Pensioenreglement 2014: vrijwillige beschikbare premieregeling Stichting Notarieel Pensioenfonds
VOORWOORD Per 1 januari 2014 kent de Stichting Notarieel Pensioenfonds voor notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen een nieuwe pensioenregeling met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deze pensioenregeling bestaat uit een verplichte basis middelloonregeling tot een salaris van maximaal het WIA-dagloon (€ 51.417 voor 2014) en een vrijwillige beschikbare premieregeling voor het salaris boven het maximale WIA dagloon (€ 51.417 voor 2014) en voor eventuele variabele loonbestanddelen. In dit reglement is de vrijwillige beschikbare premieregeling opgenomen. De verplichte middelloonregeling is opgenomen in het “Pensioenreglement 2014: middelloonregeling”.
INHOUDSOPGAVE Artikel 1.
Samenhang met basisregeling ............................................................................................ 4
Artikel 2.
Definities ................................................................................................................................ 4
Artikel 3.
Karakter van de pensioenregeling ...................................................................................... 6
Artikel 4.
Deelnemerschap ................................................................................................................... 6
Artikel 5.
Keuze: opbouw pensioenkapitaal en eventueel excedent-partnerpensioen .................. 7
Artikel 6.
Vrijwillige premies voor opbouw van een pensioenkapitaal ............................................ 8
Artikel 7.
Deeltijd ................................................................................................................................. 10
Artikel 8.
Aanwending van het pensioenkapitaal ............................................................................ 11
Artikel 9.
Keuze excedent-partnerpensioen ..................................................................................... 11
Artikel 10.
Einde van de deelname anders dan door pensionering ................................................. 12
Artikel 11.
Gevolgen van scheiding .................................................................................................... 12
Artikel 12.
Waardeoverdracht .............................................................................................................. 13
Artikel 13.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op de feitelijke pensioenleeftijd 13
Artikel 14.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij einde van de deelname anders dan door pensionering .......................................................................................... 14
Artikel 15.
Financiering van de pensioenregeling ............................................................................. 14
Artikel 16.
Fiscale maximering ............................................................................................................ 15
Artikel 17.
Inwerkingtreding ................................................................................................................. 15
Artikel 1.
Samenhang met basisregeling
1. De begrippen en bepalingen uit de basisregeling zijn, indien en voor zover relevant, eveneens van toepassing op de beschikbare premieregeling, tenzij in het onderhavige reglement anders is aangegeven. 2. In afwijking van de basisregeling zijn de artikelen betreffende a. wezenpensioen; b. premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; c. arbeidsongeschiktheidspensioen; d. toeslagen; e. voortzetting tijdens verlof; en f. voortzetting na einde deelname niet van toepassing in de beschikbare premieregeling.
Artikel 2.
Definities
1. Basisregeling:
de pensioenregeling zoals vastgelegd in het “pensioenreglement 2014: middelloonregeling”;
2. Beschikbare premieregeling:
de pensioenregeling die is vastgelegd in het onderhavige reglement (“pensioenreglement 2014: beschikbare premieregeling”);
3. Beleggingsdepots:
voor de uitvoering van de beschikbare premieregeling afgescheiden delen van het vermogen van SNPF, waarin voor rekening en risico van de deelnemers belegd wordt in verschillende beleggingsfondsen;
4. Deeltijdpercentage:
a.
b.
5. Excedent-partnerpensioen:
voor de deelnemer in loondienst is dit het percentage dat wordt gevonden door het aantal uren dat de deelnemer in loondienst op grond van de arbeidsovereenkomst per week werkzaam is te relateren aan de bij de werkgever gebruikelijke arbeidsduur (normale arbeidsduur), waarbij de uitkomst ten hoogste 100% bedraagt; voor de ondernemer is dit het percentage dat wordt gevonden door het aantal uren dat de ondernemer op jaarbasis besteedt aan werkzaamheden op grond waarvan de ondernemer aangemerkt wordt als notaris of kandidaatnotaris te relateren aan 1800 (normale arbeidsduur), waarbij de uitkomst ten hoogste 100% bedraagt;
het partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 8 dat aan de partner van de deelnemer wordt uitgekeerd bij overlijden van de deelnemer vóór de feitelijke pensioenleeftijd;
6. Fracties en fractiekoers:
fracties zijn beleggingseenheden in een beleggingsdepot. De fractiekoers is de koers van 1 fractie;
7. Pensioenkapitaal:
het pensioenkapitaal dat wordt gevormd door de inleg van vrijwillige premies conform artikel 6 vermeerderd met het daarop behaalde rendement en verminderd met de verschuldigde kosten en is te allen tijde gelijk aan de belegde waarde van de fracties op die datum;
8. Pensioengrondslag excedent-partnerpensioen:
a.
