Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Jaarverslag 2013
Inhoud Profiel ....................................................................................................................... 3 Kerncijfers................................................................................................................ 6 Verslag van het bestuur ........................................................................................ 7 Jaarrekening 23 Balans per 31 december 2013........................................................................... 23 Staat van baten en lasten over 2013 ................................................................ 24 Kasstroomoverzicht over 2013 .......................................................................... 25 Toelichting behorende tot de jaarrekening 26 Overige gegevens 56 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten ...................................................................................................................... 56 Gebeurtenissen na balansdatum ...................................................................... 56 Actuariële verklaring ............................................................................................ 57 Opdracht ................................................................................................................ 57 Werkzaamheden .................................................................................................. 57 Oordeel .................................................................................................................. 57 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant ................................... 58 Verklaring betreffende de jaarrekening ....................................................... 58 Verantwoordelijkheid van het bestuur ......................................................... 58 Verantwoordelijkheid van de accountant ................................................... 58 Oordeel ................................................................................................................. 58 Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen ................................................................................................................................. 58 Verslag verantwoordingsorgaan 60 Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan 61
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Profiel Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (hierna: “het Fonds”), statutair gevestigd te Hengelo (Overijssel) is opgericht op 29 juli 1949. De laatste statutenwijziging was op 21 mei 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41027030. Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisaties de Pensioenfederatie (de overkoepelende organisatie van ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen) en de OPF (Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen). Het Fonds is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de pensioenaanspraken die in het kader van de collectieve pensioenregeling van Thales Nederland B.V. zijn toegezegd. De collectieve pensioenregeling is bestemd voor medewerkers van Thales Nederland B.V. en gelieerde ondernemingen. Hiertoe wordt voor 4.651 actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, 959 miljoen euro pensioenvermogen belegd. Het pensioenvermogen bestaat uit de beleggingen van 1.034,4 miljoen euro, overige vorderingen van 6,3 miljoen euro, de liquide middelen van 8,9 miljoen euro verminderd met de kortlopende schulden van 90,6 miljoen euro. De pensioenverplichtingen van het Fonds zijn eind 2013 917 miljoen euro. Het Fonds heeft ten doel het uitkeren van pensioenen aan het personeel van Thales Nederland B.V. en aan de nagelaten betrekkingen van het personeel, conform de voorwaarden zoals nader aangegeven in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. Het streven hierbij is de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken waardevast en opgebouwde pensioenen welvaartsvast te houden, hoewel er geen recht is op indexatie. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre indexatie van pensioenrechten en -aanspraken kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het Fonds toereikend zijn voor indexatie, wordt deze toegekend. Voor deze voorwaardelijke indexatie wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het Fonds streeft naar transparante communicatie met gepensioneerden en (ex-) deelnemers. Organisatie Bestuur De samenstelling van het bestuur per 31 december 2013 is als volgt: Naam Dhr. D.J.H. de Bruijn Dhr. J.H.E. Soepenberg Dhr. G.J. Mulders Dhr. P.M. Dekker Dhr. E.R. Stolp Dhr. J.G.E. Visser Tabel 1; Bestuurssamenstelling
Functie Voorzitter Vice-voorzitter Penningmeester Secretaris Lid
Vertegenwoordiging Werkgever Werkgever Werkgever Deelnemers Deelnemers
Lid sinds 16 februari 2012 1 maart 2008 18 maart 1992 22 juni 2004 13 juni 2006
Einde zittingsduur juni 2018 juni 2016 juni 2014 juni 2016 juni 2014
Lid
Pensioengerechtigden
1 juli 2012
juni 2018
Het bestuur van het Fonds heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en een solide beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het bestuur onder andere het beleid ten aanzien van de uitbesteding en -communicatie moet bepalen, evenals het beleggingsbeleid. Ook is zij betrokken bij het vaststellen en eventueel wijzigen van het pensioenreglement. Daarnaast dient zij controle te houden op een correcte en stipte uitvoering van de pensioenuitkeringen. Ook dient zij de beleggingsstrategie af te stemmen op de korte en lange termijn pensioenverplichtingen van het Fonds. Het bestuur van het Fonds bestaat uit 6 leden; 3 vertegenwoordigers van de werkgevers, 2 vertegenwoordigers van de deelnemers en 1 vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De leden van werkgeverszijde worden benoemd door de directie van Thales Nederland B.V. Ten minste één lid is lid van de directie van Thales Nederland B.V. 2 leden van deelnemerszijde worden op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad benoemd. Een lid van deelnemerszijde wordt op voordracht van de pensioengerechtigden van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benoemd. De leden zijn afkomstig uit de (gewezen) deelnemers. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van 6 jaar. Volgens een door het bestuur op te stellen rooster treden om de twee jaar af een werkgeverslid als mede een werknemerslid. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar.
3
Pensioenbureau De beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering worden verzorgd door het Pensioenbureau. De medewerkers van het Pensioenbureau zijn in dienst bij Thales Nederland B.V. De besluitvorming omtrent het door de Stichting te voeren beleid inzake de dagelijkse uitvoering van haar werkzaamheden, wordt bepaald door tenminste twee bestuursleden tezamen. Projectgroepen en commissies BeleggingsAdvies Commissie G.J. Mulders, voorzitter P.M. Dekker S.G.B. Heemskerk F.J. Ballendux (extern adviseur) Communicatie Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter E.R. Stolp J.G.E. Visser Pension Fund Governance Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter J.G.E. Visser S.G.B. Heemskerk Pensioenbureau S.G.B. Heemskerk, manager D.A.B. Buijnsters L. Katalanc-Bulut M.A.A. Timmers-Bossink Adres: E-mailadres: Website:
Postbus 42 7550 GD Hengelo
[email protected] http://www.thales-nl-pensioenfonds.nl
Actuaris Certificerend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V. Adviserend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V. Accountant KPMG Accountants N.V.
4
Uitvoeringsorganen Pensioenregeling Aon Consulting c.v. handelend onder de naam Aon Hewitt Beukenlaan 143 5616 VD Eindhoven Telefoonnummer: 088-1006374 E-mailadres:
[email protected] Vermogensbeheer BlackRock (Netherlands) B.V. ING Investment Management B.V. Custodian / Performance meting Kas Bank N.V. Vergadering van deelnemers Ten minste éénmaal per jaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, zal door het bestuur een vergadering van deelnemers worden gehouden. Voor deze vergadering zijn alle deelnemers en pensioengerechtigden uitgenodigd. Vereniging van(vroeg-) gepensioneerden Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (V.V.S.P.T.N.) In de vereniging van (vroeg-) gepensioneerden zijn de pensioengerechtigden van het Fonds verenigd. De vereniging benoemt een bestuurslid van het Fonds. Tevens benoemt de vereniging de afvaardiging van pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan. Verantwoordingsorgaan A.T. Gomes-Bouwer; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werkgever A.A. Hamelink; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werknemers/(in)actieve deelnemers O. van der Zeeuw; lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden Visitatiecommissie Drs. J. Groenewoud H.J.P. Strang RA D. Wenting AAG RBA Compliance officer Mw. S. Hazebroek
5
Kerncijfers (bedragen zijn in duizenden euro’s)
2013
2012
2011
2010
2009
1.833 (55)
1.861 (58)
1.956 (60)
2.106 (65)
2.183 (66)
Pensioentrekkenden
1.487
1.430
1.336
1.245
1.161
Gewezen deelnemers
1.331
1.303
1.264
1.222
1.179
Totaal aantal deelnemers Reglementvariabelen
4.651
4.594
4.556
4.573
4.523
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Aantal deelnemers Actieve deelnemers (incl. Arbeidsongeschikten)
Indexatie actieven per (1 januari) Middelloon (in %) Indexatie inactieven per (1 januari) Middelloon (in %)
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Indexatie inactieven per (1 april) Eindloon (in %)
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Feitelijke premie 1)
€ 26.419
€ 22.320
€ 23.235
€ 21.385
€ 19.805
Premie volgens dekkingsgraadeis
€25.634
€ 23.441
nvt
nvt
nvt
Pensioenuitvoering
Zuivere kostendekkende premie
€ 28.475
€ 26.003
€24.491
€ 21.907
€ 23.174
Kostendekkende / gedempte premie (ABTN)
€ 24.542
€ 20.901
€21.745
€ 20.652
€ 19.594
€1.489
€1.312
€1.432
€ 1.333
€ 1.283
€ 27.545
€ 26.033
€24.255
€ 23.209
€ 22.330
€ 958.995 € 916.798 104,6% 115,7%
€ 934.852 € 939.556 99,5% 114,1%
€ 806.314 € 868.789 92,8% 113,1%
€ 735.787 € 735.956 100,0% 115,6%
€ 662.148 € 647.393 102,3% 113,4%
117,0%
116,2%
116,1%
116,6%
116,0%
Pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitkeringen Vermogenssituatie Pensioenvermogen Pensioenverplichtingen Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad o.b.v. werkelijke beleggingsmix Vereiste dekkingsgraad o.b.v. strategische beleggingsmix Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen
€ 60.216
€ 59.251
€ 37.232
€ 39.466
€ 34.816
Aandelen Vastrentende waarden
€ 343.244 € 460.029
€ 295.723 € 454.188
€ 232.721 € 392.656
€ 258.970 € 402.267
€ 218.639 € 384.502
Derivaten
€ 77.066
€113.614
€ 122.943
€ 43.011
€ 20.095
Overige beleggingen 2)
€ 93.824
€ 117.563
€ 144.957
€ 24.901
€ 18.109
Liquide middelen Totaal beleggingen Beleggingsopbrengsten
€ 8.906
€ 10.000
€ 2.172
€ 4.231
€263
€ 1.043.285
€ 1.050.339
€ 932.681
€ 772.846
€ 676.424
Directe beleggingsopbrengsten
€ 21.693
€ 19.179
€ 17.238
€ 18.481
€ 18.305
Indirecte beleggingsopbrengsten Vermogensbeheerkosten
€ 838 - € 1.601
€ 108.939 - € 1.204
€ 42.348 nvt
€ 57.691 nvt
€ 50.927 nvt
Totaal inclusief waardewijzigingen
€ 20.930
€ 126.914
€ 59.586
€ 76.172
€ 69.232
Totaal beleggingsrendement (in %) 3)
2,8%
15,6%
8,3%
11,6%
12,1%
Totaal beleggingsrendement (in %) (unhedged) Benchmark (in %) (unhedged)
6,5% 5,2%
12,4% 12,6%
-0,9% -0,5%
9,1% 8,2%
16,9% 13,9%
Tabel 2; Kerncijfers 1)
2) 3)
De feitelijke premie 2013 is exclusief de inkoopsom VXOP 1953 van 5.938 duizend euro, de feitelijke premie 2012 exclusief inkoopsommen VXOP 1952 (6.544 duizend euro.), en de feitelijke premie 2011 is exclusief inkoopsommen VXOP 1950 en 1951 (11.949 duizend euro). De beleggingen zijn exclusief de derivaten met een negatief saldo van 22.461 duizend euro (2012: 16.165 duizend euro) Totaal beleggingsrendement betreft het rendement inclusief het effect van valuta afdekking en swap overlay.
6
Verslag van het bestuur Hoofdlijnen In 2013 is wederom veel tijd en energie geïnvesteerd in de financiële positie van het Fonds en het volgen van het herstel. Het bestuur heeft een ALM studie (Asset Liability Management) uit laten voeren om zo te toetsen of de strategische beleggingsmix van het Fonds optimaal is. Optimaal betekent in dit kader een beleggingsmix met een optimaal risico-rendement profiel gegeven de verplichtingen van het Fonds. De verplichtingen van het Fonds zijn de uitkeringen die het Fonds nu en in de toekomst moet doen. Een ALM studie dient derhalve als startpunt dan wel als toetsinstrument voor het beleggingsbeleid. In de ALM studie zijn verschillende beleggingsmixen en verschillende niveaus van renteafdekking onderzocht. Tevens zijn verschillende economische scenario’s doorgerekend. De ALM studie heeft geen aanleiding gegeven om het strategische beleggingsbeleid aan te passen. Eind 2012 is besloten om binnen het mandaat bij ING Investment Management de vastrentende- en aandelenportefeuilles wat anders op te zetten. Binnen de vastrentende portefeuille is de exposure naar perifere eurolanden afgebouwd. Binnen de aandelenportefeuille is de exposure naar Europa verminderd en de exposure naar Emerging Markets vergroot. Tevens is een deel van het aandelenmandaat passief ingevuld en is er een grotere exposure naar dividend aandelen. Deze wijzigingen zijn begin 2013 geïmplementeerd. Gezien de financiële positie van het Fonds heeft het bestuur in december 2013 besloten om niet te indexeren in 2014. Het niet verhogen van de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenen raakt zowel pensioengerechtigden als actieve en gewezen deelnemers. In februari 2014 is de evaluatie van het herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) met de stand per 31 december 2013. Het feitelijk herstel loopt met een dekkingsgraad van 104,6% iets voor op het geraamde herstelpad uit de evaluatie van het herstelplan van eind 2012, dat uitging van een dekkingsgraad van 104,2% per eind december 2013. Het bestuur kan hierdoor vaststellen en besluiten dat een verdere verlaging (korting) op de uitkeringen en opgebouwde pensioenaanspraken niet noodzakelijk is. Het fonds is daarmee per eind 2013 uit korte termijn herstel. Een jaar eerder, in februari 2013, heeft het bestuur nog moeten besluiten tot een verlaging van 3,5% per 1 april 2013 op de uitkeringen en opgebouwde pensioenaanspraken omdat het feitelijk herstel teveel achter bleef bij het geraamde herstelpad uit het herstelplan. In de besluitvorming over de verlaging heeft het bestuur belangen evenwichtig afgewogen conform haar wettelijke taak. De evaluatie van het herstelplan en de hoogte van de verlaging van pensioenaanspraken is goedgekeurd door de toezichthouder DNB. Helaas heeft het bestuur moeten besluiten tot deze pijnlijke en ingrijpende maatregel. Deze verlaging is per 14 februari 2013 door middel van een brief bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden, nadat de vooraankondiging reeds begin 2012 is gedaan. Tevens wordt op de website van het Fonds de maandelijkse dekkingsgraad gepubliceerd en is in januari 2013 een korte update gegeven aan de deelnemers van de situatie. Daarnaast is een uitgebreide toelichting door het bestuur gegeven tijdens de deelnemersvergadering. Eind december 2013 bedroeg de dekkingsgraad 104,6%. Het rendement over 2013 bedraagt 2,8%, inclusief het effect van de swap-overlay en valuta afdekking (bijdrage respectievelijk -4,2% en +0,4%). De beleggingsopbrengsten van het Fonds over 2013 bedroegen ongeveer 22,6 miljoen euro. Exclusief swap-overlay en valuta afdekking bedraagt het rendement 6,5%. Door een stijging van de rentetermijnstructuur die het fonds moet gebruiken om de verplichtingen te waarderen is de waarde van de verplichtingen in het boekjaar 2013 afgenomen. De hiervoor genoemde ontwikkelingen, positieve beleggingsrendementen en afnemende waarde van de verplichtingen, zorgen er voor dat de dekkingsgraad zich in het boekjaar positief heeft ontwikkeld. Het pensioenvermogen van het Fonds is in het boekjaar toegenomen naar 959 miljoen euro. De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar afgenomen naar 917 miljoen euro. In navolging van aanpassingen binnen de bedrijfstak Metalektro en aanpassingen in fiscale wetgeving is het opbouwpercentage binnen de pensioenregeling verlaagd. In 2012 is het opbouwpercentage verlaagd naar 2,0 procent. In 2013 is het opbouwpercentage verlaagd naar 1,98 procent. Vanaf 2014 geldt een opbouwpercentage van 1,90%. Tegelijkertijd is de franchise in 2014 verlaagd zodat de grondslag waarover pensioen wordt opgebouwd vergroot wordt. Doordat de wetgever verdere veranderingen in het fiscale kader voor pensioenen heeft aangekondigd per 1 januari 2015 zal de regeling naar verwachting in 2015 wederom aangepast worden. Uit het bovenstaande moge duidelijk worden dat in 2013 de financiële positie van het Fonds bovenaan de agenda van het bestuur heeft gestaan. Eind 2013 kan geconstateerd worden dat het daadwerkelijke herstel van het Fonds voorloopt op het vooruit berekende herstelpad dat in het, door De Nederlandsche Bank goedgekeurde, herstelplan is opgenomen. Naast het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur na afloop van het derde kwartaal in 2008 besloten om de “automatische” rebalancing na afloop van ieder kwartaal “on hold” te zetten. Deze maatregel is genomen vanwege de op dat moment sterk neerwaartse trend op aandelenmarkten. Met deze maatregel is de schade ten aanzien van de financiële positie van het Fonds beperkt. In de jaren na 2008 is het nog aanwezige aandelenbelang door autonome stijging van koersen en enkele éénmalige aanpassingen in de allocatie weer naar de strategische omvang van rond de 36% gestegen. Daarnaast heeft het gedeeltelijk afdekken van het renterisico van de verplichtingen de neerwaartse ontwikkeling en fluctuatie van de dekkingsgraad beperkt. In april 2013 hebben alle deelnemers, ex-deelnemers en gepensioneerden een (uniform) Pensioenoverzicht ontvangen met daarop weergegeven de verlaging van het pensioen met 3,5% per 1 april 2013. Alle pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken dit vastgestelde uniforme format zodat de vergelijkbaarheid en optelbaarheid van jaarlijkse pensioenoverzichten gewaarborgd is. Alle bestuursleden en mensen werkzaam bij het pensioenbureau hebben over 2013 een verklaring afgegeven over het naleven van de gedragscode die door het Fonds is vastgesteld.
