een kredietkwalificatie van Standard & Poor’s van BBB of hoger. Custodian De custodian is de financiële partij die de effecten bewaart. Dekkingsgraad De verhouding tussen het pensioenvermogen en de technische voorzieningen, uitgedrukt in een percentage. Het geeft de mate aan waarin het fonds zijn verplichtingen heeft gedekt en wordt gebruikt als indicator voor de financiële positie van een pensioenfonds. Dekkingstekort Hiervan is sprake indien de solvabiliteit onder de vereiste dekkingsgraad is gekomen. DNB eist dan een kortetermijnherstelplan. Een langetermijnherstelplan is vereist indien er een reservetekort is. Derivaten Financiële producten, zoals opties, futures en swaps, die zijn afgeleid van effecten. De prijsontwikkeling is (mede) afhankelijk van de prijsontwikkeling van de onderliggende waarde. Duration De gemiddelde gewogen looptijd van kasstromen. Feitelijke premie De daadwerkelijk door een pensioenfonds ontvangen premie.
96
Financieel Toetsingskader (FTK) Door de externe toezichthouder opgestelde beleidsregels voor de toetsing van de financiële positie van een pensioenfonds. Forwardrente De forwardrente is de rente in de toekomst die aan de hand van de huidige data wordt bepaald. Gedempte premie Om jaarlijkse fluctuaties in de premiebijdrage door schommelingen in de marktrente tegen te gaan, mogen pensioenfondsen bij de vaststelling van de premie uitgaan van een over enkele jaren vast te stellen gemiddelde disconteringsvoet. De premiebijdrage die op deze manier wordt vastgesteld, is de gedempte premie. Kostendekkende premie De in het Financieel Toetsingskader gedefinieerde premie die nodig is om de kosten van de pensioenregeling te dekken. Deze bestaat uit de actuariële premie voor de pensioeninkoop, een opslag voor het bereiken of in stand houden van een vereist eigen vermogen en een opslag voor uitvoeringskosten. Matchingportefeuille Met een matchingportefeuille wordt het renterisico verminderd door het matchen van de looptijd van de vastrentendewaardenportefeuille met de looptijd van de verplichtingen. Optie Het recht, maar niet de verplichting, om een effect gedurende een bepaalde periode of op een bepaalde datum tegen een bepaalde prijs te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie). Overlay De combinatie van derivaten die het doel heeft de balans van het fonds minder gevoelig te maken voor veranderingen in de rente, wisselkoers of prijsveranderingen. Pensioenvermogen (of fondsvermogen) Eigen vermogen plus technische voorzieningen. Private equity Effecten van bedrijven die niet aan een beurs zijn genoteerd. De verkoop van private equity is aan strenge regels gebonden. Omdat een markt ontbreekt, moet een belegger zelf een koper vinden als hij zijn aandeel in een dergelijk bedrijf wil verkopen. Het is dus een illiquide belegging. Rendementsportefeuille De rendementsportefeuille is dat deel van de portefeuille dat gericht is op het realiseren van rendement voor de stijging van de dekkingsgraad. Rentetermijnstructuur (RTS) De rentetermijnstructuur is een set van rentes voor iedere looptijd. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico (bijvoorbeeld rente) wisselt tegen dat van een andere partij. Ultimateforwardrate-methodiek (UFR) De ultimateforwardrate-methodiek is een methode om een rentecurve voor lange looptijden te bepalen. Dit gebeurt door de langere forward rentes te laten evolueren naar een vooraf vastgesteld niveau. In het geval van de waardering van pensioenverplichtingen gaat het om de zogeheten forward rates van de door DNB gepubliceerde FTK-rentetermijnstructuur, die gebaseerd is op de swapmarkt.
97
Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd gelden. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. Vereist eigen vermogen (VEV) De buffer die een pensioenfonds moet aanhouden voor de vereiste zekerheid dat de onvoorwaardelijke pensioenen ook daadwerkelijk worden uitgekeerd. Het vereist eigen vermogen wordt zodanig vastgesteld dat de kans, dat er binnen een jaar een situatie van dekkingstekort ontstaat, kleiner is dan 2,5%. Verzekeringstechnisch risico Risico van negatieve verzekeringstechnische resultaten, zoals het langlevenrisico. Dit risico is afhankelijk van de gemiddelde leeftijd (hoe lager de gemiddelde leeftijd, hoe hoger de onzekerheid), de omvang van het fonds (hoe groter het fonds, hoe lager de opslag) en de pensioenregeling.
98
Europaweg 27 9723 AS Groningen Postbus 51009 9702 JA Groningen Telefoon: (050) 582 18 72 E-mail:
[email protected] Website: www.snpf.nl Juni 2015