Kwartaalrapportage Vermogensbeheer
Stichting Pensioenfonds Productschappen
2013
Inhoudsopgave Management samenvatting
3
1
Kerncijfers 1.1 Dekkingsgraad 1.2 Rendement 1.3 Vermogen 1.4 Wegingen portefeuille
5 5 8 8 8
2
Toelichting risico’s 2.1 Balansrisico 2.2 Renterisico 2.3 Inflatierisico 2.4 Valutarisico 2.5 Kredietrisico 2.6 Concentratierisico 2.7 Illiquiditeitsrisico 2.8 Liquiditeitsrisico 2.9 Tegenpartijrisico
9 9 11 13 14 16 17 18 18 19
3
Rendementen en vermogens-posities 3.1 Performance overzicht 3.2 Performance attributie 3.3 Beheervergoeding 3.4 Vermogensposities
20 20 22 23 24
4
Toelichting vermogensbeheer 4.1 Marktvisie 4.2 Maatschappelijk verantwoord beleggen
25 25 27
5
Toelichting beleggingscategorieën 5.1 Langlopende obligaties 5.2 Stichting MN Services Euro Investment Grade Credit Fonds 5.3 Bank Loans 5.4 Stichting Mn Services Europees High Yield Fonds 5.5 Stichting Mn Services US High Yield Fonds 5.6 Stichting Mn Services Obligatiefonds Emerging Markets 5.7 Stichting Mn Services Aandelenfonds Noord-Amerika 5.8 Stichting Mn Services Aandelenfonds Europa I 5.9 Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten
33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
1
5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.15 5.16
Stichting Mn Services Aandelenfonds Emerging Markets Private Equity Direct Onroerend Goed Nederland Onroerend Goed Direct Noord-Amerika Onroerend Goed Direct Asia Pacific Stichting Mn Services Hedgefunds Fonds Microfinance
43 44 45 47 48 49 50
Bijlage 1: Tabel derivatenposities
51
Bijlage 2: Standaard Risico Model
52
Bijlage 3: Grondslagen waardering en resultaten
54
Bijlage 4: Verklarende woordenlijst
56
Bijlage 5: Stijlen Hedge Funds
58
Bijlage 6: Stijlen Private Equity
59
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
2
Management samenvatting Voor u ligt de vermogensbeheer kwartaalrapportage van Stichting Pensioenfonds Productschappen. Deze rapportage heeft betrekking op het vierde kwartaal van 2013.
Kernpunten -
Daling dekkingsgraad op basis DNB rente Vooral door verwerking indexatie van 1.25% per 31 december Balansrisico in dalende trend sinds september door meetmethodiek Rente afdekking aan onderkant van de bandbreedte Verkoop CBRE Residential en grondstoffen Opbrengst geïnvesteerd in Europese aandelen
Ontwikkeling van de financiële positie Dekkingsgraad lager door indexatie De rente steeg licht in het vierde kwartaal, waardoor de matching portefeuille in waarde afnam. De returnportefeuille behaalde wel een positief resultaat, waardoor per saldo een positief rendement op de beleggingsportefeuille werd behaald. Daarnaast is per 31 december een indexatie van de pensioenuitkeringen van 1.25% doorgevoerd. Kerncijfers
31 Dec 2013
30 Sept 2013
Mutatie
483.2
484.7
-1.5
Beleggingen (incl. Balansposten) Pensioenvoorzieningen (obv DNB rente)
416.7
413.6
3.1
116.0%
117.2%
-1.2%
IRR (DNB rente)
2.70%
2.67%
0.03%
IRR (feitelijke rente)
2.63%
2.54%
0.09%
Dekkingsgraad (DNB rente)
Risico Balansrisico in dalende trend Ten opzichte van het vierde kwartaal is het balansrisico gedaald. De oorzaak van deze daling is gelegen in het volatiele laatste kwartaal van 2008. In september van dat jaar werd Lehman Brothers failliet verklaard. Deze periode is uit de berekening voor het balansrisico gelopen. Deze daling kan nog enkele maanden aanhouden, omdat het eerste half jaar van 2009 ook nog uiterst volatiel was. Renteafdekking lager Het niveau van de afdekking is gedaald in het vierde kwartaal. Dit verschil in verandering van de renteafdekking komt door de verschil in positionering op de verschillende looptijden van de renteafdekking en het betere resultaat van de returnportefeuille ten opzichte van de matchingportefeuille. Risico (o.b.v. maatstaf beleggingsplan 2013) Balansrisico (o.b.v. actuele rente) Rente afdekking (o.b.v. DNB rentecurve)
31 Dec 2013
Mutatie t.o.v. vorig kwartaal
Bandbreedte
7.9%
-1.3%
6% - 10%
60.0%
-1.0%
60% - 70%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
Conform beleid
3
Het balansrisico kan ook bepaald worden op basis van de door DNB voorgeschreven rentecurve. Hieronder zijn beide weergegeven. Risico
o.b.v. DNB rentecurve
Balansrisico Rente afdekking
o.b.v. actuele rente
6.8%
7.9%
68.7%
60.0%
Rendement Matching portefeuille lager door gestegen rente De langlopende obligaties daalden circa 1% door de gestegen rente. De investment grade bedrijfsobligaties presteerden wel positief. Zij profiteerden van een daling van de kredietopslag voor deze categorie. Returnportefeuille positief Zakelijke waarden kenden een positief laatste kwartaal. Aandelen blonken uit en stegen iets meer dan 5%. Relatief gezien presteerden opkomende landen ook in het laatste kwartaal slecht ten opzichte van de ontwikkelde landen. Lagere groei vooruitzichten en verslechtering van betalingsbalansen waren hier debet aan. Binnen aandelen opkomende landen werd wel een forse outperformance behaald in 2013. Goede selectie van landen (onderweging Brazilie) en sectoren (IT en industrie) hebben hiertoe bijgedragen. Rendement
Q4 2013
2013 (ytd)
Pensioenverplichtingen
0.17%
-2.47%
Beleggingen
0.29%
-1.74%
Portefeuille Ontwikkelingen In het vierde kwartaal is € 17.1 mln geïnvesteerd in Europese aandelen. Dit bedrag was vrijgekomen na de verkoop van het CBRE Residential fund en de grondstoffen beleggingen. De keuze voor de Europese aandelen komt voort uit de relatief gunstige rendementsverwachtingen. Verder zijn Europese aandelen een liquide investering. Als in de loop van 2014 weer onttrokken moet worden dan zullen de kosten beperkt zijn. In het vierde kwartaal is € 2.8 mln onttrokken ten behoeve van pensioenuitkeringen. Per saldo is in 2013 € 10.4 mln aan het door MN beheerde vermogen onttrokken.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
4
1 Kerncijfers 1.1
Dekkingsgraad
Balanspositie met Nominale pensioenverplichtingen op basis van DNB rentecurve: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige balansposten
Pensioenverplichtingen
Surplus
Nominale Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
-2.2
397.3
63.5
116.0%
111.2%
Ultimo 2012
503.5
-1.7
431.2
70.6
116.4%
110.6%
Ultimo Q1 2013
504.7
-2.0
426.3
76.4
117.9%
110.9%
Ultimo Q2 2013
488.1
-1.0
432.3
54.9
112.7%
111.1%
Ultimo Q3 2013
485.5
-0.8
413.6
71.1
117.2%
111.3%
Ultimo Q4 2013
484.4
-1.1
416.7
66.5
116.0%
112.1%
Balanspositie met Nominale pensioenverplichtingen op basis van actuele rentecurve: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige balansposten
Pensioenverplichtingen
Surplus
Nominale Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
-2.2
409.3
51.5
112.6%
111.2%
Ultimo 2012
503.5
-1.7
449.0
52.8
111.8%
110.6%
Ultimo Q1 2013
504.7
-2.0
442.2
60.6
113.7%
110.9%
Ultimo Q2 2013
488.1
-1.0
427.9
59.2
113.8%
111.1%
Ultimo Q3 2013
485.5
-0.8
422.3
62.5
114.8%
111.3%
Ultimo Q4 2013
484.4
-1.1
421.6
61.6
114.6%
112.1%
De dekkingsgraad is vastgesteld op basis van de meest recente informatie van de pensioenverplichtingen, zoals aangeleverd door PBO-dienstverlening. In de volgende figuren wordt de ontwikkeling van de nominale dekkingsgraad nader beschouwd. YTD 2013
4e kwartaal 2013 +1.1% ↑
-0.2% ↓
-1.4% ↓
117.2%
31-12- 2013
Overige
116.0%
Rendement verplichtingen Nominaal
31-12- 2013
Overige
Rendement verplichtingen Nominaal
Matching portefeuille
116.0%
Return portefeuille
31-12- 2012
116.4%
Matching portefeuille
+2.9% ↑
-0.7% ↓
-1.2% ↓
Return portefeuille
-3.7% ↓
30-9- 2013
+1.7% ↑
Figuur 1.1: ontwikkeling van de dekkingsgraad uitgesplitst naar diverse componenten
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
5
Op basis van risicoberekeningen kan een interval berekend worden waarbinnen zich de nominale dekkingsgraad het komende jaar naar verwachting bevindt. De spreiding tussen de maximum en de minimum dekkingsgraad wordt kleiner naarmate het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille dichter bij de verplichtingen ligt. De risicoberekening is gebaseerd op een 95% betrouwbaarheidsinterval. Dat wil zeggen dat er een statistische kans van 2.5% bestaat, dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad onder de weergegeven bandbreedte uitkomt en een kans van 2.5% dat de feitelijke ontwikkeling beter is dan de bovenkant van de bandbreedte. 135% 131.1%
130%
125%
125.3%
120% 116.0%
2.7%*
115%
110%
105%
100%
95%
Historische DGR
Negatief scenario
Positief scenario
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Dekkingsgraad op actuele RTS
Feitelijke DGR
* Effect van overgang naar Dekkingsgraad op UFR basis 90%
Figuur 1.2: feitelijke ontwikkeling en jaarprognose ontwikkeling dekkingsgraad
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
6
Ter indicatie wordt in onderstaande tabel de ontwikkeling van de reële dekkingsgraad weergegeven. Een reële dekkingsgraad van 100% betekent dat het aanwezige vermogen voldoende is ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen inclusief de verwachte inflatie. Balanspositie met Reële pensioenverplichtingen op basis van DNB rentecurve: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige Balansposten
Reële Pensioenverplichtingen
Surplus
Reële Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
-2.2
581.9
-121.1
79.2%
Ultimo 2012
503.5
-1.7
635.4
-133.6
79.0%
Ultimo Q1 2013
504.7
-2.0
623.7
-121.0
80.6%
Ultimo Q2 2013
488.1
-1.0
621.7
-134.5
78.4%
Ultimo Q3 2013
485.5
-0.8
590.6
-105.8
82.1%
Ultimo Q4 2013
484.4
-1.1
584.4
-101.2
82.7%
Balanspositie met Reële pensioenverplichtingen op basis van actuele rentecurve: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige Balansposten
Reële Pensioenverplichtingen
Surplus
Reële Dekkingsgraad
Ultimo 2011
463.0
-2.2
631.0
-170.2
73.0%
Ultimo 2012
503.5
-1.7
673.9
-172.1
74.5%
Ultimo Q1 2013
504.7
-2.0
658.7
-155.9
76.3%
Ultimo Q2 2013
488.1
-1.0
622.3
-135.2
78.3%
Ultimo Q3 2013
485.5
-0.8
610.6
-125.8
79.4%
Ultimo Q4 2013
484.4
-1.1
598.9
-115.6
80.7%
De reële pensioenverplichtingen zijn vastgesteld uitgaande van een scenario waarin alle thans opgebouwde rechten naar de toekomst jaarlijks worden verhoogd met de huidige inflatieverwachting. De gehanteerde inflatieverwachting is gelijk aan de Europese prijsinflatie – ‘Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco’, welke door de markt is ingeprijsd in de waarde van de inflatieswaps.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
7
1.2
Rendement
Onderstaande tabel geeft het rendement van de beleggingsportefeuille op hoofdlijnen weer. Ter vergelijking is ook het rendement van de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit de bijschrijving van rente (oprenting) en het effect van de renteverandering op de voorziening pensioenverplichtingen. Vierde kwartaal Rendement
Feitelijk
Jaar 2013
Benchmark
Verschil
Feitelijk
Benchmark
Verschil
Voorziening pensioenverplichtingen DNB RTS Actuele RTS
0.17%
-2.47%
-0.75%
-5.37%
Totaal Rendement portefeuille
0.29%
0.20%
0.09%
-1.74%
-1.76%
0.02%
Matching Portefeuille
-1.11%
-1.09%
-0.02%
-5.76%
-5.70%
-0.06%
2.10%
1.74%
0.35%
4.08%
3.32%
0.76%
Return Portefeuille
Hoofdstuk 3 ‘Rendementen en vermogensposities’ gaat nader in op de rendementen per beleggingscategorie.
1.3
Vermogen
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal en vanaf begin van het jaar weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan- en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreffen het saldo van de in- en uitstroom van gelden van/naar PBOdienstverlening. Vierde kwartaal Vermogen in mln EUR
Jaar 2013
Primo kwartaal
RM
S&O
Ultimo kwartaal
Primo jaar
RM
S&O
Ultimo kwartaal
DNB RTS
413.6
0.7
2.4
416.7
431.2
-10.5
-4.0
416.7
Actuele RTS
422.3
-3.2
2.5
421.6
449.0
-24.0
-3.3
421.6
Totale Portefeuille
485.5
1.7
-2.8
484.4
503.5
-8.7
-10.4
484.4
Matching Portefeuille
264.0
-2.8
-1.7
259.5
282.6
-16.2
-6.9
259.5
Return Portefeuille
221.5
4.4
-1.1
224.9
220.9
7.5
-3.5
224.9
Voorziening pensioenverplichtingen
1.4
Wegingen portefeuille
In het Beleggingsplan 2013 zijn de afspraken vastgelegd met betrekking tot de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën, de ‘actuele norm’. Onderstaande tabel zet deze actuele norm af tegen de feitelijke verdeling over de beleggingscategorieën. Categorie
Actuele norm
Feitelijke weging
53.8%
53.6%
Matching Portefeuille Return Portefeuille
46.2%
46.4%
Totale Portefeuille
100.0%
100.0%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
8
2 Toelichting risico’s 2.1
Balansrisico
Een maatstaf voor de mate waarin het gevoerde beleid aansluit op het gewenste risicorendementprofiel van het fonds is het balansrisico. Dit is een maatstaf die de verwachte beweeglijkheid van de waarde van de beleggingen ten opzichte van de waarde van de (nominale) voorziening pensioenverplichtingen meet. Balansrisico
Feitelijk
Nagestreefd
Bandbreedte
7.9%
8.0%
6%-10%
Ultimo kwartaal
12%
10%
8%
Zone doelstelling Matchingportefeuille 9.0%
9.2%
9.2%
9.1%
1.5%
1.5%
1.5%
1.5%
8.9% 1.4%
Returnportefeuille Beleggingsplan
9.2%
9.2%
9.2%
9.4%
9.2%
1.5%
1.5%
1.6%
1.6%
1.6%
8.6%
8.4%
1.5%
1.5%
0.9%
7.1%
6.9%
7.0%
7.9%
6%
4%
7.5%
7.7%
7.7%
7.6%
7.5%
7.7%
7.8%
7.7%
7.8%
7.6%
2%
0%
Figuur 2.1: ontwikkeling maatstaf balansrisico In de figuur is weergegeven welke bijdrage aan het balansrisico voortkomt uit de Return Portefeuille en de Matching Portefeuille. Het risico dat voortkomt uit de Matching Portefeuille is het gevolg van de “mismatch” tussen de beleggingen in deze portefeuille en de ontwikkeling van de waarde van de verplichtingen, welke gevoelig is voor veranderingen in de swaprente. De mismatch ontstaat voornamelijk door verschillen in waardeontwikkeling tussen staatsobligaties en de swaprentecurve en de ontwikkeling van de creditspreads op bedrijfsobligaties ten opzichte van de swaprentecurve. Het balansrisico dat voortkomt uit de Return Portefeuille betreft het risico op de zakelijke waarden beleggingen in relatie tot de beweeglijkheid van de pensioenverplichtingen door renteveranderingen. Het feitelijke balansrisico kan boven het beoogde balansrisico uitkomen, zoals gehanteerd als uitgangspunt in het beleggingsplan. De oorzaak kan liggen in een bewuste afwijking ten opzichte van het beleid in het beleggingsplan: indien er meer risico wordt genomen versus de verplichtingen en dus een hoger balansrisico wordt gerealiseerd. Een andere oorzaak kan zijn dat de markten dusdanig volatiel zijn dat het feitelijke balansrisico hoger ligt dan het beoogde balansrisico uit het beleggingsplan, terwijl het beleid wel in lijn is met het beleggingsplan.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
9
In de volgende figuren is zichtbaar gemaakt door welke oorzaken de verandering van het balansrisico verklaard kan worden.
Figuur 2.2: ontwikkeling balansrisico De attributieanalyse in de figuur geeft inzicht in de ontwikkeling van het balansrisico en is uitgesplitst naar de volgende onderdelen: - Portefeuille samenstelling: verschuiving in de portefeuille door marktbewegingen en aanen verkopen. - Volatiliteit: verandering in de beweeglijkheid (volatiliteit) van de beleggingen. - Correlaties: verandering in de onderlinge samenhang (correlaties) van de beleggingen. - Verplichtingen: veranderingen in het renteniveau en rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen waaraan het balansrisico wordt afgemeten. In figuur 2.3 is een risicodecompositie weergegeven. Hierin wordt de bijdrage van de individuele beleggingscategorieën aan het balansrisico getoond. Een zeer groot deel van het risico wordt gevormd door de aandelenportefeuille. Risico decompositie 7.9% 12.0%
Matching PF
Return PF
Risico-allocatie
Marginal Tracking Error
10.0%
11.5%
88.5%
8.0%
0.3%
0.8% 0.3%
6.0%
7.0%
0.3%
0.8% 0.4%
1.0%
4.0%
0.6%
0.2%
0.8%
2.0% 1.6%
0.0%
0.0%
1.0%
1.2%
0.9%
Credits 1.2%
Matching 0.9%
0.9%
-1.4%
-2.0% Nominaal -0.3%
Cash
Bonds
Credits
Matching
Swaps
Aandelen 3.5%
High yield 2.1%
EM
Bank L.
VO
EMD
VS
EU HY
Europa
US HY
Altern. 1.2%
Vastgoed 0.3%
P.E.
Totaal 7.9%
Return Vastgoed
H.F.
Matching
Figuur 2.3: Decompositie balansrisico
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
10
2.2
Renterisico
Het renterisico is het risico dat veranderingen in de marktrente leiden tot veranderingen in de waarde van de vastrentende portefeuille en van de pensioenverplichtingen. In onderstaande tabel is de feitelijke rente-afdekking afgezet tegen de nominale renteafdekking volgens de norm van het Beleggingsplan. Voor de berekening van de feitelijke renteafdekking is uitgegaan van de beleggingen die onderdeel uitmaken van de Matching portefeuille exclusief liquiditeiten. Rente-afdekking
Feitelijk (ex ante)
Nominaal in % van de pensioenverplichtingen
Beleggingsplan 2013
60.0%
65.0%
Bandbreedte 60%-70%
In onderstaande grafiek is de positionering van de renteafdekking op de verschillende looptijden inzichtelijk gemaakt. Hierbij is de waardeverandering getoond uitgaande van een renteverandering van 1 basispunt (1bp), van zowel de nominale verplichtingen als de Matching portefeuille.
