Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Jaarverslag 2014
Inhoudsopgave BESTUURSVERSLAG .............................................................................................................................. 3 JAARREKENING ..................................................................................................................................... 23 TOELICHTING BEHORENDE TOT DE JAARREKENING ........................................................ 26 BELEID EN RISICOBEHEER............................................................................................................... 39 TOELICHTING STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2014 .............................................. 46 OVERIGE GEGEVENS ........................................................................................................................... 53
Jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Bestuursverslag Profiel Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (hierna: “het Fonds”), statutair gevestigd aan Zuidelijke Havenweg 40 7554 RR te Hengelo (Overijssel) is opgericht op 29 juli 1949. De laatste statutenwijziging was op 26 juni 2014. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41027030. Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisatie de Pensioenfederatie (de overkoepelende organisatie van ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen). Het Fonds is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de pensioenaanspraken die in het kader van de collectieve pensioenregeling van Thales Nederland B.V. zijn toegezegd. De collectieve pensioenregeling is bestemd voor medewerkers van Thales Nederland B.V. en gelieerde ondernemingen. Het Fonds heeft ten doel het uitkeren van pensioenen aan het personeel van Thales Nederland B.V. en aan de nagelaten betrekkingen van het personeel, conform de voorwaarden zoals nader aangegeven in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. Het streven hierbij is de ingegane pensioenen, premievrije pensioenaanspraken en opgebouwde pensioenen te indexeren, hoewel er geen recht is op indexatie. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre indexatie van pensioenrechten en -aanspraken kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het Fonds toereikend zijn voor indexatie, wordt deze toegekend. Voor deze voorwaardelijke indexatie wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het Fonds streeft naar transparante communicatie met gepensioneerden en (ex-) deelnemers. Organisatie Bestuur De samenstelling van het bestuur per 31 december 2014 is als volgt: Naam Dhr. D.J.H. de Bruijn Dhr. J.H.E. Soepenberg Dhr. G.J. Mulders Dhr. P.M. Dekker Dhr. E.R. Stolp Dhr. J.G.E. Visser Tabel 1; Bestuurssamenstelling
Functie Voorzitter Vice-voorzitter Penningmeester Secretaris Lid Lid
Vertegenwoordiging Werkgever Werkgever Werkgever Deelnemers Deelnemers Pensioengerechtigden
Lid sinds 16 februari 2012 1 maart 2008 18 maart 1992 22 juni 2004 13 juni 2006 1 juli 2012
Einde zittingsduur juni 2018 juni 2016 juni 2020 juni 2016 juni 2020 juni 2018
Het bestuur van het Fonds heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en een solide beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het bestuur onder andere het beleid ten aanzien van de uitbesteding en -communicatie moet bepalen, evenals het beleggingsbeleid. Ook is zij betrokken bij het vaststellen en eventueel wijzigen van het pensioenreglement. Daarnaast dient zij controle te houden op een correcte en stipte uitvoering van de pensioenuitkeringen. Ook dient zij de beleggingsstrategie af te stemmen op de korte en lange termijn pensioenverplichtingen van het Fonds. Het bestuur van het Fonds bestaat uit 6 leden; 3 vertegenwoordigers van de werkgever, 2 vertegenwoordigers van de deelnemers en 1 vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De leden van werkgeverszijde worden benoemd door het bestuur op voordracht van de directie van Thales Nederland B.V. Ten minste één lid is lid van de directie van Thales Nederland B.V. 2 leden van deelnemerszijde worden benoemd door het bestuur op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad. Een lid wordt benoemd door het bestuur na verkiezingen onder alle pensioengerechtigden op basis van het door het bestuur vastgestelde verkiezingsreglement. Kandidaten kunnen worden voorgedragen door (een) bij het bestuur aangemelde vereniging(en) van Thales pensioengerechtigden, die voldoet c.q. voldoen aan het bepaalde in artikel 115 lid 6 van de Pensioenwet en door individuele pensioengerechtigden De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van 6 jaar. Volgens een door het bestuur op te stellen rooster treden om de twee jaar af een werkgeverslid als mede een werknemerslid. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar. In 2014 zijn de heren Mulders en Stolp herbenoemd. Pensioenbureau De beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering worden verzorgd door het Pensioenbureau. De medewerkers van het Pensioenbureau zijn in dienst bij Thales Nederland B.V. De besluitvorming omtrent het door de Stichting te voeren beleid inzake de dagelijkse uitvoering van haar werkzaamheden, wordt bepaald door tenminste twee bestuursleden tezamen.
3
Projectgroepen en commissies BeleggingsAdvies Commissie G.J. Mulders, voorzitter P.M. Dekker S.G.B. Heemskerk F.J. Ballendux (extern adviseur) Communicatie Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter E.R. Stolp J.G.E. Visser Pension Fund Governance Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter J.G.E. Visser S.G.B. Heemskerk Pensioenbureau S.G.B. Heemskerk, manager D.A.B. Buijnsters L. Katalanc-Bulut M.A.A. Timmers-Bossink Adres: E-mailadres: Website:
Postbus 42 7550 GD Hengelo
[email protected] http://www.thales-nl-pensioenfonds.nl
Actuaris Certificerend actuaris: Drs. B.A. Wijers AG, Towers Watson Netherlands B.V. Adviserend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V. Accountant KPMG Accountants N.V. Uitvoeringsorganen Pensioenregeling Aon Consulting c.v. handelend onder de naam Aon Hewitt Beukenlaan 143, 5616 VD EINDHOVEN Telefoonnummer: 088-1006374 E-mailadres:
[email protected] Vermogensbeheer BlackRock (Netherlands) B.V. ING Investment Management B.V. Custodian / Performance meting / Beleggingsadministratie Kas Bank N.V. Vergadering van deelnemers Ten minste éénmaal per jaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, zal door het bestuur een vergadering van deelnemers worden gehouden. Voor deze vergadering zijn alle deelnemers en pensioengerechtigden uitgenodigd. Verantwoordingsorgaan A.T. Gomes-Bouwer; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werkgever A.A. Hamelink; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werknemers/(in)actieve deelnemers O. van der Zeeuw; lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden Visitatiecommissie P.H. Oyens (voorzitter) H.J.J. Debrauwer G.J. Heeres Compliance officer Mw. S. Hazebroek
4
Kerncijfers
(bedragen zijn in duizenden euro’s)
2014
2013
2012
2011
2010
1.824 (55)
1.833 (55)
1.861 (58)
1.956 (60)
2.106 (65)
Pensioentrekkenden
1.554
1.487
1.430
1.336
1.245
Gewezen deelnemers
1.310
1.331
1.303
1.264
1.222
Totaal aantal deelnemers
4.688
4.651
4.594
4.556
4.573
Indexatie actieven per (1 januari) Middelloon (in %)
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Indexatie inactieven per (1 januari) Middelloon (in %)
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Indexatie inactieven per (1 april) Eindloon (in %)
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Feitelijke premie 1)
€ 27.042
€ 26.419
€ 22.320
€ 23.235
€ 21.385
Zuivere kostendekkende premie
€ 25.618
€ 28.236
€ 26.003
€24.491
€ 21.907
Kostendekkende / gedempte premie (ABTN)
€ 25.328
€ 24.303
€ 20.901
€21.745
€ 20.652
€ 1.257
€1.250
€1.312
€1.432
€ 1.333
€ 29.117
€ 27.545
€ 26.033
€24.255
€ 23.209
Pensioenvermogen
€ 1.206.370
€ 958.995
€ 934.852
€ 806.314
€ 735.787
Pensioenverplichtingen
€ 1.091.304
€ 916.798
€ 939.556
€ 868.789
€ 735.956
Aanwezige dekkingsgraad
110,5%
104,6%
99,5%
92,8%
100,0%
Vereiste dekkingsgraad o.b.v. werkelijke beleggingsmix
114,8%
115,7%
114,1%
113,1%
115,6%
Vereiste dekkingsgraad o.b.v. strategische beleggingsmix
116,6%
117,0%
116,2%
116,1%
116,6%
€ 89.540
€ 60.216
€ 59.251
€ 37.232
€ 39.466
Aandelen
€ 394.580
€ 343.244
€ 295.723
€ 232.721
€ 258.970
Vastrentende waarden
€ 611.818
€ 466.138
€ 454.188
€ 392.656
€ 402.267
Derivaten 3)
€ 100.420
€ 77.066
€113.614
€ 122.943
€ 43.011
€ 91.790
€ 93.827
€ 117.563
€ 144.957
€ 24.901
€ 1.249
€ 8.906
€ 10.000
€ 2.172
€ 4.231
€ 1.288.148
€ 1.049.491
€ 1.050.339
€ 932.681
€ 772.846
Aantal deelnemers Actieve deelnemers (incl. Arbeidsongeschikten)
Reglementvariabelen
Pensioenuitvoering
Pensioenuitvoeringskosten 2) Pensioenuitkeringen Vermogenssituatie
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen
Overige beleggingen Liquide middelen Totaal beleggingen
5
(bedragen zijn in duizenden euro’s)
2014
2013
2012
2011
2010
€ 20.333
€ 21.693
€ 19.179
€ 17.238
€ 18.481
€ 229.376
€ 838
€ 108.939
€ 42.348
€ 57.691
- € 2.268
- € 1.840
- € 1.204
nvt
nvt
€ 247.441
€ 20.691
€ 126.914
€ 59.586
€ 76.172
Totaal beleggingsrendement (in %) 4)
26,2%
2,8%
15,6%
8,3%
11,6%
Totaal beleggingsrendement (in %) (unhedged)
13,1%
6,5%
12,4%
-0,9%
9,1%
Benchmark (in %) (unhedged)
13,9%
5,2%
12,6%
-0,5%
8,2%
Beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Vermogensbeheerkosten Totaal inclusief waardewijzigingen
Tabel 2; Kerncijfers 1)
2) 3) 4)
De feitelijke premie 2014 is exclusief de inkoopsom VXOP 1954 van 4.764 duizend euro, de feitelijke premie 2013 is exclusief de inkoopsom VXOP 1953 van 5.938 duizend euro, de feitelijke premie 2012 is exclusief inkoopsommen VXOP 1952 (6.544 duizend euro.), en de feitelijke premie 2011 is exclusief inkoopsommen VXOP 1950 en 1951 (11.949 duizend euro). In 2014 zijn de pensioenuitvoeringskosten voor het eerst gerapporteerd exclusief de pensioenuitvoeringskosten, die worden toegerekend aan de vermogensbeheerkosten. Deze kosten zijn onder vermogensbeheerkosten opgenomen. De beleggingen zijn exclusief de derivaten met een negatief saldo van 20.839 duizend euro (2013 22.461 duizend euro), Totaal beleggingsrendement betreft het rendement inclusief het effect van valuta afdekking en swap overlay.
6
Verslag van het bestuur Hoofdlijnen Het bestuur is verheugd dat de financiële positie van het Fonds in het jaar 2014 verder hersteld is. In 2014 is een zeer goed beleggingsrendement geboekt echter de waardering van de toekomstige uitkeringen is ook fors opgelopen door verder dalende rentes. Per saldo is de dekkingsgraad wel verbeterd in 2014 met 5,6%-punt naar een niveau van 110,5%. Het herstel lijkt echter nog niet bestendig. De economische groei is beperkt en financiële markten kennen de nodige bewegelijkheid. Het bestuur heeft in 2013 een ALM studie (Asset Liability Management) uit laten voeren om zo te toetsen of de strategische beleggingsmix van het Fonds optimaal is. Optimaal betekent in dit kader een beleggingsmix met een optimaal risico-rendement profiel gegeven de verplichtingen van het Fonds. De verplichtingen van het Fonds zijn de uitkeringen die het Fonds nu en in de toekomst moet doen. Een ALM studie dient derhalve als startpunt dan wel als toetsinstrument voor het beleggingsbeleid. In de ALM studie zijn verschillende beleggingsmixen en verschillende niveaus van renteafdekking onderzocht. Tevens zijn verschillende economische scenario’s doorgerekend. De ALM studie heeft geen aanleiding gegeven om het strategische beleggingsbeleid aan te passen. In 2014 heeft het bestuur twee keer besloten om tussentijds positieve marktwaarde uit rentederivaten te halen. De waarde in deze instrumenten was fors opgelopen doordat de marktrentes sterk gedaald zijn in 2014. De middelen die hieruit beschikbaar zijn gekomen zijn herbelegd in de aandelen-, vastgoed- en vastrentende beleggingsportefeuilles van het fonds. Bij de positieve marktwaarde op rentederivaten wordt cash onderpand geleverd door tegenpartijen. Door deze acties kan cash exposure op de totale balans worden teruggebracht en ingewisseld voor de exposure van de aandelen-, vastgoed- en vastrentende beleggingsportefeuilles van het Fonds. Gezien de financiële positie van het Fonds, de andere wijze van vaststellen van de rentetermijnstructuur in 2015 en de verwachte nieuwe rekenregels van het Financieel Toetsingskader (FTK) in 2015 heeft het bestuur in december 2014 besloten om niet te indexeren in 2015. Het niet verhogen van de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenen raakt zowel pensioengerechtigden als actieve en gewezen deelnemers. In februari 2014 is de evaluatie van het herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) met de stand per 31 december 2013. Het feitelijk herstel loopt met een dekkingsgraad van 104,6% iets voor op het geraamde herstelpad uit de evaluatie van het herstelplan van eind 2012, dat uitging van een dekkingsgraad van 104,2% per eind december 2013. Het bestuur heeft hierdoor kunnen vaststellen en besluiten dat een verdere verlaging (korting) op de uitkeringen en opgebouwde pensioenaanspraken niet noodzakelijk is. Het Fonds is daarmee per eind 2013 uit korte termijn herstel. Het lange termijn herstel loopt nog door en het bestuur zal in 2015 een nieuw herstelplan moeten indienen bij DNB dat past binnen de regels van het Financieel Toetsingskader zoals dit geldt vanaf 2015. Eind december 2014 bedroeg de dekkingsgraad 110,5%. Het rendement over 2014 bedraagt 26,2%, inclusief het effect van de swapoverlay en valuta afdekking (bijdrage respectievelijk +14,6% en -1,5%). De beleggingsopbrengsten van het Fonds over 2014 bedroegen ongeveer 248 miljoen euro. Exclusief swap-overlay en valuta afdekking bedraagt het rendement 13,1%. Door een daling van de voorgeschreven rentetermijnstructuur die het Fonds moet gebruiken om de verplichtingen te waarderen is de waarde van de verplichtingen in het boekjaar 2014 toegenomen met ruim 178 miljoen euro. Doordat de positieve beleggingsrendementen hoger zijn dan de toename van de verplichtingen, is de dekkingsgraad in het boekjaar verbeterd met ongeveer 5,6%-punt. Het pensioenvermogen van het Fonds is in het boekjaar toegenomen naar 1.206 miljoen euro. De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar opgelopen naar 1.091 miljoen euro. In navolging van aanpassingen binnen de bedrijfstak metalektro en aanpassingen in fiscale wetgeving is het opbouwpercentage binnen de pensioenregeling verlaagd. In 2012 is het opbouwpercentage verlaagd naar 2,0 procent. In 2013 is het opbouwpercentage verlaagd naar 1,98 procent. In 2014 geldt een opbouwpercentage van 1,90%. Vanaf 2015 geldt een opbouwpercentage van 1,875% en een pensioenrichtleeftijd voor de opbouw van 67 jaar in plaats van 65 jaar. Tegelijkertijd wordt de franchise in stappen verlaagd zodat de grondslag waarover pensioen wordt opgebouwd wel vergroot wordt. Daarnaast heeft de wetgever vanaf 2015 het fiscale kader voor pensioenen zodanig aangepast dat opbouw van bruto aanvullend pensioen gemaximeerd is tot een pensioengevend salaris van 100.000 Euro. De hiervoor genoemde wijzigingen hebben impact op de pensioenregeling en het pensioenreglement. In april 2014 hebben alle deelnemers een (uniform) Pensioenoverzicht ontvangen met daarop weergegeven het opgebouwde en bereikbare pensioen. Alle pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken dit vastgestelde uniforme format zodat de vergelijkbaarheid en optelbaarheid van jaarlijkse pensioenoverzichten gewaarborgd is. Alle bestuursleden en mensen werkzaam bij het Pensioenbureau hebben over 2014 een verklaring afgegeven over het naleven van de gedragscode die door het Fonds is vastgesteld. De beleggingsadviescommissie is in het boekjaar diverse keren bij elkaar geweest om de resultaten van het beleggingsbeleid te bespreken. De beleggingsadviescommissie voorziet het bestuur van advies als het gaat om het strategische beleggingsbeleid en aanpassingen in de allocatie. Tevens is de communicatiecommissie in het boekjaar diverse keren bij elkaar geweest om het communicatiebeleid en de ambities rond communicatie met (in)actieve deelnemers en pensioengerechtigden verder concreet vorm te geven. Met deze besluiten en acties is invulling gegeven aan diverse principes van Goed Pensioenfondsbestuur die verankerd zijn in de Pensioenwet (PW).
