Kwartaalrapportage Vermogensbeheer
Stichting Pensioenfonds Productschappen
2012
Inhoudsopgave Inleiding
2
1
Kerncijfers 1.1 Dekkingsgraad 1.2 Rendement 1.3 Vermogen 1.4 Wegingen portefeuille
4 4 6 6 6
2
Toelichting risico’s 2.1 Balansrisico 2.2 Renterisico 2.3 Inflatierisico 2.4 Valutarisico 2.5 Kredietrisico 2.6 Concentratierisico 2.7 Illiquiditeitsrisico 2.8 Liquiditeitsprognose 2.9 Tegenpartijrisico
7 7 9 12 13 14 15 15 16 17
3
Rendementen en vermogens-posities 3.1 Performance overzicht 3.2 Performance attributie 3.3 Beheervergoeding 3.4 Vermogensposities
19 19 20 21 21
4
Toelichting vermogensbeheer 4.1 Marktvisie 4.2 Maatschappelijk verantwoord beleggen
23 23 25
5
Toelichting beleggingscategorieën
33
Bijlage 1: Standaard Risico Model
53
Bijlage 2: Grondslagen waardering en resultaten
56
Bijlage 3: Verklarende woordenlijst
58
Bijlage 4: Stijlen Hedge Funds
60
Bijlage 5: Stijlen Private Equity
62
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
1
Inleiding Voor u ligt de vermogensbeheer kwartaalrapportage van Stichting Pensioenfonds Productschappen. Deze rapportage heeft betrekking op het eerste kwartaal van 2012.
Ontwikkeling van de dekkingsgraad In het eerste kwartaal is de dekkingsgraad van het fonds met 1.5%-punt gedaald van 115.9% naar 114.4%. Ook in het eerste kwartaal heeft DNB haar rentetermijnstructuur gebaseerd op de gemiddelde rente van drie maanden. Deze rente is in het eerste kwartaal gedaald van 2.73% tot 2.53%. Hierdoor is de contante waarde van de verplichtingen met circa 3.93% toegenomen. De waarde van de beleggingen steeg met 2.60% waardoor de dekkingsgraad een daling liet zien. Het totale vermogen bedroeg per 31 maart € 471.4 miljoen. De waarde van de verplichtingen bedroeg € 411.9 miljoen.
Portefeuilleontwikkelingen Uit hoofde van het beleggingsplan is in het eerste kwartaal € 16.7 miljoen ontrokken aan de liquide middelen en met name geïnvesteerd in Langlopende staatsobligaties, hoogrentende obligaties uit opkomende landen en in aandelen uit opkomende landen. Verder zijn de inflatieobligaties verkocht, mede omdat de rendementsverwachting van deze obligaties zeer laag is.
Rendement en vermogensontwikkeling Het totale rendement kwam in het eerste kwartaal uit op 2.60%. De matching portefeuille behaalde een rendement van 1.12%. Investment grade bedrijfs obligaties behaalden hier het hoogste rendement (5.29%), doordat het renteverschil tussen bedrijfsobligaties en staats obligaties kleiner werd. Enerzijds kwam dit door de toegenomen risicobereidheid van beleggers, anderzijds worden bedrijfsobligaties steeds meer gezien als veilige haven, omdat de financiële positie van bedrijven over het algemeen zeer goed is. De bijdrage van de renteafdekking was in het eerste kwartaal beperkt (0.57%), omdat de euro swaprente per saldo nauwelijks van haar plaats kwam, dit in tegenstelling tot de individuele euro landen. Duitse en Nederlandse rente stegen, terwijl de rente van de obligaties uit zuidelijk Europa juist afnamen. Hierdoor werden de langlopende staatsobligaties 0.68% minder waard. De return portefeuille behaalde een hoog rendement van 4.93%. In het eerste kwartaal stegen koersen onder invloed van gunstiger dan verwachtte jaarcijfers en de verwachting dat de (euro) crisis minder diep zou zijn en minder lang zou gaan duren dan waarvoor gevreesd werd. Beursgenoteerde aandelen profiteerden het meest met een rendement van 7.29%. Ook hoogrentende obligaties behaalden een positief rendement (5.19%). Relatief behaalden binnen deze portefeuille bankloans een hoge outperformance omdat relatief veel leningen vervroegd werden afgelost. Hoogrentende Europese bedrijfsobligaties behaalden een underperformance door de allocatie naar kasmiddelen en een onderweging van financiële en cyclische bedrijven. Grondstoffen stegen onder invloed van de olieprijs met 5.21%.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
2
Balansrisico en rente afdekking Het balansrisico is in het eerste kwartaal licht gedaald van 9.1% tot 9.0%. De reden voor deze daling is de verkoop van de inflatie obligaties. Aan de andere kant heef de uitbreiding van de return portefeuille balansrisico verhogend gewerkt. Het niveau van de rente afdekking is in deze periode gestegen van 61.3% tot 63.3%. Deze stijging is voornamelijk toe te schrijven aan verkoop van de inflatie obligaties en de aankoop van langlopende nominale staatsobligaties. In het beleggingsplan 2012 is een bandbreedte afgesproken tussen 60% - 70%. Bij deze waarde zien wij geen aanleiding op dit moment het niveau van de rente afdekking aan te passen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
3
1 Kerncijfers 1.1
Dekkingsgraad
Dekkingsgraad op basis van Nominale pensioenverplichtingen: Bedragen in mln EUR
Beleggingen
Overige balansposten
Pensioenverplichtingen
Surplus
Nominale Dekkingsgraad
Vereiste Dekkingsgraad
Ultimo 2010
441.3
-6.5
348.6
86.2
124.7%
111.7%
Ultimo 2011
463.0
-2.6
409.3
51.2
112.5%
111.2%
Ultimo kwartaal 1
472.5
-1.1
413.7
57.7
113.9%
110.8%
Ultimo 2011*
463.0
-2.6
397.3
63.1
115.9%
111.2%
Ultimo kwartaal 1
472.5
-1.1
411.9
59.5
114.4%
110.8%
*Dekkingsgraad uitgaande van de DNB rentetermijnstructuur gebaseerd op een 3-maands gemiddelde rente.
De dekkingsgraad is vastgesteld op basis van de meest recente informatie zoals geleverd door PBO-D. In de volgende figuren wordt de ontwikkeling van de nominale dekkingsgraad nader beschouwd. 1e kwartaal 2012 +0.8% ↑ +2.3% ↑
-4.5% ↓
+0.0% ↑
31-3- 2012
Overige
Rendement verplichtingen Nominaal
Matching portefeuille
114.4%
Return portefeuille
31-12- 2011
115.9%
Figuur 1.1: ontwikkeling van de dekkingsgraad uitgesplitst naar diverse componenten Wat opvalt is de negatieve bijdrage van de pensioenverplichtingen. Deze wordt nauwelijks gecompenseerd door de bijdrage van de Matchingportefeuille. Dit wordt veroorzaakt door de middeling van de rente die DNB hanteert bij de vaststelling van de rentetermijnstructuur. De gemiddelde rente waartegen de voorziening wordt verdisconteerd neemt in het eerste kwartaal met ongeveer 20 basispunten af. De marktrente, de euro swap rente, die geldt voor de feitelijke beleggingen, is in dezelfde periode nauwelijks gewijzigd. De Duitse lang rente is zelfs gestegen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
4
140% 135% 130% 125%
120% 115% 110% 105% 100% 95%
90% 85% 80% 75%
Feitelijke DGR Negatief scenario Positief scenario Minimaal vereiste dekkingsgraad Dekkingsgraad op niet-gemiddelde RTS
70% Dec/09 Mar/10
Jun/10
Sep/10 Dec/10 Mar/11
Jun/11
Sep/11 Dec/11 Mar/12
Jun/12
Sep/12 Dec/12 Mar/13
Figuur 1.2: vergelijking trendmatige ontwikkeling dekkingsgraad met feitelijke ontwikkeling en jaarprognose ontwikkeling dekkingsgraad Op basis van risicoberekeningen kan een interval berekend worden waarbinnen zich de nominale dekkingsgraad het komende jaar naar verwachting bevindt. De spreiding tussen de maximum en de minimum dekkingsgraad wordt kleiner naarmate het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille dichter bij de verplichtingen ligt. De risicoberekening is gebaseerd op een 95% betrouwbaarheidsinterval. Dat wil zeggen dat er een statistische kans van 2.5% bestaat, dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad onder de weergegeven bandbreedte uitkomt en een kans van 2.5% dat de feitelijke ontwikkeling beter is dan de bovenkant van de bandbreedte. Ter indicatie wordt in onderstaande tabel de ontwikkeling van de reële dekkingsgraad weergegeven. Een reële dekkingsgraad van 100% betekent dat het aanwezige vermogen voldoende is ter dekking van de nominale pensioenverplichtingen inclusief de verwachte inflatie. Dekkingsgraad op basis van Reële pensioenverplichtingen:
Beleggingen
Overige Balansposten
Reële Pensioenverplichtingen
Surplus
Reële Dekkingsgraad o.b.v. 100% inflatie
Ultimo 2010
441.3
-6.5
506.9
-72.2
85.8%
Ultimo 2011
463.0
-2.6
631.0
-170.6
73.0%
Ultimo kwartaal 1
472.5
-1.1
624.4
-153.0
75.5%
Ultimo 2011*
463.0
-2.6
581.9
-121.5
79.1%
Ultimo kwartaal 1
472.5
-1.1
635.4
-163.9
74.2%
Bedragen in mln EUR
*Dekkingsgraad uitgaande van de DNB rentetermijnstructuur gebaseerd op een 3-maands gemiddelde rente.