Figuur 2.4: afdekking van de pensioenverplichtingen totaal (links) en verdeeld over looptijdsegmenten (rechts)
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is een maat voor de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Als de duration van de beleggingen lager is dan de duration van de pensioenverplichtingen, betekent dit dat de pensioenverplichtingen gevoeliger zijn voor renteveranderingen dan de beleggingen. Duration (jaar) Duratiebijdrage vastrentende waarden
5.6
Duratiebijdrage Rente Afdekking
2.4
Rentegevoeligheid beleggingen
8.0
Rentegevoeligheid pensioenverplichtingen
14.9
Rentegevoeligheid pensioenverplichtingen (obv DNB rente)
13.7
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
11
Een andere manier om dit verschil in rentegevoeligheid zichtbaar te maken is door de invloed te meten die een renteschok heeft op de dekkingsgraad. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Hier is een viertal renteschokken gedefinieerd. In kolom 3 en 4 wordt er een parallelle stijging en daling van de rentecurve met 1%-punt doorgerekend. In kolom 5 en 6 wordt een stijging en daling van de spread tussen de 10 en de 30 jaars rente van 50 basispunten doorgerekend. Dit leidt tot een versteiling respectievelijk vervlakking van de curve. Deze scenario’s komen ongeveer overeen met een twee standaard deviatie gebeurtenis. Ervan uitgaande dat de overige beleggingen en balansposten niet in waarde veranderen, geeft dit de resultaten in de hierna volgende tabel. NB De beleggingen in hoogrentende obligaties zijn overigens niet meegenomen in deze berekening vanwege het feit dat deze (dollar)beleggingen geen eenduidige correlatie hebben met de euro renteontwikkeling Huidige positie
Bedragen in mln EUR
Parallelle renteschok: de gehele rentecurve…
Niet-parallelle renteschok: verschil tussen de 10 en 30 jaars rente…
…stijgt 1%-punt
…daalt 1%-punt
…stijgt 0,5%-punt
…daalt 0,5%-punt
Matching Portefeuille (excl Liquiditeiten)
257.9
223.7
299.6
252.2
264.5
Overige beleggingen
226.4
226.4
226.4
226.4
226.4
-1.1
-1.1
-1.1
-1.1
-1.1
Overige balansposten Pensioenvermogen
483.2
Pensioenverplichtingen
416.7
Dekkingsgraad
449.0 365.1
116.0%
Verandering in dekkingsgraad
524.9 479.1
477.5 407.1
489.8 427.3
123.0%
109.6%
117.3%
114.6%
+7.0%
-6.4%
+1.3%
-1.3%
4.5% 4.0% 3.5% 3.0% 2.5%
2.0% 1.5% 30 september 2013 30 sept 2013 DNB rentecurve op UFR basis
1.0%
31 december 2013 0.5%
31 dec 2013 DNB rentecurve op UFR basis
0.0% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50 Looptijd >
Figuur 2.5: ontwikkeling rentetermijnstructuur In onderstaande figuur is de gemiddelde nominale rentevoet (IRR) van het fonds weergegeven waartegen de pensioenverplichtingen worden verdisconteerd. Als de gemiddelde rentevoet daalt, stijgt de waarde van de pensioenverplichtingen en omgekeerd.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
12
4.0% 3.5% 3.45%
3.0% 2.73% 2.44%
2.37%
2.5%
2.70%
2.67%
2.45%
2.63%
2.54%
2.55% 2.38%
2.0%
2.23%
2.13%
1.5%
1.0%
0.5% IRR
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Dec 2012
Jan
Feb
IRR (gemiddelde RTS/UFR) Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2013
Figuur 2.6: ontwikkeling gemiddelde interne nominale rentevoet van de pensioenverplichtingen
2.3
Inflatierisico
Inflatie vormt een risico voor pensioenfondsen die immers veelal de ambitie hebben om pensioentoezeggingen te indexeren. De ontwikkeling van de inflatietermijnstructuur werkt op twee manieren door in de balans van een pensioenfonds. Aan de ene kant beïnvloedt de ontwikkeling van de inflatieverwachting de waarde van de reële verplichtingen. Maar ook de waardeontwikkeling van de beleggingen in (deels aan) inflatiegerelateerde producten, zoals (inflatie)obligaties en infrastructuur, is afhankelijk van de ontwikkeling van de inflatieverwachting.
Figuur 2.7: inflatietermijnstructuur
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
13
2.5%
2.0%
1.5% 1.23%
1.0% 0.73%
0.61%
0.60%
0.53%
0.5%
0.34%
0.31%
0.44%
0.21%
0.33%
0.13%
0.03%
-0.08%
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Dec 2012
Jan
Feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2013
-0.5% IRR Reëel
IRR Reëel (gemiddelde RTS)
Figuur 2.8: ontwikkeling gemiddelde interne reële rentevoet
2.4
Valutarisico
Valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. - De kolom ‘Feitelijke afdekking t.o.v. beoogde afdekking’ in de tabel geeft het resultaat van het afdekkingsbeleid op totaal portefeuilleniveau weer. - De kolom ‘Totale positie in valuta’ geeft aan welk percentage van de totale portefeuille is belegd in de desbetreffende valuta. - De kolom ‘Beoogde afdekking conform beleid’ geeft weer welk percentage afgedekt moet worden volgens het Beleggingsplan. De feitelijke omvang van de valuta-afdekking staat in de kolom ‘Omvang afdekking’. - De laatste twee kolommen geven het verschil aan tussen de twee laatstgenoemde percentages en de bandbreedte waarbinnen dit verschil moet liggen. Alle percentages zijn uitgedrukt in de omvang van de totale portefeuille tenzij anders vermeld. Valuta
Feitelijke afdekking t.o.v. beoogde afdekking*
Totale positie in valuta
Beoogde Afdekking conform beleid
Omvang afdekking
Afwijking
Bandbreedte (+/-)
Amerikaanse dollar (USD)
50.1%
20.6%
10.3%
10.3%
0.1%
1.0%
Britse pond (GBP)
99.3%
2.8%
2.8%
2.8%
0.0%
0.3%
Japanse yen (JPY)
100.0%
0.7%
0.7%
0.7%
0.0%
0.1%
0.0%
10.1%
0.0%
0.0%
0.0%
0.0%
Overig *)
De afdekking van de Amerikaanse dollar is 50% van de portefeuille. Het getoonde percentage in de eerste kolom is
de uitkomst van dit beleid op totaal portefeuilleniveau. De afdekking van de Britse Pond en Japanse Yen is 100% van de portefeuille.
Vanaf 1 januari 2012 is het beleid om 50% van de USD beleggingen af te dekken. Deze keuze is gedreven vanuit risicomanagement oogpunt. In tijden van crisis toont de Amerikaanse dollar haar “currency of the World”‐status. Bij een sterke verzwakking van de euro kan er een grote liquiditeitsbehoefte ontstaan, die in een eurocrisis potentieel samenvalt met verliezen op andere beleggingen. De overige valuta zijn met name opgebouwd uit Europese beleggingen (met name Zwitserse Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
14
frank) en uit Opkomende landen van zowel aandelen als obligaties. Bij deze valuta moet dan met name gedacht worden aan: Braziliaanse reaal, Zuid‐Afrikaanse rand, Koreaanse won, Chinese renminbi en Mexicaanse peso. In totaal zijn circa 30 vreemde valuta vertegenwoordigd in de portefeuille. Onderstaande figuren tonen de ontwikkeling van de euro ten opzichte van de valuta die, conform het Beleggingsplan moeten worden afgedekt. EUR/USD
1.55 1.45 1.35 1.25 1.15 dec-12
jan-13
feb-13
mrt-13
apr-13
mei-13
jun-13
jul-13
aug-13
sep-13
okt-13
nov-13
dec-13
jul-13
aug-13
sep-13
okt-13
nov-13
dec-13
jul-13
aug-13
EUR/GBP
0.95 0.90 0.85 0.80 0.75 dec-12
jan-13
feb-13
mrt-13
apr-13
mei-13
150
jun-13
EUR/JPY
140
130 120 110 100 dec-12
jan-13
feb-13
mrt-13
apr-13
mei-13
jun-13
sep-13
okt-13
nov-13
dec-13
Figuur 2.9: wisselkoersontwikkeling afgedekte valuta
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
15
2.5
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit betreft voornamelijk beleggingen in obligaties, in derivaten en in geldmarktproducten. Het kredietrisico wordt beperkt door spreiding van de vastrentende waarden naar regio, de creditrating van de tegenpartijen en de sector. Het nemen van kredietrisico levert extra rendement op ten opzichte van staatsobligaties. De creditspread is een maatstaf voor kredietrisico en drukt de opslag uit die de markt vraagt boven de risicovrije rente. Hoe hoger deze opslag, hoe hoger de markt het kredietrisico op een partij beoordeelt en hoe hoger de vergoeding (de spread) is die beleggers willen ontvangen voor het nemen van dit kredietrisico. De duration geeft de koersgevoeligheid weer van vastrentende waarden bij veranderingen in de creditspread. Waarde in mln EUR
Duration
Creditspread
180.1
13.3
0.1%
Investment Grade Bedrijfsobligaties
74.0
4.6
0.7%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties Europa*
16.0
3.0
3.0%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties Verenigde Staten*
29.3
3.7
3.2%
Hoogrentende Staatsobligaties Opkomende Markten*
38.0
6.1
3.1%
Bank Loans
12.1
4.1
4.2%
349.5
9.1
0.6%
Categorie Langlopende Staatsobligaties
Totaal
*Het verschil tussen de hier getoonde saldi en het belegd vermogen in Emerging Markets Debt zoals genoemd in paragraaf 3.4 ‘Vermogensposities’ betreft gealloceerde cash die bij de berekening van de duration buiten beschouwing gelaten is.
NB Uitstaande derivatenposities en liquide middelen zijn in deze tabel buiten beschouwing gelaten. Paragraaf 2.9 ‘Tegenpartijrisico’ gaat nader in op deze posities. De hierna volgende grafiek geeft een beeld van de spreadontwikkeling van de verschillende beleggingscategorieën. 21% Hoogrentende waarden Europa
18% Hoogrentende waarden US
15%
Emerging Market Debt - in lokale valuta
12%
Emerging Market Debt - in US Dollar
9% 6%
3% 0% dec-08
jun-09
dec-09
jun-10
dec-10
jun-11
dec-11
jun-12
dec-12
jun-13
dec-13
Figuur 2.10: ontwikkeling creditspread vastrentende waarden
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
16
In de volgende tabel staat de verdeling over de verschillende ratingklassen van de posities in de portefeuilles vastrentende en hoogrentende waarden. Elke regel telt op tot 100% en geeft daarmee de procentuele verdeling weer binnen die betreffende deelportefeuille. Bij langlopende obligaties is voor Nederlandse obligaties de gemiddelde rating gebruikt. Standard & Poor’s heeft de Nederlandse overheid gedowngrade naar AA, echter Moody’s en Fitch houden de rating vooralsnog op AAA.
Geen rating
Cash binnen portefeuille
AAA
AA
A
BBB
BB
B
CCC en lager
51%
4%
12%
13%
8%
10%
1%
0%
1%
100%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1%
14%
45%
38%
1%
0%
0%
0%
1%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties Europa
0%
0%
0%
0%
57%
39%
2%
0%
2%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties VS
0%
0%
0%
3%
42%
50%
3%
0%
2%
Hoogrentende Staatsobligaties Opkomende Markten
0%
2%
12%
49%
15%
10%
4%
4%
4%
Bank Loans
0%
0%
0%
2%
11%
85%
1%
1%
0%
Liquiditeiten
38%
17%
45%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Totale verdeling Vast- en Hoogrentende portefeuilles
Matchingportefeuille Langlopende Obligaties Bedrijfsobligaties
Returnportefeuille - Hoogrentend
2.6
Concentratierisico
Concentratierisico is het risico dat een te groot deel van het vermogen bij één debiteur geconcentreerd blijkt te zijn. Mocht deze debiteur failliet gaan, dan zijn de gevolgen aanzienlijk groter dan wanneer het vermogen meer gespreid belegd is. In onderstaande tabel zijn de tien grootste posities in de vastrentende waarden en liquiditeitenportefeuilles per ultimo kwartaal opgenomen. Vastrentende posities incl. liquiditeiten
Marktwaarde in mln EUR
% van totaal vermogen
1. Duitse overheid
93.7
19.4%
2. Nederlandse overheid
79.2
16.4%
3. Finse overheid
10.6
2.2%
4. Rabobank International
4.6
0.9%
5. Russische overheid
2.3
0.5%
6. Mexicaanse overheid
2.0
0.4%
7. Braziliaanse overheid
2.0
0.4%
8. Turkse overheid
1.9
0.4%
9. Indonesische overheid
1.7
0.3%
10. Poolse overheid
1.6
0.3%
De exposure van derivaten en deposito's zijn opgenomen in paragraaf 2.9 ‘Tegenpartijrisico’. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
17
2.7
Illiquiditeitsrisico
Het illiquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De tabel geeft de omvang van de illiquide beleggingen weer (inclusief liquiditeiten binnen deze categorieën) als onderdeel van de totale beleggingen. Marktwaarde in mln EUR vorig kwartaal
Marktwaarde in mln EUR huidig kwartaal
Private Equity
17.4
17.9
Direct Onroerend Goed
18.9
11.0
0.7
0.8
37.1
29.6
Totaal portefeuille
485.5
484.4
Percentage illiquide beleggingen
7.6%
6.1%
Categorie
Special Products Totaal illiquide posities
2.8
Liquiditeitsrisico
Onderstaande tabel geeft weer hoeveel middelen er aan het einde van het kwartaal beschikbaar zijn om te kunnen voldoen aan onderpand verplichtingen indien de waarde van de posities in derivaten daalt. De liquide middelen bestaan uit de daadwerkelijke liquide middelen in de portefeuille (bijvoorbeeld cash, deposito’s, liquiditeitenfondsen), ontvangen cash onderpand en de aanwezige staatsobligaties. Een stijgende rente zorgt ervoor dat de renteafdekking zich negatief ontwikkelt en er onderpand moet worden gestort. Hetzelfde geldt voor een 10% zwakkere euro: de valutatermijncontracten ontwikkelen zich negatief en er moet onderpand worden bijgestort. Om de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden vast te stellen, wordt gerekend met een rentestijging van 0.7%, een 10% zwakkere euro en een correlatie tussen beide gebeurtenissen van 0.1. De tabel is gesplitst in de posities bij tegenpartijen waar zowel het leveren van fysiek als cash onderpand mogelijk is, en partijen waarbij alleen uitwisseling van cash onderpand mogelijk is. De werkelijke liquiditeitsbehoefte kan, onder normale omstandigheden, of in een stressscenario, hoger zijn dan de beschikbare liquide middelen. In dat geval kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen.
% portefeuille
Mogelijkheid tot uitwisseling cash en obligaties mln eur
% portefeuille
2.6
0.5%
N.V.T.
N.V.T.
n.v.t.
N.V.T.
169.6
35.0%
Waarde rentederivaten
4.0
0.8%
-0.1
0.0%
Waarde valutaderivaten
0.0
0.0%
0.4
0.1%
Totaal beschikbaar
6.5
1.3%
169.8
35.1%
Normaal scenario
3.5
0.7%
7.6
1.6%
Stress scenario
7.0
1.4%
15.2
3.1%
Ultimo kwartaal
Liquiditeiten Obligaties DE & NL
Uitsluitend uitwisseling Cash in mln EUR
Gevoeligheidsanalyse
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
18
Tevens zijn van invloed op de liquiditeitspositie de mogelijke opvraging van aangegane verplichtingen (bijvoorbeeld in het geval van private equity), het gebruik van vreemd vermogen in de portefeuille, het verwachte saldo van de premie-inkomsten en de pensioenuitkeringen. Deze kasstromen zijn echter goed voorspelbaar, en worden niet meegenomen in de bepaling van de benodigde buffer. Het is mogelijk dat binnen verschillende beleggingsproducten liquiditeiten worden aangehouden. In dat geval worden die liquiditeiten beschouwd als toegewezen aan betreffend beleggingsproduct en worden zij niet meegenomen in bovenstaand overzicht. Het onderpand voor derivaten die gebruikt worden door externe managers en binnen beleggingsfondsen wordt door de externe managers gedaan.
2.9
Tegenpartijrisico
Vanaf eind maart 2013 is het nieuwe tegenpartijenbeleid in werking getreden. In dit beleid zijn het oude beleid voor OTC derivaten en geldmarktlimieten samengevoegd. Bij het tegenpartijenbeleid wordt op basis van onder andere de gecombineerde ratings van Moody’sen S&P en de CDS spread van een tegenpartij, de maximale risico-exposure naar een tegenpartij bepaald. In onderstaande tabel zijn de posities per tegenpartij weergegeven. In de tweede kolom is ter indicatie de rating weergegeven, welke volgt uit de methodiek die in het tegenpartijbeleid is opgenomen. Afhankelijk van de rating geldt er een maximaal toegestane exposure naar deze tegenpartij. In de derde kolom is de omvang van de geldmarktinstrumenten weergegeven. In de vierde kolom is de risico-exposure naar OTC derivaten weergegeven. Deze risico-exposure is gedefinieerd als het maximale verlies dat er met 99% zekerheid gedurende een periode van 5 handelsdagen zal optreden. Indien er beperkingen zijn bij een bepaalde tegenpartij, bijvoorbeeld een handelsstop, is dit in de laatste kolom weergegeven. Rating volgend uit Tegenpartij -beleid
Som van uitstaande deposito’s in mln EUR
Risicoexposure Derivaten in mln EUR
Totale Exposure in mln EUR
Limiet in mln EUR
Restricties
Barclays Bank PLC
AA2
n.v.t.
0.4
0.4
18.4
-
BNP Paribas
AA2
0.0
0.6
0.6
18.4
-
Citibank NA
AA3
1.5
0.0
1.5
17.0
-
Deutsche Bank
AA2
0.0
0.5
0.5
18.4
-
Goldman Sachs International
AA2
n.v.t.
1.6
1.6
18.4
-
JP Morgan Securities PLC
AA2
n.v.t.
2.0
2.0
18.4
Rabobank International
AA1
4.0
n.v.t.
