Kwartaalrapportage Vermogensbeheer
Stichting Pensioenfonds Productschappen
2013
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Management samenvatting
1 3
1 Kerncijfers 1.1 Dekkingsgraad 1.2 Rendement 1.3 Vermogen 1.4 Wegingen portefeuille
5 5 8 8 9
2 Toelichting risico’s 2.1 Balansrisico 2.2 Renterisico 2.3 Inflatierisico 2.4 Valutarisico 2.5 Kredietrisico 2.6 Concentratierisico 2.7 Illiquiditeitsrisico 2.8 Liquiditeitsrisico 2.9 Tegenpartijrisico
10 10 12 14 15 16 18 18 19 20
3 Rendementen en vermogens‐posities 3.1 Performance overzicht 3.2 Performance attributie 3.3 Beheervergoeding 3.4 Vermogensposities
22 22 24 25 26
4 Toelichting vermogensbeheer 4.1 Marktvisie 4.2 Maatschappelijk verantwoord beleggen
27 27 29
5 Toelichting beleggingscategorieën 5.1 Langlopende Obligaties 5.2 MN Services Euro Investment Grade Credit Fund 5.3 Bank Loans 5.4 Stichting Mn Services Europees High Yield Fonds 5.5 Stichting Mn Services US High Yield Fonds 5.6 Stichting Mn Services Obligatiefonds Emerging Markets 5.7 Stichting Mn Services Aandelenfonds Noord‐Amerika 5.8 Stichting Mn Services Aandelenfonds Europa I 5.9 Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten
37 39 40 41 42 43 44 45 46 47
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
1
5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.15 5.16 5.17
Stichting Mn Services Aandelenfonds Emerging Markets Private Equity Direct Onroerend Goed Nederland Onroerend Goed Direct Noord‐Amerika Onroerend Goed Direct Asia Pacific Commodities Stichting Mn Services Hedgefunds Fonds Microfinance
48 49 50 51 52 53 54 55
Bijlage 1: Tabel derivatenposities
56
Bijlage 2: Standaard Risico Model
57
Bijlage 3: Grondslagen waardering en resultaten
60
Bijlage 4: Verklarende woordenlijst
62
Bijlage 5: Stijlen Hedge Funds
65
Bijlage 6: Stijlen Private Equity
67
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
2
Management samenvatting Voor u ligt de vermogensbeheer kwartaalrapportage van Stichting Pensioenfonds Productschappen. Deze rapportage heeft betrekking op het eerste kwartaal van 2013. Kernpunten ‐ Feitelijke rente stijgt meer dan de DNB rente; ‐ Dekkingsgraad op basis van DNB rente stijgt met 1.8%‐punt; ‐ Rendement matching portefeuille negatief in het eerste kwartaal; ‐ Aandelen hebben een sterk eerste kwartaal; ‐ Stijging Amerikaanse dollar met circa 3% draagt bij aan het rendement.
Ontwikkeling van de financiële positie Stijging dekkingsgraad De stijging van de dekkingsgraad in het eerste kwartaal is met name toe te rekenen aan het goede rendement van de returnportefeuille. Het rendement van de matchingportefeuille was nagenoeg gelijk het rendement van de pensioenverplichtingen op basis van DNB rente. Kerncijfers Beleggingen (incl. Balansposten) Pensioenvoorzieningen (obv DNB rente)
31 Mrt 2013
31 Dec 2012
Mutatie
502.7
501.8
0.9
426.3
432.1
‐5.8
117.9%
116.1%
1.8%
IRR (DNB rente)
2.45%
2.37%
0.08%
IRR (feitelijke rente)
2.23%
2.13%
0.10%
Dekkingsgraad (DNB rente)
Risico Het balansrisico is in het eerste kwartaal beperkt gestegen. Het hoge rendement van de return portefeuille (aandelen) speelde hierbij een rol. Hierdoor is de weging van return portefeuille relatief groter geworden. Daarnaast is de onttrekking aan het beheerde vermogen volledig ten last gegaan van de returnportefeuille. zie ook paragraaf 2.1 en 2.2. Risico (o.b.v. maatstaf beleggingsplan 2013) Balansrisico (o.b.v. actuele rente) Renteafdekking (o.b.v. actuele rente)
31 Mrt 2013
Mutatie vorig kwartaal
Bandbreedte
9.1%
0.1%
6‐10%
61.7%
0.2%
60%‐70%
Conform beleid
Risico (DNB rentecurve vs actuele rente)
o.b.v. DNB rentecurve
Balansrisico Rente afdekking
8.0% 71.7%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
3
Rendement Per begin januari heeft een wijziging plaatsgevonden in de beleggingsadministratie van MN. Door deze wijziging worden nu ook alle posities van externe mangers, die via een discretionair mandaat werken, opgenomen in de administratie van MN. Sinds deze wijziging worden ook de waarderingen conform de systemetiek zoals omschreven in het waarderingshandboek van MN gehanteerd. Deze waardering kan afwijken van de waardering die daarvoor door de custodian werd gehanteerd en werd overgenomen door MN. De bovenstaande wijzigingen hebben een impact op de performance in het eerste kwartaal en kent twee oorzaken. ‐ Overgang van Mid (custodian) naar Bid(MN) prijzen ‐ Het gebruik van een andere pricing source Een uitgebreide toelichting en een specificatie van de impact is opgenomen in hoofdstuk 5. Matching portefeuille negatief De gestegen rente was de oorzaak van het negatieve rendement van de matching portefeuille. De 10‐ en 30‐jaars euroswap rente stegen met circa 0.1%. Investment grade bedrijfsobligaties stegen met name in waarde door de opgelopen rente op de obligaties. De rentevergoeding (yield) zelf bleef nagenoeg gelijk. Per saldo daalde de matching portefeuille in waarde. Return portefeuille positief Met een rendement van circa 5% deden de returnportefeuilles het uitstekend in het eerste kwartaal, en is volledig te danken aan de goede prestaties van aandelen. Met name aandelen uit het Verre Oosten en de Verenigde Staten lieten dubbelcijferige rendementen zien. Aandelen uit Opkomende Landen bleven duidelijk achter, maar behaalden wel een outperformance. Het onzekere economische klimaat trekt beleggers naar markten die als minder risicovol worden gezien. De outperformance van het fonds is toe te rekenen aan de onderweging van China en Zuid‐Korea. Verder droeg goede aandelenselectie bij aan de outperformance. High yield obligaties uit opkomende landen maakten pas op de plaats. Dit werd deels veroorzaakt door politieke onzekerheid in enkele opkomende landen. Daarnaast is de wijziging in de waarderingsmethodologie van invloed geweest op het rendement. Rendement Pensioenverplichtingen Beleggingen
Q1 2013
2013 (ytd)
‐0.53%
‐0.53%
0.83%
0.83%
Portefeuille Ontwikkelingen Binnen de matchingportefeuille is € 3.0 mln ontvangen rente op obligaties verschoven van de langlopende obligaties naar de liquide middelen. De kleine mutaties in de return portefeuille betreffen de positieve resultaten van de valuta afdekking. Per saldo zijn deze onttrokken aan het door MN beheerde vermogen ten behoeve van pensioenuitkeringen (€ 2.8 mln). Eind maart is conform Beleggingsplan 2013 EUR 4,1 miljoen belegd in Hoogrentende Bedrijfsobligaties Europa vanuit kasmiddelen. Er is in het Beleggingsplan een wachtperiode ingebouwd vanwege de aanstaande strategiewijziging van het beleggingsfonds. Per 1 april gaat de nieuwe strategie in waarbij structureel minder exposure is naar de minst kredietwaardige range van bedrijfsobligaties en structureel minder exposure naar bedrijfsobligaties uit de financiële sector (genoemde transacties zijn administratief per de eerste werkdag van april verwerkt en worden zichtbaar in de maandrapportage van april, dan wel de tweede kwartaalrapportage; paragraaf 1.3 vermogensmutaties). Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
4
1 Kerncijfers 1.1
Dekkingsgraad
Balanspositie met Nominale pensioenverplichtingen op basis van DNB rentecurve: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige balans‐ posten
Pensioen‐ verplichtingen Surplus
Nominale Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
397.3
63.5
116.0%
111.2%
Ultimo 2012
503.5
‐1.7
432.1
69.7
116.1%
110.6%
Ultimo kwartaal 1
504.7
‐2.0
426.3
76.4
117.9%
110.9%
Balanspositie met Nominale pensioenverplichtingen op basis van actuele rentecurve: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige balans‐ posten
Pensioen‐ verplichtingen Surplus
Nominale Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
409.3
51.5
112.6%
111.2%
Ultimo 2012
503.5
‐1.7
450.0
51.8
111.5%
110.6%
Ultimo kwartaal 1
504.7
‐2.0
442.2
60.6
113.7%
110.9%
De dekkingsgraad is vastgesteld op basis van de meest recente informatie van de pensioenverplichtingen, zoals aangeleverd door PBO‐dienstverlening. Hierbij is vanaf december 2012 rekening gehouden met de aangepaste prognosetafel 2012 inzake de levensverwachting.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
5
In de volgende figuren wordt de ontwikkeling van de nominale dekkingsgraad nader beschouwd. 1e kwartaal 2013 -0.5% ↓
+1.4% ↑
+0.3% ↑
+0.6% ↑
117.9%
31-3- 2013
Overige
Rendement verplichtingen Nominaal
Matching portefeuille
31-12- 2012
Return portefeuille
116.1%
Figuur 1.1: ontwikkeling van de dekkingsgraad uitgesplitst naar diverse componenten In bovenstaande grafiek wordt zichtbaar dat de return portefeuille en dan met name aandelen het afgelopen kwartaal een grote bijdrage hebben geleverd aan de stijging van de dekkingsgraad (1.4%‐punt). 140% 135% 131.1% 130% 125%
125.3%
120% 116.0% 2.7%*
115% 110% 105% 100% 95%
Historische DGR
Negatief scenario
Positief scenario
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Dekkingsgraad op actuele RTS
Feitelijke DGR
* Effect van overgang naar Dekkingsgraad op UFR basis 90% Dec '09 Dec '11
Feb
Apr
Jun
Aug
Okt
Dec '12
Feb
Apr
Jun
Aug
Okt
Dec '13
Figuur 1.2: vergelijking trendmatige ontwikkeling dekkingsgraad met feitelijke ontwikkeling en jaarprognose ontwikkeling dekkingsgraad
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
6
Op basis van risicoberekeningen kan een interval berekend worden waarbinnen zich de nominale dekkingsgraad het komende jaar naar verwachting bevindt. De spreiding tussen de maximum en de minimum dekkingsgraad wordt kleiner naarmate het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille dichter bij de verplichtingen ligt. De risicoberekening is gebaseerd op een 95% betrouwbaarheidsinterval. Dat wil zeggen dat er een statistische kans van 2.5% bestaat, dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad onder de weergegeven bandbreedte uitkomt en een kans van 2.5% dat de feitelijke ontwikkeling beter is dan de bovenkant van de bandbreedte. Ter indicatie wordt in onderstaande tabel de ontwikkeling van de reële dekkingsgraad weergegeven. Een reële dekkingsgraad van 100% betekent dat het aanwezige vermogen voldoende is ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen inclusief de verwachte inflatie. Balanspositie met Reële pensioenverplichtingen op basis van DNB rentecurve: Beleggingen
Overige Balans‐ posten
Reële Pensioen‐ verplichtingen
Surplus
Reële Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
581.9
‐121.1
79.2%
Ultimo 2012
503.5
‐1.7
637.1
‐135.3
78.8%
Ultimo kwartaal 1
504.7
‐2.0
623.7
‐121.0
80.6%
Bedragen in mln EUR
Balanspositie met Reële pensioenverplichtingen op basis van actuele rentecurve: Beleggingen
Overige Balans‐ posten
Reële Pensioen‐ verplichtingen
Surplus
Reële Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
‐2.2
631.0
‐170.2
73.0%
Ultimo 2012
503.5
‐1.7
675.8
‐174.0
74.3%
Ultimo kwartaal 1
504.7
‐2.0
658.7
‐155.9
76.3%
Bedragen in mln EUR
De reële pensioenverplichtingen zijn vastgesteld uitgaande van een scenario waarin alle thans opgebouwde rechten naar de toekomst jaarlijks worden verhoogd met de huidige inflatieverwachting. De gehanteerde inflatieverwachting is gelijk aan de Europese prijsinflatie – ‘Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco’, welke door de markt is ingeprijsd in de waarde van de inflatieswaps.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
7
1.2
Rendement
Onderstaande tabel geeft het rendement van de beleggingsportefeuille weer. Ter vergelijking is ook het rendement van de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit de bijschrijving van rente (oprenting) en het effect van de renteverandering op de voorziening pensioenverplichtingen.
Eerste kwartaal
Rendement
Jaar 2013
Feitelijk
Benchmark
Verschil
Feitelijk
Benchmark
Verschil
DNB RTS
‐0.53%
‐0.53%
Actuele RTS
‐0.97%
‐0.97%
Totaal Rendement portefeuille
0.83%
0.86%
‐0.03%
0.83%
0.86%
‐0.03%
Matching Portefeuille
‐0.64%
‐0.65%
0.01%
‐0.64%
‐0.65%
0.01%
2.95%
2.81%
0.14%
2.95%
2.81%
0.14%
Voorziening pensioenverplichtingen
Return Portefeuille
Hoofdstuk 3 ‘Rendementen en vermogensposities’ gaat nader in op de rendementen per beleggingscategorie.
1.3
Vermogen
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal en vanaf begin van het jaar weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan‐ en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreffen het saldo van de in‐ en uitstroom van gelden van/naar de pensioenadministrateur. Vermogen in mln EUR
Eerste kwartaal Primo RM S&O kwartaal
Voorziening pensioenverplichtingen
Ultimo kwartaal
DNB RTS
432.1
‐2.3
‐3.5
426.3
432.1
‐2.3
‐3.5
426.3
Actuele RTS
450.0
‐4.4
‐3.4
442.2
450.0
‐4.4
‐3.4
442.2
Totale Portefeuille
503.5
4.0
‐2.8
504.7
503.5
4.0
‐2.8
504.7
Matching Portefeuille
282.6
‐2.0
0.0
280.6
282.6
‐2.0
0.0
280.6
Return Portefeuille
220.9
6.0
‐2.8
224.2
220.9
6.0
‐2.8
224.2
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
Primo RM S&O Ultimo jaar kwartaal
Jaar 2013
8
1.4
Wegingen portefeuille
In het Beleggingsplan 2013 zijn de afspraken vastgelegd met betrekking tot de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën, de ‘actuele norm’. Onderstaande tabel zet deze actuele norm af tegen de feitelijke verdeling over de beleggingscategorieën. Categorie
Actuele norm
Feitelijke weging
Matching Portefeuille
55.7%
55.6%
Return Portefeuille
44.3%
44.4%
Totale Portefeuille
100.0%
100.0%
Ten opzichte van het vierde kwartaal is de matching portefeuille (Q4 2012: 56.1%) kleiner en de return portefeuille groter (Q4 2012: 43.9%) geworden. Dit komt oor de goede resultaten van de returnportefeuille.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
9
2 Toelichting risico’s 2.1
Balansrisico
Een maatstaf voor de mate waarin het gevoerde beleid aansluit op het gewenste risico‐ rendementprofiel van het fonds is het balansrisico. Dit is een maatstaf die de verwachte beweeglijkheid van de waarde van de beleggingen ten opzichte van de waarde van de (nominale) voorziening pensioenverplichtingen meet. Balansrisico Ultimo kwartaal
Feitelijk
Nagestreefd
Bandbreedte
9.1%
8.0%
6.0% ‐ 10.0%
12%
10%
8%
Zone doelstelling Matchingportefeuille 9.0%
9.2%
9.2%
9.1%
1.5%
1.5%
1.5%
1.5%
7.5%
7.7%
7.7%
7.6%
Returnportefeuille Beleggingsplan
6%
4%
2%
0%
Figuur 2.1: ontwikkeling maatstaf balansrisico In de figuur is weergegeven welke bijdrage aan het balansrisico voortkomt uit de Return Portefeuille en de Matching Portefeuille. Het risico dat voortkomt uit de Matching Portefeuille is het gevolg van de “mismatch” tussen de beleggingen in deze portefeuille en de ontwikkeling van de waarde van de verplichtingen, welke gevoelig is voor veranderingen in de swaprente. De mismatch ontstaat voornamelijk door verschillen in waardeontwikkeling tussen staatsobligaties en de swaprentecurve en de ontwikkeling van de creditspreads op bedrijfsobligaties ten opzichte van de swaprentecurve. Het balansrisico dat voortkomt uit de Return Portefeuille betreft het risico op de zakelijke waarden beleggingen in relatie tot de beweeglijkheid van de pensioenverplichtingen door renteveranderingen. Het feitelijke balansrisico kan boven het beoogde balansrisico uitkomen, zoals gehanteerd als uitgangspunt in het beleggingsplan. De oorzaak kan liggen in een bewuste afwijking ten opzichte van het beleid in het beleggingsplan: indien er meer risico wordt genomen versus de verplichtingen en dus een hoger balansrisico wordt gerealiseerd. Een andere oorzaak kan zijn dat de markten dusdanig volatiel zijn dat het feitelijke balansrisico hoger ligt dan het beoogde balansrisico uit het beleggingsplan, terwijl het beleid wel in lijn is met het beleggingsplan. In de volgende figuren is zichtbaar gemaakt door welke oorzaken de verandering van het balansrisico verklaard kan worden. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
10
Figuur 2.2: ontwikkeling balansrisico De attributieanalyse in de figuur geeft inzicht in de ontwikkeling van het balansrisico en is uitgesplitst naar de volgende onderdelen: - Portefeuille samenstelling: verschuiving in de portefeuille door marktbewegingen en aan‐ en verkopen. - Volatiliteit: verandering in de beweeglijkheid (volatiliteit) van de beleggingen. - Correlaties: verandering in de onderlinge samenhang (correlaties) van de beleggingen. - Verplichtingen: veranderingen in het renteniveau en rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen waaraan het balansrisico wordt afgemeten. In figuur 2.3 is een risicodecompositie weergegeven. Hierin wordt de bijdrage van de individuele beleggingscategorieën aan het balansrisico getoond. Een zeer groot deel van het risico wordt gevormd door de aandelen portefeuille. Risico decompositie 9.1% 12.0%
Matching PF
Return PF
Risico‐allocatie 10.0%
16.7%
83.3% 0.7%
Marginal Tracking Error
0.4%
8.0%
7.6%
0.9% 0.4%
0.3%
6.0%
1.1% 0.3% 1.2%
4.0%
0.7%
0.2% 0.8%
2.0%
0.1% 1.5%
0.7% 1.3%
1.5%
Credits 1.3%
Matching 1.5%
1.5%
0.0% ‐1.5%
‐2.0% Nominaal 0.2%
Cash Bonds
Credits
Matching
Swaps
Aandelen 2.9%
High yield 2.4%
Altern. 1.7%
EM
Bank L.
Com.
VO
EMD
VS
EU HY
Europa
US HY
P.E. H.F.
Vastgoed 0.7%
Totaal 9.1%
Return Vastgoed Matching
Figuur 2.3: Decompositie balansrisico Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
11
2.2
Renterisico
Het renterisico is het risico dat veranderingen in de marktrente leiden tot veranderingen in de waarde van de vastrentende portefeuille en van de pensioenverplichtingen. In onderstaande tabel is de feitelijke rente‐afdekking afgezet tegen de nominale rente‐ afdekking volgens de norm van het Beleggingsplan. Voor de berekening van de feitelijke rente‐ afdekking is uitgegaan van de beleggingen die onderdeel uitmaken van de Matching portefeuille exclusief liquiditeiten. Rente‐afdekking Nominaal in % van de pensioenverplichtingen
Feitelijk (ex ante)
Beleggingsplan
Bandbreedte
61.7%
65.0%
60%‐70%
In onderstaande grafiek is de positionering van de renteafdekking op de verschillende looptijden inzichtelijk gemaakt. Hierbij is de waardeverandering getoond uitgaande van een renteverandering van 1 basispunt (1bp), van zowel de nominale verplichtingen als de Matching portefeuille.
Figuur 2.4: afdekking van de pensioenverplichtingen totaal (links) en verdeeld over looptijdsegmenten (rechts) De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is een maat voor de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Als de duration van de beleggingen lager is dan de duration van de pensioenverplichtingen, betekent dit dat de pensioenverplichtingen gevoeliger zijn voor renteveranderingen dan de beleggingen.