7
Goed pensioenfondsbestuur Wet versterking bestuur pensioenfondsen Per juli 2014 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen van kracht. Deze wet versterkt het bestuur en intern toezicht van het fonds, verzwaart de geschiktheidseis voor (mede-)beleidsbepalers en waarborgt de evenwichtige belangenafweging. Pensioenfondsen kunnen een keuze maken uit vijf verschillende bestuursmodellen. Het bestuur heeft gekozen voor het paritaire bestuursmodel, daarmee blijft het bestuursmodel nagenoeg ongewijzigd. De wet zorgt voor aanpassingen in de verantwoordelijkheden van het verantwoordingsorgaan. Daarnaast zijn er implicaties voor visitatie. Zo gaat onder andere de frequentie van visitatie omhoog. Fondsen kunnen ook kiezen voor het installeren van een raad van toezicht in plaats van een visitatiecommissie. Een ander nieuw element is dat er voortaan verkiezingen worden gehouden voor de invulling van de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur en voor de posities in het verantwoordingsorgaan vanuit de geledingen van werknemers en pensioengerechtigden. Hiervoor zijn kiesreglementen opgesteld. Het bestuur heeft voor 1 juli 2014 haar statuten aangepast zodat de Wet versterking bestuur pensioenfondsen tijdig geïmplementeerd is. In 2013 heeft de visitatiecommissie vanuit “Visitatie Opmaat” wederom een visitatie afgerond en daarbij geconstateerd dat de aanbevelingen van de voorgaande visitatie zijn uitgevoerd. Een aantal nieuwe aanbevelingen zijn gedaan op basis van de 2013 visitatie. Deze aanbevelingen hadden onder meer betrekking op het expliciet toetsen van de besluitvorming op strategische doelen en risicobeheersing, de uitvoering van zelfevaluaties en het monitoren van balansrisico. De aanbevelingen zijn door het bestuur opgepakt. In 2014 heeft het bestuur een nieuwe visitatiecommissie benoemd via VCP (Visitatie Commissie Pensioenfondsen). Deze organisatie biedt de mogelijkheid om te rouleren in de samenstelling van de visiteurs afhankelijk van waar het accent van de visitatie op ligt. Met ingang van 2014 wordt er jaarlijks een visitatie uitgevoerd. Het bestuur is er van overtuigd dat het met deze wijze van invullen van de visitatie maximaal rendement en nieuwe inzichten uit de visitaties haalt. Andere thema’s binnen de PFG-principes zijn deskundigheidsbevordering, communicatie met actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en zelfevaluatie van het bestuur. Code pensioenfondsen De Code Pensioenfondsen is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen formuleren voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code Pensioenfondsen komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft gepubliceerd en is van toepassing verklaard in de Pensioenwet. In de code staan normen voor: Taken en werkwijze bestuur Taken en werkwijze intern toezicht Verantwoording afleggen Integraal risicomanagement Communicatie en transparantie Verantwoord beleggen Uitvoering, uitbesteding en kosten Rol accountant en actuaris Klachten en geschillen Melding onregelmatigheden Benoeming, ontslag en schorsing Geschiktheid Stemverhoudingen Zittingsduur en herbenoeming Diversiteit Integer handelen Beloningsbeleid Compliance De pensioenfondsen gaan de Code Pensioenfondsen naleven volgens het ‘pas-toe-of-leg-uit’- beginsel. Het bestuur onderschrijft de Code Pensioenfondsen en geeft nadere invulling aan de normen uit de Code Pensioenfondsen. De Code is 1 januari 2014 in werking getreden. In afwijking van de Code hanteert het bestuur een benoemingstermijn van 6 jaar voor bestuursleden in plaats van 4 jaar. Hier liggen met name kennis en efficiency redenen aan ten grondslag. Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de PW per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijke kader. Thans zijn deze STAR principes opgevolgd door de Code Pensioenfondsen.
8
De organisatie van een pensioenfonds dient zodanig ingericht te zijn, dat hiermee een beheerste en integere bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in: Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; Voorkomen van belangenverstrengeling; Duurzame beheersing van (financiële) risico’s; Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse. Het bestuur heeft haar analyse van risico’s vastgelegd in de notitie “Risicoanalyse en risicomanagement van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland”. In deze notitie is een integrale analyse gemaakt van de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet. De notitie gaat uit van de risico-analyse systematiek FIRM die tevens door DNB gebruikt wordt. Het bestuur heeft continue aandacht voor risicomanagement en bespreekt het risicomanagementbeleid periodiek in haar vergaderingen. Ook de monitoring van financiële risico’s vindt plaats via diverse rapportages. De Kasbank levert als onafhankelijke partij een performance rapport op maar ook een Institutional Risk Management (IRM) rapportage waarin diverse zaken gemonitord worden. Daarnaast beschikken bestuur en bureau over de app van Kasbank die op dagbasis inzicht verschaft in de ontwikkeling van de financiële positie van het Fonds en de beleggingen en verplichtingen. Periodiek bespreekt het bestuur de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet opnieuw. Indien er aanleiding voor is worden maatregelen genomen om de financiële en niet-financiële risico’s verder in te perken. Door de Beleggingsadviescommissie worden besluiten voorbereid ten aanzien van het vermogensbeheer in het licht van de ontwikkeling van de verplichtingen enerzijds en de financieel economische verwachtingen anderzijds. Zo is in de loop van 2012 een deel van de middelen binnen de aandelenportefeuille gealloceerd naar minimum volatility aandelen strategieën. Ook is de inrichting van de obligatie portefeuille zorgvuldig opnieuw bekeken met de vermogensbeheerders en zijn ook op dat vlak aanpassingen geïmplementeerd ter borging van het risico en rendementsverwachtingen. In 2013 is een ALM studie uitgevoerd om het strategisch beleggingsbeleid en verschillende niveaus van rentehedging te toetsten, in verschillende economische scenario’s. Het bestuur heeft een externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de DNB en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld. De certificerend actuaris zal de financiële positie van het Fonds beoordelen volgens de eisen van de pensioenwet en De Nederlandsche Bank N.V. De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage van de jaarcijfers aan de toezichthouder door het Fonds vindt plaats uiterlijk 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt: Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indicatoren over het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie. Daarnaast levert Aon Hewitt jaarlijks een intern actuarieel rapport. Jaarlijks zal de accountant van het Fonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening de aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures analyseren. Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van algemene strekking aan de manager Pensioenfonds. Aon Hewitt verstrekt een Service Organisation Control I rapportage voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2014. Over het laatste kwartaal van 2014 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent. Renterisico Het Fonds heeft het renterisico op de pensioenverplichtingen in belangrijke mate afgedekt voor 70 % van de pensioenverplichtingen, tegen marktwaarde. Het Fonds ziet deze renteafdekking als een instrument voor balansmanagement. Sinds maart 2008 wordt dit gedaan met behulp van vastrentende beleggingen in combinatie met een Swap overlay portefeuille (rente swaps). Voor een kwantitatieve beschrijving van de risico’s wordt verwezen naar de toelichting op de jaarrekening op pagina 40 en verder in dit verslag. Periodiek monitort het bestuur of de renteafdekkingsconstructie ook daadwerkelijk 70% van de verplichtingen gewaardeerd tegen marktwaarde afdekt. Het bestuur maakt hiervoor gebruik van rapportages die opgeleverd worden door Kasbank en BlackRock. In 2013 zijn nieuwe afspraken gemaakt over een uitbreiding van rapportages. Hiermee geeft het bestuur verder invulling aan monitoring en risicomanagement. De rapportages laten zien dat de afdekking zich in 2014 binnen de afgesproken bandbreedte van + of – 3% heeft bevonden. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen op voor het Fonds relevante wet - en regelgeving.
9
Klachten en geschillen Het Fonds hanteert een klachten- en geschillenprocedure. In 2014 zijn geen klachten ontvangen of geschillen gemeld. Gedragscode en compliance officer De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is verantwoordelijk voor het effectentypisch gedragstoezicht. Fondsen moeten beschikken over een adequate AO/IC, moeten maatregelen nemen die nodig zijn voor een onafhankelijk marktoptreden en zich onthouden van handelen met voorwetenschap (koersgevoelige informatie). Tevens vereist de wetgever een “algemene” gedragscode, die op andere terreinen gedragsregels oplegt, zoals de relatiegeschenken en nevenfuncties. DNB is verantwoordelijk voor dit bedrijfseconomisch gedragstoezicht. Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld voor het Fonds aan de hand van de modelgedragscode van de koepelorganisaties. Tevens is door het bestuur een compliance officer benoemd. Jaarlijks wordt toegezien op de naleving van de code en jaarlijks wordt door de bestuursleden en de overige verbonden personen een verklaring omtrent het naleven van de gedragscode van het Fonds getekend. In maart 2015 heeft het bestuur de rapportage van de compliance officer over 2014 ontvangen. Er zijn geen specifieke bevindingen gerapporteerd door de compliance officer. Deskundigheidsbevordering Het deskundigheidsplan van het bestuur is opgesteld op basis van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels. In het plan wordt onderscheid gemaakt naar de 2 verschillende deskundigheidsniveaus. Verder zijn in het plan de verschillende deskundigheidsgebieden gekoppeld aan bestuursleden. In april 2012 is het bestaande deskundigheidsplan uit 2011 door het bestuur geactualiseerd. Sinds begin 2011 is de Beleidsregel deskundigheid 2011 van DNB en de AFM van kracht. Hiermee willen de toezichthouders verduidelijken wat zij verstaan onder deskundigheid en welke aspecten zij bij de toetsing van een beleidsbepaler in aanmerking nemen. In april 2011 heeft de Pensioenfederatie “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” uitgebracht. Deze aanbevelingen zijn reeds verwerkt in het deskundigheidsplan van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. De belangrijkste wijziging is dat er nu ook wordt gekeken naar de gedragskenmerken (competenties) van de bestuursleden. Deskundigheid, competenties en tijdsbesteding krijgen steeds meer aandacht. In 2012 werd de “Beleidsregel geschiktheid 2012” van kracht die de “beleidsregel Deskundigheid” uit 2011 verving. De Pensioenfederatie publiceerde in 2014 de “Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur”, deze aanbevelingen vervangt de “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” uit 2011. In 2014 heeft het bestuur het deskundigheidsplan derhalve geupdated en omgevormd tot een Geschiktheidsplan waarbij de geschiktheidseisen zijn aangepast en de wijzigingen die voorvloeien uit de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen zijn meegenomen. In 2014 heeft elk bestuurslid één of meerdere cursussen of seminars gevolgd over actuele onderwerpen en thema’s uit de pensioenwereld. Tevens vindt periodiek externe toetsing van de deskundigheid en competenties plaats. De uitkomsten en gemiddelde score uit de competentiereflector zijn in 2013 besproken. De bestuursleden herkenden zich over het algemeen in de uitkomsten van de competentiereflector en bevestigden de conclusie dat de gekozen competenties (voor het gehele bestuur) meer dan voldoende ontwikkeld zijn en de dagelijkse gang van zaken in het Fonds niet belemmeren. Communicatie Het Fonds heeft een communicatiecommissie ingesteld om de communicatieambities nader vorm te geven. De commissie bestaat uit drie bestuursleden en wordt ondersteund door een medewerker van het Pensioenbureau. In 2010 heeft de commissie het communicatiebeleidsplan herzien en uitgewerkt met een actieplan voor de korte en langere termijn. De herziening heeft betrekking op het meer pensioenbewust maken van deelnemers. De wettelijk vereiste communicatie was al opgenomen in de eerste versie van het communicatiebeleidsplan. In 2013 is een start gemaakt met de update van het beleidsplan, in afwachting van de voltooiing van de nieuwe Wet Pensioencommunicatie, is de afronding hiervan uitgesteld tot na de aanname van de wet in de Eerste Kamer. De communicatiecommissie heeft zich in 2014 onder andere bezig gehouden met het volgen van de ontwikkelingen rondom de verwachte aangepaste communicatiewetgeving en de nieuwe Techniek pensioenregeling. Deze pensioenregeling zal voor het Fonds in het eerste kwartaal van 2015 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 worden ingevoerd. De Uniforme Pensioen Overzichten (UPO) voor deelnemers zijn in april 2014 verstuurd. Iedere maand wordt de actuele dekkingsgraad, zo nodig met korte toelichtingen op de wijzigingen, op de website van het Fonds geplaatst. Zoals ieder jaar vond ook in 2014 de deelnemersvergadering plaats, dit keer met een externe spreker om ontwikkelingen in pensioenland toe te lichten. De leden van de communicatiecommissie zijn naar diverse seminars geweest, van DNB, AFM en Pensioenfederatie om hun kennis omtrent communicatie actueel te houden.