4.0
19.4
Tegenpartij
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
-
19
3 Rendementen en vermogensposities 3.1
Performance overzicht
In de eerste rendementskolom van de tabel staat het kwartaalrendement van de beleggingsportefeuille (PF) na verrekening van de beheerkosten. De tweede kolom vermeldt het kwartaalrendement van de benchmark (BM). Het relatieve rendement (OP) over het afgelopen kwartaal is in de derde kolom weergegeven. Het relatieve rendement uitgedrukt in miljoen euro’s (TW) is in de vierde kolom opgenomen. In de kolommen aan de rechterzijde staan deze rendementen voor het hele jaar 2013. Vierde kwartaal Rendement
PF
BM
Jaar 2013 OP
TW
PF
BM
OP
TW
-1.76%
0.02%
0.1
Voorziening pensioenverplichtingen DNB RTS Actuele RTS
Totaal Rendement portefeuille
0.17%
-2.47%
-0.75%
-5.37%
0.29%
0.20%
0.09%
0.5
-1.74%
Kosten
-0.3
-1.4
Selectiebijdrage
0.5
1.2
Wegingsbijdrage
0.2
0.3
Matching Portefeuille
-1.11%
-1.09%
-0.02%
-0.1
-5.76%
-5.70%
-0.06%
-0.2
Vastrentende Waarden
-0.80%
-0.79%
-0.01%
0.0
-4.21%
-4.18%
-0.03%
-0.1
-1.25%
-1.25%
0.00%
0.0
-6.21%
-6.21%
0.00%
0.0
0.32%
0.34%
-0.02%
0.0
1.02%
1.12%
-0.10%
-0.1
Matching Overlay
-1.62%
-1.62%
0.00%
0.0
-8.96%
-8.96%
0.00%
0.0
Liquide Middelen
0.42%
0.02%
0.40%
0.0
1.79%
0.04%
1.75%
0.0
Return Portefeuille
2.10%
1.74%
0.35%
0.8
4.08%
3.32%
0.76%
1.6
Hoogrentende Waarden
1.46%
1.31%
0.15%
0.1
-0.74%
-0.78%
0.04%
0.0
2.66%
2.57%
0.09%
0.0
5.51%
5.85%
-0.34%
-0.2
Bank Loans
2.34%
1.73%
0.61%
0.1
7.70%
6.91%
0.79%
0.1
Europa
4.09%
3.66%
0.43%
0.1
7.74%
8.74%
-1.00%
-0.1
Verenigde Staten
2.03%
2.34%
-0.31%
-0.1
3.24%
3.77%
-0.53%
-0.1
-0.29%
-0.38%
0.08%
0.0
-8.75%
-8.97%
0.22%
0.1
-0.29%
-0.38%
0.08%
0.0
-8.75%
-8.97%
0.22%
0.1
3.97%
3.72%
0.25%
0.2
12.10%
10.87%
1.22%
0.9
Noord Amerika
9.17%
9.04%
0.14%
0.0
29.89%
29.11%
0.78%
0.1
Europa
5.65%
5.81%
-0.16%
0.0
20.53%
20.53%
-0.01%
0.0
Verre Oosten
5.15%
5.17%
-0.02%
0.0
29.50%
29.67%
-0.17%
0.0
Langlopende Staatsobligaties Investment Grade Bedrijfsobligaties
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
Hoogrentende Staatsobligaties Opkomende Markten Aandelen
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
20
Vierde kwartaal Rendement
Jaar 2013
PF
BM
OP
TW
PF
BM
OP
TW
Opkomende Landen
0.71%
0.04%
0.68%
0.2
-4.02%
-6.81%
2.80%
0.7
Private Equity
0.08%
0.09%
0.00%
0.0
7.97%
8.00%
-0.02%
0.0
Onroerend Goed
-5.23%
-5.24%
0.02%
0.0
-4.25%
-4.51%
0.26%
0.1
1.35%
-0.36%
1.71%
0.3
1.92%
-0.72%
2.63%
0.5
Grondstoffen
-
-
-
0.0
-1.35%
-1.26%
-0.09%
0.0
Hedge Funds
1.42%
-0.37%
1.79%
0.3
3.26%
-0.22%
3.48%
0.6
Special Products
0.00%
0.00%
0.00%
0.0
-2.48%
-2.48%
0.00%
0.0
Alternatieve Investeringen
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
21
3.2
Performance attributie
Toelichting Op totaalniveau kwam het rendement voor het jaar 2013 uit op -1.74%. Het rendement van de normportefeuille kwam uit op -1.76%. De outperformance bedraagt 0.02%. De toelichting op de meest opvallende zaken met betrekking tot het relatieve rendement is ingedeeld naar het selectie-effect en het wegingeffect. De toelichting per beleggingsproduct (zie Hoofdstuk 5) gaat verder in op het rendement van de afzonderlijke beleggingsproducten. Selectie-effect Het selectie-effect omvat het relatieve rendement ten opzichte van de betreffende benchmarks op het niveau van de afzonderlijke beleggingscategorieën. Verdere toelichting staat in Hoofdstuk 5: toelichting beleggingscategorieën. De uitleg in Hoofdstuk 5 sluit aan bij de gepresenteerde selectie-effecten. Het totale selectieresultaat (YTD) over alle portefeuilles heen was negatief (-0.04%). Wegingseffect De wegingen in de afzonderlijke beleggingscategorieën kunnen afwijken van de normgewichten. De bijdrage van deze afwijkingen aan het relatieve rendement is het wegingseffect. Onderstaande tabel geeft een weergave van het effect van een onder- of overweging op de performance. Attributie analyse
Benchmark asset > totaal benchmark
Benchmark asset < totaal benchmark
Overwogen
+
-
Onderwogen
-
+
Als een bepaalde beleggingscategorie overwogen is versus het normgewicht en deze beleggingscategorie een hoger benchmarkrendement kent dan de benchmark van de totale portefeuille, dan draagt de overweging positief bij aan de relatieve performance op totaalniveau, en vice versa. Het totale wegingsresultaat (YTD) over alle portefeuilles heen was positief (+ 0.05%).
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
22
Vierde kwartaal Attributie analyse
Jaar 2013
Weging
Selectie
Totaal
Weging
Selectie
Totaal
Performance Attributie inclusief kosten
0.04%
0.05%
0.09%
0.05%
-0.04%
0.02%
Kosten
0.00%
-0.06%
-0.05%
0.00%
-0.28%
-0.28%
Matching Portefeuille
-0.01%
0.00%
-0.01%
-0.02%
-0.01%
-0.03%
Vastrentende Waarden
-0.01%
0.00%
-0.01%
-0.01%
-0.01%
-0.03%
Matching Overlay
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Liquide Middelen
0.00%
0.00%
0.00%
-0.01%
0.01%
0.00%
Return Portefeuille
0.05%
0.10%
0.16%
0.07%
0.25%
0.33%
Hoogrentende Waarden
0.01%
0.02%
0.03%
0.01%
-0.01%
0.00%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
0.01%
0.01%
0.01%
0.01%
-0.03%
-0.02%
Hoogrentende Staatsobligaties
0.00%
0.01%
0.01%
0.01%
0.02%
0.03%
Aandelen
0.04%
0.03%
0.07%
0.05%
0.16%
0.21%
Onroerend Goed
0.00%
0.00%
0.00%
0.01%
0.00%
0.02%
Alternatieve Investeringen
0.00%
0.06%
0.06%
0.00%
0.11%
0.11%
3.3
Beheervergoeding
In onderstaande tabel zijn de beheervergoedingen weergegeven. Het gaat om netto bedragen, dat wil zeggen inclusief de kosten van het vermogensbeheer. Hieronder zijn de vergoedingen weergegeven op basis van de verstrekte factuur door MN. Deze bestaat uit een bruto beheervergoeding, die is opgebouwd uit de ingehouden fees in de MN beleggingsfondsen en de terugbetaling op basis van de feitelijk beheervergoeding afspraken (rebates). Afrekening van de beheervergoeding vindt aan het einde van het eerstvolgende kwartaal plaats. Beheervergoeding (alle bedragen in EUR)
Q4 2012
Q1 2013
Q2 2013
Q3 2013
Q4 2013*
Bruto beheervergoeding
414,439
426,794
440,598
427,542
441,669
-106,300
-79,007
-87,304
-79,248
-93,319
308,139
347,787
353,294
348,294
348,350
Rebate Netto beheervergoeding e
*4 kwartaal 2013 is op basis van een schatting
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
23
3.4
Vermogensposities
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan- en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreft het saldo van de in- en uitstroom van gelden van/naar de pensioenadministrateur. Feitelijke weging
Actuele norm
Afwijking t.o.v. norm
484.4
100.0%
100.0%
0.0%
-1.7
259.5
53.6%
53.8%
-0.2%
-2.2
0.0
254.1
52.5%
51.8%
0.7%
182.4
-2.3
0.0
180.1
37.2%
36.6%
0.6%
73.9
0.1
0.0
74.0
15.3%
15.2%
0.1%
Matching Overlay
5.8
-0.8
-1.2
3.8
0.8%
0.8%
0.0%
Liquide Middelen
1.9
0.2
-0.5
1.6
0.3%
1.2%
-0.9%
221.5
4.4
-1.1
224.9
46.4%
46.2%
0.2%
95.8
1.2
-1.1
95.9
19.8%
20.2%
-0.5%
56.7
1.4
-0.5
57.6
11.9%
11.7%
0.2%
Bank Loans
11.8
0.3
0.0
12.1
2.5%
2.3%
0.1%
Europa
15.3
0.6
0.1
15.9
3.3%
3.2%
0.1%
Verenigde Staten
29.7
0.5
-0.6
29.6
6.1%
6.2%
-0.1%
39.1
-0.2
-0.6
38.3
7.9%
8.6%
-0.7%
39.1
-0.2
-0.6
38.3
7.9%
8.6%
-0.7%
80.0
4.1
16.7
100.8
20.8%
20.2%
0.6%
Noord Amerika
16.9
1.5
-0.3
18.1
3.7%
3.5%
0.3%
Europa
14.8
1.8
17.1
33.7
7.0%
6.7%
0.3%
5.5
0.3
-0.1
5.7
1.2%
1.1%
0.0%
Opkomende Landen
25.3
0.1
0.0
25.4
5.2%
5.3%
0.0%
Private Equity
17.4
0.4
0.0
17.9
3.7%
3.6%
0.1%
Onroerend Goed
18.9
-1.1
-6.7
11.0
2.3%
2.3%
0.0%
Alternatieve Investeringen
26.8
0.3
-10.0
17.2
3.5%
3.5%
0.1%
Grondstoffen
9.6
0.0
-9.6
0.0
0.0%
0.0%
0.0%
Hedge Funds
16.4
0.3
-0.3
16.4
3.4%
3.3%
0.1%
0.7
0.0
0.0
0.8
0.2%
0.2%
0.0%
Primo kwartaal
RM
S&O
Ultimo kwartaal
DNB RTS
413.6
0.7
2.4
416.7
Actuele RTS
422.3
-3.2
2.5
421.6
Totale Portefeuille
485.5
1.7
-2.8
Matching Portefeuille
264.0
-2.8
Vastrentende Waarden
256.3
Vermogen in mln EUR Voorziening pensioenverplichtingen
Langlopende Staatsobligaties Investment Grade Bedrijfsobligaties
Return Portefeuille Hoogrentende Waarden Hoogrentende Bedrijfsobligaties
Hoogrentende Staatsobligaties Opkomende Markten Aandelen
Verre Oosten
Special Products
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
24
4 Toelichting vermogensbeheer 4.1
Marktvisie
Het vierde kwartaal werd wederom gedomineerd door de politiek en centrale banken. Het kwartaal begon direct hectisch met de felle strijd in de Amerikaanse politiek over de begroting en het schuldplafond. Het resultaat was dat de Amerikaanse overheid gedurende de eerste weken van oktober een deel van haar activiteiten moest staken. Slechts toen de deadline voor het verhogen van het schuldplafond naderde en een faillissement van de Amerikaanse overheid dreigde, liep de druk hoog genoeg op om een (tijdelijk) akkoord af te dwingen. Hoewel deze politieke ontwikkelingen enige spanning op de financiële markten veroorzaakten, viel uiteindelijk de schade in termen van koersdalingen en economische groei mee. Sterker nog, gedurende het kwartaal verbeterden de cijfers over de Amerikaanse economie. Ook in de EMU viel economische verbetering te constateren, zij het veel gematigder dan in de Verenigde Staten. Ondanks de wat betere economische ontwikkeling bleef de inflatie zeer laag. In zowel de Verenigde Staten als in de EMU lag de inflatie duidelijk onder de doelstelling van centrale banken van circa 2%. In de EMU zakte de inflatie zelfs onder 1%. Dit was met name het gevolg van lage kredietverlening, lagere grondstoffenprijzen, hoge werkloosheid, lage loonstijgingen en overcapaciteit. Bovendien liep de euro op, onder andere vanwege de politieke problemen in de Verenigde Staten. De sterkere euro zette nog eens extra neerwaartse druk op de Europese inflatie. De ECB reageerde direct op de lagere inflatie met het verlagen van haar beleidsrente. Bovendien nam de speculatie onder economen toe dat de ECB wederom naar onorthodoxe maatregelen moet grijpen zoals het verstrekken van leningen aan banken. De Amerikaanse centrale bank (de ‘Fed’) handhaafde haar obligatieaankoop programma (QE3). De Fed kocht ook in het vierde kwartaal voor USD 85 miljard per maand aan staats- en hypotheek gerelateerde obligaties. Wel kondigde de Fed in december aan in 2014 te zullen starten met het afbouwen van deze aankopen. Daarbij communiceerde ze echter duidelijk dat dit een geleidelijke afbouw zal betreffen en dat haar monetaire beleid nog lang stimulerend zal blijven. Ook hiervan viel daarom de negatieve impact op de financiële markten mee. Ondertussen startte de ECB tevens met de voorbereidingen voor haar rol als banktoezichthouder. Ze wil hiervoor een diepgaande analyse van het bankenwezen in de EMU uitvoeren; de zogenaamde Asset Quality Review. Deze zal in de loop van 2014 vorm krijgen, om richting jaareinde voltooid te worden met een stresstest. Daarna zal de ECB officieel haar rol als Europese banktoezichthouder op zich nemen. Lange tijd bleef evenwel onduidelijk hoe eventueel geconstateerde kapitaaltekorten van banken dienen te worden aangevuld, alsmede hoe te zwakke banken kunnen worden ontmanteld. In december werd hierover uiteindelijk een akkoord bereikt. De lidstaten van de EMU besloten tot een centraal orgaan en draaiboek; het Europese Resolutie Mechanisme. Hiermee werd een volgende stap gezet in de creatie van de bankenunie. Economen zijn echter nog niet overenthousiast over het nogal gecompliceerde mechanisme. Ook zal het Europese parlement haar goedkeuring nog moeten geven. De hoop is dat deze goedkeuring nog voor de Europese Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
25
parlementsverkiezingen in mei gegeven zal worden. De verwachting is namelijk dat de anti-euro partijen na deze verkiezingen een grotere fractie van het Europees parlement zullen vormen. Deze combinatie van verbeterende economische omstandigheden, lage inflatie, aanhoudend ruim beleid van centrale banken en uiteindelijk licht positieve politieke ontwikkelingen bleken een constructieve omgeving voor risicodragende activa. Met name Amerikaanse aandelen floreerden, met koersstijging naar nieuwe hoogtepunten. Rentes op staatsobligaties van veilige landen liepen daarbij enigszins op – in de Angelsaksische landen meer dan in de EMU – daar waar die op perifere staatsobligaties juist daalden, als signaal van afnemende stress.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
26
4.2
Maatschappelijk verantwoord beleggen
1
Inleiding
MN kiest voor een beleid van verantwoord beleggen en is ondertekenaar van de UN Principles for Responsible Investment (UNPRI). De zes algemene principes1 die UNPRI heeft geformuleerd zijn door MN uitgewerkt in tien`leidende beginselen`2 voor maatschappelijk verantwoord beleggen. Uitvoering van het maatschappelijk verantwoord beleggen vindt plaats langs vier peilers: 1. uitsluiting 2. integratie van milieu, sociale en governance factoren, de zogenaamde ESG-criteria, in alle beleggingscategorieën 3. actief aandeelhouderschap 4. thematische beleggingen of impact investments In dit hoofdstuk volgt naar aanleiding van deze vier pijlers een update van de belangrijkste activiteiten die in het afgelopen kwartaal hebben plaatsgevonden. Ook geven we een overzicht van de meest interessante vorderingen die gemaakt zijn in de diverse samenwerkingsverbanden waarin MN actief is.
2
Uitsluiting
Voor het bepalen van uitgesloten ondernemingen en bedrijven maakt MN gebruik van research van Sustainalytics. Deze researchprovider onderzoekt welke bedrijven naar aanleiding van het door MN gedefinieerde uitsluitingbeleid worden uitgesloten. Op de website van MN vindt u de uitsluitinglijst3 voor het huidige kwartaal. In het afgelopen kwartaal hebben zich geen wijzigingen voorgedaan.
3
ESG-integratie
Ook in het afgelopen kwartaal zijn er vorderingen gemaakt op het gebied van ESG-integratie waardoor verantwoord beleggen verder geïntegreerd is in het beleggingsproces. 3.1 Manager Selectie en Monitoring Dit kwartaal heeft MN de ESG-jaarrapportage voor externe en interne managers ontwikkeld. De template van deze rapportage is gebaseerd op het PRI-rapportage raamwerk en input van peers als APG, PGGM en BT Pension Scheme. De vragen zijn specifiek aangepast aan de beleggingsstijl (passief, actief, quant) waarbij voor managers van beleggingsfondsen extra vragen zijn geformuleerd. Door managers jaarlijks te laten rapporteren over ESG krijgen wij meer inzicht krijgen in de mate waarin managers verantwoord beleggen beheersen en hoe zij materiële ESGrisico’s integreren in de portefeuille constructie. Daarnaast vragen wij managers aan te geven wat volgens hen de grootste ESG-risico in de portefeuille zijn en hoe zij deze risico’s managen. In januari 2014 ontvangt MN de eerste rapportage van de managers. Als naar de mening van MN
1 http://www.unpri.org/about-pri/the-six-principles/ 2 http://www.mn.nl/portal/page?_pageid=3716,6688168&_dad=portal&_schema=PORTAL 3 http://www.mn.nl/pls/portal/docs/PAGE/MN_CORPORATE_2011/CONTENT_MN/PDF_BIJLAGEN/MN_Vermogensbeheer/Uits luitingen/MN_POOLS_EXCLUSION.pdf Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
27
uit deze rapportage blijkt dat de manager onvoldoende begrip heeft van ESG-risico’s dan zal MN de dialoog aangaan met deze manager.
3.2 Bedrijfsobligaties intern Een apart onderdeel van de analyse van bedrijfsobligaties is de mate waarin een bedrijf maatschappelijk verantwoord onderneemt en de mogelijke impact op de kredietkwaliteit hiervan. Meer specifiek betreft dit zogenaamde Environmental, Social en Governance (ESG) factoren. De mate van relevantie van deze drie factoren verschilt per sector. In het vierde kwartaal heeft MN ESG verder opgenomen in de analyse. Er zijn diverse informatiebronnen beschikbaar en daarnaast wordt intern informatie geleverd vanuit het Responsible Investment & Governance team ten aanzien van bedrijven die op de uitsluiting en dialooglijst staan. De bronnen kunnen complementair zijn, maar ook leiden tot een verschillend totaaloordeel, doordat factoren verschillend gewogen of beoordeeld worden. Dergelijke informatie blijft lastig te objectiveren en vereist daarom ook een beoordeling van de analist. Binnen het interne bedrijfsobligatie team wordt nu MSCI als eerste bron geraadpleegd op het gebied van ESG, maar de analist beoordeelt deze ESG-informatie en de mogelijke invloed op de kredietwaardigheid. Het oordeel van de portfoliomanager wordt beschreven en meegenomen in de bedrijfsanalyse.