De reële pensioenverplichtingen zijn vastgesteld uitgaande van een scenario waarin alle thans opgebouwde rechten naar de toekomst jaarlijks worden verhoogd met de huidige inflatieverwachting. De gehanteerde inflatieverwachting is gelijk aan de Europese prijsinflatie – ‘Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco’, welke door de markt is ingeprijsd in de waarde van de inflatieswaps. De gemiddelde reële rente is meer gedaald dan de nominale rente (zie verder figuur 2.5 en 2.7), waardoor de reële dekkingsgraad ook meer gedaald is dan de nominale dekkingsgraad. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
5
1.2
Rendement
Onderstaande tabel geeft het rendement van de beleggingsportefeuille weer. Ter vergelijking is ook het rendement van de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit de bijschrijving van rente (oprenting) en het effect van de renteverandering op de voorziening pensioenverplichtingen. Eerste kwartaal Rendement
Feitelijk
Jaar 2012
Benchmark
Verschil
Feitelijk
Benchmark
Verschil
Voorziening pensioenverplichtingen
3.93%
Totaal Rendement portefeuille
2.60%
2.65%
-0.05%
2.60%
2.65%
-0.05%
Matching Portefeuille
1.12%
1.19%
-0.07%
1.12%
1.19%
-0.07%
Return Portefeuille
4.93%
4.79%
0.15%
4.93%
4.79%
0.15%
3.93%
Hoofdstuk 3 ‘Rendementen en vermogensposities’ gaat nader in op de rendementen per beleggingscategorie.
1.3
Vermogen
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal en vanaf begin van het jaar weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan- en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreffen het saldo van de in- en uitstroom van gelden van/naar de pensioenadministrateur. Eerste kwartaal Vermogen in mln EUR
Jaar 2012
Primo kwartaal
RM
S&O
Ultimo kwartaal
Primo jaar
RM
S&O
Ultimo kwartaal
Voorziening pensioenverplichtingen
397.3
15.6
-0.9
411.9
397.3
15.6
397.3
411.9
Totale Portefeuille
463.0
12.0
-2.5
472.5
463.0
12.0
-2.5
472.5
Matching Portefeuille
286.8
3.0
-21.5
268.4
286.8
3.0
-21.5
268.4
Return Portefeuille
176.2
9.0
19.0
204.1
176.2
9.0
19.0
204.1
1.4
Wegingen portefeuille
In het Beleggingsplan 2012 zijn de afspraken vastgelegd met betrekking tot de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën, de ‘actuele norm’. Onderstaande tabel zet deze actuele norm af tegen de feitelijke verdeling over de beleggingscategorieën. De transacties uit hoofde van het Beleggingsplan 2012 zijn in deze norm verwerkt. Categorie
Actuele norm
Feitelijke weging
100.0%
100.0%
Matching Portefeuille
56.9%
56.8%
Return Portefeuille
43.1%
43.2%
Totaal portefeuille
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
6
2 Toelichting risico’s 2.1
Balansrisico
Een maatstaf voor de mate waarin het gevoerde beleid aansluit op het gewenste risicorendementprofiel van het fonds is het balansrisico. Dit is een maatstaf die de verwachte beweeglijkheid van de waarde van de beleggingen ten opzichte van de waarde van de (nominale) voorziening pensioenverplichtingen meet. Balansrisico Ultimo kwartaal
Feitelijk
Beleggingsplan
Bandbreedte
9.0%
6.0% - 10.0%
n.v.t
12%
10%
9.1%
8%
2.3%
9.3%
9.4%
2.0%
1.8%
1.6%
7.3%
7.5%
7.4%
9.0%
6% 9.3% 4% 6.7% 2%
Zone doelstelling Matchingportefeuille Returnportefeuille Totale portefeuille
0%
Figuur 2.1: ontwikkeling maatstaf balansrisico In de figuur is weergegeven welke bijdrage aan het balansrisico voortkomt uit de Return Portefeuille en de Matching Portefeuille. Het risico dat voortkomt uit de Matching Portefeuille is het gevolg van de “mismatch” tussen de beleggingen in deze portefeuille en de ontwikkeling van de waarde van de verplichtingen, welke gevoelig is voor veranderingen in de swaprente. De mismatch ontstaat voornamelijk door verschillen in waardeontwikkeling tussen staatsobligaties en de swaprentecurve en de ontwikkeling van de creditspreads op bedrijfsobligaties ten opzichte van de swaprentecurve. Het balansrisico dat voortkomt uit de Return Portefeuille betreft het risico op de zakelijke waarden beleggingen in relatie tot de beweeglijkheid van de pensioenverplichtingen door renteveranderingen. Het feitelijke balansrisico kan boven het beoogde balansrisico uitkomen, zoals gehanteerd als uitgangspunt in het beleggingsplan. De oorzaak kan liggen in een bewuste afwijking ten opzichte van het beleid in het beleggingsplan: indien er meer risico wordt genomen versus de verplichtingen en dus een hoger balansrisico wordt gerealiseerd. Een andere oorzaak kan zijn dat de markten dusdanig volatiel zijn dat het feitelijke balansrisico hoger ligt dan het beoogde balansrisico uit het beleggingsplan, terwijl het beleid wel in lijn is met het beleggingsplan.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
7
In figuur 2.2 is een risicodecompositie weergegeven. Hierin wordt de bijdrage van de individuele beleggingscategorieën aan het balansrisico getoond. Een zeer groot deel van het risico wordt gevormd door de aandelen portefeuille. Risico decompositie 9.0% 12.0%
Matching PF
Return PF
Risico-allocatie
Marginal Tracking Error
10.0%
17.4%
82.6% 0.7%
0.5%
8.0%
7.4%
0.9% 0.4%
0.3%
6.0%
1.0%
0.3% 1.2%
4.0%
0.5%
0.2% 0.8%
2.0%
0.1% 0.6%
0.0%
1.2%
1.6%
Credits 1.2%
Matching 1.6%
1.6%
1.6%
-1.4%
-2.0% Nominaal 0.3%
Cash
Bonds
Credits
Matching
Swaps
Aandelen 2.9%
High yield 2.1%
Altern. 1.8%
EM
Bank L.
Com.
VO
EMD
VS
EU HY
Europa
US HY
P.E. H.F.
Vastgoed 0.7%
Totaal 9.0%
Return Vastgoed
Matching
Figuur 2.2: decompositie balansrisico
In het volgende figuur is zichtbaar gemaakt door welke oorzaken de verandering van het balansrisico verklaard kan worden.
Figuur 2.3: ontwikkeling balansrisico De attributieanalyse in de figuur geeft inzicht in de ontwikkeling van het balansrisico en is uitgesplitst naar de volgende onderdelen: - Portefeuille samenstelling: verschuiving in de portefeuille door marktbewegingen en aanen verkopen. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
8
Volatiliteit: verandering in de beweeglijkheid (volatiliteit) van de beleggingen. Correlaties: verandering in de onderlinge samenhang (correlaties) van de beleggingen. Verplichtingen: veranderingen in het renteniveau en rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen waaraan het balansrisico wordt afgemeten.
-
2.2
Renterisico
Het renterisico is het risico dat veranderingen in de marktrente leiden tot veranderingen in de waarde van de vastrentende portefeuille en van de pensioenverplichtingen. In onderstaande tabel is de feitelijke rente-afdekking afgezet tegen de nominale renteafdekking volgens de norm van het Beleggingsplan . Voor de berekening van de feitelijke renteafdekking is uitgegaan van de beleggingen die onderdeel uitmaken van de Matching portefeuille exclusief liquiditeiten. Rente-afdekking Nominaal in % van de pensioenverplichtingen
Feitelijk
Beleggingsplan
Bandbreedte
63.3%
65.0%
60%-70%
In onderstaande grafiek is de waardeverandering inzichtelijk gemaakt bij een renteverandering van 1 basispunt (1bp) renteverandering, van zowel de nominale verplichtingen als de Matching portefeuille, en tevens verdeeld naar looptijdsegmenten.