b.
voor deelnemers in loondienst: het jaarsalaris inclusief vakantiegeld en een eventuele dertiende maand (voor zover de werkgever die in de arbeidsvoorwaarden heeft vastgelegd), exclusief variabele loonbestanddelen behorend bij een normale arbeidsduur per 1 januari respectievelijk per de latere datum van aanvang van het deelnemerschap, verminderd met het maximale WIA- dagloon (voor 2014: € 51.417). Bij aanvang van het deelnemerschap in de loop van een kalenderjaar wordt de pensioengrondslag naar rato vastgesteld; voor ondernemers: het gemiddelde van de vijf laatst vastgestelde winsten uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van de beschikbare premieregeling, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het deelnemersjaar waarop de pensioenopbouw betrekking heeft, telkenjare verminderd met het maximale WIA-dagloon van het lopende kalenderjaar (voor 2014: € 51.417). Indien een deeltijdpercentage van toepassing is, zal de winst uit onderneming worden herleid naar een winst die behaald had kunnen worden bij een normale arbeidsduur. Indien de winst uit onderneming in enig jaar lager is dan het maximale WIA-dagloon, wordt de pensioengrondslag excedentpartnerpensioen geacht nihil te zijn. Voor ondernemers die minder dan vijf jaar ondernemer zijn, wordt voor wat betreft de jaren dat er geen sprake is van ondernemerschap, voor de vaststelling van genoemd vijfjaars-gemiddelde uitgegaan van de pensioengrondslag excedent-partnerpensioen van de deelnemer in loondienst. Lid 5 en lid 6 van artikel 6 (pensioengrondslag) uit de basisregeling zijn niet van toepassing op de vaststelling van de pensioengrondslag.
9. Pensioengrondslag vast:
a.
b.
10. Pensioengrondslag variabel:
Artikel 3.
voor deelnemers in loondienst: het jaarsalaris inclusief vakantiegeld, inclusief een eventuele 13e maand (voor zover de werkgever die in de arbeidsvoorwaarden heeft vastgelegd), exclusief variabele loonbestanddelen behorend bij een normale arbeidsduur per 1 januari respectievelijk per de latere datum van aanvang van het deelnemerschap, verminderd met het maximale WIA-dagloon (voor 2014: € 51.417). Bij aanvang van het deelnemerschap in de loop van een kalenderjaar wordt de pensioengrondslag naar rato vastgesteld; voor ondernemers: de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van de beschikbare premieregeling, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het deelnemersjaar waarop de pensioenopbouw betrekking heeft, verminderd met het maximale WIA-dagloon van het lopende kalenderjaar (voor 2014: € 51.417). Indien een deeltijdpercentage van toepassing is, zal de winst uit onderneming worden herleid naar een winst die behaald had kunnen worden bij een normale arbeidsduur. Voor ondernemers die minder dan drie jaar ondernemer zijn, wordt voor wat betreft de jaren dat er geen sprake is van ondernemerschap, uitgegaan van de pensioengrondslag vast van de deelnemer in loondienst. Lid 5 en lid 6 van artikel 6 (pensioengrondslag) uit de basisregeling zijn niet van toepassing op de vaststelling van de pensioengrondslag. het gezamenlijke bedrag van variabele loonbestanddelen van de deelnemer in loondienst in enig kalenderjaar.
Karakter van de pensioenregeling
Deze regeling is een premieovereenkomst (beschikbare premieregeling) voor wat betreft de opbouw van een pensioenkapitaal. Deze regeling is een uitkeringsovereenkomst voor wat betreft het excedentpartnerpensioen.
Artikel 4.
Deelnemerschap
1. Als voor een notaris, toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris een pensioengrondslag vast en/of een pensioengrondslag variabel geldt, dan kan deze er voor kiezen om deel te nemen aan de beschikbare premieregeling. Bij wisseling van werkgever dient de keuze voor deelname aan de beschikbare premieregeling opnieuw gemeld te worden.