4
Actief aandeelhouderschap
MN wil op een verantwoorde manier invulling geven aan de uitoefening van de aandeelhoudersrechten op de totale aandelenportefeuille, zowel in stemgedrag als in dialoog met ondernemingen. De uitvoering van het actief aandeelhouderschap vindt plaats conform de best practices van het Nederlandse beleggerplatform Eumedion4. 4.1 Stemmen MN stemt namens de MN Beleggingsfondsen op alle aandeelhoudersvergaderingen op grond van een ‘op maat gesneden’ stembeleid, dat is gebaseerd op de genoemde ‘tien beginselen’. Er wordt niet gestemd als er sprake is van blokkering van aandelen of als er andere administratie belemmeringen zijn. Indien nodig worden uitgeleende aandelen teruggehaald. De onderstaande tabel geeft per onderwerp weer hoe er gestemd is in het afgelopen kwartaal. Categorie Operationele zaken (dividend goedkeuren, decharge verlenen etc.) Bestuur (beloning commissarissen, aanstellen of wegsturen bestuursleden etc.) Remuneratie vergoeding voor uitvoerende bestuurders (opties, bonussen) Reorganisaties, Fusies & Overnames Kapitalisatie van de onderneming Aandeelhoudersvoorstel - Operationele zaken Anti-overname maatregelen Aandeelhoudersvoorstel - Samenstelling Bestuur Aandeelhoudersvoorstel - Bestuurlijke Aangelegenheden Aandeelhoudersvoorstel - Beloning Bestuur Totaal
Tegen 6
Voor
Onthou- Totaal den 218 224
103
284
38
27
65
6 16 1 3 1 1
211 111 3 5 4
217 127 4 8 5 1 2 1,042
175
2 865
2
2
389
4 http://www.eumedion.nl/nl/public/kennisbank/best-practices/best_practices_betrokken-aandeelhouderschap.pdf Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
28
4.2 Dialoog MN voert met drie groepen ondernemingen een dialoog om tot verbeteringen in het verantwoord ondernemen van deze bedrijven te komen: 1. enkele Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (thuismarkt) 2. ondernemingen die in ernstige mate in strijd handelen met de leidende beginselen (zogenaamde ‘non compliant’ ondernemingen) 3. een aantal toonaangevende ondernemingen met een hoog ESG-risico. Op de website vindt u een overzicht van de dialoogonderwerpen5 per onderneming waarover in het afgelopen kwartaal contact is geweest tussen MN en de onderneming. Nu volgt een korte beschrijving van enkele interessante dialogen die afgelopen kwartaal hebben plaatsgevonden. 4.2.1 Posco POSCO is een Zuid Koreaanse staalfabrikant die in 2005 een contract met de Indiase deelstaat Odisha heeft gesloten om daar land te verkrijgen voor de bouw van een staalfabriek en haven. Dit plan heeft in de loopt der jaren veel negatieve publiciteit gekregen vanwege vermeende mensenrechtenschendingen. NGO’s beschuldigen POSCO van het verdrijven van 20.000 mensen van hun land, geen of onvoldoende compensatie en milieuschade. Daarnaast zou de locale bevolking qua werkgelegenheid nauwelijks van de bouw en productie van de staalfabriek profiteren. In een eerder gesprek met MN heeft POSCO deze aantijgingen proberen te weerleggen door uit te leggen welke positieve gevolgen het project heeft en wat POSCO doet om negatieve gevolgen te beperken. De beschuldigen van NGO’s hielden echter aan en zelfs de VN heeft dit jaar een verklaring uitgebracht waarin POSCO opgeroepen wordt om het project te staken. Dit alles was voor MN aanleiding om naar India af te reizen om daar met eigen ogen de project sites te observeren. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met verschillende betrokken overheidsfunctionarissen, het POSCO India management en een NGO. Door dit bezoek is het MN duidelijk geworden dat er een groot gat zit tussen de eigen observaties en datgene wat NGO’s stellen. Zo blijken slechts 65 families in plaats van 20.000 mensen voor dit project te moeten verhuizen. Daarnaast is de compensatie juist royaal te noemen (tot viermaal de markwaarde) en wordt in afwijking van Indiaas gebruik de compensatie ook aangeboden aan mensen die op overheidsgrond wonen. Uit een politierapport bleek dat een bomexplosie die 3 anti-POSCO activisten het leven kostte niet het werk was van POSCO maar dat de 3 gedode mannen zelf een bom probeerde te fabriceren. POSCO India schat in dat dit project 18.000 directe en enkele honderdduizenden indirecte banen oplevert. Daarnaast is kwaliteitsstaal van groot belang voor de groeiende Indiase economie. MN heeft tijdens het bezoek een grote bereidheid bij POSCO waargenomen om milieu en sociale impact zo veel mogelijk te beperken. Door dit bezoek is een groot deel van onze zorg weggenomen. MN blijft de voortgang monitoren. 4.2.1 Finmeccanica Sinds eind 2012 is MN in gesprek met het Italiaanse bedrijf Finmeccanica. Aanvankelijk gingen de contacten vooral over de, in de Nederlandse media breed uitgemeten, levering aan de Syrische overheid van communicatiemiddelen ten behoeve van de politie. Vervolgens kwamen daar andere issues bij, waaronder een reeks van corruptie- en omkoopschandalen door ondernemingen in de Finmeccanica-groep (o.a Selex, Ansaldo Energia en helikopter producent Agusta Westland) en conflicten over productkwaliteit van producten van dochterbedrijf 5 http://www.mn.nl/portal/page?_pageid=3716,6688203&_dad=portal&_schema=PORTAL Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
29
AnsaldoBreda (producent van de Fyra trein). In november vond een gesprek plaats met vertegenwoordigers van Finmeccanica. Finmeccanica gaf in dat gesprek aan dat zij zich aan de geldende handelsembargo’s met Syrië heeft gehouden en dat de laatste leveringen plaatsvonden voor het ingaan van het embargo. MN heeft Finmeccanica gevraagd nadere specificaties te geven over de exacte data. Finmeccanica heeft aangegeven de mensenrechtensituatie in de toekomst nadrukkelijker te betrekken bij het due diligence onderzoek. Dit herziene beleid wordt begin 2014 openbaar gemaakt. Met betrekking tot de corruptiezaken geldt dat sommige daarvan nog onder de rechter zijn, maar Finmeccanica erkent wel dat er onaanvaardbare activiteiten hebben plaatsgevonden. Dat heeft onder andere geleid tot het vertrek van de voormalige CEO, de benoeming van een nieuwe CEO en voorzitter van de ‘board’ alsmede een uitgebreid programma gericht op alle managers van Finmeccanica om het aangescherpte beleid te implementeren. De praktijk moet uitwijzen of dat effectief is. Ook voor de Fyra-kwestie geldt dat de zaak onder de rechter is, maar Finmeccanica erkent wel dat fouten zijn gemaakt en dat een strategische herziening bij AnsaldoBreda nodig is van ‘special products’ naar meer gestandaardiseerde producten. Op onderdelen worden de gesprekken voortgezet. Bovendien heeft Finmeccanica MN gevraagd of het mogelijk is dat Finmeccanica in 2014 een aantal Nederlandse investeerders ontmoet om de dialoog over de voortgang van de verbetermaatregelen te voeren. MN heeft toegezegd daaraan een bijdrage te willen leveren. 4.2.3 Zuid-Afrika Begin oktober was MN bij de jaarvergadering van de UN Principles for Responsible Investment in Kaapstad. Daar werd deelgenomen aan de PRI-stuurgroep over ‘employee relations’ en een bijdrage geleverd aan een panel over ‘public policy and regulation’ in het kader van verantwoord beleggen. Daarnaast werden met verschillende ondernemingen gesprekken gevoerd, waaronder retailer Truworths, telecombedrijf MTN en de mijnbouwbedrijven Lonmin en AngloGold Ashanti. Het gesprek met MTN ging onder andere over de handhaving van internationale richtlijnen voor mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en vrije toegang tot internet, met name in controversiële landen zoals Egypte, Iran en Sudan. MTN erkent het belang van dit issue en ziet ook de risico’s, maar MN heeft MTN wel aangezet tot meer werk maken van internationale afspraken met andere telecom- en internetondernemingen om deze rechten te waarborgen. Met de beide mijnbouwbedrijven werd onder andere gesproken over vervuiling van water rond oude mijnen en de sociale situatie in de mijnbouwgebieden en de recente arbeidsonrust (eerdere onrust heeft tot gewelddadige conflicten met grote aantallen slachtoffers geleid). Geen van beide bedrijven heeft ‘verlaten’ mijnen waar opborrelend verontreinigd grondwater in het oppervlaktewater terechtkomt. Wel zijn verzekeringen afgesloten voor huidige mijnen, die na beëindiging van de mijnbouwactiviteiten langdurig afgepompt moeten worden. De eerdere gewelddadige incidenten (waar de ondernemingen overigens zelf geen actieve rol in speelden) worden door een commissie van de overheid onderzocht. Ondertussen investeren beide ondernemingen in goede relaties met niet alleen één (erkende), maar met alle relevante vakbonden. Tevens vindt bij Lonmin overleg plaats over de leefomstandigheden rond de mijnen, waarbij een lastig punt is dat de mijnwerkers geen loon in natura (woningen) meer wensen (zoals nog wel bij Anglo het geval is). Mijnwerkers verdienen naar Zuidafrikaanse maatstaven goed, maar zijn weinig bereid ‘ver van huis’ geld uit te geven aan goede huisvesting. Er zijn geen aanwijzingen dat Lonmin en/of AngloGold zich in de relaties met mijnwerkers en hun vakbonden onverantwoord opstellen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
30
4.3 Juridische procedures en schadeloosstelling in geval van (’vermeend’) frauduleus handelen Een onderdeel van actief aandeelhouderschap is het programma van class actions en andere rechtszaken gericht op ondernemingen die wettelijke overtredingen hebben begaan die de oorzaak zijn van financiële schade. Het voeren van juridische procedures is geen doel op zich maar slechts een middel om geleden schade vergoed te krijgen.
5
Gezamenlijke activiteiten met andere responsible investors
MN neemt deel aan een aantal gezamenlijke initiatieven, veelal samen met andere UNPRIondertekenaars. Voor een overzicht van de huidige samenwerkingsverbanden6 kunt u terecht op de website van MN. In het afgelopen kwartaal hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden. 5.1 Asian Corporate Governance Association Begin november bezocht MN een conferentie van de Asian Corporate Governance Association. MN heeft in Zuid-Korea veel gesprekken met ondernemingen gevoerd en daarnaast veel gesproken met Aziatische corporate governance experts. De waardering voor Koreaanse ondernemingen blijft structureel achter bij die van Japanse of westerse bedrijven. Experts en analisten wijten dit aan de zwakke corporate governance in Zuid-Korea. De dominante ondernemingsvorm in Korea is een door families geleid conglomeraat (chaebol). Via ingewikkelde en weinig transparante constructies wordt door één familie een groot conglomeraat gecontroleerd. Dit gecombineerd met weinig focus op aandeelhouderswaarde, lage dividenden, weinig transparantie, passieve institutionele beleggers en zwakke board of directors waren voor de Asian Corporate Governance Association en CLSA (broker/financiële dienstverlener) de redenen om Zuid-Korea op de 3 na laatste plaats te zetten in de 2012 Corporate Goverance Asia Watch. Analisten schatten de ‘Korean discount’ of de onderwaardering van Koreaanse aandelen op zo’n 15 tot 20%. Door de continue dialoog met wetgever, toezichthouders en ondernemingen probeert MN juist deze verborgen waarde van Koreaanse ondernemingen te ontsluiten. 5.2 MKB-clienten Deutsche Bank Deutsche Bank (DB) maakte in april dit jaar bekend om bedrijfseconomische redenen afscheid te nemen van 16.000 MKB-bedrijven. Dat besluit heeft grote gevolgen voor individuele ondernemers, die ook actief zijn in de sectoren van opdrachtgevers van MN. Zij moeten overstappen naar een andere bank, maar als gevolg van de huidige economische situatie ondervindt een deel van de ondernemers problemen van verschillende aard. Samen met enkele andere Nederlandse institutionele beleggers heeft MN hierover met zowel DB als ABN AMRO gesprekken gevoerd. Mede dankzij maatschappelijke druk en de gesprekken met MN, hanteert DB nu een opzegtermijn van zes maanden in plaats van drie maanden. Voor de bedrijven die niet bij andere banken terecht kunnen zegt DB een zorgplicht te voelen. Samen met deze ondernemers zoekt DB naar een passende oplossing. Mocht dit niet lukken dan zal DB de lening voortzetten conform dan geldende marktvoorwaarden. MN heeft ook aan ABN AMRO gevraagd welke maatschappelijke verantwoordelijkheid zij ziet voor de gewezen Deutsche Bank MKB-ondernemers. Zou het niet in lijn zijn met de maatschappelijke verantwoordelijkheid en het klantbelang om al deze ondernemers in principe
6 http://www.mn.nl/portal/page?_pageid=3716,6688203&_dad=portal&_schema=PORTAL Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
31
onder dezelfde/ oorspronkelijke voorwaarden te accepteren? Desgevraagd heeft ABN AMRO laten weten dat het na boekenonderzoek individuele MKB-ers accepteert maar geen ‘groepsaanbieding’ kan doen aan al de gewezen DB ondernemers. Allereerst is deze groep namelijk verlieslatend voor een bank. De winst wordt weggevaagd door de voorzieningen en afschrijvingen die moeten worden genomen op het hoge percentage niet aflosbare kredieten. Daarnaast heeft de Europese Commissie het ABN AMRO verboden om tot 2014 ondernemingen over te nemen of ‘groepsaanbiedingen’ te doen.
6
Thematische beleggingen (Impact Investments)
Over het afgelopen kwartaal zijn geen bijzonderheden te melden.
7
Publieke rapportage
Na goedkeuring van de kwartaalrapportages worden deze op de website van MN gepubliceerd. Daar staat voor geïnteresseerden ook: • een samenvatting van het verantwoord beleggingsbeleid van de MN Beleggingsfondsen • de wijze waarop dat in de verschillende beleggingscategorieën wordt geïntegreerd • het stembeleid van de MN Beleggingsfondsen inclusief een ‘comply or explain’ statement inzake de Nederlandse Corporate Governance code • een volledige rapportage over het stemgedrag • een overzicht van de gevoerde dialoog met ondernemingen waarin belegd wordt • een overzicht van samenwerkingsverbanden waarin MN actief is
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
32
5 Toelichting beleggingscategorieën In dit hoofdstuk wordt voor elke beleggingscategorie waarin het fonds belegt een korte toelichting gegeven. De weergegeven rendementen bij de MN beleggingsfondsen betreffen de fondsrendementen, waarin de participatiehouder haar participaties aanhoudt. Het is mogelijk dat de rendementen van de MN beleggingsfondsen afwijken van de rendementen van een individuele participatiehouder als gevolg van stortingen en/ of onttrekkingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de participatiehouder niet het gehele jaar in het desbetreffende MN beleggingsfonds heeft belegd. Bij de discretionaire mandaten worden de daadwerkelijke behaalde rendementen vermeld, zoals deze ook in het hoofdstuk ‘Rendementen en vermogensposities’ zijn weergegeven.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
33
5.1
Langlopende obligaties
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
Portefeuille
-1.25%
-6.21%
8.39%
17.82%
10.19%
Benchmark
-1.25%
-6.21%
8.39%
17.82%
10.20%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
-0.01%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager MN
100.0%
Benchmark Gelijk aan portefeuille Verdeling soort obligaties 100% Staatsobligaties Kenmerken Gemiddelde looptijd Duration Yield To Maturity
Credit rating AAA Landenweging Duitsland Nederland Finland
19.5 jaar 13.3 jaar 2.7 %
100.0%
Resultaat De portefeuille behaalde een rendement van -1.25% in het vierde kwartaal. Duitsland, Nederland en Finland hadden een negatieve bijdrage van respectievelijk -1.01%, 0.23% en -0.02%. De rente op Duitse staatsobligaties daalde aan het begin van het kwartaal, maar nadat de begroting in de Verenigde Staten voor 2014 was goedgekeurd en de FED in december besloot om in januari te starten met de afbouw van de kwantitatieve verruiming (‘tapering’), steeg de Duitse tienjaars rente uiteindelijk met vijftien basispunten. De rentes op Nederlandse en Finse staatsobligaties stegen eveneens in het vierde kwartaal. De spread tussen de rente op Nederlands staatspapier en Duitse leningen daalde gedurende het kwartaal met acht basispunten. De spread tussen Finse en Duitse leningen daalde met twee basispunten. Positionering Het fundamentele model, waarmee de landenselectie en de landenweging bepaald worden, kwam dit kwartaal uit op een verslechtering van de score van Nederland. Dit wordt veroorzaakt doordat het IMF de groeiverwachtingen voor 2013 en 2014 flink naar beneden heeft bijgesteld. De wegingen van Nederland zijn niet aangepast. Rente staatsobligaties (looptijd tien jaar) ten opzichte van swapspread
51.5% 42.6% 5.9%
1.0%
Nederland
Duitsland
Finland
0.8% 0.6% 0.4% 0.2% 0.0% -0.2% -0.4% -0.6% -0.8% dec/11
mrt/12
jun/12
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
sep/12
dec/12
mrt/13
jun/13
sep/13
dec/13
34
5.2
Stichting MN Services Euro Investment Grade Credit Fonds
Rendementen Fonds Benchmark Relatieve performance
QTD
YTD
2012
0.32%
1.02%
6.87%
0.34%
1.12%
6.97%
-0.02%
-0.10%
-0.10%
.
De benchmark van Mn Services Euro Investment Grade Credit Fund is per 1 mei vervangen door de Markit iBoxx EUR Senior Corporates Investment Grade Factor Weighted Index. De enige wijziging ten opzichte van de oude benchmark (zijnde Customized Euro Senior Corporate Investment Grade Index), is het feit dat de nieuwe benchmark op maand basis gerebalanced wordt en dit bij de oude op driemaands basis gebeurde. .
.