7
Tevens is de communicatiecommissie in het boekjaar diverse keren bij elkaar geweest om het communicatiebeleid en de ambities rond communicatie met (in)actieve deelnemers en pensioengerechtigden verder concreet vorm te geven. Met deze besluiten en acties is invulling gegeven aan diverse principes van Pension Fund Governance die verankerd zijn in de Pensioenwet (PW). Goed pensioenfondsbestuur In 2007 heeft de Pension Fund Governance (PFG) Commissie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geïnventariseerd hoe de principes voor goed pensioenfondsbestuur kunnen worden geïmplementeerd binnen het Fonds. Hiertoe is de commissie een aantal keren bijeengekomen. Een en ander heeft geresulteerd in de vaststelling van reglementen voor het verantwoordingsorgaan en voor de visitatiecommissie. Eind 2007 hebben de verschillende betrokken partijen bij het Fonds de mensen voor het verantwoordingsorgaan benoemd. Over de jaren 2007 tot en met 2012 heeft het verantwoordingsorgaan haar oordeel afgegeven. Deze oordelen zijn tezamen met de reactie van het bestuur op deze oordelen aan de respectievelijke jaarverslagen gehecht. Een visitatie dient minimaal één keer per drie jaar plaats te vinden. In het najaar van 2009 heeft het bestuur een onafhankelijke visitatiecommissie, bestaande uit 3 externe deskundigen, benoemd. Deze commissie is in het vierde kwartaal van 2009 begonnen met haar werkzaamheden ten behoeve van een volledige visitatie van het Fonds. De commissie heeft alle belangrijke documenten van het Fonds bestudeerd en een aantal interviews gehouden. Onder andere met het bestuur, met delegaties van het bestuur en met de manager van het Fonds. Aan de hand hiervan heeft de visitatiecommissie begin 2010 een rapport opgesteld met haar oordeel en een aantal aanbevelingen. Het onderzoek van de commissie heeft zich, in lijn met de wettelijke vereisten, gericht op: • Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Fonds. • Het beoordelen van de wijze waarop het Fonds wordt aangestuurd. • Het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn. • De visitatie heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden af. Daarmee is sprake van een volledige visitatie. In 2013 heeft de visitatiecommissie wederom een visitatie afgerond en daarbij geconstateerd dat de aanbevelingen van de voorgaande visitatie zijn uitgevoerd. Een aantal nieuwe aanbevelingen zijn gedaan op basis van de 2013 visitatie. Deze aanbevelingen hadden onder meer betrekking op het expliciet toetsen van de besluitvorming op strategische doelen en risicobeheersing, de uitvoering van zelfevaluaties en het monitoren van balansrisico. De aanbevelingen zullen door het bestuur opgepakt worden. Andere thema’s binnen de PFG-principes zijn deskundigheidsbevordering, communicatie met actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en zelfevaluatie van het bestuur. Code pensioenfondsen De Code Pensioenfondsen is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen formuleren voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code Pensioenfondsen komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft gepubliceerd en is van toepassing verklaard in de Pensioenwet. De pensioenfondsen gaan de Code Pensioenfondsen naleven volgens het ‘pas-toe-of-leg-uit’- beginsel. Het bestuur onderschrijft de Code Pensioenfondsen en geeft nadere invulling aan de normen uit de Code Pensioenfondsen. De Code is 1 januari 2014 in werking getreden. Het bestuur gaat vanaf dat moment in het jaarverslag rapporteren over de naleving van de Code Pensioenfondsen. Wet versterking bestuur pensioenfondsen Per juli 2014 wordt de Wet versterking bestuur pensioenfondsen van kracht. Deze wet zorgt voor aanpassingen in de verantwoordelijkheden van het verantwoordingsorgaan. Tevens heeft deze wet implicaties voor visitatie. Zo gaat onder andere de frequentie van visitatie gaat omhoog. Fondsen kunnen ook kiezen voor het installeren van een raad van toezicht in plaats van een visitatiecommissie. Daarnaast biedt deze wet pensioenfondsen de mogelijkheid om te kiezen tussen verschillende bestuursmodellen. Het bestuur is in 2013 begonnen met de voorbereidingen om de Wet versterking bestuur pensioenfondsen tijdig te implementeren. Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de PW per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijke kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur; transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid; verantwoording en intern toezicht. De organisatie van een pensioenfonds dient zodanig ingericht te zijn, dat hiermee een beheerste en integere bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in: • Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; • Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; • Voorkomen van belangenverstrengeling; • Duurzame beheersing van (financiële) risico’s; • Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse. Het bestuur heeft haar analyse van risico’s vastgelegd in de notitie “Risicoanalyse en risicomanagement van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland”. In deze notitie is een integrale analyse gemaakt van de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet. De notitie gaat uit van de risico-analyse systematiek FIRM die tevens door DNB gebruikt wordt. Het bestuur heeft continue aandacht voor risicomanagement en bespreekt het risicomanagementbeleid periodiek in haar vergaderingen. Periodiek bespreekt het bestuur de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet opnieuw. Indien er aanleiding voor is worden maatregelen genomen om de financiële en niet-financiële risico’s verder in te perken. Door de Beleggingsadviescommissie worden besluiten voorbereid ten aanzien van het vermogensbeheer in het licht van de ontwikkeling van de verplichtingen enerzijds en de financieel
8
economische verwachtingen anderzijds. Zo is in de loop van 2012 een deel van de middelen binnen de aandelenportefeuille gealloceerd naar minimum volatility aandelen strategieën. Ook is de inrichting van de obligatie portefeuille zorgvuldig opnieuw bekeken met de vermogensbeheerders en zijn ook op dat vlak aanpassingen geïmplementeerd ter borging van de risico en rendementsverwachtingen. In 2013 is een ALM studie uitgevoerd om het strategisch beleggingsbeleid en verschillende niveau’s van rentehedging te toetsten, in verschillende economische scenario’s. Het bestuur heeft een externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de DNB en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld. De certificerend actuaris zal de financiële positie van het Fonds beoordelen volgens de eisen van de pensioenwet en De Nederlandsche Bank N.V. De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage van de jaarcijfers aan de toezichthouder door het Fonds vindt plaats uiterlijk 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt: Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indicatoren over het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie. Daarnaast levert Aon Hewitt jaarlijks een intern actuarieel rapport. Jaarlijks zal de accountant van het Fonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures. Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van algemene strekking aan de manager Pensioenfonds. Aon Hewitt verstrekt een Service Organisation Control I rapportage type 2 voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013. Over het laatste kwartaal van 2013 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent. Renterisico Het Fonds heeft het renterisico op de pensioenverplichtingen in belangrijke mate afgedekt voor 70 % van de pensioenverplichtingen. Het Fonds ziet deze renteafdekking als een instrument voor balansmanagement. Sinds maart 2008 wordt dit gedaan met behulp van vastrentende beleggingen in combinatie met een Swap overlay portefeuille (rente swaps). Voor een kwantitatieve beschrijving van de risico’s wordt verwezen naar de toelichting op de jaarrekening op pagina 40 en verder in dit verslag. Periodiek monitort het bestuur of de renteafdekkingsconstructie ook daadwerkelijk 70% van de verplichtingen gewaardeerd tegen marktwaarde afdekt. Het bestuur maakt hiervoor gebruik van rapportages die opgeleverd worden door Kasbank en Blackrock. In 2013 zijn nieuwe afspraken gemaakt over een uitbreiding van rapportages. Hiermee geeft het bestuur verder invulling aan monitoring en risicomanagement. De rapportages laten zien dat de afdekking zich in 2013 binnen de afgesproken bandbreedte van + of – 3% heeft bevonden. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen op voor het Fonds relevante wet - en regelgeving. Klachten en geschillen Het Fonds hanteert een klachten- en geschillenprocedure. In 2013 zijn geen klachten ontvangen of geschillen gemeld. Gedragscode en compliance officer De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is verantwoordelijk voor het effectentypisch gedragstoezicht. Fondsen moeten beschikken over een adequate AO/IC, moeten maatregelen nemen die nodig zijn voor een onafhankelijk marktoptreden en zich onthouden van handelen met voorwetenschap (koersgevoelige informatie). Tevens vereist de wetgever een “algemene” gedragscode, die op andere terreinen gedragsregels oplegt, zoals de relatiegeschenken en nevenfuncties. DNB is verantwoordelijk voor dit bedrijfseconomisch gedragstoezicht. De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB) en Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) hebben een nieuwe modelgedragscode ontwikkeld waarin beide vormen van gedragstoezicht zijn verwerkt. Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld voor het Fonds aan de hand van de modelgedragscode van de koepelorganisaties. Tevens is door het bestuur een compliance officer benoemd. Jaarlijks wordt toegezien op de naleving van de code en jaarlijks wordt door de bestuursleden en de overige verbonden personen een verklaring omtrent het naleven van de gedragscode van het Fonds getekend. In maart
9
2014 heeft het bestuur de rapportage van de compliance officer over 2013 ontvangen. Er zijn geen specifieke bevindingen gerapporteerd door de compliance officer. Deskundigheidsbevordering Het deskundigheidsplan van het bestuur is opgesteld op basis van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels. In het plan wordt onderscheid gemaakt naar de 2 verschillende deskundigheidsniveaus. Verder zijn in het plan de verschillende deskundigheidsgebieden gekoppeld aan bestuursleden. In april 2012 is het bestaande deskundigheidsplan uit 2011 door het bestuur geactualiseerd. Sinds begin 2011 is de Beleidsregel deskundigheid 2011 van DNB en de AFM van kracht. Hiermee willen de toezichthouders verduidelijken wat zij verstaan onder deskundigheid en welke aspecten zij bij de toetsing van een beleidsbepaler in aanmerking nemen. In april 2011 heeft de Pensioenfederatie “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” uitgebracht. Deze aanbevelingen zijn reeds verwerkt in het deskundigheidsplan van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Deskundigheid, vaardigheden en gedrag (competenties) van de bestuursleden krijgen steeds meer aandacht. De belangrijkste wijziging is dat er nu ook wordt gekeken naar de gedragskenmerken (competenties) van de bestuursleden. In 2013 heeft elk bestuurslid één of meerdere cursussen of seminars gevolgd over actuele onderwerpen en thema’s uit de pensioenwereld. Tevens vindt periodiek externe toetsing van de deskundigheid en competenties plaats. In 2013 heeft het bestuur een zelfevaluatie uitgevoerd in samenwerking met het SPO (Stichting Pensioen Opleidingen) daarnaast zijn individueel competenties getoetst door middel van de competentiereflector van het SPO. De uitkomsten en gemiddelde score uit de competentiereflector zijn besproken. De bestuursleden herkenden zich over het algemeen in de uitkomsten van de competentiereflector en bevestigden de conclusie dat de gekozen competenties (voor het gehele bestuur) meer dan voldoende ontwikkeld zijn en de dagelijkse gang van zaken in het pensioenfonds niet belemmeren. Communicatie Het Fonds heeft een communicatiecommissie ingesteld om de communicatieambities nader vorm te geven. De commissie bestaat uit drie bestuursleden en wordt ondersteund door een medewerker van het pensioenbureau. In 2010 heeft de commissie het communicatiebeleidsplan herzien en uitgewerkt met een actieplan voor de korte en langere termijn. De herziening heeft betrekking op het meer pensioenbewust maken van deelnemers. De wettelijk vereiste communicatie was al opgenomen in de eerste versie van het communicatiebeleidsplan. In 2013 is een start gemaakt met de update van het beleidsplan, naar verwachting is dit halverwege 2014 gereed. De communicatiecommissie heeft zich in 2013 onder andere bezig gehouden met de communicatie rondom de verlaging van de pensioenaanspraken, en het volgen van de ontwikkelingen rondom de verwachte aangepaste communicatiewetgeving. De Uniforme Pensioen Overzichten (UPO) voor deelnemers zijn in april 2013 verstuurd. In het personeelsblad Reflector is in mei door middel van een interview met de bestuursvoorzitter de heer De Bruijn aandacht besteed aan de noodzaak van de verlaging en aan de mogelijkheid om tijdens de deelnemersvergadering in juni vragen hierover te kunnen stellen. Iedere maand wordt de actuele dekkingsgraad, zo nodig met korte toelichtingen op de wijzigingen, op de website van het Fonds geplaatst. Tijdens de deelnemersvergadering in 2013 zijn deelnemers gevraagd naar hun mening ten aanzien van de communicatie uitingen van het fonds (o.a. correspondentie, UPO, website, artikelen en deelnemersvergadering). Uit deze enquête kwam naar voren dat deelnemers en gepensioneerden over het algemeen tevreden zijn over de communicatie van het fonds per brief en de informatie op de website. Wat er gemist wordt is de pensioenplanner-functionaliteit. Deze is in 2013 buiten gebruik omdat de leverancier gestopt is en er een andere leverancier gezocht moest worden, maar zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2014 weer operationeel zijn. Het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) scoort niet zo hoog. Wellicht heeft de onzekerheid van de situatie ten aanzien van de pensioenregelgeving hier mee te maken, het UPO geeft een momentopname uitgaande van het feit dat alle parameters ook in de toekomst blijven zoals het nu is. Verder is duidelijk geworden dat de informatie die gegeven wordt op de deelnemersvergadering goed is, maar dat de vorm en de lengte aanpassing behoeven. Het feit dat er dit jaar een externe spreker was om ontwikkelingen in pensioenland toe te lichten werd gewaardeerd. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geeft via de door haar ingeschakelde vermogensbeheerders, ING Investment Management en BlackRock, invulling aan principes voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. Beide vermogensbeheerders zijn van mening dat goed ondernemingsbestuur, waarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en milieufactoren, op de lange termijn de aandeelhouderswaarde in stand kan houden en verhogen. De beheerders zien het als een fiduciaire plicht om de economische waarde van de ondernemingen waarin namens klanten wordt belegd, in stand te houden en te verhogen. Daarom hebben deze beheerders gespecialiseerde teams die zich bezighouden met verantwoord ondernemen en verantwoord beleggen. Ze zetten zich in voor goede corporate governance-praktijken door engagement met ondernemingen en hebben mogelijkheid tot het uitoefenen van het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen. Door de schaalgrootte behoort BlackRock bijvoorbeeld tot de tien grootste aandeelhouders van een aanzienlijk aantal ondernemingen. De meeste aandelenbeleggingen zijn gebaseerd op traditionele long-only strategieën wat een impuls geeft aan verantwoord aandeelhouderschap. Bestuursvergaderingen Het bestuur van het Fonds heeft het afgelopen jaar tien maal vergaderd. De financiële positie van het Fonds, de ontwikkelingen op de financiële markten, de ontwikkeling en allocatie van de beleggingsportefeuille en het herstelplan zijn een belangrijk onderwerp in de vergaderingen geweest. Andere onderwerpen waren de uitvoering en inkoop van de voorwaardelijke rechten regeling, de mogelijke aanpassingen in het Financiële Toetsingskader (FTK), de uitvoering van een continuïteitsanalyse, de uitvoering van een ALM studie, compliance, het deskundigheidsplan, de ontwikkeling van een nieuwe pensioenplanner, verlenging van het contract met AonHewitt, de Wet
10
versterking bestuur pensioenfondsen en de competentie toets en zelfevaluatie binnen het bestuur. De premie en indexatie voor het jaar 2014 zijn in december vastgesteld. Deelnemersvergadering Op 20 juni 2013 is de deelnemersvergadering gehouden. Deze deelnemersvergadering mocht zich verheugen op een grote belangstelling vanuit de actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze vergadering is gesproken over het indexatiebesluit, de financiële positie en de verlaging van pensioenen en het herstelplan van het Fonds. Deze zaken zijn uitgebreid toegelicht en de notulen van de vorige deelnemersvergadering zijn vastgesteld. Naast bovengenoemde onderwerpen is gesproken over actualiteiten en het jaarverslag 2012. Het bestuur van het Fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Onder andere in de statuten is bepaald hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen als verantwoording en intern toezicht. Vanuit TowersWatson heeft een externe spreker pensioenactualiteiten en veranderingen in Wet- en regelgeving toegelicht tijdens de deelnemersvergadering. Verantwoordingsorgaan Vanaf eind 2007 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging namens actieve deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader wordt ook het formele overleg gevoerd tussen bestuur en VO. Volgens de Pensioenwet dient het VO een oordeel te geven over: • Het handelen van het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. • Het door het Bestuur uitgevoerde beleid in het verslagjaar. • Beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in de maand mei 2013 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerend actuaris en met het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in het jaarverslag 2012, de ABTN en andere relevante documenten en besluiten. In mei 2013 heeft het VO een verklaring afgelegd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het kalenderjaar 2012 en de beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben. De betreffende verklaring en aanbevelingen van het VO en de reactie van het bestuur zijn opgenomen in het jaarverslag 2012. Intern Toezicht Voor het Intern Toezicht is gekozen voor de variant van een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en processen beoordeelt. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het Fonds. In april 2013 heeft de visitatiecommissie haar rapport over de visitatie 2012 opgeleverd. De visitatie is een vervolg op de visitatie van 2009, heeft een breed karakter en bestrijkt alle relevante beleidsgebieden. Daarmee is sprake van een volledige visitatie. Het visitatierapport is gebaseerd op analyse van geleverde documentatie en op gesprekken met het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de manager pensioenfonds. De waarnemingsperiode is 2010 tot en met 2012. De uitkomsten zijn besproken met het bestuur. Op basis van de uitgevoerde visitatie is de commissie van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks en balances voldoende zijn ontwikkeld, dat het fonds adequaat wordt aangestuurd en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico’s op zowel korte als langere termijn.