2. De deelname vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop het verzoek tot deelname aan deze regeling is ontvangen door het fonds, voor zover dat verzoek is binnengekomen voor de 15e van de maand. Als het verzoek later wordt ontvangen, dan vangt de deelname aan op de eerste dag van de 2e maand volgend op de dag waarop het verzoek is gedaan. 3. De deelname aan de beschikbare premieregeling eindigt op het moment dat de deelname aan de basisregeling eindigt. Daarnaast eindigt de deelname per de eerste van de maand volgend op de dag dat het verzoek om stopzetting van de deelname is ontvangen, voor zover dat verzoek is binnengekomen voor de 15e van de maand. Als het verzoek later wordt ontvangen, dan eindigt de deelname op de eerste dag van de 2e opvolgende maand waarop het verzoek is gedaan. De deelname eindigt in ieder geval uiterlijk op de laatste dag van de maand vóór de feitelijke pensioenleeftijd.
Artikel 5.
Keuze: opbouw pensioenkapitaal en eventueel excedent-partnerpensioen
1. De beschikbare premieregeling geeft de deelnemer de mogelijkheid om - periodiek of eenmalig vrijwillig premies te voldoen voor de opbouw van een pensioenkapitaal. Dit pensioenkapitaal dient te worden aangewend voor de financiering van een ouderdomspensioen. Het beleggingsrisico is volledig voor rekening van de deelnemer. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de feitelijke pensioenleeftijd vervalt het tot het moment van overlijden opgebouwde pensioenkapitaal aan het fonds. 2. De beschikbare premieregeling geeft de deelnemer de mogelijkheid om te kiezen voor een excedentpartnerpensioen. Deze keuze hangt niet af van het wel of niet opbouwen van een pensioenkapitaal zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel. 3. De keuze voor wel of geen excedent-partnerpensioen wordt gemaakt bij aanvang van deelname aan de beschikbare premieregeling, of binnen drie maanden nadat de deelnemer een partner in de zin van de basisregeling heeft. Een keuze voor excedent-partnerpensioen kan per de eerste van de maand worden beëindigd. Een keuze voor excedent-partnerpensioen dan wel een beëindiging van die keuze dient schriftelijk aan het fonds te worden doorgegeven. Bij wisseling van werkgever dient de keuze voor een excedent-partnerpensioen opnieuw gemeld te worden.
Artikel 6.
Vrijwillige premies voor opbouw van een pensioenkapitaal
1. De hoogte van de maximale jaarlijkse premie ter financiering van de opbouw van een pensioen kapitaal, wordt volgens onderstaande leeftijdsafhankelijke staffel vastgesteld als percentage van de pensioengrondslag vast, de pensioengrondslag variabel of de som van deze pensioengrondslagen. Leeftijdsklasse 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-67
Premie uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag (vast en of variabel) 3,8% 4,4% 5,3% 6,5% 7,9% 9,6% 11,7% 14,4% 17,7% 21,1% 25,9%
2. De deelnemer heeft de keuze om het percentage uit de hiervoor genoemde staffel te voldoen of een lager bedrag. 3. Boven op de beschikbare premie komen de administratiekosten welke worden uitgedrukt in een percentage van de premie. De administratiekosten worden jaarlijks door het bestuur van het fonds vastgesteld. Daarnaast wordt indien van toepassing de risicopremie voor het excedentpartnerpensioen apart in rekening gebracht. De administratiekosten en de eventuele risicopremie voor het excedent-partnerpensioen zijn voor rekening van de deelnemer. De administratiekosten bedragen een door het bestuur vast te stellen percentage bovenop de netto beschikbare premie. 4. Van de beschikbare premie worden onder inhouding van transactiekosten fracties aangekocht van beleggingsdepots die samengesteld zijn uit beleggingsfondsen die hieronder zijn weergegeven. De ontwikkeling van het saldo kan gevolgd worden op een voor de deelnemer geopende deelnemersrekening. Het aantal fracties vermenigvuldigd met de fractiekoers, vormt de belegde waarde op de pensioenbeleggingsrekening op dat moment.