Alle bedragen luiden in EUR, tenzij anders vermeld. Startdatum 1 maart 2012 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen Manager MN
1135.4 mln 106.78 10.63 mln
100.0%
Benchmark Markit iBoxx EUR Senior Corporates Investment Grade Factor Weighted Index (Euro,unhedged) Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Kenmerken Gemiddelde looptijd Duration Yield To Maturity
Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend: Credit rating AAA AA A BBB BB Cash
1.0% 0.2%
5.2 jaar 4.5 jaar 2.2 %
EUR mln 239.3 102.1%
2.3 bps 8.6 bps
0.9% 14.5% 45.2% 38.2% 0.5% 0.7%
Marktcommentaar In het vierde kwartaal was een sprake van een opmerkelijke beweging. Waar de zoektocht naar rendement onder beleggers stand hield, rendeerden de meer risicovolle namen het sterkst. Bij sterke namen was daarentegen veelal sprake van een uitlopende spread, omdat deze verkocht werden en opnieuw belegd in leningen met een hoger rendement. Zo kenden BBB-leningen gemiddeld een drie procent hoger rendement dan AA-leningen. Deze negatieve correlatie is zeldzaam, normaal hebben spreadbewegingen dezelfde richting. Dit is goed te zien in de onderstaande grafiek. In dit kwartaal werden opnieuw veel nieuwe leningen uitgegeven, gedreven door de lage rentes. De sterke vraag deed de premie voor nieuwe leningen grotendeels verdwijnen. Onder de emittenten bevonden zich ook opvallend veel bedrijven die voor het eerst naar de euromarkt kwamen. Gedurende het vierde kwartaal kwamen creditspreads ongeveer achttien basispunten in ten opzichte van staatsleningen. Het grootse deel hiervan bedroeg echter de beweging in swapspreads, welke met ongeveer dertien basispunten relatief sterk verkrapten. Uiteindelijk verkeerden beleggers nog steeds in een status van ‘search for yield’. Resultaat De portefeuille rendeerde in het laatste kwartaal van 2013 twee basispunten lager dan de benchmark, gedreven door de onderwogen positionering, juist naar de segmenten welke het sterkst rendeerden. De sectoren Industrie en Nutsbedrijven kenden de grootste underperformance, aangezien hier de nodige periferie, danwel BBB-namen in zitten. De sectoren Auto’s, Olie&Gas en Retail kenden door de naamselectie een kleine outperformance. De overweging naar het vijfjaars punt op de curve leidde tot een kleine underperformance, aangezien de rente hier het sterkst is opgelopen. Wat tevens een licht positief effect had, was het hernieuwde fenomeen van het terugkopen van leningen door bedrijven. Een aantal leningen is het afgelopen kwartaal tegen een aantrekkelijke premie teruggekocht door de emittenten. Positionering De positionering blijft defensief, mede door de momenteel vrij hoge waarderingen. De grootste onderweging binnen de portefeuille is die naar de periferie en dan met name Italië. Hierbij worden de namen met een sterke staatsband in deze landen vermeden. Waarde wordt gezocht in veilige namen, welke nu een relatief attractieve spreadvergoeding kennen of selectief in langere looptijden. De portefeuille is circa drie procent onderwogen in BBB’s. Dit is het segment waar zich ook de meeste periferie leningen bevinden. Daarentegen is het AA- en A-segment overwogen. Door het van de curve af rollen van obligaties blijft het vier- tot achtjaars segment het aantrekkelijkst. De tracking error blijft laag, waarmee de performance naar verwachting geen grote uitslagen te zien zal geven. De portefeuille is door het deelnemen in de meer attractieve nieuwe leningen volledig belegd. 220
BBB
170 120 70
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
35
12/27/2013
12/20/2013
12/16/2013
12-10-2013
12-4-2013
11/29/2013
11/25/2013
11/19/2013
11/13/2013
11-7-2013
11-1-2013
10/28/2013
10/22/2013
10/16/2013
10-10-2013
10-4-2013
9/30/2013
20
5.3
Bank Loans
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
Portefeuille
2.34%
7.70%
13.97%
-0.85%
6.52%
Benchmark
1.73%
6.91%
8.60%
-2.08%
2.64%
Relatieve performance
0.61%
0.79%
5.37%
1.22%
3.88%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager Babson Capital
100.0%
Benchmark Credit Suisse Western European Institutional Leveraged Loan Index (non-USD denominations) Regio Europa Noord-Amerika Landenweging Duitsland Verenigd Koninkrijk Frankrijk Verenigde Staten Overig Top 5 Sectoren Chemicals, Plastics and Rubber Healthcare, Education and Childcare Diversified / Conglomerate Service Containers, Packaging and Glass Beverage, Food and Tobacco Top 5 issuers TDF Elior Northgate Unifeeder Springer Science Credit rating BB B CCC
Marktcommentaar Het vierde kwartaal van 2013 gaf reden tot voorzichtig optimisme aangaande de ontwikkeling van de Europese economie. Recent vertoonden Europese PMI-data (inkoopmanagersindex) een lezing van 52.1. Dit duidt op een expansie voor de zesde maand op rij. Duitsland gaat voorop in het herstel. Echter, ook de landen uit de periferie van Europa, zoals Spanje, vertonen verbetering. Zo groeide de Spaanse economie de afgelopen twee kwartalen weer. Daar staat tegenover dat de belofte van president Hollande van Frankrijk, om de werkloosheid te laten dalen, niet is ingelost. Zo zijn de zorgen weliswaar nog niet verdwenen, maar lijken de risico’s wel te zijn afgenomen. Tegen deze achtergrond boekten Europese bankleningen een positief rendement in het vierde kwartaal van 2013. In oktober boekte de markt, zoals gemeten door Credit Suisse Institutional Western European Leveraged Loan Index, een totaal rendement van 0.79%. Evenals in voorgaande maanden bleken Collateralized Loan Obligations (CLO’s) een belangrijke drijfveer achter de vraag naar bankleningen. Primaire uitgiften daalden echter, wat resulteert in opwaartse druk op de prijzen in de secondaire markt.
26.2% 22.8% 13.8% 13.4% 24.1%
13.2% 13.1% 8.6% 7.5% 6.2%
2.9% 2.9% 2.8% 2.8% 2.7%
10.8% 87.0% 0.9% 1.3%
In november verraste de Europese Centrale Bank (ECB) de markt met een renteverlaging van 25 basispunten aan het begin van de maand. Dit samen met opmerkingen van president Mario Draghi bevestigde andermaal dat de ECB het monetaire beleid voorlopig ruim zal houden. De 'search for yield' van beleggers in combinatie met de sterke technische vraag naar activa (CLO’s alsmede nieuwe kapitaalinstroom) betekende dat Europese bankleningen hun positieve trend voortzetten. De markt absorbeerde 21 nieuwe uitgiften met een omvang van circa 5.5 miljard euro. Het maandrendement bedroeg 0.51%. In december was het niet de ECB, maar de Amerikaanse Centrale Bank die voor opschudding zorgde. Zij meldde haar opkoopprogramma te gaan afbouwen. Daar stond echter tegenover dat de Federal Reserve onderstreepte de officiële rente nog langere tijd ongemoeid te laten. De markt voor Europese bankleningen beleefde een ingetogen maand, maar rendeerde toch nog 0.42%. Resultaat Het rendement van de portefeuille bedroeg 2.34%, tegenover een marktrendement van 1.73%. Hiermee was voor het vierde kwartaal van 2013 sprake van een outperformance van 0.61%. De portefeuille profiteerde onder meer van de positie in de Ierse telecommunicatieonderneming Eircom. De sterke stijging van de marktprijs in de afgelopen maanden is een gevolg van de aanzienlijke waarde die de markt toedicht aan het kapitaal van de onderneming, welke gekoppeld is aan de senior leningen tot midden 2014. De portefeuille profiteerde eveneens van posities in Vinnolit, waarvan de schuld werd herprijsd. Ook Brake Brothers, waarvan een deel van de lening werd terugbetaald na de uitgifte van een obligatie, droeg bij aan het portefeuilleresultaat. Positionering De portefeuille is momenteel gespreid over leningen van 99 verschillende bedrijven. Babson heeft haar voorkeur voor Noord en West-Europese bedrijven behouden. Duitsland en het Verenigd Koninkrijk vormen op landniveau de grootste posities. Met betrekking tot Zuid Europa is Babson terughoudend en vormt Spanje de grootste weging met iets minder dan vier procent. De portefeuille is overwegend blootgesteld aan leningen met een B-rating.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
36
5.4
Stichting Mn Services Europees High Yield Fonds
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
Fonds
4.19%
8.46%
17.47%
-0.81%
14.27%
58.43%
-16.63%
Benchmark
3.76%
9.11%
24.53%
-1.17%
15.59%
79.96%
-29.81%
Relatieve performance
0.43%
-0.66%
-7.05%
0.36%
-1.32%
-21.53%
13.18%
.
Vanaf 1 juli 2009 wordt de huidige benchmark gehanteerd. YTD 2008 vanaf 1 augustus 2008. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 augustus 2008 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
171.3 mln 157.2 1.09 mln
Manager AllianceBernstein
100.0%
Benchmark BoA Merrill Lynch BB-B European Currency Non-Financial High Yield Constrained index Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Kenmerken Duration Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend: Credit rating BBB BB B CCC Cash
5.0% 0.6%
2.8 jaar
0.1 bps
Marktcommentaar In het vierde kwartaal kwam er weinig negatief nieuws uit dat afbreuk deed aan de positieve visie die beleggers op de Europese High Yield markt hadden. De aankondiging van de FED om haar obligatie opkoopprogramma met USD 10 miljard op maandbasis in te perken, werd als positief signaal voor de meer risicovolle vermogenscategorie ervaren. Het onaangetaste vertrouwen in deze vermogenscategorie vertaalde zich in een voortzetting van de instroom van nieuw geld in deze categorie waardoor ook bedrijven door konden gaan met het emitteren van nieuwe hoogrentende obligaties. Faillissement percentages waren laag gedurende 2013 en de manager verwacht dat dit percentage in de komende maanden niet echt zal oplopen. Resultaat In een toch al sterk kwartaal voor de Europese High Yield markt lukte het de manager om een additionele basispunten aan het benchmark rendement van 3.76% toe te voegen. Het extra rendement is vooral verdiend door een goede naamselectie en sector positionering. Sinds zijn aanstelling per 1 april 2013 heeft Alliance Bernstein twintig basispunten outperformance behaald. Positionering De portefeuille is bijna volledig belegd in hoogrentende Europese bedrijfsobligaties. De manager houdt twee procent kas aan en het aandeel van investment grade obligaties is te verwaarlozen. De gemiddelde kredietkwaliteit ligt op BB-. Ten aanzien van de index is de portefeuille sterker vertegenwoordigd in het B rating segment ten koste van een onderweging van het BB segment. De sectoren Dienstverlening en (niet cyclische) Detailhandel zijn onderwogen terwijl de manager minder vertrouwen heeft in de sectoren Telecommunicatie en Energie. De rentegevoeligheid van de portefeuille wijkt nauwelijks af van die van de benchmark. In valutatermen is de portefeuille licht overwogen in het Britse pond. 12% High Yield Europe
9%
6.2 bps
6% 3%
0.1% 57.1% 38.7% 2.2% 2.0%
0% Jun-11
Sep-11 Dec-11 Mar-12 Jun-12
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
Sep-12 Dec-12 Mar-13 Jun-13
Sep-13 Dec-13
37
5.5
Stichting Mn Services US High Yield Fonds
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
1.14%
1.11%
12.49%
9.19%
21.25%
37.14%
-16.93%
-6.42%
1.45%
1.63%
12.82%
7.86%
23.06%
53.17%
-22.28%
-7.53%
-0.31%
-0.51%
-0.33%
1.33%
-1.81%
-16.03%
5.35%
1.10%
Fonds Benchmark Relatieve performance Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2.96%
5.68%
14.25%
5.66%
13.37%
41.55%
-21.02%
3.75%
3.27%
6.22%
14.58%
4.37%
15.07%
58.10%
-26.11%
2.53%
-0.32%
-0.53%
-0.33%
1.29%
-1.69%
-16.55%
5.08%
1.22%
Fonds Benchmark Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen Managers MacKay Shields OakHill
476.0 mln 166.2 2.9 mln
55.5% 44.5%
Benchmark BoA Merrill Lynch BB-B US NonFinancial High Yield Constrained Index (vanaf 1 mrt 2013) Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Kenmerken Duration Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend: Credit rating BBB BB B CCC Not rated Cash
5.0% 0.5%
3.3 jaar
2.0 mln 107.2%
0.6 bps 45.7 bps
3.2% 41.1% 49.9% 3.2% 0.2% 2.5%
Marktcommentaar US High Yield presteerde sterk in het laatste kwartaal van het jaar, met positieve rendementen in elke kalendermaand. In oktober boekte de markt, zoals gemeten door de Bank of America Merrill Lynch BB B US Non - Financial High Yield Constrained Index (HC4N index), een totaal rendement van 2.44%. Markten werden beïnvloed door de onderhandelingen over het schuldenplafond in de Verenigde Staten en de houding van de FED ten opzichte van haar inkoopprogramma. Met betrekking tot dit laatste verschoven de verwachtingen van een afbouw in september naar een afbouw begin 2014, waarop de markt positief reageerde. Na een sterke rally in oktober, was de US High Yield markt meer ingetogen in november met een totaal rendement van 0.34%. Een beter dan verwachte banengroei en tekenen dat de Amerikaanse economie de sluiting van de overheid (‘shutdown’) goed had doorstaan, bracht de afbouw van het stimuleringsprogramma van de FED toch weer in beeld. Als reactie op hogere Treasury yields bleef het hogere marktsegment (BB) achter bij obligaties met een lagere kredietkwaliteit (CCC). In december werd het sentiment gedreven door de uitspraak van de FED dat zij haar opkoopprogramma zou gaan afbouwen. Daar stond echter tegenover dat zij onderstreepte de officiële rente nog langere tijd ongemoeid te laten. Hoewel Amerikaanse staatsleningen hierop daalden, en dus de rente opliep, rendeerde de US High Yield markt 0.47%. Resultaat Het marktrendement bedroeg 3.27% over het kwartaal, wat leidde tot een jaarrendement van 6.22%. Het kwartaalrendement voor de portefeuille bedroeg 2.96%, zodat sprake was van een underperformance van 0.31%. MacKay Shields en OakHill bleven beide bij het marktrendement achter. Bij MacKay Shields drukten posities binnen de sectoren Basic Industry, Energy en Services op het portefeuillerendement. OakHill’s rendement werd negatief beïnvloed door posities in de sectoren Media, Consumer Cyclical en Utilities. Positionering De door MN geselecteerde managers richten zich niet alleen op goedkope obligaties, maar op goedkope obligaties van ondernemingen van (relatief) hoge kwaliteit in aantrekkelijke sectoren. De achterliggende gedachte hierbij is dat investeren in goede activa wordt beschouwd als de eerste stap aangaande risicobeheersing. Het biedt bescherming tegen koersdalingen (veiligheidsmarge) en vermindert de volatiliteit van het rendement. Dat hiermee in sterk opgaande markten waarschijnlijk wat minder rendement wordt geboekt dan het marktrendement wordt prudent geacht. Immers de opgelopen waarderingen, waarbij ‘yields’ en ‘spreads’ zich naar historisch lage niveaus hebben bewogen, maken dat de risico’s asymmetrisch zijn. Op portefeuilleniveau vertaalt dit zich naar een overweging van 3.2% van CCC-obligaties, welke wordt gebalanceerd met een vergelijkbare overweging van BBB-obligaties. BB-obligaties worden onderwogen ten opzichte van B-obligaties. De lagere rentegevoeligheid, alsmede de relatief aantrekkelijke ‘spread’ van B-obligaties liggen hieraan ten grondslag.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
38
5.6
Stichting Mn Services Obligatiefonds Emerging Markets
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
-1.01%
-10.21%
16.99%
8.42%
23.70%
26.95%
-9.43%
-2.17%
Benchmark
-1.03%
-10.40%
15.12%
8.56%
20.80%
23.50%
-5.53%
-2.24%
0.02%
0.19%
1.87%
-0.14%
2.90%
3.45%
-3.90%
0.07%
Relatieve performance Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
0.77%
-6.15%
18.81%
4.91%
15.66%
31.03%
-13.89%
8.47%
Benchmark
0.75%
-6.35%
16.91%
5.05%
12.96%
27.47%
-10.19%
8.39%
Relatieve performance
0.02%
0.20%
1.90%
-0.14%
2.71%
3.56%
-3.70%
0.08%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 december 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen Managers MN Pramerica Ashmore Pramerica LC GMO Capital
791.5 mln 176.6 4.48 mln
46.6% 23.8% 11.4% 11.0% 3.6% 3.5%
Benchmark 75% JP Morgan EMBI Global Diversified Index 25% GBI-EM customised Global Diversified Index (Customised) Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend:
2.5% 2.0%
EUR mln 58.9 109.6%
0.7 bps
Marktcommentaar Emerging Market Debt (EMD) markten stabiliseerden verder in het vierde kwartaal. Er was weinig goed nieuws voor de onderliggende landen. Gemeten in US dollars presteerden EMD bedrijfsobligaties het beste met een rendement van twee procent, gevolgd door hard currency staatsobligaties met 1.5% en local currency met -1.5%. De best presterende landen in de hard currency markt waren Argentinië (18.1%), Honduras (11.9%) en Oekraïne (10.9%) en de slechtst presterende landen Venezuela (-4.7%), Turkije (-2.5%) en Uruguay (-1.8%). Dit was tegengesteld aan het derde kwartaal. Local currency obligaties beleefden een redelijk kwartaal, maar de EM valutacomponent was wederom negatief. De valuta’s van Indonesië (min zes procent), Turkije min vijf procent) en dit kwartaal ook Brazilië (min vijf procent) daalden, terwijl de valuta’s van de Europese opkomende landen zoals Polen, Hongarije en Roemenië weer stegen. Beleggers waren positief over Argentinië vanwege de herschikking van het economische team van de president en de beslissing om toch uit te betalen aan de genationaliseerde aandeelhouders van Repsol. Politieke onrust in Oekraïne bleef het nieuws beheersen, maar de toezegging van Rusland om het land te steunen en de gasprijzen te verlagen, werd positief uitgelegd door de beleggers in de hard currency obligaties.EM-landen waren in staat om USD 18 miljard aan nieuwe obligaties uit te geven in het vierde kwartaal en bijna USD 80 miljard over geheel 2013. Ondanks de uitstroom in de tweede helft van het jaar was er per saldo toch een instroom van USD 10 miljard in 2013 door beleggers. Resultaat Het fonds behaalde een rendement dat in lijn lag met de benchmark. Per saldo een outperformance over geheel 2013, ondanks de zeer volatiele markten. Drie van de zes onderliggende mandaten behaalden een outperformance. De interne hard currency portefeuille bleef achter dit kwartaal, voornamelijk door de overwogen positie in Venezuela. Capital en de Pramerica local currency portefeuille bleven beide licht achter door het landenbeleid. Het gecombineerde mandaat van Pramerica LC herstelde zich sterk door goede landen- en valuta keuzes. GMO zette het positieve resultaat door in het vierde kwartaal. Vooral de overwogen positie in Argentinië en titelselectie droegen positief bij. Positionering Het fonds kent momenteel een lichte overweging van hard currency obligaties. De belangrijkste overwegingen in Rusland, Venezuela, Mexico en Argentinië zijn ongewijzigd. De managers zijn gematigd positief op de vooruitzichten van EMD voor 2014.