Figuur 2.4: afdekking van de pensioenverplichtingen totaal (links) en verdeeld over looptijdsegmenten (rechts) De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is een maat voor de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Als de duration van de beleggingen lager is dan de duration van de pensioenverplichtingen, betekent dit dat de pensioenverplichtingen gevoeliger zijn voor renteveranderingen dan de beleggingen. Duration (jaar) Duratiebijdrage vastrentende waarden
6.4
Duratiebijdrage rentederivaten
2.4
Rentegevoeligheid beleggingen Rentegevoeligheid pensioenverplichtingen
8.8 15.8
Een andere manier om dit verschil in rentegevoeligheid zichtbaar te maken is door de invloed te meten die een renteschok van 100 basispunten of 1% heeft op de dekkingsgraad. Ervan Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
9
uitgaande dat de overige beleggingen en balansposten niet in waarde veranderen, geeft dit de hierna volgende resultaten. De beleggingen in hoogrentende obligaties zijn overigens niet meegenomen in deze berekening vanwege het feit dat deze (dollar)beleggingen geen eenduidige correlatie hebben met de euro renteontwikkeling. Exclusief renteschok
1% stijging
1% daling
Matching Portefeuille (excl Liquiditeiten)
265.5
226.9
313.3
Overige beleggingen
207.0
207.0
207.0
-1.1
-1.1
-1.1
Pensioenvermogen
472.5
432.8
519.2
Pensioenverplichtingen
411.9
354.5
486.3
114.4%
122.1%
106.8%
+7.6%
-7.7%
Bedragen in mln EUR
Overige balansposten
Dekkingsgraad Verandering in dekkingsgraad
Uit onderstaande figuur blijkt dat ten opzichte van ultimo 2011 de feitelijke rente over alle looptijden nagenoeg gelijk gebleven is. De gemiddelde drie maands rente is echter gedaald. Het effect van deze beweging is tweeledig in de portefeuille. De waarde van de pensioenverplichtingen is als gevolg van de daling van de drie maands rente toegenomen. Aan de activa kant is de waardeontwikkeling van de beleggingen in obligaties en de renteafdekking vlak geweest omdat de feitelijke rente gelijk gebleven is.
4.5% 4.0% 3.5% 3.0% 2.5%
2.0% 1.5% 12/31/2011 12/31/2011 3-maands gemidd. RTS
1.0%
3/31/2012 0.5%
3/31/2012 3-maands gemidd. RTS
0.0% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50 Looptijd >
Figuur 2.5: ontwikkeling rentetermijnstructuur
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
10
In onderstaande figuur is de gemiddelde nominale rentevoet (IRR) van het fonds weergegeven waartegen de pensioenverplichtingen worden verdisconteerd. Als de gemiddelde rentevoet daalt, stijgt de waarde van de pensioenverplichtingen en omgekeerd. 4.0% 3.5% 3.45%
3.0%
2.73% 2.53%
2.5% 2.55%
2.50%
2.0%
1.5%
1.0%
0.5% IRR
IRR (gemiddelde RTS)
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Jan
Feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2012
Figuur 2.6: ontwikkeling gemiddelde interne nominale rentevoet van de pensioenverplichtingen
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
11
2.3
Inflatierisico
Inflatie vormt een risico voor pensioenfondsen die immers veelal de ambitie hebben om pensioentoezeggingen te indexeren. De ontwikkeling van de inflatietermijnstructuur werkt op twee manieren door in de balans van een pensioenfonds. Aan de ene kant beïnvloedt de ontwikkeling van de inflatieverwachting de waarde van de reële verplichtingen. Maar ook de waardeontwikkeling van de beleggingen in inflatiegerelateerde producten, zoals (inflatie)obligaties en inflatieswaps, is afhankelijk van de ontwikkeling van de inflatieverwachting. 3.0%
2.5%
2.0%
1.5%
1.0%
30 december 2011 31 maart 2012
30 december 2011, 3-mnd gemiddelde 0.5%
31 maart 2012, 3-mnd gemiddelde
0.0% 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45 50 Looptijd >
Figuur 2.7: inflatietermijnstructuur
2.5%
2.0%
1.5% 1.23%
1.0%
0.53%
0.5% 0.20%
0.13%
0.14%
IRR Reëel
IRR Reëel (gemiddelde RTS)
0.0% Dec 2010
Dec 2011
Jan
Feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec 2012
Figuur 2.8: ontwikkeling gemiddelde interne reële rentevoet
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
12
2.4
Valutarisico
Valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. De kolom ‘Totale positie in valuta’ in de tabel geeft aan welk percentage van de totale portefeuille is belegd in de desbetreffende valuta. In de kolom ‘Beoogde Afdekking conform beleid’ staat welk percentage afgedekt moet worden volgens het Beleggingsplan. Dit hoeft niet per se de totale positie te zijn. Afgesproken kan bijvoorbeeld zijn om het valutarisico van bepaalde (illiquide) beleggingen niet af te dekken. De feitelijke omvang van de valutaafdekking staat in de kolom ‘Omvang afdekking’. De laatste twee kolommen geven het verschil aan tussen de twee laatstgenoemde percentages en de bandbreedte waarbinnen dit verschil moet liggen. Beoogde Totale Afdekking positie in conform valuta beleid
Valuta
Amerikaanse dollar (USD)
Omvang afdekking
Afwijking
Bandbreedte (+/-)
19.9%
9.4%
9.5%
-0.1%
1.0%
Britse pond (GBP)
0.9%
0.9%
0.9%
0.0%
0.2%
Japanse yen (JPY)
0.7%
0.7%
0.7%
0.0%
0.1%
Overig
8.1%
0.0%
0.0%
0.0%
0.0%
Onderstaande figuren tonen de ontwikkeling van de euro ten opzichte van de valuta die, conform het Beleggingsplan moeten worden afgedekt. EUR/USD
1.55
1.45
1.35
1.25 mrt-11
apr-11
mei-11
jun-11
jul-11
aug-11
sep-11
okt-11
nov-11
dec-11
jan-12
feb-12
mrt-12
okt-11
nov-11
dec-11
jan-12
feb-12
mrt-12
okt-11
nov-11
dec-11
jan-12
feb-12
mrt-12
EUR/GBP
0.95 0.90 0.85 0.80 mrt-11
apr-11
mei-11
jun-11
jul-11
aug-11
sep-11
EUR/JPY
130 120 110 100 90 mrt-11
apr-11
mei-11
jun-11
jul-11
aug-11
sep-11
Figuur 2.9: wisselkoersontwikkeling afgedekte valuta
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
13
2.5
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit betreft voornamelijk beleggingen in obligaties, in derivaten en in geldmarktproducten. Het kredietrisico wordt beperkt door spreiding van de vastrentende waarden naar regio, de creditrating van de tegenpartijen en de sector. Het nemen van kredietrisico levert extra rendement op ten opzichte van staatsobligaties. De creditspread is een maatstaf voor kredietrisico en drukt de opslag uit die de markt vraagt boven de risicovrije rente. Hoe hoger deze opslag, hoe hoger de markt het kredietrisico op een partij beoordeelt en hoe hoger de vergoeding (de spread) is die beleggers willen ontvangen voor het nemen van dit kredietrisico. Waarde in mln EUR
Duration*
Creditspread
189.4
14.4
0.0%
Investment Grade Bedrijfsobligaties
67.0
4.1
1.1%
Bank Loans
10.4
3.7
3.5%
9.9
2.7
6.4%
Hoogrentend Verenigde Staten
20.0
3.8
6.0%
Hoogrentend Opkomende Markten
35.9
5.4
3.3%
3.0
3.1
12.6%
Categorie Langlopende Staatsobligaties
Hoogrentende Europa
Hoogrentend Ontwikkelde landen
*) De duration geeft de koersgevoeligheid weer van vastrentende waarden bij veranderingen in de creditspread.