11
Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het Fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar:
(In duizenden euro’s) Stand per 31 december 2011 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Uitkeringen Wijziging marktrente gedurende 2012 Impact UFR Overgedragen pensioen Korting Overige: toeslag langleven Overige Stand per 31 december 2012 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Uitkeringen Wijziging marktrente gedurende 2013 Overgedragen pensioen Overige Stand per 31 december 2013 Tabel 3; Stand financiële positie
-111 -1.488
Technische voorzieningen EUR 868.789 29.109 13.439 -26.230 84.484 -17.957 34 -33.849 23.402 -1.665 939.556 29.858 3.325 -27.584 -28.133 -58 -166
958.995
916.798
104,6%
2013
2012
2011
EUR 1.787 45.738 -624 46.901
EUR -201 80.796 -22.825 57.770
EUR 2.100 -60.860 -3.546 -62.306
Pensioenvermogen EUR 806.314 28.864 126.928 -26.033
93
-1.314 934.852 32.357 20.930 -27.545
Dekkingsgraad % 92,8%
99,5%
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: (In duizenden euro’s)
Premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Overig resultaat Totaal resultaat Tabel 4; Resultaat
De premie in 2013 is 33,1% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers, waarvan in 3,1% éénmalig additioneel door de werkgever is bijgedragen in 2013 (hier mogen geen rechten aan ontleend worden voor de toekomst), in 2012 en in 2011 was de premie 28,3% van de som van pensioengrondslagen. Het interestresultaat (45,7 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (28,1 miljoen euro), het saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten (20,9 miljoen euro) en de benodigde intresttoevoeging (-3,3 miljoen euro). Het overige resultaat (-0,6 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit de negatieve overige resultaten (-1,4 miljoen euro), een positief effect op de inkoop van VXOP rechten (0,6 miljoen euro) en een positief effect op kanssystemen (0,2 miljoen euro). Het overig resultaat van -1,4 miljoen euro wordt verklaard door met name de uitwerking van de korting van 3,5% per april 2013 (-0,6 miljoen euro). In 2012 is een positief resultaat van 33.8 miljoen euro opgenomen, terwijl in werkelijkheid in 2013 het positieve resultaat van de korting 33,2 miljoen euro was. Oorzaken van het verschil van -0,6 miljoen euro zijn: • Geen korting op coming service deel arbeidsongeschikte deelnemers vanwege premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; • Geen korting op uitkeringen in de eerste drie maanden van 2013; • Geen korting op vrijval uit de technische voorziening vanwege sterfte in de eerste drie maanden van 2013; • Overige administratieve verschillen tussen korting in actuariële rapportage 2012 en doorgevoerde korting in administratie per 1 april 2013. Waaronder geen korting op de voorziening voor zieken en op de voorziening AOW-Garantie. Daarnaast wordt de 1,4 miljoen verklaard door correcties op oude eindloon aanspraken van 0,3 miljoen euro en het opvoeren van ongehuwdengarantie. Indien bij pensionering blijkt dat de deelnemer niet gehuwd is, wordt voor opbouw van vóór 2002 een
12
ongehuwdengarantie opgevoerd. Deze ongehuwdengarantie bedraagt 0,3 miljoen euro. Tenslotte hebben andere in de administratie doorgevoerde mutaties geleid tot een stijging van de voorziening van 0,2 miljoen euro.
Ultimo 2013 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening 2,7% (2012; 2,38%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo exclusief korting Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo inclusief korting Tabel 5; Dekkingsgraad
2013 104,6% nvt
2012 96,0% 99,5%
2011 92,8% nvt
2010 100,0% nvt
2009 102,3% nvt
Het Fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat jaarlijks pensioenaanspraken worden verhoogd, indien de financiële middelen van het Fonds dit toelaten. Hiermee wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAOMetalektro. Voor het toeslagbeleid wordt verwezen naar pagina 41 van dit verslag. Herstelplan Dekkingsgraad Eind 2013 bedraagt de dekkingsgraad van het Fonds 104,6%, deze dekkingsgraad ligt boven het vereiste niveau van 104,2% (grens van dekkingstekort). Solvabiliteitseisen Ultimo 2013 bedraagt het vermogen 959,0 miljoen euro, de voorziening pensioenverplichtingen 916,8 miljoen euro en de dekkingsgraad 104,6%. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 38,5 miljoen euro, hetgeen overeenkomt met de minimaal vereiste dekkingsgraad voor het Fonds van 104,2%. Het vereist eigen vermogen bedraagt eind 2013 155,9 miljoen euro en de vereiste dekkingsgraad 117,0% op basis van de strategische beleggingsmix (op basis van de werkelijke mix is de vereiste dekkingsgraad 115,7%). Ultimo 2013 is het eigen vermogen van het Fonds lager dan het vereist eigen vermogen en er is daarom sprake van een reservetekort. Het dekkingstekort is beëindigd ultimo 2013 omdat het eigen vermogen boven het minimaal vereist eigen vermogen ligt. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van de eerder vereiste 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingsadviescommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn: • In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014. • Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast.
Herstelkracht op korte termijn Het korte termijn herstelplan is per 31 december 2013 beëindigd, en is daarmee binnen 5 jaren gehaald, zonder de noodzaak van een additionele korting bovenop de 3,5% die per april 2013 doorgevoerd is.
Herstelkracht op lange termijn Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 15 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (VEV). Bij het herstelplan is uitgegaan van een gemiddeld lange termijn rendement; dit verwachte rendement moet in belangrijke mate bijdragen aan het herstel. Op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 is de verwachte einddatum van het langetermijn herstelplan 31 oktober 2016.
13
Toelichting op realisatie verslagjaar Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 volgens de evaluatie van het herstel per 31 december 2012.
Primo stand dekkingsgraad (%) Mutatie dekkingsgraad (%-punt) Ultimo dekkingsgraad (%) Geraamde technische voorzieningen Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad (%) Minimaal vereiste dekkingsgraad (%)
Realisatie 2013 99,5% 5,1% 104,6%
Plan 2013 96,0% 8,2% 104,2%
916.798 155.856 117,0% 104,2%
939.756 151.301 116,1% 104,2%
Oorzaken mutatie dekkingsgraad: Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt) Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt) Indexering / korting Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt) Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt) Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt)
0,2% 0,0%
0,2% -0,1%
0,0% 3,1% 1,9% -0,1%
3,5% 0,0% 4,4% 0,2%
Som van alle mutaties van de dekkingsgraad
5,1%
8,2%
Tabel 6; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan De belangrijkste reden voor het positieve resultaat op de rentestructuur is de stijging van de nominale rente. Daarnaast draagt het beleggingsrendement positief bij aan de stijging van de dekkingsgraad. Het Fonds loopt voor op het herstelplan. In 2013 is het opbouwpercentage verlaagd van 2,00% naar 1,98%, wat overeen komt met de gewijzigde pensioenopbouw in de bedrijfstak Metalektro. Uitvoeringskosten Het bestuur heeft de ambitie om uitvoeringskosten meer inzichtelijk en transparant te maken. Het bestuur volgt hierbij de aanbevelingen op dit vlak zoals gedaan door de Pensioenfederatie. Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benchmarkt de kosten voor zowel vermogensbeheer als pensioenbeheer bij een daartoe gespecialiseerde organisatie CEM. Uit deze voor pensioenfondsen brede benchmark, waarbij rekening wordt gehouden met schaalgrootte, komt naar voren dat het niveau van de kosten in lijn ligt met pensioenfondsen van een vergelijkbare omvang. Gezien het verschillende karakter wordt bij het geven van inzicht afzonderlijk aandacht besteed aan vermogensbeheer- en pensioenbeheerkosten. In onderstaande tabellen zijn de kosten gerelateerd aan het pensioenbeheer en het vermogensbeheer verder gespecificeerd: (bedragen zijn in duizenden euro’s) Pensioenbeheer Pensioenuitvoeringskosten Aantal actieve deelnemers + pensioentrekkenden Gemiddelde kosten per deelnemer Tabel 7 Uitvoeringskosten pensioenbeheer
2013
2012
1.250* 3.320
1.312** 3.291
377 euro
399 euro
* Dit zijn de totale uitvoeringskosten van 1.489 duizend euro gecorrigeerd met de kosten die conform de aanbevelingen van de pensioenfederatie, zijn toegerekend aan de vermogensbeheerkosten. ** Dit zijn de uitvoeringskosten zoals in 2012 gerapporteerd. Toen is er geen rekening gehouden met deels toerekening naar vermogensbeheerkosten. Door de gewijzigde systematiek zijn de cijfers 2012 en 2013 niet (zonder meer) te vergelijken met elkaar. Bij pensioenbeheer bestaat goed inzicht in de totale kosten. Een veel gehanteerde wijze om inzicht te geven is de totale reguliere uitvoeringskosten te relateren aan het totaal aantal actieve en gepensioneerde deelnemers (exclusief gewezen deelnemers). Feitelijk moeten de kosten ook worden bezien in relatie tot de kwaliteit en complexiteit van de geleverde diensten maar vanwege het arbitraire karakter en
14
onvoldoende objectief vergelijkingsmateriaal is dit niet goed mogelijk. Daarom wordt uitsluitend inzicht gegeven in de kosten per actieve en gepensioneerde deelnemer. De pensioenbeheerkosten bestaan uit kosten voor de pensioenuitvoerder Aon Hewitt, accountantskosten, kosten voor (actuarieel) advies, kosten bestuursbureau en contributies aan DNB, AFM (deze zijn voor 20% toegerekend aan uitvoeringskosten, 80% van deze kosten is toegerekend aan vermogensbeheerkosten) en Nationaal Pensioenregister. De totale beheerkosten zijn in 2013 gestegen ten opzichte van een jaar eerder. Deze stijging wordt grotendeels veroorzaakt door wijzigende wet- en regelgeving. Ook de toezichtkosten van DNB zijn substantieel gestegen ten opzichte van een jaar eerder. Een verdere toelichting op de pensioenbeheerkosten vindt u in de jaarrekening in Tabel 56. Vermogensbeheerkosten In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie van eind 2011 staan aanbevelingen om kosten die voorheen in hoofdzaak rechtstreeks van het beleggingsresultaat werden afgetrokken, te identificeren en zichtbaar te presenteren. In 2013 zijn deze aanbevelingen nog verder uitgewerkt. Onderstaande tabel is zoveel mogelijk conform deze aanbevelingen opgesteld. (bedragen zijn in duizenden euro’s)
beheer kosten
in bps
Portefeuillebeheerkosten Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Kosten overlay beleggingen Totaalkosten toe te wijzen aan categorieen incl. overlay
133 428 858 254 1,674
1.4 4.6 9.2 2.7 17.9
Prestatieafhankelijke vergoedingen Totaal portfeuillebeheer kosten
263 1,936
2.8 20.7
geschatte geschatte TER in bps transactiekosten in bps totale kosten in bps
Overige vermogensbeheer kosten Kosten pensioenfonds en bestuursbureau Kosten Custodian Advieskosten vermogensbeheer Kosten toezicht Overige kosten fondsen Totaal overige vermogensbeheer kosten Totaal vermogensbeheer kosten Gemiddeld belegd vermogen
216 328 227
2.3 3.5 2.4
0 257 1,927 15
0 3 21 0 0
350 1,013 3,011 269 4,644
3.7 10.8 32.1 2.9 49.6
771
8.2
2,199
23
263 4,906
2.8 52.4
180 467 33 59 134 872
1.9 5.0 0.4 0.6 1.4 9.3
5,779
61.7
937,013
Tabel 8 Vermogensbeheerkosten De beheerkosten zijn goed aan de beleggingscategorieën toe te wijzen, aangezien hier met de vermogensbeheerders afspraken over zijn gemaakt. Voor de prestatieafhankelijke vergoedingen geldt, dat er geen categorie specifieke afspraken zijn gemaakt, derhalve zijn deze kosten niet direct toe te wijzen aan de verschillende beleggingscategorieën. De Total Expense Ratio (TER) betreft kosten die binnen beleggingsfondsen direct ten laste van het resultaat gebracht worden en daarom niet gefactureerd worden. Dit betreffen de zogenaamde lopende kosten zoals onder andere accountantskosten fondsen, toezichtkosten fondsen en overige bedrijfskosten fondsen. Deze kosten zijn geschat op basis van de voorlopige TER ratio’s van de fondsen en het gemiddeld beheerde vermogen per fonds. De Transactiekosten betreffen kosten die samenhangen met de transacties zoals bijvoorbeeld aan- en verkopen. Een deel van deze kosten is gebaseerd op schattingen. Voor deze schattingen is gebruik gemaakt van de aanbevelingen van de pensioenfederatie. De Overige kosten fondsen die genoemd worden in bovenstaande tabel betreffen onder andere bankkosten, welke niet specifiek aan de fondsen toe te wijzen zijn. De kosten van pensioenfonds en bestuursbureau, en kosten toezicht zijn beide in de Jaarrekening verantwoord onder uitvoeringskosten. Voor de transparantie zijn deze kosten hier nogmaals opgenomen en deels toebedeeld aan vermogensbeheerkosten, teneinde meer inzicht te geven in kosten die samenhangen met vermogensbeheer. In lijn met de aanbevelingen van de pensioenfederatie zijn deze kosten naar rato toegerekend aan kosten pensioenbeheer (uitvoeringskosten) en kosten vermogensbeheer. Dit is gebeurd in de verhouding 1:4 (dus 80% van deze kosten worden hier gerapporteerd). De kosten van het pensioenfonds en bestuursbureau betreffen loonkosten, kosten voor werkplekken, it-middelen, en kosten voor drukwerk. Kosten toezicht betreft de kosten van DNB en AFM. De kosten voor Custodian en advieskosten vermogensbeheer zijn geheel toegerekend aan kosten vermogensbeheer. De totale vermogensbeheerkosten, zoals hierboven vermeld, zitten de facto verwerkt in het gerapporteerde rendement. Met uitzondering van 1.206 duizend euro aan beheerfee en prestatieafhankelijke fee (welke door BlackRock apart worden gefactureerd) en 239 duizend euro totale kosten pensioenfonds en bestuursbureau en kosten toezicht (welke in de jaarrekening zijn verantwoord onder uitvoeringskosten).