Duration (jaar)
Duratiebijdrage vastrentende waarden
6.1
Duratiebijdrage Rente Afdekking
2.6
Rentegevoeligheid beleggingen
8.7
15.3
Rentegevoeligheid pensioenverplichtingen
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
12
Een andere manier om dit verschil in rentegevoeligheid zichtbaar te maken is door de invloed te meten die een renteschok van 100 basispunten of 1% heeft op de dekkingsgraad. Ervan uitgaande dat de overige beleggingen en balansposten niet in waarde veranderen, geeft dit de hierna volgende resultaten. De beleggingen in hoogrentende obligaties zijn overigens niet meegenomen in deze berekening vanwege het feit dat deze (dollar)beleggingen geen eenduidige correlatie hebben met de euro renteontwikkeling. Exclusief renteschok
1% stijging
1% daling
Matching Portefeuille (excl Liquiditeiten)
273.7
234.9
320.8
Overige beleggingen
231.1
231.1
231.1
‐2.0
‐2.0
‐2.0
Pensioenvermogen
502.7
464.0
549.8
Pensioenverplichtingen
426.3
372.5
491.4
117.9%
124.6%
111.9%
+6.7%
‐6.0%
Bedragen in mln EUR
Overige balansposten
Dekkingsgraad Verandering in dekkingsgraad
In onderstaande grafiek is het verschil tussen de UFR en de feitelijke rentecurve duidelijk zichtbaar. De UFR rentecurve loopt na twintig jaar geleidelijk op doordat de modelmatige lange termijn rente waar de curve na het 20‐jaars punt van afhankelijk is hoger ligt dan de marktrente. 4.5% 4.0% 3.5% 3.0% 2.5% 2.0% 1.5% 31 december 2012 31 dec DNB rentecurve op UFR basis
1.0%
31 maart 2013 0.5%
31 mrt DNB rentecurve op UFR basis
0.0% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50 Looptijd >
Figuur 2.5: ontwikkeling rentetermijnstructuur In onderstaande figuur is de gemiddelde nominale rentevoet (IRR) van het fonds weergegeven waartegen de pensioenverplichtingen worden verdisconteerd. Als de gemiddelde rentevoet daalt, stijgt de waarde van de pensioenverplichtingen en omgekeerd.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
13
4.0%
3.5% 3.45%
3.0% 2.73% 2.37%
2.5%
2.45%
2.55%
2.23%
2.0%
2.13%
1.5%
1.0%
0.5% IRR
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Dec 2012
Jan
Feb
IRR (gemiddelde RTS/UFR) Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2013
Figuur 2.6: ontwikkeling gemiddelde interne nominale rentevoet van de pensioenverplichtingen
2.3
Inflatierisico
Inflatie vormt een risico voor pensioenfondsen die immers veelal de ambitie hebben om pensioentoezeggingen te indexeren. De ontwikkeling van de inflatietermijnstructuur werkt op twee manieren door in de balans van een pensioenfonds. Aan de ene kant beïnvloedt de ontwikkeling van de inflatieverwachting de waarde van de reële verplichtingen. Maar ook de waardeontwikkeling van de beleggingen in inflatiegerelateerde producten, zoals (inflatie)obligaties en inflatieswaps, is afhankelijk van de ontwikkeling van de inflatieverwachting. 3.0%
2.5%
2.0%
1.5%
1.0%
0.5% 31 december 2012 31 maart 2013 0.0% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45 50 Looptijd >
Figuur 2.7: inflatietermijnstructuur
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
14
2.5%
2.0%
1.5% 1.23%
1.0%
0.5%
0.53% 0.21%
0.31%
0.13% -0.08%
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Dec 2012
0.03%
Jan
Feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2013
-0.5% IRR Reëel
IRR Reëel (gemiddelde RTS)
Figuur 2.8: ontwikkeling gemiddelde interne reële rentevoet
2.4
Valutarisico
Valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. De kolom ‘Totale positie in valuta’ in de tabel geeft aan welk percentage van de totale portefeuille is belegd in de desbetreffende valuta. In de kolom ‘Beoogde Afdekking conform beleid’ staat welk percentage afgedekt moet worden volgens het Beleggingsplan. Dit hoeft niet per se de totale positie te zijn. Afgesproken kan bijvoorbeeld zijn om het valutarisico van bepaalde (illiquide) beleggingen niet af te dekken. De feitelijke omvang van de valuta‐ afdekking staat in de kolom ‘Omvang afdekking’. De laatste twee kolommen geven het verschil aan tussen de twee laatstgenoemde percentages en de bandbreedte waarbinnen dit verschil moet liggen. Totale positie in valuta
Beoogde Afdekking conform beleid
Omvang afdekking
Afwijking
Bandbreedte (+/‐)
22.9%
11.5%
11.4%
0.1%
1.0%
Britse pond (GBP)
1.3%
1.3%
1.4%
‐0.1%
0.3%
Japanse yen (JPY)
0.7%
0.7%
0.6%
0.1%
0.1%
Overig
8.5%
0.0%
0.0%
0.0%
0.0%
Valuta Amerikaanse dollar (USD)
Vanaf 1 januari 2012 is het beleid om 50% van de USD beleggingen af te dekken. Deze keuze is gedreven vanuit risicomanagement oogpunt. In tijden van crisis toont de Amerikaanse dollar haar “currency of the World”‐status. Bij een sterke verzwakking van de euro kan er een grote liquiditeitsbehoefte ontstaan, die in een eurocrisis potentieel samenvalt met verliezen op andere beleggingen. De overige valuta zijn met name opgebouwd uit Europese beleggingen (met name Zwitserse frank), en uit Opkomende landen van zowel aandelen als obligaties. Bij deze valuta moet dan met name gedacht worden aan: Turkse lira, Braziliaanse reaal, Zuid‐Afrikaanse rand, Koreaanse won, Chinese renminbi en Mexicaanse peso. In totaal zijn circa 30 vreemde valuta vertegenwoordigd in de portefeuille.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
15
Onderstaande figuren tonen de ontwikkeling van de euro ten opzichte van de valuta die, conform het Beleggingsplan moeten worden afgedekt. EUR/USD
1.55 1.45 1.35 1.25 1.15 mrt-12
apr-12
mei-12
jun-12
jul-12
aug-12
sep-12
okt-12
nov-12
dec-12
jan-13
feb-13
mrt-13
okt-12
nov-12
dec-12
jan-13
feb-13
mrt-13
okt-12
nov-12
dec-12
jan-13
feb-13
mrt-13
EUR/GBP
0.95 0.90 0.85 0.80 0.75 mrt-12
apr-12
mei-12
jun-12
jul-12
aug-12
sep-12
EUR/JPY
130 120 110 100 90 mrt-12
apr-12
mei-12
jun-12
jul-12
aug-12
sep-12
Figuur 2.9: wisselkoersontwikkeling afgedekte valuta
2.5
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit betreft voornamelijk beleggingen in obligaties, in derivaten en in geldmarktproducten. Het kredietrisico wordt beperkt door spreiding van de vastrentende waarden naar regio, de creditrating van de tegenpartijen en de sector. Het nemen van kredietrisico levert extra rendement op ten opzichte van staatsobligaties. De creditspread is een maatstaf voor kredietrisico en drukt de opslag uit die de markt vraagt boven de risicovrije rente. Hoe hoger deze opslag, hoe hoger de markt het kredietrisico op een partij beoordeelt en hoe hoger de vergoeding (de spread) is die beleggers willen ontvangen voor het nemen van dit kredietrisico. De duration geeft de koersgevoeligheid weer van vastrentende waarden bij veranderingen in de creditspread.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
16
Waarde in mln EUR
Duration
Creditspread
190.5
14.4
0.0%
Investment Grade Bedrijfsobligaties
74.0
4.4
0.7%
Hoogrentende Staatsobligaties Opkomende Markten
41.7
6.6
3.0%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties Verenigde Staten
30.2
3.4
3.9%
Bank Loans
11.6
3.6
4.1%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties Europa
10.8
2.8
4.4%
359.6
9.8
0.5%
Categorie Langlopende Staatsobligaties
Totaal
NB Uitstaande derivatenposities en liquide middelen zijn in deze tabel buiten beschouwing gelaten. Paragraaf 2.9 ‘Tegenpartijrisico’ gaat nader in op deze posities. In de volgende tabel staat de verdeling over de verschillende ratingklassen van de posities in de portefeuilles vastrentende en hoogrentende waarden. Elke regel telt op tot 100% en geeft daarmee de procentuele verdeling weer binnen die betreffende deelportefeuille.
AAA
AA
A
BBB
BB
B
CCC en lager
Geen rating
Cash binnen portefeuille
Totaal
Totaal
52%
6%
12%
12%
7%
9%
1%
0%
1%
100%
Matchingportefeuille
100%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
100%
3%
15%
45%
36%
0%
0%
0%
0%
1%
100%
Returnportefeuille‐ Hoogrentend
Europa High Yield
0%
0%
0%
3%
51%
38%
4%
0%
3%
100%
US High Yield
0%
0%
0%
3%
37%
54%
3%
0%
3%
100%
Emerging Markets Debt
0%
3%
10%
46%
24%
12%
3%
0%
2%
100%
Bank Loans
0%
0%
0%
0%
2%
89%
5%
3%
0%
100%
31%
41%
28%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
100%
Langlopende obligaties Bedrijfsobligaties
Liquiditeiten
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
17
De hierna volgende grafiek geeft een beeld van de spreadontwikkeling van de verschillende beleggingscategorieën. 21% Hoogrentende waarden Europa
18% Hoogrentende waarden US
15%
Emerging Market Debt - in lokale valuta
12%
Emerging Market Debt - in US Dollar
9% 6% 3% 0% jun-08
dec-08
jun-09
dec-09
jun-10
dec-10
jun-11
dec-11
jun-12
dec-12
Figuur 2.10: ontwikkeling creditspread vastrentende waarden
2.6
Concentratierisico
Concentratierisico is het risico dat een te groot deel van het vermogen bij één debiteur geconcentreerd blijkt te zijn. Mocht deze debiteur failliet gaan, dan zijn de gevolgen aanzienlijk groter dan wanneer het vermogen meer gespreid belegd is. In onderstaande tabel zijn de tien grootste posities in de vastrentende waarden en liquiditeiten‐ portefeuilles per ultimo kwartaal opgenomen. Vastrentende posities incl. liquiditeiten
Marktwaarde in mln EUR
% van totaal vermogen
110.4
21.9%
2. Nederlandse overheid
77.2
15.3%
3. Finse overheid
11.1
2.2%
4. Rabobank
10.0
2.0%
5. ING bank
6.0
1.2%
6. Turkse overheid
3.0
0.6%
7. Russische overheid
2.8
0.5%
8. Braziliaanse overheid
2.5
0.5%
9. Mexicaanse overheid
2.3
0.5%
10. Indonesische overheid
2.0
0.4%
1. Duitse overheid
De exposure van derivaten en deposito's zijn opgenomen in paragraaf 2.9 ‘Tegenpartijrisico’.
2.7
Illiquiditeitsrisico
Het illiquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De tabel geeft de omvang van de illiquide beleggingen weer (inclusief liquiditeiten binnen deze categorieën) als onderdeel van de totale beleggingen. Categorie
Marktwaarde in mln EUR
% van totaal vermogen
16.9
3.4%
0.7
0.1%
Direct Onroerend Goed
21.6
4.3%
Totaal illiquide posities
38.6
7.8%
Private Equity Special Products
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
18
2.8
Liquiditeitsrisico
Onderstaande tabel geeft weer hoeveel middelen er aan het einde van het kwartaal beschikbaar zijn om te kunnen voldoen aan onderpand verplichtingen indien de waarde van de posities in derivaten daalt. De liquide middelen bestaan uit de daadwerkelijke liquide middelen in de portefeuille (bijvoorbeeld cash, deposito’s, liquiditeitenfondsen), ontvangen cash onderpand en de aanwezige staatsobligaties. Een stijgende rente zorgt ervoor dat de renteafdekking zich negatief ontwikkelt en er onderpand moet worden gestort. Hetzelfde geldt voor een 10% zwakkere euro: de valutatermijncontracten ontwikkelen zich negatief en er moet onderpand worden bijgestort. Om de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden vast te stellen, wordt gerekend met een rentestijging van 0,7%, een 10% zwakkere euro en een correlatie tussen beide gebeurtenissen van 0,1. De tabel is gesplitst in de posities bij tegenpartijen waar zowel het leveren van fysiek als cash onderpand mogelijk is, en partijen waarbij alleen uitwisseling van cash onderpand mogelijk is. De werkelijke liquiditeitsbehoefte kan, onder normale omstandigheden, of in een stress‐ scenario, hoger zijn dan de beschikbare liquide middelen. In dat geval kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Ultimo kwartaal
Liquiditeiten
Uitsluitend uitwisseling Cash in mln EUR 6.9
% portefeuille
Mogelijkheid tot uitwisseling cash en obligaties mln eur
% portefeuille
1.4%
0.0
0.0%
Obligaties
0.0
0.0%
190.5
37.7%
Waarde rentederivaten
5.4
1.1%
3.8
0.8%
Waarde valutaderivaten
0.1
0.0%
0.1
0.0%
Totaal beschikbaar
12.4
2.5%
194.4
38.5%
Gevoeligheidsanalyse
Normaal scenario
4.6
0.9%
7.0
1.4%
Stress scenario
9.2
1.8%
13.9
2.8%
Tevens zijn van invloed op de liquiditeitspositie de mogelijke opvraging van aangegane verplichtingen (bijvoorbeeld in het geval van private equity), het gebruik van vreemd vermogen in de portefeuille, het verwachte saldo van de premie‐inkomsten en de pensioenuitkeringen. Deze kasstromen zijn echter goed voorspelbaar, en worden niet meegenomen in de bepaling van de benodigde buffer. Het is mogelijk dat binnen verschillende beleggingsproducten liquiditeiten worden aangehouden. In dat geval worden die liquiditeiten beschouwd als toegewezen aan betreffend beleggingsproduct en worden zij niet meegenomen in bovenstaand overzicht. Het onderpand voor derivaten die gebruikt worden door externe managers en binnen beleggingsfondsen wordt door de externe managers gedaan.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
19
2.9
Tegenpartijrisico
Derivaten Om het tegenpartijrisico te beperken wordt er op de lopende derivatenposities onderpand (collateral) afgestemd op basis van de omvang van het ongerealiseerde resultaat. Dit gebeurt, afhankelijk van de overeenkomst met de tegenpartij, op weekbasis. Na afstemming tussen partijen wordt het onderpand de volgende werkdag geleverd. Het beleid dat MN hanteert voor het fonds is om alleen met tegenpartijen met een minimale rating van A1, derivatenposities in te nemen. Onderstaande tabel geeft de waarde weer van de derivaten met de genoemde tegenpartijen in de kolom ‘Waardering derivaten’. De kolom 'Collateral' geeft aan wat de waarde is van het onderpand dat tussen MN, namens het fonds, en de betreffende tegenpartij is uitgewisseld. Een negatieve waarde betekent dat MN namens het fonds onderpand aan de tegenpartij geleverd heeft. De kolom ‘Exposure’ geeft vervolgens de netto positie aan en wordt berekend als ‘Waardering derivaten’ minus ‘Collateral’. Bij een positieve waarde in de kolom 'Exposure' kan MN bij de eerstvolgende collateral call namens het fonds onderpand vragen. Tevens is de omvang van de onderliggende waarde van de derivatencontracten weergegeven (kolom 'Notional’), opgesplitst naar looptijd korter dan vier maanden en looptijden langer dan vier maanden. De kolom 'Minimum Transfer Amount (MTA)’ toont de grootte van het minimale bedrag waarvoor een partij een collateral call kan uitvoeren. Exposure kleiner dan dit bedrag wordt niet afgedekt via de uitwisseling van onderpand. Als laatste moet nog rekening worden gehouden met de ‘Call frequency’ die de frequentie aangeeft van de uitwisseling van collateral Alle bedragen in de tabel zijn in miljoen euro. Tegenpartij
Creditrating Moody’s
Call frequency
MTA
Notional <=4 mnd
A2
Wekelijks
0.3
8.6
0.0
0.0
0.01
0.0
Commonwealth Bank of Australia
Aa2
Wekelijks
0.3
3.2
0.0
‐0.3
0.00
0.3
Credit Suisse Int.
A1
Wekelijks
0.3
0.0
10.4
‐0.8
‐0.39
0.4
Deutsche Bank
A2
Wekelijks
0.3
0.0
10.0
‐0.5
‐0.51
0.0
Goldman Sachs
A3
Wekelijks
0.3
0.0
15.0
5.9
5.91
0.1
HSBC
Aa3
Wekelijks
0.3
6.8
0.0
‐0.3
0.00
0.3
JP Morgan
Aa3
Wekelijks
0.3
19.2
39.7
4.1
3.92
‐0.2
Royal Bank of Canada
Aa3
Wekelijks
0.3
19.2
0.0
0.0
0.08
0.1
8.1
9.01
0.9
Barclays
Totaal
Notional Colla‐ Waardering Exposure >4 mnd teral derivaten
Uitstaande Liquide middelen Uitstaande liquide middelen omvatten naast de liquiditeiten in de portefeuille ook het eventuele cash collateral, gestort door tegenpartijen uit hoofde van de derivatenpositie met een onderliggende positieve marktwaarde. De partijen waarbij liquiditeiten worden uitgezet voldoen aan strikte interne riskmanagement richtlijnen, onder andere gebaseerd op kredietwaardigheidtoetsen. Op basis van de volgende parameters wordt per tegenpartij een gescheiden limiet gesteld: ‐ Creditrating is de basisvereiste voor een tegenpartij om te kwalificeren: minimaal A+ (S&P) of A1 (Moody’s);
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
20
‐ ‐
CDS spread is een maatstaf voor korte termijn kredietwaardigheid. Deze maatstaf resulteert in een maximale looptijd voor het uitzetten van gelden bij een tegenpartij; ‘Tier 1 capital’ bepaalt een maximumbedrag dat geplaatst mag worden bij een tegenpartij.
Onderstaande tabel toont de uitstaande posities per ultimo kwartaal (in euro) naar tegenpartij, inclusief creditrating.