In de volgende tabel staat de verdeling over de verschillende ratingklassen van de posities in de portefeuilles vastrentende en hoogrentende waarden. Elke regel telt op tot 100% en geeft daarmee de procentuele verdeling weer binnen die betreffende deelportefeuille. AAA
AA
A
BBB
BB
B
CCC en lager
Geen rating
Cash binnen portefeuille
57%
4%
14%
10%
6%
7%
0%
0%
0%
100%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
6%
18%
50%
31%
0%
0%
0%
0%
-4%*
Bank Loans
0%
0%
0%
0%
6%
91%
4%
0%
0%
Hoogrentende Europa
0%
0%
0%
1%
18%
58%
9%
4%
10%
Hoogrentend Verenigde Staten
0%
0%
0%
2%
63%
27%
4%
0%
3%
Hoogrentend Opkomende Markten
0%
3%
11%
45%
22%
10%
2%
1%
6%
Hoogrentend Opkomende Landen
0%
72%
0%
0%
0%
0%
28%
0%
0%
54%
0%
46%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Totaal
Matching portefeuille Langlopende Staatsobligaties Inv. Grade Bedrijfsobligaties
Returnportefeuille - Hoogrentend
Liquiditeiten *) Dit betreft een overlopende post
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
14
De hierna volgende grafiek geeft een beeld van de spreadontwikkeling van de verschillende beleggingscategorieën. 21%
Hoogrentende waarden Europa Hoogrentende waarden US
18%
Emerging Market Debt - in lokale valuta
15%
Emerging Market Debt - in US Dollar
12% 9% 6%
3% 0% mrt-06
sep-06
mrt-07
sep-07
mrt-08
sep-08
mrt-09
sep-09
mrt-10
sep-10
mrt-11
sep-11
mrt-12
Figuur 2.10: ontwikkeling creditspread vastrentende waarden
2.6
Concentratierisico
Concentratierisico is het risico dat een te groot deel van het vermogen bij één debiteur geconcentreerd blijkt te zijn. Mocht deze debiteur failliet gaan, dan zijn de gevolgen aanzienlijk groter dan wanneer het vermogen meer gespreid belegd is. In onderstaande tabel zijn de tien grootste posities in de vastrentende waarden en liquiditeitenportefeuilles per ultimo kwartaal opgenomen. Vastrentende posities incl. liquiditeiten
Marktwaarde in mln EUR
% van totaal vermogen
121.4
25.7%
2. Nederlandse overheid
73.2
15.5%
3. Finse overheid
10.5
2.2%
4. ABN AMRO
6.3
1.3%
5. Braziliaanse overheid
3.0
0.6%
6. ING Bank
2.7
0.6%
7. Turkse overheid
2.3
0.5%
8. Mexicaanse overheid
2.1
0.5%
9. European Financial Stability Facility
2.1
0.5%
10. Zuid Afrikaanse overheid
1.8
0.4%
1. Duitse overheid
2.7
Illiquiditeitsrisico
Het illiquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De tabel geeft de omvang van de illiquide beleggingen weer (inclusief liquiditeiten binnen deze categorieën) als onderdeel van de totale beleggingen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
15
Categorie
Marktwaarde in mln EUR
Private equity
16.9
Onroerend Goed
22.3
Totaal illiquide
39.2
Totaal portefeuille
472.5
Percentage illiquide beleggingen
8.3%
2.8
Liquiditeitsprognose
Onderstaande tabel geeft weer hoeveel liquide middelen er aan het einde van het kwartaal beschikbaar zijn. De liquide middelen bestaan uit de daadwerkelijke liquide middelen in de portefeuille (bijvoorbeeld cash, deposito’s, liquiditeitenfondsen) en cash uit hoofde van onderpand (collateral) bij derivatenposities (rente-, valuta- en inflatieafdekking). Als benadering is de werkelijke waarde van de derivatenpositie gehanteerd. Deze kan afwijken van de cash die verbonden is met de onderpandposities (zie ook paragraaf 2.9 Tegenpartijrisico). Ultimo kwartaal
Waarde in mln EUR
Liquide Middelen
16.1
Valuta afdekking
0.0
Inflatie afdekking
0.0
Rente Afdekking
9.3
Totaal beschikbare middelen
25.4
Mogelijke liquiditeitsbehoefte uit onderpandverplichtingen op rente-, inflatie- en valutaderivaten - onder normale omstandigheden
10.7
- onder een stress scenario
21.4
Tevens zijn van invloed op de liquiditeitspositie de mogelijke opvraging van aangegane verplichtingen (bijvoorbeeld in het geval van private equity), het gebruik van vreemd vermogen in de portefeuille, het verwachte saldo van de premie-inkomsten en de pensioenuitkeringen. Het is mogelijk dat binnen verschillende beleggingsproducten liquiditeiten worden aangehouden (het product ‘commodities’ van MN bijvoorbeeld combineert derivaten met liquiditeiten als financiering). In dat geval worden die liquiditeiten beschouwd als toegewezen aan betreffend beleggingsproduct en worden zij niet meegenomen in bovenstaand overzicht. De liquiditeitsbehoefte kan onder normale omstandigheden, of in een stress-scenario, hoger zijn dan de stand van de liquide middelen. In dat geval kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Om de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden vast te stellen, wordt gerekend met een rentebeweging van 0.7%, een 10% zwakkere euro en een correlatie van 0.1. Een stijgende rente zorgt ervoor dat de renteafdekking en inflatie zich negatief ontwikkelt (meervoud bij inflatie) en er onderpand moet worden gestort. Hetzelfde geldt voor een 10% zwakkere euro: de valutatermijncontracten ontwikkelen zich negatief en er moet onderpand worden bijgestort.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
16
2.9
Tegenpartijrisico
Derivaten Om het tegenpartijrisico te beperken wordt er op de lopende derivatenposities onderpand (collateral) afgestemd op basis van de omvang van het ongerealiseerde resultaat. Dit gebeurt, afhankelijk van de overeenkomst met de tegenpartij, op weekbasis. Na afstemming tussen partijen wordt het onderpand de volgende werkdag geleverd. Het beleid dat MN hanteert voor het fonds is om alleen met tegenpartijen met een minimale rating van A1, derivatenposities in te nemen. Onderstaande tabel geeft de waarde weer van de derivaten met de genoemde tegenpartijen in de kolom ‘Waardering derivaten’. De kolom 'Collateral' geeft aan wat de waarde is van het onderpand dat tussen MN, namens het fonds, en de betreffende tegenpartij is uitgewisseld. Een negatieve waarde betekent dat MN namens het fonds onderpand aan de tegenpartij geleverd heeft. De kolom ‘Exposure’ geeft vervolgens de netto positie aan en wordt berekend als ‘Waardering derivaten’ minus ‘Collateral’. Bij een positieve waarde in de kolom 'Exposure' kan MN bij de eerstvolgende collateral call namens het fonds onderpand vragen. Tevens is de omvang van de onderliggende waarde van de derivatencontracten weergegeven (kolom 'Notional’), opgesplitst naar looptijd korter dan vier maanden en looptijden langer dan vier maanden. De kolom 'Minimum Transfer Amount (MTA)’ toont de grootte van het minimale bedrag waarvoor een partij een collateral call kan uitvoeren. Exposure kleiner dan dit bedrag worden niet afgedekt via de uitwisseling van onderpand. Als laatste moet nog rekening worden gehouden met de ‘Call frequency’ die de frequentie aangeeft van de uitwisseling van collateral Alle bedragen in de tabel zijn in miljoen euro. Tegenpartij
Creditrating Moody’s
Call MTA frequency
Notional <=4 mnd
Notional >4 mnd
Collateral
Waardering Exposure derivaten
Barclays
Aa3
Wekelijks
0.3
11.7
0.0
0.2
0.0
-0.2
Commonwealth Bank of Australia
Aa2
Wekelijks
0.3
11.3
0.0
0.3
0.0
-0.3
Credit Suisse Int.
Aa1
Wekelijks
0.3
10.9
0.0
0.2
0.0
-0.2
Deutsche Bank
Aa3
Wekelijks
0.3
0.0
4.1
0.3
0.4
0.2
Goldman Sachs
A1
Wekelijks
0.3
0.0
15.0
4.7
5.0
0.3
HSBC
Aa2
Wekelijks
0.3
10.9
0.0
0.0
0.0
0.0
JP Morgan
Aa1
Wekelijks
0.5
7.6
32.4
4.6
4.4
-0.3
52.3
51.5
10.2
9.7
-0.5
Totaal
Uitstaande Liquide middelen Uitstaande liquide middelen omvatten naast de liquiditeiten in de portefeuille ook het eventuele cash collateral, gestort door tegenpartijen uit hoofde van de derivatenpositie met een onderliggende positieve marktwaarde. De partijen waarbij liquiditeiten worden uitgezet voldoen aan strikte interne riskmanagement richtlijnen, onder andere gebaseerd op kredietwaardigheidtoetsen. Op basis van de volgende parameters wordt per tegenpartij een gescheiden limiet gesteld: Creditrating is de basisvereiste voor een tegenpartij om te kwalificeren: minimaal A+ (S&P) of A1 (Moody’s); CDS spread is een maatstaf voor korte termijn kredietwaardigheid. Deze maatstaf resulteert in een maximale looptijd voor het uitzetten van gelden bij een tegenpartij;
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
17
-
‘Tier 1 capital’ bepaalt een maximumbedrag dat geplaatst mag worden bij een tegenpartij.
