Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Jaarverslag 2014
1
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
2
Profiel
4
Kengetallen
5
Personalia
6
Statutaire doelstelling en financiële opzet van Stichting Pensioenfonds VNU
8
Bestuursverslag
10
1. Algemene ontwikkelingen in de pensioensector in 2014
10
2. Ontwikkelingen bij Stichting Pensioenfonds VNU in 2014
15
3. Beleggingen
24
4. Herverzekering
28
5. Eigen beheer
29
6. Toeslagen
29
7. De financiële positie van het Fonds
31
8. Vereist eigen vermogen
32
9. Samenvatting van het actuarieel rapport 2014
32
10. Risicobeheersing
33
11. Uitbesteding
34
12. Pensioenregelingen (geldig tot 1 januari 2015)
34
13. Harmonisatie pensioenregelingen (vanaf 1 januari 2015)
36
14. Uitvoeringskosten
37
15. Toezicht De Nederlandsche Bank (DNB)
40
16. Toezicht Autoriteit Financiële Markten (AFM)
41
17. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)
41
18. Vergoeding ‘externe’ leden bestuur en verantwoordingsorgaan
42
19. Code Pensioenfondsen
42
20. Risicobereidheidsonderzoek
46
21. Verantwoordingsorgaan
48
22. Intern toezicht
48
23. Verslag verantwoordingsorgaan over 2014
50
24. Reactie van het bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
52
Jaarrekening
53
Balans per 31 december 2014
54
Staat van baten en lasten over 2014
55
Bestemming van het resultaat
56
Kasstroomoverzicht over 2014
57
Toelichting jaarrekening 2014
58 2
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Overige gegevens
91
Actuariële verklaring
92
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
93
Actuariële analyse
98
Bijlagen
99
Berekening overrente Begrippenlijst
99 100
3
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Profiel Stichting Pensioenfonds VNU (hierna aangeduid als het Fonds) heeft als doel de pensioenen van (gewezen) werknemers en hun nabestaanden van Nielsen B.V. (voorheen VNU B.V.) en aangesloten ondernemingen zeker te stellen. Hiertoe wordt voor de werkgever Nielsen (met twee aangesloten ondernemingen) en circa 5.500 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden circa EUR 583 miljoen vermogen belegd. Het Fonds is statutair gevestigd te Haarlem. Het Fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41.22.25.88. Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisatie Opf / Pensioenfederatie. Administratie, Excasso en Vermogensbeheer zijn uitbesteed aan derde partijen. Het Fonds heeft zelf geen personeel in dienst.
4
Stichting Pensioenfonds VNU
Kengetallen
Jaarverslag 2014
2014
2013
2012
2011
2010
Aantallen totaal Deelnemers
5.509
5.601
5.704
5.813
6.026
115
126
152
189
203
Gewezen deelnemers
2.355
2.498
2.631
2.788
2.984
Pensioengerechtigden
3.039
2.977
2.921
2.836
2.839
0,81
1,52
1,17
1,38
0,40
NMR actieve deelnemers
0,90
1,41
0,68
0,88
2,21
NMR inactieven
(bedragen in miljoenen euro’s)
Toeslagen per 1 januari in % 1 VNU-A en gerelateerd
0,90
1,41
0,68
0,88
0,00
Premiebaten en Pensioenuitkeringen Feitelijke premie
1,8
2,2
1,9
2,0
2,0
Kostendekkende/gedempte premie
1,6
2,0
1,7
1,8
1,7
25,3
25,2
24,8
24,4
23,9
Premielasten herverzekering
0,4
0,6
0,7
0,8
0,8
Beleggingsportefeuille totaal 2 Vastgoedbeleggingen
457,9
433,1
439,0
407,8
415,5
19,6
20,0
21,0
22,6
21,5
Aandelen
116,6
111,6
106,3
102,4
94,5
Vastrentende waarden en overig
321,7
301,5
311,7
282,8
299,5
Vermogenssituatie en solvabiliteit Vermogen
102,7
84,1
70,7
65,7
71,7
Technische voorzieningen
490,0
445,2
477,9
450,9
421,4
Pensioenuitkeringen
Pensioenverplichtingen eigen beheer 3
54,9
53,0
56,9
52,4
50,1
Aanwezige dekkingsgraad in %
121,0
118,9
114,8
114,6
117,0
Vereiste dekkingsgraad in %
103,4
103,4
103,4
103,4
103,4
37,0
22,7
47,2
12,7
35,0
Beleggingsopbrengsten Totaal Depot VNU I 4
19,9
11,9
32,2
10,9
23,0
Depot VNU II
18,2
10,8
15,0
1,8
12,0
Beleggingsperformance Totaalrendement in %
11,8
5,5
11,74
3,15
8,83
Rendement depot VNU I in %
11,14
4,06
11,31
3,8
8,13
Benchmark depot VNU I in %
10,12
2,71
9,64
3,78
7,78
Rendement depot VNU II in %
13,17
8,55
12,8
1,55
10,59
Benchmark depot VNU II in % Tabel 1; Kerncijfers
11,82
7,67
11,34
1,59
10,44
1
De toeslagen per 1 januari komend boekjaar (2015) worden toegelicht in paragraaf 2.12 Toeslag en harmonisatie toeslagbeleid 2 Beleggingen op marktwaarde van depot VNU I en depot VNU II volgens de beleggingsrapportages van Aegon Investment Management 3 Exclusief de overige technische voorziening betreffende excassokosten ad EUR 3,2 miljoen.(2013; EUR 3,0 miljoen) 4 Beleggingsopbrengsten depot VNU I is op basis van waarderingsgrondslagen van het depot.
5
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Personalia Samenstelling Bestuur en Verantwoordingsorgaan ultimo 2014 Herbenoembaar/ Bestuur Einde termijn Herkiesbaar E.G.M. Penninx (66) (werkgever), voorzitter 01-08-2016 Ja M.J.B. Rutte (55) (werkgever) 01-01-2016 Ja F.G.M. Wanschers (47) (werkgever) 01-10-2016 Ja M.J. Borkink (66) (pensioengerechtigden), vicevoorzitter 13-04-2015 Ja Mevr. G.J. Wiss-Wegh (70) (pensioengerechtigden) 13-04-2015 Ja Mevr. M. van ’t Riet ( 40) (deelnemers) 15-04-2018 Ja Tabel 2; samenstelling bestuur Verantwoordingsorgaan Leden Werkgeverszijde: I. van ’t Woud (36) Deelnemers: H. van der Putten (62), voorzitter Pensioengerechtigden: G.C. Reeser (71) Pensioengerechtigden A. van der Bree (72) Tabel 3; samenstelling verantwoordingsorgaan De termijn van de leden van het verantwoordingsorgaan is op 13 april 2015 afgelopen. Per 1 juli stopt de heer G.C. Reeser. Per 1 juli treden de heren B. Bakker en B. Otten in functie als lid van het verantwoordingsorgaan. Per 1 juli is de heer A van der Bree herbenoemd als lid van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur van het Fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie. Deze werkzaamheden betreffen vermogensbeheer, pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het Fonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
6
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Overige betrokkenen Accountant Ernst & Young Accountants LLP te Amsterdam Actuaris Ernst & Young Actuarissen B.V. te Amsterdam Administratie Aon Consulting Nederland C.V. te Amsterdam (handelend onder de naam Aon Hewitt) Adviseurs (extern) Aon Consulting Nederland C.V. te Amsterdam (handelend onder de naam Aon Hewitt) Bestuursondersteuning R. van Zuijlen (Aon Hewitt) Beleggingscommissie M.J. Borkink, voorzitter E.G.M. Penninx R. Albrecht, externe deskundige benoemd door het bestuur Compliance officer Tot 1 mei 2014 mevrouw I.W. van ’t Woud (Nielsen) Vanaf 4 december 2014 De heer M. van den Hoven Mevrouw I.W. van ’t Woud heeft per 1 mei 2014, zijnde het moment dat zij door de werkgever is benoemd als lid van het VO, haar functie als compliance officer neergelegd. Vanaf 4 december 2014 is de heer M. van den Hoven in functie als compliance officer. Verzekeringsmaatschappijen Aegon Levensverzekering N.V. te Den Haag Beleggingsmaatschappij Aegon Investment Management B.V. te Den Haag
7
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Statutaire doelstelling en financiële opzet van Stichting Pensioenfonds VNU De Stichting Pensioenfonds VNU heeft ten doel het uitkeren of het doen uitkeren van pensioenen, toeslagen op die pensioenen en andere uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden in de gevallen en onder de voorwaarden, zoals nader geregeld in de pensioenreglementen en de addenda behorende bij die reglementen. Het Fonds geeft de aanspraken voortvloeiend uit de pensioenreglementen in herverzekering, met uitzondering van een beperkt aantal premievrije aanspraken en de aanspraken voortvloeiend uit toeslagen (toeslagen op ingegane pensioenen), die in eigen beheer gehouden worden. Krachtens de statuten van het Fonds voert het Fonds de pensioenovereenkomsten uit van Nielsen B.V. (voorheen VNU B.V., hierna aangeduid als Nielsen) en de aangesloten ondernemingen. In overeenstemming met de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen en het Fonds, die geldt met ingang van 1 januari 2008, verplicht Nielsen zich jaarlijks per 1 januari het bedrag te betalen c.q. aan te vullen dat het Fonds in dat jaar nodig heeft om de pensioenaanspraken welke voortvloeien uit de pensioenreglementen te voldoen. Nielsen vult, onder voorbehoud van de hierna onder a. t/m e. genoemde omstandigheden, het vermogen van het Fonds aan indien en voor zover het eigen vermogen van het Fonds op enig moment ligt onder het zogenoemde vereiste eigen vermogen (dit is de in de Pensioenwet, artikel 132 en Besluit FTK pensioenfondsen, artikel 12 voorgeschreven norm voor het vereiste eigen vermogen). De aanvulling zal plaatsvinden op een wijze en binnen termijnen zoals goedgekeurd door de Nederlandsche Bank. Zoals vastgelegd in de pensioenreglementen, worden op de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken door het Fonds toeslagen verleend op basis van voorwaardelijke toeslagen. Het bestuur besluit elk jaar of en zo ja in hoeverre per 1 januari van enig jaar krachtens de pensioenreglementen toeslagen verleend worden op (ingegane) ouderdoms-, pre-, nabestaanden- en wezenpensioenen en premievrije pensioenen waarop een uit dienst getreden deelnemer recht behoudt. De kosten van de toeslagen komen voor rekening van Nielsen, indien de dekkingsgraad van het Fonds per 31 december van het tweede jaar voorafgaand aan die van 1 januari, 10% punten of minder boven de vereiste dekkingsgraad lag. Indien die dekkingsgraad meer dan 10% punten boven de vereiste dekkingsgraad lag, komen de kosten van de toeslagen voor rekening van het Fonds. Indien de dekkingsgraad van het Fonds op 31 december van enig jaar boven de zogenaamde premiekortinggrens (artikel 129 Pensioenwet) ligt, krijgt Nielsen een premiekorting tot maximaal het bedrag dat Nielsen voor dat jaar verschuldigd was. Nielsen behoudt zich het recht voor, om met inachtneming van de daarvoor geldende regels, in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan het Fonds en dientengevolge de daaruit resulterende pensioenaanspraken te verminderen of te beëindigen onder meer indien: a. nieuwe voorzieningen van overheidswege worden ingevoerd dan wel bestaande voorzieningen zodanig gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, verantwoord is; b. zij verplicht wordt zich voor het gehele onder een pensioenregeling vallende personeel of een gedeelte daarvan, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds; c. de financiële situatie van Nielsen de uitgaven ter zake van een of meerdere pensioenregelingen niet meer toelaat; d. op enig moment geconstateerd wordt dat er sprake is van fiscaal bovenmatige elementen in een pensioenregeling. De regeling kan alsdan met terugwerkende kracht tot de datum van inwerkingtreding van het reglement worden aangepast. Het Fonds is in dat geval bevoegd het reglement dienovereenkomstig aan te passen; e. bij of krachtens wettelijke maatregelen Nielsen verplicht is de toezegging te wijzigen. 8
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Indien Nielsen gebruik heeft moeten maken van de bevoegdheid sub c. bedoeld, zal door Nielsen jaarlijks worden bekeken of de financiële situatie van dien aard is, dat de in de bijdragen ontstane achterstand (gedeeltelijk) kan worden ingehaald. Een beslissing tot vermindering van de bijdragen wordt genomen door Nielsen in overleg met het bestuur van het Fonds. The Nielsen Company B.V. (voorheen VNU N.V.) heeft zich, door medeondertekening van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen en het Fonds, verplicht om de verplichtingen die voor Nielsen uit die overeenkomst voortvloeien na te komen indien en voor zover Nielsen haar verplichtingen niet, niet tijdig of niet volledig nakomt. Indien Nielsen haar bijdragen aan het Fonds vermindert of beëindigt met een beroep op de bovengenoemde bevoegdheid sub c., zal The Nielsen Company B.V. deze bijdragen volledig aanvullen en betalen aan het Fonds. De overrente-baten (alle baten uit hoofde van een hogere gerealiseerde intrest dan de in de tariefsgrondslagen begrepen technische rekenrente van 4%) die van Aegon Levensverzekering N.V. (hierna aangeduid als de herverzekeraar) worden ontvangen, komen met ingang van het jaar 2002 ten gunste van en worden betaald aan het Fonds. Ook positieve technische resultaten voortkomende uit de in herverzekering gegeven pensioenverplichtingen blijven met ingang van het jaar 2002 binnen het Fonds. Overrente-baten en technische resultaten (ook in het geval dat die overrente-baten en/of technische resultaten negatief zijn) voortkomende uit de pensioenverplichtingen in eigen beheer, evenals de beleggingsopbrengsten van het vrije vermogen van het Fonds, komen met ingang van 2003 ten gunste/laste van het Fonds. Nielsen brengt het Fonds geen kosten in rekening voor verleende diensten en beschikbaar gestelde personeelsleden en/of accommodatie.
9
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Bestuursverslag 1. Algemene ontwikkelingen in de pensioensector in 2014 Hieronder vindt u enkele belangrijke ontwikkelingen in de pensioensector die in 2014 hebben plaatsgevonden. Deze zijn algemeen van aard en niet toegespitst op Stichting Pensioenfonds VNU. Vanaf de paragraaf “2. Ontwikkelingen bij Stichting Pensioenfonds VNU in 2014” leest u de fondsspecifieke zaken. 1.1 Bestuur pensioenfondsen Op 9 juli 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen. Alle pensioenfondsen dienden uiterlijk 1 juli 2014 deze wet te hebben geïmplementeerd. Met de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen wil het kabinet bewerkstelligen dat de pensioenfondsen deskundiger worden bestuurd. Ook moet de wet zorgen voor sterker intern toezicht en een adequate vertegenwoordiging van stakeholders in het bestuur. Bovendien draagt de wet bij aan het stroomlijnen van de organen en taken van de pensioenfondsen. Er is met de komst van deze wet een wezenlijke verandering opgetreden in de rol van de pensioengerechtigden. Vanaf 1 juli 2014 zijn alle pensioenfondsen verplicht om pensioengerechtigden een vaste plek in hun bestuur te geven. Tot de genoemde datum konden pensioengerechtigden in een ondernemingspensioenfonds vertegenwoordigd zijn in het bestuur met (mede)beslissingsbevoegdheid of in de deelnemersraad met adviesbevoegdheid. 1.2 Waardeoverdracht De staatssecretaris van SZW heeft in haar brief van 20 januari 2014 aangegeven te hechten aan de individuele keuzevrijheid van werknemers om bij baanwisseling de waarde van hun opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Daarom wilde zij onderzoeken of het recht op waardeoverdracht in stand kan worden gehouden. Tegelijkertijd zag zij redenen om het huidige systeem van individuele waardeoverdracht te vereenvoudigen. Haar gedachten gingen daarbij uit naar een wijziging van het systeem van individuele waardeoverdracht waarbij niet de pensioenaanspraak wordt overgedragen, maar uitsluitend de waarde van de pensioenvoorziening. Tegelijkertijd wilde zij bezien of het proces van waardeoverdracht meer geautomatiseerd kon worden, waardoor waardeoverdracht efficiënter kan plaatsvinden. Ter uitwerking van deze gedachten is nader onderzoek nodig. De staatssecretaris deed in een algemeen overleg in de Tweede Kamer de toezegging dat werknemers die overstappen naar een andere pensioenregeling, in de toekomst meer tijd krijgen om waardeoverdracht te regelen. De geplande inwerkingtreding van deze nieuwe wetgeving is 1 juli 2015. 1.3 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen Op 17 december 2014 is het wetsvoorstel Wet aanpassing financieel toetsingskader (FTK) pensioenfondsen aangenomen in de Eerste Kamer. De nieuwe FTK-wetgeving (nFTK) is per 1 januari 2015 van kracht. Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd.
10
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
De belangrijkste onderdelen van het nFTK zijn: Beleidsdekkingsgraad Tot en met december 2014 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds een momentopname van de financiële positie van het pensioenfonds per het einde van de maand. Doordat de waarde van de beleggingen en de stand van de rente per maand omhoog of omlaag gaan, kunnen van maand tot maand bij sommige pensioenfondsen flinke schommelingen voorkomen in de dekkingsgraad. Alle pensioenfondsen moeten vanaf januari 2015 bij beleidsbeslissingen (bijvoorbeeld toekenning van indexatie) gebruikmaken van de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden en zal door deze middeling minder schommelen. Herstelsystematiek Onder het nieuwe FTK verandert ook de herstelsystematiek. In plaats van een korte- en lange termijnherstelplan komt er één herstelplan van maximaal tien jaar. Jaarlijks wordt dit plan geëvalueerd. Het resterende tekort mag dan weer in maximaal tien jaar worden weggewerkt. Hierdoor zal het herstel naar de vereiste dekkingsgraad langer duren dan tien jaar. De premie hoeft in een situatie van dekkingstekort niet meer bij te dragen aan herstel. Indien een pensioenfonds ultimo 2014 een reservetekort heeft, dient vóór 1 juli 2015 een herstelplan opgesteld te worden. Korten Het korten van de pensioenen blijft een laatste noodmaatregel. Indien de beleidsdekkingsgraad vijf jaar lang lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, dan moet er gekort worden. Dat kan ineens of evenredig gedurende maximaal tien jaar. Een korting is ook noodzakelijk als er onvoldoende herstelkracht is om binnen tien jaar te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad. Indexatie Er kan bij de nieuwe FTK-wetgeving minder snel geïndexeerd worden. Dit kan pas vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110 procent. Er moet gecontroleerd worden of dezelfde mate van indexeren ook in de toekomst gefinancierd kan worden uit het eigen vermogen boven de beleidsdekkingsgraad van 110 procent. Daarbij moet, rekening worden gehouden met het maximale aandelenrendement. Voor een gemiddeld fonds kan bij een beleidsdekkingsgraad van 120 procent een indexatie van één procent worden gegeven en bij 130 procent een indexatie van twee procent. Voor een jong fonds liggen de grenzen ongeveer vijf procent hoger, voor een oud fonds ongeveer vijf procent lager. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het beleggingsbeleid van een pensioenfonds. De toeslagenmatrix komt te vervallen. Kostendekkende premie De kostendekkende premie mag nog steeds gedempt worden op basis van het verwacht fondsrendement of op basis van de 10-jaarsgemiddelde rente. Voor de demping op basis van verwacht fondsrendement gaan strenge regels gelden. De premie mag niet stijgen ten gevolge van een toename van de voorziening door de toegenomen levensverwachting. De levensverwachting moet worden meegenomen in het herstelplan of in een verlaging van de indexatie. Voor premiekorting gaan dezelfde strenge regels gelden als voor premierestitutie nu.
11
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Haalbaarheidstoets Er komt een jaarlijkse haalbaarheidstoets. Dit is de opvolger van de continuïteitsanalyse. Er is aandacht voor het te verwachten pensioenresultaat en voor de risico’s daaromheen. Fondsen moeten zelf een bandbreedte vaststellen voor de toegestane afwijking van het verwachte pensioenresultaat bij een slecht weer scenario. Deze bandbreedte moet passen bij de risicohouding van de deelnemers in een pensioenfonds. Jaarlijks wordt gekeken of het verwachte pensioenresultaat nog aansluit bij de gewekte verwachtingen. Voor de toets wordt een uniforme aanpak voorgeschreven. De eerste haalbaarheidstoets dient vóór 1 oktober 2015 gereed te zijn. 1.4 Aanpassing Witteveenkader In het regeerakkoord is afgesproken om het fiscale kader voor het aanvullende pensioen, het zogeheten Witteveenkader, te versoberen. Het kabinet acht het van belang de ambitie ten aanzien van de pensioenhoogte aan te passen aan het stijgen van de levensverwachting en de trend van langer doorwerken. Aanpassing van het Witteveenkader kan op drie manieren plaatsvinden: verhoging van de pensioenrichtleeftijd, verlaging van de maximum opbouwpercentages en een maximering van het pensioengevend loon. Met de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is geregeld dat in 2014 de pensioenrichtleeftijd werd verhoogd (in 2014 naar 67 jaar en vervolgens gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting). Bovendien werden de maximumopbouwpercentages enigszins verlaagd (voor middelloon-regelingen van 2,25% naar 2,15% en voor eindloonregelingen van 2% naar 1,9%). Vanaf 1 januari 2015 zijn er opnieuw wijzigingen aangebracht in de fiscale kaders. In hoofdlijnen zijn de aanpassingen per 1 januari 2015 als volgt: • • • • • •
Middelloonregelingen: maximale opbouwpercentage ouderdomspensioen gaat van 2,15% (2014) naar 1,875% bij een pensioenleeftijd van 67 jaar; Eindloonregelingen: maximale opbouwpercentage ouderdomspensioen gaat van 1,9% (2014) naar 1,657% bij een pensioenleeftijd van 67 jaar; Beschikbare premieregelingen: de premiestaffels worden overeenkomstig aangepast; De minimale franchise in een eindloonregeling wordt per 1 januari 2015 EUR 14.204 (in plaats van EUR 13.449); De minimale franchise in een beschikbare premieregeling en een middelloonregeling wordt per 1 januari 2015 EUR 12.552 (in plaats van EUR 13.449). Het pensioengevend inkomen wordt gemaximeerd op EUR 100.000. Overeenkomstig wordt ook de maximale hoogte van het nabestaandenpensioen verlaagd.
Voor een werknemer met een bruto salaris van meer dan EUR 100.000 is het niet mogelijk om over het meerdere fiscaal vriendelijk pensioen op te bouwen. Over het deel van het inkomen boven de EUR 100.000 wordt een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis geïntroduceerd: de netto lijfrente. Deze faciliteit kan zowel in de 2e als de 3e pijler ondergebracht worden. Deze spaarmogelijkheid is vrijgesteld van vermogensrendementsheffing in box 3. 1.5 Gemiddelde dekkingsgraad pensioenfondsen in Nederland De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is het afgelopen jaar per saldo gedaald. Eind december 2014 stond de gemiddelde dekkingsgraad op 108%, een daling van een procentpunt ten opzichte van eind december 2013. De beperkte daling van de dekkingsgraad in 2014
12
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
wil niet zeggen dat er weinig is gebeurd. Tussen januari en augustus steeg de dekkingsgraad van 109% tot 112%. Ondanks dat het hele jaar de marktrente daalde, wisten pensioenfondsen in deze periode te profiteren van sterke rendementen op hun aandelenportefeuille. In september daalde de gemiddelde dekkingsgraad echter fors om in oktober het dieptepunt van 107% te bereiken. Angst voor een nieuwe recessie in Europa, de crisis in de Oekraïne, sancties tussen Rusland en de EU en VS en de maatregelen die de Europese Centrale Bank begin juni aankondigde, hebben de tweede helft van het jaar een remmend effect op de gemiddelde dekkingsgraad gehad. De daling van de marktrente heeft er in 2014 toe geleid dat de obligatieportefeuille per saldo voor een gemiddeld pensioenfonds 28% in waarde steeg. De aandelenmarkten profiteerden hier ook van, waardoor aandelenkoersen voor een gemiddeld fonds met 24% stegen. Het rendement van de totale portefeuille voor een gemiddeld fonds was 24%. Door de gedaalde marktrente is echter ook de waarde van de pensioenverplichtingen voor een gemiddeld fonds met 25% gestegen. Dat heeft een negatieve invloed op de dekkingsgraad. Doordat pensioenfondsen per 1 januari 2015 niet meer met de driemaandsmiddeling mogen rekenen, zakt de gemiddelde dekkingsgraad tot 103%. Dat is lager dan het wettelijk vereiste minimum van 104,3%. Toch betekent dit niet automatisch dat pensioenfondsen moeten korten: het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK) dat per 1 januari 2015 is ingegaan, bepaalt dat de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste twaalf maanden (‘de beleidsdekkingsgraad’) leidend is. Per eind december 2014 staat deze voor een gemiddeld pensioenfonds op 110%. Bij een beleidsdekkingsgraad van 110% geldt voor de meeste pensioenfondsen dat zij geen dekkingstekort hebben, maar wel een reservetekort. Deze pensioenfondsen moeten een nieuw herstelplan indienen, waarin zij laten zien dat zij binnen tien jaar dit tekort kunnen wegwerken. 1.6 AOW-toeslag Een AOW-gerechtigde kan een toeslag boven op het AOW-pensioen krijgen als zijn of haar partner nog geen AOW heeft en niet te veel verdient. Op 1 april 2015 vervalt deze toeslag. Als de AOWgerechtigde op die datum of later voor het eerst AOW krijgt, ontvangt hij of zij géén toeslag voor de jongere partner. Ook niet als de partner geen inkomen heeft of niet te veel verdient. Indien de AOWgerechtigde reeds vóór 1 april 2015 een AOW-toeslag krijgt, dan behoudt hij of zij deze zolang de partner niet te veel verdient. De toeslag vervalt definitief als het inkomen van de partner te hoog wordt. 1.7 Toezichthouders In de jaarplanning van AFM over 2014 had de Autoriteit Financiële Markten (AFM) inzake het thema Pensioen de volgende hoofddoelstellingen: • •
•
De AFM draagt met haar werk bij aan mogelijkheden voor pensioendeelnemers om daadwerkelijk actie te ondernemen (met betrekking tot hun pensioen) en aan een uitlegbaar pensioen. De AFM stimuleert een stapsgewijze ontwikkeling van het pensioenregister naar een pensioendashboard en op de langere termijn naar een financieel dashboard. Zij draagt op deze manier bij aan een vorm van informatieverstrekking die pensioendeelnemers in staat stelt om weloverwogen keuzes te maken en te plannen voor de oude dag. De AFM stimuleert de pensioensector om te zorgen voor een kostenefficiënt, zo simpel mogelijk en bij de deelnemer passend pensioen. Zij draagt bij aan de vergelijkbaarheid van pensioenregelingen voor verschillende belanghebbenden.