10
Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geeft via de door haar ingeschakelde vermogensbeheerders, ING Investment Management en BlackRock, invulling aan principes voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. Beide vermogensbeheerders zijn van mening dat goed ondernemingsbestuur, waarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en milieufactoren, op de lange termijn de aandeelhouderswaarde in stand kan houden en verhogen. De beheerders zien het als een fiduciaire plicht om de economische waarde van de ondernemingen waarin namens klanten wordt belegd, in stand te houden en te verhogen. Daarom hebben deze beheerders gespecialiseerde teams die zich bezighouden met verantwoord ondernemen en verantwoord beleggen. Ze zetten zich in voor goede corporate governance-praktijken door engagement met ondernemingen en hebben mogelijkheid tot het uitoefenen van het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen. Door de schaalgrootte behoort BlackRock bijvoorbeeld tot de tien grootste aandeelhouders van een aanzienlijk aantal ondernemingen. De meeste aandelenbeleggingen zijn gebaseerd op traditionele long-only strategieën wat een impuls geeft aan verantwoord aandeelhouderschap. Bestuursvergaderingen Het bestuur van het Fonds heeft het afgelopen jaar acht maal vergaderd. De financiële positie van het Fonds, de ontwikkelingen op de financiële markten, de ontwikkeling en allocatie van de beleggingsportefeuille en het herstelplan zijn een belangrijk onderwerp in de vergaderingen geweest. Andere onderwerpen waren de aanpassingen in het Financiële Toetsingskader (FTK), de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen, de Code Pensioenfondsen, het installeren van een nieuwe pensioenplanner, het “recouponen” van renteswaps en het herbeleggen van de daaruit beschikbaar gekomen middelen, het benoemen van een nieuwe Visitatie commissie en het laten uitvoeren van een visitatie, compliance, het Geschiktheidsplan, het uitvoeren van een Grondslagen onderzoek en het toepassen van de nieuwe AG Sterftetafel. De nieuwe regeling voor 2015, het aangepaste fiscale kader voor pensioenen, de verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar en de omzetting van opgebouwde rechten naar aanspraken in de nieuwe regeling zijn tevens belangrijke onderwerpen van gesprek en besluitvorming geweest. De premie en indexatie voor het jaar 2015 zijn in december vastgesteld. Deelnemersvergadering Op 22 mei 2014 is de deelnemersvergadering gehouden. Deze deelnemersvergadering mocht zich verheugen op een behoorlijke belangstelling vanuit de actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze vergadering is gesproken over het indexatiebesluit, de financiële positie en het herstelplan van het Fonds. Deze zaken zijn uitgebreid toegelicht en de notulen van de vorige deelnemersvergadering zijn vastgesteld. Naast bovengenoemde onderwerpen is gesproken over actualiteiten en het jaarverslag 2013. Het bestuur van het Fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Onder andere in de statuten is bepaald hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen als verantwoording en intern toezicht. Vanuit TowersWatson heeft een externe spreker pensioenactualiteiten en veranderingen in Wet- en regelgeving toegelicht tijdens de deelnemersvergadering. Verantwoordingsorgaan Vanaf eind 2007 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging namens actieve deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader wordt ook het formele overleg gevoerd tussen bestuur en VO. Volgens de Pensioenwet dient het VO een oordeel te geven over: Het handelen van het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het door het Bestuur uitgevoerde beleid in het verslagjaar. Beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in de maand april 2014 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerend actuaris en met het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Tevens spreekt het VO meerdere keren per jaar informeel met een delegatie vanuit het bestuur en bureau. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in het jaarverslag 2013, de ABTN en andere relevante documenten en besluiten. In mei 2014 heeft het VO verslag gedaan over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het kalenderjaar 2013 en de beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Intern Toezicht Voor het Intern Toezicht is gekozen voor de variant van een visitatiecommissie, die de beleids- en bestuursprocedures en processen beoordeelt. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het Fonds. In november 2014 heeft de nieuwe visitatiecommissie haar rapport van de visitatie over de periode 1 januari 2013 tot 30 juni 2014 opgeleverd. De visitatie heeft een breed karakter en bestrijkt de relevante beleidsgebieden. Het visitatierapport is gebaseerd op analyse van geleverde documentatie en op gesprekken met het bestuur, het verantwoordingsorgaan, de manager pensioenfonds, de adviserende actuaris, de compliance officer, een delegatie vanuit de beleggingsadviescommissie en een delegatie vanuit de communicatie commissie. De uitkomsten zijn besproken met het bestuur. Op basis van de uitgevoerde visitatie is de commissie van oordeel dat het bestuur duidelijk “in control” is.
11
Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het Fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar:
(In duizenden euro’s) Stand per 31 december 2012 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Uitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente gedurende 2013 Overgedragen pensioen Overige Stand per 31 december 2013 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Uitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente gedurende 2014 Overgedragen pensioen Resultaat op schattingswijziging Overige
-356
Technische voorzieningen EUR 939.556 29.020 3.325 -28.165 -28.133 -58 1.253 916.798 25.965 3.487 -29.690 175.789 -1.290 -3.269 3.514
1.206.370
1.091.304
Pensioenvermogen EUR 934.852 32.357 20.691 -28.795 -111 1 958.995 31.806 247.441 -30.374 -1.142
Stand per 31 december 2014 Tabel 3; Stand financiële positie
Dekkingsgraad % 99,5%
104,6%
110,5%
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: (In duizenden euro’s)
Premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Overig resultaat Totaal resultaat Tabel 4; Resultaat
2014
2013
EUR 5.196 68.165 -493 72.868
EUR 1.267 45.738 -104 46.901
De premie in 2014 is 32,5% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. De werkgever is bereid om de benodigde premie boven de 30% éénmalig in 2014 op zich te nemen. Voor de toekomst mogen hier geen rechten aan worden ontleend. Voor de analyse van het saldo van baten en lasten wordt verwezen naar de actuariële analyse in de actuariële paragraaf. De rentetermijnstructuur ultimo 2014 kwam voor de verplichtingen van het Fonds overeen met een gemiddelde rente van afgerond 1,81% (2013; 2,7%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo exclusief korting Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo inclusief korting Tabel 5; Dekkingsgraad
2014 110,5% nvt
2013 104,6% nvt
2012 96,0% 99,5%
2011 92,8% nvt
2010 100,0% nvt
Het Fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat jaarlijks pensioenaanspraken worden verhoogd, indien de financiële middelen van het Fonds dit toelaten. Hiermee wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAO-Metalektro. Voor het toeslagbeleid wordt verwezen naar pagina 38 van dit verslag. Solvabiliteitseisen Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 45,6 miljoen euro, hetgeen overeenkomt met de minimaal vereiste dekkingsgraad voor het Fonds van 104,2%. Het vereist eigen vermogen bedraagt eind 2014 181,5 miljoen euro en de vereiste dekkingsgraad 116,6% op basis van de strategische beleggingsmix (op basis van de werkelijke mix is de vereiste dekkingsgraad 114,8%).
12
Herstelplan De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn: In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt ook voor het jaar 2014. Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Bij de evaluatie van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingsadviescommissie. Herstelkracht op korte termijn Het korte termijn herstelplan is per 31 december 2013 beëindigd, en is daarmee binnen 5 jaren gehaald, zonder de noodzaak van een additionele korting bovenop de 3,5% die per april 2013 doorgevoerd is. Herstelkracht op lange termijn Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 15 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (VEV). Bij het herstelplan is uitgegaan van een gemiddeld lange termijn rendement; dit verwachte rendement moet in belangrijke mate bijdragen aan het herstel. De herstelsystematiek verandert met ingang van 1 januari 2015. In plaats van het korte- en langetermijnherstelplan komt er één herstelplan van maximaal 10 jaar. In het eerste jaar geldt een termijn van 12 jaar. Jaarlijks wordt het lopende herstelplan geëvalueerd, het resterende tekort (ten opzichte van de vereiste dekkingsgraad) mag dan weer in maximaal 10 jaar worden weggewerkt. Hierdoor wordt de herstelperiode langer. Dit is voordelig voor gepensioneerden; tekorten kunnen over een langere periode worden gespreid. Anderzijds dienen pensioenfondsen hogere buffers op te bouwen vanaf 2015. De eisen in het herziene FTK zijn aangepast door de wetgever. Hierdoor gaan er vanaf 2015 andere, strengere voorwaarden gelden voor de toekenning van indexatie. Ultimo 2014 is het eigen vermogen van het Fonds lager dan het vereist eigen vermogen, maar hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen. Derhalve is er sprake van een reservetekort. Omdat er sprake is van een reservetekort, dient vóór 1 juli 2015 een herstelplan ingediend te worden bij DNB. In het herstelplan zal worden aangetoond, dat er sprake is van herstelkracht van het Fonds naar de grens van het vereist eigen vermogen
13
Uitvoeringskosten Het bestuur heeft de ambitie om uitvoeringskosten meer inzichtelijk en transparant te maken. Het bestuur volgt hierbij de aanbevelingen op dit vlak zoals gedaan door de Pensioenfederatie. Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benchmarkt de kosten voor zowel vermogensbeheer als pensioenbeheer bij een daartoe gespecialiseerde organisatie CEM. Uit deze voor pensioenfondsen brede benchmark, waarbij rekening wordt gehouden met schaalgrootte, komt naar voren dat het niveau van de kosten in lijn ligt met pensioenfondsen van een vergelijkbare omvang. Gezien het verschillende karakter wordt bij het geven van inzicht afzonderlijk aandacht besteed aan pensioenbeheer- en vermogensbeheerkosten. Uitvoeringskosten Kosten van pensioenbeheer (per deelnemer in EUR) Kosten van vermogensbeheer (in % van het gemiddeld belegde vermogen) Transactiekosten (in % van het gemiddeld belegde vermogen) Totaal (in % van het gemiddeld belegde vermogen) Tabel 6; Uitvoeringskosten (bedragen zijn in duizenden euro’s) Pensioenbeheer Pensioenuitvoeringskosten Aantal actieve deelnemers + pensioentrekkenden Gemiddelde kosten per deelnemer Tabel 7; Uitvoeringskosten pensioenbeheer
2014 372 0,38% 0,26% 0,64%
2013 377 0,39% 0,23% 0,62%
2014
2013
1.257 3.378 372 euro
1.250 3.320 377 euro
Bij pensioenbeheer bestaat goed inzicht in de totale kosten. Een veel gehanteerde wijze om inzicht te geven is de totale reguliere uitvoeringskosten te relateren aan het totaal aantal actieve en gepensioneerde deelnemers (exclusief gewezen deelnemers). Feitelijk moeten de kosten ook worden bezien in relatie tot de kwaliteit en complexiteit van de geleverde diensten maar vanwege het arbitraire karakter en onvoldoende objectief vergelijkingsmateriaal is dit niet goed mogelijk. Daarom wordt uitsluitend inzicht gegeven in de kosten per actieve en gepensioneerde deelnemer. Vermogensbeheerkosten In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie van eind 2011 staan aanbevelingen om kosten die voorheen in hoofdzaak rechtstreeks van het beleggingsresultaat werden afgetrokken, te identificeren en zichtbaar te presenteren. In 2013 zijn deze aanbevelingen nog verder uitgewerkt. Onderstaande tabel is zoveel mogelijk conform deze aanbevelingen opgesteld.
(bedragen zijn in duizenden euro’s) Portefeuillebeheerkosten Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Kosten overlay beleggingen Totaal portfeuillebeheerkosten incl. overlay Prestatieafhankelijke vergoedingen Totaal portfeuillebeheerkosten
beheer kosten
in bps
172 636 1.014 254
1,6 6,0 9,5 2,4
2.076 535 2.611
19,5 2,2 21,7
Overige vermogensbeheerkosten Kosten Fonds en Pensioenbureau Kosten Custodian Advieskosten vermogensbeheer BTW teruggaaf Totaal overige vermogensbeheerkosten Totaal vermogensbeheerkosten Gemiddeld belegd vermogen 2014 Tabel 8 Vermogensbeheerkosten
geschatte TER
in bps
202 503 284
1,9 4,7 1,9
989
8,5
geschatte transactie kosten
in bps
2014 totale kosten
2014 in bps
6 966 1.502 298
0,1 9,1 14,0 2,8
380 2.105 2.800 552
3,6 19,8 26,2 5,2
26,0
535 6.372
54,8 2,2 57,0
187 632 47 -96 770
1,8 5,9 0,4 -0,9 7,2
7.142
64,2
2.772
1.065.108
De beheerkosten zijn goed aan de beleggingscategorieën toe te wijzen, aangezien hier met de vermogensbeheerders afspraken over zijn gemaakt. Voor de prestatieafhankelijke vergoedingen geldt, dat er geen categorie specifieke afspraken zijn gemaakt, derhalve zijn deze kosten niet direct toe te wijzen aan de verschillende beleggingscategorieën. De Total Expense Ratio (TER) betreft kosten die binnen beleggingsfondsen direct ten laste van het resultaat gebracht worden en daarom niet gefactureerd worden. Dit betreffen de zogenaamde lopende kosten zoals onder andere accountantskosten fondsen,
14
toezichtkosten fondsen en overige bedrijfskosten fondsen. Deze kosten zijn geschat op basis van de voorlopige TER ratio’s van de fondsen en het gemiddeld beheerde vermogen per fonds. De transactiekosten betreffen kosten die samenhangen met de transacties zoals bijvoorbeeld aan- en verkopen. Een deel van deze kosten is gebaseerd op schattingen. Voor deze schattingen is gebruik gemaakt van de aanbevelingen van de pensioenfederatie. De transactiekosten zijn in 2014 gestegen, doordat er halverwege het jaar een transitie heeft plaatsgevonden, waarbij posities in FGR fondsen zijn verkocht en posities zijn aangekocht in de BGF range. De Overige kosten fondsen die genoemd worden in bovenstaande tabel betreffen onder andere bankkosten, welke niet specifiek aan de fondsen toe te wijzen zijn. De portefeuillebeheerkosten bestaan uit kosten van BlackRock en ING IM. De kosten van BlackRock worden rechtstreeks in rekening gebracht aan het pensioenfonds en worden zichtbaar in de jaarrekening verantwoord als vermogensbeheerkosten ten laste van het beleggingsresultaat (tabel 51 bij de jaarrekening). De kosten van ING IM zijn direct ten laste van de beleggingsopbrengsten gebracht en zijn derhalve niet zichtbaar in tabel 51 van de jaarrekening. Dit geldt ook voor de geschatte TER en transactiekosten.