15
Pensioenparagraaf Pensioenregelingen De pensioenregeling binnen het Fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Middelloonregeling 2004 Vanaf 1 januari 2004 kent Thales een middelloonregeling met na-indexatie. Daarnaast wordt het nabestaandenpensioen niet langer opgebouwd, maar verzekerd op risicobasis. De pensioenleeftijd is vanaf dat moment 62 jaar geworden. Voor de degenen die op dat moment gepensioneerd waren en voor diegenen die gedeeltelijk of volledig zijn toegetreden tot de ‘oude’ SUMregeling, hebben de wijzigingen geen invloed gehad. Zij zijn in de eindloonregeling gebleven. Voor alle deelnemers die zijn overgegaan naar de middelloonregeling, zijn de reeds opgebouwde pensioenaanspraken omgezet in aanspraken in de middelloonregeling. Tevens is voor hen een garantieregeling van kracht. Middelloonregeling 2006 Per 1 januari 2006 is de pensioenregeling opnieuw aangepast. De aanleiding hiervoor was vooral de nieuwe fiscale wetgeving die op dat moment ging gelden. Voor iedereen geboren óp of ná 1 januari 1950 is de pensioenrichtleeftijd weer 65 jaar geworden. De regeling blijft een middelloonregeling met na-indexatie. Het nabestaandenpensioen vindt plaats op opbouwbasis en de franchise is verlaagd. Daarnaast wordt voor iedereen die geboren is vanaf 1950 tot en met 1972, en die voldoet aan de voorwaarden, een voorwaardelijk extra ouderdomspensioen ter compensatie van het vervallen van de TOP/SUM(O)-uitkering bepaald. Het garantiepensioen dat bij de overgang van de eindloonregeling naar de middelloonregeling is toegezegd, is op 31 december 2005 definitief vastgesteld. Voor iedereen geboren vóór 1950 blijft de middelloonregeling 2004 grotendeels gehandhaafd. Het nabestaandenpensioen blijft voor deze groep op risicobasis verzekerd. Per 1 januari 2008 zijn alle pensioenregelingen aangepast aan de nieuwe Pensioenwet. Zo zijn in het reglement bepalingen opgenomen, die bewerkstelligen dat er een bijzonder partnerpensioen ontstaat als ongehuwd samenwonenden uit elkaar gaan. Een ander belangrijk punt is dat het Fonds heeft besloten wettelijke vormen van afkoop te hanteren. In de Middelloonregeling 2004 is opgenomen dat, in geval van ontslag, de partner- en arbeidsongeschiktheidsdekking wordt voortgezet, zolang een uitkering vanuit de Werkloosheidswet wordt ontvangen. De voorwaardelijk extra aanspraken waarop recht bestaat in de Middelloonregeling 2006 vervallen bij einde deelneming in het Fonds. Ook bij overgangen binnen de bedrijfstak na 1 januari 2006 van bijvoorbeeld een gedispenseerde onderneming naar een onderneming die bij het bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten of omgekeerd, bestaat er dus geen uitzicht op voorwaardelijke extra aanspraken meer. Dat was niet de bedoeling van cao-partijen. Bedoeld was, dat de 15-jaarsregeling bedrijfstakbreed zou werken. Om te bewerkstelligen dat een overgang binnen de bedrijfstak geen gevolgen voor de overgangsregeling zou hebben is een wederkerigheidsbepaling in de Middelloonregeling 2006 opgenomen. Dit betekent dat de voorwaardelijke rechten, onder bepaalde voorwaarden, overgenomen worden door de uitvoerder van de nieuwe pensioenregeling van een deelnemer. Binnen de bedrijfstak is besloten het voorwaardelijk pensioen per jaarlaag toe te kennen. Ten aanzien van het voorwaardelijk pensioen geldt dat Thales Nederland B.V. zorgdraagt voor de financiering van deze afspraken, waarbij de CAO en de ontwikkelingen in de bedrijfstak worden gevolgd. Stichting pensioenfonds Thales Nederland voert de regeling van voorwaardelijk pensioen uit. In 2011 en 2012 zijn de voorwaardelijke pensioenrechten voor jaarlaag 1950 en 1951 ingekocht. Tevens is in 2012 besloten om jaargang 1952 in te kopen op dezelfde wijze als binnen de bedrijfstak en per 31 december 2012. In 2013 is besloten om jaarlaag 1953 in te kopen per 31 december 2013. Pensioenopbouw in 2013 en 2014 Onder meer als gevolg van veranderingen in het fiscale kader voor pensioenen is binnen de bedrijfstak Metalektro het opbouwpercentage verlaagd. Thales Nederland B.V. heeft besloten deze wijzigingen te volgen. In 2013 is derhalve de opbouw verlaagd van 2,00 naar 1,98%. Met ingang van 2014 zal het opbouwpercentage 1,90% bedragen, hierbij geldt voor 2014 nog wel een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar. De franchise is tevens verlaagd in 2014, hierdoor wordt de basis waarover pensioen wordt opgebouwd vergroot. Met ingang van 2015 wordt het fiscale kader voor pensioenregelingen wederom aangepast, dit zal doorwerken naar de pensioenregelingen. Dispensatie van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro Thales Nederland B.V. is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van deelname aan de regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro (PME). Eén van deze voorwaarden is dat de Thales-regeling minstens gelijkwaardig moet zijn aan de PME-regeling. Dit geldt tevens voor het indexatiebeleid dat bij PME en bij het Fonds mede afhankelijk is van de dekkingsgraad. Toetsing van de dispensatie door PME vindt periodiek plaats. Thales Nederland volgt de bewegingen in de bedrijfstak als het gaat om de inhoud van de pensioenregeling en bijvoorbeeld de hoogte van het opbouwpercentage. De TOP-regeling is wel bij de bedrijfstak ondergebracht en geldt sinds 1 januari 2006 nog voor iedereen die geboren is voor 1950. Deze regeling is in 2003 in de plaats gekomen van de SUM, de VUT-regeling van de bedrijfstak. De TOP biedt werknemers die aan de voorwaarden voldoen, de mogelijkheid om uit te treden op 61-jarige leeftijd (de exacte
16
richtleeftijd hangt af van het geboortejaar van de werknemer) tegen een uitkering van ongeveer 80% van het netto loon. Eerder stoppen kan echter ook, tegen een lagere uitkering. Reglementaire bedragen / percentages van de Regeling 2013 Middelloon Indexatie Actieven Middelloon per 1-1-2013 Inactieven Middelloon per 1-1-2013
0,0% 0,0%
Actieven Middelloon per 1-1-2014 Inactieven Middelloon per 1-1-2014
0,0% 0,0%
Korting per 1-4-2013
3,5%
Franchise Geboren vóór 1950 Geboren vanaf 1950 Gehuwd
€ 20.221 € 15.774 nvt
Opbouw % 2013
1,98%
Overbruggingspensioen Gehuwd
nvt
Pensioengrondslaggrens
nvt
Maximum pensioengevend salaris
€ 181.818
Pensioenbijdrage deelnemers 2013 Gebaseerd op pensioengrondslag
12,0%
Eenmalige Pensioenbijdrage werkgever 2013 Gebaseerd op pensioengrondslag
3,1%
Pensioenbijdrage werkgever 2013 Gebaseerd op pensioengrondslag
18,0%
Tabel 9; Kenmerken regeling Mutatieoverzicht deelnemers
Aantal deelnemers ultimo 2011
Actieven
Slapers
Gepensioneerden
Totaal
1.956
1.264
1.336
4.556
Bij
67
79
114
260
Af
-162
-40
-20
-222
1.861
1.303
1.430
4.594
107
59
85
251
Aantal deelnemers ultimo 2012 Bij Af Aantal deelnemers ultimo 2013 Tabel 10; Mutatie-overzicht deelnemers
-135
-31
-28
-194
1.833
1.331
1.487
4.651
17
Beleggingen paragraaf Beleggingen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland behaalde in 2013 op de vastrentende waarde-portefeuille een rendement van 0,2%. Het rendement op de benchmark bedroeg -0,4%. De aandelenportefeuille scoorde 17,2% terwijl het rendement op de benchmark 15,0% bedroeg. Het rendement op de onroerend goed portefeuille was 2,7% tegen 0,1% voor de benchmark. Het totaal rendement exclusief valuta afdekking en swap overlay bedroeg 6,5% terwijl het rendement op de benchmark 5,2% bedroeg. Op de totale beleggingen realiseerde het Fonds een rendement van 2,8%, dit is inclusief de effecten van valuta afdekking en swap overlay. Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. In 2013 leverde deze afdekking een bijdrage van 0,4% (2012 -0,1%). Daarnaast dekt het Fonds 70% van het renterisico van de verplichtingen af. In 2013 bedroeg de bijdrage van de swap overlay aan het totaal rendement - 4,2% (2012; + 3,3%). Totaal Rendement belegd vermogen naar categorie De (totale directe en indirecte) beleggingsresultaten van 22.531 duizend euro die zijn gerealiseerd in 2013 zijn in onderstaande tabel gespecificeerd en naast de vergelijkende cijfers 2012 gezet: Ultimo 2013
(In duizenden euro’s)
Absoluut euro Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Als % gemiddeld belegd vermogen
Ultimo 2012
Benchmark
Absoluut
Als % gemiddeld belegd vermogen % 20,2%
16,5%
Benchmark
1.808
2,7%
0,1%
euro 8.407
50.858
17,2%
15,0%
36.575
15,2%
15,2%
-699
0,2%
-0,4%
43.789
10,2%
10,7%
12,4%
12,6%
-28.727
39.723
-709
Totaal rendement
22.531
Kosten vermogensbeheer
-1.601
-377 6,5%
5,2%
128.117 -1.204
Totaal rendement 20.930 Tabel 11; Totaal rendement belegd vermogen naar categorie
126.913
18
Terugblik: Macro-economische en financiële marktontwikkelingen in 2013 Stabiel economisch herstel, maar wel onder de trend De staartrisico's die de financiële markten overheersten gedurende 2012 - in het bijzonder de Europese schuldencrisis - bleven grotendeels uit in 2013. Hoewel de crisis in Cyprus in het begin van het jaar tot een toename van spanning leidde, bleek dit slechts van korte duur. De mogelijkheden voor interventie door de ECB ter ondersteuning van tanende perifere markten heeft tijdelijk het risico voor een meer fundamentele verslechtering afgezwakt - hoewel een meer duurzame oplossing voor de crisis nog moet worden gevonden. Het wereldwijde macro-economische beeld is niet sterk veranderd gedurende de eerste helft van het jaar. Wereldwijde economische groei is beperkt gebleven, in lijn met de onderliggende trend. Er was een lichte vertraging in de eerste helft van het jaar en een lichte versnelling van de groei tegen het einde van het jaar, maar de schommelingen bleef zeer beperkt - vooral in het licht van de meer dramatische verschuivingen die in 2008-2010 werden waargenomen. De wereldwijde macro-economische achtergrond raakte in een stroomversnelling in de tweede helft van het jaar, waarna deze in het vierde kwartaal stabiliseerde. Wereldwijde economische groei blijft onder de lange termijn trend, maar is recentelijk boven verwachting toegenomen. Op regionaal niveau viel waar te nemen dat de eurozone uit de recessie klom en vertoonde het Verenigd Koninkrijk een bijzonder sterk herstel. Binnen de eurozone vertoonden met name de perifere landen, zoals Italië en Spanje een sterke mate van opwaarts momentum. De economische bedrijvigheid in Amerika hield stand ondanks enige bezorgdheid over de korte shutdown van de regering en discussies omtrent het schuldenplafond. De Japanse economie bleef robuust na een sterke opleving aan het einde van vorig jaar. We beschouwen de versnelling als duurzaam, maar verwachten niet dat het zich zal ontwikkelen tot een breed cyclische herstel in alle regio's. Wij verwachten dat de Amerikaanse en Japanse groei robuuster zal blijken dan die in Europa. Opkomende economieën zijn de uitzondering als gevolg van afzwakkende groeivooruitzichten in belangrijke landen, zoals Brazilië en China, alsook eigen problemen in de regio. Politieke uitdagingen in landen als Turkije en Thailand eisten ook hun tol in de regio. Wereldwijde inflatie was min of meer stabiel, hoewel inflatie in de eurozone uitkwam onder de 2% doelstelling van de ECB. Deze langzame maar stabiele groei omgeving helpt bij het verklaren van enkele van de belangrijkste markt thema's gedurende het jaar, zoals bijvoorbeeld de zwakte in grondstoffenprijzen en die van opkomende ten opzichte van ontwikkelde aandelenmarkten. Monetair beleid Gedurende 2013 bleek het verruimende monetaire beleid de meest bepalende factor voor de waargenomen prijsstijgingen van beleggingen. Speculaties rond de timing van tapering in de VS, welke uiteindelijk culmineerde in de beslissing van de Federal Reserve, tijdens haar laatste vergadering van het jaar in december, om het tempo van het aankopen van obligaties te verlagen, domineerde het nieuws. In het kader van de verbeterde werkgelegenheid was de beslissing gerechtvaardigd. Gedurende het jaar werd ook de volledige omvang van de beleidsversoepeling in Japan duidelijker en geloofwaardiger en in het Verenigd Koninkrijk werd door de nieuwe gouverneur van de Bank of England, Mark Carney, een formeel vooruitkijkend kader geïmplementeerd, waarbij de rente en de verkoop van beleggingen worden gekoppeld aan de werkloosheid, om meer duidelijkheid te verschaffen over het beleid. Als reactie op lagere inflatie heeft de ECB tegen het einde van het jaar haar rente verlaagd. Impact op de financiële markten Soepel monetaire beleid en groeiend economisch momentum in ontwikkelde landen ondersteunen het aanhouden van risicovolle beleggingen in zowel aandelen als vastrentende waarden. De bedrijfswinsten waren robuust in de VS en Japan, terwijl de relatieve stabiliteit in de perifere landen in Europa prijsniveaus van beleggingen versterkt. Rendementen op aandelen en obligatierentes stegen in ontwikkelde landen als gevolg van verbeterde macro-economische omstandigheden. De uitzondering hierop waren de perifere landen waar een grotere stabiliteit het vertrouwen van beleggers versterkte wat resulteerde in een aanzienlijke daling van de obligatierentes. Aandelen Het lage niveau van centrale bank tarieven hield de obligatierentes op historisch lage niveaus en heeft daarmee voor verdere ondersteuning gezorgd van de verschuiving naar hoger renderende vastrentende beleggingen en in zekere mate ook aandelen. Met een rendement van meer dan 50% in lokale valuta termen behoorden de Japanse aandelen tot de best rendeerde aandelen in 2013, profiterende van de inzet van de nieuwe Japanse regering om de economie op gang te krijgen. Tevens met een sterk rendement van 32% in lokale valuta termen, profiteerde de Amerikaanse economie van het soepele monetaire beleid, stabiele economische groei en verbetering van de bedrijfswinsten. Aandelen in de eurozone stegen gemiddeld met 25%, met in de tweede helft van het jaar een sterkere groei dan iedere andere regio, gesteund door een sterk momentum in de perifere landen. Aandelen uit opkomende markten hadden een meer wisselvallig jaar, met een stijging van slechts 3% in lokale valuta en een verlies in Dollar termen. Staatsobligaties Vanaf historisch lage waarden zijn de obligatierendementen voor ontwikkelde landen gestegen in reactie op de aankondiging dat de afbouw van het aankopen van obligaties in de VS dit jaar zou beginnen. In de eurozone, is de rente op Duitse 10-jarige staatsobligaties gestegen van 1,3% naar 1,9%, vanuit historisch perspectief nog steeds laag te noemen. In perifere landen, zoals Ierland en Spanje, zijn obligatierentes vanaf hun hoge niveaus ingekomen als gevolg van verbeterde economische omstandigheden en aanhoudende steun vanuit de ECB. Grondstoffen De langzame maar stabiele economische groei helpt bij het verklaren van de belangrijkste markt thema’s gedurende het jaar, zoals de zwakke grondstoffenprijzen en de zwakte van aandelen in opkomende markten ten opzichte van ontwikkelde markten. Als gevolg van de aanstaande tapering in de VS daalde de goudprijs, tezamen met andere edelmetalen, met 30%. Onedele metalen en landbouw hadden ook een moeilijk jaar als gevolg van de vertraging in de opkomende markten. Aardgas en WTI olie stegen wel in prijs, maar vormde hiermee de uitzondering in een algeheel dalende grondstoffensector met een negatief rendement van 10% (DJ UBS Broad).