Ook DNB heeft in een brochure een overzicht gegeven van de toezichtthema’s voor 2014. Speerpunten waren: houdbaarheid bedrijfsmodel, liquiditeit in periode van stress, beheersing rente- en marktrisico, wet versterking bestuur pensioenfondsen en nieuw financieel toetsingskader.
13
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
1.8 Levensverwachting en overlevingstafels Met de publicatie van de Prognosetafel AG2014 heeft het AG in september 2014 de meest recente inschatting van de toekomstige sterfte voor de Nederlandse bevolking gepubliceerd. Uit de Prognosetafel AG2014 blijkt dat de sterftekansen voor zowel vrouwen als mannen nog steeds dalen en dat de levensverwachting blijft stijgen. Op basis van de laatste inzichten bedraagt de levensverwachting van een in 2014 geboren vrouw 92,2 jaar en van een in 2014 geboren man 89,9 jaar. Naar verwachting stijgt de levensverwachting van jongens en meisjes die in de komende 50 jaar worden geboren verder met 3 à 4 jaar. Pensioenfondsen en verzekeraars kunnen de Prognosetafel AG2014 gebruiken voor het vaststellen en toetsen van hun technische voorzieningen en hun premies. De effecten zullen niet voor alle pensioenfondsen hetzelfde zijn. Algemeen kan worden gesteld dat bij pensioenfondsen met relatief veel ouderen en relatief veel mannen, de technische voorzieningen iets zullen dalen en dat bij pensioenfondsen met relatief veel jongeren en relatief veel vrouwen de technische voorzieningen iets zullen stijgen. Op geaggregeerd niveau is het verschil in uitkomsten tussen de Prognosetafel AG2014 en de Prognosetafel AG2012-2062 op de technische voorziening naar verwachting beperkt. 1.9 Uitvoeringskosten In 2014 heeft DNB gemeld dat alle pensioenfondsen inmiddels volledig hebben gerapporteerd over vermogensbeheerkosten. DNB noemt dit een positieve ontwikkeling, temeer omdat fondsen dit jaar voor het eerst in detail over hun vermogensbeheerkosten moesten rapporteren. DNB vermoedt dat nog niet alle pensioenfondsen volledig inzicht hebben in alle kosten per beleggingscategorie. Staatssecretaris Klijnsma heeft op 12 mei 2014 een concept besluit over uitvoeringskosten aan de Tweede Kamer gestuurd. Met het concept voor de algemene maatregel van bestuur wordt nadere invulling gegeven aan de verplichting voor pensioenfondsen om de kosten voor het pensioenbeheer en het vermogensbeheer in hun jaarverslag te rapporteren. Om onnodige extra kosten te voorkomen is hierbij aangesloten bij de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie en (waar mogelijk) bij reeds bestaande verplichtingen om over beheerskosten te rapporteren. Het besluit is per 1 januari 2015 in werking getreden. 1.10 Nationale Pensioendialoog In 2014 heeft het kabinet op initiatief van staatssecretaris Klijnsma een Nationale Pensioendialoog gevoerd: een open, brede dialoog over de maatschappelijke houdbaarheid van ons stelsel van aanvullende pensioenen in de 21ste eeuw. Belangrijkste aandachtspunten in de reacties waren: • • • • •
Pensioenen moeten transparanter en minder complex worden Veranderende arbeidsmarkt is een belangrijke reden voor verandering pensioenstelsel Roep om meer aansluiting bij individuele behoeftes Solidariteit, maar hoe en met wie? Waar liggen verantwoordelijkheden
Deze aandachtspunten zullen verder worden uitgewerkt in de hoofdlijnen nota. Het advies van de SER in het kader van de Nationale Pensioendialoog is verschenen op 20 februari 2015. Ook onderzoeken van het CPB en SCP worden toegevoegd aan de hoofdlijnen nota.
14
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
2. Ontwikkelingen bij Stichting Pensioenfonds VNU in 2014 Hierna worden op hoofdlijnen de ontwikkelingen bij Stichting Pensioenfonds VNU in 2014 geschetst. Een aantal onderwerpen wordt in een afzonderlijke paragraaf van het bestuursverslag verder uitgediept. In dat geval wordt onderaan het onderwerp verwezen naar de betreffende paragraaf in het bestuursverslag waarin u meer over het onderwerp kunt lezen. 2.1 Vergaderingen bestuur en verantwoordingsorgaan Het bestuur is in 2014 acht keer in vergadering bijeengekomen. Daarnaast heeft het bestuur in 2014 twee keer gezamenlijk met het verantwoordingsorgaan vergaderd. 2.2 Vergaderingen beleggingscommissie De beleggingscommissie (BC) heeft in 2014 vijfmaal vergaderd. De BC monitort doorlopend op basis van de rapportages van de vermogensbeheerder de beleggingen en nodigt de vermogensbeheerder een aantal keer per jaar uit voor een toelichting op de cijfers. Bestuursbesluiten op beleggingsgebied worden voorbereid door de BC in de vorm van een schriftelijk advies waarin het voorstel van alle kanten wordt belicht en waarbij tevens de alternatieven worden getoond. Het bestuur als geheel besluit over het strategische beleggingsbeleid, het beleggingsplan, de beleggingsdoelstellingen en beleggingsovertuigingen van het pensioenfonds. 2.3 Vergaderingen dagelijks bestuur Het pensioenfonds heeft een dagelijks bestuur bestaande uit de heren Borkink en Rutte. Het dagelijks bestuur van het pensioenfonds is 23 keer bijeengekomen in 2014. Het mandaat van het dagelijks bestuur is vastgelegd in het ‘Reglement Dagelijks Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU’. De verslagen van het dagelijks bestuur worden als ingekomen stuk op de agenda van de bestuursvergaderingen geplaatst en aldus gedeeld met de rest van het bestuur. 2.4 Wet Versterking Bestuur en Code Pensioenfondsen Het bestuur heeft reeds in 2013 een uitgebreide discussie gevoerd over de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen. In december 2013 heeft het bestuur gekozen voor het paritaire bestuursmodel met een verantwoordingsorgaan en jaarlijkse visitatie door een visitatiecommissie. Het verantwoordingsorgaan heeft unaniem ingestemd met de keuze van het bestuur. Het nieuwe bestuursmodel werd ingevoerd per 1 juli 2014. De samenstelling van het bestuur veranderde niet door de keuze van het bestuursmodel, ook na 1 juli 2014 bestaat het bestuur uit drie leden namens de werkgever, twee leden namens de pensioengerechtigden en één lid namens de werknemers. Volgens de standaard regel van de Code bestaat een bestuur vanaf 1 juli 2014 maximaal voor 25% uit gepensioneerde bestuursleden. Stichting Pensioenfonds VNU valt onder de uitzondering zoals genoemd in artikel 102 lid 2 van de Pensioenwet (conform de wettekst zoals deze vanaf 1 juli 2014 geldt). Volgens dit lid kunnen vertegenwoordigers van pensioengerechtigden meer zetels bezetten dan werknemersvertegenwoordigers indien het aantal deelnemers minder bedraagt dan 10% van de som van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden. Dit is bij Stichting Pensioenfonds VNU het geval. De heer B. van der Bree, voorheen plaatsvervangend lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden, is vanaf 1 juli 2014 toegevoegd aan het verantwoordingsorgaan. Het
15
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
verantwoordingsorgaan bestaat vanaf dat moment uit vier leden: één namens de deelnemers, één namens de werkgever en twee namens de pensioengerechtigden. Verder is in het kader van de Code Pensioenfondsen binnen het bestuur onder andere gesproken over: •
Diversiteit binnen het bestuur en het verantwoordingsorgaan: Leeftijd en geslacht van de leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan worden reeds in het jaarverslag genoemd (zie hoofdstuk “Personalia” voorafgaand aan het bestuursverslag). De ‘Code’ schrijft voor dat minimaal één vrouw en één man lid zijn van het bestuur en het verantwoordingsorgaan (VO). Verder wordt voorgeschreven dat in beide organen ten minste één lid boven de 40 jaar en één lid onder de 40 jaar zit. Het streven naar diversiteit binnen het bestuur en VO is expliciet genoemd in het functieprofiel. Het bestuur is daarbij wel afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte kandidaten en acht deskundigheid, ervaring en stabiliteit van bestuur eveneens van groot belang. Het jongste bestuurslid is per 31 december 2014 40 jaar en het jongste lid van het VO is per deze datum 36 jaar. Verder bestaat het bestuur uit twee vrouwen en vier mannen. Het VO bestaat uit één vrouw en drie mannen. Het bestuur is van mening dat daarmee thans voldoende invulling is gegeven aan de normen omtrent diversiteit. Het bestuur heeft zich gecommiteerd om bij het ontstaan van een vacature zich te zullen inspannen om de diversiteit binnen de organen te behouden c.q. te bevorderen.
•
Beleggingsbeleid: Het bestuur houdt bij het beleggingsbeleid rekening met milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. In de paragraaf “3. Beleggingen” kunt u hier meer over lezen.
•
Beloningsbeleid: Het bestuur is open en transparant over zijn beloningsbeleid. Het lidmaatschap van het bestuur en het verantwoordingsorgaan is in principe onbezoldigd. Leden die geen vast dienstverband met de werkgever hebben krijgen een vergoeding. U kunt hierover meer lezen in de paragraaf “18. Vergoeding ‘externe’ leden bestuur en verantwoordingsorgaan”.
2.5 Wijziging juridische documenten in 2014 In verband met de invoering van de Wet Versterking Bestuur en de Code Pensioen en de wijzigingen in de Pensioenwet zijn de volgende juridische documenten in 2014 aangepast: -
Statuten De statuten zijn volledig in lijn gebracht met de vereisten van de Pensioenwet zoals deze vanaf 1 juli 2014 gelden. Dit betekent onder andere dat de maximale zittingsduur in het bestuur 12 jaar is, een zittingstermijn maximaal 4 jaar is en dat bestuursleden maximaal tweemaal kunnen worden herkozen. Per 1 juli 2014 zijn de aangepaste statuten, na goedkeuring van het bestuur en het VO, gepasseerd bij de notaris.
-
Reglement VO + verkiezingsreglement VO Het oorspronkelijke reglement van het VO is bijgewerkt. Daarnaast is er een verkiezingsreglement voor het VO opgesteld. Beide reglementen zijn goedgekeurd door het bestuur en het VO.
-
Reglement Dagelijks bestuur Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering en het voorbereiden van de besluiten van het Bestuur van het Fonds. Het bestuur heeft een reglement voor het dagelijks bestuur vastgesteld waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het dagelijks bestuur zijn vastgelegd.
16
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
2.6 Beleggingsovertuigingen, beleggingsplan en ALM studie Na een uitgebreide discussie tijdens de heidagen eind 2013 heeft het bestuur haar beleggingsovertuigingen en beleggingsstrategie herijkt en begin 2014 vastgelegd in het document “Beleggingsdoelen en beleggingsovertuigingen Stichting Pensioenfonds VNU, december 2013”. Het beleggingsplan is hierop aangepast. Daarnaast is het beleggingsplan in 2014 aangepast in verband met het volgende: •
In februari 2014 heeft het bestuur besloten, na een advies van de beleggingscommissie dat in het bestuur uitvoerig is besproken en toegelicht, om het AEAM High Yield Fund volledig te verkopen en te vervangen door het AEAM ABS Fund. Het betreft 2,5% van de totale portefeuille in eigen beheer (depot VNU II).
•
De door Aegon geïnitieerde rationalisatie van de Aegon aandelenfondsen. De wijzigingen zorgen voor vereenvoudiging van het fondsenaanbod, zonder dat de spreiding in het geding komt, waardoor Aegon een transparanter, goedkoper en eenvoudiger fondsenpalet kan aanbieden.
•
In opdracht van het bestuur is er in 2014 een ALM studie uitgevoerd. De studie had ten doel om het beleggingsbeleid ten aanzien van depot VNU II te herijken en te onderzoeken of aanpassingen gewenst zijn. Bij de uitgangspunten is rekening gehouden met de (wettelijke)pensioenregels per 1 januari 2015. Uit de ALM-studie is gebleken dat: o o o o
Het huidige beleggingsbeleid aansluit bij de huidige beleggingsovertuigingen. De mediaan van de dekkingsgraad in de onderzochte varianten nauwelijks afwijkt van de mediaan van het huidige beleid. De kans op een tekort bij het huidige beleid zeer klein is, ook in vergelijking tot de defensievere variant. De huidige indexatieambitie (90% van prijs/loon index) wordt met het huidige beleid gehaald. Aanpassing in een defensiever of dynamisch beleid levert geen verbetering op van de haalbaarheid van de indexatieambitie.
Op advies van de beleggingscommissie heeft het bestuur in 2014 besloten om Aegon opdracht te geven de volledige participatie in het TKPI Real Estate Fund (TREF) van depot VNU II te verkopen. Een van de voornaamste redenen om uit het vastgoedfonds te stappen is de illiquiditeit van het TREF fonds. Ook waren de resultaten van het TREF fonds de laatste jaren niet goed. De daadwerkelijke verkoop van het TREF fonds kon pas in 2015 worden gerealiseerd. Dit gaf de beleggingscommissie de tijd om een advies op te stellen welke beleggingen in de plaats zullen treden voor het TREF fonds. Begin 2015 is de verkoop van het TREF fonds geëffectueerd. Het bestuur heeft op 17 maart 2015 het beleggingsplan vernieuwd. De nieuwe strategische assetmix is 52,5% vastrentende waarden en 47,5% zakelijke waarden.
17
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
2.7 Risicoscan en financiële risicorapportage Met Aegon is afgesproken dat tweemaal per jaar een financiële risicorapportage zal worden opgesteld. Deze risicorapportage wordt uitgebreid besproken in het bestuur. Het bestuur heeft naar aanleiding van de financiële risicorapportage geen verdere actie hoeven te ondernemen. De financiële risicorapportage wordt ook gedeeld met de leden van het verantwoordingsorgaan. Waar de financiële risicorapportage van Aegon zich vooral richt op de risico’s omtrent de beleggingen staat het bestuur ook jaarlijks stil bij de overige risico’s van het pensioenfonds. Hierbij worden de volgende risico’s beoordeeld op de kans dat deze zich voordoen en de impact die het kan hebben op het pensioenfonds: • • • • • • •
Verzekeringstechnisch risico Omgevingsrisico (relatie met de sponsor) Renterisico (matching) Inflatie- en toeslagenrisico Risico’s op het gebied van organisatie en management Uitbestedingsrisico Juridische risico’s (pensioentoezeggingen versus wet- en regelgeving)
U leest hierover meer in de paragraaf “10. Risicobeheersing” van het bestuursverslag en de paragraaf “10. Risicobeheer” in de toelichting op de Jaarrekening. 2.8 Compliance Het bestuur vindt compliance een belangrijk onderwerp en heeft hier in 2014 tijdens vergaderingen de nodige aandacht aan besteedt. U leest hierover meer onder het kopje ‘Naleving van de gedragscode’ in de paragraaf “19. Code Pensioenfondsen”. 2.9 Risicobereidheidsonderzoek Het bestuur heeft in 2014 onder alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden een risicobereidheidsonderzoek laten uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de hoeveelheid risico die de achterban wil en kan dragen. De algemene conclusie naar aanleiding van het onderzoek is dat het huidige beleid aansluit bij de risicobereidheid van de achterban. Een uitgebreid overzicht van de resultaten van het onderzoek leest u in de paragraaf “20. Risicobereidheidsonderzoek” verderop in dit bestuursverslag. 2.10 Beleggingen en financiële positie pensioenfonds De beleggingen en de financiële positie van het pensioenfonds zijn een vast onderdeel tijdens bestuursvergaderingen. Voorstellen waar het bestuur een besluit over dient te nemen worden voorbereid door de beleggingscommissie en eerst uitgebreid tijdens bestuursvergaderingen besproken en toegelicht, vaak met ondersteuning van de vermogensbeheerder en externe deskundigen. Over een aantal belangrijke onderwerpen op beleggingsgebied zoals de rationalisatie van de Aegon fondsen, aankoop van het ABS fonds, het besluit tot verkoop van het TREF fonds en de ALM studie heeft u al kunnen lezen onder het kopje ‘Beleggingsovertuigingen, beleggingsplan en ALM studie’. De beleggingscommissie monitort periodiek de werkelijke asset allocatie (blijven de beleggingen binnen de vastgestelde bandbreedtes), de performance resultaten (t.o.v. de benchmark) en brengt hierover verslag uit tijdens de bestuursvergaderingen. Ook worden de visies van Aegon en DNB op de marktontwikkelingen en de macro economische omstandigheden voor de komende vier jaar tijdens de vergaderingen van de beleggings-commissie en het bestuur besproken. De financiële positie van het pensioenfonds is in 2014 stabiel gebleven. Per saldo is de dekkingsgraad (van depot VNU I en VNU II samen) gestegen van 118,9% ultimo 2013 naar 121,0% per 31 december 2014. De rentetermijnstructuur is voor alle looptijden in 2014 flink gedaald wat heeft geleid tot een forse toename van de voorziening pensioenverplichtingen. De beleggingen hebben in 2014 een goede performance laten zien waardoor de dekkingsgraad per saldo licht is gestegen. 18
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Meer informatie over de beleggingen vindt u in de paragraaf “3. Beleggingen” verderop in dit bestuursverslag. 2.11 Wijziging pensioenregelingen per 1 januari 2014 en harmonisatie per 1 januari 2015 Nielsen heeft via één van de werkgeversbestuursleden aan het Fonds kenbaar gemaakt, dat hun adviseur (Mercer) heeft vastgesteld dat de door het Fonds uit te voeren pensioenregelingen voldoen aan de nieuwe fiscale kaders zoals deze vanaf 1 januari 2014 gelden. Het bestuur heeft op basis hiervan geconcludeerd dat er per 1 januari 2014 geen wijzigingen in de pensioenregelingen dienden te worden doorgevoerd. Per 1 januari 2015 zijn de fiscale kaders opnieuw versoberd en werd een aanpassing van de regeling onvermijdelijk. Gedurende 2014 heeft binnen Nielsen een discussie plaatsgevonden over hoe de pensioenregelingen er vanaf 1 januari 2015 uit zouden moeten zien. Werkgever en werknemers zijn inmiddels een nieuwe pensioenregeling overeengekomen die voor alle entiteiten in Nederland hetzelfde is. Uitgangspunt voor de nieuwe regeling is de middelloonregeling van NMR. In de paragrafen “12. Pensioenregelingen” en “13. Harmonisatie pensioenregelingen” leest u meer in detail wat de inhoudelijke kenmerken zijn van de oude en de nieuwe regeling. 2.12 Toeslag en harmonisatie toeslagbeleid Het bestuur van het Fonds heeft in december 2013 besloten voor de VNU-A en gerelateerde regelingen de ingegane en premievrije pensioenen per 1 januari 2014 te verhogen met 0,81%, zijnde 90% van de stijging van het Consumenten Prijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid, oktober 2012/oktober 2013. Voor de NMR-regeling heeft het bestuur in december 2013 besloten de opgebouwde pensioenen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden per 1 januari 2014 te verhogen met 0,90%, zijnde 90% van de stijging van het Indexcijfer CAO-lonen (per uur inclusief bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven, augustus 2012/augustus 2013. Gezien de goede financiële positie van het pensioenfonds en de lage inflatie heeft het bestuur in december 2014 besloten om per 1 januari 2015 een volledige toeslag te verlenen. Voor VNU Pensioenregeling A komt dit neer op een toeslag van 0,75%. Voor de (pre)pensioenregelingen van NMR komt dit neer op een toeslag van 0,99% voor actieve deelnemers en 0,65% voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Gegeven het feit dat werkgever en werknemers per 1 januari 2015 een harmonisatie van de pensioenregeling zijn overeengekomen heeft het bestuur in december 2014 besloten om ook het toeslagbeleid per 1 januari 2015 te harmoniseren.
19
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Het toeslagbeleid was tot en met 31 december 2014 als volgt: Regeling VNU-A VNU-A NMR NMR
Groep actieven inactieven actieven inactieven
Index n.v.t. prijsindex *) loonindex **) minimum loonindex en prijsindex
Referentieperiode n.v.t. oktober-oktober augustus-augustus augustus-augustus
VNU-A betreft een eindloonregeling. De pensioenen van actieve deelnemers worden niet geïndexeerd maar verhoogd op basis van het laatste salaris. *)
Betreft consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid
**)
Betreft indexcijfer cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven
Het toeslagbeleid wordt vanaf 1 januari 2015 als volgt: Regeling VNU-A VNU-A NMR NMR
Groep actieven inactieven actieven inactieven
Index loonindex **) prijsindex *) loonindex **) prijsindex *)
Referentieperiode oktober-oktober oktober-oktober oktober-oktober oktober-oktober
*)
Betreft consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid
**)
Betreft indexcijfer cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven
Vanaf 2015 is het uitgangspunt dat de toeslag van de actieven is gebaseerd op de loonindex en voor de inactieven is het uitgangspunt de prijsindex. De inactieven van NMR gaan erop vooruit omdat niet meer het minimum wordt genomen van de prijsindex en de loonindex. De tot en met 31 december 2014 opgebouwde pensioenen voor actieven van VNU-A (tot en met 31 december 2014 eindloonregeling) worden geïndexeerd met de loonindex zolang de deelnemer in dienst is. Meer informatie over de toeslagen vindt u in de paragraaf “6. Toeslagen” verderop in dit bestuursverslag. 2.13 Verlenging contract Aegon en toekomst pensioenfonds Het vijfjarig herverzekeringscontract met Aegon liep af op 31 december 2014. Voor de verlenging van het contract met Aegon heeft het bestuur in 2014 een speciale commissie samengesteld. Deze commissie bestond uit twee bestuursleden en een externe adviseur van Aon Hewitt. Bij het verlengingsvoorstel van Aegon wordt een garantiepremie betaald en is er sprake van winstdeling in de overrente. Aegon rekent bij een contractverlenging met 3% rekenrente. Door de lage marktrente brengt Aegon een vrij hoge garantiepremie in rekening over de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015 .
20
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Het bestuur heeft diverse alternatieven onderzocht waaronder: • • •
een RSK (rentestandskorting) constructie. De premie die bij zo’n constructie wordt betaald is lager, maar er is dan geen sprake meer van winstdeling in de overrente. Het volledig in eigen beheer nemen van de nieuwe pensioenopbouw. Het na twee jaar opnieuw vaststellen van de garantiepremie in de hoop dat de rente dan inmiddels is gestegen en de garantiepremie lager zal zijn. Andersom geldt dat de garantiepremie hoger wordt als de rente nog verder daalt. Vanwege dit risico is van deze optie afgezien.