15
Pensioenparagraaf Pensioenregelingen De pensioenregeling binnen het Fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Middelloonregeling 2004 Vanaf 1 januari 2004 kent Thales een middelloonregeling met na-indexatie. Daarnaast wordt het nabestaandenpensioen niet langer opgebouwd, maar verzekerd op risicobasis. De pensioenleeftijd is vanaf dat moment 62 jaar geworden. Voor de degenen die op dat moment gepensioneerd waren en voor diegenen die gedeeltelijk of volledig zijn toegetreden tot de ‘oude’ SUM-regeling, hebben de wijzigingen geen invloed gehad. Zij zijn in de eindloonregeling gebleven. Voor alle deelnemers die zijn overgegaan naar de middelloonregeling, zijn de reeds opgebouwde pensioenaanspraken omgezet in aanspraken in de middelloonregeling. Tevens is voor hen een garantieregeling van kracht. Middelloonregeling 2006 Per 1 januari 2006 is de pensioenregeling opnieuw aangepast. De aanleiding hiervoor was vooral de nieuwe fiscale wetgeving die op dat moment ging gelden. Voor iedereen geboren óp of ná 1 januari 1950 is de pensioenrichtleeftijd weer 65 jaar geworden. De regeling blijft een middelloonregeling met na-indexatie. Het nabestaandenpensioen vindt plaats op opbouwbasis en de franchise is verlaagd. Daarnaast wordt voor iedereen die geboren is vanaf 1950 tot en met 1972, en die voldoet aan de voorwaarden, een voorwaardelijk extra ouderdomspensioen ter compensatie van het vervallen van de TOP/SUM(O)-uitkering bepaald. Het garantiepensioen dat bij de overgang van de eindloonregeling naar de middelloonregeling is toegezegd, is op 31 december 2005 definitief vastgesteld. Voor iedereen geboren vóór 1950 blijft de middelloonregeling 2004 grotendeels gehandhaafd. Het nabestaandenpensioen blijft voor deze groep op risicobasis verzekerd. Per 1 januari 2008 zijn alle pensioenregelingen aangepast aan de nieuwe Pensioenwet. Zo zijn in het reglement bepalingen opgenomen, die bewerkstelligen dat er een bijzonder partnerpensioen ontstaat als ongehuwd samenwonenden uit elkaar gaan. Een ander belangrijk punt is dat het Fonds heeft besloten wettelijke vormen van afkoop te hanteren. In de Middelloonregeling 2004 is opgenomen dat, in geval van ontslag, de partner- en arbeidsongeschiktheidsdekking wordt voortgezet, zolang een uitkering vanuit de Werkloosheidswet wordt ontvangen. De voorwaardelijk extra aanspraken waarop recht bestaat in de Middelloonregeling 2006 vervallen bij einde deelneming in het Fonds. Ook bij overgangen binnen de bedrijfstak na 1 januari 2006 van bijvoorbeeld een gedispenseerde onderneming naar een onderneming die bij het bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten of omgekeerd, bestaat er dus geen uitzicht op voorwaardelijke extra aanspraken meer. Dat was niet de bedoeling van cao-partijen. Bedoeld was, dat de 15-jaarsregeling bedrijfstakbreed zou werken. Om te bewerkstelligen dat een overgang binnen de bedrijfstak geen gevolgen voor de overgangsregeling zou hebben is een wederkerigheidsbepaling in de Middelloonregeling 2006 opgenomen. Dit betekent dat de voorwaardelijke rechten, onder bepaalde voorwaarden, overgenomen worden door de uitvoerder van de nieuwe pensioenregeling van een deelnemer. Binnen de bedrijfstak is besloten het voorwaardelijk pensioen per jaarlaag toe te kennen. Ten aanzien van het voorwaardelijk pensioen geldt dat Thales Nederland B.V. zorgdraagt voor de financiering van deze afspraken, waarbij de CAO en de ontwikkelingen in de bedrijfstak worden gevolgd. Stichting pensioenfonds Thales Nederland voert de regeling van voorwaardelijk pensioen uit. In 2011 en 2012 zijn de voorwaardelijke pensioenrechten voor jaarlaag 1950 en 1951 ingekocht. Tevens is in 2012 besloten om jaargang 1952 in te kopen op dezelfde wijze als binnen de bedrijfstak per 31 december 2012. In 2013 is besloten om jaarlaag 1953 in te kopen per 31 december 2013. Tenslotte is in 2014 de jaarlaag 1954 ingekocht per 31 december 2014. Pensioenopbouw in 2014 en 2015 Onder meer als gevolg van veranderingen in het fiscale kader voor pensioenen is binnen de bedrijfstak metalektro het opbouwpercentage verlaagd. Thales Nederland B.V. heeft besloten deze wijzigingen te volgen. Met ingang van 2014 bedraagt het opbouwpercentage 1,90%, hierbij geldt voor 2014 nog wel een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar. De franchise is tevens verlaagd in 2014, hierdoor wordt de basis waarover pensioen wordt opgebouwd vergroot. Met ingang van 2015 wordt het fiscale kader voor pensioenregelingen wederom aangepast, dit werkt door naar pensioenregelingen. Met ingang van 2015 geldt een opbouwpercentage van 1,875%, de pensioenrichtleeftijd is 67 jaar. Dispensatie van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro Thales Nederland B.V. is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van deelname aan de regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro (PME). Eén van deze voorwaarden is dat de Thales-regeling minstens gelijkwaardig moet zijn aan de PME-regeling. Dit geldt tevens voor het indexatiebeleid dat bij PME en bij het Fonds mede afhankelijk is van de dekkingsgraad. Toetsing van de dispensatie door PME vindt periodiek plaats. Thales Nederland volgt de bewegingen in de bedrijfstak als het gaat om de inhoud van de pensioenregeling en bijvoorbeeld de hoogte van het opbouwpercentage.
16
Reglementaire bedragen / percentages van de Regeling 2014 Middelloon Indexatie Actieven Middelloon per 1-1-2014 Inactieven Middelloon per 1-1-2014
0,0% 0,0%
Actieven Middelloon per 1-1-2015 Inactieven Middelloon per 1-1-2015
0,0% 0,0%
Korting VXOP per 1-4-2014 conform PME
0,5%
Franchise Geboren vóór 1950 Geboren vanaf 1950 Gehuwd
€ 20.093 € 15.554 nvt
Opbouw % 2014
1,9%
Overbruggingspensioen Gehuwd
nvt
Pensioengrondslaggrens
nvt
Maximum pensioengevend salaris
€ 186.091
Pensioenbijdrage deelnemers 2014 Gebaseerd op pensioengrondslag
12,0%
Eenmalige Pensioenbijdrage werkgever 2014 Gebaseerd op pensioengrondslag
2,5%
Pensioenbijdrage werkgever 2014 Gebaseerd op pensioengrondslag
18,0%
Tabel 9; Kenmerken regeling Mutatieoverzicht deelnemers
Aantal deelnemers ultimo 2012
Actieven
Slapers
Gepensioneerden
Totaal
1.861
1.303
1.430
4.594
Bij
107
59
85
251
Af
-135
-31
-28
-194
Bij
1.833 104
1.331 62
1.487 87
4.651 253
Af
-113
-83
-20
-216
1.824
1.310
1.554
4.688
Aantal deelnemers ultimo 2013
Aantal deelnemers ultimo 2014 Tabel 10; Mutatie-overzicht deelnemers
17
Beleggingen paragraaf Beleggingen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland behaalde in 2014 op de vastrentende waarde-portefeuille een rendement van 10,0%. Het rendement op de benchmark bedroeg 9,5%. De aandelenportefeuille scoorde 16,1% terwijl het rendement op de benchmark 18,0% bedroeg. Het rendement op de onroerend goed portefeuille was 23,2% tegen 24,7% voor de benchmark. Het totaal rendement exclusief valuta afdekking en swap overlay bedroeg 13,1% terwijl het rendement op de benchmark 13,9% bedroeg. Op de totale beleggingen realiseerde het Fonds een rendement van 26,2%, dit is inclusief de effecten van valuta afdekking en swap overlay. Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. In 2014 leverde deze afdekking een bijdrage van -1,5% (2013 0,4%). Daarnaast dekt het Fonds 70% van het renterisico van de verplichtingen af. In 2014 bedroeg de bijdrage van de swap overlay aan het totaal rendement 14,6% (2013; - 4,2%). Totaal Rendement belegd vermogen naar categorie De (totale directe en indirecte) beleggingsresultaten van 247,6 duizend euro die zijn gerealiseerd in 2014 zijn in onderstaande tabel gespecificeerd en naast de vergelijkende cijfers 2013 gezet: (In duizenden euro’s)
Ultimo 2014
Ultimo 2013
Absoluut euro
Als % gemiddeld belegd vermogen %
Benchmark
Vastgoedbeleggingen
13.968
23,2%
24,7%
1.808
2,7%
0,1%
Aandelen
56.705
16,1%
18,0%
50.858
17,2%
15,0%
Vastrentende waarden
55.048
10,0%
9,5%
-699
0,2%
-0,4%
6,5%
5,2%
Derivaten Overige beleggingen Totaal rendement Kosten vermogensbeheer
123.448
Als % gemiddeld belegd vermogen euro %
Benchmark
-28.727
540 249.709
Absoluut
-709 13,1%
13,9%
-2.268
22.531 -1.601
Totaal rendement 247.441 Tabel 11; Totaal rendement belegd vermogen naar categorie
20.930
Terugblik: Macro-economische en financiële marktontwikkelingen in 2014 Lage groei, lange cyclus De wereldwijde macro-economische omstandigheden veranderden niet aanmerkelijk in 2014. De wereldwijde economische groei bleef beperkt, in overeenstemming met dezelfde onderliggende trend. Er was een kleine acceleratie in de groei tegen jaareinde, en een kleine vertraging gedurende het eerste kwartaal, die voornamelijk werd gevoed door de Verenigde Staten, maar de grootte van deze fluctuaties bleef zeer beperkt – zeker in vergelijking tot de meer dramatische verschuivingen in de periode van 2008 tot en met 2010. De algehele wereldwijde groei blijft positief, maar beneden de lange termijn trend. Regionaal gezien: Ondanks de door het weer veroorzaakte vertraging in het eerste kwartaal herstelde de Amerikaanse economie in het derde kwartaal, met een groei van 5,0% op jaarbasis. De groei in de eurozone was stabiel, maar bleef net onder de 1,0%, met geen duidelijke katalysatoren voor een verbetering. In het Verenigd Koninkrijk bleef de groei stevig, wat verder ondersteund werd door een verbetering in de huizenmarkt. Japan heeft een volatiel jaar gehad nadat er een krimp was in het eerste deel van het jaar na de verhoging van de verkoopbelasting, maar onze verwachting is dat de Japanse economie dit jaar weer zal groeien. De opkomende economieën vertoonden een sterkere groei dan de ontwikkelde economieën, maar het momentum nam af in enkele belangrijke landen in 2014. In China ligt de groeiverwachting momenteel tussen de 6-8% nu de beleidsmakers zich meer richten op consumptie dan op investeringen, alsmede door de inperking van het kredietbeleid. Geopolitieke zaken als de conflicten in Oekraïne en het Midden-Oosten hadden ook effect op de regio. Vooral de groei van de Russische economie leed hieronder, door de sancties en de daling in de olieprijs. De uitzondering binnen deze categorie was India, waar de verkiezing van een nieuwe regering en de aanstelling van een betrouwbare centrale bank voorzitter de groeiverwachtingen verhoogde. Wereldwijd daalde de inflatie beneden de doelstellingen van de centrale banken, waarbij de Eurozone het jaar afsloot met een negatieve inflatie. Een grote bijdrage aan deze inflatiedaling was de sterke daling van de energieprijzen, waarvan wij verwachten dat deze van tijdelijke aard is. De kerninflatie bleef in de buurt van de 1,0% op jaarbasis, wat beneden de doelstelling is van de ECB. De inflatieverwachting is ook gedaald, zowel op lange als op korte termijn en dit kan waarschijnlijk verklaard worden door de lage, maar stabiele groei.
18
Monetair beleid De meest significante invloed op de asset prijzen in 2014 bleef het ruime monetaire beleid. Ondanks dat de Federal Reserve een eind maakte aan haar opkoopprogramma werd wereldwijd nog steeds een ruim beleid gevoerd. De Europese Centrale Bank verlaagde haar rentes tweemaal, in juni en in september, en initieerde een eigen opkoopprogramma dat waarschijnlijk dit jaar van start gaat. In Japan werd de omvang van het programma vergroot en in China verlaagde de centrale bank de eenjaarsrente in het vierde kwartaal. Impact op de financiële markten Het soepele monetaire beleid ondersteunde de risicodragende beleggingen, zowel in de aandelenmarkten als obligatiemarkten, maar ook in obligaties van de kernlanden. De lage groei en lage inflatie, gecombineerd met het ruime beleid leidde tot een substantiële daling van de rente op de obligaties van de belangrijkste markten, voornamelijk aan het lange einde van de curve. De lage economische groei, gecombineerd met het aanbodoverschot in olie leidde tot een substantiële daling in de olieprijs, welke ongeveer halveerde in 2014. De bedrijfsresultaten waren goed in de Verenigde Staten en Japan en relatief stabiel in Europa. De aandelenmarkten stegen in de ontwikkelde landen, maar de resultaten waren gemengd in de opkomende economieën, waar het macro-economische momentum afnam en de dalende energieprijzen de bedrijfsresultaten beïnvloedde. De rentespreads op de obligaties uit de periferie van Europa ten opzichte van de Duitse staatsobligaties daalden verder door toegenomen verwachtingen van een verdere verruiming van het beleid van de ECB. Aandelen Ondanks dat aandelen een volatiel jaareinde hadden, behaalden de meeste indexen een positief resultaat. De lokale Chinese aandelen vertoonden het beste resultaat in 2014, waarbij de Shanghai Composite steeg met 58% door de aansluiting met Hong Kong en de renteverlaging door de centrale bank in november. De Amerikaanse aandelen zetten hun indrukwekkende stijging voort en eindigden het jaar met een resultaat van 13% en Japan eindigde het jaar ook sterk met een stijging van 10%. De prestaties in de Eurozone waren minder indrukwekkend, met een stijging van 5% en een stijging van slechts 0.5% in het Verenigd Koninkrijk. In de opkomende markten kende India een zeer sterk jaar in vergelijking tot de Europese landen, met een stijging van 26%. Overheidsobligaties De rente op de staatsobligaties tuimelde in navolging op de voortzetting van het ruime monetaire beleid, afnemende inflatieverwachtingen en de daling in de olieprijs. In de Eurozone daalde de rente op de Duitse staatobligaties van 1.9% tot 0.5%. De rentecurves van overheidsobligaties vervlakten door een daling van de langetermijnrente. In landen in de periferie, zoals Ierland, Spanje en Italië daalden de rentes verder, alsmede ook in de rentespreads ten opzichte van de Duitse staatsobligaties door de verdere stimuleringsmaatregelen van de ECB in de vorm van een verlaging van de rentes en een toegenomen kans op een opkoopprogramma door de ECB. Wereldwijde obligaties volgden de Duitse trend, met een daling van de rente op de Amerikaanse tienjaarse obligaties van 3.0% naar 2.2% en op de obligaties van het Verenigd Koninkrijk van 3.0% naar 1.8%. Grondstoffen De langzame maar stabiele groei verklaart de zwakte in de grondstoffenprijzen. De olieprijs daalde meer dan 40% in 2014, waarbij de Amerikaanse olie het jaar eindigde met een prijs van $53 per barrel. Landbouwproducten en kostbare metalen daalden ook in waarde, respectievelijk met 14% en 15%. Per saldo eindigden de grondstoffenmarkten het jaar met een verlies van 17%. De belangrijkste drijfveren zijn de lage wereldwijde economische groei, de vertraging in de groei van de Chinese economie, de vrees voor deflatie en de toegenomen aangeboden hoeveelheid olie door de OPEC. Overige beleggingscategorieën Bedrijfsobligaties profiteerden van de dalende rentes, waarbij investment grade (+7.9%) harder steeg dan high yield (+2.5%). De rentespreads varieerden in de verschillende regio’s. In de Eurozone daalden de rentespreads door het opkoopprogramma van de ECB, terwijl de rentespreads in de VS en het VK toenamen. In de US high yield sector steeg de rentespread, wat voornamelijk gedreven werd door zorgen over energiebedrijven die beïnvloed worden door de sterke daling in de energieprijzen. High yield spreads stegen in de Verenigde Staten met 100 basispunten, terwijl deze maar met 60 basispunten stegen in Europa. Echter, in het algemeen was rendement van beide regio’s positief door de dalende rentes. De rentespreads op de obligaties van de opkomende economieën stegen ook, maar dalende rentes zorgen voor een positief resultaat van 7.4%. Valuta In de ontwikkelde economieën kende de Amerikaanse dollar haar beste jaar sinds 2005, met een stijging van meer dan 10% ten opzichte van de Euro en de Japanse Yen en 6% ten opzichte van de Engelse Pond. Een groot deel van deze appreciatie was toe te schrijven aan het monetaire beleid en de kracht van de groei van de Amerikaanse economie. De dramatische val van de olieprijzen en de economische sancties hebben ervoor gezorgd dat de Russische Roebel haar slechtste jaar kende sinds 1998, met een daling van 70% ten opzichte van de Amerikaanse Dollar.