Rating S&P
Rating Moody's
Hoofdsom in mln EUR
Limiet in mln EUR
AAA
Aaa
7.7
Bancaire Tegenpartijen
A+
A2
6.0
10.1
Overige Uitstaande liquiditeiten
A
A3
0.9
AA
Aa2
10.0
Totaal
24.6
Agentschappen/Kortlopende staatsobligaties (< 2jaar)* Bundesrepublik Deutschland
ING Bank NV
Citibank NA Rabobank
*Op de liquiditeiten welke uitstaan naar de Duitse staat is geen expliciete limiet van toepassing. Onder normale economische omstandigheden zullen de uitstaande liquiditeiten relatief beperkt zijn qua omvang. Onder stress‐ scenario’s kan het wellicht wenselijk zijn de middelen naar deze tegenpartijen te verhogen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
21
3 Rendementen en vermogensposities 3.1
Performance overzicht
In de eerste kolom van de tabel staat het kwartaalrendement van de beleggingsportefeuille (PF) na verrekening van de beheerkosten. De tweede kolom vermeldt het kwartaalrendement van de benchmark (BM). Het relatieve rendement (OP) over het afgelopen kwartaal is in de derde kolom weergegeven. Het relatieve rendement uitgedrukt in miljoen euro’s (TW) is in de vierde kolom opgenomen. In de kolommen aan de rechterzijde staan deze rendementen voor de periode vanaf het begin van 2013 tot en met het afgelopen kwartaal. Rendement
Eerste kwartaal
Jaar 2013
PF
BM
OP
TW
PF
BM
OP
TW
DNB RTS
‐0.53%
‐0.53%
Actuele RTS
‐0.97%
‐0.97%
Voorziening pensioenverplichtingen
Totaal Rendement portefeuille
0.83%
0.86% ‐0.03% ‐0.1
0.86% ‐0.03% ‐0.1
Kosten
‐0.4
‐0.4
Selectiebijdrage
0.3
0.3
Wegingsbijdrage
0.0
0.0
‐0.64%
‐0.65%
0.01%
0.0
‐0.64%
‐0.65%
0.01%
0.0
Matching Portefeuille
Vastrentende Waarden
‐0.44%
‐0.42% ‐0.02%
0.0
‐0.44%
‐0.42% ‐0.02%
0.0
Langlopende Staatsobligaties
‐0.82%
‐0.82%
0.00%
0.0
‐0.82%
‐0.82%
0.00%
0.0
0.66% ‐0.07%
0.0
0.59%
0.66% ‐0.07%
0.0
Investment Grade Bedrijfsobligaties
0.59%
Matching Overlay
‐1.32%
‐1.32%
0.00%
0.0
‐1.32%
‐1.32%
0.00%
0.0
Liquide Middelen
0.12%
0.01%
0.12%
0.0
0.12%
0.01%
0.12%
0.0
2.95%
2.81%
0.14%
0.3
2.95%
2.81%
0.14%
0.3
Hoogrentende Waarden
1.54%
1.51%
0.03%
0.0
1.54%
1.51%
0.03%
0.0
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
2.79%
2.93% ‐0.14% ‐0.1
2.79%
2.93% ‐0.14% ‐0.1
Bank Loans
3.70%
2.20%
0.2
3.70%
2.20%
Europa
0.13%
1.56% ‐1.43% ‐0.2
0.13%
1.56% ‐1.43% ‐0.2
Verenigde Staten
3.41%
3.71% ‐0.30% ‐0.1
3.41%
3.71% ‐0.30% ‐0.1
Hoogrentende Staatsobligaties
0.02%
‐0.22%
0.24%
0.1
0.02%
‐0.22%
0.24%
0.1
Opkomende Markten
0.02%
‐0.22%
0.24%
0.1
0.02%
‐0.22%
0.24%
0.1
Aandelen
5.31%
5.14%
0.16%
0.1
5.31%
5.14%
0.16%
0.1
Return Portefeuille
1.50%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
0.83%
1.50%
0.2
22
Rendement Noord Amerika Europa Verre Oosten
Eerste kwartaal PF
Jaar 2013
BM
OP
TW
12.43% 12.39%
0.04%
0.0
0.03%
0.0
15.71% 15.77% ‐0.06%
0.0
6.79%
6.77%
BM
OP
TW
12.43% 12.39%
0.04%
0.0
0.03%
0.0
15.71% 15.77% ‐0.06%
0.0
6.79%
6.77%
Opkomende Landen
1.46%
1.01%
0.46%
0.1
1.46%
1.01%
0.46%
0.1
Private Equity
0.38%
0.38%
0.00%
0.0
0.38%
0.38%
0.00%
0.0
Onroerend Goed
1.34%
1.33%
0.01%
0.0
1.34%
1.33%
0.01%
0.0
Alternatieve Investeringen
2.38%
1.74%
0.64%
0.2
2.38%
1.74%
0.64%
0.2
Grondstoffen
1.74%
1.77% ‐0.03%
0.0
1.74%
1.77% ‐0.03%
0.0
Hedge Funds
2.90%
1.82%
1.08%
0.2
2.90%
1.82%
1.08%
0.2
‐0.78%
‐0.78%
0.00%
0.0
‐0.78%
‐0.78%
0.00%
0.0
Special Products
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
PF
23
3.2
Performance attributie
Toelichting Op totaalniveau kwam het rendement tot en met maart 2013 uit op 0.83%. Het rendement van de normportefeuille kwam uit op 0.86%. De outperformance bedraagt ‐0.03%. De toelichting op de meest opvallende zaken met betrekking tot het relatieve rendement is ingedeeld naar het selectie‐effect en het wegingeffect. De toelichting per beleggingsproduct (zie Hoofdstuk 5) gaat verder in op het rendement van de afzonderlijke beleggingsproducten. Selectie‐effect Het selectie‐effect omvat het relatieve rendement ten opzichte van de betreffende benchmarks op het niveau van de afzonderlijke beleggingscategorieën. Verdere toelichting staat in Hoofdstuk 5: toelichting beleggingscategorieën. De uitleg in Hoofdstuk 5 sluit aan bij de gepresenteerde selectie‐effecten. Het totale selectieresultaat (YTD) over alle portefeuilles heen was negatief (0.03%). Wegingseffect De wegingen in de afzonderlijke beleggingscategorieën kunnen afwijken van de normgewichten. De bijdrage van deze afwijkingen aan het relatieve rendement is het wegingseffect. Onderstaande tabel geeft een weergave van het effect van een onder‐ of overweging op de performance. Attributie analyse
Benchmark asset > totaal benchmark
Benchmark asset < totaal benchmark
Overwogen
+
‐
Onderwogen
‐
+
Als een bepaalde beleggingscategorie overwogen is versus het normgewicht en deze beleggingscategorie een hoger benchmarkrendement kent dan de benchmark van de totale portefeuille, dan draagt de overweging positief bij aan de relatieve performance op totaalniveau, en vice versa. Het totale wegingsresultaat (YTD) over alle portefeuilles heen was positief (+ 0.01%). Attributie analyse
Eerste kwartaal
Jaar 2013
Weging
Selectie
Totaal
Weging
Selectie
Totaal
Performance Attributie inclusief kosten
0.01%
‐0.03%
‐0.03%
0.01%
‐0.03%
‐0.03%
Kosten
0.00%
‐0.09%
‐0.09%
0.00%
‐0.09%
‐0.09%
0.01%
‐0.01%
0.00%
0.01%
‐0.01%
0.00%
Vastrentende Waarden
0.00%
‐0.01%
‐0.01%
0.00%
‐0.01%
‐0.01%
Matching Overlay
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Liquide Middelen
0.01%
0.00%
0.01%
0.01%
0.00%
0.01%
0.00%
0.06%
0.06%
0.00%
0.06%
0.06%
Matching Portefeuille
Return Portefeuille
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
24
Eerste kwartaal
Attributie analyse
Jaar 2013
Weging
Selectie
Totaal
Weging
Selectie
Totaal
Hoogrentende Waarden
0.00%
0.01%
0.01%
0.00%
0.01%
0.01%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
0.00%
‐0.01%
‐0.01%
0.00%
‐0.01%
‐0.01%
Hoogrentende Staatsobligaties
0.00%
0.02%
0.02%
0.00%
0.02%
0.02%
Aandelen
0.00%
0.03%
0.02%
0.00%
0.03%
0.02%
Onroerend Goed
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Alternatieve Investeringen
0.00%
0.03%
0.03%
0.00%
0.03%
0.03%
3.3
Beheervergoeding
In onderstaande tabel zijn de beheervergoedingen weergegeven. Het gaat om netto bedragen, dat wil zeggen inclusief de kosten van het vermogensbeheer. Hieronder zijn de vergoedingen weergegeven op basis van de verstrekte factuur door MN. Deze bestaat uit een bruto beheervergoeding, die is opgebouwd uit de ingehouden fees in de MN beleggingsfondsen en de terugbetaling op basis van de feitelijk beheervergoeding afspraken (rebates). Afrekening van de beheervergoeding vindt aan het einde van het eerstvolgende kwartaal plaats. Beheervergoeding
Bedragen in EUR kwartaal 4 2012
Bruto beheervergoeding
414,439
426,794
-106,300
-109,207
308,139
317,587
Rebate Netto beheervergoeding
Bedragen in EUR Bedragen in Bedragen in Bedragen in kwartaal 1* EUR kwartaal 2 EUR kwartaal 3 EUR kwartaal 4
*Kwartaal 1 2013 is op basis van een schatting
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
25
3.4
Vermogensposities
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan‐ en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreft het saldo van de in‐ en uitstroom van gelden van/naar de pensioenadministrateur. Actuele norm
Afwijking t.o.v. norm
426.3
‐3.4
442.2
503.5
4.0
‐2.8
504.7
100.0%
100.0%
0.0%
282.6
‐2.0
0.0
280.6
55.6%
55.7%
‐0.1%
Vastrentende Waarden
268.7
‐1.3
‐3.0
264.5
52.4%
52.0%
0.4%
Langlopende Staatsobligaties
195.0
‐1.6
‐3.0
190.5
37.7%
37.4%
0.3%
Investment Grade Bedrijfsobligaties
73.7
0.3
0.0
74.0
14.7%
14.6%
0.1%
Matching Overlay
10.7
‐0.7
‐0.8
9.2
1.8%
1.8%
0.0%
Liquide Middelen
3.2
0.0
3.7
6.9
1.4%
1.9%
‐0.6%
220.9
6.0
‐2.8
224.2
44.4%
44.3%
0.1%
Hoogrentende Waarden
93.9
1.2
‐0.8
94.3
18.7%
18.7%
0.0%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
51.7
1.3
‐0.4
52.6
10.4%
10.4%
0.0%
Bank Loans
11.2
0.4
0.0
11.6
2.3%
2.2%
0.1%
Europa
10.8
0.0
0.0
10.8
2.1%
2.2%
0.0%
Verenigde Staten
29.7
0.9
‐0.4
30.2
6.0%
6.0%
‐0.1%
Hoogrentende Staatsobligaties
42.2
‐0.1
‐0.4
41.7
8.3%
8.3%
0.0%
Opkomende Markten
42.2
‐0.1
‐0.4
41.7
8.3%
8.3%
0.0%
Aandelen
78.6
3.9
‐1.6
80.9
16.0%
15.9%
0.1%
Noord Amerika
15.6
1.9
‐0.2
17.3
3.4%
3.4%
0.0%
Europa
13.9
0.9
‐0.1
14.7
2.9%
2.9%
0.1%
5.6
0.8
‐0.4
6.1
1.2%
1.2%
0.0%
Opkomende Landen
25.7
0.2
0.0
25.9
5.1%
5.1%
0.0%
Private Equity
17.8
0.1
‐0.9
16.9
3.4%
3.4%
0.0%
Onroerend Goed
21.5
0.3
‐0.2
21.6
4.3%
4.3%
0.0%
Alternatieve Investeringen
26.9
0.6
‐0.3
27.3
5.4%
5.4%
0.0%
Grondstoffen
9.8
0.2
‐0.1
9.9
2.0%
2.0%
0.0%
Hedge Funds
16.4
0.4
‐0.2
16.6
3.3%
3.3%
0.0%
0.7
0.0
0.1
0.7
0.1%
0.1%
0.0%
Primo kwartaal
RM
S&O
DNB RTS
432.1
‐2.3
‐3.5
Actuele RTS
450.0
‐4.4
Vermogen in mln EUR Voorziening pensioenverplichtingen
Totale Portefeuille Matching Portefeuille
Return Portefeuille
Verre Oosten
Special Products
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
Ultimo Feitelijke kwartaal weging
26
4 Toelichting vermogensbeheer 4.1
Marktvisie
Eerste kwartaal kent twee gezichten Financiële markten waren het eerste kwartaal positieve gestemd. Er was sprake van een continuerend positief sentiment ondanks de eurocrisis. Dit was nog altijd als gevolg van de garantie tot ingrijpen die ECB president Draghi in de zomer van 2012 afgaf. De rentes op Zuid‐ Europese staatsobligaties daalden verder en als een additioneel teken van normalisering betaalden banken enkele honderden miljarden van de circa EUR 1 biljoen aan noodleningen terug. Bovendien was de verdeelde Amerikaanse politiek in staat gebleken om de gevreesde begrotingsafgrond van 1 januari grotendeels te omzeilen. Wel leverde het begrotingsafgrond akkoord per direct belastingverhogingen op, maar deze leken in eerste instantie weinig effect op de consumentenbestedingen te hebben. Sterker nog, de bestedingen waren gedurende de eerste maanden van het jaar uitermate sterk. Er kwam zelfs enige speculatie op gang over een spoediger dan verwacht einde aan het opkopen van financiële activa door de Fed. Daarbij kwam dat uit China steeds meer bewijs kwam dat het economisch herstel doorzette en het aangekondigde stimulerende beleid van de Japanse regering toenemend vorm kreeg. Het eerste scheurtje in het positieve sentiment ontstond als gevolg van de uitslag van de Italiaanse verkiezingen op 24 februari. Tegen de verwachting in behaalde de hervormingsgezinde centrum‐linkse fractie geen absolute meerderheid. Dit gold voor geen enkele partij. Vandaar dat het vormen van een coalitie niet mogelijk bleek. Zo’n machtsvacuüm is niet bevorderlijk voor het implementeren van vergaande bezuinigingsmaatregelen en hervormingen. Vrij snel werd ook duidelijk dat nieuwe verkiezingen niet konden worden uitgesloten. Bovendien was aanzienlijke zetelwinst te constateren voor partijen die minder van zins zijn om de bezuinigingen en hervormingen van Mario Monti voort te zetten of zelfs volmondig anti‐Europees zijn. Hieruit kon een toenemende bezuinigingsmoeheid onder de Italiaanse bevolking gelezen worden. Hoewel de financiële markten hier redelijk gemakkelijk overheen stapten, volgde op 16 maart een tweede tegenvaller; het steunprogramma voor Cyprus. Om te beginnen werd dit in eerste instantie door het Cypriotische parlement weggestemd, wat leidde tot angst voor een exit van Cyprus uit EMU. Na aanpassing van het programma kwamen Cyprus en de Trojka (EU, ECB en IMF) alsnog tot een akkoord. Het acute gevaar van uittreden van Cyprus werd daarmee weggenomen. Echter, daarmee werd niet de angst voor potentieel bredere uitstraling van het akkoord weggenomen. Ook het nieuwe akkoord behelsde het korten van deposito‐ en bankobligatiehouders. Dit verhoogde de angst voor kapitaalvlucht en bank runs in andere Zuid‐Europese lidstaten. Ruim voor de Cyprus perikelen vielen in de EMU de vooruitkijkende economische indicatoren enigszins terug. Met name de kredietverlening bleef nog altijd zwak. De periode van relatieve rust in de financiële markten sinds vorige zomer vertaalde zich derhalve nog niet door in significante economische verbetering. In combinatie met de door de Italiaanse verkiezingen en de in Cyprus weer toegenomen onzekerheid nam de angst toe voor een langer dan verwachte economische recessie. Ondertussen vonden tegen de verwachting in de VS op 1 maart forse bezuinigingen doorgang. Plotseling moesten economen hun groeivoorspellingen voor de VS voor 2013 met circa 0,5% neerwaarts bijstellen. Uit de economische cijfers uit de VS bleek vervolgens dat de Amerikaanse economie inderdaad in het tweede deel van het eerste kwartaal haar sterke momentum enigszins verloor. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
27
Door de sterke groei in de eerste maanden zal in de VS per saldo het groeicijfer voor het eerste kwartaal waarschijnlijk nog sterk uitvallen. Echter, vooruitkijkend is niet uitgesloten dat de Amerikaanse economie een lentedip zal vertonen. Tevens zijn de ontwikkelingen in het eerste kwartaal in EMU een herinnering dat de eurocrisis nog niet voorbij is. Beide passen in het basisscenario ‘doormodderen’ van MN, hoewel de VS onderliggend duidelijk meer verbetering vertoont dan de EMU. Het herstel in China lijkt door te zetten en ook de Japanse economie krijgt de wind steeds meer mee van stimulerende maatregelen van de regering en centrale bank, stijgende aandelenkoersen en een flinke verzwakking van de yen. Dat wil zeggen, wanneer militair conflict in het naburige Korea uitblijft. De basisaanname van politiek‐militaire experts en Korea volgers is dat het niet tot bewust militair conflict zal komen. Wel is in deze fase van verhoogde spanning de kans op een 'ongeluk' groter dan normaliter.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
28
4.2
Maatschappelijk verantwoord beleggen
1
Inleiding
MN kiest voor een beleid van verantwoord beleggen en is ondertekenaar van de UN Principles for Responsible Investment (UNPRI). De zes algemene principes1 die UNPRI heeft geformuleerd zijn door MN uitgewerkt in tien`leidende beginselen`2 voor maatschappelijk verantwoord beleggen. Uitvoering van het maatschappelijk verantwoord beleggen vindt plaats langs vier peilers: 1. uitsluiting 2. integratie van milieu, sociale en governance factoren, de zogenaamde ESG‐criteria, in alle beleggingscategorieën 3. actief aandeelhouderschap 4. thematische beleggingen of impact investments In dit hoofdstuk volgt naar aanleiding van deze vier pijlers een update van de belangrijkste activiteiten die in het afgelopen kwartaal hebben plaatsgevonden. Ook geven we een overzicht van de meest interessante vorderingen die gemaakt zijn in de diverse samenwerkingsverbanden waarin MN actief is.
2
Uitsluiting
Voor het bepalen van uitgesloten ondernemingen en bedrijven maakt MN gebruik van research van Sustainalytics. Deze researchprovider onderzoekt welke bedrijven naar aanleiding van het door MN gedefinieerde uitsluitingbeleid worden uitgesloten. Op de website van MN vindt u de uitsluitinglijst3 voor het huidige kwartaal. In het afgelopen kwartaal hebben zich de nu volgende wijzigingen voorgedaan. 2.1 Ondernemingen Naar aanleiding van research die in het eerste kwartaal gedaan is, worden per 1 april 2013 Kaman Corporation en Lockheed Martin niet langer uitgesloten. In 2012 heeft MN contact opgenomen met deze bedrijven en gevraagd om uitleg over hun betrokkenheid bij clusterwapens. Beide ondernemingen hebben toen aangegeven dat zij niet meer betrokken zijn bij de ontwikkeling, productie of verkoop van clusterwapens. MN heeft deze informatie voor verder onderzoek doorgegeven aan Sustainalytics. Kaman Corporation is een Amerikaanse onderneming die actief is op het gebied van luchtvaart en industriële producten. In het verleden produceerde zij ontstekingsmechanismen voor clusterbommen maar in januari 2013 hebben zij Sustainalytics laten weten dat zij niet meer betrokken zijn bij de ontwikkeling, productie of verkoop van ontstekingen voor clusterwapens. Daarnaast hebben zij aangegeven dat zij ook niet meer over de productiemiddelen beschikken om ontstekingen of andere onderdelen van clusterwapens te maken.
1 http://www.unpri.org/about‐pri/the‐six‐principles/ 2 http://www.mn.nl/portal/page?_pageid=3716,6688168&_dad=portal&_schema=PORTAL 3 http://www.mn.nl/pls/portal/docs/PAGE/MN_CORPORATE_2011/CONTENT_MN/PDF_BIJLAGEN/MN_Vermogensbeheer/Uits luitingen/MN_POOLS_EXCLUSION.pdf Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
29
Ook Lockheed Martin wordt niet langer uitgesloten op basis van directe betrokkenheid bij clusterwapens. Het Amerikaanse bedrijf heeft bij Sustainalytics aangeven dat zij geen contracten meer hebben voor het leveren van systemen die clustermunitie kunnen afschieten. 2.2 Landen De situatie in de Democratische Republiek Congo is al lange tijd zorgwekkend. In het oosten van het land is er nog steeds een gewapend conflict tussen diverse groeperingen wat tot een onveilige situatie voor de bevolking leidt. De pogingen van vredestichters worden bemoeilijkt door conflicterende politieke ambities en tegenstrijdige economische belangen van de diverse groeperingen. Het conflict wordt voornamelijk gefinancierd met de opbrengsten van illegale mijnbouw in het land. Al sinds 2003 zijn er VN‐sancties tegen de oostelijke provincies van Congo en deze zijn in 2005 uitgebreid naar het gehele land. De EU heeft deze sancties overgenomen wat onder andere geresulteerd heeft in een wapenembargo in 2010. Aangezien een aantal personen die onder dit wapenembargo vallen nog steeds aan de macht zijn binnen de diverse groeperingen die verantwoordelijk zijn voor het geweld, is besloten om Congo per 1 april 2013 uit te sluiten.
3
ESG‐integratie
Ook in het afgelopen kwartaal zijn er vorderingen gemaakt op het gebied van ESG‐integratie waardoor verantwoord beleggen verder geïntegreerd is in het beleggingsproces. 3.1 Externe Manager Selectie & Monitoring Het afgelopen kwartaal heeft MN het proces voor aanstellen van externe vermogensbeheerders aangepast. Vanaf het moment dat een zoektocht naar een nieuwe externe manager wordt gestart tot aan het evalueren van nieuwe en bestaande managers worden ESG‐criteria vanaf nu meegenomen in de processen. MN kijkt of verantwoord beleggen en ESG deel uitmaken van het beleid van de manager. Ook verwacht MN dat de externe manager ESG‐beleid integreert in het beleggingsproces en dat zij rapporteren over de uitvoering van het beleid. Daarnaast moedigt MN, als ondertekenaar van de UNPRI, externe managers aan om de leidende beginselen van UNPRI over te nemen en een eigen verantwoord beleggen beleid te formuleren. In februari is over bovenstaande zaken een questionnaire gestuurd naar alle externe managers. De input die MN verzamelt wordt gebruikt in de beoordeling van de managers en MN blijft sturen op verbeteringen waar mogelijk.
4
Actief aandeelhouderschap
MN wil op een verantwoorde manier invulling geven aan de uitoefening van de aandeelhoudersrechten op de totale aandelenportefeuille, zowel in stemgedrag als in dialoog met ondernemingen. De uitvoering van het actief aandeelhouderschap vindt plaats conform de best practices van het Nederlandse beleggerplatform Eumedion4.