19
Overige beleggingen Bedrijfsobligaties profiteerden sterk van het hernieuwde vertrouwen onder beleggers en de behoefte aan rendement. Europees high yield, dit zijn bedrijfsobligaties met een hoger risicoprofiel, rapporteerde over 2013 een rendement van 10% waarbij spreads daalde met 160 basispunten tot het laagste niveau sinds de wereldwijde financiële crisis. Emerging market debt (hard currency) daarentegen daalde met 5%, als gevolg van de stijgende Amerikaanse obligatierente en de bezorgdheid van investeerders over tekorten op de lopende rekening in landen zoals Brazilië en Zuid-Afrika. Valuta In de ontwikkelde landen daalde de Yen met meer dan 20% ten opzichte van de US Dollar als gevolg van de monetaire verruiming door de Japanse centrale bank. Echter, ten opzichte van de Euro daalde de Dollar daarentegen op haar beurt met 4,5% als gevolg van de verbeterde economische dynamiek in de eurozone en de terughoudendheid van de ECB voor verdere monetaire versoepeling. Valuta’s van opkomende markten daalden in reactie op de stijgende Amerikaanse rente en bezorgdheid over tekorten op de lopende rekening. Ter illustratie, de ZuidAfrikaanse Rand daalde met meer dan 20% en de Braziliaanse real met 15% ten opzichte van de Dollar. De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks kunnen als volgt worden samengevat:
(In duizenden euro’s)
Vastgoed Aandelen Derivaten Vastrentende waarden Cashfunds Totaal beleggingen per hoofdcategorie Swap overlay Totaal beleggingen per hoofdcategorie Opgelopen rente op vastrentende waarden Liquide middelen ivm beleggingstransacties Totaal beleggingsmix Tabel 12; Assetmix
Strategische allocatie / benchmark
8,0% 35,5% 56,5% 100,0%
Feitelijke allocatie ultimo 2013
Feitelijke allocatie ultimo 2012 EUR %
EUR
%
60.216 343.244 688 457.161
6,4% 36,5% 0,1% 48,7%
59.251 295.723 4.188 446.649
6,5% 32,4% 0,5% 49,0%
78.263 939.572 53.917 993.489 2.868 15.561
8,3% 100,0%
105.889 911.700 93.261 1.004.961 7.539 11.674
11,6% 100,0%
1.011.918
1.024.174
In bovenstaande tabel zijn de derivatenposities inclusief de contracten met een negatieve actuele waarde. In de balans en toelichtingen zijn deze negatieve waarden onder overige schulden gerubriceerd. Ultimo 2013 is de negatieve positie 22.461duizend euro. Bandbreedtes De bandbreedtes, die binnen het beleggingsbeleid worden gehanteerd zijn in onderstaande tabel weergegeven: 2013 Minimum % Vastgoed Aandelen Derivaten Vastrentende waarden Tabel 13; Bandbreedtes beleggingen
20
26%
Maximum % 18% 41%
46%
66%
Actuariële paragraaf Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: (In duizenden euro’s) Premieresultaat Premiebijdragen (na aftrek kostenopslag en exclusief bijdrage inhaalpensioen VPL) Pensioenopbouw Totaal premieresultaat Resultaat op kosten Totaal premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Beleggingsresultaten Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen Korting Impact invoer UFR Wijziging marktrente Totaal interestresultaat Overig resultaat Resultaat op waarde-overdrachten Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) Overige resultaten Totaal overige resultaat Totaal saldo van baten en lasten Tabel 14; Actuariële analyse resultaat
2013 EUR
2012 EUR
26.419 -25.024 1.395 392 1.787
22.320 -22.829 -509 308 -201
20.930 -3.325 0 0 28.133 45.738
126.913 -13.439 33.849 17.957 -84.484 80.796
-53 206 -777 -624
-6 290 -23.109 -22.825
46.901
57.770
De premie in 2013 is 33,1% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers, waarvan in 3,1% éénmalig in 2013 (hier mogen geen rechten aan ontleend worden voor de toekomst), in 2012 en in 2011 was de premie 28,3% van de som van pensioengrondslagen. Het interestresultaat (45,7 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (28,1 miljoen euro), het saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten (20,9 miljoen euro) en de benodigde intresttoevoeging (-3,3 miljoen euro). Het overige resultaat (-0,6 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit de negatieve overige resultaten (-1,4 miljoen euro), een positief efffect op de inkoop van VXOP rechten (0,6 miljoen euro) en een positief effect op kanssystemen (0,2 miljoen euro). Het overig resultaat van -1,4 miljoen euro wordt verklaard door met name de uitwerking van de korting van 3,5% per april 2013 (-0,6 miljoen euro). In 2012 is een positief resultaat van 33.8 miljoen euro opgenomen, terwijl in werkelijkheid in 2013 het positieve resultaat van de korting 33,2 miljoen euro was. Oorzaken van het verschil van -0,6 miljoen euro zijn: • Geen korting op coming service deel arbeidsongeschikte deelnemers vanwege premievrijstelling bijrbeidsongeschiktheid; • Geen korting op uitkeringen in de eerste drie maanden van 2013; • Geen korting op vrijval uit de technische voorziening vanwege sterfte in de eerste drie maanden van 2013; • Overige administratieve verschillen tussen korting in actuariële rapportage 2012 en doorgevoerde korting in administratie per 1 april 2013. Waaronder geen korting op de voorziening voor zieken en op de voorziening AOW-Garantie. Daarnaast wordt de 1,4 miljoen verklaard door correcties op oude eindloon aanspraken van 0,3 miljoen euro en de opvoer van ongehuwdengarantie. Indien bij pensionering blijkt dat deelnemer niet gehuwd is, wordt voor opbouw van vóór 2002 een ongehuwdengarantie opgevoerd. Deze ongehuwdengarantie bedraagt 0,3 miljoen euro. Tenslotte hebben andere in de administratie doorgevoerde mutaties geleid tot een stijging van de voorziening van 0,2 miljoen euro. Ultimo 2013 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening 2,70% (2012; 2,38%).
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De dekkingsgraad is dus hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad maar lager dan de vereiste dekkingsgraad. Het Fonds heeft daarmee per 31 december 2013 een reservetekort. Het Fonds heeft sinds maart 2009 een lange termijn herstelplan en loopt per 31 december 2013 gelijk met het herstelplan.
21
Vooruitblik 2014 Met ingang van 2014 is er het nodige gewijzigd in de (fiscale) wet- en regelgeving ten aanzien van pensioenen. Vanaf 2015 zal opnieuw de (fiscale) wet- en regelgeving ten aanzien van pensioenen wijzigen. Dit zal leiden tot aanpassingen in pensioenregelingen. Daarnaast is het kabinet voornemens om per 2015 een nieuw Financieel toetsingskader (FTK) in te voeren voor pensioenfondsen. Ook dit nieuwe of aangepaste FTK kan leiden tot aanpassingen in pensioenregelingen. Het bestuur volgt de landelijke ontwikkelingen in wet- en regelgeving op dit vlak en de implicaties hiervan nauwkeurig.
Hengelo, 12 mei 2014 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur
Dhr. D.J.H. de Bruijn Voorzitter
Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter
Dhr. P.M. Dekker Secretaris
Dhr. G.J. Mulders Penningmeester
Dhr. E.R. Stolp Lid
Dhr. J.G.E. Visser Lid
22
Jaarrekening Balans per 31 december 2013 (na verwerking voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2013
2012
Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds
4b 4c 4d 4e 4f
60.216 343.244 460.029 77.066 93.824
59.251 295.723 454.188 113.614 117.563 1.034.379
1.040.339
Vorderingen en overlopende activa
5
6.288
547
Liquide middelen
6
8.906
10.000
1.049.573
1.050.886
Totaal Activa Passiva Stichtingskapitaal en reserves
7
42.197
-4.704
Technische voorzieningen
8
915.851
938.620
Overige technische voorzieningen: Invaliditeitsvoorziening
8
947
936
Overige schulden en overlopende passiva
9
90.578
116.034
1.049.573
1.050.886
104,6%
99,5%
Totaal Passiva
Dekkingsgraad (in %)
23
Staat van baten en lasten over 2013
(In duizenden euro’s)
2013
Toelichting
2012 EUR
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
10
32.357 21.693 838 -1.601
28.864
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
11
20.930
126.913
Overige baten
12
1
12
53.288
155.789
Totaal baten
19.178 108.939 -1.204
Lasten Pensioenuitkeringen
13
27.545
26.033
Pensioenuitvoeringskosten
14
1.489
1.312
Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Wijzigingen marktrente Impact UFR Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
15 16 17 18 19 19 20 21
Saldo overdrachten van rechten
22
23.143 0 3.325 -27.584 -28.133 0 -58 6.549
21.280 -33.849 13.439 -26.230 84.484 -17.957 34 29.566 -22.758
70.767
111
-93
6.387
98.019
Saldo van baten en lasten
46.901
57.770
Bestemming van het saldo van baten en lasten Mutatie op algemene reserve
46.901
57. 770
Totaal lasten
24
Kasstroomoverzicht over 2013
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2013 EUR
2012 EUR
31.579 309 -482 -27.555 -1.702 82
35.159 28 65 -26.040 -1.112 57
2.231
8.157
15.645 -1.564
19.118 -1.157
1.293.204 -1.305.217 -30.273
947.136 -998.662 -16.087
25.609
49.871
-729
-548
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-3.325
-329
Netto-kasstroom
-1.094
7.828
Saldo liquide middelen begin boekjaar
10.000
2.172
Mutatie liquide middelen
-1.094
7.828
8.906
10.000
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waarde-overdrachten Betaalde waarde-overdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige ontvangsten en uitgaven Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Betaalde kosten van vermogensbeheer Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Overige mutaties collateral Overige mutaties beleggingen
23
Koers- en omrekeningsverschillen op geldmiddelen
Saldo liquide middelen ultimo jaar
25
Toelichting behorende tot de jaarrekening
1
Inleiding
Het doel van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (hierna “het Fonds”) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het Fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers.
2
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 12 mei 2014 de jaarrekening opgemaakt. Waar nodig zijn cijfers aangepast om de vergelijkbaarheid te verbeteren.
3
Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
(a)
Algemeen
Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
(b)
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
(c)
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
(d)
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
26
(e)
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen.
(f)
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koers per balansdatum staat per vreemde valuta in onderstaande tabel weergegeven: 31 december 2013 USD GBP JPN
€ 0,725740 € 1,201920 € 0,006900
31 december 2012 € 0,758495 € 1,232894 € 0,008772
Tabel 15; Vreemde valutakoers ultimo jaar
27
(g) (g.1)
Beleggingen Algemeen
Beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde, in lijn met de Pensioenwet. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaalde soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. (g.2)
Vastgoedbeleggingen
Beursgenoteerd (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien de vastgoedbeleggingen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen, dan wordt de actuele waarde bepaald door de intrinsieke waarde, welke is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.3)
Aandelen
De aandelen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de actuele waarde is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.4)
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; dan wordt de actuele waarde bepaald door de intrinsieke waarde, welke is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende vastrentende waarden. De lopende intrest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. (g.5)
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. (g.6)
Overige beleggingen
De overige beleggingen bestaan uit geldmarktfondsen waarin de collateral van de swap overlay portefeuille wordt belegd. De rente wordt dagelijks geaccumuleerd en in nieuwe participaties uitgekeerd.
(h)
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
(i)
Technische voorzieningen
(i.1)
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voorzover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit door middel van reservering van de toekomstige opbouw.