19
2015 Outlook Gedurende de afgelopen 6 jaar zijn beleggingen substantieel in waarde gestegen – aandelenmarkten hebben dubbel cijferige jaarlijkse rendementen laten zien en rentespreads zijn substantieel gedaald. Daartegenover is het generen en houden van economische groei moelijker geworden. De rentes in de belangrijkste markten zijn gedaald, waarbij de rentes in het Eurozone op het laagste niveau aller tijden staan. Echter, de duur van de cyclus is belangrijker dan haar kracht. Is het bovengemiddeld lange herstel een bewijs van een tragere en langere economische cyclus? Het is nu zes jaar sinds de laatste recessie en de cyclus kan langer worden. Een langere macro-economische cyclus betekent per definitie dat de volgende recessie verder weg is. Dit zou een beperkte voorkeur naar meer risicovolle beleggingen vandaag rechtvaardigheden. De belangrijkste invloeden op de financiële markten zijn waarschijnlijk de macro-economische achtergrond en het gevoerde beleid. We verwachten dat de groei ingetogen zal blijven, maar met de potentie voor een kleine acceleratie in 2015. De Amerikaanse economie zal waarschijnlijk de sterkste blijven van de belangrijke economieën en de groei in de Eurozone zal waarschijnlijk positief maar laag blijven. We verwachten ook dat de lage inflatie voortduurt. Hierdoor verwachten we dat de lage rentes zullen aanhouden. Factoren die de groei kunnen remmen zijn een voortgezette fiscale verkrapping, ondanks dat deze lager is dan in voorgaande jaren, en de impact van hogere rentes in de Verenigde Staten op de wereldeconomie. In de Eurozone zal de ondersteuning door de ECB voor een tijd stabiliteit bieden, echter de onderliggende spanningen zullen voortduren totdat een bredere set aan maatregelen wordt geïntroduceerd. Het basisscenario blijft onveranderd alhoewel de verwachting is dat de afwijkingen tussen de verschillende beleggingscategorieën minder groot zullen zijn. Rendementen zullen beperkt zijn en gepaard gaan meteen relatief hoge volatiliteit. Echter, de te verwachten rendementen van risicovolle beleggingscategorieën zullen de rendementen van meer defensieve investeringen, zoals overheidsobligaties van hoge kwaliteit, overtreffen. De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks kunnen als volgt worden samengevat: (In duizenden euro’s)
Strategische allocatie / benchmark
Vastgoed Aandelen Derivaten Vastrentende waarden
8,0% 35,5%
Cashfunds Totaal beleggingen per hoofdcategorie Swap overlay Totaal beleggingen per hoofdcategorie Opgelopen rente op vastrentende waarden Beleggingscrediteuren
Feitelijke allocatie ultimo 2014
56,5% 100,0%
Beleggingsdebiteuren Liquide middelen ivm beleggingstransacties Totaal beleggingsmix Tabel 12; Assetmix
Feitelijke allocatie ultimo 2013
EUR 89.540 394.580 -5.000 606.994
% 7.7% 33.7% -0.4% 51.9%
EUR 60.216 343.244 688 457.161
% 6,4% 36,5% 0,1% 48,7%
83.106 1.169.220 84.580 1.253.800 4.824 -2.216
7.1% 100.0%
78.263 939.572 53.917 993.489 8.977 -2
8,3% 100,0%
2.329 8.572
949 14.617
1.267.309
1.018.030
In bovenstaande tabel zijn de derivatenposities inclusief de contracten met een negatieve actuele waarde. In de balans en toelichtingen zijn deze negatieve waarden onder overige schulden gerubriceerd. Ultimo 2014 is de negatieve positie 20.839 duizend euro (2013; 22.461duizend euro). Bandbreedtes De bandbreedtes, die binnen het beleggingsbeleid worden gehanteerd zijn in onderstaande tabel weergegeven: 2014 Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen
Strategisch 8% 36% 56% 0 100%
Minimum % 0% 26% 46% -2%
Tabel 13; Bandbreedtes beleggingen
20
Maximum % 18% 41% 66% 2%
Actuariële paragraaf Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: (In duizenden euro’s)
2014 EUR
2013 EUR
27.042 -21.353 4.764 -4.612 5.841 -645 5.196
26.419 -25.024 5.938 -5.296 2.037 -770 1.267
247.441 -3.487 -175.789 68.165
20.930 -3.325 28.133 45.738
Overig resultaat Resultaat op waarde-overdrachten Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) Schattingswijzigingen Opvoer ongehuwden garantie Effect nieuwe regeling en omzetten aanspraken naar leeftijd 67 Diverse resultaten Totaal overige resultaat
147 -935 3.269 -1.462 -662 -850 -493
-53 206
-257 -104
Totaal saldo van baten en lasten
72.868
46.901
Premieresultaat Premiebijdragen Pensioenopbouw Premiebijdragen VXOP Pensioenopbouw VXOP Totaal premieresultaat Saldo pensioenuitvoeringskosten en onttrekking pensioenuitvoeringskosten Totaal premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Beleggingsresultaten Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen Wijziging marktrente Totaal interestresultaat
Tabel 14; Actuariële analyse resultaat De premie in 2014 is 32,5% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. De werkgever is bereid om de benodigde premie boven de 30% éénmalig in 2014 op zich te nemen. Voor de toekomst mogen hier geen rechten aan worden ontleend. De rentetermijnstructuur ultimo 2014 kwam voor de verplichtingen van het Fonds overeen met een gemiddelde rente van afgerond 1,81% (2013; 2,7%). Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De dekkingsgraad is dus hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad maar lager dan de vereiste dekkingsgraad. Het Fonds heeft daarmee per 31 december 2014 een reservetekort. De herstelsystematiek verandert met ingang van 1 januari 2015. In plaats van het korte- en langetermijnherstelplan komt er één herstelplan van maximaal 10 jaar. Jaarlijks wordt het lopende herstelplan geëvalueerd, het resterende tekort (ten opzichte van de vereiste dekkingsgraad) mag dan weer in maximaal 10 jaar worden weggewerkt. Hierdoor wordt de herstelperiode langer. Dit is voordelig voor gepensioneerden; tekorten kunnen over een langere periode worden gespreid.
21
Vooruitblik 2015 Met ingang van 2015 is er het nodige gewijzigd in de (fiscale) wet- en regelgeving ten aanzien van pensioenen. Dit heeft geleid tot aanpassingen in pensioenregelingen. De pensioenregeling zoals deze geldt voor de medewerkers van Thales Nederland B.V. is derhalve ook aangepast. Het bestuur zal de deelnemers hierover informeren per brief en met informatie sessies. Daarnaast is er per 2015 een nieuw Financieel toetsingskader (FTK) ingevoerd voor pensioenfondsen. Ook dit nieuwe FTK zal consequenties hebben voor de pensioenen en pensioenregelingen. Het Fonds zal een nieuw herstelplan, dat past binnen het nieuwe FTK, opstellen en voor 1 juli 2015 indienen bij DNB. Tevens zal het Fonds de ABTN herzien en een haalbaarheidstoets opstellen waarin berekeningen worden gemaakt ten aanzien van de te bereiken pensioenresultaten. Het bestuur volgt de landelijke ontwikkelingen in wet- en regelgeving en de implicaties hiervan nauwkeurig.
Hengelo, 28 mei 2015 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur
Dhr. D.J.H. de Bruijn Voorzitter
Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter
Dhr. P.M. Dekker Secretaris
Dhr. G.J. Mulders Penningmeester
Dhr. E.R. Stolp Lid
Dhr. J.G.E. Visser Lid
22
Jaarrekening Balans per 31 december 2014 (na verwerking voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2014
2013
Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds
4b 4c 4d 4e 4f
Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen
89.540 394.580 611.818 100.420 91.790
60.216 343.244 466.138 77.066 93.827 1.288.148
1.040.491
5
6.858
178
6
1.249
8.906
1.296.255
1.049.575
Totaal Activa Passiva Stichtingskapitaal en reserves
7
115.066
42.197
Technische voorziening voor pensioenverplichtingen
8
1.091.304
916.798
Overige schulden en overlopende passiva
9
89.885
90.580
1.296.255
1.049.575
110,5%
104,6%
Totaal Passiva
Dekkingsgraad (in %)
23
Staat van baten en lasten over 2014
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2014
2013 EUR
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
10
31.806 20.333 229.376 -2.268
32.357
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
11
247.441
20.691
Overige baten
12
1
1
279.248
53.049
Totaal baten
21.693 838 -1.840
Lasten Pensioenuitkeringen
13
29.117
27.545
Pensioenuitvoeringskosten
14
1.257
1.250
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds: Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijzigingen marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
15 16 17 18 19 20 21 22
25.965 0 3.487
29.020 0 3.325
-29.690
-28.165
175.789 -1.290 -3.269 3.514
-28.133 -58 0 1.253 174.506
-22.758
Saldo overdrachten van rechten
23
1.142
111
Overige lasten
24
358
0
206.380
6.148
Saldo van baten en lasten
72.868
46.901
Bestemming van het saldo van baten en lasten Mutatie op algemene reserve
72.868
46.901
Totaal lasten
.
24
Kasstroomoverzicht over 2014
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2014 EUR
2013 EUR
25.046 3.915 -4.242 -29.126 -1.094 -353
31.579 309 -482 -27.555 -1.463 82
-5.854
2.470
24.326 -2.221 1.580.858 -1.610.990 552
20.316 -1.802 1.318.322 -1.305.217 -30.273
6.313
-4.182
-641
-729
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-1.803
-3.564
Netto-kasstroom
-7.657
-1.094
8.906
10.000
-7.657
-1.094
1.249
8.906
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waarde-overdrachten Betaalde waarde-overdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige ontvangsten en uitgaven Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Betaalde kosten van vermogensbeheer Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Overige mutaties collateral Overige mutaties beleggingen Koers- en omrekeningsverschillen op geldmiddelen
Saldo liquide middelen begin boekjaar Mutatie liquide middelen Saldo liquide middelen ultimo jaar
25
Toelichting behorende tot de jaarrekening 1
Inleiding
Het doel van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (hierna “het Fonds”) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het Fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. 2
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 28 mei 2015 de jaarrekening opgemaakt. Waar nodig zijn cijfers aangepast om de vergelijkbaarheid te verbeteren.
3
Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
(a)
Algemeen
Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. (b)
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden. Indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijzigingen Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het Fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het Fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. In 2014 zijn op basis van bovenstaande analyses, de actuariële grondslagen ten opzichte van 2013, op de volgende onderdelen gewijzigd: De overgang van de Prognosetafel 2012-2062 naar de in 2014 door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel AG2014 met fondsspecifieke Towers Watson 2014 ervaringssterfte (een leeftijdsafhankelijke verlaging van de sterftekans van een deelnemer). Als gevolg van de introductie van de nieuwe sterftetafel is de voorziening pensioenverplichtingen met 2.773 euro gedaald;
De introductie van de nieuwe fondsspecifieke correctiefactoren. Deze correctiefactoren zijn vastgesteld op basis van een sterfteonderzoek door Towers Watson. Als gevolg van de wijziging van correctiefactoren op sterfte is de voorziening met 3.548 duizend euro gestegen, hetgeen een negatief resultaat geeft;
Wijziging van de opslag op latent nabestaandenpensioen voor nog niet gepensioneerde deelnemers ter dekking van latent wezenpensioen van 5% naar 0,75%, wat resulteerde in een verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen van 4.044 duizend euro.
De schattingswijziging leidt cumulatief tot een daling van de voorziening met 3.269 duizend Euro.
26
(c)
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel. Samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting heeft plaatsgevonden waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel. Samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting heeft plaatsgevonden waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. (d)
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. (e)
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen inclusief valutakoersverschillen worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. (f)
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koers per balansdatum staat per vreemde valuta in onderstaande tabel weergegeven:
USD GBP JPY CAD DKK HKD CHF
31 december 2014
31 december 2013
€ 0,826410 € 1,288580 € 0,006890 € 0,713500 € 0,134294 € 0,106567 € 0,831700
€ 0,725740 € 1,201920 € 0,006900 € 0,683040 € 0,134040 € 0,093600 € 0,815990
Tabel 15; Vreemde valutakoers ultimo jaar (g)
Beleggingen
(g.1)
Algemeen
Beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde in lijn met de Pensioenwet. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaalde soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
27
(g.2)
Vastgoedbeleggingen
Beursgenoteerd (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien de vastgoedbeleggingen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen, dan wordt de actuele waarde bepaald door de intrinsieke waarde, welke is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.3)
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De aandelen die worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de actuele waarde is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.4)
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende intrest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. (g.5)
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of. als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. (g.6)
Overige beleggingen
De overige beleggingen bestaan uit geldmarktfondsen waarin de collateral van de swap overlay portefeuille wordt belegd. De rente wordt dagelijks geaccumuleerd en in nieuwe participaties uitgekeerd. (h)
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. (i)
Technische voorzieningen voor pensioenverplichtingen
(i.1)
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voorzover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit door middel van reservering van de toekomstige opbouw. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Marktrente: De technische voorzieningen worden berekend tegen actuele waarde, mede door gebruik te maken van de rentetermijnstructuur, die DNB maandelijks publiceert.
28
Sterftekansen: Op 31 december 2014 is AG prognosetafel 2012-2062 vervangen door AG2014, op 31 december 2014 is de Ervaringssterfte Towers Watson 2012 vervangen door de Ervaringssterfte Towers Watson 2014. Niet-ingegaan wezenpensioen 0,75% van de voorziening van niet-ingegaan partnerpensioen voor nog niet gepensioneerde deelnemers; Verondersteld wordt dat alle deelnemers een partner hebben; Voor latente pensioenverplichtingen jegens partners van (gewezen) deelnemers wordt het leeftijdsverschil tussen man en vrouw op drie jaar gesteld; Kostenopslag ter grootte van 2,1% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Onder Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s met betrekking tot arbeidsongeschiktheiduitkeringen voorzover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Bij de bepaling van de Overige technische voorzieningen is gekeken naar de werknemers die op het moment van berekening van de voorziening ziek maar nog niet arbeidsongeschikt zijn. (i.2)
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). (j)
Algemene grondslagen resultaatbepaling
Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar waarop zij betrekking hebben. (k)
Beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde vermogensbeheerkosten. (l)
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
29
4
Beleggingen
(a)
Actuele waarde
In de volgende tabel wordt het mutatieoverzicht van beleggingen in 2013 en 2014 weergegeven:
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarde
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal beleggingen
59.251
295.723
446.649
97.449
105.889
1.004.961
Aankopen
750
81.504
850.794
276
371.892
1.305.216
Verkopen
-709
-80.732
-830.559
-6.809
-399.514
-1.318.323
924
46.749
-9.723
-36.311
-4
1.635
60.216
343.244
457.161
54.605
78.263
993.489
Stand per 31 december 2012 exclusief allocaties
Verkoopresultaten & waardewijzigingen Stand per 31 december 2013 exclusief allocaties Lopende interest
8.977
8.977
Beleggingsdebiteuren
949
949
Beleggingscrediteuren
-2
-2
14.617
14.617
Liquide middelen Herrubricering derivaten naar overige schulden
22.461
22.461
Stand per 31 december 2013 inclusief allocaties
60.216
343.244
466.138
77.066
93.824
1.040.491
Stand per 31 december 2013 exclusief allocaties
60.216
343.244
457.161
54.605
78.263
993.489
Aankopen
40.865
231.676
803.732
730
533.987
1.610.990
Verkopen
-25.424
-230.923
-697.863
-97.306
-529.342
-1.580.858
Verkoopresultaten & waardewijzigingen
13.883
50.583
43.964
121.552
197
230.179
Stand per 31 december 2014 exclusief allocaties
89.540
394.580
606.994
79.581
83.105
1.253.800
Lopende interest
4.824
4.824
Beleggingsdebiteuren
2.329
2.329
Beleggingscrediteuren
-2.216
-2.216
8.572
8.572
Liquide middelen Herrubricering derivaten naar overige schulden Stand per 31 december 2014 inclusief allocaties
20.839 89.540
394.580
611.818
100.420
20.839 91.790
1.288.148
Tabel 16; Totaal mutatieoverzicht beleggingen Het ongerealiseerd koersresultaat op de liquide middelen, ten behoeve van de beleggingen van 641 duizend euro, is verwerkt in de eindstanden van de liquide middelen en aldus opgenomen in de allocatie liquide middelen. Deze zijn in de beleggingsresultaten onder indirecte opbrengsten op overige beleggingen verantwoord.