4 http://www.eumedion.nl/nl/public/kennisbank/best‐practices/best_practices_betrokken‐aandeelhouderschap.pdf Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
30
4.1 Stemmen MN stemt namens de MN Beleggingsfondsen op alle aandeelhoudersvergaderingen op grond van een ‘op maat gesneden’ stembeleid, dat is gebaseerd op de genoemde ‘tien beginselen’. Er wordt niet gestemd als er sprake is van blokkering van aandelen of als er andere administratie belemmeringen zijn. Indien nodig worden uitgeleende aandelen teruggehaald. In het verleden rapporteerden wij over het aantal uitgebrachte stemmen en of er voor of tegen werd gestemd. Per het eerste kwartaal van 2013 rapporteren wij meer details zodat inzichtelijk wordt hoe op voorstellen in diverse categorieën gestemd wordt. De onderstaande tabel geeft per onderwerp weer hoe er gestemd is in het afgelopen kwartaal. Categorie Onthouden Tegen Voor Totaal Aandeelhoudersvoorstel ‐ Beloning Bestuur 2 3 5 Aandeelhoudersvoorstel‐ Mensenrechten 1 1 Aandeelhoudersvoorstel ‐ Operationele zaken 2 1 3 Aandeelhoudersvoorstel ‐ Samenstelling Bestuur 2 6 8 Anti‐overname maatregelen 2 6 8 Bestuur (beloning comissarissen, aanstellen of wegsturen 10 121 322 453 bestuursleden etc.) Kapitalisatie van de onderneming 37 86 123 Operationele zaken (dividend goedkeuren, decharge verlenen 1 14 321 336 etc.) Remuneratie vergoeding voor uitvoerende bestuurders (opties, 34 54 88 bonussen) Reorganisaties, Fusies & Overnames 1 23 24 Totaal 11 215 823 1049 4.2 Dialoog MN voert met drie groepen ondernemingen een dialoog om tot verbeteringen in het verantwoord ondernemen van deze bedrijven te komen: 1 enkele Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (thuismarkt) 2 ondernemingen die in ernstige mate in strijd handelen met de leidende beginselen (zogenaamde ‘non compliant’ ondernemingen) 3 een aantal toonaangevende ondernemingen met een hoog ESG‐risico. Op de website vindt u een overzicht van de dialoogonderwerpen5 per onderneming waarover in het afgelopen kwartaal contact is geweest tussen MN en de onderneming. Nu volgt een korte beschrijving van enkele interessante dialogen die afgelopen kwartaal hebben plaatsgevonden. 4.2.1 Freeport McMoRan In de Zembla uitzending van 2007, waarmee verantwoord beleggen definitief op de agenda van pensioenfondsen werd gezet, was mijnbouwbedrijf Freeport McMoRan één van de investeringen waarvoor pensioenfondsen werden bekritiseerd. Belangrijkste kritiekpunt was de vervuiling en aantasting van de leefomgeving rond de Grasbergmijn (één van de grootste kopermijnen ter wereld) in het Indonesische deel van Nieuw‐Guinea. Nadat eerder F&C al uitgebreid met Freeport McMoRan had gesproken, sprak MN in maart 2013 een uitgebreid met
5 http://www.mn.nl/portal/page?_pageid=3716,6688203&_dad=portal&_schema=PORTAL Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
31
zes vertegenwoordigers van de onderneming, onder andere over milieu issues in de VS, het terugdringen van broeikasgassen, de resultaten over 2012 en over die Grasbergmijn. Zowel in beleid als in de implementatie voldoet Freeport McMoRan aan vrijwel alle internationale ‘best practices’, zoals de ‘Voluntary Principles on Security and Human Rights’ en dialoog met de lokale gemeenschap. Een punt van zorg blijft de omstreden afvoer van mijnafval via de rivier maar volgens Freeport McMoRan is dit, in een gebied zonder alternatieve infrastructuur, de enige reële oplossing. Inzet van de onderneming is om te zorgen voor een proces dat niet tot gezondheidsrisico’s voor de bevolking leidt, geen onomkeerbare schade toebrengt aan de leefomgeving en voorziet in alternatieven indien lokale transportmogelijkheden negatief worden beïnvloed. Freeport McMoRan heeft ook te maken met gewelddadige en soms ook dodelijke incidenten die op en rond het terrein van de mijn plaatsvinden. Deze incidenten zijn niet direct te relateren aan de activiteiten in en rond de mijn, maar het mijngebied vormt soms wel het toneel van strijd tussen rivaliserende bevolkingsgroepen. De overheid lijkt niet in staat de daders te identificeren en te vervolgen. De sociale onrust en onvrede heeft ook geleid tot een langdurige staking (circa drie maanden) onder de mijnwerkers die in 2012 oorzaak was van een forse daling van de productie en omzet. MN blijft Freeport McMoRan volgen met extra aandacht voor aanvullende maatregelen die de onderneming neemt om de directe en indirecte negatieve gevolgen van haar activiteiten in de Grasbergmijn te voorkomen en het herstel van in het verleden veroorzaakte schade. 4.2.2 Ahold Al sinds het voorjaar van 2011 worden gesprekken gevoerd met Ahold over de naleving van de verdragen van de internationale arbeidsorganisatie (ILO) inzake vrijheid van vakvereniging en collectief onderhandelen bij één van de Amerikaanse dochterbedrijven (Giant/Martin’s). Het issue kreeg ook prominent aandacht op de aandeelhoudersvergaderingen van 2011 en 2012. Samen met twee andere institutionele vermogensbeheerders heeft MN over dit onderwerp in meerdere gesprekken een intensieve dialoog met Ahold gevoerd. Recent heeft Ahold op deze dialoog gereageerd met de publicatie van herziene ‘employment principles’ voor Giant/Martin’s, die binnenkort ook zullen worden opgenomen in het HR‐handboek dat wordt opgesteld voor alle Ahold dochterbedrijven in de VS. De ‘principles’ bevatten onder andere de vrijheid van vakvereniging (‘protecting free choice’) en de bescherming van werknemersrechten (‘supporting employee rights’). De komende tijd worden met Ahold vervolggesprekken gevoerd over de implementatie en de monitoring van de effectieve uitvoering van deze nieuwe principes. De belangrijkste hobbel lijkt met de publicatie van deze ‘principles’ echter geslecht en daarmee zet Ahold een belangrijke stap naar sociaal verantwoord ondernemen! 4.2.3 Azië MN is ervan overtuigd dat het verloop van een dialoog tussen de aandeelhouder en de onderneming door een ontmoeting tussen beide partijen soepeler verloopt. In dit kader bezoekt MN dan ook ondernemingen in het buitenland om de (mensen van) bedrijven daar te leren kennen. Afgelopen kwartaal was MN in Azië en sprak daar met PetroChina, CNOOC, Hutchison Whampoa, Anta Sports, Hon Hai, TSMC en Noble Group.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
32
PetroChina MN sprak naar aanleiding van een reactie van de CEO van PetroChina in februari 2013 met de onderneming in Hong Kong. MN moedigt PetroChina aan om meer werk te maken van hun MVO rapport door transparanter te zijn, meer kwantitatieve en meetbare data te rapporteren en duidelijk doelstellingen en deadlines te formuleren voor deze verbeteringen. Ook vraagt MN aan PetroChina om meer te rapporteren over lekkages en ternauwernood voorkomen incidenten. Verder heeft de onderneming aangegeven dat de audit van het vernieuwde gezondheid/en veiligheidbeleid die in 2012 heeft plaatsgevonden zal worden toegelicht in het MVO‐verslag over 2012. Dit beleid geldt overigens ook voor onderaannemers waar PetroChina mee samenwerkt. Indien deze zich niet aan het beleid houden of verbetering doorvoeren kan dat reden zijn voor het opzeggen van de samenwerking. Hon Hai Precision Industry Hon Hai is het moederbedrijf van Foxconn (belangrijke toeleverancier van o.a. Apple) en heeft meer dan 1.2 miljoen werknemers. Hon Hai maakt electronische apparatuur voor diverse grote internationale bedrijven (bijv. Apple en Sony). In Taiwan kunnen bedrijven kiezen voor het oprichten van een onafhankelijk Audit Committee of het aanstellen van onafhankelijke toezichthouders. In het afgelopen kwartaal heeft MN Hon Hai verzocht om een Audit Committee op te richten. Hon Hai geeft aan dat de functie van een eventueel op te richten Audit Committee op dit moment al door de huidige onafhankelijke bestuurders en toezichthouders wordt uitgevoerd. MN zal Hon Hai research over de voordelen van een Audit Committee sturen en blijven aandringen op invoering van zo’n committee. Er zijn de afgelopen jaren diverse verhalen naar buiten gekomen over de slechte arbeidsomstandigheden en lage lonen bij Foxconn. Hon Hai heeft aangegeven dat zij zich volledig inzetten om in overeenstemming met Fair Labour Association richtlijnen te opereren. Sommige fabrieken worden al door de FLA geïnspecteerd en Hon Hai geeft aan dat zij verbeteringen ook bij andere, nog niet geïnspecteerde fabrieken, doorvoeren. In 2010 voerde Hon Hai een loonsverdubbeling in en sindsdien zijn de lonen verder gestegen. MN moedigt deze vorderingen aan en heeft Hon Hai aangeraden om met name aandacht te geven aan hun algemene langetermijn arbeidsbeleid (gezien het enorme aantal werknemers) kinderarbeid en overwerk. Dat de arbeidsomstandigheden verbeterd zijn, blijkt ook uit het feit dat 90% van de werknemers na het Chinese Nieuwjaar terugkwam bij Hon Hai terwijl dit gemiddelde rond de 70% ligt. Op het gebied van transparantie over ESG‐informatie heeft Hon Hai nog een lange weg te gaan. MN heeft benadrukt dat Hon Hai transparanter moet zijn er meer informatie moet verstrekken. Hon Hai heeft aangegeven dat zij hun informatievoorziening op het gebied van governance via de website zullen verbeteren. Voor milieu en sociale indicatoren is het voor Hon Hai iets moeilijker om te rapporteren omdat zij hiervoor afhankelijk zijn van de afspraken met en werkzaamheden voor clienten. MN stuurt Hon Hai de MVO‐rapportage principes van de Taiwanese effectenbeurs als handvat voor verdere verbeteringen en zal de dialoog voortzetten.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
33
4.2.4 Apple De dialoog met Apple heeft zich tot op heden toegespitst op mensenrechten en arbeidsomstandigheden in de keten. In januari 2013 is een onderzoek gepubliceerd over misstanden bij leveranciers van Apple. Er zijn zorgen over de lange werkdagen, het ontbreken van het recht op vakvereniging, gedwongen arbeid en kinderarbeid. Naar aanleiding daarvan schreef MN Apple aan om haar zorgen te uiten. Apple reageerde vlot en uitgebreid en Apple verklaarde dat het onderwerp hoog op de agenda staat. Apple zou zeer gecommitteerd zijn om arbeidsomstandigheden in de keten te verbeteren en daarvoor beleid en programma’s ontwikkeld hebben. Door de snelle en positieve reactie van Apple besloot MN om een aandeelhoudersresolutie voor het instellen van een Board Committee voor Human Rights niet te steunen omdat MN van mening is dat Apple al op de juiste weg is. De dialoog wordt vervolgd waarbij de agenda wordt verbreed naar onderwerpen zoals het reduceren van het gebruik van toxische stoffen, de cash positie van Apple, innovatie en marktontwikkelingen. 4.2.5 Unilever Unilever heeft in 2012 solide financiële resultaten laten zien met een omzet van EUR 51 miljard. Tevens is Unilever een koploper op het gebied van duurzaamheid. Met het publiceren van het Sustainable Living Plan november 2010 heeft Unilever zich verbonden aan de doelstelling om in 10 jaar tijd de omzet te verdubbelen van 40 naar 80 miljard en tegelijk de impact op milieu en maatschappij te halveren in 2020. Onderwerpen die recent met Unilever zijn besproken zijn onder andere: de verbinding tussen de ondernemingsstrategie en het Sustainable Living Plan, mededingingskwesties en verboden kartelafspraken, preferente aandelen en verschillende controverses met werknemers in de supply chain in opkomende landen. In maart vond een bijeenkomst plaats waar de voortgang op deze punten is besproken. Unilever betoogt dat de financiële en maatschappelijke doelstellingen sterk met elkaar verbonden zijn en dat er goede voortgang is geboekt met het integreren van het Sustainable Living Plan in de core business. MN heeft schriftelijk vervolgvragen gesteld om meer inzicht te krijgen in reeds behaalde resultaten en of Unilever daarmee goed op koers is. Ook vervolgt MN de dialoog over een aantal arbeidsgerelateerde vraagstukken in de supply chain van Unilever. Andere aandachtspunten zijn de afbouw van de preferente aandelen en de voorkeur van investeerders voor het organiseren van één AVA in plaats van twee (in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk). 4.2.6 Finmeccanica Afgelopen jaar zijn verschillende pensioenfondsen in het nieuws gekomen vanwege beleggingen in het Italiaanse bedrijf Finmeccanica. Het bedrijf heeft in 2011 (voor de huidige crisis in Syrië) communicatie apparatuur aan Syrië geleverd, en heeft via een aantal dochterondernemingen activiteiten in het land. MN heeft schriftelijke vragen gesteld aan de onderneming die recent beantwoord zijn. De onderneming gaat wel in op de feiten, maar niet op de vraag of en hoe Finmeccanica bij levering van strategische producten aan hoog risico of ‘conflict affected’ landen een mensenrechten impact assessment maakt. De antwoorden zijn daarmee vooralsnog onbevredigend. Vorig jaar heeft F&C ook contact gehad met Finmeccanica, maar die dialoog heeft geen resultaat opgeleverd. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
34
Naast het bovenstaande issue zijn recent enkele nieuwe issues bij Finmeccanica aan het licht gekomen. Dat betreft voornamelijk enkele gevallen van corruptie, als gevolg waarvan voor de tweede keer in korte tijd de CEO moest aftreden. Tevens is Finmeccanica de holding waaronder ook Ansaldo Breda valt, de onderneming die herhaaldelijk ondeugdelijke treinstellen (Fyra) heeft geleverd, onder andere aan Nederland, waarvoor aanzienlijke claims te verwachten zijn. Om die reden zal MN de dialoog voortzetten waarbij het voorkomen, van soortgelijke issues als hierboven vermeld, door middel van het opstellen van een effectief beleid en implementatie van dit beleid het belangrijkste doel is. 4.3 Juridische procedures en schadeloosstelling in geval van (’vermeend’) frauduleus handelen Een onderdeel van actief aandeelhouderschap is het programma van class actions en andere rechtszaken gericht op ondernemingen die wettelijke overtredingen hebben begaan die de oorzaak zijn van financiële schade. Het voeren van juridische procedures is geen doel op zich maar slechts een middel om geleden schade vergoed te krijgen. In het afgelopen kwartaal zijn geen bedragen ontvangen.
5
Gezamenlijke activiteiten met andere responsible investors
MN, neemt mede namens de MN Beleggingsfondsen deel aan een aantal gezamenlijke initiatieven, veelal samen met andere UNPRI‐ondertekenaars. Voor een overzicht van de huidige samenwerkingsverbanden6 kunt u terecht op de website van MN. In het afgelopen kwartaal hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden. 5.1 Arms Trade Treaty MN was in 2012 medeondertekenaar van een verklaring waarin overheden worden opgeroepen om tot een internationaal erkend wapenhandel verdrag te komen. Wij sloten hiermee aan bij de wens van de Verenigde Naties om tot zo’n verdrag te komen. Helaas zijn de lidstaten van de VN het niet eens geworden na een vierweekse conventie in juli 2012. De VN heeft besloten om in maart 2013 verder te gaan met dit onderwerp en MN heeft samen met andere investeerders opnieuw een oproep gedaan voor een goed verdrag. 5.2 Invoering Wetgeving Per 1 januari 2013 is er in de Wet op het financieel toezicht (Wft) een artikel opgenomen waarin staat dat er van o.a. pensioenfondsen verwacht wordt dat zij adequate maatregelen treffen om te voorkomen dat er geïnvesteerd wordt in financiële instrumenten die uitgegeven zijn door ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, verkoop of distributie van clustermunitie (of cruciale onderdelen daarvan). In het 4e kwartaal van 2012 is MN via Eumedion betrokken geweest bij gesprekken met de AFM over het tot stand komen van deze wetgeving. Ook researchprovider Sustainalytics heeft tijdens deze gesprekken een grote rol gespeeld bij het bepalen van welke bedrijven op de uitsluitinglijst komen.
6
Thematische beleggingen (Impact Investments)
Over het afgelopen kwartaal zijn geen bijzonderheden te melden. 6 http://www.mn.nl/portal/page?_pageid=3716,6688203&_dad=portal&_schema=PORTAL Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
35
7
Publieke rapportage
Na goedkeuring van de kwartaalrapportages worden deze op de website gepubliceerd. Daar staat voor geïnteresseerden ook: • een samenvatting van het verantwoord beleggingsbeleid van de MN Beleggingsfondsen • de wijze waarop dat in de verschillende beleggingscategorieën wordt geïntegreerd • het stembeleid van de MN Beleggingsfondsen inclusief een ‘comply or explain’ statement inzake de Nederlandse Corporate Governance code • een volledige rapportage over het stemgedrag • een overzicht van de gevoerde dialoog met ondernemingen waarin belegd wordt • een overzicht van samenwerkingsverbanden waarin MN actief is
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
36
5 Toelichting beleggingscategorieën In dit hoofdstuk wordt voor elke beleggingscategorie waarin het fonds belegt een korte toelichting gegeven. De weergegeven rendementen bij de MN beleggingsfondsen betreffen de fondsrendementen, waarin de participatiehouder haar participaties aanhoudt. Het is mogelijk dat de rendementen van de MN beleggingsfondsen afwijken van de rendementen van een individuele participatiehouder als gevolg van stortingen en/ of onttrekkingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de participatiehouder niet het gehele jaar in het desbetreffende MN beleggingsfonds heeft belegd. Bij de discretionaire mandaten worden de daadwerkelijke behaalde rendementen vermeld, zoals deze ook in het hoofdstuk ‘Rendementen en vermogensposities’ zijn weergegeven.
Beleggingen externe managers in beleggingsadministratie MN Per 1 januari heeft er een wijziging plaatsgevonden in de beleggingsadministratie van MN. Alle posities van externe managers, die middels een discretionair mandaat werken, zijn sinds deze wijziging opgenomen in de administratie van MN. Het opnemen van de externe managers in de administratie van MN heeft een aantal voordelen: • Op dagbasis is detailinformatie beschikbaar, waardoor zaken als posities naar specifieke regio’s of entiteiten snel inzichtelijk zijn. • Er ontstaat een uniforme waarderingsmethodiek. De interne en externe beleggingen worden op dezelfde wijze gewaardeerd • Ook voor de externe managers is het mogelijk de portefeuille dagelijks te waarderen. Voorheen was er een maandelijkse waardering. Door de externe managers in de MN administratie op te nemen kan MN de performance van de portefeuille beter monitoren. Wijziging pricing Per 1 januari zijn de posities opgenomen in de administratie van MN. Sinds deze datum worden de posities ook gewaardeerd conform het waarderingshandboek van MN. Deze waardering kan afwijken van de waardering door de custodian, welke tot 31 december 2012 werd gerapporteerd. Dit leidt in het eerste kwartaal tot een impact in de performance, die is toe te wijzen naar een tweetal oorzaken: 1. Bid vs. Mid prijzen Een obligatie kan gewaardeerd worden op basis van BID koersen (de koers waartegen een obligatie verkocht kan worden, ASK koersen (de koers waartegen een obligatie aangekocht kan worden) en een MID koers (het midden van de BID en ASK koers). De BID koers ligt lager dan de ASK koers. MN waardeert alle posities op basis van BID koersen, dit is in lijn met de gangbare regels omtrent waardering van stukken. De custodian waardeert echter een aantal posities op basis van MID koersen. Hierdoor zal de waarde van een aantal fondsen een aantal basispunten dalen. In feite worden, door de obligaties op BID in plaats van MID te waarderen, de toekomstige verkoopkosten reeds meegenomen in de huidige waardering. Deze waardering
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
37
geeft een prudente weergave van de portefeuille en is in lijn met de waardering van de intern beheerde portefeuilles. 2. Een andere pricing source Een tweede verschil tussen de waarderingsmethodiek van MN en de custodian is dat er een andere pricing source gehanteerd wordt. De precieze impact hiervan is lastig vast te stellen. De waardering van de ene pricing source is niet per definitie hoger of lager dan de andere, de verschillen zullen variëren. Op de langere termijn bewegen de pricing sources dezelfde richting op. Performance meting Het aanpassen van de waardering van bovenstaande fondsen heeft een eenmalige, per saldo negatieve, impact op het rendement van de portefeuille. Het rendement van de benchmark wordt door deze wijziging niet beïnvloed. Dit heeft tot gevolg dat de relatieve performance van deze fondsen van 31/12 op 1/1 negatief is. Dit effect zal ook gedurende het jaar in de YTD rendement cijfers doorwerken. Bovengenoemde effecten hebben impact op de waardering van de hieronder genoemde fondsen, waarbij de impact op de waardering per portefeuille weergegeven is: Portefeuille
Impact (in basispunten)
Aandelen Opkomende Landen
‐8.0
Aandelen Verre Oosten
‐6.4
Obligaties Opkomende Landen
‐11.4
US High Yield
‐15.7
Europees High Yield
‐68.4
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
38
5.1
Langlopende Obligaties
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
Portefeuille
‐0.82%
‐0.82%
8.39%
17.82%
10.19%
Benchmark
‐0.82%
‐0.82%
8.39%
17.82%
10.20%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
‐0.01%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager MN
100%
Benchmark Gelijk aan portefeuille Verdeling soort obligaties 100% Staatsobligaties Kenmerken Gemiddelde looptijd Duration Yield To Maturity
20.6 jaar 14.4 jaar 2.1 %
Credit rating AAA
100%
Landenweging Duitsland Nederland Finland
53.7% 40.5% 5.8%
Resultaat De portefeuille behaalde een rendement van ‐0.82% over het eerste kwartaal. Duitsland en Nederland zorgden voor een negatieve bijdrage aan de performance met respectievelijk ‐0.06% en ‐0.76%. De rentes op Duitse staatsobligaties lieten over het eerste kwartaal een volatiel verloop zien. De tienjaars benchmark rente liet over de eerste helft van het kwartaal een stijging zien, maar die stijging werd over de tweede helft van het kwartaal weer teniet gedaan. Eenzelfde ontwikkeling kenden de rentes in het (ultra)lange segment van de rentecurve, zij het dat de beweging daar wat minder volatiel was. Per saldo lieten de Duitse rentes nauwelijks verandering zien. Daarentegen lieten de rentes op Nederlandse staatsobligaties over dezelfde periode per saldo een stijging zien. De dertigjaars rente steeg met twintig basispunten naar 2.45%, ruim twintig basispunten boven de Duitse rente. De rentes op Finse staatsleningen lieten eveneens een stijging zien, zij het iets minder sterk dan de Nederlandse rentes. De spread tussen de rentes op Nederlands en Fins staatspapier en Duitse leningen liepen gedurende het kwartaal op. De stijging van de rentes aan het begin van het kwartaal was onder meer het gevolg van het aanhoudende positieve sentiment na de opluchting over het bereiken van een overeenkomst voor de Amerikaanse fiscal cliff, terwijl de daaropvolgende daling voor een belangrijk deel kan worden toegeschreven aan de onzekerheid over de Italiaanse verkiezingen en de redding van Cyprus. Positionering Het fundamentele model, waarmee de landenselectie en de landenwegingen bepaald worden, liet het afgelopen kwartaal geen veranderingen in de scores van de landen zien. Rente staatsobligaties (tien jaar looptijd) t.o.v. swapspread Finland
Nederland
Duitsland
1.0% 0.8% 0.6% 0.4% 0.2% 0.0% -0.2% -0.4% -0.6% -0.8%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
39
5.2
MN Services Euro Investment Grade Credit Fund
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD
YTD
2012
0.59%
0.59%
6.87%
0.66%
0.66%
6.97%
‐0.07%
‐0.07%
‐0.10%
.