Onderstaande tabel toont de uitstaande posities per ultimo kwartaal (in euro) naar tegenpartij, inclusief creditrating. Rating S&P
Rating Moody's
Hoofdsom in mln EUR
Limiet in mln EUR
AAA
Aaa
15.7
472.5
ABN Amro Bank NV
A+
Aa3
6.3
10.0
ING Bank NV
A+
Aa3
2.7
10.0
A
A1
0.1
Agentschappen Bundesrepublik Deutschland*
Bancaire Tegenpartijen
Overig uitstaande liquiditeiten Citibank NA
Totaal
24.8
*Op de liquiditeiten welke uitstaan naar de Duitse Staat is geen expliciete limiet van toepassing. Onder normale economische omstandigheden zullen de uitstaande liquiditeiten relatief beperkt zijn qua omvang. Onder stress-scenario’s kan het wellicht wenselijk zijn de middelen naar deze tegenpartijen te verhogen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
18
3 Rendementen en vermogensposities 3.1
Performance overzicht
In de eerste kolom van de tabel staat het kwartaalrendement van de beleggingsportefeuille (PF) na verrekening van de beheerkosten. De tweede kolom vermeldt het kwartaalrendement van de benchmark (BM). Het relatieve rendement (OP) over het afgelopen kwartaal is in de derde kolom weergegeven. Het relatieve rendement uitgedrukt in miljoen euro’s (TW) is in de vierde kolom opgenomen. In de kolommen aan de rechterzijde staan deze rendementen voor de periode vanaf het begin van 2012 tot en met het afgelopen kwartaal. De productrendementen staan vermeld in de bijlagen. De rendementen hieronder zijn de rendementen, die corrigeren voor tussentijdse stortingen en onttrekkingen, inclusief de valutahedge. Eerste kwartaal Rendement
PF
Voorziening pensioenverplichtingen
3.93%
Totaal Rendement portefeuille
2.60%
BM
Jaar 2012 OP
TW
PF
BM
OP
TW
2.65%
-0.05%
-0.2
3.93%
2.65%
-0.05%
-0.2
2.60%
Kosten
-0.3
-0.3
Selectiebijdrage
0.1
0.1
Wegingsbijdrage
0.0
0.0
Matching Portefeuille
1.12%
1.19%
-0.07%
-0.2
1.12%
1.19%
-0.07%
-0.2
1.03%
1.14%
-0.10%
-0.3
1.03%
1.14%
-0.10%
-0.3
-0.68%
-0.68%
0.00%
0.0
-0.68%
-0.68%
0.00%
0.0
Inflatie Obligaties
4.12%
4.12%
0.00%
0.0
4.12%
4.12%
0.00%
0.0
Investment Grade Bedrijfsobligaties
5.29%
5.69%
-0.40%
-0.3
5.29%
5.69%
-0.40%
-0.3
Matching Overlay
0.57%
0.57%
0.00%
0.0
0.57%
0.57%
0.00%
0.0
Rente Afdekking
0.97%
0.97%
0.00%
0.0
0.97%
0.97%
0.00%
0.0
Inflatie Afdekking
-0.34%
-0.34%
0.00%
0.0
-0.34%
-0.34%
0.00%
0.0
Liquide Middelen
0.45%
0.08%
0.37%
0.0
0.45%
0.08%
0.37%
0.0
Return Portefeuille
4.93%
4.79%
0.15%
0.3
4.93%
4.79%
0.15%
0.3
Hoogrentende Waarden
5.19%
5.10%
0.08%
0.1
5.19%
5.10%
0.08%
0.1
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
4.72%
4.94%
-0.22%
-0.1
4.72%
4.94%
-0.22%
-0.1
Bank Loans
6.05%
3.30%
2.75%
0.3
6.05%
3.30%
2.75%
0.3
Europa
7.52%
10.82%
-3.30%
-0.3
7.52%
10.82%
-3.30%
-0.3
Verenigde Staten
2.72%
2.99%
-0.27%
-0.1
2.72%
2.99%
-0.27%
-0.1
Vastrentende Waarden Langlopende Staatsobligaties
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
19
Eerste kwartaal Rendement
Jaar 2012
PF
BM
OP
TW
PF
BM
OP
TW
5.79%
5.26%
0.53%
0.2
5.79%
5.26%
0.53%
0.2
Opkomende Markten
3.92%
3.34%
0.58%
0.2
3.92%
3.34%
0.58%
0.2
Ontwikkelde Landen
32.25%
32.25%
0.00%
0.0
32.25%
32.25%
0.00%
0.0
7.29%
7.46%
-0.17%
-0.1
7.29%
7.46%
-0.17%
-0.1
11.26%
11.26%
0.00%
0.0
11.26%
11.26%
0.00%
0.0
7.79%
7.73%
0.06%
0.0
7.79%
7.73%
0.06%
0.0
Verre Oosten
14.32%
14.32%
0.01%
0.0
14.32%
14.32%
0.01%
0.0
Opkomende Landen
10.44%
11.21%
-0.77%
-0.1
10.44%
11.21%
-0.77%
-0.1
Private Equity
-1.23%
-1.23%
0.00%
0.0
-1.23%
-1.23%
0.00%
0.0
Onroerend Goed
-0.22%
-0.22%
-0.01%
0.0
-0.22%
-0.22%
-0.01%
0.0
2.82%
1.51%
1.31%
0.3
2.82%
1.51%
1.31%
0.3
Grondstoffen
5.21%
5.35%
-0.14%
0.0
5.21%
5.35%
-0.14%
0.0
Hedge Funds
1.48%
-0.84%
2.32%
0.4
1.48%
-0.84%
2.32%
0.4
-5.35%
-5.35%
0.00%
0.0
-5.35%
-5.35%
0.00%
0.0
Hoogrentende Staatsobligaties
Aandelen Noord Amerika Europa
Alternatieve Investeringen
Special Products
3.2
Performance attributie
Toelichting De toelichting op de meest opvallende zaken met betrekking tot het relatieve rendement is ingedeeld naar het selectie-effect en het wegingeffect. De toelichting per beleggingsproduct (zie Hoofdstuk 5) gaat verder in op het rendement van de afzonderlijke beleggingsproducten. Selectie-effect Het selectie-effect omvat het relatieve rendement ten opzichte van de betreffende benchmarks op het niveau van de afzonderlijke beleggingscategorieën. Verdere toelichting staat in Hoofdstuk 5: toelichting beleggingscategorieën. De uitleg in Hoofdstuk 5 sluit aan bij de gepresenteerde selectie-effecten. Wegingseffect De wegingen in de afzonderlijke beleggingscategorieën kunnen afwijken van de normgewichten. De bijdrage van deze afwijkingen aan het relatieve rendement is het wegingseffect. Onderstaande tabel geeft een weergave van het effect van een onder- of overweging op de performance. Attributie analyse
Benchmark asset > totaal benchmark
Benchmark asset < totaal benchmark
Overwogen
+
-
Onderwogen
-
+
Als een bepaalde beleggingscategorie overwogen is versus het normgewicht en deze beleggingscategorie een hoger benchmarkrendement kent dan de benchmark van de totale portefeuille, dan draagt de overweging positief bij aan de relatieve performance op totaalniveau, en vice versa.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
20
Eerste kwartaal Attributie analyse
Jaar 2012
Weging
Selectie
Totaal
Weging
Selectie
Totaal
0.00%
-0.05%
-0.05%
0.00%
-0.05%
-0.05%
-0.07%
-0.07%
-0.07%
-0.07%
0.01%
-0.06%
-0.05%
0.01%
-0.06%
-0.05%
Vastrentende Waarden
0.00%
-0.05%
-0.05%
0.00%
-0.05%
-0.05%
Matching Overlay
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Liquide Middelen
0.01%
0.00%
0.01%
0.01%
0.00%
0.01%
Return Portefeuille
-0.01%
0.07%
0.06%
-0.01%
0.07%
0.06%
Hoogrentende Waarden
0.00%
0.02%
0.02%
0.00%
0.02%
0.02%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
0.00%
-0.02%
-0.02%
0.00%
-0.02%
-0.02%
Hoogrentende Staatsobligaties
0.00%
0.04%
0.04%
0.00%
0.04%
0.04%
Aandelen
0.00%
-0.02%
-0.02%
0.00%
-0.02%
-0.02%
Onroerend Goed
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
0.00%
Alternatieve Investeringen
0.00%
0.08%
0.07%
0.00%
0.08%
0.07%
Performance Attributie inclusief kosten Kosten
Matching Portefeuille
3.3
Beheervergoeding
In onderstaande tabel zijn de beheervergoedingen weergegeven. Het gaat om netto bedragen, dat wil zeggen inclusief de kosten van het vermogensbeheer. Hieronder zijn de vergoedingen weergegeven op basis van de verstrekte factuur door Mn Services. Deze bestaat uit een bruto beheervergoeding, die is opgebouwd uit de ingehouden fees in de Mn Services beleggingsfondsen en de terugbetaling op basis van de feitelijk beheervergoeding afspraken (rebates). Afrekening van de beheervergoeding vindt aan het einde van het eerstvolgende kwartaal plaats. Beheervergoeding
Bedragen in EUR kwartaal 4 2011
Bruto beheervergoeding
300.827
Rebate
-52.679
Netto beheervergoeding
248.148
3.4
Bedragen in EUR kwartaal 1
Bedragen in EUR kwartaal 2
Bedragen in EUR kwartaal 3
Vermogensposities