30
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het Fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en – schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus: Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat : (In duizenden euro’s)
Markt Niveau 1 EUR
Ultimo 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Opgelopen interest
97.981 221.776 247 93.827 8.977 422.808
Ultimo 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Opgelopen interest
3.334 179.861 469.775 221 81.436 4.824 738.121 Tabel 17; Totaal beleggingen (inclusief negatieve derivaten)
Modellen
Niveau 2 EUR
Niveau 3 EUR
Totaal EUR
31.570 245.263 235.385 54.358
28.646
566.576
28.646
60.216 343.244 457.161 54.605 93.827 8.977 1.018.030
79.500 214.719 137.219 79.360 10.354
6.706
521.152
6.706
89.540 394.580 606.994 79.581 91.790 4.824 1.267.309
De vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden in tabel 17 opgenomen onder afgeleide marktnotering, hebben betrekking op beleggingsfondsen die rechtstreeks in beursgenoteerde waarden beleggen. De liquide middelen, die worden aangehouden in de beleggingsportefeuille zijn onder overige beleggingen opgenomen. De derivaten zijn inclusief de negatieve waarden. De verdeling naar regio van de vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden is weergegeven in onderstaande tabel: (In duizenden euro’s) EU Rest van Europa Noord-Amerika Pacific Zuidoost-Azie Andere Totaal beleggingen naar regio Tabel 18; Totaal beleggingen naar regio
31
Ultimo 2014
Ultimo 2013
58,7% 2,7% 20,1% 3,1% 5,4% 10,0% 100,0%
56,9% 7,7% 22,3% 0,0% 5,0% 8,1% 100,0%
(b)
Vastgoedbeleggingen
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 89.540 89.540
Indirect vastgoed (participaties in beleggingsfondsen) Totaal vastgoedbeleggingen Tabel 19; Vastgoedbeleggingen
Ultimo 2013 EUR 60.216 60.216
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 % 46,5% 2,1% 30,4% 19.9% 0,5% 0,6% 100,0%
EU Overig Europa Verenigde Staten Pacific Azië Overige Totaal vastgoedbeleggingen incl. liquide middelen Tabel 20; Beleggingen in vastgoed naar regio
Ultimo 2013 % 43,3% 15,7% 19,6% 5,7% 15,7% 100,0%
Pensioenfonds Thales belegt in 5 verschillende vastgoedfondsen (o.a. fondsen voor gemene rekening ). 3 fondsen beleggen in wereldwijd en 2 fondsen in Europees vastgoed. (c)
Aandelen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 333.729 60.851 394.580
Indirecte aandelenbeleggingen mature markets Indirecte aandelenbeleggingen emerging markets Totaal Aandelen gesplitst naar markten Tabel 21; Aandelen gesplitst naar markten
Ultimo 2013 EUR 288.842 54.402 343.244
De segmentatie van aandelen naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 % 25,7% 4,2% 41,7% 3,6% 13,1% 11,7% 100,0%
EU Overige Europa Noord Amerika Pacific Azië Overige Totaal beleggingen in aandelen Tabel 22; Segmentatie beleggingen in aandelen naar regio (d)
Ultimo 2013 % 30,2% 7,1% 43,2% 9,7% 9,8% 100,0%
Vastrentende waarden
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 445.163 161.831 4.824 611.818
Obligaties (direct) Obligatie beleggingsfondsen (indirecte) Lopende interest Totaal beleggingen vastrentende waarden Tabel 23; Beleggingen in vastrentende waarden
32
Ultimo 2013 EUR 210.508 246.653 8.977 466.138
De segmentatie van de vastrentende waarde naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2014
Ultimo 2013
81,9% 1,9% 4,6% 0,3% 1,1% 10,2%
75,5% 7,2% 9,2%
EU Overige Europa Verenigde Staten Pacific Azië Overige
1,9% 6,2%
Totaal beleggingen in vastrentende waarden 100,0% 100,0% Tabel 24; Segmentatie beleggingen in vastrentende waarden naar regio (exclusief liquide middelen en opgelopen interest inclusief cashfunds)Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2014
% AAA 35,3% AA 16,1% A 10,1% BBB 30,2% BB 4,2% B 0,0% Lager dan B 2,8% Geen rating 1,3% Totaal beleggingen naar kredietwaardigheid 100,0% Tabel 25; Totaal beleggingen in vastrentende waarden exclusief cashfunds naar kredietwaardigheid debiteuren
33
Ultimo 2013 % 35,6% 17,8% 12,2% 23,7% 0,5% 7,5% 0,0% 2,7% 100,0%
(e)
Derivaten
In de derivaten zijn alleen de contracten opgenomen, die een positieve actuele waarde hebben. De negatieve actuele waarde van de contracten op aandelen derivaten en vastrentende derivaten per 31 december 2014 was 20.839 duizend euro (2013: 22.461 duizend euro). De derivaten met een negatieve waarde zijn opgenomen onder overige schulden (zie paragraaf 9 Overige schulden en overlopende passiva). In de volgende tabel worden zowel de positieve als de negatieve actuele waarden van de derivaten weergegeven. (in duizenden euro’s)
Valutaderivaten Aandelenderivaten Interest Rate Swaps Forward bonds Bond Futures Credit Default swaps Rentederivaten Totaal derivaten Tabel 26; Derivaten (f)
EUR positief 1.101 163
Ultimo 2014 EUR negatief -6.101 -264
EUR Saldo -5.000 -101
EUR positief 1.397 69
Ultimo 2013 EUR negatief -581 -8
EUR Saldo 816 61
79.111 19.025 772 248 99.156 100.420
-8.671 -5.336 -450 -17 -14.474 -20.839
70.440 13.688 323 231 84.682 79.581
72.145 3.163 292 0 75.600 77.066
-21.391 0 -106 -375 -21.872 -22.461
50.754 3.163 186 -375 53.728 54.605
Overige beleggingen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2014
Cashfunds Beleggingscrediteuren Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Totaal overige beleggingen Tabel 27; Overige beleggingen
83.105 -2.216 2.329 8.572 91.790
Ultimo 2013 EUR 78.263 -2 949 14.617 93.827
Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in geldmarktfondsen (ILF Cashfunds). 5
Vorderingen en overlopende activa
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 2.103 4.710 6.813 3 39 3 6.858
Vordering op sponsor(s) Premies affinanciering (VXOP) Totaal vordering op sponsor Nog te verwerken inkoopsommen Nog te verwerken uitgaande waarde-overdrachten Overige vorderingen Totaal vorderingen en overlopende activa Tabel 28; Vorderingen en overlopende activa
Ultimo 2013 EUR 24 24 9 144 1 178
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering op de sponsor betreft de premie van december en de nog te factureren premies affinanciering zijn in januari 2015 voldaan. De nog te verwerken inkoopsommen en uitgaande waarde-overdrachten zijn gerelateerd aan uitbetaalde uitgaande waardeoverdrachten, die in 2014 nog niet zijn verwerkt in de pensioenadministratie. 6
Liquide middelen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 10 1.238 1.249
Spaarrekening ABN-AMRO Banksaldo Totaal liquide middelen Tabel 29; Overige activa
Ultimo 2013 EUR 4.914 3.992 8.906
Onder liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
34
7
Stichtingskapitaal en reserves
(in duizenden euro’s)
Stichtingskapitaal en Algemene reserve EUR -4.703 46.901 42.198 72.868 115.066
Stand ultimo 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2013 Stand ultimo 2013 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2014 Stand ultimo 2014 Tabel 30; Stichtingskapitaal en reserves Solvabiliteit (in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 45.606 181.484 115.066
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen (strategische mix) Aanwezig eigen vermogen Tabel 31; Solvabiliteit
Ultimo 2013 EUR 38.462 155.414 42.197
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Het vereist eigen vermogen is in bovenstaande tabel weergegeven op basis van de strategische beleggingsmix. Op basis van de werkelijke beleggingsmix is het vereist eigen vermogen 161.816 duizend euro (2013; 143.896 duizend euro). De aanwezige solvabiliteit is lager dan het vereist eigen vermogen. Het Fonds bevindt zich in een situatie van reserve-tekort. Een reservetekort dient binnen de wettelijke termijn te worden opgelost. Herstelplan De herstelsystematiek verandert met ingang van 1 januari 2015. In plaats van het korte- en langetermijnherstelplan komt er één herstelplan van maximaal 10 jaar. In het eerste jaar geldt een termijn van 12 jaar. Jaarlijks wordt het lopende herstelplan geëvalueerd, het resterende tekort (ten opzichte van de vereiste dekkingsgraad) mag dan weer in maximaal 10 jaar worden weggewerkt. Hierdoor wordt de herstelperiode langer. Dit is voordelig voor gepensioneerden; tekorten kunnen over een langere periode worden gespreid. Anderzijds dienen pensioenfondsen hogere buffers op te bouwen vanaf 2015. De eisen in het herziene FTK zijn aangepast door de wetgever. Hierdoor gaan er vanaf 2015 andere, strengere voorwaarden gelden voor de toekenning van indexatie. Ultimo 2014 is het eigen vermogen van het Fonds lager dan het vereist eigen vermogen, maar hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen. Derhalve is er sprake van een reservetekort. Omdat er sprake is van een reservetekort, dient vóór 1 juli 2015 een herstelplan ingediend te worden bij DNB. In het herstelplan zal worden aangetoond, dat er sprake is van herstelkracht van het Fonds naar de grens van het vereist eigen vermogen
35
8
Technische voorzieningen voor pensioenverplichtingen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 1.090.037 1.267 1.091.304
Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen Totaal technische voorzieningen Tabel 32; Technische voorzieningen
Ultimo 2013 EUR 915.851 947 916.798
Het mutatieoverzicht voor de technisch voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: (in duizenden euro’s) Stand primo jaar Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Saldo van inkomende en uitgaande waarde-overdrachten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen Stand ultimo jaar Tabel 33; Mutatieoverzicht voorziening voor pensioenverplichtingen
2014 EUR 916.798 25.965 3.487 -29.690 175.789 -1.290 -3.269 3.514 1.091.304
2013 EUR 939.556 29.020 3.325 -28.165 -28.133 -58 1.253 916.798
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 1,81% (2013; 2,7%). De analyse van het boekjaar is gebaseerd op de forward curve ultimo 2014. De interesttoevoeging is voor de voorziening risico fonds gelijk aan 0,379% (2013; 0,351% ). Momenteel is de (overige technische) voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid, ter grootte van 1.267 duizend euro (ultimo 2013 947 duizend euro) in de Technische Voorziening opgenomen. Deze voorziening dient ter dekking van de lasten uit hoofde van de actieve deelnemers, die op balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt verklaard zullen worden. De technische voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op basis van een reservering voor huidig zieke deelnemers voor de premievrijgestelde opbouw (PVI) en bedraagt 684 duizend euro en op basis van een reservering voor huidig zieke deelnemers met een salaris boven het maximum WIA-dagloon (WIA-excedent) en bedraagt 583 duizend euro. Bij de bepaling van deze bedragen is gekeken naar de werknemers die op het moment van berekening van de voorziening ziek maar nog niet arbeidsongeschikt zijn. De technische voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën deelnemers als volgt samengesteld: (in duizenden euro’s) Actieven en arbeidsongeschikten Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Technische voorziening pensioenverplichtingen Tabel 34; Categorie deelnemers in technische voorziening pensioenverplichtingen
Ultimo 2014 EUR 464.544 484.693 119.622 22.445 1.091.304
Ultimo 2013 EUR 376.220 423.306 98.372 18.900 916.798
In de technische voorziening pensioenverplichting is een opslag van 2,1% (2013; 2,1%) voor toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling opgenomen. De benodigde technische voorziening zoals deze gepresenteerd is, gaat uit van voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
36
Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met tot 1 januari 2015 een pensioenleeftijd van 65 jaar. In 2013 wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,98% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor het jaar 2014 is de opbouw vastgesteld op 1,90%. De pensioengrondslag is gelijk aan het bruto jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het Fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Per 1 januari 2015 verschuift de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Toeslagverlening De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het Fonds. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het Fonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: Bij een dekkingsgraad van meer dan 135% kan tot het inhalen van niet verleende toeslagen uit het verleden of het herstellen van korting van pensioenaanspraken en rechten uit het verleden worden overgegaan. Bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag verleend. Bij een dekkingsgraad van meer dan 105% maar minder dan 125% wordt een toeslag van pro rata parte verleend. Bij een dekkingsgraad van 105% of minder wordt geen toeslag verleend. Het bestuur heeft in 2014 besloten bovenstaande staffel opnieuw te bezien zodra het nieuwe Financieel Toetsingskader met herziene buffereisen ingaat. Solvabiliteitsvrijval wordt beschouwd als premiekorting. Premiekorting uitsluitend verbandhoudend met die solvabiliteitsvrijval is mogelijk bij een dekkingsgraad van meer dan 135% nadat alle niet verleende toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn ingelopen. Verdere premiekorting is mogelijk als de dekkingsgraad zich boven de 150% bevindt. In dat geval kan het bestuur ook besluiten tot het toekennen van extra toeslagen. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. De toeslagverlening op basis van het toeslagbeleid bij het Fonds wordt hiermee geclassificeerd als categorie D1 (financiering uit overrendement). Bij de communicatie over de toekenning van toeslagen, zullen de voorgeschreven teksten uit de “toeslagenmatrix” worden gehanteerd (conform de beleidsregel van DNB van 26 februari 2007). Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het Fonds streeft er naar om: de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van algemene loonontwikkeling binnen de CAO-Metalektro; de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de relatieve stijging van het prijsindexcijfer. Het Fonds streeft naar een toeslagverlening die gemiddeld minimaal gelijkwaardig is aan de toeslagverlening van Bedrijfstakpensioenfonds PME. De pensioenrechten en pensioenaanspraken van de actieve deelnemers in de middelloonregeling zijn dit jaar verhoogd met 0,0% (2013; 0,0%). Voor degenen die geen deelnemer meer zijn. is het opgebouwde pensioen in de middelloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2013; 0,0%). Voor degenen die geen deelnemer meer zijn. is het opgebouwde pensioen in de eindloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2013; 0,0%).