Per 1 april 2012 is de benchmark gewijzigd. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 maart 2012 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
1114.5 mln 106.80 10.43 mln
Manager MN (FICOR MND)
100%
Benchmark Customized Euro Senior Investment Grade Index Tracking error Ex‐ante budget: Ex‐ante actual:
1.00% 0.20%
Kenmerken Gemiddelde looptijd Duration Yield To Maturity
5.0 jaar 4.4 jaar 1.8 %
Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend: Credit rating AAA AA A BBB Not rated
3.0% 15.1% 44.9% 36.5% 0.4%
Marktcommentaar In het eerste kwartaal van 2013 kende de euro creditmarkt per saldo een vlak spreadverloop ten opzichte van Duitse staatsleningen. Na een sterke start, waarbij beleggers kasmiddelen investeerden in met name credits met een wat hogere yield, draaide de markt in februari. De verwachting, dat na de Italiaanse verkiezingen geen stabiele regering zou kunnen worden gevormd, zwakke economische data en de inmiddels behoorlijk hoog opgelopen waardering, zorgden voor een kentering in de markt. Eind maart kwam daar de onrust rond de situatie in Cyprus bij, waar het laten meebetalen aan een bank bail‐out door spaarders voor een mogelijke verschuiving in het regime kan zorgen. Per saldo kwamen spreads op de brede credit indices met circa twaalf basispunten over swaps in. Deze verkrapping werd echter teniet gedaan door wijdere swapspreads, waardoor het rendement over Duitse staatsleningen vrijwel gelijk was aan de opgelopen rente. Het sterkst rendeerden de corporates en dan met name die in het BBB‐segment. Credits uit de periferie kenden ongeveer hetzelfde rendement als die buiten de periferie. De lichte daling in staatsrentes zorgde voor een contributie van vijftien tot twintig basispunten aan het totaalrendement, boven op de opgelopen rente van 45 basispunten. Binnen de sectoren presteerden Banken duidelijk minder dan niet‐financiële instellingen. Positionering De portefeuille was het afgelopen kwartaal defensief gepositioneerd, met een hoge allocatie naar namen met een AA‐ en A‐rating. Het BBB‐segment is 5% onderwogen ten opzichte van de benchmark. Er is een nadruk op bedrijven en banken welke leiders zijn in hun sector of land. Zodoende wordt in de portefeuille een aantal posities aangehouden in de sterkste, internationaal gediversificeerde bedrijven. De laatste vormen ook de enige exposure naar credits uit de periferie, welke met een weging van 6.5% sterk onderwogen is ten opzichte van de benchmark (9.9%). De weging in banken uit kernlanden drukte het rendement van de portefeuille enigszins (versus niet‐ financiële instellingen). Naam‐ en leningselectie hielden het portefeuillerendement in stand. De uitgifte van nieuwe leningen werd in januari en begin februari gedreven door de grote vraag. De premies op nieuwe leningen namen hierdoor af tot vrijwel nihil. Het gedrag van emittenten wordt zo steeds opportunistischer: zij komen snel naar de markt als leningen tegen extreem lage yields te plaatsen zijn. De landenweging is het grootst naar ‘veilige’ landen zoals Frankrijk, welke met afstand de grootste emittent in de markt is. De portefeuille kent echter een lagere weging naar Frankrijk dan de markt. Relatief hoge wegingen vinden plaats naar het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten en in mindere mate naar Australië en de Scandinavische landen. De overige segmenten zijn min of meer neutraal ingenomen. De duratie beweegt zich (dicht) rond de duratie van de benchmark. Verloop creditspread naar regio en Financial / non‐financial Zoals vermeld, kende de markt per saldo geen duidelijke richting in het eerste kwartaal. De kleine outperformance van credits met een BBB‐rating wordt in de grafiek niet getoond. Wel valt op dat de volatiliteit van perifere credits hoger is, maar geen duidelijke richting kende in het afgelopen kwartaal. De spreads staan nog wel duidelijk boven de niveaus van voor de sovereign crisis. Spreads van corporates uit de kernlanden handelen rond de laagste niveau’s sinds september 2007. 600
ENCC: Periferie nonfinancials
550
ENCD: non-Periferi e non-financials
500
EBCA: Periferie financials
450
EBCB: non Periferiefinancials
400 350 300 250 200 150 100 50 dec/11
mrt/12
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
jun/12
sep/12
dec/12
mrt/13
40
5.3
Bank Loans
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
Portefeuille
3.70%
3.70%
13.97%
‐0.85%
6.52%
Benchmark
2.20%
2.20%
8.60%
‐2.08%
2.64%
Relatieve performance
1.50%
1.50%
5.37%
1.22%
3.88%
.
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager Babson Capital
100.0%
Benchmark Credit Suisse Western European Institutional Leveraged Loan Index (non‐USD denominations) Regio Europa Noord‐Amerika Landenweging Duitsland Verenigd Koninkrijk Frankrijk Verenigde Staten Overig
23.1% 22.7% 22.3% 12.8% 19.1%
Top 5 sectoren Diversified / Conglomerate Service Chemicals, Plastics and Rubber Beverage, Food and Tobacco Containers, Packaging and Glass Healthcare, Education and Childcare
13.6% 12.1% 8.6% 8.3%
7.3%
Top 5 issuers Alma Flint Group Holdings Chevrillon Phillippe TDF Takko Fashion
3.9% 3.5% 3.4% 3.4% 3.1%
Credit Rating BB‐ B‐ CCC D
Marktcommentaar De Europese ‘leveraged loans’ markt had een relatief sterke start van het jaar in vergelijking met afgelopen jaren. De uitgifte van nieuwe leningen blijft achter bij de markt voor hoogrentende leningen. Eén van de belangrijkste redenen voor de beperkte uitgifte van leningen is het ontbreken van substantiële fusies en overnames, die reeds sinds het uitbreken van de crisis voortduurt. Langzaam lijkt het tij hier echter te keren en zijn er positieve signalen op dit gebied met een aantal grote buy‐outs in 2013. Sommige daarvan hebben Europese leningen opgenomen in de financiering pakketten. Een voorbeeld betreft de transactie tussen Liberty Global en Virgin Media in februari met een omvang van 2.5 miljard euro voor het Europese deel. In maart werd 4.9 miljard euro verspreid over tien transacties aan nieuwe leningen naar de markt gebracht. Meer dan de helft van de transacties op de primaire markt over het eerste kwartaal betrof echter herfinanciering van kredieten. Dit is een teken dat kredietnemers gebruik maken van de positieve marktcondities om hun balansen actief te beheren. Dit thema is één van de belangrijkste factoren die bijdragen aan de opwaartse druk op de koersontwikkeling voor leningen op de secundaire markt. De spreads, gebaseerd op de Credit Suisse Western European Institutional Leveraged Loans Index beliepen aan het einde van het eerste kwartaal 624 basispunten. Dit verhoudt zich gunstig ten opzichte van Amerikaanse bankleningen (499 basispunten), maar ook ten opzichte van Europese en Amerikaanse hoogrentende bedrijfsleningen die respectievelijk noteren op spreads van 487 en 495 basispunten. In combinatie met de gemiddeld hogere zekerheidsstelling binnen de kapitaalstructuur van een emittent, maakt dit Europese bankleningen een aantrekkelijke vermogenscategorie. Daarbij komt dat ‘loan defaults’ stabiliseerden over het kwartaal en de verwachting is dat dit zich voorzet. Resultaat Het portefeuillerendement beliep 3.70% en het rendement voor de benchmark bedroeg 2.20%, zodat een outperformance van 1.50% werd gerealiseerd. Het positieve resultaat voor portefeuille (absoluut en relatief) werd breed gedragen. Er waren echter twee opvallende uitschieters. Ten eerste was dat Foodvest. In februari drukte dit krediet het portefeuilleresultaat als gevolg van de ophef over paardenvlees. Echter, in maart realiseerde de markt dat Foodvest hieraan slechts beperkt blootstaat, waarop de lening met 6.5 punt herstelde. Ten tweede betrof dit een herfinanciering van Takko Fashion waarbij de banklening werd vervangen door een obligatie. Positionering In overeenstemming met de strategie is de portefeuille over het afgelopen kwartaal verder gediversifieerd door middel van aankopen op de primaire markt. De toevoeging van drie additionele debiteuren resulteert in een portefeuille van 70 kredietnemers, die over een breed aantal sectoren zijn gespreid. De blootstelling aan Zuid‐Europa blijft beperkt ten gunste van overwegingen van de Noord‐Europese jurisdicties alsmede de Verenigde Staten. De portefeuille telt vier posities die op de ‘watch‐list’ staan, gelijk aan vorig kwartaal.
2.0% 84.3% 13.1% 0.6%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
41
5.4
Stichting Mn Services Europees High Yield Fonds
Rendementen
QTD*
YTD*
2012
2011
2010
2009
2008
Fonds
0.19%
0.19%
17.47%
‐0.81%
14.27%
58.43%
‐17.03%
1.56%
1.56%
24.53%
‐1.17%
14.28%
79.96%
‐29.81%
‐1.37%
‐1.37%
‐7.05%
0.36%
‐0.01%
‐21.53%
12.78%
Benchmark Relatieve performance .
* Inbegrepen in de performance is het effect van ‐68.4 bp vanwege de opname externe managers in beleggingsadministratie. (zie begin Hoofdstuk 5) Vanaf 1 juli 2009 wordt de huidige benchmark gehanteerd. YTD 2008 vanaf 1 augustus 2008. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 augustus 2008 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
102,6 mln 150,7 0.68 mln
Managers AllianceBernstein BlueBay
93.1% 6.9%
Benchmark Merrill Lynch European High Yield Index Constrained ex Financials Tracking error Ex‐ante budget: Ex‐ante actual:
5.0% 1.0%
Kenmerken Duration
2.8 jaar
Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd t.o.v. beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd t.o.v. uitgeleend: Credit rating: BBB BB B <=CCC Not rated Cash Regio Europa
0.0 mln 0.0 % 0.2 bps
6.2bps
2.8% 51.3% 38.4% 3.8% 0.4% 3.3%
Marktcommentaar Europese High Yield markten begonnen zeer sterk aan het jaar op basis van positief nieuws over het herstel in groei van de wereld economie. De onzekerheden over de uitkomst van de Italiaanse verkiezingen en de Europese noodlening aan Cyprus hadden een beperkte impact op de spreads van de Europese High Yield obligaties. De spread op Europese High Yield obligaties zijn nagenoeg ongewijzigd gebleven over het kwartaal. De uitgave van nieuwe High Yield obligaties in de eurozone bereikten een nieuw record in het eerste kwartaal van 2013. Over het eerste kwartaal werd voor 24.1 miljard euro aan nieuwe obligaties uitgegeven, wat een record was voor een driemaands voortschrijdende periode. Verder was opvallend dat maar een zeer beperkt percentage, 4%, laag gewaardeerde (CCC) obligaties zijn uitgegeven in het eerste kwartaal. Bedrijven gevestigd in Europa gaven in 2012 bijna een derde van hun obligaties uit in een andere valuta dan de euro. In het eerste kwartaal van 2013 is dit verschil bijna geheel verdwenen en is de uitgifte van obligaties van Europese bedrijven in lijn met de uitgifte van euro gedenomineerde obligaties. Dit laat zien dat de Europese markt toegankelijk en aantrekkelijk is voor deze bedrijven. Resultaat Het resultaat over het eerste kwartaal van 2013 kan wordt verklaard door drie verschillende componenten. De portefeuille is in januari en februari onder beheer geweest bij BlueBay en de defensieve positionering van de portefeuille leverde een underperformance van ongeveer 0.15% ten opzichte van de index. De transitie die plaats vond in maart had een implementation shortfall van 0.42%. De overige performance was te wijten aan de verandering van de waarderingsmethodologie. Positionering De portefeuille is gedurende de maand maart in transitie geweest. Op dit moment worden de laatste posities uit de portefeuille van BlueBay verkocht en de opbrengsten hiervan zullen worden bijgestort in de portefeuille van AllianceBernstein. De positionering van de AllianceBernstein portefeuille is gedaan met inachtneming van de nieuwe benchmark die per 1 april 2013 zal worden gebruikt, de Bank of America Merrill Lynch BB‐B Euro Currency Non‐Financial High Yield Constrained Index. Dit is terug te zien in de hoge weging van de BB‐B gewaardeerde posities in de portefeuille. 12% High Yield Europe
9%
6%
3%
0% Jun-10 Sep-10 Dec-10Mar-11 Jun-11 Sep-11 Dec-11Mar-12 Jun-12 Sep-12 Dec-12Mar-13
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
42
5.5
Stichting Mn Services US High Yield Fonds
Rendementen
QTD*
YTD*
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
4.83%
4.83%
12.49%
9.19%
21.25%
37.14%
‐16.94%
‐6.40%
5.12%
5.12%
12.82%
7.86%
23.06%
53.17%
‐22.28%
‐7.53%
‐0.30%
‐0.30%
‐0.33%
1.33%
‐1.81%
‐16.03%
5.34%
1.12%
Benchmark Relatieve performance Rendementen in USD
QTD*
YTD*
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
2.10%
2.10%
14.25%
5.66%
13.37%
41.55%
‐21.02%
3.75%
2.39%
2.39%
14.58%
4.37%
15.07%
58.10%
‐26.11%
2.53%
‐0.29%
‐0.29%
‐0.33%
1.29%
‐1.69%
‐16.55%
5.08%
1.22%
Benchmark Relatieve performance .
*Inbegrepen in de performance is het effect van ‐15.7 bp vanwege de opname externe managers in beleggingsadministratie. (zie begin Hoofdstuk 5)
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
536.8 mln 173.6 3.0 mln
Managers MacKay Oak Hill
59.6% 40.3%
Benchmark BoA Merrill Lynch BB‐B US Non‐ Financial High Yield Constrained Index (vanaf 1 mrt 2013) Tracking error Ex‐ante budget: Ex‐ante actual:
5.0% 0.2%
Kenmerken Duration
2.9 jaar
Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto Opbrengst Ytd t.o.v. beschikbaar vermogen Netto Opbrengst Ytd t.o.v. uitgeleend Credit rating BBB BB B <=CCC Not rated Cash
9.9 mln EUR 106.0% 0.1 bps
13.3 bps
3.1 % 36.9 % 54.4 % 2.6 % 0.3 % 2.7%
Marktcommentaar Het positieve sentiment van vorig jaar, toen Amerikaanse hoogrentende bedrijfsleningen een rendement van circa 15% optekenden, kreeg in het eerste kwartaal vervolg. De vermogenscategorie boekte in alle maanden een positief rendement, zodat inmiddels sprake is van tien opeenvolgende maanden van positieve rendementen. Januari was met een maandrendement van 1% de beste maand van het kwartaal. De markt werd deze maand ondersteund door circa twee miljard US dollar aan instroom. De totale omvang aan nieuwe uitgiften bedroeg circa 49 miljard US dollar. In februari ervoeren risicodragende activa toegenomen volatiliteit vanwege tegenvallende verkiezingen in Italië en een hernieuwde focus op risico in navolging van de sterke marktontwikkeling over januari. Er was sprake van een uitstroom van 1.4 miljard US dollar. Het bedrag aan nieuwe uitgiften lag circa twintig miljard US dollar onder het niveau van januari en daarmee ruim lager dan het gemiddelde over de voorgaande maanden. Ondanks deze zwakkere technische factoren werd een positief rendement van 0.4% gerealiseerd. Maart markeerde de afsluiting van een sterk kwartaal voor de kredietmarkten, ondanks tegenwind uit Europa, waaronder de onrust in Italië omtrent de kabinetsformatie en de bankencrisis in Cyprus. Na het dipje in februari nam het aantal nieuwe uitgiften weer toe en beliepen deze circa 41 miljard US dollar. Het totaal aan nieuwe uitgiften kwam hiermee op kwartaalbasis uit op circa 120 miljard US dollar. Dit was een record en bewijst dat investeerders en masse bereid zijn schuldpapier van minder kredietwaardige ondernemingen te kopen om hun rendementsdoelstellingen te halen. Het index rendement bedroeg 0.87%. De voorkeur van beleggers voor hoogrenderende meer risicovolle vermogenscategorieën kwam tot uiting in het rendementsverschil tussen BB‐, B‐ en CCC‐obligaties. Laatstgenoemde obligaties rendeerden 5.39% tegenover 2.87% voor B‐ en 1.92% voor BB‐obligaties. Resultaat De door MN gehanteerde referentie‐index tekende een kwartaalrendement op van 2.39% in US dollars. De managers behaalden een totaalrendement van 2.10%. Daarmee werd een underperformance van 30 basispunten gerealiseerd. Dit resultaat is ten dele het gevolg van de omzetting van de benchmark. Over het afgelopen kwartaal werd namelijk de benchmark aangepast van de Bank of America Merrill Lynch BB‐B US High Yield Constrained Index naar de Bank of America Merrill Lynch BB‐B US Non‐ Financial High Yield Constrained Index. Dit in reactie op de wijziging van het mandaat voor Amerikaanse hoogrentende bedrijfsobligaties. De transitie is in februari afgerond en per 1 maart is de nieuwe benchmark van kracht geworden. Naast de transitie had de positionering in Basic Industry een drukkend effect op het rendement. Daarentegen ondersteunde de positionering in de sectoren Energy, Telecommunications en Services het portefeuillerendement. Positionering Relatief lage volatiliteit en yields en de marginale premie die beleggers eisen voor CCC‐ obligaties ten opzichte van B‐obligaties worden beschouwd als tekenen dat beleggers zelfgenoegzaam zijn geworden. Hoewel nog altijd positieve rendementen (5‐8% op jaarbasis) worden verwacht, past bij dit marktbeeld een terughoudend positionering. Extra rendement wordt gezocht in sterke B‐bedrijven (overwogen) en een enkele CCC‐ obligatie. De sectorafwijkingen op portefeuilleniveau zijn beperkt, daar individuele kredietselectie de boventoon voert in tegenstelling tot uitgesproken beta positionering.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
43
5.6
Stichting Mn Services Obligatiefonds Emerging Markets
Rendementen
QTD*
YTD*
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
1.00%
1.00%
16.99%
8.42%
23.70%
26.95%
‐9.54%
‐1.96%
Benchmark
0.79%
0.79%
15.12%
8.56%
20.80%
23.50%
‐5.53%
‐2.31%
Relatieve performance
0.21%
0.21%
1.87%
‐0.14%
2.90%
3.45%
‐4.01%
0.36%
Rendementen in USD
QTD*
YTD*
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
‐1.63%
‐1.63%
18.81%
4.91%
15.66%
31.03%
‐13.89%
8.47%
Benchmark
‐1.83%
‐1.83%
16.91%
5.05%
12.96%
27.47%
‐10.19%
8.39%
0.20%
0.20%
1.90%
‐0.14%
2.71%
3.56%
‐3.70%
0.08%
Relatieve performance .