Onderstaande tabel geeft de rendementsmutaties (RM) en de stortingen en onttrekkingen (S&O) in het afgelopen kwartaal weer. De ‘stortingen en onttrekkingen’ op het niveau van beleggingscategorieën betreffen feitelijk de netto aan- en verkopen binnen de verschillende beleggingscategorieën. De stortingen en onttrekkingen op totaal portefeuille niveau betreft het saldo van de in- en uitstroom van gelden van/naar de pensioenadministrateur.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
21
Vermogen in mln EUR
Primo kwartaal
RM
S&O
Ultimo kwartaal
Feitelijke weging
Actuele norm
Afwijking t.o.v. norm
Matching Portefeuille
286.8
3.0
-21.5
268.4
56.8%
56.9%
-0.1%
258.8
2.6
-5.0
256.3
54.3%
54.0%
0.2%
177.4
-1.3
13.3
189.4
40.1%
39.8%
0.2%
Inflatie Obligaties
17.7
0.6
-18.3
0.0
0.0%
0.0%
0.0%
Investment Grade Bedrijfsobligaties
63.7
3.3
0.0
67.0
14.2%
14.2%
0.0%
Matching Overlay
8.6
0.4
0.1
9.2
1.9%
1.9%
0.0%
Rente Afdekking
9
0
0
9
1.9%
1.9%
0.0%
-0.1
-0.1
0.1
0.0
0.0%
0.0%
0.0%
Liquide Middelen
19.4
0.1
-16.7
2.8
0.6%
0.9%
-0.3%
Return Portefeuille
176.2
9.0
19.0
204.1
43.2%
43.1%
0.1%
65.4
3.5
10.3
79.3
16.8%
16.7%
0.1%
Hoogrentende Bedrijfsobligaties
38
2
1
40
8.5%
8.5%
0.0%
Bank Loans
9.8
0.6
0.0
10.4
2.2%
2.1%
0.1%
Europa
9.3
0.7
0.0
9.9
2.1%
2.2%
-0.1%
18.9
0.5
0.6
20.0
4.2%
4.2%
0.0%
28
2
10
39
8.2%
8.2%
0.1%
Opkomende Markten
25.2
1.0
9.6
35.9
7.6%
7.5%
0.1%
Ontwikkelde Landen
2.3
0.7
0.0
3.0
0.6%
0.6%
0.0%
61.7
4.8
8.5
75.1
15.9%
15.8%
0.1%
Noord Amerika
13.9
1.6
0.5
16.0
3.4%
3.4%
0.0%
Europa
11.6
0.9
0.1
12.7
2.7%
2.7%
0.0%
4.6
0.7
0.1
5.3
1.1%
1.1%
0.0%
Opkomende Landen
14.8
1.8
7.5
24.2
5.1%
5.1%
0.0%
Private Equity
16.8
-0.2
0.3
16.9
3.6%
3.6%
0.0%
Onroerend Goed
23.2
-0.1
-0.9
22.3
4.7%
4.9%
-0.2%
Alternatieve Investeringen
25.8
0.7
1.1
27.6
5.8%
5.7%
0.1%
Grondstoffen
10.1
0.5
0.4
11.0
2.3%
2.3%
0.0%
Hedge Funds
15.2
0.2
0.5
15.9
3.4%
3.3%
0.1%
0.5
0.0
0.2
0.7
0.2%
0.2%
0.0%
463.0
12.0
-2.5
472.5
100.0%
100.0%
0.0%
Vastrentende Waarden Langlopende Staatsobligaties
Inflatie Afdekking
Hoogrentende Waarden
Verenigde Staten Hoogrentende Staatsobligaties
Aandelen
Verre Oosten
Special Products Totaal
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
22
4 Toelichting vermogensbeheer 4.1
Marktvisie
De eurozone maakt vorderingen richting broos herstel De financiële markten zijn 2012 gunstig begonnen en de risicoaversie onder beleggers is afgenomen. Zo liet de S&P 500 in het eerste kwartaal een rendement zien van ruim 10%. Ook aandelenbeurzen in de eurozone noteerden fors hoger. Opmerkelijk was dat ook obligatiemarkten gunstige rendementen toonden. Hieraan ligt een aantal macro-economische ontwikkelingen in de eurozone en wereldwijd ten grondslag. Tevens hebben beleidsacties van centrale banken en overheden de financiële markten rugwind gegeven. Het jaar startte in majeur toen cijfers over de VS naar buiten kwamen waaruit bleek dat de Amerikaanse economie waarschijnlijk geen krimp zal laten zien. De Amerikaanse werkloosheid liep verder terug naar 8,2%. Ook uit Azië kwamen positieve geluiden. Zo liet de Chinese economie zien dat autoriteiten de inflatie onder controle hebben, waardoor het gevaar van een zogeheten ‘harde landing’ van de reële economie gereduceerd werd. Beleidsmakers tonen verdere daadkracht Ook in de eurozone voltrok zich afgelopen kwartaal een aantal belangrijke ontwikkelingen die positief te duiden zijn. Een ongecontroleerd faillissement van Griekenland werd in maart ternauwernood afgewend door de goedkeuring van het tweede steunpakket voor Griekenland door de trojka, bestaande uit de Europese Commissie, de ECB en het IMF. Dit steunpakket voorziet de Griekse overheid van financiering voor de komende jaren en beoogt de schuldquote terug te brengen naar 117% in 2020. De verstrekking van dit tweede steunpakket werd mogelijk door het welslagen van de private sector deelname in de schuldsanering van de Griekse staat. Door deze separate schuldsaneringsoperatie werd er door financiële instellingen iets meer dan EUR 100 miljard van de Griekse schuld afgeschreven. Ten tweede werd begin maart vooruitgang geboekt door de ratificatie van het in december overeengekomen nieuwe fiscale verdrag dat de fiscale discipline in de eurozone moet verscherpen. De participerende landen committeren zich hun structurele jaarlijkse fiscale tekort naar onder 0,5% terug te brengen en hun staatsschuld naar 60% van de totale economie. Als resultaat van dit fiscale compact kan Duitsland nu een overtreder unilateraal straffen. Ten derde werd eind maart een overeenkomst tussen Europese regeringsleiders bereikt over de samenvoeging van twee noodfondsen ter mitigatie van de eurocrisis, het EFSF en het ESM. Hiermee kwam een versteviging van de financiële buffers tot stand waarmee noodlijdende overheden in de periferie van de eurozone ondersteund kunnen worden. Bij escalatie van de fiscale situatie in de periferie van de eurozone oogt de capaciteit van het gecombineerde noodfonds met EUR 800 miljard echter nog steeds krap voldoende om zowel Spanje als Italië meer dan twee jaar volledig te kunnen financieren. Ten slotte werd ook op monetair terrein door de ECB voortvarend actie ondernomen. Meer dan 800 banken schreven zich eind februari in op de tweede ronde van de lange termijn herfinancieringoperaties (LTRO) ter waarde van een netto uitgeschreven bedrag van EUR 310 miljard. Hiermee werd een acute liquiditeitscrisis in het bankwezen afgewend omdat banken, zoals eerder waargenomen in 2008, in toenemende mate terughoudend werden in de Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
23
onderlinge kredietverstrekking. Tevens biedt deze actie voor overheden en banken tijdelijk gelegenheid de noodzakelijke schuldafbouw op een meer gestructureerde wijze vorm te geven. Het enorme leenbedrag staat nu grotendeels in deposito’s uit bij de ECB, maar de wens van de centrale bank is dat deze liquiditeitenmassa via een aantrekkende kredietverlening uiteindelijk een weg zal vinden naar de reële economie. Beleidsacties kennen keerzijde Ondanks bovengeschetste ontwikkelingen blijven de vorderingen richting economisch herstel van de eurozone broos. De hoop in de financiële markten voor een aantrekkende economie is dat de grote hoeveelheid leningen die de ECB aan banken heeft verstrekt ertoe leidt dat banken meer krediet zullen verstrekken aan huishoudens en bedrijven. Daarvan is vooralsnog echter geen enkel signaal te bespeuren. Sterker nog, de kredietverstrekking aan de reële economie valt nog altijd terug en de jaarlijkse groei ervan stagneert. Met betrekking tot de reële economische groei in de EMU is het daarom de vraag of de recente monetaire beleidsinitiatieven een positief effect sorteren. Ook het tweede Griekse steunplan en het nieuwe fiscale verdrag behelzen extra overheidsbezuinigingen in de gehele regio en kunnen daarbij contraire effecten op de economische groei sorteren. Het zeer ruime monetaire beleid van de ECB, zoals