28
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. Einde 2013 is de voorziening pensioenverplichtingen berekend met de termijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,7%; Sterftekansen: AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte; Niet-ingegaan wezenpensioen 5% van de voorziening van niet-ingegaan partnerpensioen voor nog niet gepensioneerde deelnemers; Verondersteld wordt dat alle deelnemers een partner hebben; Voor latente pensioenverplichtingen jegens partners van (gewezen) deelnemers wordt het leeftijdsverschil tussen man en vrouw op drie jaar gesteld; Kostenopslag ter grootte van 2,1% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. (i.2)
Overige technische voorzieningen
Onder Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s met betrekking tot arbeidsongeschiktheiduitkeringen voorzover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Bij de bepaling van de Overige technische voorzieningen is gekeken naar de werknemers die op het moment van berekening van de voorziening ziek maar nog niet arbeidsongeschikt zijn.
(i.3)
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
(j)
Algemene grondslagen resultaatbepaling
Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben.
(k)
Premies
Premies worden toegerekend aan het jaar waarin zij zijn vastgesteld respectievelijk bekend worden.
(l)
Beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde vermogensbeheerkosten.
(m)
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
29
4
Beleggingen
(a)
Actuele waarde
Algemeen In de volgende tabel wordt het mutatieoverzicht van beleggingen in 2012 en 2013 weergegeven:
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarde
Stand per 31 december 2011 exclusief allocaties
37.232
232.721
383.582
105.465
126.842
885.843
Aankopen
14.170
56.524
530.354
727
396.877
998.662
Verkopen
-78
-26.578
-500.677
-43.854
-417.845
-989.032
Verkoopresultaten
-31
2.944
-4.517
43.363
138
41.897
7.957
30.112
37.907
-8.252
-133
67.591
59.251
295.723
446.649
97.449
105.889
1.004.961
Waardewijzigingen Stand per 31 december 2012 exclusief allocaties Lopende interest
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal beleggingen
7.539
7.539
Allocatie liquide middelen
11.674
Herrubricering negatieve derivaten
16.165
11.674 16.165
Stand per 31 december 2012 inclusief allocaties
59.251
295.723
454.188
113.614
117.563
1.040.339
Stand per 31 december 2012 exclusief allocaties
59.251
295.723
446.649
97.449
105.889
1.004.961
Aankopen
750
81.504
850.794
276
371.892
1.305.216
Verkopen
-709
-80.732
-830.559
-6.809
-399.514
-1.318.323
Verkoopresultaten
-342
1.193
18.161
6.117
-10
25.119
Waardewijzigingen
1.266
45.556
-27.884
-42.428
6
-23.484
60.216
343.244
457.161
54.605
78.263
993.489
Stand per 31 december 2013 exclusief allocaties Lopende interest
2.868
2.868
Allocatie liquide middelen
15.561
Herrubricering derivaten naar overige schulden Stand per 31 december 2013 inclusief allocaties
22.461 60.216
343.244
460.029
77.066
22.461 93.824
Tabel 16; Totaal mutatieoverzicht beleggingen Het ongerealiseerd koersresultaat op de liquide middelen, ten behoeve van de beleggingen van 729 duizend euro is verwerkt in de eindstanden van de liquide middelen en aldus opgenomen in de allocatie liquide middelen. Deze zijn in de beleggingsresultaten onder indirecte opbrengsten op overige beleggingen verantwoord.
30
15.561
1.034.379
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het Fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en – schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus: • Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. • Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. • Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat: (In duizenden euro’s)
Markt Niveau 1 EUR
Ultimo 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Opgelopen interest
83.745 277.288 137 117.563 7.539 486.272
Ultimo 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Opgelopen interest
97.981 221.776 247 93.824 2.868 416.696 Tabel 17; Totaal beleggingen (inclusief negatieve derivaten)
Modellen
Niveau 2 EUR
Niveau 3 EUR
Totaal EUR
30.635 211.978 169.361 97.312
28.616
509.286
28.616
59.251 295.723 446.649 97.449 117.563 7.539 1.024.174
31.570 245.263 235.385 54.358
28.646
566.576
28.646
60.216 343.244 457.161 54.605 93.824 2.868 1.011.918
De vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden in tabel 17 opgenomen onder afgeleide marktnotering, hebben betrekking op beleggingsfondsen die rechtstreeks in beursgenoteerde waarden beleggen. De liquide middelen, die worden aangehouden in de beleggingsportefeuille zijn onder overige beleggingen opgenomen. De verdeling naar regio van de totale beleggingen is weergegeven in onderstaande tabel: (In duizenden euro’s) EU Rest van Europa Noord-Amerika Japan Zuidoost-Azie Andere Totaal beleggingen naar regio Tabel 18; Totaal beleggingen naar regio
Ultimo 2013 534.070 72.722 209.373 0 46.717 76.002 938.884
56,9% 7,7% 22,3% 0,0% 5,0% 8,1% 100%
Ultimo 2012 653.499 21.098 137.552 0 42.554 52.808 907.512
72,0% 2,3% 15,2% 0,0% 4,7% 5,8% 100,0%
In de beleggingen naar regio, zoals aangegeven in bovenstaande tabel, zijn de liquide middelen (15.561 duizend euro), de derivaten (54.603 duizend euro) en de opgelopen interest (2.868 duizend euro) niet opgenomen.
31
(b)
Vastgoedbeleggingen
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 60.216 60.216
Indirect vastgoed (participaties in beleggingsfondsen) Totaal vastgoedbeleggingen Tabel 19; Vastgoedbeleggingen
Ultimo 2012 EUR 59.251 59.251
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) EU Overig Europa Verenigde Staten Azië Overige Totaal vastgoedbeleggingen incl. liquide middelen Tabel 20; Beleggingen in vastgoed naar regio
EUR 26.084 9.454 11.790 3.458 9.430 60.216
Ultimo 2013 % 43,3% 15,7% 19,6% 5,7% 15,7% 100,0%
EUR 33.365 2.859 11.649 2.789 8.589 59.251
Ultimo 2012 % 56,0% 4,9% 19,8% 4,7% 14,6% 100,0%
Pensioenfonds Thales belegt in 4 verschillende vastgoedfondsen (o.a. fondsen voor gemene rekening ), 2 fondsen beleggen in wereldwijd vastgoed en 2 fondsen in Europees vastgoed.
(c)
Aandelen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 288.842 54.402 343.244
Indirecte aandelenbeleggingen mature markets Indirecte aandelenbeleggingen emerging markets Totaal Aandelen gesplitst naar markten Tabel 21; Aandelen gesplitst naar markten
Ultimo 2012 EUR 244.083 51.640 295.723
De segmentatie van aandelen naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) EU Overige Europa Noord Amerika Azië Overige Totaal beleggingen in aandelen Tabel 22; Segmentatie beleggingen in aandelen naar regio
(d)
EUR 103.713 24.522 148.300 33.168 33.541 343.244
Ultimo 2013 % 30,2% 7,1% 43,2% 9,7% 9,8% 100,0%
EUR 123.626 6.930 113.895 33.778 17.494 295.723
Ultimo 2012 % 41,8% 2,3% 38,5% 11,4% 5,9% 100,0%
Vastrentende waarden
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 313.155 222.269 2.868 538.292
Obligaties (direct) Obligatie beleggingsfondsen (indirecte) Lopende interest Totaal beleggingen vastrentende waarden Tabel 23; Beleggingen in vastrentende waarden
32
Ultimo 2012 EUR 256.652 189.997 7.539 454.188
De segmentatie van de vastrentende waarde naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 404.273 38.746 49.283 10.091 33.031
EU Overige Europa Noord-amerika Azië Overige
75,5% 7,2% 9,2% 1,9% 6,2%
Ultimo 2012 EUR 398.158 11.309 12.008 5.987 26.726
87,7% 2,5% 2,6% 1,3% 5,9%
Totaal beleggingen in vastrentende waarden 535.424 100,0% 454.188 100,0% Tabel 24; Segmentatie beleggingen in vastrentende waarden naar regio (exclusief liquide middelen en opgelopen interest inclusief cashfunds)
(e)
Derivaten
In de derivaten zijn alleen de contracten opgenomen, die een positieve actuele waarde hebben. De negatieve actuele waarde van de contracten op aandelen derivaten en vastrentende derivaten per 31 december 2013 was 22.461 duizend euro. Ultimo 2012 was de totaalwaarde van de contracten met een negatieve actuele waarde 16.165 duizend euro. De derivaten met een negatieve waarde zijn opgenomen onder overige schulden (zie paragraaf 9 Overige schulden en overlopende passiva). In de volgende tabel worden zowel de positieve als de negatieve actuele waarden van de derivaten weergegeven. (in duizenden euro’s)
Valutaderivaten Aandelenderivaten Rentederivaten Totaal derivaten Tabel 25; Derivaten
(f)
EUR positief 1.397 69 75.600 77.066
Ultimo 2013 EUR negatief -581 -8 -21.872 -22.461
EUR Saldo 816 61 53.728 54.605
EUR positief 2.410 0 111.204 113.614
Ultimo 2012 EUR negatief -722 0 -15.443 -16.165
EUR Saldo 1.688 0 95.761 97.449
Overige beleggingen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 78.263 15.561 93.824
Cashfunds Liquide middelen Totaal overige beleggingen Tabel 26; Overige beleggingen
Ultimo 2012 EUR 105.889 11.674 117.563
Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in geldmarktfondsen (ILF Cashfunds).
5
Vorderingen en overlopende activa
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 0 24 24 6.111 9 144 0 6.288
Vordering op sponsor(s) Nog te factureren premies affinanciering Totaal vordering op sponsor Beleggingsdebiteuren Nog te verwerken inkoopsommen Nog te verwerken uitgaande waarde-overdrachten Overige vorderingen Totaal vorderingen en overlopende activa Tabel 27; Vorderingen en overlopende activa
Ultimo 2012 EUR 475 0 475 63 0 0 9 547
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De beleggingsdebiteuren betreft hoofdzakelijk de vordering met betrekking tot opgelopen interest gerelateerd aan Intrest Rate Swaps (6.059 duizend euro) en index Bonds (50 duizend euro). De nog te verwerken inkoopsommen en uitgaande waarde-overdrachten zijn gerelateerd aan uitbetaalde uitgaande waarde-overdrachten, die in 2013 nog niet zijn verwerkt in de pensioenadministratie.
33
6
Liquide middelen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 4.914 3.992 8.906
Spaarrekening ABN-AMRO Banksaldo Totaal liquide middelen Tabel 28; Overige activa
Ultimo 2012 EUR 7.718 2.282 10.000
De spaarrekening ABN-AMRO bevat premies affinanciering, die de werkgever heeft betaald. De middelen zijn bedoeld voor affinanciering van de voorwaardelijke 15-jaars pensioenrechten (VXOP) (bijlage C van het reglement). Onder liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
7
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en Algemene reserve EUR -62.474 57.770 -4.704 46.901 42.197
(in duizenden euro’s) Stand ultimo 2011 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2012 Stand ultimo 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2013 Stand ultimo 2013 Tabel 29; Stichtingskapitaal en reserves
Solvabiliteit (in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 38.462 155.414 42.197
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen (strategische mix) Aanwezig eigen vermogen Tabel 30; Solvabiliteit
Ultimo 2012 EUR 39.464 152.548 -4.704
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Het vereist eigen vermogen is in bovenstaande tabel weergegeven op basis van de strategische beleggingsmix. Op basis van de werkelijke beleggingsmix is het vereist eigen vermogen 143.896 duizend euro (2012; 132.528 duizend euro). De aanwezige solvabiliteit is lager dan het vereist eigen vermogen. Het Fonds bevindt zich in een situatie van reserve-tekort. Een reservetekort dient binnen de wettelijke termijn te worden opgelost.
34
Herstelplan Gezien het aanwezige dekkingstekort ultimo 2008 heeft het Fonds een herstelplan opgesteld. Het plan is op 31 maart 2009 ingediend bij DNB. Op 28 september 2009 heeft DNB middels een goedkeurende beschikking het herstelplan goedgekeurd.
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn: In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014. Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast.
Toelichting op realisatie verslagjaar Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 volgens de evaluatie van het herstel per 31 december 2012. Realisatie 2013 99,5% 5,1% 104,6%
Plan 2013 96,0% 8,2% 104,2%
916.798 155.856 117,0%
939.756 151.301 116,1%
Oorzaken mutatie dekkingsgraad: Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt) Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt) Indexering / korting Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt) Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt) Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt)
0,2% 0,0% 0,0% 3,1% 1,9% -0,1%
0,2% -0,1%
Som van alle mutaties van de dekkingsgraad
5,1%
8,2%
Primo stand dekkingsgraad (%) Mutatie dekkingsgraad (%-punt) Ultimo dekkingsgraad (%)
Geraamde technische voorzieningen Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad (%)
3,5% 0,0% 4,4% 0,2%
Tabel 31; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan De belangrijkste reden voor het positieve resultaat op de rentestructuur is de stijging van de nominale rente. Daarnaast draagt het beleggingsrendement positief bij aan de stijging van de dekkingsgraad. Het Fonds loopt voor op het herstelplan. In 2013 is het opbouwpercentage verlaagd van 2,00% naar 1,98%, wat overeen komt met de gewijzigde pensioenopbouw in de bedrijfstak Metalektro.