37
Inhaalindexaties Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaalindexaties worden toegekend. Inhaalindexaties zijn indexaties die worden toegezegd, voorzover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaalindexaties te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Het bestuur van het Fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende indexatie. Voor de premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
Jaar van indexatie 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
Indexatie ambitie % 2,96% 0,00% 1,38% 2,42% 2,10% 1,68% 0,59%
Toegekende indexatie % 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Verschil 2,96% 0,00% 1,38% 2,42% 2,10% 1,68% 0,59%
Tabel 35; Indexatie %’s premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden Voor de actieve deelnemers is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
Jaar van indexatie 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
Indexatie ambitie % 3,01% 1,76% 1,66% 2,16% 2,11% 2,35% 1,86%
Toegekende indexatie % 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Verschil 3,01% 1,76% 1,66% 2,16% 2,11% 2,35% 1,86%
Tabel 36; Indexatie %’s actieve deelnemers Op basis van de financiële positie van het Fonds per 31 december 2012 en de evaluatie van het herstelplan per die datum heeft het bestuur van het Fonds besloten om per 1 april 2013 alle pensioenaanspraken en pensioenrechten met 3,5% te verlagen. Deze korting is evenredig over alle groepen verdeeld. Deze verlaging van de pensioenrechten was reeds in de dekkingsgraad per 31 december 2012 verwerkt. 9
Overige schulden en overlopende passiva
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR 20.839 791
Derivaten Nog te verwerken waarde-overdrachten Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Collateral Inkoopsommen PME Nog te betalen pensioenen Totaal overige schulden en overlopende passiva Tabel 37; Overige schulden en overlopende passiva
715 1.212 65.966 4 358 89.885
Ultimo 2013 EUR 22.461 81 7 710 1.113 65.979 221 8 90.580
De schuld aan PME betreft een eindafrekening van in het verleden betaalde uitkeringen door PME, die voor rekening van het Fonds dienen te komen Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in (ILF) cashfunds.
38
Beleid en risicobeheer Beleggingsbeleid Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen beleggingsbeleid, premiebeleid en indexatiebeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen, van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggings-richtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings) risico’s. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief vermogensbeheer. In sommige markten wordt passief vermogensbeheer toegepast. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Premiebeleid De financiering van de krachtens het pensioenreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de werkgever. De totale bijdrage is bepaald door het bestuur en is – gehoord de actuaris van het Fonds – getoetst op adequaatheid. De doorsneepremie is nimmer lager dan de gedempte kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. De actuariële benodigde (nominale) premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: Coming service koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen (inclusief ploegentoeslag) ten behoeve van de deelnemers. Risicokoopsommen voor het (tijdelijk) nabestaandenpensioen. Een – aan het risicoprofiel van het Fonds gerelateerde – solvabiliteitsopslag op basis van de voorschriften omtrent het vereist eigen vermogen. Een opslag voor uitvoeringskosten. Er wordt rekening gehouden met een inschatting van de werkelijke pensioenuitvoeringskosten over het jaar. Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de kostendekkende premie (in enig jaar) is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan.
39
Indexatiebeleid Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen eenduidige markt voor financiële instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt in dit verslag geen benaderingswijze opgenomen. Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en in de notitie Risicoanalyse en risicomanagement die een bijlage is van de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: Actuariële risico’s Beleggingsrisico’s Renterisico Actuariële risico’s Solvabiliteitsrisico Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico. Ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De belangrijkste ratio, die de solvabiliteit van een pensioenfonds weergeeft betreft de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in 2014 gestegen van104,6% naar 110,5%. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(in duizenden euro’s) Technische voorzieningen Overige technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) (b) S 10 Opslag actief beheer (c) Totaal S (vereiste buffers) inclusief opslag actief beheer Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b+c) Aanwezig vermogen (totaal activa – schulden = pensioenvermogen) Surplus / tekort Tabel 38; Surplus/tekort op FTK-grondslagen
Ultimo 2014 – Strategisch mix – Evenwichtssituatie EUR 1.090.037 1.267 1.091.304
Ultimo 2013 – Strategisch mix – Evenwichtssituatie EUR 915.851 947 916.798
22.337 141.156 80.875
27.181 118.609 64.324
16.114 31.522 -114.885 177.119
11.338 27.026 -96.731 151.747
4.365
3.667
181.484
155.414
1.273.788 1.206.370 -66.418
1.072.212 958.995 -113.217
Het Fonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden. Er wordt uitgegaan dat 50% van de exposure in de belangrijkste vreemde valuta (USD, GPB en JPY) wordt afgedekt.
40
Het Fonds heeft daarnaast in haar beleggingsbeleid ervoor gekozen om het renterisico voor een groot deel af te dekken. Door middel van een Swap overlay portefeuille die specifiek is afgestemd op de verplichtingen van het Fonds is het renterisico voor 70% afgedekt met een bandbreedte van + of – 3%. Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van: Langleven. Overlijden en Arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het Fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Door toepassing van AG Prognosetafel 2014 met fondsspecifieke Towers Watson 2014 ervaringssterfte, is thans zo goed mogelijk aangesloten bij de verwachte sterftetrend in de toekomst. (in duizenden euro’s)
Ultimo 2014 EUR
Ultimo 2013 EUR
Langleven risico Verwachte vrijval Werkelijke vrijval
-5.319 5.455
-5.200 5.264
Kortlevenrisico Verwachte vrijval Beschikbare actuariële risicopremie (risicokoopsom) Werkelijke vrijval Benodigd bij overlijden
2.489 410 1.255 -4.798
2.487 462 970 -4.258
-508
-275
Resultaat op sterfte
Tabel 39; Sterfte behorende bij de technische voorziening voor risico van het Fonds Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Er wordt een voorziening voor zieke deelnemers opgevoerd ter dekking van toekomstige schades in verband met arbeidsongeschiktheid. Deze voorziening wordt gevoed door de beschikbare opslag voor arbeidsongeschiktheidsrisico's in de premie. Jaarlijks valt een deel van de voorziening voor zieke deelnemers vrij ter dekking van de ontstane schades. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid bedraagt -427 duizend euro (2013; 481 duizend euro). Indexatierisico Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is.
41
Beleggingsrisico’s Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het beleggingrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door BlackRock en ING Investment Management in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die worden veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) zoals opties en futures. Valutarisico Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2014 41,1 % (2013; 41,5%) van de beleggingsportefeuille en is voor de belangrijkste valuta USD, JPY en GPB voor 37,6% (2013; 37,1%) afgedekt door de euro. Einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 5 miljoen euro (2013; 816 duizend euro). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: (In duizenden euro’s)
Ultimo 2014
EUR 66.466 Vastgoedbeleggingen 315.161 Aandelen 108.928 Vastrentende waarden 224 Derivaten 2.974 Cashfunds Totaal beleggingen in vreemde valuta 493.753 Tabel 40; Beleggingen in vreemde valuta voor afdekking door valutaderivaten
% 13,5% 63,8% 22,1% 0,0% 0,6% 100,0%
Ultimo 2013 EUR 39.282 271.915 74.523 -370 3.052 388.402
% 10,1% 70,0% 19,2% -0,1% 0,8% 100,0%
Ultimo 2014 netto positie (na)
Ultimo 2013 netto positie (na)
888.594 24.336 15.530 106.392 2.669 550 14.612 5.462 138.319 1.196.464
696.720 2.804 8.767 24.817 5.785 148 14.860 7.949 180.278 942.128
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2014 (voor) EUR
Valuta derivaten EUR
EUR 707.710 GBP 86.572 JPY 15.530 USD 214.278 CAD 13.786 DKK 5.195 HKD 14.612 CHF 5.462 Overige 138.319 Totaal valutapositie 1.201.464 Tabel 41; Valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten
180.884 -62.236 -107.886 -11.117 -4.645
-5.000
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Het renterisico is voor 70% van de verplichtingen afgedekt met een bandbreedte van + en – 3%. Er is een matching van activa en passiva over de verschillende looptijden zodat rekening wordt gehouden met de absolute hoogte en vorm van de yieldcurve voor verplichtingen. De benodigde duratie wordt verkregen uit de vastrentende portefeuilles in combinatie met een Swap overlay portefeuille. Het Fonds hedged het renterisico tegen marktcurve.
42
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddeld resterende looptijd in jaren. (In duizenden euro’s)
Ultimo 2014
Ultimo 2013
6,6 jaar
5,2 jaar
12,4 jaar 17,0 jaar 18,0 jaar
18,1 jaar 15,4 jaar 15,8 jaar
Duratie vastrentende waarden (voor derivaten) Duratie vastrentende waarden (na derivaten) Duratie (nominale) pensioenverplichtingen Duratie (nominale) pensioenverplichtingen (obv swapcurve) Tabel 42; Duratie
In de balanswaarde van de vastrentende waarden in bovenstaande tabel zijn de cashfunds opgenomen. Er is geen rekening gehouden in deze balanswaarde met de opgelopen rente en de aan de vastrentende waarden gealloceerde liquide middelen. De samenstelling van de vastrentende waarden naar contractuele looptijd is als volgt: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2014
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd < > 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar Totaal vastrentende waarden Tabel 43; Vastrentende waarden (inclusief cashfunds) naar looptijd
Ultimo 2013 % 2,4% 28,3% 69,3% 100.0%
% 15,4% 36,2% 48,4% 100,0%
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over the Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het Fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd. wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het Fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.
43
De volgende posten vormen een concentratierisico: (in duizenden euro’s) Tegenpartij Duitsland staatsobligaties Frankrijk staatsobligaties Italië staatsobligaties Nederland staatsobligaties Spanje staatsobligaties Oostenrijk staatsobligaties Tabel 44; Concentratierisico
Bedrag EUR 67.580 33.171 38.781 57.003 25.988 19.988
% van balanstotaal
6% 3% 3% 5% 2% 2%
In het algemeen geldt dat het concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuilles in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan voor deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoort. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert. waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het Fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop door een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Swaps: Door middel van swaps wordt het renterisico van de totale obligatieportefeuille afgestemd op de duratie van de verplichtingen waardoor een groter deel van het renterisico wordt afgedekt. Deze opzet heeft twee voordelen. In de eerste plaats kan door actief beheer extra rendement worden behaald hetgeen het totale rendement van het Fonds ten goede kan komen. In de tweede plaats biedt de nieuwe swapportefeuille meer flexibiliteit om beleggingen en pensioenverplichtingen op elkaar af te stemmen en kunnen eventuele aanpassingen eenvoudiger en kostenefficiënter worden doorgevoerd. Het Fonds is in belangrijke mate afgedekt tegen het zogenoemde renterisico. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2014: (in duizenden euro’s)
Contractomvang
Volume
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
347.396
1.101
-6.101
28
163
-264
Interest Rate Swaps
709.511
79.111
-8.671
Forward Bonds
14.500
19.025
-5.336
Bond Futures
49.211
772
-450
Credit Default Swaps Rentederivaten
3.643 1.096.865
248 99.156
-17 - 14.474
Totaal Tabel 45; Derivatenposities ultimo 2014
1.444.289
100.420
-20.839
Valutacontracten Aandelenderivaten
44
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2013: (in duizenden euro’s)
Contractomvang
Volume
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
155.971
1.397
-581
11
69
-8
Interest Rate Swaps
567.222
72.145
-21.391
Forward Bonds
14.500
3.163
0
Bond Futures
97.249
292
-106
Credit Default Swaps
7.403 686.374 842.356
0 75.600 77.066
-375 -21.872 -22.461
Valutacontracten Aandelenderivaten
Rentederivaten Totaal Tabel 46; Derivatenposities ultimo 2013 Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: Ultimo 2014 zijn er voldoende obligaties en cashfunds, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Daarnaast is er een cash flow planning gemaakt met een horizon van 1 jaar, die maandelijks wordt aangepast op recente ontwikkelingen. Uitbestedingsrisico Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt: Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indicatoren over het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie. Jaarlijks zal de accountant van het Fonds de administratieve organisatie en de interne controle procedures analyseren in het kader van de jaarrekeningcontrole. Indien daartoe aanleiding is. zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van algemene strekking aan de manager Pensioenfonds. Aon Hewitt verstrekt een “Report on Controls at a Service Organization Relevant to User Entities’ Internal Control Over Financial Reports (SOC 1)” voor de periode 1oktober 2013 tot en met 30 september 2014. Dit rapport is gelijkwaardig aan een ISAE 3402 rapportage type 2 rapport. Over het laatste kwartaal van 2014 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent. Periodiek heeft het bestuur overleg gevoerd met de vermogensbeheerders. In dit overleg is uitvoerig stilgestaan bij de resultaten van de vermogensbeheerders. Daarnaast heeft het bestuur kennisgenomen van interne beheersingsrapportages (ISAE 3402) van de vermogensbeheerders en heeft het bestuur deze geanalyseerd. De rapportages bevatten geen Type I opmerkingen, dat wil zeggen dat de interne processen en procedures goed nageleefd worden.
45
Toelichting Staat van baten en lasten over 2014 10
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
(in duizenden euro’s)
2014 EUR
2013 EUR
Periodieke premies: Werkgeversgedeelte Werkgeverspremies vrijwillige voortzetting Werknemersgedeelte Werknemerspremie vrijwillige voortzetting Premie ineens (FVP-premies en inkoopsommen)
16.351 161 10.428 44 58
16.214 0 10.205 0 0
Totaal premiebijdragen exclusief VXOP
27.042
26.419
4.764
5.938
31.806
32.357
VXOP premie Totaal premiebijdragen Tabel 47; Premiebijdragen
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 32,5% (waarvan 2,5 % eenmalig) van de pensioengrondslag som. In 2013 was de totale bijdrage 33,1% van de pensioengrondslagsom (waarvan 3,1 % eenmalig). De kostendekkende premie, de premie volgens dekkingsgraadeis, de gedempte en de feitelijke premie (exclusief inkoop VXOP) volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (in duizenden euro’s)
2014 EUR 27.042 25.618 25.328
Feitelijke premie Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie
2013 EUR 26.419 28.236 24.303
Tabel 48; Premies volgens Pensioenwet De feitelijke premie voldoet in 2014 aan de eis dat deze bijdraagt aan herstel net als in 2013. De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties in deze kostendekkende premie van jaar op jaar. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijk te ontvangen premie. Het Fonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van 2,99% (2013; 3,29%). Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van de gemiddelde nominale rente per 30 september van de afgelopen vijf jaar. De feitelijke premie is afgeleid van de salarissom. De gedempte premie is lager de kostendekkende premie zonder demping van de disconteringsvoet. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur op 31 december 2013 lager is dan de gehanteerde gedempte disconteringsvoet van 2,99%. De inkoop van VXOP pensioenrechten voor deelnemers uit geboortejaar 1954 (2013: 1953) is gebaseerd op de UFR ultimo jaar, wat overeenkomt met de grondslagen voor de kostendekkende premie 2014 op basis van rentetermijnstructuur. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor risico fonds (inclusief opslag voor toekomstige kosten) Opslag voor benodigde solvabiliteit Opslag voor directe kosten Kostendekkende premie Tabel 49; Opbouw kostendekkende premie
2014 EUR 21.353
2013 EUR 23.724
3.620 645 25.618
3.843 669 28.236
2014 EUR 21.105
2013 EUR 20.339
3.578 645 25.328
3.295 669 24.303
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt: (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor risico fonds (inclusief opslag voor toekomstige kosten) Opslag voor benodigde solvabiliteit Opslag voor directe kosten Gedempte premie Tabel 50; Opbouw gedempte premie
46
11
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
(In duizenden euro’s)
2014
2013
Directe beleggings opbrengsten Vastgoedbeleggingen
86
884
Vastrentende waarden
11.084
9.095
Derivaten
1.897
7.585
Rente en valutaresultaten
1.145
20
20.333
21.693
Vastgoedbeleggingen
13.882
923
Aandelen
50.584
46.749
Totaal directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggings opbrengsten
Vastrentende waarden Derivaten
43.964
-9.794
121.551
-36.312
-605
-728
229.376
838
Rente en valutaresultaten Totaal indirecte beleggingsopbrengsten Vermogens- beheerkosten Kosten vermogensbeheer Blackrock Performance fee Blackrock
-1.198
-940
-300
-266
Portefeuillebeheerkosten Blackrock
-1.498
-1.206
Kosten Custodian
-632
-466
Kosten Fonds en pensioenbureau
-187
-239
Adviseurs vermogensbeheer
-47
-38
BTW Teruggave voorgaande jaren
96
109
Totaal overige vermogensbeheerkosten Totaal vermogensbeheerkosten
Totaal beleggingsresultaat Tabel 51; Beleggingsresultaten 2014 risico pensioenfonds 12
770
634
-2.268
-1.840
247.441
20.691
Overige baten
(in duizenden euro’s)
2014 EUR 1 1
Andere baten Totaal overige baten Tabel 52; Overige baten
47
2013 EUR 1 1
13
Pensioenuitkeringen
(in duizenden euro’s)
2014 EUR 26.482 293 2.268 69 5 29.117
Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkopen Totaal pensioenuitkeringen Tabel 53; Pensioenuitkeringen
2013 EUR 25.218 255 1.984 71 17 27.545
De uitkeringen zijn in 2014 ten opzichte van 2013 gestegen, als gevolg van het aantal pensioneringen in 2014. De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan €458,06 bruto per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de pensioenwet. 14
Pensioenuitvoeringskosten
(in duizenden euro’s)
2014 EUR 749 264 170 59 49 16 83 54 -187 1.257
Pensioenadmininistratiekosten Pensioenbureaukosten Adviseurs Actuaris Accountantskosten Visitatiecommissie Contributies en bijdragen Overige -/- Kosten toegerekend aan vermogensbeheer Totaal pensioenuitvoeringskosten Tabel 54; Pensioenuitvoeringskosten
2013 EUR 815 225 120 117 64 23 82 43 -239 1.250
De werkzaamheden op het Pensioenbureau worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De kosten die worden gemaakt voor het Fonds, worden doorbelast. Een deel van de Pensioenuitvoeringskosten is toegerekend aan kosten vermogensbeheer. De kosten gemaakt voor adviseurs en actuaris zijn gesplitst. De kosten voor actuaris betreft alleen de kosten voor certificering. De volgende honoraria van KPMG Accountants N.V. zijn ten laste gebracht van het Fonds, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a BW. (in duizenden euro’s) 2014 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 55; Honoraria accountant 2014
KPMG Accountants N.V. EUR 49
(in duizenden euro’s) 2013 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 56; Honoraria accountant 2013
Overig KPMG netwerk EUR
Totaal KPMG EUR 49
20
20
49
20
69
KPMG Accountants N.V. EUR 64
Overig KPMG netwerk EUR
Totaal KPMG EUR 64
5
5
5
69
64
In overeenstemming met artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het Fonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.