* Inbegrepen in de performance is het effect van ‐11.4 bp vanwege de opname externe managers in beleggingsadministratie. (zie begin Hoofdstuk 5)
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 december 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
754.3 mln 206.9 3.6 mln
Managers MN Pramerica Ashmore Capital GMO
65.0% 19.8% 6.3% 4.7% 4.2%
Benchmark 75% JP Morgan EMBI Global Diversified Index 25% GBI‐EM customised Global Diversified Index (Customised) Tracking error Ex‐ante budget: Ex‐ante actual:
2.5% 0.6%
Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd t.o.v. beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd t.o.v. uitgeleend: Credit rating AA A BBB BB B <=CCC Not rated Cash
12.2 mln 108.8% 0.0 bps
4.2 bps
2.6% 9.8% 46.3% 23.7% 11.9% 3.4% 0.2% 2.1%
Marktcommentaar Emerging Market dDbt (EMD) maakte een pas op de plaats in het eerste kwartaal van 2013 na een zeer sterk 2012. De harde valuta (HC) benchmark daalde met 2.4% (in US dollar termen) terwijl lokale valuta (LC) het beter deed met een rendement van ‐0.1%. De risico opslag voor HC nam met ruim 40 basispunten toe en voor LC met circa tien basispunten. Binnen HC presteerde Ivoorkust goed terwijl Egypte fors achterbleef vanwege zorgen over de politieke en economische ontwikkelingen. Argentinië bleef eveneens fors achter door onduidelijkheid over het wel of niet terugbetalen van obligatiehouders als gevolg van het faillissement in 2001. De Venezolaanse president Hugo Chavez stierf in maart na een langdurige strijd tegen zijn ziekte. Zijn zelf benoemde opvolger Nicolas Maduro werd in april officieel gekozen via verkiezingen. In de LC markt presteerde Mexico sterk door goede economische ontwikkelingen en de opwaardering in kredietwaardigheid terwijl de onrust in Zuid‐Afrika een negatieve invloed had op de valutakoers. Voor EMD als geheel blijven de groeivooruitzichten van circa 5% sterk en ruim boven die van de ontwikkelde landen. De vraag van beleggers naar EMD blijft hoog en in het afgelopen kwartaal was deze vooral naar LC. Resultaat Vier van de vijf managers presteerden beter dan de specifieke mandaat benchmarks. De core mandaten beheerd door MN bleven licht achter (MN harde valuta 15bps en lokale valuta 6bps). De MN portefeuilles waren relatief neutraal gepositioneerd met een voorkeur voor landen met een positieve economische groei en overheidsbegroting waardoor bijvoorbeeld niet belegd werd in Belize, dat vorig jaar in herstructurering ging en dit kwartaal een goede resultaat liet zien. De externe managers wisten tussen de 50‐70bps aan waarde toe te voegen door goede landen‐ en titelselectie. Hierdoor werd per saldo een positief relatief resultaat neergezet. Positionering Net als het vorige kwartaal kent het fonds een lichte overweging naar lokale valuta en corporates. De managers met een samengestelde benchmark (Capital en Pramerica) zijn onderwogen in de US dollar en overwogen in de lokale valuta’s zoals Chinese renminbi, Mexicaanse peso en Turkse lira. Venezuela (deels ingevuld via de quasi‐ sovereign oliemaatschappij) is één van de grotere landenoverwegingen van GMO, Pramerica en MN in de harde valuta portefeuille. De GMO positie in het fonds kent een focus op relatief illiquide holdings met een langere looptijd. Zoals in het verslag over het vierde kwartaal aangekondigd, is per eind maart de investering bij Ashmore omgezet naar een separaat eigen mandaat. Een bijkomend voordeel is dat de transparantie verhoogd is en invulling wordt gegeven aan het specifieke MN MVB‐ beleid. 8%
800 bps
7%
700 bps
6% 5%
Average yield spread to US Treasury in hard currency (bps)
500 bps
4%
400 bps
3%
300 bps
200 bps 2% sep-10 dec-10 mrt-11 jun-11 sep-11 dec-11 mrt-12 jun-12 sep-12 dec-12 mrt-13
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
600 bps
Average yield local currency (%)
44
5.7
Stichting Mn Services Aandelenfonds Noord‐Amerika
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
13.97%
13.97%
14.63%
5.06%
24.11%
24.61%
‐35.06%
‐4.91%
Benchmark
13.93%
13.93%
14.63%
4.89%
24.16%
24.43%
‐34.36%
‐4.60%
0.04%
0.04%
0.00%
0.17%
‐0.05%
0.17%
‐0.69%
‐0.31%
Relatieve performance Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
11.00%
11.00%
16.42%
1.66%
16.05%
28.61%
‐38.24%
5.45%
Benchmark
10.96%
10.96%
16.42%
1.50%
16.10%
28.43%
‐37.60%
5.77%
0.04%
0.04%
0.00%
0.16%
‐0.05%
0.18%
‐0.65%
‐0.32%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
420.5 mln 162.62 2.59 mln
Manager BlackRock
100.0%
Benchmark Russell 1000 Total Return Index Tracking error Ex‐ante budget: Ex‐ante actual:
0.5% 0.1%
Top 5 sectoren Info Technology Financials Cons Discretionary Health Care Industrials
17.5% 16.6% 12.4% 12.0% 11.0%
Top 5 beleggingen Exxon Apple General Electric Chevron IBM
2.7% 2.7% 1.6% 1.5% 1.4%
Marktcommentaar Het eerste kwartaal van 2013 liet zeer sterke rendementen zien op de Amerikaanse beurzen. Alle marktkapitalisaties profiteerden van de sterk opwaartse markten en zowel de Dow Jones als S&P500 noteerden ‘all‐time highs’. Ook internationaal bekeken behoorden de Amerikaanse beurzen tot de best presterende beurzen. Voornaamste reden was de wereldwijde agressieve en onconventionele monetaire aanpak wat tot de langste periode van lage rentes geleid heeft in een generatie. Dit heeft in Amerika gezorgd voor een aantrekkende huizenmarkt en een consumentenvertrouwen op het hoogste niveau in vier jaar tijd. A‐typisch was dat Healthcare en Consumer Staples de best presterende sectoren waren aangezien deze sectoren vaak als defensief worden beschouwd. Healthcare zette de sterke opmars van 2012 door nu beleggers inzien dat de Affordabele Healthcare Act niet zoveel impact zal hebben op lange termijn rendementen voor Healthcare bedrijven als initieel gedacht. Consumer Staples kregen hernieuwde aandacht, ondanks de relatief rijkelijke waarderingen, nadat Warren Buffet aankondigde Heinz te willen overnemen. Achterblijvende sectoren waren IT en Materials, die te lijden lijken te hebben aan de nog niet echt aantrekkende investeringen van Amerikaanse ondernemingen. Resultaat De benchmark steeg gedurende het eerste kwartaal 13.93% in eurotermen. Het fonds liet een resultaat zien in lijn met de benchmark. Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd door BlackRock, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmark zo goed mogelijk te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Door het in acht nemen van het uitsluitingbeleid kunnen kleine rendementverschillen, ten opzichte van de benchmark, ontstaan. Dit kwartaal hebben er zich geen bijzonderheden voorgedaan bij BlackRock.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
45
5.8
Stichting Mn Services Aandelenfonds Europa I
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
5.44%
5.44%
17.60%
‐8.20%
10.23%
35.54%
‐51.51%
2.84%
Benchmark
5.45%
5.43%
17.26%
‐8.08%
11.10%
31.60%
‐43.65%
2.69%
Relatieve performance
0.01%
0.01%
0.34%
‐0.11%
‐0.86%
3.95%
‐7.86%
0.15%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 oktober 2003 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
241.6 mln 155.31 1.56 mln
Manager MN
100.0%
Benchmark MSCI Europe Net Return Index
Marktcommentaar Europa kwam in het eerste kwartaal weer in de spotlights. Politici overwogen in maart, ondanks het bestaan van het depositogarantiestelsel dat tegoeden tot honderd duizend euro zou garanderen, als onderdeel van het Cypriotische reddingsplan een eenmalige heffing op de spaartegoeden bij Cypriotische banken door te voeren. Dit leidde tot veel onrust. Uiteindelijk is dit potentieel gevaarlijke precedent afgewend en verliezen enkel spaarders met meer dan honderd duizend euro in tegoeden een deel van hun geld. Desondanks werden kapitaalrestricties ingevoerd om kapitaalvlucht te voorkomen. Economische activiteit bleef gedurende het kwartaal op een laag pitje en de werkloosheid bleef stabiel op een historisch hoog niveau. De Europese Centrale Bank signaleerde na bekendwording van recente macro‐economischecijfers dat een renteverlaging tot de mogelijkheden behoort. Ondanks de negatieve omgeving waren beleggers bereid om aandelen te kopen tegen hogere niveaus.
Tracking error Ex‐ante actual:
0.1%
Securities lending Uitgeleend ultimo Q:9.0 mln EUR Collateral ultimo Q: 105.7% Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: 2.3bp Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend: 86.5bp Landen top 5 Verenigd Koninkrijk Frankrijk Zwitserland Duitsland Zweden
33.6% 14.6% 14.1% 13.3% 5.2%
Top 5 sectoren Financials Cons Staples Health Care Industrials Energy
20.9% 14.9% 12.4% 11.2% 10.0%
Resultaat De benchmark steeg gedurende het eerste kwartaal 5.45% in eurotermen. Het fonds liet een performance zien in lijn met de benchmark. Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd door MN, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmark zo goed mogelijk te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Door het in acht nemen van het uitsluitingbeleid kunnen kleine rendementverschillen, ten opzichte van de benchmark, ontstaan. Dit kwartaal hebben er zich geen bijzonderheden voorgedaan bij MN.
Top 5 beleggingen Nestle HSBC Roche Holding Novartis BP
3.1% 2.8% 2.2% 2.1% 1.8%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
46
5.9
Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten
Rendementen
QTD*
YTD*
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
12.62%
12.62%
12.63%
‐10.87%
25.32%
20.49%
‐33.94%
‐6.13%
Benchmark
12.67%
12.67%
12.66%
‐10.85%
23.98%
20.31%
‐33.13%
‐5.03%
Relatieve performance
‐0.06%
‐0.06%
‐0.03%
‐0.02%
1.34%
0.17%
‐0.81%
‐1.10%
.
* Inbegrepen in de performance is het effect van ‐6.4 bp vanwege de opname externe managers in beleggingsadministratie. (zie begin Hoofdstuk 5) .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld.
Benchmark MSCI Pacific Free Net Return Index
Marktcommentaar De benchmark van het Aandelenfonds Verre Oosten heeft in het eerste kwartaal van 2013 een rendement van 12.67% behaald in eurotermen. Na het laatste kwartaal in 2012 is ook dit kwartaal het rendement voornamelijk gedreven door de Japanse, Nieuw‐Zeelandse en Australische aandelenmarkten. Japanse aandelen waren erg in trek nadat minister president Shinzo Abe stimuleringsmaatregelen aankondigde van meer dan 2% van het bruto nationaal product en een nieuwe president aanstelde van de Japanse Centrale Bank die aankondigde alles te doen om de vijftienjarige periode van deflatie te doen beëindigen. Ook al zijn nog niet alle beleggers ervan overtuigd dat Japan in staat is om grondige hervorming door te voeren, waren Japanse aandelen in het eerste kwartaal erg in trek onder beleggers. Met een euro rendement van 14.6% was de Japanse aandelenmarkt daarmee ook de best presterende markt in de regio. Hongkong en Singapore behaalden euro rendementen van ongeveer 6% en bleven daarmee aanzienlijk achter bij de andere landen. De veruit best presterende sector was Healthcare die op enige afstand werd gevolgd door Consumer Staples en Consumer Discretionary. De slechts presterende sector was Materials dat een vlak resultaat behaalde.
Tracking error Ex‐ante budget: Ex‐ante actual:
Resultaat De benchmark steeg gedurende het eerste kwartaal 12.67% in eurotermen. Het fonds presteerde in lijn met de benchmark.
Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
162.3 mln 140.72 1.15 mln
Manager Credit Suisse AG
100.0%
0.5% 0.3%
Securities lending Uitgeleend ultimo Q: 27.7 mln …………………………………………….EUR Collateral ultimo Q: 105.7% Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: 1.0bp Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend: 7.8bp
Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd door Credit Suisse AG, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmark zo goed mogelijk te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Door het in acht nemen van het uitsluitingbeleid kunnen kleine rendementverschillen, ten opzichte van de benchmark, ontstaan. Dit kwartaal hebben er zich geen bijzonderheden voorgedaan bij Credit Suisse.
Landenweging Japan Australië Hongkong Singapore Nieuw‐Zeeland
58.8% 26.6% 9.1% 5.1% 0.4%
Top 5 sectoren Financials Industrials Cons. Disc. Materials Cons. Staples
33.3% 15.0% 14.4% 9.7% 6.5%
Top 5 beleggingen (per feb 2013) Commonwealth Bank Of Australia 2.8% Westpac Banking 2.4% Australia And New Zealand Banking Group 2.0% Mitsubishi 1.8% National Australia Bank 1.8%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
47
5.10
Stichting Mn Services Aandelenfonds Emerging Markets
Rendementen
QTD*
YTD*
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
1.46%
1.46%
18.58%
‐13.29%
27.52%
75.62%
‐49.72%
20.99%
Benchmark
1.01%
1.01%
16.41%
‐15.70%
27.13%
72.94%
‐50.91%
25.71%
Relatieve performance
0.45%
0.45%
2.18%
2.40%
0.38%
2.67%
1.19%
‐4.72%
.
*Inbegrepen in de performance is het effect van ‐8.0 bp vanwege de opname externe managers in beleggingsadministratie. (zie begin Hoofdstuk 5)
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen Managers Arrowstreet Robeco DuPont Comgest Neuberger Berman Parametric
546.7 mln 253.68 2.15 mln 24.2% 19.2% 17.3% 14.8% 13.4% 11.0%
Benchmark MSCI Emerging Markets Free Net Return Index Tracking error Ex‐ante budget: Ex‐ante actual:
4.0% 1.6%
Securities lending Uitgeleend ultimo Q:4.2 mln EUR Collateral ultimo Q: 110.0% Netto opbrengst Ytd t.o.v. beschikbaar vermogen: 1.4 bp Netto opbrengst Ytd t.o.v. uitgeleend: 30.7bp Landen top 5 China Zuid‐Korea Brazilië Rusland Zuid‐Afrika
15.1% 13.5% 12.3% 7.0% 6.8%
Top 5 sectoren Financials Info Tech Energy Cons Staples Telecom Services
26.8% 12.5% 11.5% 9.9% 9.6%
Top 5 beleggingen Samsung China Mobile TSMC Gazprom MTN Group
2.8% 2.6% 2.2% 2.1% 1.3%
Marktcommentaar In het eerste kwartaal van 2013 wisten de opkomende aandelenmarkten de sterk opgaande trend van 2012 niet voort te zetten. De opkomende markten bleven duidelijk achter bij de meeste ontwikkelde markten. Vooral de zogenaamde BRIC‐landen (Brazilië, Rusland, India en China) lieten een negatief resultaat zien. Onzekerheid over het wereldwijde economische herstel zorgt ervoor dat beleggers aandelenmarkten prefereren die als minder risicovol worden gezien. Een andere reden voor het achterblijven van de opkomende markten zijn de grondstofprijzen. De opkomende aandelenmarkten zijn meer afhankelijk van de grondstofprijzen en de meeste grondstofprijzen stabiliseerden of daalden gedurende het eerste kwartaal. Als gekeken wordt naar de belangrijkste opkomende markten dan kan geconcludeerd worden dat de positiewisselingen in China tijdens het nationale congres in maart soepel verlopen zijn. Het lijkt erop alsof de nieuwe leiders verder willen gaan met financiële liberalisering. De Mexicaanse aandelenmarkt presteert de laatste tijd goed. Dit is naast het herstel van de Amerikaanse economie te danken aan de hervormingsagenda van president Enrique Pena Nieto. Er was sprake van een groeivertraging in Brazilië en de politieke onzekerheid nam toe in India. Resultaat Het fonds wist in het eerste kwartaal een outperformance te realiseren van 0.45%. Het merendeel van de managers wist de benchmark te verslaan. Arrowstreet en Neuberger Berman waren de best presterende managers. Arrowstreet profiteerde vooral van een goede sector‐ en landenallocatie. De positionering werd mede gedreven door het koersmomentum van de aandelen en winstherzieningen door analisten. Het resultaat van Neuberger Berman is toe te schrijven aan een goede aandelenselectie. Parametric leverde een positieve bijdrage aan het resultaat door de landenallocatie. De structurele onderweging van de grotere landen in de benchmark, zoals China en Zuid‐Korea, leverde de grootste bijdrage aan het resultaat. Comgest profiteerde van het feit dat de meer defensieve sectoren in het eerste kwartaal goed presteerden. Veel beleggers blijven de voorkeur geven aan de meer defensieve aandelen ondanks het feit dat deze aandelen relatief duur zijn ten opzichte van de gehele markt. DuPont bleef duidelijk achter bij de benchmark. DuPont is een manager die zeer veel waarde toekent aan de waardering van bedrijven en dit leidt hen momenteel naar de meer cyclische sectoren zoals Energy en Materials. Deze sectoren bleven achter bij de benchmark. De aandelenselectie leverde ook een negatieve bijdrage aan het resultaat. Robeco had een licht positief kwartaal. Deze manager heeft vaak een licht offensieve positionering in de portefeuille en dit pakte dit kwartaal goed uit. De aandelenselectie en de landenallocatie droegen positief bij aan het resultaat. Positionering Binnen de portefeuille zijn China en Zuid‐Korea onderwogen, terwijl Rusland, Turkije en Thailand overwogen zijn. Op sectorniveau zijn Duurzame Consumptiegoederen en Telecom de grootste overwegingen, terwijl Grondstoffen, Energiebedrijven en Technologieaandelen de grootste onderwegingen zijn. De sectorwegingen duiden op een licht defensieve positionering in de portefeuille. Een manager die de laatste kwartalen veel aandacht kreeg was Robeco. De Rabobank heeft in 2012 besloten dat zij afscheid wilde nemen van dit dochterbedrijf. In het eerste kwartaal van dit jaar is bekend geworden dat Orix de overnemende partij wordt. Deze overname wordt door het Manager Selection & Monitoring team positief beoordeeld. Zeer belangrijk is het feit dat er weinig overlap is tussen Orix en Robeco en wij de kans niet groot achten dat het concern drastisch zal ingrijpen bij Robeco. Ook toont het track record van Orix aan dat zij veelal het bestaande management intact laten. Deze aspecten verkleinen de kans op verhoogd personeelsverloop. MN daarom besloten om Robeco weer op ‘groen’ te zetten, hetgeen betekent dat wij de manager weer op de reguliere wijze zullen monitoren. De overige managers in de pool staan ook op ‘groen’.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
48
5.11
Private Equity
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
Portefeuille
1.00%
1.00%
4.77%
16.51%
23.95%
6.29%
‐29.18%
Benchmark
1.00%
1.00%
4.77%
16.51%
23.95%
6.29%
‐29.18%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Managers HarbourVest MN Benchmark Gelijk aan portefeuille Commitments 10.0 miljoen EUR 10.0 miljoen USD Outstanding commitment 1.3 miljoen EUR 0.3 miljoen USD
75.4% 24.6%
Marktcommentaar Voor 2013 wordt veel fundraisingactiviteit verwacht, maar het succes per manager za sterk verschillen. De beste managers krijgen meer aanbod van kapitaal dan gevraagd e krijgen in zeer korte tijd hun fonds volgestort. Het aantal private equity transacties is i het eerste kwartaal gedaald ten opzichte van vorig jaar. Wel is de total transactiewaarde sterk gestegen, dit komt met name door een actievere markt i Noord‐Amerika. Tot dusver zien we in 2013 meer focus op investeringen in Energie e de dienstverlenende sector. Deze sectoren worden verondersteld een minder cyclisc karakter te hebben. Resultaat Het resultaat over het eerste kwartaal was positief met een rendement van 1.00%. He fonds bevindt zich aan het eind van de opbouwfase en zit daardoor nog in de j‐curv (kosten lopen vooruit op de opbrengsten). Het fonds is per jaareinde voor bijna de helf in US dollars belegd. In het eerste kwartaal van 2013 is de US dollar 2.7% in waard gestegen ten opzichte van de euro. Er is in het eerste kwartaal voor EUR 0.02 miljoen opgevraagd voor investeringen e management fees en EUR 0.47 miljoen terugontvangen uit verkopen, renteopbrengste en dividenden. Het gecommitteerde geld is tot nu toe voor circa 90% opgevraagd. He resterende bedrag zal over de komende één à anderhalf jaar worden opgevraagd. Positionering Harbourvest De Private Equity portefeuille is voor 75.4% belegd in vier fondsen van HarbourVest. I de fondsen waarin HarbourVest heeft geïnvesteerd hebben diverse distributie plaatsgevonden. Een aantal kenmerkende distributies wordt hier besproken. In de US dollar buy‐out fondsen (HIPEP IV en VII BO) is EUR 0.12 miljoen ontvangen aa verkoopopbrengsten. HIPEP IV’s grootste distributie is van CVC voor een gedeeltelijk verkoop van de beursgenoteerde Cloetta AB en Samsonite International en uitkeringe uit haar investeringen in Smurfit Kappa en bpost. HIPEP VII BO heeft diverse distributie ontvangen, grotendeels uit de fondsen van Bain Capital (twee fondsen en twee co investering fondsen). Bain Capital heeft distributies uitgekeerd uit verkochte posities i onder meer Carter’s Inc, HCA Holdings, Sensata Technologies, NXP Semiconductors e HD Supply. Via HBVP VII VC is een deel van de portefeuille in venture capital geïnvesteerd. Er zij diverse kleine distributies ontvangen (totaal EUR 0.04 miljoen). Het geld kwam onde meer uit de verkopen van posities in Facebook, Equinix, Envysion en Flixter. Het eurofonds (HIPEP V) heeft diverse distributies (totaal EUR 0.29 miljoen) gehad va onder meer verkopen van Fleetpride, Accuity, Ausfuel en Cerved Business Information. Positionering Mn Services Private Equity Fonds 2009 Het Mn Services Private Equity Fonds 2009 heeft in twee Europese en drie Amerikaans fondsen belegd. Het fonds is daarmee volledig gecommitteerd. Het gecommitteerd geld is tot nu toe voor circa 45% opgevraagd. Het fonds heeft in het afgelopen kwartaal geen distributies uitgekeerd uit verkocht ondernemingen. Wel zijn er twee overnames in de portefeuille gedaan door Alpha waarvoor Stichting Pensioenfonds Productschappen in het tweede kwartaal haa aandeel naar het fonds zal overmaken. Alpha heeft de overnames voltooid van Cyrillus Verbaudet (“Cyrillus”) en European Cargo Services (“ECS”). Cyrillus is een Frans onderneming die zich richt op de verkoop van kinder‐ en familiekleding. Cyrillus maak gebruikt van diverse distributie kanalen waaronder online verkopen en traditionel winkels. ECS is een Franse intermediair in de luchtvracht industrie. Namen luchtvaartmaatschappijen bemiddelt zij tussen vraag en aanbod van luchtvracht. ECS actief in 31 landen en vertegenwoordigt circa 110 luchtvaartmaatschappijen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
49
5.12
Direct Onroerend Goed Nederland
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
Portefeuille
0.93%
0.93%
‐0.03%
1.48%
6.09%
‐4.82%
‐4.68%
Benchmark
0.93%
0.93%
‐0.03%
1.48%
6.09%
‐4.82%
‐4.68%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
.
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld.