17.5 bps 8%
Credit rating AA A BBB BB B <=CCC Not rated Cash
1.6% 12.1% 52.4% 12.8% 12.4% 2.3% 4.0% 2.4%
7%
Average yield local currency (%)
800 bps
Average yield spread to US Treasury in hard currency (bps)
700 bps
6%
600 bps
5%
500 bps
4%
400 bps
3%
300 bps
2% 200 bps jun/11 sep/11 dec/11 mrt/12 jun/12 sep/12 dec/12 mrt/13 jun/13 sep/13 dec/13
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
39
5.7
Stichting Mn Services Aandelenfonds Noord-Amerika
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
8.26%
27.37%
14.63%
5.06%
24.11%
24.61%
-35.06%
-4.91%
Benchmark
8.12%
26.60%
14.63%
4.89%
24.16%
24.43%
-34.36%
-4.60%
Relatieve performance
0.14%
0.77%
0.00%
0.17%
-0.05%
0.17%
-0.69%
-0.31%
Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
10.20%
33.12%
16.42%
1.66%
16.05%
28.61%
-38.24%
5.45%
Benchmark
10.06%
32.32%
16.42%
1.50%
16.10%
28.43%
-37.60%
5.77%
0.14%
0.80%
0.00%
0.16%
-0.05%
0.18%
-0.65%
-0.32%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen Manager BlackRock
500.1 mln 181.5 2.76 mln
100.0%
Benchmark Russell 1000 Net Return Index Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Top 5 Sectoren Info Technology Financials Consumer Discretionary Health Care Industrials Top 5 Beleggingen Apple Exxon Mobil Microsoft Google General Electric
0.5% 0.1%
17.9% 17.1% 13.7% 12.8% 11.2%
2.8% 2.2% 1.7% 1.5% 1.5%
Marktcommentaar 2013 zal de boeken ingaan als een jaar waarin heel veel gebeurd is. Onder andere in geopolitiek, macro-economisch opzicht waren er genoeg ontwikkelingen. De Amerikaanse beurzen hebben ondanks de vele invloeden onverminderd hun indrukwekkende stijging voortgezet en vele indices bereikten all-time highs, zoals de Dow Jones en S&P500 index. Momenteel zijn er veel positieve trends te ontdekken die de aantrekkende Amerikaanse economie ondersteunen. Het consumentenvertrouwen is stijgende, het Bruto Nationaal Product groeit met het hoogste percentage sinds het vierde kwartaal van 2011, de werkloosheid blijft dalen en de huizenprijzen blijven stijgen. Met de verbetering van de fundamenten van de Amerikaanse economie heeft de FED ook aangekondigd dat er in januari 2014 een start gemaakt zal worden met de afbouw van de kwantitatieve verruiming. Daarnaast kondigde president Obama officieel aan dat hij Vice Chairman Janet Yellen voor wil dragen als opvolger van Ben Bernanke als Chairman van de FED. Beleggers verwachten geen grote veranderingen in het gevoerde beleid zodra Janet Yellen de nieuwe baas wordt van de FED. Resultaat De portefeuille noteerde gedurende het vierde kwartaal een rendement van 8.26% in eurotermen en presteerde beter dan de benchmark. Over 2013 behaalde het fonds een rendement van 27.73%. Het positieve resultaat wordt grotendeels verklaard door een gunstiger belastingregime van het fonds dan die van de benchmark en securities lending inkomsten. Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd door BlackRock, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmark zo goed mogelijk te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Door het in acht nemen van het uitsluitingbeleid en het gunstigere belastingregime kunnen rendementverschillen, ten opzichte van de benchmark, ontstaan. Dit kwartaal hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan bij BlackRock.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
40
5.8
Stichting Mn Services Aandelenfonds Europa I
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
6.01%
19.96%
17.60%
-8.20%
10.23%
35.54%
-51.54%
2.86%
Benchmark
6.00%
19.79%
17.26%
-8.08%
11.10%
31.60%
-43.65%
2.69%
Relatieve performance
0.01%
0.17%
0.34%
-0.11%
-0.86%
3.95%
-7.89%
0.17%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 oktober 2003 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen Manager MN
368.5 mln 176.4 2.08 mln
100.0%
Benchmark MSCI Europe Net Return Index Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend:
0.50% 0.02%
18.1 bps 535.8bps
Top 5 Landen Verenigd Koninkrijk Frankrijk Duitsland Zwitserland Spanje
32.5% 15.1% 14.1% 13.5% 5.1%
Top 5 Sectoren Financials Cons Staples Health Care Industrials Cons Discretionary
22.2% 13.5% 12.5% 11.4% 10.0%
Top 5 Beleggingen Nestlé HSBC Roche Novartis Vodafone
2.7% 2.4% 2.3% 2.1% 2.1%
Marktcommentaar De Europese beurzen zetten haar opwaartse trend voort. Finland, Ierland, Duitsland en Spanje waren de best presterende beurzen. Beleggers krijgen steeds meer vertrouwen in de gedachte dat het ergste van de recessie voorbij is. Om het consumentenvertrouwen te laten groeien, zijn de landen uit de eurozone bezig om een verdere financiële integratie door te voeren, om zo toekomstige problemen beter het hoofd te kunnen bieden. Het is de bedoeling dat de Europese Centrale Bank op korte termijn de toezichthouder wordt van alle grote Europese banken. Om het vertrouwen van beleggers weer terug te winnen, zullen de landen uit de eurozone de lang uitgestelde structurele hervormingen moeten doorvoeren, alsmede het beleid beter op elkaar afstemmen. Gedurende het kwartaal verraste de Europese Centrale Bank beleggers met een verlaging van de rente naar 0.25% met als argument dat de inflatie in de gehele eurozone ruim onder de twee procent ligt. Vanuit een sectorperspectief waren de Financials en Healthcare de best presterende sectoren in het vierde kwartaal. De achterblijvende sectoren waren Energy en Consumer Staples. Resultaat De benchmark steeg gedurende het vierde kwartaal zes procent in eurotermen. Het fonds liet een performance zien die vrijwel in lijn was met de benchmark. Over het gehele jaar presteert het fonds iets beter dan de benchmark. Het positieve resultaat wordt grotendeels verklaard door een gunstiger belastingregime van het fonds dan die van de benchmark en securities lending inkomsten. Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd door MN, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmark zo goed mogelijk te repliceren. Dit kwartaal hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan bij het MN-team dat de interne portefeuille beheert.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
41
5.9
Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
-0.27%
13.05%
12.63%
-10.87%
25.32%
20.49%
-33.90%
-6.32%
Benchmark
-0.23%
13.16%
12.66%
-10.85%
23.98%
20.31%
-33.13%
-5.03%
Relatieve performance
-0.04%
-0.11%
-0.03%
-0.02%
1.34%
0.17%
-0.77%
-1.29%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
155.6 mln 137.25 1.134 mln
Manager Credit Suisse AG
100.0%
Benchmark MSCI Pacific Free Net Return Index Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend:
In het begin van 2013 liet Japan een sterke opgaande trend zien na stimuleringsacties van de Japanse overheid en de Japanse Centrale Bank. In het vierde kwartaal behaalde Japan een rendement van 0.49%. In december was de Japanse inflatie gestegen naar 1.2%. Dit is een teken van de tot dusverre succesvolle strijd tegen deflatie. Ook kondigde de Japanse overheid aan in april 2014 de btw te verhogen van vijf naar acht procent. Als grootste land in de benchmark is Japan en het overheidsbeleid in Japan een belangrijke verklarende factor van de rendementen in de regio. De relatief sterkste markt was Hongkong met een rendement van 1.52%. Australië en Nieuw-Zeeland behaalden de laagste rendementen van respectievelijk 2.62% en -5.78%. Resultaat De benchmark behaalde in het vierde kwartaal een rendement van -0.23%. Het fonds presteerde vrijwel in lijn met de benchmark.
0.50% 0.04%
10 mln 105.3%
2.9 bps
Positionering Deze portefeuille wordt passief beheerd door Credit Suisse AG, waarbij getracht wordt het rendement van de gegeven benchmark zo goed mogelijk te repliceren. Hierbij wordt het uitsluitingbeleid, zoals ontwikkeld door MN, in acht genomen. Door het in acht nemen van het uitsluitingbeleid kunnen kleine rendementverschillen, ten opzichte van de benchmark, ontstaan. Dit kwartaal hebben er zich geen bijzonderheden voorgedaan bij Credit Suisse AG.
33.7 bps
Landenweging Japan Australië Hongkong Singapore Nieuw-Zeeland
63.3% 23.2% 8.7% 4.5% 0.3%
Top 5 Sectoren Financials Cons.Discretionary Industrials Materials Info Technology
32.9% 15.9% 15.3% 8.3% 6.7%
Top 5 Beleggingen Toyota Commonwealth Bank Of Australia Bhp Billiton Limited Westpac Banking Mitsubishi Financial
Marktcommentaar Na een sterk, maar volatiel eerste half jaar waren de rendementen van de markten in het Verre Oosten in het tweede halfjaar vlakker. Met name het vierde kwartaal was een rustig kwartaal. De dispersie in rendementen van de landen in de benchmark was kleiner dan in eerdere kwartalen.
3.9% 2.6% 2.5% 2.1% 1.9%
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
42
5.10
Stichting Mn Services Aandelenfonds Emerging Markets
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fonds
0.70%
-4.00%
18.58%
-13.29%
27.52%
75.62%
-49.75%
20.79%
Benchmark
0.04%
-6.81%
16.41%
-15.70%
27.13%
72.94%
-50.91%
25.71%
Relatieve performance
0.67%
2.81%
2.18%
2.40%
0.38%
2.67%
1.16%
-4.93%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 november 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen Managers Arrowstreet DuPont Robeco Neuberger Berman Comgest Parametric LA Capital
626.5 mln 235.86 2.65 mln
19.1% 17.1% 16.7% 16.5% 13.2% 9.8% 7.6%
Benchmark MSCI Emerging Markets Net Total Return Index Tracking error Ex-ante budget: Ex-ante actual: Securities lending Uitgeleend ultimo Q: Collateral ultimo Q: Netto opbrengst Ytd tov beschikbaar vermogen: Netto opbrengst Ytd tov uitgeleend:
4.0% 1.4%
11.7 mln 105.3%
6.6 bps 115.3 bps
Marktcommentaar De performance van de opkomende aandelenmarkten was in het vierde kwartaal in euro’s vlak. In lokale valuta zag de performance er wat beter uit. De opkomende aandelenmarkten bleven wederom achter bij de belangrijkste ontwikkelde markten. De opkomende markten hadden ondermeer last van het feit dat de Verenigde Staten een begin gaan maken met het afbouwen van de monetaire stimulering. Voor opkomende markten die afhankelijk zijn van externe financiering zal het lastiger worden om de benodigde dollars aan te trekken. Daarnaast was het onrustig in enkele landen, zoals Turkije en Thailand. De landen waar economische hervormingen verwacht worden of werden aangekondigd, zoals China, India en Mexico, presteerden relatief goed. Ook landen die veel exporteren naar ontwikkelde markten, zoals Korea en Taiwan, presteerden beter dan de benchmark. Landen die afhankelijk zijn van externe financiering, zoals Brazilië, Indonesië en Turkije, bleven juist achter bij de benchmark. Op sectorgebied wisten alleen de sectoren Energy en Consumer Staples geen zwarte cijfers te noteren. De defensieve Consumer Staples sector was een veilige haven voor veel beleggers in 2012 en het begin van 2013. De waarderingen werden hierdoor echter opgedreven, waardoor de sector erg gevoelig is geworden voor tegenvallers. De sector Energy had onder andere last van teleurstellende cijfers bij enkele gedeeltelijk door de overheid gecontroleerde bedrijven als Petrobras en Gazprom. Resultaat Het fonds heeft in het vierde kwartaal een positief resultaat behaald van 0.67%. Vier managers wisten de benchmark te verslaan. De overige drie managers, waaronder Arrowstreet, bleven achter bij de benchmark. De overweging van de telecomsector en de overweging van Turkije waren de belangrijkste redenen voor de underperformance. Turkije is overwogen op basis van de waardering van de onderliggende aandelen en het extreem negatieve sentiment. Comgest behaalde wederom een zeer goed relatief resultaat. De manager profiteerde vooral van de overweging van de IT-sector en de aandelenselectie in de IT-sector. LA Capital, de manager die in juli werd toegevoegd aan de portefeuille, bleef door de defensieve positionering van de portefeuille licht achter bij de benchmark. Neuberger Berman had een goed kwartaal. De aandelenselectie in de sectoren Consumer Discretionary en Industrials leverde de grootste positieve bijdrage aan het resultaat. Ook Parametric wist in het vierde kwartaal een outperformance te realiseren. Deze manager heeft een permanente onderweging naar de grotere indexlanden als China en Zuid-Korea en een overweging van de zogenaamde Frontier Markets. De Frontier Markets presteerden relatief goed in het vierde kwartaal. Robeco had een licht positief kwartaal. Zowel de aandelenselectie alsook de landenallocatie leverden een licht positieve bijdrage aan het resultaat. DuPont moest iets van het sterke resultaat van het derde kwartaal inleveren. DuPont let sterk op de waardering van aandelen. De portefeuille kent een onderweging naar IT-aandelen. Aandelen zoals het Chinese internetbedrijf Tencent hebben volgens de manager geen aantrekkelijke waardering, maar presteerden goed in het vierde kwartaal.
Top 5 Landen China Zuid-Korea Brazilië Taiwan Rusland
20.0% 15.7% 10.3% 7.8% 7.6%
Top 5 Sectoren Financials Info. Technology Cons. Discretionary Telecom Services Energy
25.0% 15.5% 11.4% 10.1% 10.0%
Positionering Binnen de portefeuille zijn India, Taiwan en Brazilië onderwogen, terwijl Rusland en Turkije overwogen zijn. Op sectorniveau zijn de sectoren Industrials en Telecom de grootste overwegingen, terwijl Materials, Consumer Staples en Financials de grootste onderwegingen zijn.
Top 5 Beleggingen Samsung Electronics China Mobile TSMC Sberbank China Const Bank
3.3% 2.8% 2.1% 1.8% 1.4%
Comgest wordt sinds het tweede kwartaal intensiever gevolgd dan de overige managers in de portefeuille. De belangrijkste reden hiervoor is dat de manager enige tijd geleden enkele aandelen in de portefeuille heeft opgenomen (goudmijnen) die niet goed aansluiten bij de quality growth strategie die de manager hanteert. Daarnaast is het team uitgebreid met analisten die minder senioriteit hebben. Er vinden ontmoetingen plaats om de kwaliteit van de analisten beter in te kunnen schatten.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
43
5.11
Private Equity
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
Portefeuille
-0.28%
7.06%
4.77%
16.51%
23.95%
6.29%
-29.18%
Benchmark
-0.28%
7.06%
4.77%
16.51%
23.95%
6.29%
-29.18%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Managers HarbourVest MN
71.6% 28.4%
Benchmark Gelijk aan portefeuille Commitments EUR USD
13.1 mln 17.2 mln
Outstanding commitment EUR 3.1 mln USD 3.7 mln
Marktcommentaar In 2013 is de totale waarde van private equity overnames gestegen tot USD 274 miljard. Dit is de hoogste waarde sinds het uitbreken van de crisis, maar is nog relatief beperkt vergeleken bij het vorige hoogtepunt (2007: USD 661 miljard). Het aantal overnames is wel gedaald van 3,185 in 2012 naar 2,830 in 2013. Mede dankzij het aantrekken van de financieringsmarkt en het gunstige beursklimaat kende 2013 een sterk jaar voor private equity verkopen. In 2013 hebben er 1,348 verkooptransacties plaatsgevonden, een record sinds 2006. De waarde van deze private equity verkopen bedroeg USD 303 miljard. Resultaat Het resultaat over 2013 was positief met een rendement van 7.06%. In het vierde kwartaal behaalde het fonds een licht negatief rendement van 0.28%. Het fonds bevindt zich aan het einde van de opbouwfase en zit daardoor nog in de j-curve (kosten lopen vooruit op de opbrengsten). Het fonds is per jaareinde voor circa de helft in US dollars belegd. In het vierde kwartaal van 2013 is de US dollar 1.8% in waarde gedaald ten opzichte van de euro. Over heel 2013 was de US dollar daling 4.3% ten opzichte van de euro. Er is in het vierde kwartaal geen kapitaal opgevraagd voor investeringen en management fees. De kapitaalopvraging van het Stichting Mn Services Private Equity 2009 fonds zal in het eerste kwartaal van 2014 betaald worden. Er is EUR 1.1 miljoen terugontvangen uit verkopen, renteopbrengsten en dividenden. Het gecommitteerde geld is tot nu toe voor circa 77% opgevraagd. Het resterende bedrag zal over de komende één à anderhalf jaar worden opgevraagd. Positionering HarbourVest De private equity portefeuille is voor 71.6% belegd in vier fondsen van HarbourVest. In de fondsen waarin HarbourVest heeft geïnvesteerd, hebben diverse distributies plaatsgevonden. Een aantal kenmerkende distributies wordt hier besproken. In de US dollar buy-out fondsen (HIPEP IV en VII BO) is EUR 0.3 miljoen ontvangen aan verkoopopbrengsten. HIPEP IV’s grootste distributie is van EQT IV voor haar verkoop van Gambro AB aan Baxter International. De grootste distributie van HIPEP VII BO komt van MidOcean Partners III voor de verkoop van haar belang in Bushnell Inc aan Allian Techsystems Inc. Via HBVP VII VC is een deel van de portefeuille in venture capital geïnvesteerd. Er zijn diverse kleine distributies ontvangen (totaal EUR 0.08 miljoen). Het geld kwam onder meer uit de verkopen van de belangen van HarbourVest in Snap Fitness en beursgenoteerde (NASDAQ) belangen in Ubiquity Networks en FleetCor Technologies. Het eurofonds (HIPEP V) heeft diverse distributies (totaal EUR 0.7 miljoen) gehad van met name haar participaties in Industri Kapital 2007 en Alpha 5. Positionering FIP 09 Het Mn Services Private Equity Fonds 2009 (FIP09) heeft in twee Europese en drie Amerikaanse fondsen belegd. Het fonds is daarmee volledig gecommitteerd. Het gecommitteerde geld is tot nu toe voor circa de helft opgevraagd. FIP09 heeft in het vierde kwartaal circa EUR 0.8 miljoen opgevraagd voor investeringen en kosten van bedrijfsvoering. De grootste transactie betrof de overname van HUB International Limited (HUB) door Hellman & Friedman Fund VII (H&F). De totale transactiewaarde van HUB bedraagt USD 4.4 miljard, waarvan H&F USD 1.7 miljard financiert met eigen vermogen. H&F heeft hiervoor USD 0.85 miljoen opgevraagd bij FIP09. HUB is een Amerikaanse intermediair van verzekeringen, en richt zich op zowel consumenten als het midden- en kleinbedrijf. HUB opereert via een regionaal netwerk van 295 kantoren en 6,500 medewerkers. Voor FIP09 zijn er in het vierde kwartaal geen verkoopopbrengsten, dividenden of rente-inkomsten geweest in de portefeuille.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
44
5.12
Direct Onroerend Goed Nederland
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
Portefeuille
-5.42%
-7.72%
-0.03%
1.48%
6.09%
-4.82%
-4.68%
Benchmark
-5.42%
-7.72%
-0.03%
1.48%
6.09%
-4.82%
-4.68%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Relatieve performance .
*Vanwege het illiquide karakter van deze portefeuille zijn er nog geen herwaarderingen voor het laatste kwartaal voor deze portefeuille bekend. De performance van het laatste kwartaal bestaat derhalve uit het valutaresultaat en het effect van capital calls en distributions. **In het YTD rendement zijn de voor dit jaar bekende herwaardingen, capital calls- en distributions en wisselkoersmutaties opgenomen, maar hierin zijn nog niet de herwaarderingen van het vierde kwartaal opgenomen, die zullen in de loop van het eerste kwartaal van 20141 bekend worden. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. AuM (mln; ultimo Q3-2013) EUR
13
Managers (ultimo Q3-2013) CBRE 92% Landinvest 4% Forward BP 2% Chipshol 2% Benchmark Gelijk aan portefeuille Landenweging (ultimo Q3-2013) 100% Nederland
Grootste fondsen (ultimo Q32013) CBRE Dutch Residential Fund I CBRE Dutch Retail Fund I CBRE Dutch Office Fund I
Sectorverdeling Portefeuille (ultimo Q3-2013) Woningen Winkels Kantoren Overig
52% 26% 14% 8%
Resultaat De bovenaan deze pagina vermelde rendementen betreffen door MN intern berekende rendementen op totaalniveau. De in deze paragraaf genoemde rendementen zijn de rendementen van de individuele fondsen zelf. De berekeningswijze van MN kan enigszins afwijken van de berekeningswijze van de fondsen.