35
8
Technische voorzieningen
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 915.851 947 916.798
Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen Totaal technische voorzieningen Tabel 32; Technische voorzieningen
Ultimo 2012 EUR 938.620 936 939.556
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: (in duizenden euro’s) Stand primo jaar Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Korting Wijziging marktrente Saldo van inkomende en uitgaande waarde-overdrachten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen Stand ultimo jaar Tabel 33; Mutatieoverzicht voorziening voor pensioenverplichtingen
2013 EUR 938.620 28.558 3.325 -27.584 0 -28.133 -58 0 1.123 915.851
2012 EUR 868.207 27.718 13.439 -26.230 -33.849 66.527 34 23.356 -582 938.620
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,7% (2012; 2,4%). De analyse van het boekjaar is gebaseerd op de forward curve ultimo 2013. De interesttoevoeging is voor de voorziening risico fonds gelijk aan 0,351% (2012: 1,544%). Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten. Het mutatieoverzicht voor de overige technische voorzieningen is als volgt: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 936 11 947
Stand 1 januari Stortingen / Onttrekkingen Overige Technische voorziening pensioenverplichtingen Tabel 34; Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen
Ultimo 2012 EUR 582 354 936
Momenteel is de (overige technische) voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid, ter grootte van 947 duizend euro (ultimo 2012; 936 duizend euro), in de Technische Voorziening opgenomen. Deze voorziening dient ter dekking van de lasten uit hoofde van de actieve deelnemers, die op balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt verklaard zullen worden. De technische voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op basis van een reservering voor huidig zieke deelnemers voor de premievrijgestelde opbouw (PVI) en bedraagt 455 duizend euro en op basis van een reservering voor huidig zieke deelnemers met een salaris boven het maximum WIA-dagloon (WIA-excedent) en bedraagt 492 duizend euro. Bij de bepaling van deze bedragen is gekeken naar de werknemers die op het moment van berekening van de voorziening ziek maar nog niet arbeidsongeschikt zijn. De technische voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën deelnemers als volgt samengesteld: (in duizenden euro’s) Actieven en arbeidsongeschikten Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Technische voorziening pensioenverplichtingen Tabel 35; Categorie deelnemers in technische voorziening pensioenverplichtingen
Ultimo 2013 EUR 376.220 423.306 98.372 18.900 916.798
Ultimo 2012 EUR 401.174 421.008 98.081 19.293 939.556
In de technische voorziening pensioenverplichting is een opslag van 2,1% (2012: 2,1%) voor toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling opgenomen. De pensioenverplichtingen zonder deze opslag is 897.898 duizend euro (2012; 920.263 duizend euro). De benodigde technische voorziening zoals deze gepresenteerd is, gaat uit van voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
36
Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Voor mensen geboren vóór 1950 is de pensioenleeftijd 62 jaar. In 2012 wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,0% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor het jaar 2013 is de opbouw vastgesteld op 1,98%. De pensioengrondslag is gelijk aan het bruto jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het Fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: • Bij een dekkingsgraad van meer dan 135% kan tot het inhalen van niet verleende toeslagen uit het verleden of het herstellen van korting van pensioenaanspraken en rechten uit het verleden worden overgegaan. • Bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag verleend. • Bij een dekkingsgraad van meer dan 105% maar minder dan 125% wordt een toeslag van pro rata parte verleend. • Bij een dekkingsgraad van 105% of minder wordt geen toeslag verleend. De ontwikkeling van een nieuw pensioenstelsel zoals door de overheid verwacht wordt in te gaan op 1 januari 2015 zal naar verwachting leiden tot een nieuw Financieel Toetsingskader met wellicht andere buffer eisen. Het bestuur heeft in 2013 besloten bovenstaande staffel opnieuw te bezien zodra het nieuwe stelsel ingaat. Solvabiliteitsvrijval wordt beschouwd als premiekorting. Premiekorting uitsluitend verbandhoudend met die solvabiliteitsvrijval is mogelijk bij een dekkingsgraad van meer dan 135% nadat alle niet verleende toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn ingelopen. Verdere premiekorting is mogelijk als de dekkingsgraad zich boven de 150% bevindt. In dat geval kan het bestuur ook besluiten tot het toekennen van extra toeslagen. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. De toeslagverlening op basis van het toeslagbeleid bij het pensioenfonds wordt hiermee geclassificeerd als categorie D1 (financiering uit overrendement). Bij de communicatie over de toekenning van toeslagen, zullen de voorgeschreven teksten uit de “toeslagenmatrix” worden gehanteerd (conform de beleidsregel van DNB van 26 februari 2007). Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het Fonds streeft er naar om: • de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van algemene loonontwikkeling binnen de CAO-Metalektro; • de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de relatieve stijging van het prijsindexcijfer. Het Fonds streeft naar een toeslagverlening die gemiddeld minimaal gelijkwaardig is aan de toeslagverlening van Bedrijfstakpensioenfonds PME. • De pensioenrechten en pensioenaanspraken van de actieve deelnemers in de middelloonregeling zijn dit jaar verhoogd met 0,0% (2012; 0,0%). • Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de middelloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2012; 0,0%). • Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de eindloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2012; 0,0%).
37
Inhaalindexaties Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaalindexaties worden toegekend. Inhaalindexaties zijn indexaties die worden toegezegd, voorzover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaalindexaties te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Het bestuur van het Fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende indexatie. Voor de premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
Jaar van indexatie 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Indexatie ambitie % 2,96% 0,00% 1,38% 2,42% 2,10% 2,42%
Toegekende indexatie % 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Verschil 2,96% 0,00% 1,38% 2,42% 2,10% 2,42%
Tabel 36; Indexatie %’s premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden Voor de actieve deelnemers is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
2009 2010 2011 2012 2013 2014
Indexatie ambitie % 3,01% 1,76% 1,66% 2,16% 2,16% 2,11%
Toegekende indexatie % 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Verschil 3,01% 1,76% 1,66% 2,16% 2,16% 2,11%
Tabel 37; Indexatie %’s actieve deelnemers Op basis van de financiële positie van het Fonds per 31 december 2012 en de evaluatie van het herstelplan per die datum heeft het bestuur van het Fonds besloten om per 1 april 2013 alle pensioenaanspraken en pensioenrechten met 3,5% te verlagen. Deze korting is evenredig over alle groepen verdeeld. Deze verlaging van de pensioenrechten was reeds in de dekkingsgraad per 31 december 2012 verwerkt.
38
9
Overige schulden en overlopende passiva
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR
Vooruitontvangen premies affinanciering Derivaten Nog te verwerken waarde-overdrachten Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Collateral Inkoopsommen Nog te betalen pensioenen Totaal overige schulden en overlopende passiva Tabel 38; Overige schulden en overlopende passiva
22.461 81 7 710 1.112 65.979 221 7 90.578
Ultimo 2012 EUR 1.174 16.165 0 7 632 1.186 96.477 378 15 116.034
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in (ILF) cashfunds.
39
Beleid en risicobeheer
Beleggingsbeleid Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen beleggingsbeleid, premiebeleid en indexatiebeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen, van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings-) risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. In 2013 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • beleggingsbeleid • premiebeleid • herverzekeringsbeleid • toeslagbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van de Asset Liability Management-studie (ALMstudie) die in 2013 is uitgevoerd. Ook het crisisplan dat door het fonds eind 2012 is opgesteld is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico’s, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkingsinstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggings-richtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/ passief vermogensbeheer.
Premiebeleid De financiering van de krachtens het pensioenreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de werkgever. De totale bijdrage is bepaald door het bestuur en is – gehoord de actuaris van het Fonds – getoetst op adequaatheid. De doorsneepremie is nimmer lager dan de gedempte kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. De actuariële benodigde (nominale) premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: • Coming service koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen (inclusief ploegentoeslag) ten behoeve van de deelnemers. • Risicokoopsommen voor het (tijdelijk) nabestaandenpensioen. • Een – aan het risicoprofiel van het Fonds gerelateerde – solvabiliteitsopslag op basis van de voorschriften omtrent het vereist eigen vermogen. • Een opslag voor uitvoeringskosten. Er wordt rekening gehouden met een inschatting van de werkelijke pensioenuitvoeringskosten over het jaar. Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de kostendekkende premie (in enig jaar) is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan.
40
Indexatiebeleid Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen eenduidige markt voor financiële instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt in dit verslag geen benaderingswijze opgenomen.
Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en in de notitie Risicoanalyse en risicomanagement die een bijlage is van de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Actuariële risico’s • Beleggingsrisico’s • Renterisico
Actuariële risico’s Solvabiliteitsrisico Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico. Ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De belangrijkste ratio, die de solvabiliteit van een pensioenfonds weergeeft betreft de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in 2013 gestegen van 99,5% naar 104,6%. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Hoe het Fonds op de solvabiliteitspositie reageert staat toegelicht op pagina 35 onder Herstelplan. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(in duizenden euro’s) Technische voorzieningen Overige technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) (b) S 10 Opslag actief beheer (c) Totaal S (vereiste buffers) inclusief opslag actief beheer Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b+c) Aanwezig vermogen (totaal activa – schulden = pensioenvermogen) Surplus / tekort Tabel 39; Surplus/tekort op FTK-grondslagen
41
Ultimo 2013 – Strategisch mix – Evenwichtssituatie EUR 915.851 947 916.798
Ultimo 2012 – Strategisch mix – Evenwichtssituatie EUR 938.620 936 939.556
27.181 118.609 64.324
25.232 120.310 55.500
11.338 27.026 -96.731 151.747
10.100 28.450 -90.802 148.790
3.667
3.758
155.414
152.548
1.072.212 958.995 -113.217
1.092.104 934.852 -157.252
Het Fonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden. Er wordt uitgegaan dat 50% van de exposure in de belangrijkste vreemde valuta (USD, GPB en JPY) wordt afgedekt. Het Fonds heeft daarnaast in haar beleggingsbeleid ervoor gekozen om het renterisico voor een groot deel af te dekken. Door middel van een Swap overlay portefeuille die specifiek is afgestemd op de verplichtingen van het Fonds is het renterisico voor 70% afgedekt met een bandbreedte van + of – 3%. Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix bedraagt 143.896 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 115,7%) ultimo 2013. Op basis van de strategische beleggingsmix bedraagt het vereist eigen vermogen 155,4 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 117,0%) ultimo 2013. Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van: • Langleven. • Overlijden en • Arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het Fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Door toepassing van AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte, is thans zo goed mogelijk aangesloten bij de verwachte sterftetrend in de toekomst. (in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR
Ultimo 2012 EUR
Langleven risico Verwachte vrijval Werkelijke vrijval
-5.200 5.264
-4.670 3.727
Kortlevenrisico Verwachte vrijval Beschikbare actuariële risicopremie (risicokoopsom) Werkelijke vrijval Benodigd bij overlijden
2.487 462 970 -4.258
2.144 521 84 -1.960
-275
-154
Resultaat op sterfte
Tabel 40; Sterfte behorende bij de technische voorziening voor risico van het Fonds Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid bedraagt 448 duizend euro (2012; 216 duizend euro). Indexatierisico Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is.
42
Beleggingsrisico’s Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het beleggingrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door BlackRock en ING Investment Management in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die worden veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) zoals opties en futures. Valutarisico Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2013 41,5% (2012; 35%) van de beleggingsportefeuille en is voor de belangrijkste valuta USD, JPY en GPB voor 37% (2012; 77%) afgedekt door de euro. Einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 1.668 duizend euro (2012; 1.668 duizend euro). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: (In duizenden euro’s)
Ultimo 2013
EUR Vastgoedbeleggingen 39.282 Aandelen 271.915 Vastrentende waarden 74.523 Derivaten -370 Cashfunds 3.052 Totaal beleggingen in vreemde valuta 388.402 Tabel 41; Beleggingen in vreemde valuta voor afdekking door valutaderivaten
% 10,1% 70,0% 19,2% -0,1% 0,8% 100,0%
Ultimo 2012 EUR 38.652 221.050 55.378 -145 2.441 317.376
% 12,2% 69,6% 17,4% 0,0% 0,8% 100.0%
Ultimo 2013 netto positie (na)
Ultimo 2012 netto positie (na)
696.720 2.804 8.767 24.817 960 -23 208.083 942.128
710.650 960 5.987 19.440 479 -6.973 188.162 918.706
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2013 (voor) EUR
Valuta derivaten EUR
EUR 550.912 GBP 54.081 JPY 8.767 USD 102.756 CAD 9.036 DKK 7.873 Overige 207.887 Totaal valutapositie 941.312 Tabel 42; Valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten
145.808 -51.277 -77.939 -8.076 -7.896 196 816
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken.
43
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Het renterisico is voor 70% van de verplichtingen afgedekt met een bandbreedte van + en – 3%. Er is een matching van activa en passiva over de verschillende looptijden zodat rekening wordt gehouden met de absolute hoogte en vorm van de yieldcurve voor verplichtingen. De benodigde duratie wordt verkregen uit de vastrentende portefeuilles in combinatie met een Swap overlay portefeuille. Het Fonds hedged het renterisico tegen marktcurve. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddeld resterende looptijd in jaren. (In duizenden euro’s) Duratie vastrentende waarden (voor derivaten) Duratie vastrentende waarden (na derivaten) Duratie (nominale) pensioenverplichtingen Duratie (nominale) pensioenverplichtingen obv swapcurve)
Balanswaarde EUR 535.424 589.969 916.798 927.354
Ultimo 2013 5,2 jaar 18,1 jaar 15,4 jaar 15,8 jaar
Balanswaarde EUR 552.535 647.484 939.556 979.504
Ultimo 2012 4,1 jaar 18,0 jaar 16,0 jaar 16,6 jaar
Tabel 43; Duratie In de balanswaarde van de vastrentende waarden in bovenstaande tabel zijn de cashfunds opgenomen. Er is geen rekening gehouden in deze balanswaarde met de opgelopen rente en de aan de vastrentende waarden gealloceerde liquide middelen. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2013 EUR 82.432 193.732 259.260 535.424
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd < > 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar Totaal vastrentende waarden Tabel 44; Vastrentende waarden (inclusief cashfunds) naar looptijd
% 15,4% 36,2% 48,4% 100.0%
Ultimo 2012 EUR 6.868 128.436 417.234 552.538
% 1,2% 23,2% 75,5% 100,0%
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over the Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het Fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het Fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.
44
De volgende posten vormen een concentratierisico: (in duizenden euro’s) Tegenpartij Staatsobligaties Duitsland Staatsobligaties Nederland
Bedrag EUR 39.658 48.083
% van balanstotaal 4% 5%
Tabel 45; Concentratierisico Ultimo 2013 is er sprake van beleggingen in een individuele tegenpartij groter dan 4,0%, en betreft het de staatsobligaties van Duitsland en Nederland. In het algemeen geldt dat het concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuilles in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan voor deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoort. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het Fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop door een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Swaps: Door middel van swaps wordt het renterisico van de totale obligatieportefeuille afgestemd op de duratie van de verplichtingen waardoor een groter deel van het renterisico wordt afgedekt. Deze opzet heeft twee voordelen. In de eerste plaats kan door actief beheer extra rendement worden behaald hetgeen het totale rendement van het Fonds ten goede kan komen. In de tweede plaats biedt de nieuwe swapportefeuille meer flexibiliteit om beleggingen en pensioenverplichtingen op elkaar af te stemmen en kunnen eventuele aanpassingen eenvoudiger en kostenefficiënter worden doorgevoerd. Het Fonds is in belangrijke mate afgedekt tegen het zogenoemde renterisico.
45
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2013:
Contractomvang Clean Value Pc Pos
Clean Value Pc Neg
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
Credit default Swap FX Forwards Bond Future Forward Bonds Interest Rate Swaps
18.823 155.946 4.051 11 643.950
-15.660 -155.129 -4.190 0 -593.196
3.163 1.397 350 11 72.145
0 -581 -488 0 -21.392
Totaal Derivaten Tabel 46; Derivatenposities ultimo 2013
822.781
-768.175
77.066
-22.461
(In duizenden euro’s)
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2012:
Contractomvang Clean Value Pc Pos
Clean Value Pc Neg
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
Credit Default swap FX Forwards Bond Future Forward Bonds Interest Rate Swaps Inflation Swaps
1.858 128.323 206 1 751.129 4.982
-1.830 -126.635 -69 -1 -658.056 -4.960
29 2.410 206 1 108.431 37
-722 -69 -1 -15.358 -15
Totaal Derivaten Tabel 47; Derivatenposities ultimo 2012
886.499
-791.551
111.114
-16.165
(In duizenden euro’s)
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: (in duizenden euro’s)
Ultimo 2013
Ultimo 2012 EUR AAA 162.347 35,6% 165.542 AA 81.296 17,8% 88.752 A 55.821 12,2% 68.834 BBB 108.493 23,7% 109.591 BB 2.453 0,5% 0 B 34.270 7,5% 8.161 Lager dan B 0 0,0% 500 Geen rating 12.482 2,7% 5.269 Totaal beleggingen naar kredietwaardigheid 457.162 100,0% 446.649 Tabel 48; Totaal beleggingen in vastrentende waarden exclusief cashfunds naar kredietwaardigheid debiteuren
% 33,0% 18,0% 26,6% 19,8% 0,0% 1,5% 0,1% 1,0% 100,0%
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: Ultimo 2013 zijn er voldoende obligaties en cashfunds, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Daarnaast is er een cash flow planning gemaakt met een horizon van 1 jaar, die maandelijks wordt aangepast op recente ontwikkelingen.