Resultaat
AuM (mln) EUR
De CBRE fondsen in de Nederlandse vastgoedportefeuille rapporteren rendementen pas nadat de klantrapportages zijn opgesteld. Daarom betreffen de hier genoemde CBRE rendementen die van het voorgaande kwartaal. De overige fondsen rapporteren niet op kwartaalbasis. De drie grootste CBRE fondsen binnen de Nederlandse vastgoedportefeuille van Stichting Pensioenfonds Productschappen lieten in het vierde kwartaal van 2012 een negatief indirect rendement zien. Het Winkelfonds had een indirect rendement van ‐ 0.8%. Het Woning‐ en Kantorenfonds scoorden een indirect rendement van respectievelijk ‐0.9% en ‐3.3%. Op totaalniveau (inclusief de CBRE ontwikkelingsfondsen, Landinvest en Forward Business Park / Chipsol) was het indirecte rendement, met name onder invloed van het Kantorenfonds, ‐1.2%. Het directe rendement op totaalniveau (in de vorm van dividenduitkeringen) was 1.1% in het vierde kwartaal van 2012, waardoor het totaalrendement op ‐0.1% uitkwam. Over heel 2012 behaalde de portefeuille op totaalniveau een indirect rendement van ‐3.8% en een direct rendement van 3.8% wat leidde tot een totaalrendement van 0,0%.
De bovenaan deze pagina vermelde rendementen betreffen door MN intern berekende rendementen op totaalniveau. De in deze paragraaf genoemde rendementen zijn de rendementen van de individuele fondsen zelf. De berekeningswijze van MN kan enigszins afwijken van de berekeningswijze van de fondsen.
14
Managers (ultimo Q4 – 2012) CBRE 92% Landinvest 4% Forward BP 2% Chipshol 2% Benchmark Gelijk aan portefeuille Landenweging (ultimo Q4‐2012) 100% Nederland Grootste fondsen (ultimo Q4‐ 2012) CBRE Dutch Residential Fund I CBRE Dutch Retail Fund I CBRE Dutch Office Fund I Sectorverdeling Portefeuille Woningen 51% Winkels 25% Kantoren 16% Overig 8%
Positionering Uit cijfers van het CBS blijkt dat het aantal verkochte woningen in het eerste kwartaal van 2013 met vijf procent is gedaald ten opzichte van het eerste kwartaal 2012. Gemiddeld worden de woningen verkocht voor EUR 206,000 en dit is 5.5% lager dan een jaar geleden. Echter dalen de prijzen niet meer zo hard als in 2012. Een aantal instanties (CPB, IMF) geeft aan overtuigd te zijn van het feit dat de bodem is bereikt. Huurwoningen in de vrije sector worden steeds sneller verhuurd. In 2012 stonden woningen gemiddeld 92 dagen te huur terwijl dit in het eerste kwartaal gemiddeld 81 dagen was. De vraag naar huurwoningen neemt toe door de lastige financiering op de koopwoningmarkt. De huurprijzen van woningen zijn al veertien kwartalen stabiel met gemiddeld twaalf euro per vierkante meter. In het eerste kwartaal van 2013 is voor circa EUR 160 mln in winkelvastgoed geïnvesteerd. Dit is dertig procent meer dan in dezelfde periode vorig jaar. In het eerste kwartaal zijn vijf winkelcentra verkocht voor zeventig miljoen euro en vijf supermarkten voor twintig miljoen euro. Winkels in voedings‐ en genotmiddelen boekten één procent minder omzet dan een jaar eerder. Postorderbedrijven en internetwinkels kenden een omzetgroei van één procent, de kleinste toename sinds januari 2012. Non‐foodwinkels boekten zeven procent minder omzet dan een jaar eerder. Dit is terug te zien in de vraag naar winkelruimten. Vooral A‐locaties blijven in trek en hier blijft de leegstand onder de vijf procent terwijl de vraag naar overige locaties afneemt en de leegstand toeneemt. Ondanks het veranderende ‘winkellandschap’ verwachten beleggers dat het aantal winkelinvesteringen met een focus op ‘prime’, in 2013 zal aantrekken. In het eerste kwartaal van 2013 is het aanbod van het aantal kantoor vierkante meters gestegen met acht procent ten opzichte van voorgaand kwartaal. De leegstand in Nederland ligt op circa vijftien procent. Door het grote aanbod hebben potentiële huurders betere onderhandelingsposities. Het gevolg hiervan voor de verhuurders zijn lagere huurprijzen, kwaliteitsverbetering van objecten en flexibele contracten met een kortere looptijd. Huurprijzen op de primaire locaties blijven stabiel (Zuidas EUR 360 per m²). Incentives blijven hoog met gemiddeld negen tot vijftien maanden voor een vijfjarig contract. Het totale investeringsvolume in kantoren daalde in het eerste kwartaal tot EUR 130 mln, terwijl dat in kwartaal één van 2012 nog EUR 545 mln was. Het bedrag van 2012 omvat echter ook de High Tech Campus‐deal van EUR 425 mln. Zonder deze transactie liggen de totale volumes op vrijwel hetzelfde niveau.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
50
5.13
Onroerend Goed Direct Noord‐Amerika
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
1.77%
1.77%
23.19%
52.12%
Benchmark
1.71%
1.71%
23.19%
52.12%
Relatieve performance
0.06%
0.06%
0.00%
0.00%
Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
‐0.88%
‐0.88%
25.11%
47.20%
Benchmark
‐0.94%
‐0.94%
25.11%
47.20%
0.06%
0.06%
0.00%
0.00%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager Gencap Partners Cash
95.7% 4.3%
Benchmark Gelijk aan portefeuille
Landenweging Noord‐Amerika
100%
Regioverdeling South
100%
Sectoren Woningen
100%
Marktcommentaar In het vierde kwartaal was sprake van een economische groei van 0.1% op kwartaalbasis en 1.6% op jaarbasis. In februari bedroeg de werkloosheid 7.7%. In februari werden 236,000 banen toegevoegd. Het beleggingsvolume is in geheel 2012 toegenomen met 24% op jaarbasis. De nieuwbouw in de huurwoningenmarkt neemt in omvang toe, maar blijft achter bij de behoefte. De leegstand in de huurwoningensector is verder gedaald tot 4.5%. Resultaat De portefeuille behaalde in het eerste kwartaal van 2013 een rendement van ‐0.88% gemeten in USD. Het project The Monarch in Austin is afgesloten. Het project kon niet eerder afgesloten worden vanwege een lopende rechtszaak over de onroerendezaakbelasting. Het betreft een juridisch geschil met betrekking tot de winkelruimte en het lopende garantiefonds. Het uiteindelijke rendement voor deze investering bedraagt 4.4%. Positionering Het laatste nog resterende project, Brushy Creek, is een complex bestaande uit 360 appartementen bestemd voor de verhuur. Het project is gelegen nabij route 35, in Round Rock, Texas, ten noorden van Austin. Het project wordt gemanaged door Gencap. Gencap handhaaft in het project Brushy Creek wederom een hoge verhuurgraad (96%). Het project is inmiddels onder voorbehoud verkocht, via CBRE. De afronding van de verkoop is voorzien op 28 juni a.s. Het bruto rendement gedurende 6,1 jaar (de periode dat Productschappen in dit project geïnvesteerd was) bedroeg ca. 7.3%. Het resultaat kan nog negatief beïnvloed worden door eventuele heronderhandelingen. Over het definitieve netto rendement wordt in het tweede kwartaal gerapporteerd.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
51
5.14
Onroerend Goed Direct Asia Pacific
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
2.28%
2.28%
‐1.88%
12.04%
Benchmark
2.28%
2.28%
‐1.88%
12.04%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
‐0.38%
‐0.38%
‐0.35%
8.41%
Benchmark
‐0.38%
‐0.38%
‐0.35%
8.41%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager Composition Capital Asia
100.0%
Benchmark Gelijk aan portefeuille Landenweging China Japan Vietnam Zuid‐Korea Singapore Maleisië Hongkong Overig
28% 16% 15% 13% 12% 7% 5% 4%
Sectoren Woningen Kantoren Winkels Logistiek Overig
59% 31% 9% 1% 0%
Marktcommentaar In Japan zorgen de plannen van de nieuwe president Abe voor veel dynamiek. De nieuwe koers zorgt voor een hogere inflatie en economische groei. Vastgoed profiteert wanneer de inflatie stijgt. In Japan was er een positief marktsentiment en wordt uitgegaan van een stijgende inflatie. De vraag naar kantoorruimte in Azië, met uitzondering van China, werd gedreven door de grote multinationals niet actief in de financiële dienstverlening en bankensector. In China werd de vraag gedreven door nationale financiële bedrijven die meestal kleinere ruimtes nodig hadden. Uit de IT sector kwam ook veel vraag. Een aantal belangrijke winkelmarkten profiteerden van verbetering in het consumentenvertrouwen en stijgende retail sales. Winkels in het luxe segment waren actief, maar de groeisnelheid zwakte af. De huren voor de sector Logistiek in Tokio zijn op kwartaalbasis met 0.2% toegenomen. Het investeringsvolume in de Japanse logistieksector werd gedreven door aankopen van logistiek door J‐REITS die erg actief blijven. De leegstand voor de sector Logistiek in Tokio bedraagt 3.7%. Er blijft veel vraag bestaan naar de sector Logistiek in Tokio, zowel aan de huurders kant als de kant van kopers. De gemiddelde waardestijging van woningen in Azië in het luxe segment bedroeg 1.5%. In China was sprake van een gestage groei. Gemiddeld daalden de huurprijzen 0.7% op kwartaalbasis. Er was een zwakkere vraag van expats, omdat multinationals kosten willen besparen. Zowel in Singapore als in Hong Kong was er een afzwakkende waardegroei van woningen in het luxe segment, als gevolg van afkoelingsmaatregelen. Het financieringsklimaat in Hongkong en Singapore blijft gunstig met een hypotheekrente van onder de 3%. Verwacht wordt dat de rente laag zal blijven in 2013. Resultaat De portefeuille behaalde in het eerste kwartaal van 2013 een rendement van ‐0.38% gemeten in USD. Positionering Het Composition Capital Asia Fund is positief over de ontwikkelingen in Japan, maar geeft aan dat een dalende koers van de Yen een negatieve impact op de fondsresultaten kan hebben. Het GCAP fonds ondervindt de groeiende belangstelling van beursgenoteerde en niet‐ beursgenoteerde Japanse vastgoedfondsen voor haar goed verhuurde woningcomplexen. Vóór februari 2014 zullen alle gebouwen in het fonds verkocht zijn. ARCH verkocht een kantoorgebouw in Chengdu, China. Phoenix verkocht 93% van de appartementen in Caine Road, HongkKong. De prestaties in het MGPA Asia fonds II blijven matig. Het Intermark project in Kuala Lumpur heeft nog maar twaalf procent kantoorruimte verhuurd en de bezettingsgraad van het hotel ligt op 76%, wat ook onvoldoende is. De winkelruimte in Intermark is voor 53% verhuurd.Het Composition Capital Asia Fund verwacht in 2013 regelmatig distributies te kunnen uitkeren. Deze komen uit de onderliggende fondsen, Phoenix, GCAP, Arch en Gateway.Het Ostara Korea fonds zal de fondstermijn nog met een jaar verlengen om de kantoorgebouwen beter te positioneren voor verkoop.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
52
5.15
Commodities
Rendementen Portefeuille Benchmark Relatieve performance
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
3.20%
3.20%
‐1.86%
4.06%
20.25%
15.55%
3.23%
3.23%
‐1.54%
3.73%
19.34%
15.18%
‐0.03%
‐0.03%
‐0.31%
0.32%
0.90%
0.37%
Rendementen in USD Portefeuille Benchmark Relatieve performance
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
0.52%
0.52%
‐0.33%
0.69%
12.44%
19.27%
0.54%
0.54%
‐0.01%
0.38%
11.59%
18.88%
‐0.03%
‐0.03%
‐0.32%
0.31%
0.84%
0.39%
.
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager MN
100%
Benchmark CS GSCI T R Index ex Natural Gas S&P GSCI Commodity Index Energy 70.0% 15.1% Agriculture Base Metals 6.6% Livestock 4.9% Precious Metals 3.4%
Marktcommentaar Grondstoffenmarkten, gemeten door de CSCB, presteerden ruim drie procent positief in het kwartaal. Dit resultaat werd met name gedreven door de sector Energie, die als enige sector een positief resultaat liet zien. De energiemarkt werd in het eerste kwartaal met name ondersteund doordat de OPEC de productie terugschroefde als tegenhanger van de groei van het aanbod in de Verenigde Staten. Dit terwijl de positieven economische fundamenten de vraag deed toenemen. De olieprijs en de gasprijs stegen als gevolg van lage voorraden en een koudere dan normale winter. Tegen het einde van het kwartaal zijn de fundamenten, maar vooral het sentiment verslechterd. Dit heeft druk gezet op de energiemarkt. In de eerste helft van het eerste kwartaal profiteerde de sector Basismetalen in eerste instantie van het breed gedragen optimisme. De Italiaanse verkiezingen en de situatie in Cyprus, in combinatie met een sterkere dollar, hebben het sentiment doen keren. Dit heeft een negatief effect gehad op de prijsontwikkeling van de Basismetalen. Een afnemende groei in China zou slecht zijn voor de vraag naar Basismetalen. Dit kan echter weer gecompenseerd worden door groei in de Verenigde Staten en Japan. In de Edelmetalen is de sterkere dollar en de verwachting dat rentes zullen gaan stijgen negatief geweest voor de prijsontwikkeling. De verwachting dat er een einde zal komen aan de maatregelen voor geldverruiming zorgt voor druk op met name de goudprijs. In de landbouwproductensector leveren sterke oogsten in Zuid‐Amerika druk op de prijzen van graan en oliehoudende zaden. Daarnaast zijn de huidige weersomstandigheden in de Verenigde Staten gunstig voor het komende plantseizoen van maïs. De voorraden van maïs en sojabonen zijn momenteel krap en dat geeft steun aan de prijsvorming. Tot slot heeft de veesector lagere prijzen laten zien in het eerste kwartaal. De sterkere dollar was duidelijk negatief voor de vraag vanuit het buitenland. Resultaat Het eerste kwartaal liet een rendement zien van 0.52% (in dollartermen). Dit resultaat kan worden opgesplitst in een spotprijsopbrengst van 0.36% en een opbrengst op basis van het doorrollen van futures contracten. Deze zogenaamde ‘roll yield’ was licht positief met 0.16%. In het eerste kwartaal was Energie de best presterende sector met een positieve opbrengst vanuit de spotprijs en ook een positieve ‘roll yield’. Basismetalen was de slechtst presterende sector in het eerste kwartaal met een negatieve opbrengst vanuit de spotprijs en ook een negatieve ‘roll yield’. Positionering Zoals vermeld, was de ‘roll yield’ van Energie positief. Dit houdt in dat de curve die opgebouwd is uit futures met verschillende looptijden, in backwardation is. Backwardation houdt in dat de futures curve een negatieve steilheid laat zien, met als resultaat dat de posities op een hoger niveau worden afgesloten dan ze worden geopend. Dit levert dus een opbrengst op.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
53
5.16
Stichting Mn Services Hedgefunds Fonds
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
4.28%
4.28%
4.11%
4.21%
13.58%
7.94%
‐8.33%
2.56%
Benchmark
3.20%
3.20%
0.56%
5.50%
9.26%
‐1.04%
8.72%
‐3.82%
Relatieve performance
1.08%
1.08%
3.56%
‐1.29%
4.32%
8.97%
‐17.05%
6.38%
Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
1.57%
1.57%
5.74%
0.84%
6.21%
11.41%
‐12.90%
12.77%
Benchmark
0.52%
0.52%
2.13%
2.09%
2.16%
2.15%
3.37%
6.65%
Relatieve performance
1.05%
1.05%
3.61%
‐1.25%
4.04%
9.26%
‐16.27%
6.12%
.
De portefeuillewaarde en het portefeuillerendement zijn gebaseerd op de officiële NAV van de externe managers, welke in het algemeen met een vertraging van een maand worden aangeleverd. Het benchmarkrendement is bijgewerkt tot en met eind maart 2012.
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 december 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
325.7 mln 146.25 2.23 mln
Benchmark 4‐wekelijkse T‐bill rente + 2% Richtlijnen Limiet gewichten: max 10%. Limiet Cash: 10% Top 5 Managers Heliant BlueCrest Bridgewater BMEA King Street Stijl Multi Strategy Quant (CTA) Credit / Distressed Volatility Arbitrage Global Macro Overige
6.2% 5.5% 5.4% 5.3% 5.3% 22.6% 17.5% 11.6% 9.2% 7.0% 31.9%
Liquiditeit kwartaal maand jaar sidepockets op verzoek halfjaar
Marktcommentaar De rally in risky assets die in de zomer van 2012 begon, heeft zich voortgezet in hett eerste kwartaal van 2013. De historisch lage yields zorgden ervoor dat investeerders uitgedaagd werden op zoek te gaan naar rendement in andere risicohoeken. Investeerders overkwamen hun zorgen over de fiscal cliff in de Verenigde Staten en politieke instabiliteit in Italië. Daarmee stegen aandelenmarkten wereldwijd, behalve in opkomende markten. De focus lag afgelopen kwartaal juist op de verhoogde liquiditeit vanuit de centrale banken, met name in Japan waar de overheid vastberaden lijkt om de economie weer te stimuleren en op gang te krijgen. Resultaat In het afgelopen kwartaal is een resultaat van 1.57% in US dollar behaald. Met name onze CTA managers waren goed gepositioneerd en behaalden allen een positief rendement van respectievelijk 3.65% (CFM), 5.42% (Winton) en 1.99% (Transtrend)). De CTA’s profiteerden van duidelijke trends in aandelenmarkten en in rates. De macromanagers behaalden, afhankelijk van de posities die ze op hadden staan wisselende resultaten, variërend van ‐0.74% tot 4.14%. Brevan Howard (macro manager) had een performance van 3.52% en verdiende vooral aan disrectionele posities in Europese rates en macro FX trades. Aristeia was verder een positieve uitschieter met een rendement van ruim 5%. De grootste winnaars binnen hun portefeuille waren long posities in verschillende perpetual preferred securities van Fannie Mae en Freddie Mac. De meeste managers uit de macrohoek behaalden een positief rendement en zodoende is aan de onderkant van de portefeuille weinig te melden. Positionering Kostenverlaging heeft hoge prioriteit en diverse kostenverlagende mogelijkheden hebben onze aandacht en worden onderzocht dan wel uitgevoerd. Verder zijn er twee macromanagers met lagere fees die binnenkort aan de portefeuille worden toegevoegd. Deze managers zullen het gemiddelde fee niveau verder naar beneden halen. Galtere is afgelopen kwartaal ontslagen. De performance van het fonds viel tegen.
60.3% 34.1% 4.4% 0.9% 0.2% 0.1%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
54
5.17
Microfinance
Portefeuille Het resultaat van de microfinanceportefeuille is ‐0.78 %. Dit betreft het rendement over het vierde kwartaal van 2012. Het rendement van het afgelopen kwartaal is voornamelijk afkomstig van aanpassingen van waarderingen van de onderliggende investeringen, met name Utkarsh, en Nwabiagya Bank. Inmiddels zijn de final closing date en investment period van GMDC I verstreken. De problemen in deelstaat Andhra Pradesh heeft in het verleden een impact op het rendement van GMDC I gehad. Momenteel bevindt het fonds zich in een herstelperiode met een aardige multiple van 1.06. De verwachting is dan ook dat het beoogde rendement bij finale uitkering nog gehaald zal worden, ondanks de afwaarderingen. Ook voor GMDC II geldt dat de final closing date is verstreken, en de investment period loopt nog tot en met oktober 2014. Dit fonds doet nog volop investeringen in Afrika en India. In India is er onder andere een investering in een microhousing firm in de pijplijn en in Ghana wordt er met een bank onderhandeld. Organisatie Onlangs is een uitkering van GMDCI bevestigd. De omvang en datum van uitkering zal in een volgend verslag worden gemeld.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
55
Bijlage 1: Tabel derivatenposities Rente‐derivaten Tegenpartij
Positie Notional (in €) Vaste coupon
Var. Rente Marktwaarde (6mnd Euribor) Startdatum Einddatum (in €)
Gevoeligheid* (in €)
Deutsche Bank
Payer
10,000,000
2.902
0.369
12‐aug‐09 14‐aug‐14
-512,133
Goldman Sachs
Receiver
15,000,000
3.792
0.369
12‐aug‐09 16‐aug‐49
5,903,189
47,302
JP Morgan
Receiver
9,300,000
3.805
0.371
11‐aug‐09 13‐aug‐49
3,692,426
29,376
JP Morgan
Receiver
13,000,000
2.3
0.344 30‐nov‐12 04‐dec‐42
19,661
28,960
JP Morgan
Receiver
17,400,000
2.24
0.344 30‐nov‐12 06‐dec‐32
85,270
28,413
-1,042
*Gevoeligheid voor een 1 basispunt mutatie van de rente
Valuta‐derivaten De onderstaande tabel valuta derivaten betreft de openstaande derivatencontracten ter afdekking van het ultimo kwartaal 1 2013 uitstaande valuta exposure. Tegenpartij
Afgedek‐ te valuta Omvang (VV) Omvang (in €)
Barclays
USD
-18,875,000
14,709,836
0.7782 28‐mrt‐13
02‐jul‐13
20,652
-146,990
Goldman Sachs
USD
-18,870,000
14,739,735
0.7784 28‐mrt‐13 04‐jun‐13
51,015
-146,951
JP Morgan
USD
-18,870,000
14,779,425
0.7786 28‐mrt‐13 03‐mei‐13
87,265
-146,951
JP Morgan
JPY
-711,285,000
5,889,003
0.0083 28‐mrt‐13
-2,349
-58,915
Forward koers Startdatum Einddatum
02‐jul‐13
Marktwaarde (in €)
Gevoeligheid* (in €)
*Gevoeligheid voor een 1% mutatie van de wisselkoers
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
56
Bijlage 2: Standaard Risico Model Vereist Vermogen Het solvabiliteitsrisico is het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen. Voldoende vermogen houdt niet alleen in dat het vermogen ten minste gelijk is aan de verplichtingen. Er moet ook sprake zijn van een toereikende algemene reserve voor het opvangen van tegenvallers. DNB heeft een Standaard Risico Model (SRM) voorgeschreven om te toetsen of in het pensioenfonds voldoende vermogen aanwezig is om beschermd te zijn tegen diverse risico's. In het standaardmodel zijn de risicofactoren gedefinieerd zoals vermeld in de tabel onder S1 t/m S6. In de standaardmethode wordt elk risico omgerekend naar een bepaalde vermogenseis. De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit. Diversificatievoordeel vindt plaats aangezien sommige risico's met elkaar correleren, dus simultaan optreden en andere risico's juist niet. Onderstaande tabel laat de uitkomsten van het standaardrisicomodel zien, uitgaande van de feitelijke portefeuillesamenstelling:
Solvabiliteit in mln EUR
Benodigd t.o.v. verplichtingen
Renterisico (incl. inflatie)
S1
14.1
3.3%
Aandelenrisico
S2
28.3
6.7%
Valutarisico
S3
19.1
4.5%
Grondstoffenrisico
S4
2.8
0.7%
Kredietrisico
S5
6.6
1.6%
Verzekeringstechnisch risico
S6
18.4
4.3%
Diversificatie voordeel
‐42.9
‐10.1%
Vereist eigen vermogen
46.4
10.9%
Risicofactor
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
57
Vereist eigen vermogen Diversificatie voordeel Verzekeringstechnisch risico Kredietrisico Grondstoffenrisico Valutarisico Aandelenrisico Renterisico (incl. inflatie) -50.0
-40.0
-30.0
-20.0
-10.0
0.0
10.0
20.0
30.0
40.0
50.0
60.0
Figuur 5.1: solvabiliteit in mln EUR Uit de berekening blijkt dat het vereiste eigen vermogen gelijk is aan 46.4 miljoen euro. Uitgedrukt in een percentage van de pensioenverplichtingen bedraagt dit eigen vermogen 10.9% en zodoende is de vereiste dekkingsgraad 110.9% zoals vermeld in hoofdstuk1 in de tabel onder ‘Dekkingsgraad’.