De CBRE-fondsen in de Nederlandse vastgoedportefeuille rapporteren rendementen pas nadat de klantrapportages zijn opgesteld. Daarom betreffen de hier genoemde CBRE-rendementen die van het voorgaande kwartaal. De ‘niet-CBRE’ fondsen rapporteren niet op kwartaalbasis. Van de drie grootste CBRE-fondsen binnen de Nederlandse vastgoedportefeuille van Stichting Pensioenfonds Productschappen lieten alle fondsen in het derde kwartaal van 2013 een negatief indirect rendement zien. Het Winkelfonds had een indirect rendement van min één procent. Het Woning- en het Kantorenfonds behaalden een indirect rendement van respectievelijk -1.5% en -7.8%. Op totaalniveau (inclusief de CBRE-ontwikkelingsfondsen, Landinvest en Forward Business Park / Chipsol) was het indirecte rendement, met name onder invloed van het Kantorenfonds, -2.2%. Het directe rendement op totaalniveau (in de vorm van dividenduitkeringen) was één procent in het derde kwartaal van 2013, waardoor het totaalrendement op -1.3% uitkwam. Het CBRE Dutch Office Fund heeft een strategische herziening ondergaan met als uitkomst dat onder andere het honorarium en de leverage worden verlaagd en nietstrategische objecten worden verkocht. Participanten hebben goedkeuring gegeven voor de implementatie hiervan in 2014. Positionering De huizenprijzen zijn in het vierde kwartaal met 1.5% gestegen ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Hiermee is het vierde kwartaal het eerste kwartaal sinds de crisis met een positief resultaat, zo blijkt uit cijfers van de NVM. Ten opzichte van het vierde kwartaal van 2012 is er nog wel een daling zichtbaar van 1.1%. In Amsterdam zijn de woningprijzen het sterkst gestegen met 3.7%. Ook uit eigen ervaring blijkt dat op gewilde locaties de woningprijzen stabiliseren. De AFM gaat banken meer ruimte geven bij het verstrekken van hypotheken aan zelfstandigen, flexwerkers en pas afgestudeerden met een perspectief op stijgend inkomen. Vanuit het buitenland, maar ook door private equity partijen blijft een toenemende interesse ontstaan voor het investeren in woningvastgoed in Nederland. De detailhandel boekte in november 0.9% minder omzet dan vorig jaar, dit als gevolg van een volume krimp van 0.9%. Non-foodwinkels boekten 1.3% minder omzet dan een jaar eerder. Winkels in voedings- en genotmiddelen kenden een omzetgroei van bijna één procent als gevolg van 1.5% prijsstijgingen. Ook in november behaalden internetwinkels en postorderbedrijven een omzetgroei (ruim zeven procent) ten opzichte van het voorgaande jaar. De winkelleegstand in Nederland is licht gestegen naar 6.9% (versus 6.4% in 2012). Op de A-locaties blijft de leegstand beneden de vijf procent. Als gevolg van het lage consumentenvertrouwen en de teruglopende non-food bestedingen daalde de gemiddelde winkelhuurprijs volgens JLL in 2013 met circa 1.85% (voor inflatie). De onderlinge verschillen tussen steden zijn groot. Tophuurprijzen in middelgrote en kleine steden in demografische krimpregio’s in Overijssel, Friesland, Drenthe, Zeeland en Limburg daalden het sterkst. Terwijl in de vier grote steden en Maastricht de huurprijzen stabiel bleven of zelfs licht stegen (P.C. Hooftstraat in Amsterdam en Noordeinde in Den Haag). In het vierde kwartaal van 2013 is het aanbod van het aantal kantoor vierkante meters gestegen met 4.9% ten opzichte van een jaar eerder. De vraag naar kleine flexibele kantoorruimtes blijft doorzetten. Dit als gevolg van kostenbesparing en het nieuwe werken. Verouderde kantoren worden steeds goedkoper en maken minder kans op nieuwe huurders. Voor dergelijke objecten dient er gekeken te worden naar
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
45
alternatieve bestemmingen. Flexibele contracten en korte huurovereenkomsten zorgen voor een continue beweging van huurders. Een oorzaak van deze bewegingen is de onzekerheid over de toekomstige kantoorbehoefte. Opvallend is dat de Nederlandse kantorenmarkt steeds meer in trek is bij internationale beleggers. Waar deze partijen voorheen in steden als Londen, Parijs en Frankfurt hun heil zochten, ziet men nu een verschuiving vanwege gunstige prijzen en minder concurrentie. Voornamelijk Angelsaksische partijen doen investeringen, maar ook Duitse partijen blijven geïnteresseerd.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
46
5.13
Onroerend Goed Direct Noord-Amerika
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
-0.89%
13.99%
23.19%
52.12%
Benchmark
-0.89%
13.89%
23.19%
52.12%
0.00%
0.09%
0.00%
0.00%
Relatieve performance Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
0.88%
19.13%
25.11%
47.20%
Benchmark
0.88%
19.03%
25.11%
47.20%
Relatieve performance
0.00%
0.10%
0.00%
0.00%
.
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager Gencap
100.0%
Benchmark Gelijk aan portefeuille
Marktcommentaar In verband met de verkoop in het tweede kwartaal van de laatste investering in NoordAmerika wordt er geen verdere informatie verschaft over de markt. Resultaat Het resultaat op het project Brushy Creek zal in definitieve vorm bepaald worden na ontvangst van de teruggave van belastinggelden. Positionering Niet van toepassing.
Landenweging South
VERKOCHT
Top 5 Sectoren Woningen
VERKOCHT
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
47
5.14
Onroerend Goed Direct Asia Pacific
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
-3.81%
-2.51%
-1.88%
12.04%
Benchmark
-3.81%
-2.51%
-1.88%
12.04%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Relatieve performance Rendementen in USD
QTD
YTD
2012
2011
Portefeuille
-2.08%
1.89%
-0.35%
8.41%
Benchmark
-2.08%
1.89%
-0.35%
8.41%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Relatieve performance .
. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Manager Composition Capital Asia
100.0%
Benchmark Gelijk aan portefeuille Landenweging China Zuid-Korea Singapore Vietnam Macau Maleisië Japan Overig
25% 16% 15% 13% 8% 8% 6% 9%
Sectoren Woningen Kantoren Winkels Logistiek Overig
53% 36% 10% 0% 1%
Marktcommentaar De economie in Azië Pacific liet een groei zien van 5.1% op jaarbasis. In Japan bleef “Abenomics” (Japanse economische hervormingsplannen) zorgen voor een positief sentiment en een stijgende inflatie, maar de kwartaalgroei zwakte af. Japan kent nog steeds een aantrekkelijke financieringsmarkt met relatief lage kosten om te lenen, er is veel liquiditeit in de markt. Zowel nationale kopers als buitenlandse investeerders waren actief. Fondsen en REITs waren de meest actieve kopers. In Hongkong en Singapore was sprake van minder activiteit op de beleggersmarkt, onder andere als gevolg van afkoelingsmaatregelen en angst voor stijgende rente. Ondanks de achterblijvende vraag en zwakke huurgroei werd circa de helft van het investeringsvolume (USD 11.3 miljard ) belegd in kantoren. De interesse voor de logistieke sector neemt flink toe. In het derde kwartaal was het investeringsvolume in logistiek USD 3.1 miljard, een stijging van 75% op jaarbasis. Met name in China en Japan vonden veel transacties plaats in de logistieke sector. De interesse voor logistiek komt voort uit aantrekkelijke rendementen en veel vraag naar logistieke ruimte van online retailers. Resultaat De portefeuille behaalde in het vierde kwartaal van 2013 een rendement van -3.81% gemeten in euro. Positionering De manager verwacht dat in 2014 veel distributies zullen volgen. Diverse onderliggende fondsen zijn gebouwen aan het verkopen. In 2013 werd bijna 10% van de waarde uitgekeerd. BlackRock Asia Property Fund II L. P. (voorheen “MGPA Asia Fund II L.P.”) heeft de Intermark in Kuala Lumpur voor verkoop eind 2014 in de planning staan. De bezettingsgraad is echter nog vrij laag en verhuur vraagt nog forse inspanning. GCAP verkocht het laatste object uit het fonds, het fonds eindigt februari 2014 waarna alleen nog administratieve afhandeling volgt. Het fonds keerde in het vierde kwartaal een distributie uit. Ostara Korea heeft de verkoop van K1 building in Seoel succesvol afgerond, 8.3 % boven de boekwaarde. Voor het andere kantoorgebouw in Seoel, Jongro Place, heeft een huurder zich als mogelijk koper gemeld. De onderhandeling is opgestart. Gateway keerde in het vierde kwartaal een distributie uit. Over drie objecten in China lopen de verkooponderhandelingen nog. De woningprojecten in China blijven sterk presteren, het fonds verwacht een rendement van negen procent op einddatum. Arch heeft het woningcomplex Raffles in Singapore voor verkoop in de markt gezet. Voorlopig zijn de biedingen nog onder de boekwaarde. De woningprojecten in Chengdu en Shenzhen halen hogen voorverkoopcijfers, respectievelijk honderd procent en 95%. Alle risico’s zijn daarmee uit deze investeringen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
48
5.15
Stichting Mn Services Hedgefunds Fonds
Rendementen
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
0.55%
1.09%
4.11%
4.21%
13.58%
7.94%
-8.39%
1.71%
-1.24%
-2.32%
0.56%
5.50%
9.26%
-1.04%
8.72%
-3.81%
1.79%
3.40%
3.56%
-1.29%
4.32%
8.97%
-17.11%
5.52%
QTD
YTD
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Fund
2.35%
5.65%
5.74%
0.84%
6.21%
11.41%
-12.90%
12.77%
Benchmark
0.53%
2.10%
2.13%
2.09%
2.16%
2.15%
3.37%
6.65%
Relative
1.82%
3.56%
3.61%
-1.25%
4.04%
9.26%
-16.27%
6.12%
Fonds Benchmark Relatieve performance Return (US dollar)
.
De portefeuillewaarde en het portefeuillerendement zijn gebaseerd op de officiële NAV van de externe managers, welke in het algemeen met een vertraging van een maand worden aangeleverd. Met betrekking tot de cijfers over het vierde kwartaal, externe schattingen over december rendementen zijn (indien beschikbaar) hierin tevens meegenomen. .
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld. Startdatum 1 december 2004 Fondsvermogen NAV NAV per aandeel Aantal aandelen
326.0 mln 141.0 2.31 mln
Benchmark Vierwekelijkse T-bill rente + 2% Top 5 Managers Winton Heliant King Street Bridgewater BMEA
6.7% 5.6% 5.3% 5.3% 5.2%
Stijl Multi strategy Quant (CTA) Credit / distressed Volatility arbitrage Convertible arbitrage Overige
20.2% 14.3% 12.9% 10.3% 6.6% 35.7%
Liquiditeit Kwartaal Maand Jaar Sidepockets Overige
51.4% 38.5% 4.9% 0.9% 4.3%
Marktcommentaar Het vierde kwartaal van 2014 werd gekenmerkt door een sterke stijging in aandelenmarkten. Deze rally werd veroorzaakt door de aankondiging van de FED om nog even te wachten met de afbouw van het kwantitatieve verruimingsprogramma. Eerder gaf de FED aan dat in 2013 al begonnen zou worden met de afbouw, maar in september werd toch meegedeeld dat de afbouw nog op zich zou laten wachten. Economen en marktpartijen hadden dit niet verwacht. Naast deze verrassing waren de cijfers over de eurozone over het algemeen beter dan verwacht en ook de economische cijfers uit de Verenigde Staten waren over het algemeen goed te noemen. Opkomende markten lieten vooral een wisselend beeld zien in het vierde kwartaal. Resultaat De hedgefunds portefeuille liet een rendement van 2.35% zien over het vierde kwartaal van 2013. Relatief gezien is dit een outperformance van 1.82% ten opzichte van de cash benchmark. Het jaarrendement van de hedgefunds portefeuille komt uit op 5.65% in US dollartermen. De benchmark rendeerde 2.10% over het jaar, waardoor de hedgefunds portefeuille een totale outperformance behaalde van 3.56%. Vanaf mei tot september was de marktomgeving voor Quant (CTA) zeer lastig, door ondermeer een sterke trend reversals in met name vastrentende en energiemarkten. Het vierde kwartaal liet veel trendvorming zien binnen diverse markten. Behalve posities in aandelen en fixed income droegen short posities in edelmetalen en de Japanse yen bij aan het rendement van CTA-managers. CTA-managers Stratus, Winton en Omnitrend behaalden een kwartaalrendement van respectievelijk 7.84%, 5.87% en 5.15%. Lynx, een CTA-manager die met ingang van december is toegevoegd, rendeerde 2.62%. Ook voor de macromanagers was het gunstig om in te spelen op bewegingen in de financiële markten. Zo haalde DE Shaw een rendement van 3.54% en Blue Mountain een rendement van 2.40% over het vierde kwartaal. Blue Mountain profiteerde van het samenspel tussen de rally van de Nikkei index en de afwaardering van de Japanse yen. Zij had een long call positie in Nikkei versus een short call positie in EWJ. EWJ is een ETF, met de US dollar als onderliggende valuta, die de Japanse aandelenmarkt volgt. Een andere transactie die bijdroeg aan deze performance was een long volatiliteitspositie in Japan versus short volatiliteitsposities in de Verenigde Staten en Korea. Credit managers en convertible arbitrage managers behaalden ook positieve resultaten in het vierde kwartaal. De manager Canyon rendeerde 3.6%. De belangrijkste bijdrage kwam uit het RMBS-boek (150 basispunten), gevolgd door posities in bedrijfsobligaties (80 basispunten). Ionic, een manager die gekarakteriseerd kan worden door zijn long volatiliteitspositionering was één van de weinige fondsen met een negatief rendement dit kwartaal. Deze manager behaalde een klein negatief rendement van 0.39%. De grootste negatieve bijdrage kwam voort uit volatiliteitsposities in aandelen. Positionering In december is een allocatie gedaan naar een nieuwe CTA-manager genaamd Lynx. Deze manager heeft een management fee van één procent en een performance fee van twintig procent. In het derde kwartaal van 2013 is begonnen om de nieuwe strategie te implementeren. Daarvoor zijn meerdere onttrekkingen ingelegd bij hedgefunds die strategieën voeren die niet meer in het nieuwe mandaat zijn opgenomen. De nieuwe portefeuille zal bestaan uit vier strategieën, namelijk global macro, quant (CTA), fixed income en equity market neutral. In het eerste kwartaal van 2014 wordt het meeste geld uit de onttrekkingen ontvangen en dit zal geherinvesteerd worden in één van deze vier strategieën. De management fee van Omnitrend is van twee procent naar 1.5% gegaan.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
49
5.16
Microfinance
Rendementen
QTD
YTD
2012
Portefeuille
1.45%
-2.48%
-12.29%
Benchmark
1.45%
-2.48%
-12.29%
Relatieve performance
0.00%
0.00%
0.00%
.
De rendementen lopen een kwartaal achter. Het QTD rendement heeft betrekking op juli, augustus en september 2013. Het YTD rendement betreft het rendement vanaf oktober 2012 t/m september 2013.
.
.
Alle bedragen luiden in EUR tenzij anders vermeld.
Marktcommentaar De vooruitzichten in de Microfinance sector zijn verbeterd, aangezien er een portefeuillegroei is geconstateerd in de markt. Tevens tonen kredietverleners weer interesse in de branche. De Indiase roepie is in vergelijking met vorig kwartaal minder volatiel, maar blijft nog wel gevoelig voor schommelingen. Daarnaast gaat Goodwell, op basis van fundamentele grondslagen, uit van een daling van circa drie procent van de Indiase valuta op jaarbasis. Valutarisico vormt een gevaar voor het fonds aangezien de portefeuille, zoals ook bij private equity investeringen gangbaar is, niet gehedged is tegen valutaschommelingen. Resultaat De portefeuille heeft in het vierde kwartaal een positieve performance van 1.45% geboekt. Gedurende het kwartaal heeft er een transactie bij één van de bestaande investeringen in GMDC I plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een verhoging van de gerapporteerde waarde. Dit heeft een positief effect op het rendement. De finale sluitingsdatum en investeringsperiode van GMDC I zijn verstreken. Het fonds bevindt zich in de management / exitfase. In oktober heeft dit fonds circa EUR 13,000 bij Stichting Pensioenfonds Productschappen opgevraagd. De finale sluitingsdatum van GMDC II is verstreken en de investeringsperiode van het fonds loopt tot oktober 2014. Positionering Eerder dit jaar heeft GDMC I een uitkering aan haar investeerders gedaan. Op korte termijn worden geen nieuwe uitkeringen vanuit dit fonds verwacht. Er is namens GMDC II een nieuwe investering gedaan in een micro-housing organisatie in West-India.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
50
Bijlage 1: Tabel derivatenposities Rente-derivaten Tegenpartij
Positie Notional (in €) Vaste coupon
Var. Rente Marktwaarde (6mnd Euribor) Startdatum Einddatum (in €)
Gevoeligheid* (in €)
Deutsche Bank
Payer
10,000,000
2.902
0.341
12-aug-09 14-aug-14
-249,976
-517
Goldman Sachs
Receiver
15,000,000
3.792
0.341
12-aug-09 16-aug-49
4,244,864
42,356
JP Morgan
Receiver
9,300,000
3.805
0.341
11-aug-09 13-aug-49
2,661,812
26,305
JP Morgan
Receiver
13,000,000
2.3
0.344 30-nov-12 04-dec-42
-677,741
26,091
JP Morgan
Receiver
17,400,000
2.24
0.298 30-nov-12 06-dec-32
-694,857
25,862
*Gevoeligheid voor een 1 basispunt mutatie van de rente
Valuta-derivaten De onderstaande tabel valuta derivaten betreft de openstaande derivatencontracten ter afdekking van de ultimo 2013 uitstaande valuta exposure.
Tegenpartij
Afgedekte valuta Omvang (VV) Omvang (in €)
Marktwaarde (in €)
Gevoeligheid* (in €)
Barclays
USD
-18,165,000
13,186,942
0.7258
31-dec-13
Banque Paribas
USD
-26,355,000
19,292,470
0.7258
31-okt-13
02-apr-14
3,551
-131,831
04-feb-14
165,226
Deutsche Bank
USD
-23,985,000
17,621,194
-191,269
0.7258 29-nov-13 03-mrt-14
213,924
Goldman Sachs
GBP
-11,215,000
-174,069
13,452,856
1.2012
31-dec-13
02-apr-14
-18,383
Goldman Sachs
JPY
-486,000,000
-134,796
3,363,180
0.0069
31-dec-13
02-apr-14
5,973
-33,557
Forward koers Startdatum Einddatum
*Gevoeligheid voor een 1% mutatie van de wisselkoers
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
51
Bijlage 2: Standaard Risico Model Vereist Vermogen Het solvabiliteitsrisico is het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen. Voldoende vermogen houdt niet alleen in dat het vermogen ten minste gelijk is aan de verplichtingen. Er moet ook sprake zijn van een toereikende algemene reserve voor het opvangen van tegenvallers. DNB heeft een Standaard Risico Model (SRM) voorgeschreven om te toetsen of in het pensioenfonds voldoende vermogen aanwezig is om beschermd te zijn tegen diverse risico's. In het standaardmodel zijn de risicofactoren gedefinieerd zoals vermeld in de tabel onder S1 t/m S6. In de standaardmethode wordt elk risico omgerekend naar een bepaalde vermogenseis. De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit. Diversificatievoordeel vindt plaats aangezien sommige risico's met elkaar correleren, dus simultaan optreden en andere risico's juist niet. Onderstaande tabel laat de uitkomsten van het standaardrisicomodel zien, uitgaande van de feitelijke portefeuillesamenstelling: Risicofactor
Solvabiliteit in mln EUR
Benodigd t.o.v. verplichtingen
Renterisico (incl. inflatie)
S1
17.0
4.1%
Aandelenrisico
S2
31.4
7.5%
Valutarisico
S3
19.2
4.6%
Grondstoffenrisico
S4
0.0
0.0%
Kredietrisico
S5
6.5
1.6%
Verzekeringstechnisch risico
S6
18.0
4.3%
Diversificatie voordeel
-41.6
-10.0%
Vereist eigen vermogen
50.5
12.1%
Vereist eigen vermogen Diversificatie voordeel Verzekeringstechnisch risico Kredietrisico Grondstoffenrisico Valutarisico Aandelenrisico Renterisico (incl. inflatie) -60.0
-40.0
-20.0
0.0
20.0
40.0
60.0
Figuur 5.1: solvabiliteit in mln EUR Uit de berekening blijkt dat het vereiste eigen vermogen gelijk is aan 50.5 miljoen euro. Uitgedrukt in een percentage van de pensioenverplichtingen bedraagt dit eigen vermogen Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
52
12.1% en zodoende is de vereiste dekkingsgraad 112.1% zoals vermeld in hoofdstuk1 in de tabel onder ‘Dekkingsgraad’.