Tegelijk met de ALM studie, zijn ook de effecten van de verschillende offertes door het ALM team doorgerekend. Na alle voor- en nadelen te hebben afgewogen heeft het bestuur in december 2014 unaniem besloten tot verlenging van het contract met Aegon voor een periode van vijf jaar. Het dagelijks bestuur heeft gesprekken gevoerd met een delegatie van het bestuur van Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland) om mogelijke vormen van samenwerking te onderzoeken. Beide pensioenfondsen hebben door de harmonisatie van de pensioenregelingen van de bij Nielsen aangesloten ondernemingen vanaf dat moment de uitvoering van dezelfde pensioenregeling gekregen. Het onderbrengen van de nieuwe opbouw van pensioenaanspraken vanaf 2015 van alle deelnemers aan de pensioenregeling van alle bij Nielsen aangesloten ondernemingen bij Stichting Pensioenfonds VNU leidt tot schaalvoordelen en is één van de opties die wordt besproken. Ook wordt gekeken naar het onderbrengen van de in het verleden bij Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland) opgebouwde aanspraken bij Stichting Pensioenfonds VNU of een verzekeraar. Beide besturen houden daarbij het belang van hun eigen achterban in de gaten. Uitgangspunt is dat een eventuele samenwerking voordeel moet bieden voor beide partijen. Concrete afspraken zijn er nog niet gemaakt. 2.14 Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) Op 17 december 2014 is het wetsvoorstel Wet aanpassing financieel toetsingskader (FTK) pensioenfondsen aangenomen in de Eerste Kamer. De nieuwe FTK-wetgeving is per 1 januari 2015 van kracht. In 2014 heeft het bestuur reeds diverse malen gesproken over het nFTK. Eén van de zaken waar het bestuur tegenaan loopt is het feit dat het nFTK weinig zegt over de interpretatie van de nieuwe regels voor een gedeeltelijk herverzekerd pensioenfonds. Het bestuur heeft haar visie over de interpretatie van de nieuwe FTK-regels begin 2015 in een brief voorgelegd aan DNB. Het bestuur is nog in afwachting van een reactie van DNB. Begin 2015 heeft het bestuur een actieplan opgesteld voor de invoering van het nFTK. 2.15 Overlevingsgrondslagen Het bestuur heeft begin 2014 onderzoek laten doen door de adviserend actuaris naar de overlevingsgrondslagen. Hierbij zijn zowel de basisoverlevingstafel, als de leeftijdsafhankelijke correctiefactoren van het pensioenfonds betrokken. Bij het onderzoek naar de correctiefactoren is een ervaringssterfteanalyse en een postcodeanalyse uitgevoerd. Het bestuur heeft de resultaten tijdens een bestuursvergadering uitgebreid besproken en het advies van de actuaris overgenomen. Voor de correctiefactoren betekent dit een leeftijdsafhankelijk patroon met een gewogen gemiddelde van de uitkomsten van de ervaringssterfteanalyse en de postcodeanalyse, waarbij de wegingsfactoren afhankelijk zijn van de onzekerheid van de betreffende analyse; hoe hoger de onzekerheid, des te lager de wegingsfactor. Deze correctiefactoren voor ervaringssterfte worden sinds ultimo 2013 gehanteerd voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen. In december 2014 zijn de overlevingsgrondslagen opnieuw besproken . Het bestuur heeft besloten om per 31 december 2014 over te gaan op de nieuwe Prognosetafel AG2014. Uit onderzoek is gebleken dat deze nieuwe tafel, ten opzichte van de vorige prognosetafel, een beperkt effect heeft op de hoogte van de voorziening. De Prognosetafel AG2014 is gebruikt voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2014.
21
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
2.16 Nieuwe pensioenuitvoerder Per 1 januari 2014 heeft het pensioenfonds een administratieovereenkomst afgesloten met Aon Hewitt. De overdracht van de administratie van Pensioen Services Zwolle (PSZ) naar Aon Hewitt werd door het bestuur in 2014 nauwlettend gemonitord. 2.17 Deskundigheid, educatie en zelfevaluatie bestuur Het bestuur besteedt doorlopend aandacht aan educatie en het op peil houden van de eigen deskundigheid. Bestuursleden bezoeken veelvuldig seminars over actuele onderwerpen en tijdens bestuursvergaderingen zijn nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied een vast onderdeel van de agenda. Jaarlijks vindt er een zelfevaluatie plaats en elke twee jaar gebeurt dit onder begeleiding van een externe deskundige. Daarnaast heeft het bestuur jaarlijks een educatiedag waarbij het programma op maat wordt samengesteld en specifiek gericht is op de kennisbehoeften van het bestuur en de actualiteit van dat moment. Ook de leden van het verantwoordingsorgaan worden voor de educatiedag uitgenodigd. Meer over het op peil houden van de deskundigheid en de zelfevaluatie van het bestuur leest u verderop in het bestuursverslag in de paragraaf “19. Code Pensioenfondsen”. 2.18 ‘Critical eye’ Na het vertrek van de voormalige directeur van het pensioenfonds de heer Le Grand in december 2013 heeft het bestuur besloten om een extern deskundige te laten meedenken in de vorm van een ‘critical eye’. Mercer is hiervoor ingehuurd. Het ‘critical eye’ zou op basis van eigen praktijkervaringen kunnen aangeven of bepaalde besluiten, overwegingen en uitvoering verstandig c.q. marktconform zijn. De rol en de toegevoegde waarde van het ‘critical eye’ zijn in de loop van het jaar geëvalueerd door het bestuur. Het bestuur heeft geconcludeerd dat de toegevoegde waarde van het ‘critical eye’ gering is en heeft besloten om niet langer gebruik te maken van een vast ‘critical eye’. In plaats daarvan zal per onderwerp worden bekeken of een second opinion door een externe deskundige gewenst is. Afhankelijk van het onderwerp zal naar een expert op het betreffende gebied worden gezocht. Tijdens het feedback gesprek met Mercer werd ook geconstateerd dat het bestuur de zaken goed georganiseerd heeft en dat er mede daardoor weinig toegevoegde waarde kon worden gerealiseerd. 2.19 Visitatiecommissie (intern toezicht) De laatste volledige visitatie heeft plaatsgevonden in 2012/2013. Begin 2013 heeft de visitatiecommissie hierover haar rapport uitgebracht. Dit rapport is in 2013 besproken door het bestuur en de samenvatting is opgenomen in het jaarverslag 2012. De algemene conclusie is dat het pensioenfonds de zaken goed op orde heeft en het bestuur ‘in control’ is. De aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn door het bestuur opgepakt. Volgend op de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen heeft het bestuur gekozen voor een paritair bestuursmodel met jaarlijkse visitatie. Afgesproken is dat in een cyclus van drie jaar alle criteria en onderwerpen voorbij zullen komen. Tijdens het intakegesprek gehouden in december 2014 is afgesproken dat gedurende 2015 twee gesprekken met het voltallige bestuur zullen plaatsvinden. Ook zal de visitatiecommissie met het verantwoordingsorgaan praten. Daarna stelt de VC een rapport van bevindingen op en een samenvatting voor in het jaarverslag van 2015. Het rapport van bevindingen wordt verstrekt aan het bestuur, het verantwoordingsorgaan (VO) en de werkgever. In de paragraaf “22. Intern toezicht” verderop in dit bestuursverslag kunt u meer lezen over de algemene opzet van het intern toezicht bij Stichting Pensioenfonds VNU. 2.20 Communicatie / website Het onderwerp communicatie is een met regelmaat terugkerend onderwerp tijdens bestuursvergaderingen. Het bestuur hecht veel waarde aan een goede communicatie met de achterban.
22
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
De website van pensioenfonds VNU is, na een zorgvuldige ontwikkelperiode, in december 2013 in de lucht gegaan. Op de website www.pensioenfondsvnu.nl kunnen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden allerlei nuttige informatie vinden over onder andere de pensioenregeling, het pensioenfonds en nieuwsberichten. Het communicatieplan is in 2014 vernieuwd. In het plan is nu ook de website en een procedurebeschrijving voor het actualiseren van de website opgenomen. In het tweede kwartaal van 2015 zal het communicatieplan opnieuw worden herzien en in lijn worden gebracht met de nieuwe Wet Pensioencommunicatie. Naast alle wettelijk verplichte communicatie stuurt het bestuur ongeveer twee keer per jaar een nieuwsbrief naar de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden. Met de nieuwsbrief is de achterban in 2014 op de hoogte gebracht van onder andere: • • • • • • • •
De actuele stand van zaken bij het pensioenfonds ten aanzien van de financiële positie van het pensioenfonds en de beleggingen; De kerncijfers uit het jaarverslag; De toegekende indexatie; Het bestuursmodel; Wijzigingen in de samenstelling van het bestuur en het VO Wijzigingen in de statuten en de aankomende wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2015 Oproep voor deelname aan het risicobereidheidsonderzoek. De aankomende veranderingen in het Financieel Toetsingskader (FTK)
Alle informatie uit de nieuwsbrieven kan de achterban ook nalezen op de website van het pensioenfonds. Bij het uitgevoerde risicobereidheidsonderzoek ging een deel van de vragen ook over communicatie. De uitkomsten hiervan zijn terug te lezen in de paragraaf “20. Risicobereidheidsonderzoek”. 2.21 Mutaties leden verantwoordingsorgaan, bestuur en beleggingscommissie in 2014 Gedurende 2014 hebben de volgende wijzigingen in het bestuur, het VO en de beleggingscommissie plaatsgevonden: Mutaties in het bestuur: •
Mevrouw M. van ’t Riet is gekozen als nieuw bestuurslid namens de werknemers. De benoeming van mevrouw Van ’t Riet heeft officieel plaatsgevonden op 15 april 2014 na goedkeuring door toezichthouder de Nederlandsche Bank. Zij volgt de heer A.A.M. van Rossum op die in verband met de beëindiging van zijn dienstverband met Nielsen per 1 december 2013 was afgetreden als bestuurslid namens de werknemers.
23
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Mutaties in het verantwoordingsorgaan: • •
•
Per 15 april 2014 is de heer H. van der Putten, als vertegenwoordiger namens de deelnemers, toegetreden tot het verantwoordingsorgaan. Hij volgt daarmee mevrouw Van ’t Riet op die per deze datum is toegetreden tot het bestuur. Op 13 mei 2014 heeft de werkgever mevrouw I. van ’t Woud benoemd als lid van de werkgeverszijde. Zij volgt de heer B.E. van der Werf op die in verband met de beëindiging van zijn dienstverband bij Nielsen zijn lidmaatschap in het verantwoordingorgaan had neergelegd. De heer A. van der Bree, voorheen plaatsvervangend lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden, is vanaf 1 juli 2014 als lid toegetreden tot het verantwoordingsorgaan.
Mutaties in de beleggingscommissie: •
Er zijn geen mutaties in de beleggingscommissie
De volledige samenstelling van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de beleggingscommissie per 31 december 2014 kunt u lezen aan het begin van dit jaarverslag onder ‘Personalia’. 3. Beleggingen 3.1 Algemeen De beleggingen van het Fonds zijn ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU I) en in een vrij beleggingsdepot (depot VNU II). Het Fonds is economisch eigenaar van de beleggingen in depot VNU I en Aegon juridisch eigenaar van de beleggingen in depot VNU I. De beleggingen in depot VNU II zijn zowel economisch als juridisch eigendom van het Fonds. Voor een uitgebreidere beschrijving van de beleggingsportefeuille wordt verwezen naar de toelichting op de balans. Algemene economische ontwikkelingen hebben een grote invloed op de financiële positie van het pensioenfonds. Hieronder worden de algemene marktontwikkelingen besproken. 3.2 Marktontwikkelingen In 2014 liep het beleid van de grote centrale banken in de wereld steeds verder uiteen. De Amerikaanse centrale bank bouwde zijn opkoopprogramma af, terwijl de Japanse centrale bank dit uitbreidde. De ECB heeft enkele opkoopprogramma’s opgestart om het fragiele herstel te ondersteunen en de deflatoire tendens tegen te gaan. De VS groeit hard door, terwijl Europa en Japan achterblijven. In de tweede helft van het jaar daalden grondstofprijzen hard. Dit heeft een positieve stimulans gegeven aan olie-importerende landen, zoals de VS, Europa en Japan. Ook heeft het gezorgd voor lagere inflatie of zelfs deflatie, maar zolang dit door energieprijzen wordt veroorzaakt is dit geen probleem. De groei in de VS was erg volatiel van kwartaal op kwartaal. Dit werd mede veroorzaakt door het slechte winterweer in het begin van het jaar. Gemiddeld genomen is de groei in de VS echter sterk. De werkloosheid daalde in een rap tempo. In Europa wordt de groei nog steeds geremd door verschillende factoren. Met name de bankensector verhoogde zijn kapitaalpositie om te voldoen aan nieuwe regelgeving. Dit had als gevolg dat minder makkelijk werd uitgeleend aan consumenten en bedrijven. Daarnaast proberen overheden hun tekorten terug te dringen en proberen consumenten en bedrijven te besparen door de onzekere economische situatie. Het goede nieuws is dat deze factoren langzaam opgelost worden. De banken lijken bijna klaar met het verhogen van hun kapitaal en overheden hebben de grootste bezuinigingen reeds achter zich.
24
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
In Japan ging men door met “Abenomics”. Een programma van economische hervormingen dat tot doel heeft de deflatie te stoppen en de economische groei te verhogen. In 2014 vergrootte de Japanse centrale bank zijn opkoopprogramma, waardoor de Yen in waarde daalde. Dit zorgde voor hogere inflatie. De vraag is of dit ook doorzet in stijgende lonen. Daarnaast verhoogde de regering het BTW tarief, om het overheidstekort terug te dringen. Het gevolg was echter een afzwakkende groei. De Chinese economie leek te vertragen in 2014. In sommige steden is er een overaanbod van woningen waardoor de prijzen daalden. De regering probeert te voorkomen dat dit grote implicaties heeft voor de economische groei. Het is echter gezond dat de overspannen bouwsector in China wat afkoelt. De verwachting is dat de groei de komende jaren zal afnemen. Dit is echter een natuurlijke overgang van een economie die steeds geavanceerder wordt. De staatsobligatiemarkt werd in 2014 geconfronteerd met verschillende factoren die leidden tot een lagere rente. Het groeiherstel viel tegen, de inflatie(verwachting) nam af, de geopolitieke spanningen liepen op, de olieprijzen kelderden fors en er was een ruim monetair beleid van centrale banken. Gedurende 2014 nam de Duitse 10-jaars rente sterk af. Bij de start van het jaar was de rente 1,93% om te eindigen op 0.54%. Aandelen presteerden in 2014 een goed rendement. Gedurende het jaar was er wel sprake van koersfluctuaties. Vooral in Europa waren de fluctuaties groot. Het aanhoudend ruime monetaire beleid van de Europese Centrale Bank bleek een steun voor aandelen. De aandelen markten van opkomende markten kenden daarentegen een moeizame start van het jaar, maar konden dankzij een verbetering van het beurssentiment vanaf juni de eerder opgelopen verliezen nagenoeg goedmaken. 3.3 Strategische en tactische portefeuille Het pensioenfonds heeft in de beleggingsovertuigingen aangegeven hoe de perceptie van het pensioenfonds op de financiële markten is en hoe het Fonds waarde denkt toe te voegen voor haar deelnemers d.m.v. een efficiënte beleggingsorganisatie. In 2014 heeft het Fonds een ALM (Asset Liability Management) studie laten plaatsvinden. Een van de onderwerpen was om te onderzoeken of het strategische beleggingsbeleid nog steeds voldoet aan de doelstelling van het Fonds. Hierna is in de rechter kolom de strategische allocatie van depot VNU I en depot VNU II per 31 december 2014 weergegeven. De strategische allocatie is in 2014 niet gewijzigd en was identiek aan 2013. Tevens is de marktwaarde van de portefeuille per 31 december 2014 en 31 december 2013 weergegeven.
25
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
3.4 Depot VNU I (bedragen in EUR 1000) Beleggingscategorie
Marktwaarde 31-12-2014
% 31-12-2014
Marktwaarde % 31-12-2013 31-12-2013
Strategisch 31-12-2014
Aandelen Vastgoed
47.086 14.900
15,4% 4,9%
48.065 15.228
16,2% 5,1%
15,0% 5,0%
Totaal zakelijke waarden
61.986
20,3%
63.293
21,3%
20,0%
Vastrentende waarden Liquide middelen
248.736 -4.002
81,0% -1,3%
235.669 -3.083
79,7% -1,0%
80,0% 0,0%
Totaal vastrentende waarden (incl. liquide middelen)
244.734
79,7%
232.586
78,7%
80,0%
Totaal
306.720
100,0%
295.879
100,0%
100,0%
% 31-12-2014
Marktwaarde 31-12-2013
3.5 Depot VNU II (bedragen in EUR 1000) Beleggingscategorie
Marktwaarde 31-12-2014
% 31-122013
Strategisch 31-12-2014
Aandelen Vastgoed
69.540 4.692
46,0% 3,1%
63.487 4.795
47,3% 3,6%
45,0% 5,0%
Totaal zakelijke waarden
74.232
49,1%
68.282
50,9%
50,0%
Vastrentende waarden Liquide middelen
76.971 2
50,9% 0,0%
65.856 2
49,1% 0,0%
50,0% 0,0%
Totaal vastrentende waarden (incl. liquide middelen)
76.973
50,9%
65.858
49,1%
50,0%
151.204
100,0%
134.140
100,0%
100,0%
Totaal
26
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
3.6 Beleggingsresultaten depot VNU I Hieronder worden de rendementen van de beleggingsportefeuille van depot VNU I weergegeven. VNU I heeft een netto rendement behaald van 11,1% tegenover een benchmark van 10,1%. Aandelen en vastrentende waarden hebben een positief relatief rendement behaald. Vastgoed heeft een licht positief rendement laten zien.
In % Aandelen Vastgoed Vastrentende waarden Totaal (na kosten)
2014 Portefeuille 17,6 1,1
2014 Benchmark 15,9 1,1
2014 Relatief 1,5 0,0
2013 Portefeuille 19,4 -4,0
2013 Benchmark 17,5 -4,0
2013 Relatief 1,6 0,0
10,9
9,6
1,2
2,0
0,5
1,5
11,1
10,1
0,9
4,1
2,7
1.3
3.7 Beleggingsresultaten depot VNU II De beleggingsportefeuille van depot VNU II heeft een netto rendement behaald van 13,2%. Hieronder in de tabel worden de rendementen per beleggingscategorie weergegeven. De beleggingscategorie aandelen droeg in 2014 positief bij aan het rendement. De aandelenportefeuille behaalde een zeer hoog absoluut rendement van 17,5%. Vastgoed liet een licht positief rendement zien. De vastrentende waarden portefeuille liet een positief rendement zien. De dalende rente gedurende 2014 was van positieve invloed op het absolute rendement van vastrentende waarden.
In % Aandelen Vastgoed Vastrentende waarden Totaal (na kosten)
2014 Portefeuille 17,5 1,1
2014 Benchmark 15,2 1,1
2014 Relatief 2,0 0,0
2013 2013 2013 Portefeuille Benchmark Relatief 19,1 17,6 1,2 -4,0 -4,0 0,0
10,8
9,9
0,9
0,9
0,4
0,5
13,2
11,8
1,2
8.6
7,7
0,9
3.8 Portefeuillebeheerder De beleggingen van het Fonds zijn ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU I) bij Aegon waarbij Aegon Asset Management de beleggingen beheert. Het vrij beleggingsdepot (depot VNU II) wordt eveneens door Aegon Asset Management beheerd. 3.9 Maatschappelijk verantwoord beleggen Het Fonds heeft besloten om haar beleggingen zoveel als mogelijk te verrichten binnen de kaders van het maatschappelijk verantwoord beleggen. Het bestuur vindt het belangrijk dat haar vermogensbeheerder gaat voldoen aan de UN PRI richtlijnen. Hierbij gaat het om een aantal beginselen op het gebied van milieu, sociale omstandigheden en goed ondernemingsbestuur. Daarnaast onderschrijft het Fonds het beleid van Aegon met betrekking tot het doen van geen zaken met bedrijven die zich bezighouden met de productie van controversiële wapens, zoals clustermunitie en landmijnen.
27
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
4. Herverzekering Ultimo 2014 is op basis van de herverzekeringsvoorwaarden (4% rekenrente, Collectief 2003) EUR 301,1 miljoen (2013: EUR 307,0 miljoen) van de pensioenverplichtingen herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomst heeft als ingangsdatum 1 januari 2010 en loopt tot en met 31 december 2014. Van het totaal aan technische voorzieningen (volgens de jaarrekening) ultimo 2014 van EUR 490,0 miljoen valt EUR 432,0 miljoen (88,2%) onder de uitkeringsgarantie van de herverzekeraar (2013: EUR 445,2 miljoen resp. EUR 389,2 miljoen (87,4%)). De herverzekeraar is met ingang van 1 januari 2010 alleen nog Aegon Levensverzekering N.V. De vergoeding voor garantiekosten is als volgt: • • • •
Vanaf 1 januari 2005 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van 0,65% van de vanaf 1 januari 2000 gevormde overrentedelende voorziening. Vanaf 1 januari 2010 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van 0,2% van de tot en met 31 december 1999 gevormde overrentedelende voorziening. Vanaf 1 januari 2010 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van 1,166% van de vanaf 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 gevormde overrentedelende voorziening. Vanaf 1 januari 2012 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van 2,308% van de vanaf 1 januari 2012 tot eind 2014 gevormde overrente delende voorziening.
De voorziening excassokosten behorende bij de herverzekerde voorzieningen (1,5%) is ondergebracht in depot VNU I. Per ultimo 2014 bedraagt de voorziening excassokosten in depot VNU I EUR 4,4 miljoen (2013: EUR 4,5 miljoen). De herverzekeraar heeft de tegenover de (herverzekerde) pensioenverplichtingen staande beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU I). Het herverzekeringscontract kent grondslagen voor waardering en resultaatbepaling welke bepalend zijn voor de door de herverzekeraar uit te keren overrente. Deze grondslagen wijken af van de grondslagen welke in deze jaarrekening zijn gehanteerd. Als belangrijkste afwijking ten opzichte van de in dit verslag gehanteerde grondslagen kan genoemd worden dat de vastrentende waarden worden gewaardeerd op amortisatiewaarde en dat de verkoopresultaten op vastrentende waarden worden gepassiveerd c.q. geactiveerd en geamortiseerd in zeven jaar. Het Fonds ontvangt jaarlijks de positieve overrente die met het depot VNU I wordt gerealiseerd. Een eventuele negatieve overrente wordt verrekend met positieve overrentes van toekomstige jaren. Wanneer cumulatief weer een positief saldo bereikt wordt, wordt dat aan het Fonds uitgekeerd. Ultimo 2014 is sprake van een cumulatief positief saldo overrente dat in de jaarrekening is verantwoord onder overige baten. Het gaat na aftrek van vermogensbeheerkosten in totaal om een bedrag van EUR 9,0 miljoen. (2013: EUR 4,2 miljoen positief). De berekening van de totale overrente wordt toegelicht onder overige gegevens in dit jaarverslag. De overrente is na de bekendmaking grotendeels herbelegd in depot VNU II en zal voor een deel worden gebruikt voor het verrichten van de lopende betalingen in 2015.
28
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Het herverzekeringscontract van het Fonds kent een (technische) winstdeling op de grondslagen sterfte en arbeidsongeschiktheid en op de resultaten van mutaties. Indien over de contractperiode van 5 jaar het technisch resultaat positief is, wordt na afloop van de contractperiode 50% van het cumulatief technisch resultaat plus een extra 15% van het cumulatief technisch resultaat boven de EUR 3 miljoen als winstaandeel aan het Fonds uitgekeerd. Indien het technisch resultaat negatief is, wordt dit verlies door de herverzekeraar gedragen. Het technisch resultaat over 2014 bedroeg negatief EUR 1,5 miljoen (2013: positief EUR 0,4 miljoen). Cumulatief is het technisch resultaat per 31 december 2014 positief EUR 0,6 miljoen. Daarvan is EUR 0,3 miljoen uitgekeerd aan het pensioenfonds. 5. Eigen beheer Ultimo 2014 werd EUR 58,1 miljoen (2013: EUR 56,0 miljoen) van de totale technische voorzieningen in eigen beheer gehouden. Dit is 11,9% van de totale technische voorzieningen (2013: 12,6%). Zoals gebruikelijk neemt het Fonds de toeslagen per 1 januari van het volgende jaar op in de technische voorzieningen per 31 december. In de pensioenverplichtingen in eigen beheer ultimo 2014 van EUR 54,9 miljoen (exclusief de overige technische voorziening betreffende excassokosten ad EUR 3,2 miljoen) is voor de toeslagen per 1 januari 2015 EUR 2,5 miljoen opgenomen. Naast de voorziening excassokosten die Aegon in depot I aanhoudt ad 1,5% houdt het pensioenfonds ook een eigen voorziening excassokosten aan. De voorziening excassokosten bestaat uit een opslag op de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds van 2% en uit een excasso-opslag van 0,5% op de voorziening herverzekeraar (op fondsgrondslagen) in aanvulling op de 1,5% van depot I bij Aegon. De fluctuatie in de voorziening excassokosten wordt niet bij de werkgever in rekening gebracht maar opgevangen door de reserve excassokosten. De dotatie aan de voorziening excassokosten loopt via de staat van baten en lasten. Onderstaande weergave is ná de verdeling van het winstsaldo waarbij er ultimo 2014 uit het winstsaldo een (negatieve) dotatie aan de reserve excassokosten heeft plaatsgevonden die gelijk is aan de toename van de voorziening excassokosten.
(Bedragen in EUR 1.000,--)
31-12-2014
31-12-2013
Voorziening excassokosten
3.225
2.977
-/- 618
-/- 370
Reserve excassokosten
Het verloop van de voorziening excassokosten en de reserve excassokosten wordt toegelicht bij de toelichting op de jaarrekening onder de paragrafen ‘7. Stichtingskapitaal en reserves’ en ‘8. Technische voorzieningen’. Het Fonds heeft de tegenover de pensioenverplichtingen eigen beheer staande beleggingen ondergebracht in een vrij vermogen beleggingsdepot bij Aegon (depot VNU II). Voor dit depot VNU II, waarin tevens vrij vermogen van het Fonds is ondergebracht, was de beleggingsopbrengst in 2014 positief, EUR 18,2 miljoen (2013: EUR 10,8 miljoen). De intrest voor de pensioenverplichtingen eigen beheer bedroeg in 2014 EUR 0,2 miljoen (2013: EUR 0,2 miljoen). Het technisch resultaat, voor wat betreft de pensioenverplichtingen eigen beheer, op de kanssystemen (resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid en resultaat op mutaties en overige grondslagen) bedroeg in 2014 EUR - 0,5 miljoen (2013: EUR 0,8 miljoen). 6. Toeslagen De Pensioenwet schrijft voor dat bij voorwaardelijke toeslagverlening er een consistent geheel dient te zijn van gewekte verwachtingen, financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagverlening. Tevens schrijft de Pensioenwet voor dat een toeslag alleen voorwaardelijk is, wanneer een voorwaardelijkheidsverklaring wordt gehanteerd. De ministeriële regeling toeslagenmatrix schrijft 29
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
voor hoe over toeslagverlening moet worden gecommuniceerd. (Met de invoering van de nieuwe Wet Pensioencommunicatie per 1 juli 2015 zal de toeslagenmatrix komen te vervallen.) De voorwaardelijke toeslagen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het Fonds kunnen op basis van de toeslagenmatrix beide worden ingedeeld in de volgende toeslagcategorie: • • •
Toeslagcategorie: D1. Ambitie: voorwaardelijke toeslagverlening op basis van loonindex of prijsindex. Methode van toekenning: de mate van voorwaardelijke toeslagen op de aanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden is afhankelijk van de positie van de aanwezige dekkingsgraad ten opzichte van de vereiste dekkingsgraad volgens de normen van DNB. Indien de aanwezige dekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad, wordt in principe de volledige toeslag toegekend, mits de aanwezige dekkingsgraad hierdoor niet daalt tot onder het niveau van de vereiste dekkingsgraad. In dat geval worden alle pensioenen met een zelfde percentage van de prijs- of loonindex verhoogd, zodanig dat de aanwezige dekkingsgraad niet onder de vereiste dekkingsgraad komt. Indien de aanwezige dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad, wordt geen toeslag toegekend. Inhaaltoeslagen kunnen worden toegekend wanneer de aanwezige dekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad. De hiervoor vastgestelde beleidsregels voor het vaststellen van de jaarlijkse voorwaardelijke toeslagen zijn een richtlijn. Het bestuur van het Fonds kan op basis van andere overwegingen hiervan afwijken.