Toelichting Het Standaard Risico Model (SRM) is onderdeel van het Financieel Toetsings Kader (FTK). Per 2007 zijn pensioenfondsen verplicht dit in te vullen. Hieronder volgt een korte toelichting over dit model en de bepaling van de verschillende risicofactoren. Het SRM kijkt over een tijdspanne van één jaar. Er wordt gecontroleerd of er voldoende surplus aanwezig is om slechte scenario’s gedurende het jaar op te vangen. Dit is gedefinieerd als een voor een pensioenfonds ongunstige ontwikkeling van zes factoren (S1 t/m S6). De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit. De verschillende factoren worden hieronder kort omschreven. Bij elke factor zijn de parameters door de wetgever bepaald met een betrouwbaarheidsinterval van 97.5%. Deze 97.5% zekerheid kan geïnterpreteerd worden als een kans van maximaal 2.5% dat de dekkingsgraad binnen een jaar onder de 100% daalt. Bij het bepalen van de uiteindelijke vereiste solvabiliteit wordt bij het combineren van de verschillende factoren rekening gehouden met de correlaties tussen de categorieën. Hierdoor treedt er diversificatievoordeel op en zal de uiteindelijke benodigde solvabiliteit lager uitvallen dan de som van de individuele risicofactoren.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
58
S1 Renterisico
Het renterisico is gedefinieerd als het negatieve effect van een verschuiving van de nominale rente. Over het algemeen zullen de verplichtingen een hogere rentegevoeligheid hebben dan de beleggingen en een rentedaling zal negatief zijn voor een pensioenfonds. In dit scenario stijgen namelijk de verplichtingen meer dan de beleggingen. In het model wordt het positieve effect op de assets verrekend met het negatieve effect op de verplichtingen. Hierbij wordt rekening gehouden met de rentegevoeligheid van zowel de verplichtingen als de beleggingen. Het uiteindelijke netto (negatieve‐) effect wordt meegenomen.
S2 Aandelenrisico
Het aandelenrisico is gedefinieerd als de afname van de beleggingen door een waardevermindering van de zakelijke waarden, zoals aandelen en onroerend goed. Deze afname is gedefinieerd als een percentage van de waarde. Het precieze percentage hangt af van de categorie en bedraagt 15% ‐ 35%.
S3 Valutarisico
Het valutarisico is gedefinieerd als een afname van de assets door koersbewegingen van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele valuta afdekking. De omvang van de afname is gedefinieerd als 20% van de waarde van de niet afgedekte waarde van de assets die in vreemde valuta genomineerd zijn.
S4 Grondstoffenrisico
Het grondstoffenrisico is gedefinieerd als een afname van de waarde van de commodities van 30%.
S5 Kredietrisico
Het kredietrisico is gemodelleerd als de waardedaling van de vastrentende waarden indien de opslag voor kredietrisico met 40% toeneemt.
S6 Verzekeringstechnisch risico
Het verzekeringstechnisch risico is een risicofactor die gedefinieerd is om een buffer te vormen tegen het langlevenrisico.
Uiteindelijk worden deze zes factoren samengevoegd tot de vereiste solvabiliteit volgens de volgende formule: Vereiste solvabiliteit = S12 S22 2 S1 S2 S32 S42 S52 S62 Hierbij is ‘ρ’ de correlatie tussen S1 en S2 en voorgeschreven als 0.5.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
59
Bijlage 3: Grondslagen waardering en resultaten Alle beleggingen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, tenzij hierna anders is vermeld. Per categorie is aangegeven hoe deze waarde is bepaald. Alsmede is de frequentie van de waardering per categorie weergegeven.
Aandelen
Aandelen worden dagelijks gewaardeerd tegen de beurskoers, inclusief nog te ontvangen dividenden en terug te vorderen dividendbelasting.
Niet‐beursgenoteerd vastgoed
Niet‐beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of vastgoedbeleggingsinstellingen worden elk kwartaal gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. Over het algemeen is dit de waarde van vorig kwartaaleinde.
Niet aan een beurs genoteerde fondsen
Niet aan een beurs genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. Deze is niet altijd tijdig beschikbaar voor het samenstellen van de kwartaalrapportage. Indien dit het geval is, wordt de laatst bekende waardering geëxtrapoleerd met het benchmarkrendement.
Obligaties
Obligaties worden dagelijks gewaardeerd tegen de marktprijs, vermeerderd met de opgelopen rente.
Deposito’s
Deposito’s worden gewaardeerd tegen de kostprijs, vermeerderd met de opgelopen rente.
Derivaten
Afgeleide beleggingsproducten waarvoor geen marktprijs bestaat (de zogenaamde over the counter ((OTC) derivaten) worden gewaardeerd op basis van formules en modellen met behulp van variabelen en aannames die intern en/ of extern worden vastgesteld.
Commodities
Voor commodities kan de marktprijs worden afgeleid van de onderliggende waarden.
Hedge Funds
Hedge Funds worden maandelijks gewaardeerd tegen de laatst bekende waarde van deze fondsen. Over het algemeen is dit de waarde aan het eind van de maand voorafgaand aan de maand van het kwartaaleinde.
Private equity
Private equity wordt elk kwartaal gewaardeerd tegen de laatst bekende waarde. Over het algemeen is dit de waarde van het voorafgaande kwartaaleinde.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
60
Vreemde valuta
De waarde van beleggingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s. Voor de omrekening van worden de marktconforme WM/Reuters ‘closing spot’ koersen van 16 uur Britse tijd gehanteerd, zoals die gepubliceerd worden door WM/Reuters.
Resultaatbepaling
Het resultaat van de portefeuille wordt in deze rapportage weergegeven in de vorm van rendementen (percentages) en toegevoegde waarde (euro). Het rendementspercentage wordt bepaald door de waarde aan het eind van de dag te delen door de waarde aan het einde van de vorige dag, gecorrigeerd voor stortingen en onttrekkingen (het zogenoemde time‐weighted return). Het rendement van de periode wordt berekend door de dagrendementen met elkaar te vermenigvuldigen. Hetzelfde wordt gedaan voor de benchmark. Het portefeuille rendement minus het benchmarkrendement is de outperformance van de portefeuille.
Rendementen
De rendementen, zoals gepresenteerd in het hoofdstuk ‘toelichting beleggingscategorieën’, betreffen de rendementen van de MN beleggingsfondsen, waarin de participatiehouder haar participaties aanhoudt. Het is mogelijk dat de rendementen van de MN beleggingsfondsen afwijken van de rendementen van een individuele participatiehouder als gevolg van stortingen en/ of onttrekkingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de participatiehouder niet het gehele jaar in het desbetreffende MN beleggingsfonds heeft belegd. Bij de discretionaire mandaten worden de daadwerkelijke behaalde rendementen vermeld, zoals deze ook in het hoofdstuk ‘Rendementen en vermogensposities’ zijn weergegeven.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
61
Bijlage 4: Verklarende woordenlijst
Actuele norm
De actuele norm betreft de waardeontwikkeling van de benchmark vanaf het laatste rebalancing moment.
Benchmark (BM)
De Benchmark is een objectieve maatstaf waartegen de behaalde rendementen van de beleggingsportefeuille worden afgemeten.
Collateral
Onderpand in de vorm van Euro cash dat wordt uitgewisseld tussen tegenpartijen bij bepaalde transacties.
Creditspread
Maatstaf voor kredietrisico en geeft de opslag aan, die de markt vraagt boven de risicovrije rente.
Creditrating
De creditrating is een beoordeling voor kredietwaardigheid die wordt afgegeven door 'creditrating agencies' (kredietbeoordeelaars). De creditrating geeft een indicatie van het risico dat wordt toegekend aan een instelling. De hoogst haalbare rating is AAA.
Dekkingsgraad (DG)
Een (globale) indicator voor de financiële positie van een pensioenfonds. Hierbij wordt de contante waarde van de activa gedeeld door de contante waarde van de verplichtingen.
Duration
Hiermee wordt de koersgevoeligheid van bepaalde vastrentende waarden voor veranderingen in de rentestand aangegeven. Een duration van zes jaar geeft aan dat bij een stijging (of daling) van de rentestand met 1%‐punt, de waarde met 6%‐punten daalt (of stijgt).
Inflatie
Procentuele verandering van het algemene prijspeil.
Inflatie swap
Een inflatieswap is een contract waarbij twee partijen afspreken over een bepaalde notional de verwachte inflatie voor de gerealiseerde inflatie uit te wisselen.
IRR
Internal rate of return (nominale rentevoet).
Matching portefeuille
De Matching portefeuille heeft als doelstelling om het rendement van de verplichtingen van het fonds zo goed mogelijk na te bootsen. De matching portefeuille bestaat in de regel hoofdzakelijk uit (staats)obligaties, liquiditeiten en renteswaps.
Minimum Transfer Amount (MTA)
Dit is het bedrag dat bij de uitwisseling van collateral wordt gehanteerd als minimum bedrag. Lagere bedragen dan de MTA worden niet uitgewisseld.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
62
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Door de Nederlandse Bank voorgeschreven minimum dekkingsgraad waaraan een pensioenfonds moet voldoen (doorgaans rond 105%). Bij de berekening wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van het fonds.
Nominale rente
Bij het vaststellen van de nominale rente wordt gebruik gemaakt van de actuele marktrente op het moment van rapportage.
Nominale verplichtingen
De nominale pensioenverplichtingen worden berekend op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijncurve.
Notional
De Notional is de omvang van het vermogen waarop het derivatencontract van toepassing is.
Outperformance (OP)
Is het resultaat van de portefeuille beter dan de benchmark, dan is er sprake van outperformance. Is deze slechter dan is er sprake van underperformance.
Portefeuillerendement (PF)
Rendement welke binnen de feitelijke portefeuille is behaald, uitgedrukt in procenten.
Reële rente
Om de reële rente te bepalen wordt rekening gehouden met de invloed van inflatie. De reële rente is bij benadering de actuele marktrente waarop een inflatieverwachting in mindering is gebracht.
Reële verplichtingen
In dit geval worden de verplichtingen contant gemaakt tegen de reële rente. Bij de waardering van de verplichtingen wordt dan rekening gehouden met een inflatieverwachting.
Rente swap
Een rente swap is een contract waarbij twee partijen afspreken over een bepaalde notional de rente uit te wisselen, waarbij bijvoorbeeld een partij de korte rente betaalt in ruil voor een lange rente. De andere partij ontvangt de korte rente en betaalt de lange rente.
Return portefeuille
De Return portefeuille heeft als doelstelling om overrendement te behalen boven op de doelstelling van de Matching portefeuille. Dit overrendement kan bijvoorbeeld dienen voor het herstel van de vermogenspositie en om toeslagen te kunnen toekennen.
Securities lending
Bij securities lending worden effecten uit de portefeuille onder strikte voorwaarden uitgeleend aan andere partijen.
Selectie‐effect
Het Selectie‐effect is de bijdrage op product niveau die is afgezet tegen de totale portefeuille. Het selectie effect wordt veroorzaakt door specifieke beleggingskeuzes die gemaakt zijn binnen een portefeuille, waardoor het rendement afwijkt van de benchmark.
Tactische Asset Allocatie (TAA)
Bij TAA wordt bewust een afwijking van in de asset allocatie aangebracht met als doelstelling om een extra rendement te behalen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
63
Toegevoegde waarde (TW)
De TW bevat de vertaling van de outperformance in procenten naar toegevoegde waarde in euro. Dit wordt gedaan door de rendementen van de portefeuille en de benchmark op dagbasis naar waarde in euro om te zetten en daarvan het verschil te nemen. De rendementen zijn bruto rendementen (voor aftrek van kosten MN), de TW op totaalniveau is gebaseerd op netto rendementen (na aftrek van kosten MN en Custodian).
Tracking error
Begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van een benchmark.
Tracking error ten opzichte van de verplichtingen (Balansrisico)
Begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van de verplichtingen.
Vereiste dekkingsgraad
Door de Nederlandse Bank voorgeschreven minimum dekkingsgraad waaraan een pensioenfonds moet voldoen (doorgaans rond 105%). Bij de berekening wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van het fonds.
Wegingseffect
Het wegingseffect is de bijdrage aan het rendement die veroorzaakt wordt door het afwijken van de normgewichten.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
64
Bijlage 5: Stijlen Hedge Funds
Convertible arbitrage
Managers in deze categorie arbitreren inefficiënties in de prijs van converteerbare obligaties door de individuele componenten van deze instrumenten selectief af te dekken. Hierbij valt te denken aan aandelen‐, bedrijfsobligaties‐, rente‐ en volatiliteits‐exposures. De doelstelling hiervan is bepaalde losse componenten onder de marktprijs te verkrijgen.
Credit / distressed
Ook vaak gekwalificeerd als ‘event‐driven.’ Managers actief in deze categorie, houden zich vooral bezig met bedrijfsobligaties en leningen (incidenteel ook met aandelen) en spelen in op mogelijkheden die diverse fases van de economische cyclus bieden, zoals faillissementsprocedures, herstructureringen, herfinancieringen, liquidaties, fusies, overnames en spin‐offs.
Direct lending
Deze managers zijn gespecialiseerd in het verstrekken van onderhandse leningen. Deze leningen worden verstrekt zonder tussenkomst van banken aan zowel kleine als middelgrote bedrijven.
Equity market neutral
Deze managers proberen op systematische wijze dan wel op discretionaire basis ondergewaardeerde aandelen te onderscheiden van overgewaardeerde aandelen, Hiermee wordt een portefeuille geconstrueerd die onafhankelijk is van de richting van de markt in het algemeen, of van bepaalde marktfactoren (zoals bijv ‘Growth’ versus ‘Value’, ‘Small cap’ versus ‘Large Cap’) en die positieve rendementen genereert.
Fund of funds
Deze fondsen investeren in andere Hedge Funds en maken zo gespreide Hedge Funds portefeuilles bereikbaar voor kleinere investeerders. Deze fondsen organiseren selectie van managers, constructie van portefeuilles en due diligence.
Global macro
Bij Global macro springen managers springen op discretionaire en opportunistische basis in op brede macro‐economische ontwikkelingen. Over het algemeen wordt hierbij gebruik gemaakt van liquide instrumenten.
Mixed arbitrage
Bij Mixed arbitrage richten managers zich op verschillende arbitrage en ‘relative value’ strategieën in een breed scala aan instrumenten.
Multi strategy
Bij Multi strategy gebruiken managers meerdere van de hierboven beschreven strategieën. De allocatie per strategie wordt aangepast aan de veranderende marktomstandigheden met als doel een meer gediversifieerde portefeuille aan te bieden.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
65
Quant / CTA
Bij Quant /CTA hanteren managers (ook wel genoemd trendvolgers) een puur modelmatige en kwantitatieve benadering van het beleggingsproces. Hierbij ligt de focus slechts op zeer liquide instrumenten, zoals aandelenindices, interest rate en commodity futures en valuta. Op basis van voornamelijk prijs‐ en volumedata wordt getracht in te springen op trends in allerlei markten.
Short term trading
Bij Short term trading leggen managers zich toe op de korte termijnhandel, bijvoorbeeld in aandelen of ‘bedrijfsobligaties op basis van fundamentele en technische factoren.
Systematic fundamental
Systematic Fundamental behelst het systematisch uitvoeren van fundamentele, macro‐economische analyses. Managers hanteren hiervoor liquide instrumenten, zoals aandelenindices, interest rate en commodity futures en valuta.
Volatility arbitrage
Bij Volatility arbitrage richten managers zich op inefficiënties in de optiemarkten. Inefficiënties komen voornamelijk voor bij aandelen, echter ook bij valuta, bedrijfsobligaties, commodity en interest rate opties.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
66
Bijlage 6: Stijlen Private Equity
Private Equity algemeen
Private Equity richt zich voornamelijk op het verstrekken van risicokapitaal aan niet beursgenoteerde ondernemingen. Het Dit verstrekken van kapitaal kan plaatsvinden gedurende de volledige levenscyclus van een onderneming door verschillende partijen. Via venture capital investeringen kan in de aanvangsfase van een onderneming een start worden gemaakt. Via verdere groeifinanciering kan de onderneming verder worden uitgebouwd. Nadat het bedrijf volwassen is, kan overdracht of verkoop, dan wel een combinatie hiervan, plaatsvinden via buy‐out financieringen. Mocht een bedrijf op termijn in problemen raken, dan kunnen gespecialiseerde ‘distressed / turnaround’ private equity partijen de onderneming helpen door de complexe periode heen te komen. Voor het verstrekken van dit risicokapitaal zal het private equity fonds een aandelenbelang in de onderneming nemen. Hierbij zal voornamelijk gestreefd worden naar een controlerend meerderheidsbelang zodat met actief beheer de onderneming kan worden aangestuurd. Private Equity is een investeringsvorm met een beperkt aantal aandeelhouders waarbij er aanzienlijke invloed is op de kapitaalstructuur, organisatie en strategie van de onderneming. Uitzondering hierop is de groep die zich richt op mezzanine financiering (aandelenbelang). Deze groep richt zich hoofdzakelijk op het verstrekken van leningen met daaraan gekoppeld een mezzanine voor zowel overnames als groei. Hierbij zal eveneens een actief beheer worden gevoerd en zal er actief contact worden onderhouden met aandeelhouders en directie.
Venture Capital
Bij Venture Capital richten managers zich op het investeren in ondernemingen, die zich in de aanvangsfase van hun bestaan bevinden. Dit omvat het financieren van onderzoek, bepaling en ontwikkeling van het initiële concept, productontwikkeling, ondernemingsstart, commercialiseren van productie en verkoop van producten tot en met het investeren in jonge, snel groeiende (technologie)‐bedrijven.
Buy‐out / Buy‐in
In deze categorie richten managers zich op het verstrekken van kapitaal, bestemd voor het overnemen (kopen) van of als groeikapitaal voor existerende volwassen (winstgevende) ondernemingen. Hierbij onderscheidt men management buy‐outs en management buy‐ins. Het gebruik van vreemd vermogen is kenmerkend voor deze overnames.
Special Opportunities
In deze categorie richten managers zich op onder andere Private Equity investeringen zoals (dis)stressed en turn‐around, mezzanine en secondaries. Mezzanine betreft het verstrekken van leningen die gekoppeld zijn aan een aandelenbelang. (Dis)stressed en turn‐around investeringen behelzen het investeren in een bedrijf dat verlies lijdt en/of waarvan de continuïteit (zonder extern vermogen en/of reorganisatie en/of herpositionering) niet is gewaarborgd. Secondaries betreffen het kopen en overnemen van belangen van investeerders in Private Equity fondsen of private equity belangen in ondernemingen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
67
Disclaimer
De inhoud van deze pagina’s is gebaseerd op informatie zoals die ons bekend was. Mn Services N.V. heeft deze uitgave met de grootste zorgvuldigheid samengesteld, echter is zij niet verantwoordelijk voor eventuele onjuistheden of omissies in deze uitgave en vrijwaart zij zich van iedere schade die daaruit mocht ontstaan. De informatie in deze uitgave kan niet worden beschouwd als advies van welke aard dan ook. Eventuele acties die worden ondernomen op basis van informatie zoals verstrekt in deze uitgave zijn de verantwoordelijkheid van degene die de actie onderneemt.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
68
MN Postbus 30025 2500 GA Den Haag Prinses Beatrixlaan 15 2595 AK Den Haag t +31 (0)70 316 01 60 f +31 (0)70 316 04 75 www.mn.nl Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|1
69