vormgegeven middels de LTRO, kan op termijn leiden tot hogere inflatieverwachtingen of toegenomen onzekerheid over de toekomstige inflatie. De ECB president Draghi stelde recentelijk dat het formuleren van een exitstrategie voor het ruimhartige monetaire beleid prematuur is. Deze uitlating doet de onzekerheid over de mogelijk inflatoire effecten van de LTRO in de marktperceptie eerder toedan afnemen. Meer direct kan de toestroom aan liquiditeiten vanuit het bankwezen grondstoffenprijzen opdrijven waardoor de koopkracht van consumenten en winstmarges van bedrijven geraakt worden. De grootste bedreigingen voor inflatie op de korte termijn worden gevormd door overheden die indirecte belastingen verhogen teneinde te voldoen aan de noodzakelijke bezuinigingen en een oplopende olieprijs als gevolg van toenemende geopolitieke spanningen. Op de middellange termijn is het echter niet waarschijnlijk dat de inflatie als gevolg van indirecte belastingen en stijgende grondstoffenprijzen verder oploopt omdat het effect van deze variabelen op inflatie van tijdelijke aard is. Daarbij wijst de hoge werkloosheid in de eurozone vooralsnog op een onderbezetting van de productiecapaciteit. Deze onvolledige inzet van het arbeidspotentieel indiceert dat werknemers momenteel niet in de onderhandelingspositie zijn om een eventuele tijdelijke daling in koopkracht door een hogere olieprijs af te wentelen op de werkgevers via loonstijgingen. Economische vooruitzichten stabiliseren, neerwaarts risico houdt aan De ECB wordt steeds actiever in het verschaffen van liquiditeit aan banken en geeft daarmee indirect overheden extra ademruimte. De koerssignalen uit de financiële markten worden positiever. De eurocrisis is echter nog niet voorbij en waakzaamheid blijft geboden. De economie van de eurozone vertoont naar verwachting komende kwartalen een zwakke tot lichte recessie waardoor de onderliggende schuldproblematiek blijft opspelen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
24
4.2
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Inleiding De MN Beleggingsfondsen kiezen voor een beleid van verantwoord beleggen en is ondertekenaar van de UN Principles for Responsible Investment, De zes principes voor verantwoord beleggen van de VN zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
wij zullen milieu, sociale en governance aspecten betrekken bij ons beleggingsbeleid en investeringsbeslissingen wij zullen actief invulling geven aan ons aandeelhouderschap en daarbij milieu, sociale en governance aspecten betrekken wij streven naar openbaarheid over milieu, sociale en governance aangelegenheden door de entiteiten waarin wij investeren wij streven naar acceptatie en implementatie van deze principes in de financiële sector wij zullen samenwerken om de effectiviteit in de implementatie van deze principes te bevorderen wij zullen rapporteren over de activiteiten en de voortgang bij de implementatie van deze principes
Om aan deze algemene principes uitvoering te kunnen geven en overeenstemming te bereiken over wat onder ‘maatschappelijk verantwoord’ moet worden verstaan, is gekozen voor de vaststelling van de bekende tien ‘leidende beginselen’ voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en beleggen. Die tien leidende beginselen zijn: Onderwerp
Principe
1. Algemeen uitgangspunt Bron: concretisering principe 1 van de UN PRI.
De MN Beleggingsfondsen streven naar een goed én verantwoord rendement, houdt rekening met maatschappelijke gevolgen van haar beleid, voorkomt dat het bijdraagt aan ontstaan c.q. vergroting van maatschappelijke problemen en draagt, binnen het kader van zijn rol als pensioenuitvoerder, bij aan oplossing van maatschappelijke problemen. De MN Beleggingsfondsen houdt daarbij rekening met veranderende maatschappelijke inzichten en opvattingen.
2. Bedrijfsstrategie Bedrijven moeten een strategie ontwikkelen en Bron: Global Corporate Governance uitvoeren die op lange termijn aandeelhouderswaarde Principles van ICGN e.a. creëert. Dit houdt in dat de onderneming economische waarde toevoegt, haar klanten bedient en in het algemeen de continuïteit en werkgelegenheid waarborgt. 3. Ondernemingsbestuur Bron: OECD Principles of Corporate Governance, Global Corporate Governance Principles van ICGN, code Tabaksblat .
Bedrijven moeten het bestuur van de onderneming zo vormgeven dat de rechten van (minderheids)aandeelhouders worden gerespecteerd, het management voldoende macht heeft de strategie en het beleid van de onderneming uit te voeren, er voldoende checks and balances zijn, er onafhankelijk toezicht is, relevante belanghebbenden betrokken worden, en dat nationale wetgeving en codes worden gerespecteerd.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
25
Onderwerp
Principe
4. Verboden producten Bron: Internationale wapen en andere verdragen
De MN Beleggingsfondsen investeren niet (rechtstreeks noch indirect) in ondernemingen en/of andere investeringsobjecten die producten maken die in strijd zijn met door Nederland ondertekende internationale verdragen;
5. Mensenrechten Bron: UN Global Compact
Bedrijven dienen binnen de grenzen van hun invloedssfeer de internationaal uitgevaardigde mensenrechten te eerbiedigen; en zich er steeds van te vergewissen dat zij niet medeplichtig worden aan schending van de mensenrechten.
6. Arbeidsrechten Bron: UN Global Compact (the 4 core labour standards of the ILO)
Bedrijven dienen de vrijheid van vakvereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen te handhaven en zich in te zetten voor de uitbanning van iedere vorm van verplichte en gedwongen arbeid, de effectieve afschaffing van kinderarbeid en de bestrijding van discriminatie in arbeid en beroep
7. Milieu Bron: UN Global Compact
Bedrijven dienen voorzorg te betrachten bij hun benadering van milieu-uitdagingen, initiatieven te ondernemen om een groter milieubesef te bevorderen en de ontwikkeling en de verspreiding van milieuvriendelijke technologieën te stimuleren.
8. Anti-Corruptie Bron: UN Global Compact
Bedrijven moeten elke vorm van corruptie tegengaan, inclusief afpersing en omkoping.
9. Investeringsketen Bron: OECD-Guidelines MNC’s
Bedrijven bevorderen, en houden toezicht op, de toepassing van deze principes bij haar zakenpartners en onderaannemers en accepteren de verantwoordelijkheid voor de toepassing van deze principes in de hele keten.
10. Transparantie Bron: UN PRI
Bedrijven zijn transparant en rapporteren over de activiteiten en progressie bij de uitvoering van het beleid.
Uitvoering van het maatschappelijk verantwoord beleggen vindt plaats langs vier peilers: (i) integratie van milieu, sociale en governance factoren, de zogenaamde ESG-criteria, in alle beleggingscategorieën (UN PRI principe 1); (ii) uitsluiting (Leidend beginsel 2); (iii) betrokken aandeelhouderschap (UN PRI principe 2) en; (iv) thematische beleggingen of impact investments (o.a. leidend beginsel 1).