Beleggingsfondsen TKPI MM European Equity Afdekking Fund (aandelen Europa passief) TKPI MM World Equity Index Fund – EUR (aandelen wereld passief) TKPI MM Emerging Markets Fund (aandelen emerging actief) TKPI MM Credit Fund (bedrijfsobligaties actief) TKPI MM Inflation Index Linked Bond Fund – Germany (inflation linked staats (DL) passief) TKPI MM Fixed Income Extra Long Fund (staatsobligaties EMU)passief TKPI MM Socially Responsible Investment Fund (aandelen duurzaam beleggen) TKPI MM TKPI Savings Fund
5. Op de beschikbaar gestelde premie worden voor iedere storting of onttrekking transactiekosten in mindering gebracht. De onderstaande transactiekosten zijn gebaseerd op de stand van zaken per 1 januari 2014. Ze worden periodiek beoordeeld en aangepast aan de actuele marktsituatie. Daarnaast zullen beheerkosten ten laste van de beleggingsdepots worden gebracht. De TER (Total Expense Ratio) betreft de beheerskosten en is verdisconteerd in het rendement. De TER wordt periodiek getoetst en aangepast. De actuele TER is te vinden op de website van het fonds. 6. Voor de belegging van de beschikbare premie is er keuze tussen ‘Profiel beleggen’ en ‘Vrij beleggen’. 7. Bij ‘Profiel beleggen’ wordt de beschikbare premie belegd volgens het life-cycle principe. In de onderstaande tabel staat in welke beleggingsdepots voor de life-cycle wordt belegd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van leeftijdscohorten. Binnen elk volgend leeftijdscohort wordt minder risicovol belegd dan in het voorafgaande leeftijdscohort. Bij het bereiken van een volgend leeftijdscohort wordt de belegde waarde automatisch naar dat cohort omgezet onder inhouding van transactiekosten. Life Cycle Aantal jaren tot pensionering
Leeftijds cohorten
Aandelen Wereld (passief)
Aandelen Europa (passief)
Aandelen Emerging (actief)
>27 20-27 15-19 13-14 11-12 9-10 7-8 5-6 3-4 1-2
A B C D E F G H I J
61,2% 54,0% 46,8% 39,6% 32,4% 25,2% 18,0% 10,8% 7,2% 3,6%
8,5% 7,5% 6,5% 5,5% 4,5% 3,5% 2,5% 1,5% 1,0% 0,5%
15,3% 13,5% 11,7% 9,9% 8,1% 6,3% 4,5% 2,7% 1,8% 0,9%
Staatsobligaties Inflation linked Bedrijfsobligaties (EMU of NL/DL) staats (DL) (actief) (passief) (passief)
6,0% 10,0% 14,0% 18,0% 22,0% 26,0% 30,0% 55,0% 70,0% 80,0%
6,0% 10,0% 14,0% 18,0% 22,0% 26,0% 30,0% 20,0% 15,0% 10,0%
3,0% 5,0% 7,0% 9,0% 11,0% 13,0% 15,0% 10,0% 5,0% 5,0%
8. Bij ‘Vrij beleggen’ heeft de deelnemer de keuze uit zeven beleggingsdepots. Deze depots variëren van een depot met 100% aandelen tot een depot met 100% obligaties en een depot dat 100% in de geldmarkt belegt. Hieronder is weergegeven hoe de beleggingsdepots zijn samengesteld: Vrij beleggen Depot
Percentage Aandelen
Percentage Aandelen (duurzaam beleggen)
Percentage Obligaties
Percentage Geldmarkt
A
100%
0%
0%
0%
B
75%
0%
25%
0%
C
50%
0%
50%
0%
D
25%
0%
75%
0%
E
0%
0%
100%
0%
F
0%
50%
50%
0%
G
0%
0%
0%
100%
9. Bij ‘vrij beleggen’, neemt de deelnemer de verantwoordelijkheid voor de keuze van de beleggingsmix zelf. SNPF brengt aan de deelnemer jaarlijks een niet bindend beleggingsadvies uit.
10. Bij ‘Vrij beleggen’ kan de deelnemer de beleggingsmix maandelijks aanpassen. Daarnaast kan de deelnemer de keuze voor "profielbeleggen" of "vrij beleggen" maandelijks aanpassen. Als SNPF de keuze van de deelnemer voor 20e van de maand heeft ontvangen, wordt die geeffectueerd op de laatste dag van de maand waarin het verzoek tot wijziging van de (gewezen) deelnemer ontvangen is door het fonds en tegen de op de datum van effectuering geldende fractiekoers onder inhouding van transactiekosten. 11. De premies worden in maandelijkse termijnen voldaan. 12. Omdat het pensioenkapitaal bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de feitelijke pensioenleeftijd vervalt aan het fonds, wordt het pensioenkapitaal jaarlijks verhoogd door het fonds met een extra leeftijdsafhankelijke premie welke gerelateerd is aan de hoogte van het pensioenkapitaal. Deze premie wordt vastgesteld door het bestuur van het fonds, gehoord het advies van de actuaris. 13. Voor de bepaling van de leeftijd van de deelnemer in het kader van deze regeling, wordt uitgegaan van de leeftijd van de deelnemer op 1 januari van elk kalenderjaar. Dit geldt eveneens bij aanvang van de deelname in de loop van het kalenderjaar.