•
Financiering: indien besloten wordt per 1 januari toeslagen te verlenen, dan komen de kosten van de toeslagen voor rekening van Nielsen indien de dekkingsgraad van het Fonds per 31 december van het tweede jaar voorafgaand aan die van 1 januari, 10% punten of minder boven de vereiste dekkingsgraad lag. Indien die dekkingsgraad meer dan 10% punten boven de vereiste dekkingsgraad lag, komen de kosten van de toeslagen voor rekening van het Fonds.
Periodiek worden ALM-studies en continuïteitsanalyses uitgevoerd. Uit die studies/analyses blijkt dat toeslagen van gemiddeld circa 90% van de stijging van de prijsindex (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) en loonindex (deelnemers NMR) haalbaar zijn. Rekening houdend met de goede financiële positie van het pensioenfonds, het rendement over het afgelopen jaar, de economische verwachtingen in de komende jaren, de haalbaarheid van de toeslagverlening op de lange termijn en de lage inflatie heeft het bestuur van het Fonds na uitgebreide discussie besloten om de toeslagen per 1 januari 2015 vast te stellen op 100% van de loon/prijsindices. Het bestuur van het Fonds heeft besloten voor de VNU-A en gerelateerde regelingen de ingegane en premievrije pensioenen per 1 januari 2015 te verhogen met 0,75%, zijnde 100% van de stijging van het Consumenten Prijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid, oktober 2014/oktober 2013. Voor de NMR-regeling heeft het bestuur besloten voor de deelnemers de opgebouwde pensioenen per 1 januari 2015 te verhogen met 0,99%, zijnde 100% van de stijging van het Indexcijfer CAO-lonen (per uur inclusief bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven, augustus 2014/augustus 2013. Voor de (pre)pensioenregeling van NMR heeft het bestuur besloten de ingegane en premievrije pensioenen per 1 januari 2015 te verhogen met 0,65%, zijnde 100% van de stijging van het Consumenten Prijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid, augustus 2014/augustus 2013. Voor de pensioenen, die de toeslagen van het Pensioenfonds voor Grafische Bedrijven (PGB) volgden, geldt dat die met ingang van 1 januari 2010 de toeslagen van de VNU-A regeling volgen. Alle toeslagen zijn financieel in het boekjaar 2014 verwerkt. Op basis van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen en het Fonds zal het Fonds de lasten van deze toeslagen voor haar rekening nemen. Per 1 januari 2014 bedroegen de toeslagen 0,81% (VNU-A) en 0,9% (deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden NMR). De lasten van de toeslagen van (gewezen) deelnemers worden in depot VNU I door Aegon verwerkt in het jaar waarop de toeslag betrekking heeft (dus toeslag per 1 januari 2015 wordt in het depotverslag 2015 (van depot VNU I) verwerkt). 30
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
7. De financiële positie van het Fonds Ultimo 2014 bedraagt de dekkingsgraad van de pensioenverplichtingen 121,0% (2013: 118,9%). Dit is een maatstaf voor de mate van zekerheid, waarmee het Fonds de pensioenverplichtingen kan nakomen. De dekkingsgraad wordt berekend door het pensioenvermogen, EUR 592,8 miljoen, te delen door het totaal van de technische voorzieningen, EUR 490,0 miljoen. De dekkingsgraad per ultimo 2014 kan als voldoende worden beschouwd om de volgende redenen: •
•
De herverzekeraar geeft een volledige uitkeringsgarantie op de bij haar ondergebrachte voorziening pensioenverplichtingen. Aegon Levensverzekering N.V. heeft een rating van AA- en is daarmee de enige Nederlandse verzekeraar met een rating van AA-. De solvabiliteitsratio van Aegon Levensverzekering N.V. ultimo 2014 op basis van Wft (Wet op het financieel toezicht) grondslagen bedroeg 189% (2013: 232%) (Bron: Jaarverslag 2014 Aegon Levensverzekering N.V.).De uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en Nielsen voorziet erin dat Nielsen, zolang Nielsen daartoe in staat is, aan het Fonds alle middelen zal verstrekken die voor financiering en uitvoering van de pensioentoezeggingen nodig zijn. Zolang de dekkingsgraad van het Fonds minder dan 10%-punten ligt boven de vereiste dekkingsgraad, zullen de lasten van toeslagen gedragen worden door Nielsen. Aangezien de dekkingsgraad per ultimo 2014 meer dan 10%punten hoger was dan de vereiste dekkingsgraad, zullen, op basis van de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en Nielsen, de lasten van de toeslagen per 1 januari 2015 door het Fonds gedragen worden. Het Fonds voldoet aan alle eisen van de Pensioenwet en alle door DNB uitgevaardigde eisen ten aanzien van minimaal vereist eigen vermogen c.q. vereist eigen vermogen. Ultimo 2014 lag de dekkingsgraad van het Fonds 17,6%-punten boven de vereiste dekkingsgraad (2013: 15,5%punten).
31
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
8. Vereist eigen vermogen Door het Fonds wordt met ingang van 1 januari 2007 het Financieel Toetsingskader (FTK) toegepast. Met de toetswaarde solvabiliteit wordt vastgesteld wat het effect is van een onmiddellijke verandering in de hier beneden vermelde risicofactoren. De toetswaarde solvabiliteit per ultimo 2014 is als volgt samengesteld (in EUR miljoen): 31 december 2014
31 december 2013
Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
0,2 21,7 1,5 0,8 1,6
0,5 19,0 9,5 0,0 1,5
Toetswaarde solvabiliteit (conform DNB wortelformule)
21,9
21,5
16,7 16,7 102,7
15,2 15,2 84,1
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen5 Aanwezig vermogen
Surplus 86,0 68,9 Vereiste dekkingsgraad 103,4% 103,4% Aanwezige dekkingsgraad 121,0% 118,9% Sterke afname S3 heeft ermee te maken dat het fonds eind 2014 besloten heeft om binnen het aandelenfonds het valutarisico af te dekken. Met ingang van 2012 staat DNB een herverzekerd pensioenfonds toe om de premie, die met de herverzekeraar is overeengekomen, te beschouwen als onderdeel van de kostendekkende premie die actuarieel nodig is in verband met de aangroei van verplichtingen. Hierdoor is met ingang van 2012 de kostendekkende premie gelijk aan de gedempte premie. De kostendekkende premie was in 2014 EUR 1,6 miljoen (2013: EUR 2,0 miljoen). De werkelijk door Nielsen betaalde premie (inclusief doorbelaste kosten) was EUR 1,8 miljoen (2013: EUR 2,2 miljoen). Daarvan is EUR 0,10 miljoen door de deelnemers bijgedragen (2013: EUR 0,14 miljoen). 9. Samenvatting van het actuarieel rapport 2014 De technische voorzieningen zijn toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen per ultimo 2014 van EUR 102,7 miljoen bedraagt meer dan het vereist eigen vermogen van EUR 16,7 miljoen, zodat er sprake is van een toereikende solvabiliteit. Het Fonds voldoet aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van het Fonds is voldoende, waarbij in aanmerking is genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen toereikend zijn.
5
Het vereist eigen vermogen wordt gesteld op de hoogste waarde van: - Vereist eigen vermogen in evenwichtsituatie (op basis van verplichtingen) - Minimum vereist eigen vermogen
32
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
10. Risicobeheersing De Pensioenwet bepaalt dat het Fonds een beheerste en integere bedrijfsvoering moet waarborgen. Om dit te bereiken wordt jaarlijks een inventarisatie en beoordeling van risico’s door het bestuur uitgevoerd. In het vierde kwartaal van 2014 is de gedetailleerde risicoanalyse van 2010 geëvalueerd en geactualiseerd. In de jaarrekening wordt in paragraaf “10. Risicobeheer” ingegaan op de risico’s betreffende het eigen beheer gedeelte. Ten aanzien van het renterisico is daar beschreven dat het Fonds besloten heeft de duration-mismatch voor de verplichtingen in eigen beheer niet af te dekken. Ook voor de herverzekerde verplichtingen geldt dat de duration-mismatch niet is afgedekt. Met name vanwege de herverzekering is de dekkingsgraad van het Fonds relatief ongevoelig voor het renterisico. Daarnaast zijn voor het Fonds vooral de volgende risico’s van belang: • • •
•
Verzekeringstechnische risico’s. De risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid zijn voor bijna 90% van de verplichtingen afgedekt middels de herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V.. Kredietrisico. De herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V. garandeert het renterisico en het langlevenrisico voor wat betreft de verplichtingen in depot VNU I. De rating van Aegon Levensverzekering N.V. is AA- en de solvabiliteit ligt ruim boven het vereiste niveau. Toeslagrisico. Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om de pensioenen met toeslagen te verhogen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, het rendement, de looninflatie, de overrente-uitkering en de demografie. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk. Ten aanzien van het rendement geldt dat gestreefd wordt naar rendementsoptimalisatie binnen een aanvaardbaar risicoprofiel. Behoud van het vermogen en stabiliteit van het beleggingsresultaat zijn de belangrijkste overwegingen om een acceptabel risiconiveau vast te stellen. De negatieve overrente over 2008 in depot VNU I van ruim EUR 20 miljoen moest ‘gecompenseerd’ worden voordat aan het Fonds weer overrente uitgekeerd kon gaan worden. Ultimo 2012 was de ‘achterstand’ inmiddels teruggebracht tot EUR 1,8 miljoen. In 2013 bedroeg de overrente EUR 6,0 miljoen positief. Hierdoor is het saldo aan negatieve overrente ultimo 2012 van EUR 1,8 miljoen ultimo 2013 omgeslagen in een positief saldo van EUR 4,2 miljoen, die is verrekening in 2013. In 2014 bedroeg de overrente EUR 9,0 miljoen. Dit bedrag is na aftrek van kosten vermogensbeheer meegenomen in het resultaat over boekjaar 2014 en wordt verrekend in de rekening courant. Sponsorrisico. Indien Nielsen afspraken in de uitvoeringsovereenkomst niet zou nakomen, zou de financiële positie van het Fonds kunnen verslechteren, waardoor de mogelijkheden om toeslagen toe te kennen beperkt zouden worden. Het Fonds is doorlopend in overleg met Nielsen, om dit mogelijke risico te bespreken. Er zijn thans geen redenen om aan te nemen dat dit risico zich zal voordoen.
33
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
11. Uitbesteding 11.1 Algemeen Een belangrijk deel van de uitvoerende werkzaamheden van het Fonds is uitbesteed aan daarvoor deskundige externe partijen. De externe partijen hebben ruime ervaring op de te onderscheiden terreinen. De pensioenadministratie (waaronder de deelnemers-, uitkeringen- en financiële administratie) is uitbesteed aan Aon Hewitt. De pensioenadministratie van Aon Hewitt is leidend voor de (totale) voorziening pensioenverplichtingen zoals deze volgt uit de jaarrekening. Een deel van de verplichtingen is herverzekerd. Aegon Levensverzekering N.V. voert een eigen administratie van de herverzekerde aanspraken. Hierover legt Aegon verantwoording af middels een depotverslag dat wordt gecontroleerd door een externe accountant en certificerend actuaris. Het vermogensbeheer voor zowel het herverzekerde deel (depot II) als het eigen beheer gedeelte (depot II) wordt gevoerd door Aegon Investment Management B.V. (AIM B.V.). Depot I valt onder het garantiecontract, voor depot II heeft het pensioenfonds een vermogensbeheerovereenkomst afgesloten met AIM B.V. 11.2 Contract en SLA afspraken In de contracten met de hiervoor genoemde partijen is een Service Level Agreement (SLA) opgenomen. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de te leveren prestaties bij een groot aantal processen dat deze partijen uitvoeren voor de Stichting Pensioenfonds VNU. Het Fonds wordt periodiek geïnformeerd over de realisatie van de SLA-afspraken. Daarnaast vindt er frequent overleg plaats over allerlei lopende zaken. 11.3 ISAE3402-rapportages Het beleid van het Fonds is om via ISAE3402-rapportages zicht te krijgen op de effectieve werking van de interne beheersmaatregelen bij de uitbestedingspartners. Een ISAE3402-rapportage is een rapportage van de uitbestedingsorganisatie voorzien van een oordeel van een onafhankelijke auditor. Hierin geeft de auditor aan of de uitbestedingsorganisatie haar in de rapportage genoemde processen op orde heeft en of de beheersingsmaatregelen in de processen gedurende een bepaalde periode effectief hebben gewerkt. De werkzaamheden en resultaten van de verschillende uitbestedingspartners van de Stichting Pensioenfonds VNU worden periodiek geëvalueerd. 12. Pensioenregelingen (geldig tot 1 januari 2015) Vanaf 1 januari 2015 zijn de pensioenregelingen bij Nielsen Nederland geharmoniseerd. Hierover leest u in paragraaf “13. Harmonisatie pensioenregelingen” meer. In deze paragraaf staat een beschrijving van de pensioenrelingen zoals deze in 2014 geldig waren. Het Fonds voert het ‘VNU-A pensioenreglement’ en het ‘Pensioenreglement Nielsen Media Research B.V.’ uit. Daarnaast voert het Fonds een aantal premievrije pensioenregelingen uit voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die rechten hebben verworven op grond van overige (pre)pensioenreglementen. Het VNU-A pensioenreglement en het NMR-pensioenreglement zijn de afgelopen jaren indien van toepassing aangepast aan wet- en regelgeving. Voor de details wordt verwezen naar de geldende pensioenreglementen.
34
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
12.1 Aantallen deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ultimo 2014 Aantal deelnemers Actief lft < 20 20-25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55 55-60 60-65 65-70 70-75 75-80 80-85 85-90 90-95 >95 Totaal
Gewezen
0 6 9 6 7 7 9 14 26 31 0 0 0 0 0 0 0 115
Pensioengerechtigd 0 1 8 18 61 210 418 509 571 557 2 0 0 0 0 0 0 2.355
Totaal
17 10 2 0 0 1 8 12 30 152 757 627 591 456 249 109 18 3.039
17 17 19 24 68 218 435 535 627 740 759 627 591 456 249 109 18 5.509
12.2 Mutatieoverzicht deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
Aantallen 1 januari 2014
per
Bij Af Aantallen per 31 december 2014
Deelnemers
Gewezen deelnemers
Ouderdomspensioen
Nabestaandenpensioen
Wezenpensioen
Totaal pensioengerechtigden
126
2.498
2.021
919
37
2.977
8 19
5 148
143 78
47 42
2 10
192 130
115
2.355
2.086
924
29
3.039
De daling van het aantal gewezen deelnemers wordt verklaard door reguliere pensioeningang en afkoop kleine pensioenen. 12.3 VNU-A pensioenregeling De VNU-A pensioenregeling is een eindloonregeling, waarbij de pensioengrondslag verdeeld is in drie schijven. Deelnemers aan de VNU-A pensioenregeling zijn werknemers van Nielsen van 21 jaar en ouder. Werknemers die jonger zijn dan 21 jaar worden als aspirant-deelnemer opgenomen. De VNU-A pensioenregeling bevat toezeggingen van ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen (excedent arbeids-ongeschiktheidsverzekering) en vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid.
35
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
De franchise bedroeg per 1 juli 2014 EUR 19.726,29 (EUR 19.390,11 per 1 juli 2013). De 1e schijf van de pensioengrondslag bedroeg per 1 juli 2014 EUR 60.500 (per 1 juli 2013 EUR 60.200). De 2e schijf van de pensioengrondslag bedroeg per 1 juli 2014 EUR 60.500 (per 1 juli 2013 EUR 60.200). De deelnemersbijdrage is gelijk aan de som van: • • •
6,0% van de voor hem/haar vastgestelde eerste pensioengrondslagschijf; en 5,1% van de tweede pensioengrondslagschijf; en 4,3% van het resterende gedeelte van de pensioengrondslag.
12.4 Nielsen Media Research B.V. (NMR) pensioenregeling De NMR-pensioenregeling is een middelloonregeling. Deelnemers aan de NMR-pensioen-regeling zijn werknemers van Nielsen Media Research B.V. van 21 jaar en ouder. De NMR-pensioenregeling bevat toezeggingen van ouderdomspensioen, (tijdelijk) partnerpensioen, wezenpensioen en vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. De franchise bedroeg EUR 16.919,21 per 1 januari 2015 (EUR 16. 753,35 per 1 januari 2014). De deelnemersbijdrage is gelijk aan 6,0% van de pensioengrondslag. 13. Harmonisatie pensioenregelingen (vanaf 1 januari 2015) In verband met fiscale beperkingen door de overheid moesten veel pensioenregelingen in Nederland, en ook die van Nielsen, per 1 januari 2015 worden gewijzigd. Tot 1 januari 2015 waren bij de onderneming drie verschillende pensioenregelingen: De NMR-regeling, de VNU-A regeling (beiden ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds VNU) en de regeling van A.C. Nielsen Nederland (ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland)). De aanpassing van de pensioenregelingen was voor de werkgever aanleiding om te onderzoeken of de regelingen vanaf 1 januari 2015 konden worden geharmoniseerd. De werkgever is met vertegenwoordigers van de werknemers een nieuwe (geharmoniseerde) regeling overeengekomen. Vanaf 1 januari 2015 geldt voor alle werknemers van Nielsen in Nederland dezelfde pensioenregeling. Dit geldt alleen voor de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015. Alle reeds opgebouwde pensioenrechten blijven onaangetast. Op 30 december 2014 zijn alle werknemers door de werkgever geïnformeerd over de nieuwe regeling. Het pensioenfonds heeft de opdracht tot uitvoering van de nieuwe pensioenregeling aanvaard. Enkele kenmerken van de nieuwe regeling zijn: • Het betreft een middelloonregeling • Maximaal pensioensalaris € 100.000,-• Franchise € 16.919,21 (in 2015) • Opbouwpercentage 1,75% per jaar • Standaard pensioenleeftijd 67 jaar • Eigen bijdrage 6% v/d pensioengrondslag De nieuwe regeling kent verder diverse keuzemogelijkheden: zo kan worden gekozen voor een andere pensioendatum en verschillende pensioensoorten kunnen tegen elkaar worden uitgeruild.
36
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
14. Uitvoeringskosten Bij de presentatie van de Uitvoeringskosten volgt het Fonds zoveel mogelijk de ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten’ van de Pensioenfederatie. De uitvoeringskosten zijn onder te verdelen in kosten pensioenbeheer en kosten vermogensbeheer. 14.1 Kosten pensioenbeheer De kosten voor pensioenbeheer bestaan uit: • Alle administratiekosten (incl. administratiekosten Aegon depot I): Administreren van aanspraken, uitbetalen uitkeringen, afkoop, verwerken waardeoverdracht, communicatie met gerechtigden etc. • Kosten bestuur en intern toezicht. • Kosten Financiële en actuariële verslaglegging. • Kosten adviseurs (incl. door Nielsen betaalde kosten). • Kosten certificerend actuaris en accountant etc. • Diverse kosten (bankkosten, bijdrage toezichthouders en Pensioenfederatie, etc.). Naast de pensioenuitvoerings- en administratiekosten, zoals opgenomen in de jaarrekening van het Fonds (EUR 851), vallen de administratie- en overige kosten herverzekering Aegon (depot VNU I) en de rechtstreeks door Nielsen betaalde kosten (adviseurs) onder de kosten voor pensioenbeheer. De kosten voor advies vermogensbeheer en de kosten voor de garanties herverzekeraar Aegon, die door Nielsen betaald worden, vallen niet onder de kosten pensioenbeheer. Overzicht kosten pensioenbeheer (bedragen x € 1,--)
2014
2013
1.158.215
1.561.901
Kosten per deelnemer/pensioengerechtigde
370
506
Kosten per deelnemer/pensioengerechtigde/gewezen deelnemer
208
276
0,25%
0,34%
- Actieve deelnemers + pensioengerechtigden
3.129
3.088
- Actieve deelnemers + pensioengerechtigden + gewezen deelnemers
5.555
5.653
Totale kosten pensioenbeheer
Kosten als percentage van de voorziening pensioenverplichtingen
Gemiddeld aantal deelnemers:
Benchmark kosten pensioenbeheer (bron Pensioenfederatie CEM Benchmarking Rapportage 2012) Uit een benchmarkrapportage gepubliceerd door de Pensioenfederatie blijkt dat van de negen ondernemingspensioenfondsen die aan het onderzoek deelnamen de gemiddelde kosten per deelnemer en pensioengerechtigde lagen op € 249,--. De kosten varieerden van € 182,-- tot € 754,--, waarbij de mediaan lag op € 403,--.
37
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
14.2 Kosten vermogensbeheer De kosten vermogensbeheer bestaan uit: • Beheerkosten: alle doorlopende kosten die aan de beleggingsfondsen worden toegerekend zoals vaste beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant, advies etc.). De beheerkosten worden ingehouden op de fondsen en zijn onderdeel van de koers van de fondsen en daarmee van het resultaat. De beheerkosten zijn berekend op basis van de Ongoing Charges Figure (OCF) van de beleggingsfondsen. De OCF is een maatstaf voor doorlopende kosten die aan het beleggingsfonds toegerekend worden. De beheerkosten worden niet apart in de rekening van baten en lasten vermeld. • Indien van toepassing, performance gerelateerde kosten. De performance gerelateerde kosten zijn berekend aan de hand van de prestatievergoeding van de hierbij behorende beleggingsfondsen • Transactiekosten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. • Overige vermogensbeheerkosten die niet aan een specifieke beleggingscategorie zijn toe te bedelen: o Kosten advies vermogensbeheer (Aon Hewitt en onafhankelijk lid beleggingscommissie). o Eventuele vaste vergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille en de omvangskortingen, die het Fonds in depot VNU I en depot VNU II in het boekjaar terugontvangt. De omvangskortingen worden in mindering gebracht op de kosten. o Kosten voor specifieke diensten en rapportages. In onderstaande overzichten zijn de beleggingen uitgesplitst op basis van het ‘doorkijk principe’. Dit zorgt voor een iets andere uitsplitsing dan in de jaarrekening, omdat in de balans en staat van baten en lasten het ‘doorkijk principe’ niet wordt toegepast. Bij het ‘doorkijk principe’ worden beleggingen in een beleggingsfonds aan een beleggingscategorie toegewezen. Zo zijn bijvoorbeeld de hedgefunds in de jaarrekening onderdeel van de aandelen, omdat het aandelenbeleggingsfonds waar het pensioenfonds in belegd voor een gedeelte in hedgefunds belegt. Om de kosten per beleggingscategorie te bepalen, zijn de kosten van beleggingsfondsen uitgesplitst naar beleggingscategorie op basis van het gemiddeld belegd vermogen 6. Overzicht kosten depot VNU I (bedragen x € 1.000,--)
Beheer kosten
Performance Transactie gerelateerde kosten -kosten
Totaal
% gem. belegd vermogen
Kosten per beleggingscategorie Vastgoed Aandelen
273 137
9 10
1 21
283 168
1,75 0,46
Vastrentende waarden
429
0
31
460
0,19
Hedgefunds Overige beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay Kosten overlay beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën inclusief overlay
52 16 907
0 0 19
4 2 59
56 18 985
0,81 0,30 0,32
0 907
0 19
0 59
0 985
0,00 0,32
0 -123 -123
0 0 0
0 0 0
0 -123 -123
0,00 -0,04 -0,04
784
19
59
862
0,28
Overige vermogensbeheerkosten: Advieskosten vermogensbeheer Overige kosten Totaal overige vermogensbeheerkosten Totaal kosten vermogensbeheer 6
Het gemiddeld belegd vermogen is vermogen is bepaald op basis van de ultimo maandstanden van het totaal aan beleggingen gedeeld door 12, waarbij ultimo 2013 en ultimo 2014 met factor ½ zijn opgenomen.