46
Uitbestedingsrisico Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt: • Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indicatoren over het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie. • Jaarlijks zal de accountant van het pensioenfonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures. • Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. • Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van algemene strekking aan de manager Pensioenfonds. Aon Hewitt verstrekt een ISAE 3402 rapportage type 2 voor de periode 1oktober 2012 tot en met 30 september 2013. Over het laatste kwartaal van 2013 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent. Periodiek heeft het bestuur overleg gevoerd met de vermogensbeheerders. In dit overleg is uitvoerig stilgestaan bij de resultaten van de vermogensbeheerders. Daarnaast heeft het bestuur kennisgenomen van interne beheersingsrapportages (ISAE 3402) van de vermogensbeheerders en heeft het bestuur deze geanalyseerd. De rapportages bevatten geen Type I opmerkingen, dat wil zeggen dat de interne processen en procedures goed nageleefd worden.
47
Toelichting Staat van baten en lasten over 2013
10
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
(in duizenden euro’s)
2013 EUR
2012 EUR
Periodieke premies: Werkgeversgedeelte Werknemersgedeelte Premie ineens (FVP-premies en inkoopsommen)
16.214 10.205 0
12.869 9.410 41
Totaal premiebijdragen exclusief VXOP
26.419
22.320
5.938
6.544
32.357
28.864
VXOP premie Totaal premiebijdragen Tabel 49; Premiebijdragen
De feitelijke premie bedraagt 26.419 euro. De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 33,1% ( waarvan 3,1 % eenmalig). van de pensioengrondslag som. In 2012 was de totale bijdrage 28,3% van de pensioengrondslagsom. De kostendekkende premie, de premie volgens dekkingsgraadeis, de gedempte en de feitelijke premie (exclusief inkoop VXOP) volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (in duizenden euro’s)
2013 EUR 26.419 25.634 28.475 24.542
Feitelijke premie Premie volgens premiedekkingsgraadeis Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie
2012 EUR 22.320 23.441 26.003 20.901
Tabel 50; Premies volgens Pensioenwet De feitelijke premie voldoet in 2013 aan de eis dat deze bijdraagt aan herstel. In 2012 droeg de premie niet bij aan herstel. Het Fonds maakt in 2012 echter gebruik van de zogenaamde “adempauze”, zodoende heeft het Fonds in 2012 van DNB toestemming om af te wijken van deze eis. De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties in deze kostendekkende premie van jaar op jaar. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijk te ontvangen premie. Het Fonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van 3,29% (2012; 3,74%). Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van de gemiddelde nominale rente per 30 september van de afgelopen vijf jaar. De feitelijke premie is afgeleid van de salarissom. De gedempte premie is lager de kostendekkende premie zonder demping van de disconteringsvoet. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur op 31 december 2013 lager is dan de gehanteerde gedempte disconteringsvoet van 3,29%. De voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1953 is gebaseerd op de UFR per 31 december 2013, wat overeenkomt met de grondslagen voor de kostendekkende premie 2014 op basis van rentetermijnstructuur. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor risico fonds Opslag voor benodigde solvabiliteit Opslag voor toekomstige kosten Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Kostendekkende premie Tabel 51; Opbouw kostendekkende premie
48
2013 EUR 23.262 3.843 462 908 28.475
2012 EUR 21.280 3.466 249 1.008 26.003
11
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
De kosten vermogensbeheer in 2013 bedragen 1.601 duizend euro (2012; 1.204 duizend euro). Deze kosten worden in mindering gebracht op de beleggingsopbrengsten. In deze 1.601 duizend euro is een BTW teruggave op vermogensbeheerkosten verwerkt van 109 duizend euro, die betrekking heeft op voorgaande jaren. De kosten vermogensbeheer zijn niet direct te toe te wijzen aan de verschillende categorieën van beleggingen. 2013
(in duizenden euro’s)
Directe beleggingsopbrengsten EUR 884 4.109 9.095 7.585 20 21.693
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingsopbrengsten Teruggave BTW voorgaande jaren Vermogensbeheerkosten Totaal beleggingsopbrengsten Tabel 52; Beleggingsresultaten 2013 risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 924 46.749 -9.794 -36.312 -729 838
21.693
838
Directe beleggingsopbrengsten EUR 482 3.520 10.395 4.612 170 19.179
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 7.925 33.056 33.394 35.111 -548 108.938
Vermogensbeheerkosten
109 -1.710 -1.601
Totaal beleggingsopbrengsten EUR 1.808 50.858 -699 -28.727 -709 22.531 109 -1.710 20.930
2012
(in duizenden euro’s)
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingsopbrengsten Teruggave BTW voorgaande jaren Vermogensbeheerkosten Totaal beleggingsopbrengsten Tabel 53; Beleggingsresultaten 2012 risico pensioenfonds
12
19.179
108.938
Vermogensbeheerkosten
241 -1.445 -1.204
Totaal beleggingsopbrengsten EUR 8.407 36.575 43.789 39.723 -377 128.117 241 -1.445 126.913
Overige baten 2013 EUR 1 1
(in duizenden euro’s) Andere baten Totaal overige baten Tabel 54; Overige baten
49
2012 EUR 12 12
13
Pensioenuitkeringen
(in duizenden euro’s)
2013 EUR 25.218 255 1.984 71 17 27.545
Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkopen Totaal pensioenuitkeringen Tabel 55; Pensioenuitkeringen
2012 EUR 23.816 257 1.878 81 1 26.033
De uitkeringen zijn in 2013 ten opzichte van 2012 gestegen ondanks de doorgevoerde korting van 3,5%. Dit wordt veroorzaakt door het groot aantal pensioneringen in 2013. De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 451 euro per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig pensioenwet.
14
Pensioenuitvoeringskosten
(in duizenden euro’s) Pensioenbureaukosten Adviseurs Actuaris Accountantskosten Visitatiecommissie Pensioenadmininistratiekosten Contributies en bijdragen Overige Totaal pensioenuitvoeringskosten Tabel 56; Pensioenuitvoeringskosten
2013 EUR 225 120 117 64 23 815 82 43 1.489
2012 EUR 216 64 114 105 0 739 30 44 1.312
De werkzaamheden op het Pensioenbureau worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt doorbelast naar het Fonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten. De redenen voor de hogere pensioenuitvoeringskosten zijn o.a. een ALM studie, continuïteitsanalyse en de kosten van de Visitatiecommissie. Bovendien waren ook de kosten van DNB substantieel hoger. De accountantskosten in 2013 bedragen 64 duizend euro, dit betreft een reservering voor controlewerkzaamheden van boekjaar 2013, die in 2014 door de accountant worden uitgevoerd. De post overig KPMG netwerk wordt verantwoord onder de vermogensbeheerkosten. De volgende honoraria van KPMG Accountants N.V. zijn ten laste gebracht van de stichting, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a BW. (in duizenden euro’s) 2013 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 57; Honoraria accountant 2013
KPMG Accountants N.V. EUR 64
Overig KPMG netwerk EUR
Totaal KPMG EUR 64
5
5
64
5
69
(in duizenden euro’s) 2012 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 58; Honoraria accountant 2012
KPMG Accountants N.V. EUR 105
Overig KPMG netwerk EUR
Totaal KPMG EUR 105
15
15
15
120
105
In overeenstemming met artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het Fonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.
50
15
Pensioenopbouw voorziening pensioenverplichtingen
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en de risicopremies Actuarieel benodigd bedrag voor inkoop onvoorwaardelijke aanspraken VPL Totaal Actuarieel benodigd Toevoeging ivm kosten Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en de risicopremies Opslag voor toekomstige uitvoeringskosten Totaal pensioenopbouw Tabel 59; Pensioenopbouw
16
2013 EUR -28.558 5.296 -23.262 -462 -23.724 581 -23.143
2012 EUR -27.560 6.210 -21.350 -249 -21.599 319 -21.280
Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen
(in duizenden euro’s) Verlaging pensioentrekkenden Verlaging slapers Verlaging actieven Toeslagverlening pensioentrekkenden Toeslagverlening slapers Toeslagverlening actieven Totaal indexering en overige kosten Tabel 60; Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen
2013 EUR
2012 EUR 15.590 3.632 14.627
0
33.849
Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, indien de financiële middelen van het Fonds dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari en 1 april toegekend. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAO-Metaalelektro. De per 1 april 2013 en 1 januari 2014 toegepaste verhoging bedraagt 0%. Hierdoor bedraagt het resultaat over 2012 en 2013 in verband met toeslagverlening 0. In het resultaat Indexering en overige toeslagen is de per 1 april 2013 geëffectueerde verlaging van de pensioenaanspraken en pensioenrechten verwerkt. Deze verlaging bedroeg 3,5% voor alle deelnemers en leidt tot een daling van de voorziening van 33.849 duizend euro en was reeds verwerkt in de voorziening eind 2012.
17
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012; 1,544%), overeenkomstig de rente termijn structuur. De benodigde interesttoevoeging aan de technische voorziening leidt tot een last van 3.325 duizend euro (2012; 13.439 duizend euro).
18
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. (in duizenden euro’s) Uitkeringen Totaal onttrekking voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Tabel 61; Pensioenuitkeringen in mutatie pensioenverplichtingen
51
2013 EUR 27.584 27.584
2012 EUR 26.230 26.230
19
Wijziging marktrente voorziening pensioenverplichtingen
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente in 2013 en bedroeg 28.133 duizend euro positief. De wijziging marktrente leidde in 2012 tot een stijging van 66.527 duizend euro, die was opgebouwd uit enerzijds een last van 84.484 duizend euro gerelateerd aan de reguliere aanpassing van de rentetermijnstructuur. Anderzijds is het Fonds vanaf september 2012 verplicht om met een herziene rekenrente de contante waarde van de verplichtingen te berekenen (UFR methodiek). Deze herziene methodiek heeft geleid tot een daling van de verplichtingen en heeft daarmee een positief effect gehad op de dekkingsgraad van 17.957 duizend euro.
20
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht rechten
(in duizenden euro’s) Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten voorziening pensioenverplichtingen Tabel 62; Saldo overdracht rechten in mutatie voorziening pensioenverplichtingen
2013 EUR -283 341 58
2012 EUR -34 0 -34
Deze wijziging betreft de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van waarde-overdrachten.
21
Overige mutaties voorziening pensioenverplichting
(in duizenden euro’s) Overige mutaties Totaal saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Tabel 63; Saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
2013 EUR -6.549 -6.549
2012 EUR -29.566 -29.566
Onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen vallen het resultaat op kanssystemen, de toeslag op langleven en overige actuarieel resultaat. Tenslotte is er onder de overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen opgenomen, de stijging van de voorziening met 5.296 duizend euro in verband met de inkoop VXOP (1953) in 2013 (2012: 6.210 duizend euro). Aan de vaststelling van de technische voorzieningen ligt een aantal kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste kanssystemen betreffen sterfte (-275 duizend euro) en arbeidsongeschiktheid (448 duizend euro). Mutaties zoals uitruil van de ene pensioensoort in een andere kan leiden tot een actuarieel resultaat omdat de gebruikte uitruilfactor sekseneutraal is, samen met overige doorgevoerde mutaties en correcties gaat het om een last van -1.426 duizend euro.
22
Saldo overdracht van rechten
(in duizenden euro’s)
2013 EUR -227 338 111
Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten Tabel 64; Saldo overdracht rechten
2012 EUR -28 -65 -93
Waarde-overdrachten betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De koopsommen, die worden ontvangen, worden aangewend voor de inkoop van extra aanspraken.
52
Toelichting Kasstroomoverzicht over 2013 23
Overige mutaties beleggingen
(in duizenden euro’s)
2013 EUR 20.938 4.671 25.609
Mutatie liquide middelen gerelateerd aan beleggingen Mutatie lopende intrest Totaal saldo overige mutaties beleggingen Tabel 65; Overige mutaties beleggingen
24
2012 EUR 48.337 1.534 49.871
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het Fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Aon Hewitt voor een periode van 2 jaar, vanaf 1 januari 2008. Deze uitbestedingsovereenkomst is vanaf 1 januari 2014 stilzwijgend verlengd met 2 jaar. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt 0,7 miljoen euro, de contractuele verplichting eind 2013 is derhalve 1,4 miljoen euro (2012; 0,7 miljoen euro). De verplichting uit hoofde van minimumpensioen bedraagt ultimo 2013 2,95 miljoen euro (ultimo 2012; 3,90 miljoen euro). De verplichting ultimo 2013 is berekend met de termijnstructuur van de nominale marktrente ultimo 2012, die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van 2,7%. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat in het geval van eenzijdige opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door de werkgever de werkgever 0,5% VPV verschuldigd is ter gedeeltelijke financiering van toekomstige uitvoeringskosten. Per balansdatum heeft het Fonds binnen de swap overlay portefeuille voor 8,2 miljoen euro fysieke stukken in onderpand gegeven aan tegenpartijen, binnen het ING IM mandaat is per balansdatum 638.001 euro aan fysiek collateral ontvangen.”
Investeringsverplichtingen Er bestaan per balansdatum geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen).
53
25
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen; het Fonds, de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders en de voormalige bestuurders, directieleden of andere beleidsbepalers en werknemers van het Fonds.
Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar toelichting 27. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het Fonds op basis van voorwaarden in het pensioen-reglement.
Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: Tussen het Fonds en de werkgever is een ‘overeenkomst met betrekking tot de betaling van de bijdragen gesloten. In 2007 zijn de afspraken tussen het Fonds en de werkgever vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de Pensioenwet. In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd: • Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties. • De (totale) doorsneepremie dient door de werkgever betaald te worden en bedraagt 30,0% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers in 2013. • De werkgever houdt de bijdrage van de werknemers in op het salaris. De deelnemersbijdrage is vastgelegd in het pensioenreglement van het Fonds en bedraagt thans 40% van de doorsneepremie. • De doorsneepremie wordt in twaalf termijnen ter beschikking gesteld aan het Fonds. • Bijstorten is niet opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan zes maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd. De doorsneepremie kan nimmer minder zijn dan de kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte kostendekkende premie – in enig jaar – is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan. Het Fonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het Fonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de overeenkomst. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast.
26
Aantal personeelsleden
Bij het Fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt doorbelast naar het Fonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten.
27
Bezoldiging bestuurders
De bestuurders van het Fonds zijn onbezoldigd.
54
28
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het Fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het Fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
29
Belastingen
De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting
Hengelo, 12 mei 2014 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur
Dhr. D.J.H. de Bruijn Voorzitter
Dhr. G.J. Mulders Penningmeester
Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter
Dhr. E.R. Stolp Lid
Dhr. P.M. Dekker Secretaris
Dhr. J.G.E. Visser Lid
55
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het Fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het resultaat van 46.901 duizend euro is ten gunste van de algemene reserve gebracht. Het voorstel is verwerkt in de balans per 31 december 2013. Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan, die invloed hebben op het resultaat en / of het vermogen ultimo 2013, zoals deze in de jaarrekening zijn gepresenteerd.
56
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van het artikel 132 (vereist eigen vermogen). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 12 mei 2014
drs. ir. P.M. Halkes AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
57
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2013 van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 13 mei 2014 KPMG Accountants N.V.
F.J.J. Glorie RA
58
Deze pagina is bewust leeg gelaten
59
Verslag verantwoordingsorgaan Verslag VO over 2013 en de reactie van het bestuur hierop volgt later en deze zaken zullen aan het jaarverslag gehecht worden. Maken formeel geen onderdeel uit van dit verslag en/of de controle.
60
Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan Verslag VO over 2013 en de reactie van het bestuur hierop volgt later en deze zaken zullen aan het jaarverslag gehecht worden. Maken formeel geen onderdeel uit van dit verslag en/of de controle.
61