48
15
Pensioenopbouw voorziening pensioenverplichtingen
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en de risicopremies Actuarieel benodigd bedrag voor inkoop onvoorwaardelijke aanspraken VPL Totaal pensioenopbouw Tabel 57; Pensioenopbouw 16
2014 EUR -21.353 -4.612 -25.965
2013 EUR -23.724 -5.296 -29.020
Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen
Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, indien de financiële middelen van het Fonds dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari en 1 april toegekend. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAO-Metaalelektro. De per 1 april 2013 en 1 januari 2014 toegepaste verhoging bedraagt 0%. Hierdoor bedraagt het resultaat over 2013 en 2014 in verband met toeslagverlening 0. In het resultaat Indexering en overige toeslagen is de per 1 april 2013 geëffectueerde verlaging van de pensioenaanspraken en pensioenrechten verwerkt. Deze verlaging bedroeg 3,5% voor alle deelnemers. 17
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2013; 0,351% %) overeenkomstig de rente termijn structuur. 18
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. (in duizenden euro’s) Uitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Totaal onttrekking voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Tabel 58; Pensioenuitkeringen in mutatie pensioenverplichtingen 19
2014 EUR 29.078 612 29.690
2013 EUR 27.584 581 28.165
Wijziging marktrente voorziening pensioenverplichtingen
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur ultimo 2014 kwam voor de verplichtingen van het Fonds overeen met een gemiddelde rente van afgerond 1,81% (2013; 2,7%). 20
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht rechten
(in duizenden euro’s) Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten voorziening pensioenverplichtingen Tabel 59; Saldo overdracht rechten in mutatie voorziening pensioenverplichtingen
2014 EUR -3.522 4.812 1.290
Deze wijziging betreft de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van waarde-overdrachten.
49
2013 EUR -283 341 58
21
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van wijziging actuariële grondslagen
De wijzigingen voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van wijziging actuariele grondslagen bestaat uit het resultaat op schattingswijzigingen: Wijziging actuariële grondslagen en methoden 2014 Overgang naar nieuwe sterftetafel 2.773 Wijziging correctiefactoren op sterfte -3.548 Wijziging wezenopslag (van 5% naar 0,75%) 4.044 Totaal saldo wijziging actuariële uitgangspunten 3.269 Tabel 60; Saldo wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van wijziging actuariële grondslagen 22
2013 0 0 0 0
Overige mutaties voorziening pensioenverplichting
(in duizenden euro’s) Resultaat op sterfte Resultaat op AO Totaal resultaat op kanssystemen
2014 EUR -508 -427 -935
2013 EUR -275 481 206
Resultaat op mutaties
-314
99
Omzetting opgebouwde aanspraken van leeftijd 65 naar leeftijd 67 (met een uniforme factor) Impact wijziging nieuwe regeling in verband met de bereikbare pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers Toevoeging ongehuwdengarantie Overige mutaties Totaal saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Tabel 61; Saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-417
0
-245 -1.462 -141 -3.514
0 0 948 1.253
2014 EUR -3.205 4.347 1.142
2013 EUR -227 338 111
23
Saldo overdracht van rechten
(in duizenden euro’s) Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten Tabel 62; Saldo overdracht rechten
Waarde-overdrachten betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De koopsommen, die worden ontvangen, worden aangewend voor de inkoop van extra aanspraken. 24
Overige lasten
(in duizenden euro’s)
2014 EUR 358 358
Bijzondere lasten Totaal saldo overige lasten Tabel 63; Saldo overige lasten
2013 EUR 0 0
De bijzonder lasten betreffen voornamelijk de finale afrekening met PME van de samenloopbepaling TOP-SUM. PME heeft in de periode 2005 tot en met 2008 uitkeringen gedaan namens het Fonds, die nog niet waren vergoed door het Fonds.
50
25
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Contractuele verplichtingen Het Fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Aon Hewitt voor een periode van 2 jaar, vanaf 1 januari 2008. Deze uitbestedingsovereenkomst is vanaf 1 januari 2014 stilzwijgend verlengd met 2 jaar. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt 0,7 miljoen euro, de contractuele verplichting eind 2014 is derhalve 0,7 miljoen euro (2013; 1,4 miljoen euro). De verplichting uit hoofde van minimumpensioen bedraagt ultimo 2014 circa 4 miljoen euro. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat in het geval van eenzijdige opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door de werkgever de werkgever 0,5% VPV verschuldigd is ter gedeeltelijke financiering van toekomstige uitvoeringskosten. Binnen het ING IM mandaat is per balansdatum fysiek collateral gegeven ter waarde van 986.294 euro. Investeringsverplichtingen Er bestaan per balansdatum geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde commitments). 27
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen; het Fonds, de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders en de voormalige bestuurders, directieleden of andere beleidsbepalers en werknemers van het Fonds. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar toelichting 29. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het Fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen Fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: Tussen het Fonds en de werkgever is een ‘overeenkomst met betrekking tot de betaling van de bijdragen gesloten. In 2007 zijn de afspraken tussen het Fonds en de werkgever vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de Pensioenwet. In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd: Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties. De (totale) doorsneepremie dient door de werkgever betaald te worden en bedraagt 30,0% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers in 2014. De werkgever houdt de bijdrage van de werknemers in op het salaris. De deelnemersbijdrage is vastgelegd in het pensioenreglement van het Fonds en bedraagt thans 40% van de doorsneepremie. De doorsneepremie wordt in twaalf termijnen ter beschikking gesteld aan het Fonds. Bijstorten is niet opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan zes maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd. De doorsneepremie kan nimmer minder zijn dan de kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte kostendekkende premie – in enig jaar – is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan. Het Fonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het Fonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de overeenkomst. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast.
51
28
Aantal personeelsleden
Bij het Fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken worden doorbelast naar het Fonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten als Pensioenbureaukosten. 29
Bezoldiging bestuurders
De bestuurders van het Fonds zijn onbezoldigd.
30
Belastingen
De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting
Hengelo, 28 mei 2015 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur
Dhr. D.J.H. de Bruijn Voorzitter
Dhr. G.J. Mulders Penningmeester
Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter
Dhr. E.R. Stolp Lid
Dhr. P.M. Dekker Secretaris
Dhr. J.G.E. Visser Lid
52
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het Fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het resultaat van 72.868 duizend euro is ten gunste van de algemene reserve gebracht. Het voorstel is verwerkt in de balans per 31 december 2014. Gebeurtenissen na balansdatum Per 1 januari 2015 geldt een nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK). Dit leidt tot wijzigingen in de te gebruiken rentetermijnstructuur en de te berekenen vereiste dekkingsgraad. In de rentetermijnstructuur voor de technische voorzieningen vervalt in het nieuwe FTK de driemaandsmiddeling. Dit leidt tot een stijging van de technische voorzieningen per 1 januari 2015. Hierdoor daalt de aanwezige dekkingsgraad van 110,5% naar 106,1%. De gewijzigde methodiek voor de berekening van het vereist eigen vermogen leidt tot een stijging van de vereiste dekkingsgraad van 116,6% naar circa 121%. In het nFTK wordt er gestuurd op basis van de beleidsdekkingsgraad, dit is het gemiddelde van de dekkingsgraad over de afgelopen 12 maandeinden. Per 1 januari 2015 bedraagt deze circa 108%, welke is berekend als het gemiddelde van de dekkingsgraden van de afgelopen 12 maandeinden, zoals bepaald onder de regels van het oude FTK.
53
Hierna volgen ons samenvattend oordeel en onze samenvattende bevindingen en aanbevelingen. Het volledige rapport is beschikbaar bij het bestuur. Samenvattende bevindingen en aanbevelingen uit het visitatierapport Deze rapportage bevat de bevindingen van de Visitatiecommissie (hierna de VC) naar aanleiding van haar onderzoek naar het functioneren van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales over de periode 1-1-2013 tot 30-06-2014. De visitatie heeft plaatsgevonden op basis van de VITP-toezichtscode, ‘Het normenkader voor goed intern toezicht bij pensioenfondsen’. Het proces van de visitatie tot en met deze rapportage is soepel verlopen. De algemene bevinding van de VC is dat het pensioenfonds goed en degelijk wordt aangestuurd door een zeer gemotiveerd bestuur en Pensioenbureau. Het bestuur vindt haar taakuitoefening belangrijk en tracht deze dan ook adequaat uit te voeren. Dit wordt door de bevindingen van de VC in het rapport gestaafd. De onderlinge communicatielijnen zijn kort, men weet elkaar makkelijk te vinden, waardoor er, volgens zeggen van de betrokkenen, buiten de vergaderingen om, ook op informele wijze veel overleg en afstemming plaatsvindt. Dit onttrekt zich echter aan de waarneming van de VC. Het bestuur heeft een kritische houding ten opzichte van de bestaande en nog komende wet- en regelgeving. Het pensioenfonds heeft veel activiteiten uitbesteed en maakt actief gebruik van deze relaties in de ondersteuning en advisering van het Fonds. Een periodieke evaluatie van het functioneren van de externe adviseurs en uitbestedingsrelaties wordt op dit moment niet uitgevoerd. De VC beveelt aan om een dergelijk evaluatieproces op te zetten en regelmatig uit te voeren. Gezien het gekozen model: geen fiduciair beheerder, maar directe aansturing vanuit het Fonds, geeft de VC ter overweging om de vergaderfrequentie van de beleggingsadviescommissie (BAC) te verhogen, dan wel de informele contacten vast te leggen, om zo de intensiteit van het overleg te staven. De VC adviseert ook de in de ABTN opgenomen taakbeschrijving van de Beleggingsadviescommissie nog eens aan te scherpen om elke misinterpretatie te voorkomen over overlap tussen de ruimte die de BAC heeft om beleggingsbesluiten te nemen en de opdracht aan de vermogensbeheerders. In de feitelijke uitvoering is deze namelijk niet aanwezig. De VC beveelt aan art 5 en 7 van de Statuten nog eens te onderzoeken, mede in het kader van een evenwichtige belangenbehartiging ten opzichte van de niet-actieven. Naar aanleiding van het gesprek met het verantwoordingsorgaan doet de VC de volgende aanbevelingen: Het beleggingsjaarplan in een bijeenkomst met het VO bespreken. Bij de bespreking van het jaarverslag is het VO dan beter in staat om de uiteindelijke resultaten in hun oordeel mee te nemen; Het VO uit te breiden tot 3 maal 2 personen, gelet op het toegenomen takenpakket en de kwetsbaarheid van dit geringe aantal, maar ook als mogelijke kweekvijver voor toekomstige bestuursleden. Daarnaast kan hiermee het pensioenbewustzijn in alle geledingen verhoogd worden. De VC beveelt aan het geschiktheidsplan consequent elk jaar te herijken. Verder beveelt de VC aan zoveel mogelijk deelnemers en pensioengerechtigden te betrekken bij het Fonds. Zoals al elders is geconstateerd, voldoet het Fonds niet op alle punten aan de Code, die inmiddels wettelijk is. De VC beveelt aan de Code nog eens goed tegen het licht te houden en te bezien of aan alle eisen wordt voldaan. In de verslaglegging kan niet goed worden teruggevonden in welke mate de risicobeheersing in de besluitvorming een rol speelt. De VC beveelt daarom aan om bij ieder relevant besluit een risicoparagraaf op te nemen. De VC beveelt verder aan het communicatiebeleidsplan van 2012 aan te passen, met aansluiting op de nieuwe communicatiewetgeving, die naar verwachting per 1 januari 2015 in werking zal treden. Het Bestuur presenteert zich als een zeer betrokken en actieve groep mensen. Het bestuur weet waarmee het bezig is. Het is goed op de hoogte van de ontwikkelingen en financiële situatie van het Fonds. De verslagen van actuaris en accountant en geven geen aanleiding tot het stellen van vragen. De relatie met de toezichthouders is goed. Het bestuur heeft de volle aandacht voor de communicatie met de deelnemers en de gepensioneerden. De Visitatiecommissie concludeert dat het bestuur duidelijk “in control” is. Hengelo, 20 november 2014 P.H. Oyens (voorzitter) H.J.J. Debrauwer G.J. Heeres
54
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van het artikel 132 (vereist eigen vermogen). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland is naar mijn mening niet voldoende, wegens het reservetekort. Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd en door mij op plausibiliteit gecontroleerd, mijn oordeel over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis van het nieuw Financieel Toetsingskader niet zou zijn gewijzigd. Purmerend, 28 mei 2015 Drs. B.A. Wijers AG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
55
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2014 van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen. overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 28 mei 2015 KPMG Accountants N.V.
F.J.J. Glorie RA
56