38
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Overzicht kosten depot VNU II (bedragen x € 1.000,--) Kosten per beleggingscategorie Vastgoed Aandelen
Beheer Performance Transactiekosten gerelateerde kosten kosten
Totaal
% gem. belegd vermogen
90 219
3 14
1 19
94 252
1,53 0,49
Vastrentende waarden
131
0
36
167
0,24
Hedgefunds Overige beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay Kosten overlay beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën inclusief overlay
70 14 524
10 0 27
3 1 60
83 15 611
0,86 0,39 0,43
0 524
0 27
0 60
0 611
0,00 0,43
Overige vermogensbeheerkosten: Advieskosten vermogensbeheer Overige kosten Totaal overige vermogensbeheerkosten
81 -59 22
0 0 0
0 0 0
81 -59 22
0,06 -0,04 0,02
Totaal kosten vermogensbeheer
546
27
60
633
0,45
Totaal overzicht VNU I + VNU II en benchmark (bedragen x € 1.000,--)
Beheer kosten
Performance gerelateerde kosten
Transactiekosten
Totaal
Totaal kosten vermogensbeheer 2014 Als % gemiddeld belegd vermogen
1.330 0,30%
46 0,01%
119 0,02%
1.495 0,33%
Totaal kosten vermogensbeheer 2013 Als % gemiddeld belegd vermogen
1.300 0,30%
* *
130 0,03%
1.430 0,33%
Benchmark (gemiddelde OPF)
0,50%
0,08%
0,13%
*
Voor de benchmark is als bron gebruik gemaakt van de rapportage van de pensioenfederatie: ‘Pensioenfederatie CEM Benchmarking Rapportage 2012’
*) Deze cijfers zijn niet beschikbaar.
39
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
15. Toezicht De Nederlandsche Bank (DNB) 15.1 Algemeen De Pensioenwet bepaalt dat DNB belast is met het prudentieel en financieel toezicht. Er is in 2014 met DNB geen overleg geweest over de algemene gang van zaken bij het Fonds. De door DNB gevraagde gegevens zijn in 2014 steeds tijdig verstrekt. De kosten voor het DNB toezicht waren in 2014 EUR 25.183 (2013: EUR 28.290). Deze kosten worden doorbelast aan Nielsen. In 2014 zijn door DNB geen boetes of dwangsommen aan het Fonds opgelegd. Er is geen aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 171 Pensioenwet. Er is geen bewindvoerder aangesteld als bedoeld in artikel 173 Pensioenwet. Het Fonds is in 2014 niet in de situatie geweest dat een korte termijn of lange termijn herstelplan opgesteld zou moeten worden. 15.2 Themaonderzoek Uitbesteding Vermogensbeheer Het Fonds heeft op 18 oktober 2012 van DNB het rapport Themaonderzoek Uitbesteding Vermogensbeheer ontvangen. Dit onderzoek betrof de vermogensbeheerovereenkomst van depot VNU II. DNB verzocht het Fonds om voor 18 april 2013 een aantal vragen te beantwoorden. Hier is op 10 april 2013 door het bestuur gehoor aangegeven middels een schriftelijke reactie aan DNB. Tevens heeft DNB verzocht om aan te geven hoe ervoor gezorgd zou worden dat de vermogensbeheerovereenkomst voor 18 oktober 2013 aangepast/’up to date’ zou zijn. In de loop van 2012 was het Fonds reeds in overleg getreden met de vermogensbeheerder, Aegon Investment Management, om de vermogensbeheerovereenkomst te actualiseren. Die geactualiseerde overeenkomst is in 2013 gereed gekomen en is op 15 oktober 2013 aan DNB verstrekt tezamen met een toelichting door het bestuur op de wijzigingen. Op 19 maart 2014 heeft een delegatie van het bestuur op uitnodiging van de toezichthouder mondeling verdere toelichting gegeven. Daarbij heeft het bestuur uiteengezet waarom het van mening is ‘in control’ te zijn. Op 28 maart 2014 heeft DNB vervolgens weer schriftelijk gereageerd op de brief van het pensioenfonds d.d. 15 oktober 2013 en het gesprek op 19 maart 2014. In de brief vraagt DNB nadere informatie (o.a. ten aanzien van de beleggingsrestricties per beleggingsfonds) op en benoemt de toezichthouder een aantal aandachtspunten. Het bestuur heeft hierop gereageerd met een brief d.d. 25 juli 2014 waarmee de gevraagde aanvullende informatie wordt toegestuurd. Tevens geeft het bestuur in de brief aan dat de aandachtspunten ter harte zijn genomen en zijn opgepakt. Op 17 oktober 2014 heeft DNB per brief laten weten geen verdere opmerkingen te hebben en dat het onderzoek wat ons fonds betreft is afgesloten. 15.3 Self assesment belangenverstrengeling Pensioenfondsen hebben in 2014 een self assesment belangenverstrengeling in moeten vullen. Ook Stichting Pensioenfonds VNU heeft dit self assesment ingevuld. DNB wil met het onderzoek de beheersing van risico’s op het gebied van belangenverstrengeling in kaart brengen. De bestaande gedragscode is, mede naar aanleiding van het DNB-onderzoek Self assesment belangenverstrengeling, uitgebreid met de paragraaf Leidraad Belangen-verstrengeling. Met een brief d.d. 29 januari 2015 heeft DNB de uitkomsten van het onderzoek kenbaar gemaakt. DNB concludeert dat Pensioenfonds VNU behoort tot de groep pensioenfondsen die onvoldoende op het self assesment heeft gescoord en heeft het Fonds gevraagd om een risico analyse op het gebied van belangenverstrengeling te maken en deze vóór 1 augustus 2015 naar DNB op te sturen. Het bestuur zal
40
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
hier uiteraard gehoor aangeven. Het bestuur heeft integriteit en naleving van de gedragscode hoog in het vaandel staan. Een periodiek analyse van de risico’s op het gebied van belangenverstrengeling stond reeds op de jaarkalender van het Fonds. 16. Toezicht Autoriteit Financiële Markten (AFM) 16.1 Algemeen De Pensioenwet bepaalt dat AFM belast is met het gedragstoezicht (o.a. communicatie met deelnemers). Tevens is AFM op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) belast met het effectentypisch gedragstoezicht. Met ingang van 2007 vallen alle pensioenfondsen onder het effectentypisch gedragstoezicht. In 2014 is er geen overleg geweest met AFM. De door AFM gevraagde gegevens zijn steeds tijdig verstrekt. De kosten voor het AFM toezicht waren in 2014 EUR 1.856,11 (2013: EUR 1.507,83, inclusief een teruggave over 2012). Deze kosten worden doorbelast aan Nielsen. In 2013 zijn door AFM geen boetes of dwangsommen aan het Fonds opgelegd. 16.2 Themaonderzoek uitkeringsinformatie AFM heeft in 2014 bij een aantal pensioenfondsen onderzoek gedaan naar de informatievertrekking rondom pensionering. Ook Stichting Pensioenfonds VNU was geselecteerd voor dit onderzoek. Het betrof pensioeningangen over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 oktober 2013. Op basis een steekproef heeft het Fonds voor een aantal door AFM geselecteerde personen met hulp van de toenmalige administrateur PSZ gedetailleerde informatie aangeleverd. De voorlopige onderzoekresultaten zijn op 19 juni 2014 gepresenteerd aan het pensioenfonds. Het fonds heeft op 30 juli 2014 een reactie terug geschreven. Op 16 september 2014 heeft de AFM de definitieve resultaten kenbaar gemaakt. De toezichthouder geeft aan dat er verbeteringen mogelijk zijn op het gebied van duidelijkheid, begrijpelijkheid, tijdigheid, juistheid en volledigheid. Het bestuur heeft de conclusies ter harte genomen en zal waar nodig de standaard informatieverstrekking verbeteren. In een aantal gevallen waren deze verbeteringen reeds door de nieuwe administrateur Aon Hewitt gerealiseerd. Verder heeft het bestuur bij de nieuwe administrateur Aon Hewitt de complete standaard brievenset die voor Pensioenfonds VNU wordt gehanteerd opgevraagd. Het dagelijks bestuur zal deze brievenset beoordelen en waar nodig om verdere aanscherping vragen. 17. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) De ABTN van juni 2010 is in het vierde kwartaal van 2013 geactualiseerd en aangepast aan (wijzigingen in) wet- en regelgeving. De nieuwe ABTN is op 11 december 2013 door het bestuur vastgesteld en vervolgens op 17 december 2013 naar DNB gestuurd. Het bestuur bekijkt jaarlijks of de ABTN geactualiseerd dient te worden. In 2014 zijn er geen aanpassingen in de ABTN geweest.
41
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
18. Vergoeding ‘externe’ leden bestuur en verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan en het bestuur van het Fonds hebben leden, die niet in dienst zijn van Nielsen. Deze ‘externe’ leden ontvangen vergoedingen. Voor het jaar 2014 bedroegen deze vergoedingen: • Voor een bestuurslid € 6.328,94 per jaar. • Voor een bestuurslid tevens DB-lid € 10.126,30 per jaar • Voor een (plaatsvervangend) lid van het verantwoordingsorgaan € 2.637,06 per jaar. De bedragen worden ieder jaar verhoogd conform de toeslag die werd toegekend aan de pensioengerechtigden van de VNU A-regeling. De vergoedingen zijn voorgelegd aan en akkoord bevonden door het verantwoordingsorgaan. Aan bestuursleden en (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan van het Fonds is in 2014 EUR 28.058,30 uitbetaald (2013: EUR 24.044,55). De lasten van deze vergoedingen worden gedragen door Nielsen. 19. Code Pensioenfondsen Op 9 juli 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen. De wet ging op 1 juli 2014 van kracht. In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (StvdA) de Code Pensioenfondsen 2013 aangeboden aan de staatssecretaris van SZW. Deze Code komt in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de StvdA in 2005 heeft gepubliceerd. De Code Pensioenfondsen bevat 83 normen. Met betrekking tot een aantal normen is het pensioenfonds verplicht om hierover te rapporteren in het jaarverslag. Hieronder wordt weergegeven voor welke normen dit het geval is en waar dit is terug te vinden in het bestuursverslag: • Norm 18. Beschrijving missie, visie en strategie en de gestelde doelen. (zie paragraaf 19.1) • Norm 20. Kosten van de uitvoering van de pensioenregeling (zie paragraaf 14) • Norm 21. Naleving van de gedragscode (zie paragraaf 19.3) • Norm 21. Evaluatie van het functioneren van het bestuur (zie paragraaf 19.5) • Norm 27. Op welke wijzen in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. (zie paragraaf 3.9) • Norm 41. Afhandeling van klachten (zie paragraaf 19.2) • Norm 66. Diversiteitsbeleid. (zie paragraaf 2.4) In het kader van de ‘pas toe of leg uit regel’ is in paragraaf 19.6 toegelicht ten aanzien van welke normen het pensioenfonds afwijkt van de Code. 19.1 Missie, visie en strategie / gestelde doelen Het Fonds voert de pensioenregelingen uit voor de werknemers van Nielsen B.V., gevestigd te Diemen, evenals voor de werknemers van aangesloten ondernemingen. Het Fonds stelt zich ten doel het verlenen van pensioenaanspraken aan de deelnemers van het Fonds en het doen van uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun partners, één en ander in overeenstemming met de pensioenreglementen van het Fonds en de bijbehorende addenda. Het Fonds probeert dit onder andere te bewerkstelligen door middel van het beleggingsbeleid en risicobeheersing.
42
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Het hoofddoel van het beleggingsbeleid is het, binnen aanvaardbare risicogrenzen, leveren van een optimale bijdrage aan het veiligstellen van de pensioenaanspraken van de aangesloten deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Hierbij geldt dat het fonds zoveel als mogelijk een in reële termen gedefinieerde pensioentoezegging wil nakomen: dat wil zeggen het veiligstellen van opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten en optimalisatie van in de toekomst te verlenen toeslagen. Hieruit vloeit voort, dat gestreefd wordt naar rendementsoptimalisatie binnen een aanvaardbaar risicoprofiel. Behoud van het vermogen en stabiliteit van het beleggingsresultaat zijn de belangrijkste overwegingen om een acceptabel risiconiveau vast te stellen. Het beleggingsresultaat is gedefinieerd als de som van de directe beleggingsopbrengsten (waaronder rente en dividend), opbrengsten ten gevolge van waardevermeerdering c.q. -vermindering en alle overige aan de beleggingen te relateren opbrengsten en kosten. Het totale risiconiveau van het vermogen, in termen van potentiële fluctuaties in de dekkingsgraad en potentiële koersfluctuaties, dient laag te zijn. De belangrijkste middelen om een dergelijk risicoprofiel in samenhang met de geformuleerde rendementsdoelstelling te bewerkstelligen zijn: • Spreiding van de beleggingen over diverse vermogenstitels die zoveel als mogelijk onafhankelijk van variërende economische en marktomstandigheden reageren. • Zorgvuldige beheersing van het risiconiveau binnen afzonderlijke vermogenstitels door het vermijden van overconcentratie en door geen extreme positie ten opzichte van marktgemiddelden in te nemen. • Nadruk leggen op het behoud van het vermogen en stabiele groei en minder op kortere termijn vermogenswinsten. • Het afdekken van risicoposities met behulp van afgeleide beleggingsinstrumenten (derivaten), waaronder opties, futures en swaps; deze instrumenten primair te gebruiken om risico’s te beperken, alsmede om gewenste posities op een efficiënte wijze in te nemen. Verder volgt het Fonds zo goed als mogelijk de principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid en de ‘Code Pensioenfondsen’. 19.2 Klachten- en geschillenreglement In het klachten- en geschillenreglement is o.a. opgenomen dat het Fonds zich gehouden acht aan aanwijzingen van de Ombudsman Pensioenen, tenzij het bestuur van oordeel is dat zwaarwegende argumenten zich daartegen verzetten. In 2014 zijn er geen (nieuwe) klachten ingediend bij het bestuur. Wel was er sprake van de behandeling van een lopend geschil op basis van een klacht die reeds in 2013 was ingediend. De geschillencommissie heeft in deze zaak uitspraak gedaan. De betrokkene heeft aangegeven het niet eens te zijn met de uitspraak van de geschillencommissie en is naar de rechter gestapt. De rechtbank heeft op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in het voordeel van het pensioenfonds. Op 22 april 2015 is betrokkene in hoger beroep gegaan. Ten tijde van de vaststelling van dit jaarverslag heeft de rechter nog geen uitspraak gedaan in de hoger beroepzaak.
43
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
19.3 Naleving van de gedragscode Mevrouw I.W. van ’t Woud heeft haar functie als compliance officer neergelegd vanaf het moment dat zij aantrad als lid van het verantwoordingsorgaan. Het reglement van het verantwoordingsorgaan geeft aan dat leden van het VO geen andere functies binnen het pensioenfonds mogen bekleden. Het bestuur heeft de heer M. van den Hoven aangesteld als nieuwe compliance officer. De compliance officer houdt toezicht op de naleving van de gedragscode en houdt een register bij van de hoofd- en nevenfuncties van het bestuur, het VO en de adviseurs van het pensioenfonds. De bestaande gedragscode is, naar aanleiding van het DNB-onderzoek Self assesment belangenverstrengeling, uitgebreid met de paragraaf Leidraad belangenverstrengeling. In 2014 zijn er geen meldingen in het kader van compliance gedaan. Alle leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan hebben de nalevingsverklaring getekend. Het onderwerp compliance wordt periodiek geagendeerd en staat op de jaarkalender van het pensioenfonds. Naast de ondertekening van de gedragscode wordt jaarlijks standaard een check gedaan of het register van hoofd- en nevenfuncties nog actueel is en er risico’s op het gebied van belangenverstrengeling zijn. De compliance officer doet tijdens een bestuurvergadering verslag over het afgelopen jaar. 19.4 Deskundigheid en educatie bestuur In juli 2012 is de beleidsregel geschiktheid door DNB gepubliceerd. De eisen die aan bestuursleden gesteld worden zijn verzwaard. Een bestuurslid wordt geacht voor zijn/haar benoeming deskundigheidsniveau 1 te hebben. Het deskundigheids- en opleidingsplan is in 2014 geactualiseerd. In 2015 zal het deskundigheidsplan worden vervangen door een geschiktheidsplan. Het bestuur heeft in 2014 de volgende activiteiten ondernomen om de eigen deskundigheid te verbeteren: • Bestuursleden hebben diverse seminars bezocht over actuele onderwerpen; • Tijdens bestuursvergaderingen zijn nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied een vast onderdeel van de agenda. • Het bestuur heeft een educatiedag gehouden waarbij het programma op maat is samengesteld en specifiek gericht is op de kennisbehoeften van het bestuur en de actualiteit van dat moment. In 2014 is met het oog op de contractverlenging met Aegon specifiek aandacht besteed aan het trainen van de competentie “onderhandelingsvaardigheid”. Ook is er aandacht besteedt aan het risicobereidheidsonderzoek en een aantal actualiteiten op pensioengebied. Ook de leden van het verantwoordingsorgaan zijn voor de educatiedag uitgenodigd.
44
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
19.5 Evaluatie functioneren van het bestuur Jaarlijks vindt er een zelfevaluatie plaats en om het andere jaar gebeurt dit onder begeleiding van een externe deskundige. Eind 2013 heeft de zelfevaluatie van het bestuur onder begeleiding van een externe deskundige plaatsgevonden. Begin 2014 heeft het bestuur vervolgens een actieplan zelfevaluatie opgesteld met de volgende speerpunten: • Bij besluiten over belangrijke zaken wordt de mening van alle bestuursleden meegenomen. Indien een bestuurslid onverhoopt afwezig is bij het nemen van een belangrijk besluit, wordt het besluit op een ander tijdstip genomen. In de statuten zal per 1 juli 2014 worden opgenomen dat bij een vacature in het bestuur zowel werknemers- als werkgeversvertegenwoordigers toch evenveel stemmen hebben. • De voorzitter zal er voor waken dat tijdens discussies ieders input wordt meegenomen en dat het besluitvormingsproces zorgvuldig gebeurt. • De deskundigheidsmatrix zal jaarlijks worden geagendeerd. • De educatiemiddag zal worden gebruikt om de hiaten in de deskundigheidsmatrix te dichten • Er zal een mandaatreglement DB worden opgesteld. • Het communicatieplan zal worden geüpdatet. • De effectiviteit van vergaderen zal verder worden vergroot. Alle genoemde speerpunten zijn vorig jaar uitgevoerd. 19.6 ‘Pas toe of leg uit’-regel Het pensioenfonds voldoet in principe aan de ‘Code’. Daar waar het pensioenfonds afwijkt van de ‘Code’ is dit hierna per norm aangegeven. Normen waar aan wordt voldaan of die niet van toepassing zijn worden niet genoemd. Norm 2.
Het bestuur maakt heldere afspraken over zijn beleidsruimte. Die afspraken maakt het bestuur met de werkgever, de sociale partners of de beroepspensioenvereniging die de pensioenregeling bij het pensioenfonds onderbrengt. Het bestuur heeft een actieplan nFTK opgesteld. Hierin is opgenomen dat het bestuur probeert om bij de werkgever en de ondernemingsraad zo veel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding. Deze actie is opgenomen op de actielijst van het Fonds en dient uiterlijk 1 oktober 2015 te zijn afgewikkeld.
Norm 4.
Het bestuur zorgt voor een noodprocedure om in spoedeisende situaties te kunnen handelen. Er is geen afzonderlijke noodprocedure, maar als naar de toelichting van de Code wordt gekeken, “Denk aan procedures, eventuele mandaten, taakverdeling, communicatie en praktische zaken zoals bereikbaarheid (telefoonlijsten), vervanging, et cetera” constateert het bestuur dat er sprake is van een goede vastlegging van de mandaten, er een taakverdeling is opgesteld die jaarlijks wordt geüpdatet en er is een NAW-lijst van alle betrokkenen. In de praktijk is gebleken dat het bestuur snel bij elkaar kan komen voor een eventuele extra ingelaste vergadering in het geval snelle besluitvorming is vereist.
Norm 26. Het bestuur meet hoe effectief de ingezette communicatiemiddelen zijn. Dit doet het periodiek, maar ten minste elke drie jaar. Thans is er nog geen periodieke meting van de effectiviteit. Dit is wel deels meegenomen in het risicobereidheidsonderzoek en zal worden meegenomen bij de update van het communicatiebeleid naar aanleiding van de Wet Pensioencommunicatie.
45
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Norm 34. Het bestuur zorgt ervoor dat het beloningsbeleid van partijen aan wie taken worden uitbesteed, niet aanmoedigt om meer risico’s te nemen dan voor het Fonds aanvaardbaar is. Om dit te bereiken maakt het bestuur dit onderdeel van de contractafspraken bij het sluiten of verlengen van de uitbestedingsovereenkomst of - indien van toepassing - via zijn aandeelhouderspositie. In het administratiecontract met Aon Hewitt zijn afspraken over het beloningsbeleid opgenomen, in de vermogensbeheerovereenkomst met Aegon niet. Het bestuur ziet dit als een aandachtspunt bij de eerstvolgende verlenging of update van de vermogensbeheerovereenkomst. Norm 39. Het bestuur beoordeelt ten minste eenmaal per vier jaar het functioneren van de accountant en de actuaris. De uitkomsten van deze beoordeling bespreekt het bestuur met de accountant of actuaris. Ook stelt het bestuur het intern toezicht en het VO of BO van de uitkomsten op de hoogte. Het bestuur heeft de evaluatie en de terugkoppeling op de jaarkalender geplaatst. Norm 64. Leden van een visitatiecommissie zijn maximaal acht jaar betrokken bij hetzelfde fonds. Het Fonds voldoet nog niet aan deze norm. Het bestuur heeft de update van het visitatiereglement geagendeerd. Norm 68 In het bestuur, het VO of het BO zitten ten minste één lid boven en één lid onder de veertig jaar. Het VO heeft wel een lid jonger dan 40 jaar, maar het bestuur niet. Het bestuur heeft ultimo 2014 wel een bestuurslid van exact 40 jaar. 20. Risicobereidheidsonderzoek 20.1 Inleiding Het bestuur heeft in augustus 2014 onder alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden een risicobereidheidsonderzoek laten uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de hoeveelheid risico die de achterban wil (risicohouding) en kan (risicodraagvlak) dragen. Met de uitkomsten van dit onderzoek kan het bestuur toetsen of het gevoerde beleid, aansluit bij hoe de achterban over diverse onderwerpen denkt. Hieronder treft u een uitgebreid overzicht van de resultaten en conclusies uit het onderzoek aan. 20.2 Aanpak onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een online vragenlijst met ongeveer 20 meerkeuze vragen. Het bestuur heeft deze vragenlijst samen met een consultant van Aon Hewitt opgesteld. Iedereen die pensioenaanspraken heeft bij het Fonds kon meedoen aan het onderzoek. In totaal hebben 573 mensen (10,4%) de vragenlijst ingevuld. De totale respons op het onderzoek is representatief voor de totale populatie van het pensioenfonds. 20.3 Communicatie De meeste deelnemers gaven aan dat zij tevreden zijn over de communicatie vanuit Stichting Pensioenfonds VNU, maar er werden ook verbeterpunten genoemd. Zo willen veel deelnemers voortaan gedeeltelijk via e-mail geïnformeerd worden. Het bestuur heeft een start gemaakt met het aanleggen van een bestand met e-mailadressen. De belangrijkste informatie zal voorlopig nog per post worden verzonden.
46
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
20.4 Solidariteit Eén aspect van het onderzoek was de solidariteit tussen jong en oud. De meesten hebben een voorkeur voor solidariteit. Deze voorkeur is het sterkst onder huidige werknemers, maar ook zeker aanwezig bij voormalige werknemers en gepensioneerden. 20.5 Risicohouding De populatie is over het algemeen risicomijdend. Vooral gepensioneerden zijn risicomijdend als het gaat om hun pensioen en hebben graag zekerheid over de hoogte van hun pensioen. Bij de mensen die nog niet met pensioen zijn is dit minder sterk te zien, maar ook hier zien we een behoefte aan zekerheid. Wat opvalt is dat de deelnemers aan het onderzoek bereid zijn om de prijs van meer zekerheid (bijvoorbeeld in de vorm van een iets lager verwacht pensioen) te dragen. De meeste respondenten zijn het eens met de huidige hoeveelheid aandelenbeleggingen van het pensioenfonds. 20.6 Risicodraagvlak Het risicodraagvlak (de hoeveelheid risico die een deelnemer kan dragen, bij bijvoorbeeld een terugval van inkomen) is voor de totale populatie iets onder gemiddeld. Er is een grote groep die aangeeft veel moeite te hebben om een lager dan verwacht pensioen op te kunnen vangen. Het bestuur onderkent dat voor deze groep het nemen van risico nadelig kan uitpakken en houdt hier bij de besluitvorming rekening mee. 20.7 Indexatie Een ander belangrijk onderwerp van het onderzoek betrof toekomstige indexatie. Uit de antwoorden kwam een voorkeur voor een jaarlijkse stabiele, maar mogelijk iets lagere indexatie naar voren. De verhoging van de pensioenen zou volgens de achterban dan voor circa 80% met de prijsstijging (inflatie) moeten meelopen. 20.8 Conclusies De algemene conclusie is dat er sprake is van een sterke voorkeur voor zekerheid. De achterban geeft aan dat zij liever heeft dat het pensioenfonds veilig belegt waarbij de hoogte van het pensioen zeker is en de indexatie iets lager, maar stabiel, dan dat het pensioenfonds meer risico neemt voor een mogelijk hoger rendement en mogelijke hogere indexatie. Verder is er een voorkeur voor solidariteit in de regeling.