Artikel 7.
Deeltijd
1. Voor de deelnemer voor wie een deeltijdpercentage geldt, wordt het over deze periode overeenkomstig dit pensioenreglement vastgestelde beschikbare premie of excedent-partnerpensioen vermenigvuldigd met het in deze periode geldende deeltijdpercentage. Dit lid is niet van toepassing voor de beschikbare premie die betrekking heeft op de pensioengrondslag variabel. 2. Bij een wijziging van het aantal arbeidsuren wordt het deeltijdpercentage opnieuw vastgesteld. Hierbij wordt er voor de toekomstige diensttijd steeds van uitgegaan dat het nieuw vastgestelde deeltijdpercentage van toepassing blijft. 3. Indien het deeltijdpercentage van een deelnemer in loondienst wijzigt in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd, kan de deelnemer in loondienst met de notaris, maatschap of rechtspersoon waar hij in dienst is, overeenkomen dat voor de vaststelling van de opbouw van het pensioenkapitaal in deze periode geen rekening wordt gehouden met de wijziging van het deeltijdpercentage. Dit geldt uitsluitend, voor zover het nieuwe deeltijdpercentage niet lager is dan 50% van het deeltijdpercentage aan het eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvang van de aan het slot van de eerste volzin bedoelde periode. In afwijking van het zevende lid van artikel 23 van de basisregeling (financiering van de pensioenregeling), wordt de eventuele werknemersbijdrage gedurende deze periode nader tussen de werkgever en de deelnemer in loondienst overeengekomen.
4. Indien het deeltijdpercentage van een ondernemer wijzigt in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd, is het toegestaan dat voor de vaststelling van de opbouw van het pensioenkapitaal in deze periode geen rekening wordt gehouden met de wijziging van het deeltijdpercentage. Dit geldt uitsluitend, voor zover het nieuwe deeltijdpercentage niet lager is dan 50% van het deeltijdpercentage aan het eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvang van de aan het slot van de eerste volzin bedoelde periode en hiertoe een schriftelijk verzoek bij het fonds is ingediend.
Artikel 8.
Aanwending van het pensioenkapitaal
1. Het pensioenkapitaal wordt onder aftrek van transactiekosten op de feitelijke pensioenleeftijd bij het fonds aangewend voor een ouderdomspensioen. 2. De hoogte van het op de feitelijke pensioenleeftijd aan te kopen ouderdomspensioen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment geldende tarieven voor aankoop van ouderdomspensioen. 3. In afwijking van het eerste lid kan de (gewezen) deelnemer er voor kiezen om het ouderdomspensioen (deels) uit te ruilen voor een partnerpensioen, een en ander met inachtneming van artikel 12 (uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op de feitelijke pensioenleeftijd). Hierbij dient artikel 14 (fiscale maximering) in acht te worden genomen. 4. In afwijking van het eerste lid kan de (gewezen) deelnemer ervoor kiezen om het pensioenkapitaal, onder aftrek van transactiekosten, bij een andere, wettelijk toegestane, pensioenuitvoerder aan te wenden voor een ouderdomspensioen onder inachtneming van de wettelijke voorwaarden. 5. Het ouderdomspensioen dat wordt aangekocht uit het opgebouwde pensioenkapitaal volgt de keuzes van de deelnemer voor wat betreft vervroegen/uitstellen, hoog-laag/laag-hoog en deeltijdpensionering uit de basisregeling. Bij uitstel van de pensioenleeftijd blijft het pensioenkapitaal conform de bepalingen van artikel 6 belegd tot de feitelijke pensioenleeftijd.
Artikel 9.
Keuze excedent-partnerpensioen
1. De deelnemer kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 3 kiezen voor een excedentpartnerpensioen. 2. De deelnemer betaalt voor dit excedent-partnerpensioen een separate risicopremie naast de eventuele beschikbare premie voor de opbouw van een pensioenkapitaal. Artikel 6 lid 13 is van overeenkomstige toepassing.