Toelichting Het Standaard Risico Model (SRM) is onderdeel van het Financieel Toetsings Kader (FTK). Per 2007 zijn pensioenfondsen verplicht dit in te vullen. Hieronder volgt een korte toelichting over dit model en de bepaling van de verschillende risicofactoren. Het SRM kijkt over een tijdspanne van één jaar. Er wordt gecontroleerd of er voldoende surplus aanwezig is om slechte scenario’s gedurende het jaar op te vangen. Dit is gedefinieerd als een voor een pensioenfonds ongunstige ontwikkeling van zes factoren (S1 t/m S6). De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit. De verschillende factoren worden hieronder kort omschreven. Bij elke factor zijn de parameters door de wetgever bepaald met een betrouwbaarheidsinterval van 97.5%. Deze 97.5% zekerheid kan geïnterpreteerd worden als een kans van maximaal 2.5% dat de dekkingsgraad binnen een jaar onder de 100% daalt. Bij het bepalen van de uiteindelijke vereiste solvabiliteit wordt bij het combineren van de verschillende factoren rekening gehouden met de correlaties tussen de categorieën. Hierdoor treedt er diversificatievoordeel op en zal de uiteindelijke benodigde solvabiliteit lager uitvallen dan de som van de individuele risicofactoren. S1 Renterisico
Het renterisico is gedefinieerd als het negatieve effect van een verschuiving van de nominale rente. Over het algemeen zullen de verplichtingen een hogere rentegevoeligheid hebben dan de beleggingen en een rentedaling zal negatief zijn voor een pensioenfonds. In dit scenario stijgen namelijk de verplichtingen meer dan de beleggingen. In het model wordt het positieve effect op de assets verrekend met het negatieve effect op de verplichtingen. Hierbij wordt rekening gehouden met de rentegevoeligheid van zowel de verplichtingen als de beleggingen. Het uiteindelijke netto (negatieve-) effect wordt meegenomen.
S2 Aandelenrisico
Het aandelenrisico is gedefinieerd als de afname van de beleggingen door een waardevermindering van de zakelijke waarden, zoals aandelen en onroerend goed. Deze afname is gedefinieerd als een percentage van de waarde. Het precieze percentage hangt af van de categorie en bedraagt 15% - 35%.
S3 Valutarisico
Het valutarisico is gedefinieerd als een afname van de assets door koersbewegingen van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele valuta afdekking. De omvang van de afname is gedefinieerd als 20% van de waarde van de niet afgedekte waarde van de assets die in vreemde valuta genomineerd zijn.
S4 Grondstoffenrisico
Het grondstoffenrisico is gedefinieerd als een afname van de waarde van de commodities van 30%.
S5 Kredietrisico
Het kredietrisico is gemodelleerd als de waardedaling van de vastrentende waarden indien de opslag voor kredietrisico met 40% toeneemt.
S6 Verzekeringstechnisch risico
Het verzekeringstechnisch risico is een risicofactor die gedefinieerd is om een buffer te vormen tegen het langlevenrisico.
Uiteindelijk worden deze zes factoren samengevoegd tot de vereiste solvabiliteit volgens de volgende formule: Vereiste solvabiliteit =
S12 S22 2S1 S2 S32 S42 S52 S62
Hierbij is ‘ρ’ de correlatie tussen S1 en S2 en voorgeschreven als 0.5. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
53
Bijlage 3: Grondslagen waardering en resultaten Alle beleggingen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, tenzij hierna anders is vermeld. Per categorie is aangegeven hoe deze waarde is bepaald. Alsmede is de frequentie van de waardering per categorie weergegeven.
Aandelen
Aandelen worden dagelijks gewaardeerd tegen de beurskoers, inclusief nog te ontvangen dividenden en terug te vorderen dividendbelasting.
Niet-beursgenoteerd vastgoed
Niet-beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of vastgoedbeleggingsinstellingen worden elk kwartaal gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. Over het algemeen is dit de waarde van vorig kwartaaleinde.
Niet aan een beurs genoteerde fondsen
Niet aan een beurs genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. Deze is niet altijd tijdig beschikbaar voor het samenstellen van de kwartaalrapportage. Indien dit het geval is, wordt de laatst bekende waardering geëxtrapoleerd met het benchmarkrendement.
Obligaties
Obligaties worden dagelijks gewaardeerd tegen de marktprijs, vermeerderd met de opgelopen rente.
Deposito’s
Deposito’s worden gewaardeerd tegen de kostprijs, vermeerderd met de opgelopen rente.
Derivaten
Afgeleide beleggingsproducten waarvoor geen marktprijs bestaat (de zogenaamde over the counter ((OTC) derivaten) worden gewaardeerd op basis van formules en modellen met behulp van variabelen en aannames die intern en/ of extern worden vastgesteld.
Commodities
Voor commodities kan de marktprijs worden afgeleid van de onderliggende waarden.
Hedge Funds
Hedge Funds worden maandelijks gewaardeerd tegen de laatst bekende waarde van deze fondsen. Over het algemeen is dit de waarde aan het eind van de maand voorafgaand aan de maand van het kwartaaleinde.
Private equity
Private equity wordt elk kwartaal gewaardeerd tegen de laatst bekende waarde. Over het algemeen is dit de waarde van het voorafgaande kwartaaleinde.
Infrastructuur
Infrastructuur wordt elk kwartaal gewaardeerd tegen de laatst bekende waarde. Over het algemeen is dit de waarde van het voorafgaande kwartaaleinde.
Vreemde valuta
De waarde van beleggingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s. Voor de omrekening van worden de marktconforme WM/Reuters ‘closing spot’ koersen van 16 uur Britse tijd gehanteerd, zoals die gepubliceerd worden door WM/Reuters.
Resultaatbepaling
Het resultaat van de portefeuille wordt in deze rapportage weergegeven in de vorm van rendementen (percentages) en toegevoegde waarde (euro). Het rendementspercentage wordt bepaald door de waarde aan het eind van de dag te delen door de waarde aan het einde van de vorige dag, gecorrigeerd voor stortingen en onttrekkingen (het zogenoemde time-weighted return). Het rendement van de periode wordt berekend door de dagrendementen met elkaar te vermenigvuldigen. Hetzelfde wordt gedaan voor de benchmark. Het portefeuille rendement minus het benchmarkrendement is de outperformance van de portefeuille.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
54
Rendementen
De rendementen, zoals gepresenteerd in het hoofdstuk ‘toelichting beleggingscategorieën’, betreffen de rendementen van de MN beleggingsfondsen, waarin de participatiehouder haar participaties aanhoudt. Het is mogelijk dat de rendementen van de MN beleggingsfondsen afwijken van de rendementen van een individuele participatiehouder als gevolg van stortingen en/ of onttrekkingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de participatiehouder niet het gehele jaar in het desbetreffende MN beleggingsfonds heeft belegd. Bij de discretionaire mandaten worden de daadwerkelijke behaalde rendementen vermeld, zoals deze ook in het hoofdstuk ‘Rendementen en vermogensposities’ zijn weergegeven.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
55
Bijlage 4: Verklarende woordenlijst
Actuele norm
De actuele norm betreft de waardeontwikkeling van de benchmark vanaf het laatste rebalancing moment.
Benchmark (BM)
De Benchmark is een objectieve maatstaf waartegen de behaalde rendementen van de beleggingsportefeuille worden afgemeten.
Collateral
Onderpand dat wordt uitgewisseld tussen tegenpartijen bij bepaalde transacties. Het onderpand kan in de vorm van liquiditeiten zijn maar ook in de vorm van effecten (obligaties).
Creditspread
Maatstaf voor kredietrisico en geeft de opslag aan, die de markt vraagt boven de risicovrije rente.
Creditrating
De creditrating is een beoordeling voor kredietwaardigheid die wordt afgegeven door 'creditrating agencies' (kredietbeoordeelaars). De creditrating geeft een indicatie van het risico dat wordt toegekend aan een instelling. De hoogst haalbare rating is AAA.
Dekkingsgraad (DG)
Een (globale) indicator voor de financiële positie van een pensioenfonds. Hierbij wordt de contante waarde van de activa gedeeld door de contante waarde van de verplichtingen.
Duration
Hiermee wordt de koersgevoeligheid van bepaalde vastrentende waarden voor veranderingen in de rentestand aangegeven. Een duration van zes jaar geeft aan dat bij een stijging (of daling) van de rentestand met 1%-punt, de waarde met 6%-punten daalt (of stijgt).
Inflatie
Procentuele verandering van het algemene prijspeil.
IRR
Internal rate of return (nominale rentevoet).
Matching portefeuille
De Matching portefeuille heeft als doelstelling om het rendement van de verplichtingen van het fonds zo goed mogelijk na te bootsen. De matching portefeuille bestaat in de regel hoofdzakelijk uit (staats)obligaties, liquiditeiten en renteswaps.
Minimum Transfer Amount (MTA)
Dit is het bedrag dat bij de uitwisseling van collateral wordt gehanteerd als minimum bedrag. Lagere bedragen dan de MTA worden niet uitgewisseld.
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Door de Nederlandse Bank voorgeschreven minimum dekkingsgraad waaraan een pensioenfonds moet voldoen (doorgaans rond 105%). Bij de berekening wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van het fonds.
Nominale rente
Bij het vaststellen van de nominale rente wordt gebruik gemaakt van de actuele marktrente op het moment van rapportage.
Nominale verplichtingen
De nominale pensioenverplichtingen worden berekend op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijncurve.
Notional
De Notional is de omvang van het vermogen waarop het derivatencontract van toepassing is.
Outperformance (OP)
Is het resultaat van de portefeuille beter dan de benchmark, dan is er sprake van outperformance. Is deze slechter dan is er sprake van underperformance.
Portefeuillerendement (PF)
Rendement welke binnen de feitelijke portefeuille is behaald, uitgedrukt in procenten.
Reële rente
Om de reële rente te bepalen wordt rekening gehouden met de invloed van inflatie. De reële rente is bij benadering de actuele marktrente waarop een inflatieverwachting in mindering is gebracht.
Reële verplichtingen
In dit geval worden de verplichtingen contant gemaakt tegen de reële rente. Bij de waardering van de verplichtingen wordt dan rekening gehouden met een inflatieverwachting.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
56
Rente swap
Een rente swap is een contract waarbij twee partijen afspreken over een bepaalde notional de rente uit te wisselen, waarbij bijvoorbeeld een partij de korte rente betaalt in ruil voor een lange rente. De andere partij ontvangt de korte rente en betaalt de lange rente.
Return portefeuille
De Return portefeuille heeft als doelstelling om overrendement te behalen boven op de doelstelling van de Matching portefeuille. Dit overrendement kan bijvoorbeeld dienen voor het herstel van de vermogenspositie en om toeslagen te kunnen toekennen.
Securities lending
Bij securities lending worden effecten uit de portefeuille onder strikte voorwaarden uitgeleend aan andere partijen.
Selectie-effect
Het Selectie-effect is de bijdrage op product niveau die is afgezet tegen de totale portefeuille. Het selectie effect wordt veroorzaakt door specifieke beleggingskeuzes die gemaakt zijn binnen een portefeuille, waardoor het rendement afwijkt van de benchmark.
Tactische Asset Allocatie (TAA)
Bij TAA wordt bewust een afwijking van in de asset allocatie aangebracht met als doelstelling om een extra rendement te behalen.
Toegevoegde waarde (TW)
De TW bevat de vertaling van de outperformance in procenten naar toegevoegde waarde in euro. Dit wordt gedaan door de rendementen van de portefeuille en de benchmark op dagbasis naar waarde in euro om te zetten en daarvan het verschil te nemen. De rendementen zijn bruto rendementen (voor aftrek van kosten MN), de TW op totaalniveau is gebaseerd op netto rendementen (na aftrek van kosten MN en Custodian).
Tracking error
Begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van een benchmark.
Tracking error ten opzichte van de verplichtingen (Balansrisico)
Begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van de verplichtingen.
Vereiste dekkingsgraad
Door de Nederlandse Bank voorgeschreven minimum dekkingsgraad waaraan een pensioenfonds moet voldoen (doorgaans rond 105%). Bij de berekening wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van het fonds.
Wegingseffect
Het wegingseffect is de bijdrage aan het rendement die veroorzaakt wordt door het afwijken van de normgewichten.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
57
Bijlage 5: Stijlen Hedge Funds
Convertible arbitrage
Managers in deze categorie arbitreren inefficiënties in de prijs van converteerbare obligaties door de individuele componenten van deze instrumenten selectief af te dekken. Hierbij valt te denken aan aandelen-, bedrijfsobligaties-, rente- en volatiliteits-exposures. De doelstelling hiervan is bepaalde losse componenten onder de marktprijs te verkrijgen.
Credit / distressed
Ook vaak gekwalificeerd als ‘event-driven.’ Managers actief in deze categorie, houden zich vooral bezig met bedrijfsobligaties en leningen (incidenteel ook met aandelen) en spelen in op mogelijkheden die diverse fases van de economische cyclus bieden, zoals faillissementsprocedures, herstructureringen, herfinancieringen, liquidaties, fusies, overnames en spin-offs.
Direct lending
Deze managers zijn gespecialiseerd in het verstrekken van onderhandse leningen. Deze leningen worden verstrekt zonder tussenkomst van banken aan zowel kleine als middelgrote bedrijven.
Equity market neutral
Deze managers proberen op systematische wijze dan wel op discretionaire basis ondergewaardeerde aandelen te onderscheiden van overgewaardeerde aandelen, Hiermee wordt een portefeuille geconstrueerd die onafhankelijk is van de richting van de markt in het algemeen, of van bepaalde marktfactoren (zoals bijv ‘Growth’ versus ‘Value’, ‘Small cap’ versus ‘Large Cap’) en die positieve rendementen genereert.
Fund of funds
Deze fondsen investeren in andere Hedge Funds en maken zo gespreide Hedge Funds portefeuilles bereikbaar voor kleinere investeerders. Deze fondsen organiseren selectie van managers, constructie van portefeuilles en due diligence.
Global macro
Bij Global macro springen managers springen op discretionaire en opportunistische basis in op brede macro-economische ontwikkelingen. Over het algemeen wordt hierbij gebruik gemaakt van liquide instrumenten.
Mixed arbitrage
Bij Mixed arbitrage richten managers zich op verschillende arbitrage en ‘relative value’ strategieën in een breed scala aan instrumenten.
Multi strategy
Bij Multi strategy gebruiken managers meerdere van de hierboven beschreven strategieën. De allocatie per strategie wordt aangepast aan de veranderende marktomstandigheden met als doel een meer gediversifieerde portefeuille aan te bieden.
Quant / CTA
Bij Quant /CTA hanteren managers (ook wel genoemd trendvolgers) een puur modelmatige en kwantitatieve benadering van het beleggingsproces. Hierbij ligt de focus slechts op zeer liquide instrumenten, zoals aandelenindices, interest rate en commodity futures en valuta. Op basis van voornamelijk prijs- en volumedata wordt getracht in te springen op trends in allerlei markten.
Short term trading
Bij Short term trading leggen managers zich toe op de korte termijnhandel, bijvoorbeeld in aandelen of ‘bedrijfsobligaties op basis van fundamentele en technische factoren.
Systematic fundamental
Systematic Fundamental behelst het systematisch uitvoeren van fundamentele, macro-economische analyses. Managers hanteren hiervoor liquide instrumenten, zoals aandelenindices, interest rate en commodity futures en valuta.
Volatility arbitrage
Bij Volatility arbitrage richten managers zich op inefficiënties in de optiemarkten. Inefficiënties komen voornamelijk voor bij aandelen, echter ook bij valuta, bedrijfsobligaties, commodity en interest rate opties.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
58
Bijlage 6: Stijlen Private Equity
Private Equity algemeen
Private Equity richt zich voornamelijk op het verstrekken van risicokapitaal aan niet beursgenoteerde ondernemingen. Het Dit verstrekken van kapitaal kan plaatsvinden gedurende de volledige levenscyclus van een onderneming door verschillende partijen. Via venture capital investeringen kan in de aanvangsfase van een onderneming een start worden gemaakt. Via verdere groeifinanciering kan de onderneming verder worden uitgebouwd. Nadat het bedrijf volwassen is, kan overdracht of verkoop, dan wel een combinatie hiervan, plaatsvinden via buy-out financieringen. Mocht een bedrijf op termijn in problemen raken, dan kunnen gespecialiseerde ‘distressed / turnaround’ private equity partijen de onderneming helpen door de complexe periode heen te komen. Voor het verstrekken van dit risicokapitaal zal het private equity fonds een aandelenbelang in de onderneming nemen. Hierbij zal voornamelijk gestreefd worden naar een controlerend meerderheidsbelang zodat met actief beheer de onderneming kan worden aangestuurd. Private Equity is een investeringsvorm met een beperkt aantal aandeelhouders waarbij er aanzienlijke invloed is op de kapitaalstructuur, organisatie en strategie van de onderneming. Uitzondering hierop is de groep die zich richt op mezzanine financiering (aandelenbelang). Deze groep richt zich hoofdzakelijk op het verstrekken van leningen met daaraan gekoppeld een mezzanine voor zowel overnames als groei. Hierbij zal eveneens een actief beheer worden gevoerd en zal er actief contact worden onderhouden met aandeelhouders en directie.
Venture Capital
Bij Venture Capital richten managers zich op het investeren in ondernemingen, die zich in de aanvangsfase van hun bestaan bevinden. Dit omvat het financieren van onderzoek, bepaling en ontwikkeling van het initiële concept, productontwikkeling, ondernemingsstart, commercialiseren van productie en verkoop van producten tot en met het investeren in jonge, snel groeiende (technologie)-bedrijven.
Buy-out / Buy-in
In deze categorie richten managers zich op het verstrekken van kapitaal, bestemd voor het overnemen (kopen) van of als groeikapitaal voor existerende volwassen (winstgevende) ondernemingen. Hierbij onderscheidt men management buy-outs en management buy-ins. Het gebruik van vreemd vermogen is kenmerkend voor deze overnames.
Special Opportunities
In deze categorie richten managers zich op onder andere Private Equity investeringen zoals (dis)stressed en turn-around, mezzanine en secondaries. Mezzanine betreft het verstrekken van leningen die gekoppeld zijn aan een aandelenbelang. (Dis)stressed en turn-around investeringen behelzen het investeren in een bedrijf dat verlies lijdt en/of waarvan de continuïteit (zonder extern vermogen en/of reorganisatie en/of herpositionering) niet is gewaarborgd. Secondaries betreffen het kopen en overnemen van belangen van investeerders in Private Equity fondsen of private equity belangen in ondernemingen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
59
Disclaimer
De inhoud van deze pagina’s is gebaseerd op informatie zoals die ons bekend was. Mn Services N.V. heeft deze uitgave met de grootste zorgvuldigheid samengesteld, echter is zij niet verantwoordelijk voor eventuele onjuistheden of omissies in deze uitgave en vrijwaart zij zich van iedere schade die daaruit mocht ontstaan. De informatie in deze uitgave kan niet worden beschouwd als advies van welke aard dan ook. Eventuele acties die worden ondernomen op basis van informatie zoals verstrekt in deze uitgave zijn de verantwoordelijkheid van degene die de actie onderneemt.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
60
MN Postbus 30025 2500 GA Den Haag Prinses Beatrixlaan 15 2595 AK Den Haag t +31 (0)70 316 01 60 f +31 (0)70 316 04 75 www.mn.nl Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2013|4
61