47
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Het pensioenfonds heeft (sinds vele jaren) een garantiecontract afgesloten met Aegon waarmee het nominale pensioen door Aegon wordt gegarandeerd. Dit sluit aan bij de gewenste zekerheid die uit het onderzoek blijkt over de hoogte van het pensioen. Indexatie wordt betaald uit een afzonderlijk beleggingsdepot bij Aegon. Het bestuur concludeert dat het beleggingsrisico dat wordt gelopen met het huidige beleggingsbeleid aansluit bij de risicobereidheid van de achterban. De uitkomsten van het onderzoek zijn naar de mening van het bestuur daarom in lijn met het huidig beleid. 20.9 Vervolg De uitkomsten van het risicobereidheidsonderzoek zijn meegenomen in de vaststelling van het beleid voor 2015. Op deze wijze is het bestuur in staat om de besluitvorming bij de voorkeuren van de achterban te laten aansluiten. Ook bij andere beslissingen met betrekking tot het beleid en de toekomst van het pensioenfonds zal rekening worden gehouden met de uitkomsten van dit onderzoek. 21. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft in 2014 steeds de notulen van de bestuursvergaderingen en alle andere relevante stukken ontvangen. Tijdens de vergadering van het verantwoordingsorgaan op 6 juni 2014 is het concept jaarverslag 2013 met het voltallige bestuur en de adviseur besproken. In deze vergadering is ook het in 2014 aangepaste communicatieplan voor advies aan het verantwoordingsorgaan voorgelegd. Tijdens de vergadering van het verantwoordingsorgaan met het bestuur op 10 december 2014 heeft het bestuur uitleg/toelichting gegeven over het gevoerde beleid in 2014. In deze vergadering zijn de voortzetting van de samenwerking met de visitatiecommissie en de vacatievergoedingen voor advies aan het verantwoordingsorgaan voorgelegd. Het verantwoordingsorgaan heeft positief op de in 2014 voorgelegde adviesaanvragen gereageerd. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan over 2014 treft u aan in paragraaf “23. Verslag verantwoordingsorgaan”. 22. Intern toezicht In de statuten van het Fonds is thans vastgelegd dat het intern toezicht geschiedt middels een jaarlijkse visitatie door een visitatiecommissie bestaande uit minstens drie onafhankelijke deskundigen. Voorheen was er elke drie jaar een visitatie. De tweede visitatie met waarnemingsperiode 2010-2012 is in de periode september 2012 tot april 2013 uitgevoerd. Het samenvattend oordeel van de visitatiecommissie is “dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks en balances voldoende zijn ontwikkeld, dat het Fonds adequaat wordt aangestuurd en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico’s op zowel korte als langere termijn”. Het samenvattend verslag van de visitatiecommissie is opgenomen in het jaarverslag 2012. In 2015 vindt voor het eerst de jaarlijkse visitatie plaats. Eén van de taken van de visitatiecommissie is toezien op de naleving van de Code Pensioenfondsen. Het samenvattend verslag van de visitatiecommissie zal worden opgenomen in het jaarverslag 2015.
48
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU
M.J. Borkink
…………………………
E.G.M. Penninx
…………………………
M. van ’t Riet
…………………………
M.J.B. Rutte
…………………………
F.G.M. Wanschers
…………………………
G.J. Wiss-Wegh
Amsterdam, 29 juni 2015
…………………………
49
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
23. Verslag verantwoordingsorgaan over 2014 Taak De wettelijke taak van het Verantwoordingsorgaan is om als onafhankelijk orgaan jaarlijks een oordeel uit te spreken over het door het bestuur van het pensioenfonds gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de regels voor goed pensioenfondsbestuur (governance). Het Verantwoordingsorgaan ziet hierbij ook scherp toe op een evenwichtige belangenbehartiging tussen de diverse deelnemers en belanghebbenden. Gesprekken Het Verantwoordingsorgaan (VO) heeft, om tot een weloverwogen oordeel te komen, diverse gesprekken gevoerd met het bestuur van het pensioenfonds VNU. Bronnen Het bestuur heeft het VO inzicht verschaft in de conceptversie van het jaarverslag 2014. Daarnaast heeft het VO notie kunnen nemen van een algemene toelichting op het beleggingsbeleid, het besluit van het bestuur inzake inrichting beleggingsplan 2015, de beleggingsrapportages depot VNU 1 en VNU 2, de financiële risicoscan en de ALM-studie teneinde te kunnen bepalen of de huidige strategische beleggingsmix voldoet naar het oordeel van het VO. Het VO heeft in april 2014 met het bestuur deelgenomen aan een educatiemiddag waarbij diverse actuele onderwerpen zoals het nFTK, de fiscale wijzigingen per 1 januari 2015 en het nieuwe parameterbesluit aan bod zijn gekomen. Ook is het VO tijdens de educatiemiddag betrokken bij de voorbereidingen op het risicobereidheidsonderzoek. Verder werd gebruik gemaakt van diverse rapporten en documenten waaronder de notulen van alle bestuursvergaderingen. Het VO is positief over de wijze waarop het bestuur het VO van informatie heeft voorzien. Bevindingen Het jaarverslag bevat instemmende verklaringen van de accountant en de waarmerkende actuaris. Het VO wil het bestuur in overweging geven om de goede beleggingsresultaten van de laatste jaren gedeeltelijk veilig te stellen. Gezien de toegenomen noodzaak van aandacht voor het onderwerp Communicatie en de daarmee gepaard gaande tijdsbelasting voor het bestuur, wil het VO het bestuur in overweging geven om een specialist aan zich te binden die zich kan toeleggen op dit belangrijke onderwerp. Het VO heeft geconstateerd dat 2014 een bijzonder druk jaar is geweest. Het VO wil dan ook zijn waardering uitspreken voor de wijze waarop het bestuur functioneert en vooral het Dagelijks Bestuur dat voor goede continuïteit heeft gezorgd. Het VO zal gebruikmaken van de adviezen van de VC inzake kerntaken. Het concept werkplan biedt nuttige handvatten. Er wachten ook nieuwe taken. De nader uitgewerkte fondsdoelen bieden een uitgangspunt voor het VO. Voorheen kreeg een nieuwe bestuurder ‘ingroeitijd’ om bekend te raken met de praktijk van het besturen. Dat is niet meer van toepassing. Het nieuwe lid van het pensioenbestuur moet direct geschikt zijn. Het bestuur zal dan ook moeten anticiperen op de mogelijkheid dat bestuurszetels openvallen. Daarbij moet het bestuur eveneens oog houden op de gewenste diversiteit.
50
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Het VO ziet het kleine reservoir van direct inzetbare kandidaten voor opvolging binnen het bestuur als een bron van zorg en wil dit als specifiek punt van aandacht aan het bestuur meegeven. Oordeel Het VO spreekt zijn waardering uit over het gevoerde beleid in 2014. Het VO is van mening dat het bestuur gezorgd heeft voor een beheerste en integere bedrijfsvoering. Het VO oordeelt op basis van met het bestuur gevoerde gesprekken en de door het bestuur verstrekte documenten positief over het handelen en gevoerde beleid van het bestuur over 2014. Er past veel waardering voor de extra inzet en het goede resultaat. Ook naar de toekomst toe spreekt het VO zijn vertrouwen in het bestuur uit.
51
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
24. Reactie van het bestuur op verslag verantwoordingsorgaan Het bestuur van het Fonds heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan en stelt het positieve oordeel van het VO over het gevoerde beleid en het vertrouwen dat het VO uitspreekt over de toekomst zeer op prijs. Het VO geeft het bestuur een aantal overwegingen mee. Deze overwegingen neemt het bestuur ter harte en zullen nader in het bestuur worden besproken. Vooruitlopend hierop kan het bestuur al het volgende melden: •
Het bestuur onderschrijft het belang van het onderwerp communicatie. Dit onderwerp zal, mede naar aanleiding van de nieuwe Wet Pensioencommunicatie, prominent aanwezig zijn op de agenda’s van de vergaderingen in 2015. Dan zal ook worden besproken of aanvullende ondersteuning op dit gebied gewenst en/of noodzakelijk is.
•
Ook het bestuur ziet dat de eisen van de toezichthouder ten aanzien van nieuwe bestuursleden een stuk strenger zijn geworden en dat het reservoir potentiële kandidaten, voor met name de bestuurszetel namens de deelnemers, de laatste tijd is geslonken. Het bestuur heeft dit onderwerp inmiddels geagendeerd en ziet diverse mogelijkheden op dit gebied. In het licht van de gesprekken tussen het Fonds en Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland) B.V. is de verwachting dat de actieve deelnemers van A.C. Nielsen zullen aansluiten bij het Fonds waardoor de poule van potentiële kandidaten wordt uitgebreid. Er zijn hier echter nog geen concrete afspraken over gemaakt. Verder zal binnen de groep pensioengerechtigden (circa 3000) circa 1 à 2 jaar voor de eerstvolgende (her)verkiezing actief naar potentiële kandidaten worden gezocht die zich kunnen voorbereiden op hun toekomstige rol.
Tot slot bemoedigt het bestuur de initiatieven van het VO voor het opstellen van een werkplan. Het bestuur is, indien gewenst, graag bereid hierover mee te denken.
52
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Jaarrekening
53
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Balans per 31 december 2014 (bedragen in EUR 1.000) (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten 7)
Activa Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Beleggingen voor risico Pensioenfonds: Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa: Overige activa
Toelichting
3
2014 EUR
2013 EUR
4.692 69.540 76.971 12
4.795 63.487 65.856 16
4 5 6
Totaal activa
151.215
134.154
432.259 11.442 20
390.247 4.616 2.377
594.936
531.394
Passiva Stichtingskapitaal en algemene reserve Overige reserves Totaal reserves
7
Technische voorziening
8
490.040
445.182
Overige schulden en overlopende passiva 8
9
2.180
2.115
594.936
531.394
Totaal passiva
101.764 952
102.716
83.441 656
84.097
Tabel 4; Balans
7
De balans dient te worden opgesteld voor de winstuitkering. Aangezien pensioenfondsen geen resultaten kunnen uitkeren is de bestemming van het saldo baten en lasten in deze jaarrekening verwerkt. 8 In de post Overige schulden en overlopende passiva 2013 heeft een herrubricering van de Rekening Courant Aegon plaatsgevonden. Deze is nu opgenomen onder Overige activa (90 duizend euro). Tevens zijn de beleggingsdebiteuren opgenomen onder overige beleggingen. Deze zaten onder de overige activa (in 2013 14 duizend euro).
54
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Staat van baten en lasten over 2014 (bedragen in EUR 1.000)
Baten Premiebijdragen van werkgever en werknemers Baten uit hoofde van herverzekering Beleggingsresultaten Overige baten
Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
12 13 14 15
26 27
Wijziging technische voorziening • Pensioenopbouw 16 • Toeslagverlening 17 • Rentetoevoeging 18 • Onttrekking voor uitkeringen 19 • Onttrekking voor pensioenkosten 20 • Wijziging marktrente 21 • Wijziging actuariële uitgangspunten 22 • Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten • Overige wijzigingen 23 Wijziging herverzekeringsdeel voorziening Saldo overdrachten van rechten Overige lasten Saldo van baten en lasten
technische
24 25 28
2014 EUR
2013 EUR
1.917 19.418 18.210 9.142
2.520 19.924 10.902 4.313
48.687
37.659
25.265 851
25.227 1.170
472 3.525 1.629 -25.910 -206 64.103 -1.713 -117 3.075
1.311 3.441 1.643 -25.440 -201 -9.269 -707
44.858
-94 -3.353
-32.669
-42.741 103 1.732 30.068
28.545 -57 2.068 24.284
18.619
13.375
Tabel 5; Staat van baten en lasten
55
Stichting Pensioenfonds VNU
Bestemming van het resultaat: Algemene reserve Reserve technisch resultaat Reserve excasso Tabel 6; Resultaatbestemming
Jaarverslag 2014
2014 EUR
2013 EUR
19.597 -730 -248 18.619
12.944 212 219 13.375
56
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen in EUR 1.000)
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Bijdragen van werkgever en werknemers Van herverzekeraar ontvangen uitkeringen Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen Uitgaven wegens overgedragen verplichtingen Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde pensioenuitvoerings- en administratiekosten Stortingen/onttrekkingen werkgever c.q. depot herverzekeraar Totaal kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Kasstromen uit beleggingsactiviteiten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer 9 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Saldo begin boekjaar Saldo einde boekjaar
2014
2013
1.575 20.059 0 -103 -25.290 -1.020 1.946
1.739 19.612 237 -173 -25.189 -856 -800
-2.833
-5.430
3.763 71.576 -74.913 50
3.090 9.443 -6.942 96
476
5.687
-2.357
257
2.379
2.122
22
2.379
20 2
2.377 2
22
2.379
Saldo einde boekjaar bestaat uit: Betaalrekening Bankrekening depot VNU II Tabel 7; Kasstroomoverzicht
9
De kostenvermogensbeheer betreffen met name advieskosten en omvangskorting die het Fonds ontvangt op de vermogensbeheerkosten
57
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Toelichting jaarrekening 2014 1. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. 2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling Algemeen De in deze jaarrekening opgenomen bedragen luiden, tenzij anders vermeld in duizenden euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijzigingen in 2014 In 2014 heeft het Actuarieel Genootschap de Prognosetafel AG2014 gepubliceerd. De overgang van de prognosetafel 2012-2062 naar deze tafel heeft in 2014 geleid tot een daling van de Technische voorziening van het Fonds van EUR 4.094. Deze daling is voor EUR 875 gerelateerd aan de technische voorziening van het Fonds, die in eigen beheer is en voor EUR 3.219 aan een daling van de herverzekerde voorziening. Met de daling van de herverzekerde voorziening daalt ook de vordering op de herverzekeraar met EUR 3.219. Per saldo leidt de overgang naar Prognosetafel AG2014 tot een positief resultaat van EUR 875 voor het Fonds. Naast de wijziging van de gehanteerde Prognosetafel is er een aanpassing gemaakt ten aanzien van de waardering van het nabestaandenpensioen binnen het herverzekerde deel van de voorziening, waardoor deze stijgt in 2014 met EUR 2.381.
58
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
De aanpassing van de grondslagen ten aanzien van de waardering nabestaandenpensioen betreft meerdere categorieën nabestaandenpensioen, waarvoor de factoren voor na pensioenleeftijd allen aangepast zijn naar bepaalde partner mits er partner aanwezig is. In 2013 werden hierbij zowel bepaalde als onbepaalde factoren gehanteerd, met meerdere onbepaalde nabestaandenpensioenfactoren. Voor pensioendatum zijn bepaald of onbepaalde nabestaandenpensioenfactoren gebruikt afhankelijk of de oorspronkelijke toezegging al dan niet uitruilbaar partnerpensioen bevat. Met de stijging van de herverzekerde voorziening stijgt ook de vordering op de herverzekeraar met EUR 2.381. De schattingswijzigingen leiden per saldo tot een daling van de Technische voorziening in eigen beheer als gevolg van de overgang naar Prognosetafel AG2014 met EUR 875, hetgeen een positief resultaat geeft voor het Fonds. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
59
Stichting Pensioenfonds VNU
Jaarverslag 2014
Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het Fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Onderstaand is opgenomen een overzicht van de belangrijkste valuta. Vreemde valuta koersen Amerikaanse dollar Canadese dollar Britse Pond Japanse Yen Deense kroon Hong Kong dollar Noorse kroon Taiwanese dollar Zweedse kroon Zwitserse frank
2014 Slotkoers 1,2101 1,4015 0,7760 145,0790 7,4463 9,3837 90,724 38,2395 9,4726 1,2024
2013 Slotkoers 1,3780 1,4641 0,8320 144,8294 7,4604 10,6843 8,3598 41,0679 8,8500 1,2255
Tabel 8; Wisselkoersen
60
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en niet-gerealiseerde waarde- veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Beleggingen Vastgoed Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de marktwaarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichtte taxaties. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door en wijziging in de marktwaarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar marktwaarde geherwaardeerd. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Ten aanzien van de belegging in het Top TKP Pensioen Real Estate Fonds betekent dit, dat de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van deze waarde wordt gehanteerd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van nietbeursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd op basis van opgaven van een onafhankelijke derde of, indien niet voorhanden, op basis van interne modellen. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van de aandelen is te maken, worden aandelen gewaardeerd op kostprijs. Ten aanzien van beleggingen in Aegon-fondsen betekent dit, dat de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van de marktwaarde wordt gehanteerd. Waardeverschillen tussen opeenvolgende ultimo-balanswaarden (rekening houdend met aan- en verkopen) worden ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirect rendement. In geval van verkoop van aandelen wordt het verschil tussen verkoopopbrengst en de laatst vastgestelde balanswaarde ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirect rendement. Dividenden, welke worden ontvangen uit hoofde van aandelenbeleggingen, worden volledig en onmiddellijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht als direct rendement. Vastrentende waarden Waardering van vastrentende waarden vindt plaats tegen marktwaarde. Niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastrentende waarde worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Ten aanzien van de beleggingen in het beleggingsfondsen betekent dit, dat de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van deze waarde wordt gehanteerd. Waardeverschillen tussen opeenvolgende ultimo balanswaarden worden ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirecte beleggingsopbrengsten. In geval van verkoop van vastrentende waarden wordt het verschil tussen verkoopopbrengst en de laatst vastgestelde balanswaarde ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirect rendement. 61
Intrest, welke wordt ontvangen uit hoofde van de beleggingen in vastrentende waarden wordt volledig en onmiddellijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in het jaar waar de intrest betrekking op heeft en verantwoord als directe beleggingsopbrengsten. Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit de herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het Fonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit hoofde van de winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord in de periode waarop het betrekking heeft. Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk, is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Stichtingskapitaal en reserves De algemene reserve wordt bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van vreemd vermogen en verplichtingen inclusief alle technische voorzieningen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel Toetsingskader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek alsmede het surplus vermogen. Met de herverzekeraar is een (technische) winstdelingsregeling overeengekomen. Het Fonds krijgt 50% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 1 januari 2010 tot en met 1 januari 2015. Bedraagt het saldo meer dan EUR 3,0 miljoen, dan wordt 15% extra over het meerdere aan het Fonds uitgekeerd Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. De reserve technisch resultaat bestaat uit het tot en met het verslagjaar opgerente cumulatieve technisch resultaat. De reserve excasso wordt bepaald door het verschil tussen de voorziening excasso in de jaarrekening (rentetermijnstructuur DNB en prognosetafel AG2014) en de voorziening excasso berekend op basis van de contractvoorwaarden herverzekeraar (4% en Collectief 2003). Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met op de balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslagen) toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. De marktrente is op basis van de rentetermijnstructuur zoals voorgeschreven door DNB. Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of en zo ja, in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden verhoogd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagen na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. 62
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met de premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van contante waarde van de premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • Marktrente: de door DNB gepubliceerde Rentetermijnstructuur ultimo 2014 • Overlevingstafels: prognosetafel AG2014 • Op de overlijdenskansen worden correctiefactoren toegepast, zoals vastgesteld met behulp van het Aon Hewitt Longevity Model • Voor uitgesteld partnerpensioen, behorend bij ingegaan pensioen, wordt het systeem van bepaalde partner gehanteerd. Voor uitgesteld partnerpensioen, behorend bij niet ingegaan pensioen zijn 2 systemen gehanteerd onbepaald en bepaald partnersysteem, afhankelijk van de oorspronkelijke toezegging wel of niet uitruilbaar partnerpensioen. • Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. • Kostenopslag ter grootte van 2% van de VPV in verband met toekomstige excassokosten. • De voorziening in eigen beheer bestaat uit een opslag op de VPV in eigen beheer van 2% en uit een excasso-opslag van 0,5% op de VPV voor risico herverzekeraar. De voorziening risico herverzekeraar bestaat uit een excasso-opslag van 1,5% op de VPV voor risico herverzekeraar. • Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikten deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van nihil. • Indexering: gebaseerd op ontwikkeling van het prijspeil en de algemene lonen. Overige technische voorzieningen Het Fonds heeft een voorziening voor excassokosten op haar balans staan. Deze voorziening bestaat uit een opslag op de VPV in eigen beheer van 2% en uit een excasso-opslag van 0,5% op de VPV voor risico herverzekeraar. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.
63
Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Kosten vermogensbeheer zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben. De bijbehorende VPV is berekend op actuariële grondslagen. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en die uit beleggingsactiviteiten.
64
3. Beleggingen voor risico fonds (depot VNU II) De beleggingen bestaan uit participaties in Aegon/TKP Investments beleggingsfondsen, waarvan de waardering plaatsvindt tegen reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde van de participatie van deze fondsen. De intrinsieke waarde van deze fondsen wordt elke dag dat de Nederlandse beurs open is vastgesteld en weerspiegelt de reële waarde van deze beleggingsfondsen op het moment van vaststellen van de intrinsieke waarde. De beleggingen zijn als liquide te beschouwen en de waardering wordt frequent vastgesteld. De intrinsieke waarde van deze beleggingsfondsen wordt minstens één keer per jaar gecontroleerd door de externe accountant van het betreffende beleggingsfonds. Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige
Totaal
5.018
58.946
64.938
7
128.909
Aankopen/verstrekkingen
0
2.543
4.399
0
6.942
Verkopen/aflossingen
0
-7.591
-1.852
0
-9.443
Overige mutaties
0
0
0
9
9
-223
9.589
-1.629
0
7.737
4.795
63.487
65.856
16
134.154
0
64.733
10.180
0
74.913
-133
-66.634
-4.807
0
-71.574
Overige mutaties
0
0
-4
-4
Herwaardering
30
7.954
5.742
0
13.726
Stand per 31 december 2014 4.692 69.540 Tabel 9; Mutatieoverzicht beleggingen voor risico fonds
76.971
12
151.215
Stand per 31 december 2012
Herwaardering Stand per 31 december 2013 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen
0
De bepaling van de waardering van de beleggingen kan als volgt uitgesplitst worden: Genoteerde marktprijzen
Onafhankelijke taxaties
NCW berekening
Andere methode
Totaal
Vastgoed
0
0
0
4.795
4.795
Aandelen
0
0
0
63.487
63.487
Vastrentende waarden
0
0
0
65.856
65.856
Overig
0
0
0
16
16
Per 31 december 2013
0
0
0
134.154
134.154
Vastgoed
0
0
0
4.692
4.692
Aandelen
0
0
0
69.540
69.540
Vastrentende waarden
0
0
0
76.971
76.971
Overig
0
0
0
12
12
Per 31 december 2014
0
0
0
151.215
151.215
Tabel 10; Beleggingen op basis van waarderingsmethode
Voor de bij de bepaling van de waardering van de beleggingen gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 2 ‘Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling’.
65
De samenstelling van het vastgoed is als volgt: Vastgoed
2014
2013
EUR
EUR
- Top TKP Pensioen Real Estate Fonds
4.692
4.795
Totaal Tabel 11; Samenstelling vastgoed
4.692
4.795
2014
2013
EUR
EUR
65.449
0
- AEAM Europe Equity Fund
0
17.558
- AEAM North America Equity Fund
0
31.015
- AEAM Pacific Equity Fund
0
11.327
4.091
3.587
69.540
63.487
2014
2013
EUR
EUR
3.872
0
- AEAM Core Eurozone Government Bond Fund
42.846
36.636
- AEAM European Credit Fund
30.253
25.884
0
3.336
76.971
65.856
2014
2013
EUR
EUR
10
14
2
2
12
16
Indirect vastgoed bestaande uit:
De samenstelling van de aandelen is als volgt: Aandelen Aandelenbeleggingsfondsen bestaande uit: - AeAM World Equity Fund (EUR)
- TKP Top MM Emerging Markets Fund Tabel 12; Samenstelling aandelen De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt: Vastrentende waarden - Obligatiebeleggingsfondsen bestaande uit: - AEAM ABS Fund
- AEAM Global High Yield Fund (EUR) Totaal Tabel 13; Samenstelling vastrentende waarden Overige Debiteuren depot VNU II Liquide middelen depot VNU II Totaal Tabel 14; Samenstelling overige beleggingen
66
Overige toelichting Door het Fonds wordt niet belegd in premie bijdragende (aangesloten) ondernemingen. Door het Fonds zijn er geen effecten in bruikleen gegeven. Binnen de beleggingsfondsen is wel sprake van het uitlenen van effecten. 4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Overige Garantiecontracten met beleggingsdepot Vordering technisch resultaat Totaal Tabel 15; Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
2014
2013
EUR
EUR
431.962
389.221
297
1.026
432.259
390.247
De herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V. eindigt op 31 december 2014. De (her)verzekeringsovereenkomst met AEGON is per 1 januari 2015 verlengd en loopt tot en met 31 december 2019. Indien per 1 januari 2020 geen nieuwe overeenkomst wordt gesloten heeft het pensioenfonds de keuze tussen de volgende mogelijkheden: 1. De lopende verzekeringen worden premievrij gemaakt. De gefinancierde pensioenen worden ten volle gegarandeerd inclusief de administratieve uitvoering. De overrentedeling wordt voortgezet. Voor de pensioenen die tot 2015 zijn opgebouwd, worden de toekomstige kosten (inclusief de garantiekosten) verrekend met de overrente die gerealiseerd wordt. Indien de overrente hiervoor niet toereikend is, komt het restant voor rekening van AEGON. Voor de pensioenen die vanaf 2015 zijn opgebouwd blijven de garantiekosten (betreft de garantiekosten en kosten vermogensbeslag) en de vaste vermogensbeheerkosten aan AEGON verschuldigd. Het is mogelijk de nog verschuldigde garantiekosten in een keer af te financieren. 2. De beleggingen in het gesepareerde depot met de daartegenover staande rechten en verplichtingen worden aan het pensioenfonds overgedragen. Voor de vanaf 1 januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken wordt de waarde van de verleende rentegarantie verrekend met de waarde van de beleggingen. Indien de cumulatieve dekkingsgraad van het depot bij beëindiging van de overeenkomst hoger respectievelijk lager is dan 100% wordt een eenmalige vergoeding voor rentegarantie bepaald die wordt onttrokken respectievelijk toegevoegd aan de waarde van de beleggingen in het depot.