3. Het excedent-partnerpensioen bedraagt 1,3% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag excedent-partnerpensioen vermenigvuldigd met het aantal deelnemersjaren tussen het moment van een (hernieuwde) keuze voor een excedent-partnerpensioen en de pensioenrichtleeftijd. Voor de toepassing van het in de vorige volzin bepaalde worden onder deelnemingsjaren verstaan de tijdvakken gedurende welke een keuze van de deelnemer voor een excedent-partnerpensioen geacht kan worden te gelden voor zover in deze tijdvakken ook risicopremie door de deelnemer is afgedragen. 4. Het excedent-partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. Indien de deelnemer wat betreft het excedent-partnerpensioen terugkomt op een eerder gemaakte keuze kan door het fonds of de administrateur een onderzoek worden ingesteld naar de gezondheid van de deelnemer en kan de acceptatie van de keuze voor het excedent-partnerpensioen hiervan afhankelijk worden gesteld.
Artikel 10.
Einde van de deelname anders dan door pensionering
1. In geval van beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden of door pensionering heeft de gewezen deelnemer enkel recht op het tot dat moment op grond van deze pensioenregeling opgebouwde pensioenkapitaal. Dit pensioenkapitaal blijft conform de bepalingen van artikel 6 belegd tot de feitelijke pensioenleeftijd. 2. Wanneer de (gewezen) deelnemer heeft gekozen voor een excedent-partnerpensioen geldt dat dit zonder vergoeding van waarde vervalt bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering. 3. De gewezen deelnemer die bij beëindiging van de deelname anders dan door pensionering een partner heeft en reeds eerder gekozen heeft voor een excedent-partnerpensioen, behoudt gedurende de periode dat de gewezen deelnemer aansluitend aan de beëindiging van de deelname een uitkering volgens de Werkloosheidswet ontvangt, aanspraak op excedent-partnerpensioen op risicobasis. De hoogte van het excedent-partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen.
Artikel 11.
Gevolgen van scheiding
1. In afwijking van de omschrijving in artikel 1 (begripsomschrijvingen) van de basisregeling wordt in dit artikel onder 'scheiding' enkel verstaan 'einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap'. Daarnaast wordt in afwijking van de omschrijving in artikel 1 (begripsomschrijvingen) van de basisregeling in dit artikel onder 'partner' verstaan 'de persoon die met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan'.
2. In geval van scheiding heeft de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer recht op de helft van het aantal fracties waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht heeft gekregen gedurende de deelnemingsjaren aan de beschikbare premieregeling, gelegen tussen de datum van sluiting huwelijk dan wel aangaan van geregistreerd partnerschap en het einde ervan. De verevende fracties volgen de keuzes van de (gewezen) deelnemer. Aan dit lid wordt toepassing gegeven met inachtneming van het in de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding bepaalde, waaronder de in die wet opgenomen mogelijkheid tot het maken van afwijkende afspraken. 3. Indien de deelnemer heeft gekozen voor een excedent-partnerpensioen, geldt dat dit zonder waarde vervalt bij scheiding. 4. De (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om na de scheiding de uit hoofde van het tweede lid toegewezen fracties om te zetten in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Het fonds zal daartoe alleen overgaan indien de (gewezen) partner en de (gewezen) deelnemer deze mogelijkheid zijn overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding. 5. Indien de deelnemer heeft gekozen voor een uitruil zoals bedoeld in artikel 13, verkrijgt de gewezen partner bij scheiding na de feitelijke pensioenleeftijd aanspraak op het uit die uitruil ontstane partnerpensioen volgens het bepaalde in de Wet verplichte beroepspensioenregeling (bijzonder partnerpensioen). Dit bijzonder partnerpensioen wordt betrokken bij de vaststelling van het eigen recht van de gewezen partner als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de wet verevening pensioenrechten bij scheiding betrokken. 6. De bepalingen inzake de gevolgen van scheiding uit de basisregeling zijn, voor zover relevant, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12.
Waardeoverdracht
Het pensioenkapitaal uit hoofde van de beschikbare premieregeling volgt voor wat betreft een eventuele waardeoverdracht de keuzes die de deelnemer hiertoe maakt uit hoofde van de basisregeling.