67
Het mutatieoverzicht voor het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is als volgt:
Stand per 1 januari
2014 EUR 389.221
2013 EUR EUR 417.766
Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Wijzigen marktrente Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Wijzigingen actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen
470 990 1.432 -20.734 58.969 -112 -838 2.564
1.305 975 1.439 -20.388 -8.763 -94 -518 -2.501
42.741
-28.545
Stand per 31 december 431.962 Tabel 16; Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorzieningen
389.221
Totaal mutatie
De overige wijzigingen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen (last EUR 2.564) bestaan uit een aantal verschillende soorten wijzigingen, die hieronder worden toegelicht. De opslagen zijn in lijn gebracht met de verzekeringsovereenkomst, hierdoor daalde de herverzekerde Technische voorziening van het Fonds (bate EUR 997). Eind 2014 zijn de opslagen in lijn gebracht met Aegon opslagen en dit betekende voor VNU-A 1,75% opslag voor Ouderdomspensioen en 1,25% opslag voor Nabestaandepensioen en voor NMR 1,005% voor Ouderdomspensioen aanspraken en Nabestaandepensioen aanspraken. De opslagen zijn bedoeld voor de uitkering die nog doorloopt na overlijden, te weten voor de VNU-A is dit tot eind van het betreffende kwartaal waarin het overlijden plaatsvindt en voor NMR wordt er uitgekeerd tot eind van de betreffende maand conform de pensioenreglementen. Binnen de overige wijzigingen is ook het resultaat opgenomen van een aanpassing in de berekening van de voorziening voor arbeidsongeschiktheidsschade (last EUR 606). De overige wijzigingen bestaan tenslotte uit de volgende andere resultaten, zoals resultaat op mutaties veroorzaakt door sterfte (last van EUR 2.719), door arbeidsongeschiktheid (bate EUR 24), door pensioneringen (last van EUR 173) en overige (last van EUR 87). Met de stijging van de vordering herverzekeringsdeel technische voorzieningen stijgt ook het herverzekerde deel van de technische voorzieningen met eenzelfde bedrag, waardoor deze aanpassing per saldo resultaatneutraal is voor het Fonds. Een nadere toelichting op de wijziging actuariële uitgangspunten is opgenomen in de toelichting op de jaarrekening 2014 in paragraaf 2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling, onder Schattingswijzigingen in 2014. Met de herverzekeraar is een (technische) winstdelingsregeling overeengekomen. Het Fonds krijgt 50% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 1 januari 2010 tot en met 1 januari 2015, deze bedraagt in 2014 EUR 297. Bedraagt dit saldo meer dan EUR 3,0 miljoen, dan wordt 15% extra over het meerdere aan het Fonds uitgekeerd. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. Overrente, indien positief, wordt door het Fonds verantwoord in het boekjaar waarop het betrekking heeft. De herverzekeraar heeft de volgende beleggingen aangehouden in een gesepareerd beleggingsdepot ter dekking van de VPV (depot VNU I). 68
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige
Totaal
Stand per 1 januari 2014
15.228
48.065
235.669
-3.083
295.879
Aankopen/verstrekkingen
0
44.992
15.375
0
60.367
-424
-53.294
-14.663
0
-68.381
0
0
0
-919
-919
96
7.323
12.355
0
19.774
14.900
47.086
248.736
-4.002
306.720
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige
Totaal
Stand per 1 januari 2013
15.937
47.385
246.744
-4.498
305.568
Aankopen/verstrekkingen
0
220
10.817
0
11.037
Verkopen/aflossingen
0
-7.860
-16.922
0
-24.782
Overige mutaties (bank)
0
0
0
1.415
1.415
-709
8.320
-4.970
0
2.641
15.228
48.065
235.669
-3.083
295.879
Verkopen/aflossingen Overige mutaties (bank) Herwaardering Stand per 31 december 2014
Tabel 17; Mutatieoverzicht beleggingen ter dekking van VPV depot VNU I ultimo 2014
Herwaardering Stand per 31 december 2013
Tabel 18; Mutatieoverzicht beleggingen ter dekking van VPV depot VNU I ultimo 2013
Naast deze beleggingen in het depot VNU I heeft het Fonds nog een voorwaardelijke vordering op Aegon Levensverzekering N.V. in verband met versterking van de voorziening per 31 december 1989, 31 december 1994 en 1 januari 2010. Deze vordering ultimo 2014 van EUR 26,5 miljoen (2013: EUR 27,1 miljoen) wordt geleidelijk ingebracht in het depot. Aangezien de som van de beleggingen en de voorwaardelijke vordering van EUR 333,2 (2013: EUR 323,0 miljoen) kleiner is dan het herverzekeringsdeel technische voorzieningen van EUR 432,0 (2013: EUR 389,2 miljoen) is de garantie van Aegon Levensverzekering N.V. ultimo 2014 “in the money”. Vastgoed
2014
2013
EUR
EUR
- Top TKP Pensioen Real Estate Fonds
14.900
15.228
Totaal Tabel 19; Samenstelling depotbeleggingen vastgoed
14.900
15.228
2014
2013
EUR
EUR
47.086
0
0
48.065
47.086
48.065
2014
2013
EUR
EUR
De samenstelling van het vastgoed is als volgt: Indirect vastgoed bestaande uit:
Aandelen De samenstelling van de aandelen is als volgt: Aandelenbeleggingsfondsen bestaande uit: - Aegon World Equity Fund (EUR)
- Aegon World Equity Fund Totaal Tabel 20; Samenstelling depotbeleggingen aandelen Vastrentende waarden De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt: - Obligatiebeleggingsfondsen bestaande uit:
69
- Aegon ABS Fund
15.764
15.226
- Aegon Core Eurozone Government Bond Fund
90.365
86.218
- Aegon European Credit Fund
80.553
75.310
- Aegon Global High Yield Fund (EUR)
15.263
15.119
- Aegon Hypotheken Fonds
46.791
43.796
248.736
235.669
2014
2013
EUR
EUR
Liquide middelen
-4.002
-3.083
Totaal Tabel 22; Samenstelling depotbeleggingen overige beleggingen
-4.002
-3.083
Totaal Tabel 21; Samenstelling depotbeleggingen vastrentende waarden Overige
Overige toelichting Door het Fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen. Door het Fonds zijn er geen effecten in bruikleen gegeven. Binnen de beleggingsfondsen is wel sprake van het uitlenen van effecten. 5. Vorderingen en overlopende activa 2014 EUR
2013 EUR
Vordering op verzekeringsmaatschappijen (overrentedeling)
9.029
4.164
Vordering op verzekeringsmaatschappijen (Rekening Courant)
1.151
90
678
336
Vordering op deelnemers
8
6
Lopende intrest
0
5
576 11.442
14 4.615
Vordering op werkgever
Overlopende activa Totaal Tabel 23; Vorderingen en overlopende activa
Een toelichting op de overrentedeling 2014 is opgenomen in paragraaf 15. De vorderingen en overlopende activa hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De beleggingsdebiteuren die in 2013 onder Vordering op verzekeringsmaatschappijen (overrentedeling) zaten zijn opgenomen onder Overige beleggingen (14 duizend Euro).
70
6. Overige activa 2014
2013
EUR
EUR
Liquide middelen
20
2.377
Totaal Tabel 24; Overige activa
20
2.377
7. Stichtingskapitaal en reserves Reserve technisch resultaat
Reserve excasso
Totaal
EUR
EUR
EUR
EUR
Stand per 31 december 2012
70.497
814
-589
70.722
Uit bestemming saldo van baten en lasten
12.944
212
219
13.375
83.441
1.026
-370
84.097
19.597
-730
-248
18.619
103.038
296
-618
102.716
Algemene reserve
Stand per 31 december 2013 Uit bestemming saldo van baten en lasten
10
Stand per 31 december 2014 Tabel 25; Stichtingskapitaal en reserves
Door waardering op marktwaarde kan de overige technische voorziening fluctueren. Het resultaat van deze fluctuaties wordt opgenomen in een reserve (reserve-excasso). Solvabiliteit/dekkingsgraad
Minimaal vereist eigen vermogen (3,4%; 2013: 3,4%) Vereist eigen vermogen (3,4%; 2013: 3,4%) Tabel 26; Solvabiliteit
11
2014
2013
EUR
EUR
16.710 16.710
15.163 15.163
De vermogenspositie van het Fonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model.
Nominale dekkingsgraad Tabel 27; Nominale dekkingsgraad
2014
2013
%
%
121,0
118,9
De nominale dekkingsgraad is als volgt berekend: De verhouding tussen het pensioenvermogen (stichtingskapitaal, reserves en technische voorzieningen) en de technische voorzieningen.
10
Na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten. Het vereist eigen vermogen wordt gesteld op de hoogste waarde van: -Vereist eigen vermogen in evenwichtssituatie (op basis van verplichtingen) -Minimum vereist eigen vermogen 11
71
8. Technische voorzieningen 2014 EUR 486.815
2013 EUR 442.205
3.225 490.040
2.977 445.182
2014
2013
EUR
EUR
442.205
474.655
470
1.305
Toeslagen
3.471
3.389
Rentetoevoeging
1.618
1.632
-25.704
-25.239
-206
-201
Wijzigen marktrente
63.718
-9.217
Wijzigingen actuariële uitgangspunten
-1.680
-700
Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
-116
-93
Overige wijzigingen
3.039
-3.326
44.610
-32.450
486.815
442.205
2014
2013
EUR
EUR
2.977 2 54 11 -206 385 -33 -1 36
3.196 6 52 11 -201 -52 -7 -1 -27
248
-219
3.225
2.977
Voorziening voor de pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen Totaal Tabel 28; Technische voorzieningen De overige technische voorzieningen betreft een excasso Voorziening Het mutatieoverzicht voor de voorziening pensioenverplichtingen is als volgt: Stand per 1 januari Pensioenopbouw
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenkosten
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december Tabel 29; Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen Het mutatieoverzicht voor de Overige technische voorzieningen is als volgt:
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Wijziging marktrente Wijzigingen actuariële uitgangspunten Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Overige wijzigingen Totaal Mutatie overige technische voorzieningen Stand per 31 december Tabel 30; Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen
Per balansdatum zijn alle uit de pensioenregelingen voortvloeiende aanspraken of rechten van deelnemers in de berekening van de pensioenverplichtingen meegenomen. 72
De belangrijkste oorzaak van de stijging van de voorziening pensioenverplichting is de daling van de rentetermijnstructuur. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. De toeslagen hebben betrekking op het besluit om de pensioenaanspraken per 1 januari 2014 en 1 januari 2015 voor de deelnemers NMR, de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden te verhogen. De overige wijzigingen (voorziening pensioenverplichtingen EUR 3.039 en overige technische voorziening EU 36) bestaan hoofdzakelijk uit wijzigingen binnen het herverzekerd deel van de voorziening (EUR 2.564), die reeds zijn toegelicht in toelichting 4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. De overige wijzigingen binnen de voorziening pensioenverplichtingen in eigen beheer (EUR 511) betreffen het resultaat op sterfte (last van EUR 657 en resultaat op mutaties (bate van EUR 146). De wijziging actuariele uitgangspunten (voorziening pensioenverplichtingen EUR -1.680 en overige technische voorziening EU -33) is reeds toegelicht in de paragraaf 2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling onder Schattingswijzigingen in 2014. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: 2014 2013 EUR
EUR
18.700 130.924 337.191
22.054 115.264 304.887
Voorziening pensioenverplichtingen 486.815 Tabel 31; Voorziening pensioenverplichtingen gesplitst naar categorie deelnemer
442.205
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
Toeslagbeleid Toeslagbeleid deelnemers Voor de deelnemers in de NMR-middelloonregeling worden de opgebouwde aanspraken jaarlijks voorwaardelijk verhoogd indien en voor zover de middelen van het Fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten. De opgebouwde aanspraken op ouderdoms-, (tijdelijk) partner- en wezenpensioen worden per 1 januari verhoogd met maximaal het indexcijfer van de CAO-lonen. Het bestuur beslist jaarlijks of en zo ja in hoeverre wordt verhoogd en kan besluiten om in voorkomende gevallen minder te verhogen dan de loonindex. Voor de deelnemers in VNU-A regeling geldt een eindloonregeling. Voor deze deelnemers is geen sprake van toeslagen tijdens het actieve deelnemerschap. Toeslagbeleid gewezen deelnemers en pensioengerechtigden Voor de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden in de VNU-A regeling, de NMR- regeling, de stopgezette prepensioenregelingen en de overige stopgezette pensioenregelingen worden de opgebouwde aanspraken jaarlijks voorwaardelijk verhoogd indien en voor zover de middelen van het Fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten. De pensioenaanspraken worden verhoogd met maximaal de stijging van de prijsindex, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bestuur beslist jaarlijks of en zo ja in hoeverre wordt verhoogd en kan besluiten om in voorkomende gevallen minder te verhogen dan de prijsindex. Het bestuur van het Fonds heeft in december 2013 besloten voor de VNU-A en gerelateerde regelingen de ingegane en premievrije pensioenen per 1 januari 2014 te verhogen met 0,81%, zijnde 73
90% van de stijging van het Consumenten Prijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid, oktober 2012/oktober 2013. Voor de NMR-regeling heeft het bestuur in december 2013 besloten de opgebouwde pensioenen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden per 1 januari 2014 te verhogen met 0,90%, zijnde 90% van de stijging van het Indexcijfer CAO-lonen (per uur inclusief bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven, augustus 2012/augustus 2013. Gezien de goede financiële positie van het pensioenfonds en de lage inflatie heeft het bestuur in december 2014 besloten om per 1 januari 2015 een volledige toeslag te verlenen. Voor VNU Pensioenregeling A komt dit neer op een toeslag van 0,75%. Voor de (pre)pensioenregelingen van NMR komt dit neer op een toeslag van 0,99% voor actieve deelnemers en 0,65% voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. 9. Overige schulden en overlopende passiva
Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Schulden uit hoofde van herverzekering Overlopende passiva Totaal Tabel 32; Overige schulden en overlopende passiva
2014
2013
EUR 523 171
EUR 547 76 1.231 260 2.114
1.486
0
2.180
Overige schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.
74
10. Risicobeheer In deze paragraaf wordt uitsluitend het risicobeheer voor de beleggingen in eigen beheer weergegeven. Solvabiliteitsrisico Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele verhoging van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
2014
2013
%
%
118,9
114,8
0
0,0
Beleggingsresultaat en benodigde intrest
4,0
2,2
Uitkeringen
0,3
0,1
Toeslagen of korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
-0,9
-0,8
Wijziging marktrente
-1,4
0,1
0,1
2,5
121,0
118,9
Beginstand dekkingsgraad Premieresultaat
Wijziging actuariele grondslagen / Overige Eindstand dekkingsgraad Tabel 33; Mutatieoverzicht dekkingsgraad
Binnen de wijziging actuariele grondslagen / overige is het effect van de herverzekering opgenomen.
75
Toetswaarde Hieronder wordt het maximaal verwachte verlies in het komend jaar bepaald. Op basis van de standaardtoets van het FTK en de werkelijke asset mix per ultimo boekjaar levert dit per risicocategorie de volgende bedragen op: 2014
2013
EUR
EUR
172
488
21.674
19.027
1.544
9.501
0
0
801
0
1.623
1.475
21.890
21.540
2014
2013
EUR
EUR
490.040
445.182
785
1.353
8.427
8.311
645
5.153
0
0
359
0
S6 Verzekeringstechnisch risico Totaal S (vereiste buffers) = √(S1²+S2²+2*0,5*S1*S2+S3²+S4²+S5²+S6²)
1.623
1.475
9.024
10.530
Vereist eigen vermogen (art. 132 Pensioenwet)
9.024
10.530
Minimaal vereist eigen vermogen
16.710
15.163
Vereist eigen vermogen
16.710
15.163
102.716
84.097
86.006
68.934
Verwacht verlies: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Totaal maximum verwacht verlies (conform DNB wortelformule) Tabel 34; Toetswaarde Het vereist eigen vermogen heeft zich als volgt ontwikkeld:
Technische voorzieningen volgens jaarrekening Buffers S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico
Aanwezig vermogen (Totaal activa – verplichtingen) Surplus/tekort Tabel 35; Vereist eigen vermogen
Sterke afname S3 heeft ermee te maken dat het fonds eind 2014 besloten heeft om binnen het aandelenfonds het valutarisico af te dekken. Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie.
76
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: het beleggingsbeleid; het premiebeleid; het herverzekeringsbeleid en het toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings-)risico’s: marktrisico’s. De beleggingsrisico’s die resteren worden bepaald door de beleggingsdoelstellingen van het Fonds. Hierbij geldt dat er sprake is van een uitruil tussen verwacht beleggingsrendement en beleggingsrisico. In de hierna volgende toelichtingen op de risico’s van de beleggingen is een ‘doorkijkmethode’ toegepast. Dit betekent dat naar het risicoprofiel van de beleggingen binnen de door Aegon, of door aan Aegon gelieerde partijen, beheerde beleggingsfondsen is doorgekeken, in plaats van uitsluitend te kijken naar de participaties in de beleggingsfondsen. Indien belegd wordt in extern beheerde beleggingsfondsen, is de doorkijkinformatie niet beschikbaar. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, het valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerd door Aegon Investment Management B.V. in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
77
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. De segmentatie van de totale beleggingen in het depot VNU II naar regio is als volgt: 2014
2013
EUR
%
EUR
%
Nederland
15.178
10
14.536
11
Duitsland
17.601
12
15.545
12
Frankrijk
17.157
11
15.822
12
Verenigd Koninkrijk
12.108
8
10.850
8
Verenigde Staten
33.835
22
29.241
22
4.412
3
4.575
3
45.670
30
38.883
29
5.254
4
4.702
3
151.215
100
134.154
100
Japan Overige landen Extern beheerde beleggingsfondsen Totaal
Tabel 36; Segmentatie totale beleggingen naar regio De segmentatie van de totale beleggingen in het depot VNU II naar sectoren is als volgt: 2014
2013
EUR
%
EUR
%
3.720 8.920 7.017 31.955 6.994 9.995 8.656 4.265 42.187 9.370 6.700 6.183 5.253
2 6 5 21 5 7 6 3 28 6 4 4 3
3.601 9.388 6.145 29.529 5.519 7.990 8.135 3.714 36.974 8.148 6.266 4.043 4.702
3 7 5 22 4 6 6 3 27 6 5 3 3
Totaal 151.215 Tabel 37; Segmentatie totale beleggingen naar sector
100
134.154
100
Basismaterialen Cyclische consumentengoederen Energie Financiële instellingen Gezondheidszorg Industrie Niet-cyclische consumentengoederen Nutsbedrijven Overheid Informatie technologie Telecommunicatie Overige sectoren Extern beheerde beleggingsfondsen
78
Valutarisico Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 8% (2013: 37%) van de beleggingsportefeuille. De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse Dollar en de Hong Kong dollar. Binnen de beleggingsportefeuille is het valutabeleid als volgt: Binnen de vastrentende portefeuille wordt volledig belegd in beleggingsfondsen van Aegon. Binnen deze beleggingsfondsen worden niet-euro obligaties afgedekt naar euro waardoor het valutarisico binnen deze beleggingscategorie volledig is afgedekt. Binnen aandelen en vastgoedbeleggingen werden valuta's in principe niet afgedekt naar euro waardoor deze zijn blootgesteld aan valutarisico. Vanaf najaar 2014 zijn ook de grootste valuta risico’s op aandelen afgedekt, zoals USD, JPY en GPB. De netto valutaposities (inclusief afdekking) van de beleggingsportefeuille zijn als volgt: 2014 2013 Nettopositie Nettopositie EUR EUR EUR 139.102 84.566 Hong Kong dollar 4.763 0 USD -11.029 25.270 Overige 18.379 24.318 Totaal 151.215 134.154 Tabel 38; Netto valutaposities van de beleggingsportefeuille (inclusief afdekking) Dat er een negatieve netto positie van - USD 11.029 in de tabel is opgenomen wordt met name veroorzaakt doordat voor enkele (derivaat)posities binnen beleggingsfondsen geen (volledige) doorkijkinformatie beschikbaar is. Deze posities zijn dientengevolge geclassificeerd in de categorie EUR dan wel in de categorie overig. Het beleid vanuit Aegon is dat het valutarisico volledig volgens de benchmark wordt afgedekt. Het Fonds onderschrijft dit beleid. De extern beheerde beleggingsfondsen ad EUR 5.254 (2013: EUR 4.702) zijn opgenomen in de categorie overige.
79
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van duration. De duration is de verwachte procentuele waardeverandering als gevolg van een wijziging van de rente met 1 procentpunt:
Duration van de vastrentende waarden Duration van de VPV – eigen beheer
Balanswaarde EUR 76.971 58.078
31 dec. 2014
31 dec. 2013
6,1 7,9
5,9 7,4
Tabel 39; Duration Op de balansdatum is de duration van de beleggingen korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Echter, door de relatief grote omvang van de vastrentende waarden (EUR 7 7 , 0 miljoen) ten opzichte van de VPV in eigen beheer (EUR 58,0 miljoen) blijft de verandering van de dekkingsgraad als gevolg van renteveranderingen beperkt. Het Fonds heeft dan ook besloten deze duration-mismatch niet actief af te dekken. De samenstelling van de beleggingen in depot VNU II naar looptijd is als volgt: 2014
2013
EUR
%
EUR
%
Resterende looptijd korter dan een jaar 11.966 Resterende looptijd 1-5 jaar 21.518 Resterende looptijd 6-10 jaar 35.067 Resterende looptijd langer dan 10 jaar 11.864 Niet rentedragende instrumenten 65.546 Extern beheerde beleggingsfondsen 5.254 Totaal 151.215 Tabel 40; Segmentatie totale beleggingen naar looptijd
8 14 23 8 43 4 100
6.485 24.498 27.530 10.783 60.156 4.702 134.154
5 18 21 8 45 3 100
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het Fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. In het algemeen kan worden gesteld dat het kredietrisico toeneemt bij vastrentende beleggingen met een rating lager dan AAA/AA en bij vastrentende beleggingen in debiteuren van opkomende economieën. Voor de verdeling van de beleggingen in het depot VNU II naar regio en sector, zie tabel 36 en tabel 37. De kredietwaardigheid van de debiteuren binnen de vastrentende beleggingen van het depot VNU II wordt gemeten door rating agencies. 80
In onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen over de verschillende rating classes weergegeven per ultimo 2014 en 2013: 2014
2013
EUR % EUR AAA 26.764 33 24.995 AA 22.299 28 14.482 A 14.942 19 11.118 BBB 14.960 19 12.799 Overig 726 1 2.462 Totaal 79.691 100 65.856 Tabel 41; Segmentatie totale beleggingen naar kredietwaardigheid
% 38 22 17 19 4 100
De segmentatie naar kredietwaardigheid 2013 is aangepast om wille van vergelijkbaarheid. In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling. Een A, AA of AAA rating geeft een goede tot uitstekende kredietwaardigheid aan. Bij een Rating van BBB en lager neem het risico op default toe. Het totaal kredietrisico wijkt af van de marktwaarde van de portefeuille als gevolg van het gebruik van kredietderivaten (Credit Default Swaps). Met kredietderivaten wordt het kredietrisico op een tegenpartij afgedekt, of kan juist extra kredietrisico op een tegenpartij worden genomen. Voor de berekening van het totaal kredietrisico in bovenstaand overzicht is rekening gehouden met de onderliggende waarde (exposure waarde) van de kredietderivaten in plaats van de marktwaarde van deze derivaten. Hiermee wordt een beter inzicht gegeven in het totaal kredietrisico van de portefeuille. De herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V. garandeert het renterisico en het langlevenrisico voor wat betreft de verplichtingen in depot VNU I. De rating van Aegon is sinds 19 augustus 2012 weer AA-. Het Fonds heeft besloten om, gezien de goede kredietwaardigheid van Aegon Levensverzekering N.V., geen afslag en extra vereist eigen vermogen in de jaarrekening ultimo 2014 op te nemen. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities kan dit risico worden beheerst. Er dient hierbij eveneens rekening te worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten. Ultimo 2014 zijn er meer dan voldoende beleggingen vastrentende waarden, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste actuariële risico’s arbeidsongeschiktheid.
zijn
de
risico’s
van
langleven,
overlijden
en
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichting. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de prognosetafel AG2014 81
met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioen- verplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het Fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. Het Fonds heeft het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. Met de herverzekeraar is resultatendeling overeengekomen. Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling wordt in het resultaat verantwoord in de periode waarop het betrekking heeft. Ultimo 2014 bestaat het recht op technische winstdeling, EUR 297. Toeslagrisico Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om de pensioenen met toeslagen te verhogen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten alle beleggingen met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke debiteur die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Naast obligaties van EMU overheden is er sprake van exposures die groter zijn dan 2%. Ultimo 2014 heeft het Fonds een belang in Prisma Capital van 3,5% van het balanstotaal. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
82
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Het operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen, controles en kwaliteit geautomatiseerde systemen. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Het systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar. 11. Niet in de balans opgenomen verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het Fonds heeft vanaf 2014 een uitbestedingsovereenkomst voor de pensioenadministratie, afgesloten met Aon Hewitt voor een looptijd van 3 jaar. De vergoeding bedraagt circa EUR 256 duizend per jaar.
83
12. Premiebijdragen van werkgever en werknemers 2014
2013
EUR
EUR
Werkgeversgedeelte
367
445
Werknemersgedeelte
103
144
1.335
1.608
112
323
1.917
2.520
Doorbelaste kosten Doorberekende VUT/ZKV Totaal Tabel 42; Specificatie premiebijdragen van werkgever en werknemers
De doorbelaste kosten betreffen de pensioenuitvoeringskosten (EUR 851) en de diverse kosten van de die worden vergoed aan AEGON (EUR 484).
Kostendekkende/gedempte premie Feitelijke premie
2014 EUR 1.606 1.805
2013 EUR 1.967 2.197
Tabel 43; Overzicht premietoets Met ingang van 2012 staat DNB een herverzekerd pensioenfonds toe om de premie, die met de herverzekeraar is overeengekomen, te beschouwen als onderdeel van de kostendekkende premie die actuarieel nodig is in verband met de aangroei van verplichtingen. Hierdoor is met ingang van 2012 de kostendekkende premie gelijk aan de gedempte premie. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord.
84
13. Baten uit hoofde van herverzekering
Aandeel in het technisch resultaat herverzekeraar Uitkeringen herverzekering Totaal Tabel 44; Baten uit hoofde van herverzekering 14. Beleggingsresultaten Directe beleggingsopbrengsten Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Indirecte beleggingsopbrengsten Aandelen herwaardering Vastrentende waarden herwaardering Overige beleggingen herwaardering Vastgoedbeleggingen herwaardering Derivaten herwaardering Saldo herwaarderingsresultaten Af: kosten toegerekend aan de beleggingen Advieskosten vermogensbeheer Restitutie beheerfee depot 2 Totale beleggingsopbrengsten Tabel 45; Beleggingsresultaten voor risico Fonds
2014 EUR -730 20.148 19.418
2013 EUR 212 19.712 19.924
2014
2013
113 2.855 1.465 0 4.433
23
961 2.080 0 3.064
7.955 5.742 0 30 0 13.727
9.589 -1.629 0 -223 0 7.737
16 -66 -50
0 -101 -101
18.210
10.902
Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Dit komt omdat de beheerkosten ingehouden worden in de fondsen. De beheerkosten zijn onderdeel van de koers van de fondsen en daarmee het resultaat. De beheerkosten worden dus niet apart in de rekening van baten en lasten vermeld. 15. Overige baten
Incidentele resultaten Overrente Totaal Tabel 46; Overige baten
2014 EUR 113 9.029 9.142
2013 EUR 135 4.178 4.313
De post overrente in 2014 betreft het positieve intrestresultaat van Aegon EUR 9.152 onder aftrek van EUR 113 vermogensbeheerkosten en EUR 10 aan overige lasten met betrekking tot liquide middelen. De berekening van de totale overrente wordt toegelicht onder overige gegevens in dit jaarverslag.
85
16. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichting van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. 17. Toeslagverlening Het Fonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers in de NMR-regeling jaarlijks aan te passen met het indexcijfer CAO-lonen. Het Fonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagen hebben een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en zo ja in hoeverre in de toekomst verhoging door toeslagen kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand van de toeslagen kan in principe worden ingehaald. Voor het toeslagbesluit zie toeslagbeleid bij paragraaf 8. 18. Rentetoevoeging De rentetoevoeging (1-jaarsrente) betreft de rentetoevoeging van de voorziening primo jaar. Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur primo boekjaar gehanteerd. Voor 2014 bedroeg deze rente 0,38% (2013: 0,35%). 19. Onttrekking voor uitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de uitkeringen van de verslagperiode. 20. Onttrekking voor pensioenkosten Er is een bedrag van EUR 206 vrijgekomen ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. 21. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur, zoals voorgeschreven door DNB. Deze bedraagt ultimo 2014 1,20% (2013 2,16%). Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. 22. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. De waardering van de technische voorzieningen wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de levensverwachting, de fondsspecifieke ervaringssterfte en de kostenopslag. Inherent aan schattingen is dat deze onnauwkeurigheid kunnen bevatten en dienaangaande op een later moment op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitkomen. Het Fonds monitort jaarlijks de resultaten op langleven en kosten ter toetsing van de inschatting. De wijziging actuariele uitgangspunten (EUR 1.713) is toegelicht in de paragraaf 2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling onder Schattingswijzigingen in 2014.
86
23. Overige wijzigingen
Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overige wijzigingen Totaal Tabel 47; Overige wijzigingen
2014 EUR 657 0 -146 2.564 3.075
2013 EUR -925 36 -184 -2.280 -3.353
De overige wijzigingen (voorziening pensioenverplichtingen EUR 3.039 en overige technische voorziening EU 36) bestaan hoofdzakelijk uit wijzigingen binnen het herverzekerd deel van de voorziening (EUR 2.564), die reeds zijn toegelicht in toelichting 4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. De overige wijzigingen binnen de voorziening pensioenverplichtingen in eigen beheer (EUR 511) betreffen het resultaat op sterfte (last van EUR 657) en resultaat op mutaties (bate van EUR 146). 24. Wijziging herverzekeringsdeel technische voorziening 2014 EUR
2013 EUR
Pensioenopbouw
-470
-1.305
Toeslagen
-990
-975
Rente toevoeging voorziening
-1.432
-1.439
Onttrekking voorziening uitkeringen
20.734
20.388
-58.969
8.763
Wijzigingen actuariële grondslagen
838
518
Saldo waardeoverdrachten
112
94
-2.564
2.501
-42.741
28.545
Wijzigingen marktrente
Overige wijzigingen Totaal Tabel 48; Wijziging herverzekeringsdeel technische voorziening
De overige wijzigingen binnen het herverzekerd deel van de voorziening (EUR -2.564), zijn reeds toegelicht in toelichting 4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. De wijziging actuariele uitgangspunten (EUR 838) binnen het herverzekeringsdeel technische voorziening is toegelicht in de paragraaf 2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling onder Schattingswijzigingen in 2014.
87
25. Saldo overdrachten van rechten
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Totaal Tabel 49; Saldo overdrachten van rechten
2014 EUR 0 103 103
2013 EUR 228 171 -57
Dit betreft de betaling of ontvangst van een pensioenfonds of pensioenverzekeraar aan de nieuwe werkgever of vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. 26. Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Overige uitkeringen Afkopen Totaal Tabel 50; Baten uit hoofde van herverzekering
2014 EUR 18.465 6.789 18 -1 -6 0 25.265
2013 EUR 18.200 6.680 19 170 0 158 25.227
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 458,06 (2013: EUR 451,22) per jaar overeenkomstig artikel 66 van de Pensioenwet. 27. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2014 EUR
2013 EUR
Bestuurskosten
137
69
Administratiekostenvergoeding
447
784
78
102
125
118
64
97
851
1.170
Accountantskosten Advieskosten Overige Totaal Tabel 51; Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
De advieskosten 2014 bestaan uit EUR 52 kosten van actuarissen in relatie tot het jaarwerk en EUR 73 aan overige advieskosten. De pensioenuitvoerings- en administratiekosten (EUR 851) worden door de werkgever gedragen.
88
Accountantskosten
2014
2013
EUR
EUR
Totale bedrag aan honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening (incl. jaarstaten en basisgegevens), uitgevoerd door EY
71
102
Totale bedrag aan honoraria voor andere controleopdrachten, uitgevoerd door EY
36
38
Totale bedrag aan honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein, uitgevoerd door EY
0
0
Totale bedrag aan honoraria voor andere niet-controlediensten, uitgevoerd door EY
0
0
107
140
Tabel 52; Honoraria EY Van het totaal bedrag voor het onderzoek van de jaarrekening in 2014 heeft EUR 11 betrekking op de jaarrekeningcontrole 2013. Het totaal bedrag in 2013 van EUR 102 heeft betrekking op de jaarrekeningcontrole van 2012 en 2013. De honoraria voor andere controleopdrachten betreft in 2014 de controle van het verslag van het depot VNU I (EUR 12) en actuariële certificeringswerkzaamheden door Ernst & Young Actuarissen B.V. (EUR 24). Het bedrag in 2013 heeft betrekking op de actuariële certificeringswerkzaamheden door Ernst & Young Actuarissen B.V. betreffende de controle 2012 en 2013. 28. Overige lasten
Premie herverzekering Andere lasten Totaal Tabel 53; Overige lasten
2014 EUR 1.729 3 1.732
2013 EUR 2.064 4 2.068
29. Belastingen De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
89
30. Bezoldiging bestuur Het verantwoordingsorgaan en het bestuur van het Fonds hebben leden, die niet in dienst zijn van Nielsen of die niet op een andere wijze een financiële regeling hebben met Nielsen. Met ingang van 2005 krijgen deze ‘externe’ leden vergoedingen. Voor het jaar 2014 bedroegen deze vergoedingen (bedragen in hele euro’s): • EUR 6.329 per jaar voor bestuursleden; • EUR 2.637 per jaar voor (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan en; • EUR 10.126 voor ‘extern’ bestuurslid tevens DB-lid. Aan bestuursleden en (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan van het Fonds is EUR 28.058 uitbetaald in 2014 (2013: EUR 24.045). De lasten van deze vergoedingen worden gedragen door Nielsen. 31. Verbonden partijen De aangesloten werkgever, bestuurders van de aangesloten werkgever en de bestuurders van het Fonds zijn te kwalificeren als verbonden partijen. Voor de bezoldiging van de bestuurders van het Fonds wordt verwezen naar toelichting 30 ‘bezoldiging bestuur’. Ultimo 2014 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het Fonds. Bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het Fonds. Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de aangesloten werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten werkgever zich jegens het Fonds bij overeenkomst (de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst) hebben verbonden tot het betalen van de ingevolge de geldende abtn verschuldigde pensioenpremie. Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU
M.J. Borkink
…………………………
E.G.M. Penninx
…………………………
M. van ’t Riet
…………………………
M.J.B. Rutte
…………………………
F.G.M. Wanschers
…………………………
G.J. Wiss-Wegh
…………………………
Diemen, 29 juni 2015
90
Overige gegevens Resultaatbestemming Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het Fonds. Het bestuur heeft besloten tot de bestemming van het resultaat zoals verwerkt in de jaarrekening 2014:
Toevoeging aan Algemene reserve Toevoeging aan Reserve technisch resultaat Onttrekking aan Reserve excasso Resultaatbestemming Tabel 54; Resultaatbestemming
2014 EUR
2013 EUR
19.597 -730 -248 18.619
12.944 212 219 13.375
Gebeurtenissen na balansdatum nFTK Per 1 januari 2015 geldt een nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK). Dit leidt tot wijzigingen in de te gebruiken rentetermijnstructuur en de te berekenen vereiste dekkingsgraad. In de rentetermijnstructuur voor de technische voorzieningen vervalt in het nieuwe FTK de driemaandsmiddeling. Dit leidt tot een stijging van de technische voorzieningen per 1 januari 2015. Hierdoor daalt de aanwezige dekkingsgraad van 121,0% naar 120,2%. De gewijzigde methodiek voor de berekening van het vereist eigen vermogen leidt tot een gelijk gebleven vereiste dekkingsgraad van 103,4%. In het nFTK wordt er gestuurd op basis van de beleidsdekkingsgraad, dit is het gemiddelde van de dekkingsgraad over de afgelopen 12 maandeinden. Per 1 januari 2015 bedraagt deze circa 119,8%, welke is berekend als het gemiddelde van de dekkingsgraden van de afgelopen 12 maandeinden, zoals bepaald onder de regels van het oude FTK. Nieuwe regeling In verband met fiscale beperkingen door de overheid moesten veel pensioenregelingen in Nederland, en ook die van Nielsen, per 1 januari 2015 worden gewijzigd. Tot 1 januari 2015 waren bij de onderneming drie verschillende pensioenregelingen: De NMR-regeling, de VNU-A regeling (beiden ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds VNU) en de regeling van A.C. Nielsen Nederland (ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland)). De aanpassing van de pensioenregelingen was voor de werkgever aanleiding om te onderzoeken of de regelingen vanaf 1 januari 2015 konden worden geharmoniseerd. De werkgever is met vertegenwoordigers van de werknemers een nieuwe (geharmoniseerde) regeling overeengekomen. Vanaf 1 januari 2015 geldt voor alle werknemers van Nielsen in Nederland dezelfde pensioenregeling. Dit geldt alleen voor de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015. Alle reeds opgebouwde pensioenrechten blijven onaangetast. Op 30 december 2014 zijn alle werknemers door de werkgever geïnformeerd over de nieuwe regeling. Het pensioenfonds heeft de opdracht tot uitvoering van de nieuwe pensioenregeling aanvaard. Enkele kenmerken van de nieuwe regeling zijn: • Het betreft een middelloonregeling • Maximaal pensioensalaris € 100.000,-• Franchise € 16.919,21 (in 2015) • Opbouwpercentage 1,75% per jaar • Standaard pensioenleeftijd 67 jaar • Eigen bijdrage 6% v/d pensioengrondslag De nieuwe regeling kent verder diverse keuzemogelijkheden: zo kan worden gekozen voor een andere pensioendatum en verschillende pensioensoorten kunnen tegen elkaar worden uitgeruild. 91
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds VNU te Haarlem is aan Ernst & Young Actuarissen B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds VNU is naar mijn mening voldoende. Amsterdam, 29 juni 2015 drs. C.D. Snoeks AAG verbonden aan Ernst & Young Actuarissen B.V.
92
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: Het bestuur van Stichting Pensioenfonds VNU
Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds VNU te Haarlem gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds VNU op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: • de balans per 31 december 2014; • de staat van baten en lasten over 2014; en • de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en
andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds VNU (hierna: “de Stichting”), zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 5,9 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 1% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de technische voorzieningen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven € 0,3 miljoen rapporteren, alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
93
De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de Stichting. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen. De waarderingsonzekerheid neemt toe bij de posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen doordat de waarde wordt ontleend aan de opgaven van de fondsmanagers. De Stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven in paragraaf 2 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling en een nadere toelichting opgenomen in paragraaf 3 Beleggingen voor risico fonds. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 151 miljoen in niet-(beurs)genoteerde fondsen is belegd. Bij de controle van de beleggingen hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van een andere accountant. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel hebben wij met de andere accountant de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden voor de beleggingen, rekening houdend met omvang en risicoprofiel van de beleggingen, en deze vastgelegd in instructies. Daarnaast hebben wij een kwaliteitsreview uitgevoerd met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Door deze werkzaamheden, gecombineerd met onze beoordeling van de gehanteerde waarderingsgrondslagen en toelichtingen op de beleggingen, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de beleggingen verkregen om een oordeel te geven over de jaarrekening. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen betreffen een significante post in de balans van de Stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag, namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de Stichting, zijnde de fonds-specifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. De Stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de technische voorzieningen beschreven in paragraaf 2 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling en een nadere toelichting opgenomen in paragraaf 8 Technische voorzieningen. Uit deze toelichtingen blijkt dat een schattingswijziging heeft plaatsgevonden door toepassing van de in 2014 verschenen herziene prognosetafels. Volgens deze toelichting is het effect op de technische voorziening een verlaging van € 4,1 miljoen.
94
Bij de controle hebben wij gebruikgemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de Stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte administratieve basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle van boekjaar 2014. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Hierbij hebben wij specifiek aandacht gevraagd voor de toets van de ervaringssterfte op basis van de aangepaste prognosetafels alsmede de toereikendheid van de kostenopslag. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de technische voorzieningen per 31 december 2014. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris gelet op de besluitvorming van het bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn. Tot slot hebben wij de toelichtingen met betrekking tot de technische voorzieningen onderzocht. Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
95
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang
•
•
•
• •
bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing. het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan. het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de Stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven. het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.
Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens): • dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het
jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; • dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
96
Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de Stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2008.
Amsterdam, 29 juni 2015 Ernst & Young Accountants LLP w.g. drs. A.A. Beijer RA RBA
97
Actuariële analyse
Wijziging rentetermijnstructuur Saldo beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer Benodigde intrest Saldo premies Ontvangen premie Premie herverzekeraar Kostenopslag Saldo waardeoverdrachten Overdrachtssom inkomende WO Betaling aan herverzekeraar inkomende WO Overdrachtssom uitgaande WO Uitkering herverzekeraar uitgaande WO Saldo kosten In de premie begrepen directe kosten Toevoeging VPV i.v.m. kostenvoorziening Kosten verslagjaar Saldo uitkeringen Mutatie TV Uitkeringen ontvangen van herverzekeraar Feitelijke uitkeringen Saldo kanssystemen Sterfte Mutaties Saldo toeslagverlening Mutatie TV Mutaties overige technische voorzieningen Overige baten Overige lasten Saldo andere oorzaken Totale saldo van baten en lasten Tabel 55; Actuariele analyse
Financiële stromen EUR
4.433 13.727 50 18.210 1.805 -1.729 -851 -775
Resultaat mutatie VPV eigen rekening EUR - 5.134
2014 EUR
- 5.134
2013 EUR 506
-197 -197
4.433 13.727 50 -197 18.013
3.064 7.737 101 -204 10.698
-2 -2
1.805 -1.729 -853 -777
2.197 -1.046 -1.176 -25
0
0 0 -103 0 -103
228 -162 -172 152 46
851
206 -851 206
1.176 195 -1.170 201 5.052 19.561 -24.903 -290
0 -103 -103 851 -851 0
206 206
19.418 -25.153 -5.735
5.176
5.176
5.176 19.418 -25.153 -559
0
-657 151 -506
-657 151 -506
185 656 841
0
-2.535 -2.535
-2.535 -2.535
-2.466 -2.466
875
200 4.525 -861 3.864 13.375
9.142 -3 9.139
875
875 9.142 -3 10.014
20.736
-2.117
18.619
98
Bijlagen Berekening overrente De overrente is berekend conform de waarderingsgrondslagen van de herverzekerings- overeenkomst en kan als volgt worden gespecificeerd: Bedragen x EUR 1.000 Vastrentende waarden *) Aandelen **) Vastgoed Liquide middelen en overige rente Benodigde intrest Totaal
Tabel 56; Berekening overrente
2014
2013
2012
2011
2010
2009
12.471 7.323 96 -11 -10.850 9.029
9.198 8.320 -709 314 -1.104 6.019
10.311 6.330 -1.277 -88 -1.268 4.008
9.736 -1.162 876 115 -11.592 -2.027
9.797 8.778 359 105 -11.783 7.256
10.802 13.217 -2.733 69 -11.927 9.428
*) De opbrengsten vastrentende waarden zijn gebaseerd op waardering tegen amortisatiewaarde en verkoopresultaten worden gepassiveerd c.q. geactiveerd en geamortiseerd in zeven jaar. **) De verkoopresultaten en de ongerealiseerde waardeverschillen op aandelen per ultimo 2004 werden tijdens de contractperiode 2005 tot en met 2009 in 5 jaar geamortiseerd. Met ingang van 2010 worden aandelen op marktwaarde gewaardeerd. De benodigde intrest is als volgt te specificeren: Bedragen x EUR 1.000 Benodigde intrest VPV depot VNU I Af: benodigde intrest niet overrentedelend Af: benodigde intrest nog in te brengen
2014 11.934 -1.084 0
2013 12.208 -1.104 0
2012 12.391 -1.123 0
2011 12.732 -1.140 0
2010 12.936 -1.153 0
2009 12.918 -972 -19
Totaal
10.850
11.104
11.268
11.592
11.783
11.927
Tabel 57; Benodigde intrest
De hierboven gespecificeerde benodigde intrest heeft betrekking op de overrentedelende voorziening verzekeringsverplichtingen van het gesepareerde beleggingsdepot VNU I.
99
Begrippenlijst
ABTN
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De ABTN geeft de centrale criteria aan op basis waarvan het (financieel) beleid van een pensioenfonds wordt gevoerd. De ABTN heeft de bedoeling het actuariële en bedrijfstechnische beleid transparant te maken en heeft aldus de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren inzichtelijk maakt. Voor het Fonds dwingt de ABTN ertoe zich te vergewissen van alle samenhangende aspecten van bedrijfsvoering, financieringsbeleid en risico's. De ABTN is voor De Nederlandsche Bank (DNB) een integrale informatiebron bij de uitoefening van het toezicht.
Amortisatiewaarde
Waarderingsgrondslag waarbij de beleggingen in vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen de aankoopwaarde en het positieve of negatieve verschil tussen de aankoopwaarde en de aflossingswaarde tijdsevenredig via de staat van baten en lasten aan de aankoopwaarde wordt onttrokken respectievelijk toege- voegd.
Backservice
In eindloonachtige pensioenregelingen is het pensioen een percentage van het laatstverdiende salaris (verminderd met de franchise). Indien sprake is van een loonsverhoging moet, om het pensioen uiteindelijk op het niveau van het eindsalaris te krijgen, ook het pensioen over de reeds verstreken dienstjaren worden opgetrokken. Deze verhoging over verstreken dienstjaren wordt backservice genoemd.
Basispunt
Een basispunt is 0,01%. Honderd basispunten is 1%.
Benchmark
Een objectieve maatstaf waaraan de prestaties van de belegger kunnen worden afgemeten.
Deelnemer
De werknemer of gewezen werknemer die pensioenaanspraken verwerft bij het Fonds.
Dekkingsgraad
De mate waarin de technische voorzieningen worden gedekt door het vermogen. De dekkingsgraad wordt berekend door het pensioenvermogen te delen door de technische voorzieningen. Opbrengsten bestaande uit rente en dividend.
Directe beleggingsopbrengsten
100
Duration
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van duration. De duration is de verwachte procentuele waardeverandering als gevolg van de wijziging van de rente met 1 procentpunt.
FTK
Financieel Toetsingskader. Het geheel van regels en voorschriften die gelden ten aanzien van technische voorzieningen, kostendekkende premie, (vereist) eigen vermogen, beleggingen, herstelplannen, beheerste en integere bedrijfsvoering, ABNT en informatie-uitwisseling met DNB.
Geactiveerde/gepassiveerde aan-/verkoopresultaten
Gerealiseerde waardeverschillen op het moment van aan- of verkoop ten opzichte van de dan geldende balanswaarde worden geactiveerd dan wel gepassiveerd en gedurende de resterende oorspronkelijke looptijd ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht.
Gesepareerd depot
Een winstdelingsvorm waarbij de beleggingen, welke ter dekking van de voorziening voor pensioenverplichtingen voor de betreffende contractant worden aangehouden, in een afzonderlijke administratie worden bijgehouden. De opbrengsten welke met deze beleggingen worden gegenereerd komen na aftrek van de benodigde intrest en de beheersvergoeding ten gunste van de contractant.
beleggings-
Gewezen deelnemer
De gewezen werknemer die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak bij het Fonds heeft behouden.
Herverzekering
Het geheel of gedeeltelijk onderbrengen van de pensioentoezeggingen bij een levensverzekeringsmaatschappij.
Indirecte beleggingsopbrengsten
Gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen van de beleggingen. International Standard on Assurance Engagements 3402 betreft de richtlijnen van de Internal Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) over beheersing van processen. Een ISAE3402 rapport omvat de beschrijving van de beheersingsdoelstellingen en de beschrijving en implementatie van de beheersingsmaatregelen (Type I) en aanvullend de toetsing of de beheersingsmaatregelen effectief zijn geweest (Type II).
ISAE 3402
101
nFTK
Nieuwe Financieel ToetsingsKader
OCF
Ongoing Charges Figure. Maatstaf voor doorlopende kosten die aan een Aegon beleggingsfonds in rekening worden gebracht: beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant, adviseurs etc.) en, indien van toepassing, performance fees. In de OCF van een beleggingsfonds zijn tevens begrepen, voor zover die informatie beschikbaar is, de doorlopende kosten van onderliggende beleggingen/beleggingsfondsen.
Overrente
Het saldo van de opbrengsten uit beleggingen in het gesepareerde beleggingsdepot na aftrek van de benodigde technische intrest voor de voorziening voor pensioenverplichtingen en de beheersvergoeding.
Pensioengerechtigde
Persoon voor wie het pensioen is ingegaan. Naast gepensioneerde (ingegaan ouderdomspensioen) omvat dit ook nabestaanden.
Pensioenvermogen
Het vermogen dat beschikbaar is voor het nakomen van de verplichtingen van het Fonds. Pensioenvermogen bestaat uit het stichtingskapitaal en reserves (vermogen) en de technische voorzieningen.
Performance fee
Vergoeding voor een vermogensbeheerder als het beleggingsfonds in een gespecificeerde periode beter presteert dan de benchmark.
Technische voorzieningen
Dit betreffen de op actuariële grondslagen berekende pensioenverplichtingen en overige toegekende respectievelijk toe te kennen rechten.
Technische winstdeling/ technisch resultaat
Dit betreft (een aandeel in) de resultaten op sterfte, arbeidsongeschiktheid en overige mutaties van de (herverzekerde) pensioentoezeggingen.
Totaal rendement
De optelsom van directe en indirecte beleggingsopbrengsten uitgedrukt in een percentage van het tijdsgewogen geïnvesteerd bedrag.
Total Expense Ratio
Kostenratio of TER van een beleggingsfonds is de optelsom van de beheervergoeding en operationele kosten. In de operationele kosten zitten de kosten van toezicht, juridisch advies, accountants, marketing, bewaarloon, administratie e.d..
Uitvoeringsovereenkomst
In de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd welke rechten en verplichtingen tussen het Fonds en de werkgever bestaan. Voor 2007 heette dit de financieringsovereenkomst.
102
Ultimate Forward Rate
De Ultimate Forward Rate (UFR) werd in september 2012 voorgeschreven door DNB. Het is de risicovrije rekenrente voor looptijden vanaf 20 jaar met een convergentiepunt van 4,2%. De onderbouwing van de 4,2% is een historisch gemeten lange termijn inflatie van 2% en een reële rente van 2,2%. Deze door Europa verplichtgestelde rekenrente voor de lange termijn heeft grote invloed op de dekkingsgraad van pensioenfondsen en verzekeraars.
Vastrentende waarden
Effecten met een renteopbrengst, zoals obligaties en leningen op schuldbekentenis.
Vermogen
Alle bezittingen minus alle schulden.
103