Artikel 13.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op de feitelijke pensioenleeftijd
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de feitelijke pensioenleeftijd het recht om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen, zodat het totale partnerpensioen (rekening houdend met reeds bestaande aanspraken op levenslang partnerpensioen) gelijk is aan maximaal 70% van het verlaagde levenslange ouderdomspensioen. Het na een voorgaande scheiding op grond van het artikel 11 "Gevolgen van scheiding" vastgestelde gedeelte van het ouderdomspensioen dat toekomt aan de gewezen partner, wordt niet in deze ruil betrokken. 2. Het levenslange ouderdomspensioen wordt dan verlaagd op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij de basisregeling behorende bijlage.
3. Het ouderdomspensioen mag na de uitruil niet lager zijn dan het in artikel 78 Wet verplichte beroepspensioenregeling genoemde bedrag (€ 458,06 in 2014). 4. Het volgens dit artikel door uitruil verkregen partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. 5. Indien de in dit artikel omschreven uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen. 6. De keuze voor uitruil moet minimaal drie maanden vóór de feitelijke pensioenleeftijd schriftelijk aan het fonds worden opgegeven.
Artikel 14.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij einde van de deelname anders dan door pensionering
1. De (gewezen) deelnemer heeft bij einde van de deelname anders dan door pensioneren het recht om eenmalig een deel van het opgebouwde pensioenkapitaal aan te wenden voor de inkoop van een excedent-partnerpensioen op risicobasis. Dit excedent-partnerpensioen keert uit indien de gewezen deelnemer overlijdt vóór het bereiken van de feitelijke pensioenleeftijd. Het vervalt zonder vergoeding van waarde bij het bereiken van de feitelijke pensioenleeftijd. 2. De hoogte van het excedent-partnerpensioen als bedoeld in het vorige lid bedraagt ten hoogste 70% van de laatstelijk voor de beëindiging van de deelneming geldende pensioengrondslag voor het excedent-partnerpensioen. 3. De eenmalige risicopremie wordt bepaald op basis van door het fonds te bepalen tarieven. De risicopremie wordt onttrokken aan het opgebouwde pensioenkapitaal. De onttrekking is definitief. 4. Artikel 13 lid 3 is van overeenkomstige toepassing op het in dit artikel bepaalde.
Artikel 15.
Financiering van de pensioenregeling
1. De vrijwillige premies voor de opbouw van een pensioenkapitaal (verhoogd met de in rekening te brengen administratiekosten) komen voor rekening van de deelnemer. De deelnemer in loondienst kan met de werkgever overeenkomen dat de werkgever (een gedeelte van) de premie voor zijn rekening neemt. 2. De risicopremie voor het excedent-partnerpensioen komt voor rekening van de deelnemer en maakt geen onderdeel uit van de vrijwillige premie voor de opbouw van een pensioenkapitaal. De deelnemer in loondienst kan met de werkgever overeenkomen dat de werkgever (een deel van) de premie voor zijn rekening neemt.
3. De door de deelnemer in loondienst maandelijks verschuldigde premie zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt in zijn geheel aan het fonds afgedragen door de werkgever. Bij deze afdracht is de werkgever gehouden om op deelnemer niveau de juiste identificatie(s) mee te geven. 4. De door de ondernemer verschuldigde premies worden door die ondernemer zelf aan het fonds afgedragen. Het vermeldde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing. 5. Indien een ondernemer de verschuldigde premie niet of later voldoet dan op de door het bestuur gestelde vervaldag, kan dit tot gevolg hebben dat de dekking van het excedent-partnerpensioen vervalt of kan dit tot gevolg hebben dat de vrijwillige beschikbare premie niet of later wordt aangewend voor de vorming van het pensioenkapitaal. Het beleggingsrisico is nooit voor rekening van het fonds.
Artikel 16.
Fiscale maximering
1. Het totale ouderdomspensioen en partnerpensioen (basisregeling en beschikbare premieregeling tezamen) bedragen niet méér dan hetgeen is toegestaan op grond van de fiscale wet- en regelgeving. 2. Als blijkt dat door aanwending van het pensioenkapitaal het ouderdomspensioen of het partnerpensioen bij ingang méér bedraagt dan is toegestaan op grond van de fiscale wet- en regelgeving, zal het meerdere worden afgekocht. Bij uitkering van deze afkoopsom zullen de wettelijk voorgeschreven inhoudingen worden gedaan.
Artikel 17.
Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 mei 2014.
Dit reglement is vastgesteld door het bestuur op ….. april 2014.
Mr. E.P. Greup Bestuurslid SNPF
mr. J. Borren Secretaris SNPF