1 ESG-integratie Over de voortgang van de ESG-integratie in de verschillende beleggingscategorieën wordt gerapporteerd in de reguliere rapportages van die beleggingscategorieën. Private Equity Een groep van meer dan 30 investeerders, waaronder MN namens de participanten in de MN Beleggingsfondsen, heeft recent het initiatief genomen alle nationale organisaties van Private Equity (NAP, EVCA, BVCA, PEC e.v.a.) te benaderen om te komen tot een gemeenschappelijke Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
26
standaard voor rapportage over environment, social en governance issues. Door meer dan 20 organisaties van private equity is daarop positief gereageerd. Tijdens een bijeenkomst in Berlijn is in februari een begin gemaakt met de ontwikkeling van een gemeenschappelijke standaard, die hopelijk voor eind 2012 kan worden gepresenteerd.
2 Uitsluitingsbeleid De MN Beleggingsfondsen voeren een uitsluitingbeleid voor ondernemingen die direct betrokken zijn bij de productie, distributie en het onderhoud van producten en/of diensten die in strijd zijn met door Nederland ondertekend internationale verdragen. Het betreft verdragen op het gebied van clustermunitie, antipersoneelsmijnen, chemische wapens, biologische wapens, witte fosfor wapens, nucleaire wapens (voor zover in strijd met het non proliferatie verdrag), verboden ozon-aantastende chemicaliën en handel in beschermde planten en dieren. Het betreft de volgende 19 ondernemingen: Aerostar S.A., Aeroteh S.A., Alliant Techsystems, Aryt Industries Ltd., Ashot Ashkelon, BAE Systems Plc, Chemring, General Dynamics Corp., Hanwha Corporation, Kaman Corporation, Larsen & Toubro Ltd., Lockheed Martin Corporation, Norinco International Corporation Ltd. , Poongsan Corporation, Poongsan Holdings Corporation, Rheinmetall AG, Singapore Technologies Engineering, Tata Power Ltd., en Textron. Tevens sluiten de MN beleggingsfondsen staatsobligaties uit van landen waartegen door de VN en/of de EU sancties zijn uitgevaardigd. Het betreft de volgende 12 landen: Wit-Rusland, Birma, Noord-Korea, Ivoorkust, Somalië, Soedan, Iran, Syrië, Zimbabwe, Guinee, Eritrea en Libië.
3 Actief aandeelhouderschap De MN beleggingsfondsen willen op een verantwoorde manier invulling geven aan de uitoefening van de aandeelhoudersrechten op de totale aandelenportefeuille, zowel in stemgedrag als in dialoog met ondernemingen. De uitvoering van het actief aandeelhouderschap vindt plaats conform de best practices van het Nederlandse beleggerplatform Eumedion. (http://eumedion.nl/page/downloads/Best_Practices_NED_DEF_juli_2011.pdf) 3.1 Stemmen MN stemt namens de MN Beleggingsfondsen op alle aandeelhoudersvergaderingen op grond van een ‘op maat gesneden’ stembeleid, dat is gebaseerd op de genoemde ‘tien beginselen’. Er wordt niet gestemd als er sprake is van blokkering van aandelen of er andere administratie belemmeringen zijn. In voorkomende gevallen worden uitgeleende aandelen teruggehaald. In het 1ste kwartaal is gestemd op 394 aandeelhoudersvergaderingen. Een kwantitatief overzicht treft u in bijgaande tabel. Tabel stemgedrag Aantal aandeelhoudersvergaderingen
394
Aantal agenda items waarop stemmingen hebben plaatsgevonden
3467
Aantal stemmen voor
2545
Aantal stemmen tegen
530
Aantal aandeelhoudersresoluties
38
Ter toelichting op het stemgedrag een kort overzicht van de meest voorkomende issues waarop tegen de managementvoorstellen is gestemd. Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
27
Tabel belangrijkste issues waarop tegen managementvoorstel is gestemd Benoeming bestuurders en/of commissarissen, totaal 1022 voorstellen
276
Remuneratie bestuurders, totaal 231 voorstellen
85
3.2 Dialoog (Bezoek aandeelhoudersvergaderingen en engagement) Met een drietal groepen ondernemingen wordt de dialoog gezocht. Het betreft enkele Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (thuismarkt), ondernemingen die in ernstige mate in strijd handelen met de leidende beginselen (zogenaamde ‘non compliant’ ondernemingen) en een aantal toonaangevende ondernemingen met een hoog ESG-risico. Een deel van het dialoogprogramma is uitbesteed bij F&C, waarover via de website afzonderlijk wordt gerapporteerd. In de door uitvoerder MN zelf uitgevoerde dialoog vonden het afgelopen kwartaal activiteiten plaats op de volgende ondernemingen en onderwerpen.
MN MN F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C MN F&C MN F&C F&C F&C F&C F&C F&C F&C MN MN F&C MN
●
●
●
UK IN NL US US
F&C MN MN F&C MN
●
●
●
●
●
Climate Change
Public Health
Labour Standards
Human Rights
Business Ethics
●
●
Eco system Services
NL FR UK ZA UK UK FR UK FR US CH FR IN DE DE FR IT US UK UK SW US US NL
Environmental Management
Ahold Alstom Anglo American AngloGold Ashanti B Sky B Barclays BNP Paribas BP Carrefour Chevron Corporation CNOOC Credit Agricole Dabur India Deutsche Bank AG E.On Electricite de France (EDF) Eni ExxonMobil Corporation Fresnillo GlaxoSmithKline Glencore Goldcorp Goldman Sachs Group Inc. Heineken NV/Heineken Holding HSBC ICICI BANK Koninklijke KPN Kraft Foods Inc. Leggett & Platt
Corporate Governance Sustainability Management and Reporting
Name
Country Engagement leader
Tabel Dialoog (aandeelhoudersvergaderingen en engagement)
●
● ●
●
●
●
●
●
● ● ●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
● ● ●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
● ● ●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
● ●
●
●
● ● ●
●
●
●
● ●
●
●
●
●
● ● ●
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
● ●
●
● 28
Limited Brands Lloyds Banking Group Mitsubishi Corporation Nestlé Oil & Natural Gas Corporation Ltd. Petrofac Ltd Petronas Pfizer Inc Power Grid Corporation PTT EP Reliance Industries Repsol Rio Tinto Royal Bank of Scotland Group Royal Dutch Shell Standard Chartered Plc STATE BANK OF INDIA Statoil Sun Pharmaceuticals Industries TATA MOTORS Tata Steel Tesco TNT Express Total, S.A. Tullow Oil Unilever NV Wal-Mart Stores Inc Wells Fargo & Company Xstrata Plc
US UK JP CH IN
MN F&C F&C F&C MN
UK MA US IN TH IN ES AU UK
F&C MN F&C MN MN MN F&C F&C F&C
UK UK IN NO IN
MN F&C MN F&C MN
IN IN UK NL FR UK NL US US UK
MN MN F&C MN MN F&C MN MN F&C F&C
●
●
●
●
● ●
●
●
●
●
●
● ●
● ●
●
● ●
●
● ●
● ●
●
●
●
●
●
●
●
● ●
●
● ●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
● ●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
● ●
●
● ● ●
●
●
●
●
● ●
●
●
●
●
●
●
3.3 Juridische procedures en schadeloosstelling in geval van (’vermeend’) frauduleus handelen Onderdeel van actief aandeelhouderschap is het programma van class actions en andere rechtszaken gericht op ondernemingen die wettelijke overtredingen hebben begaan die oorzaak zijn van financiële schade. Een programma van claim filing voor Amerikaanse class action settlements is volledig operationeel. In een enkel geval wordt actief deelgenomen aan een class action als (potentiële) lead plaintiff. In toenemende mate wordt deelgenomen aan vergelijkbare damage recovery activiteiten buiten de VS.
4 Gezamenlijke activiteiten met andere responsible investors De pensioenuitvoerder van de MN Beleggingsfondsen, MN, neemt mede namens de MN Beleggingsfondsen deel aan een aantal gezamenlijke initiatieven, veelal samen met andere ondertekenaars van de UN Principles for Responsible Investment. Het betreft: • Carbon Disclosure Project (gericht op stimuleren van CO2-reductie); Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
29
• • • • • • • • • • •
Investor statement on climate change (scheppen van institutionele omgeving waarin investeringen bijdrage kunnen leveren aan terugdringen klimaatverandering); ESG-disclosure in emerging markets (meer transparantie in opkomende markten); Extractive Industries Transparency Initiative (EITI = anticorruptie-programma); Sudan Engagement Group (terugdringen van directe of indirecte betrokkenheid van bedrijven bij schending van mensenrechten); Responsible Business in High Risk and Conflict Affected Areas (verantwoord ondernemen en investeren in conflictlanden, focus 2012, Congo); Biodiversity and Eco Services (beschermen essentiële natuurwaarden voor de toekomst); Sustainable Stock Exchanges (stimuleren aandacht voor duurzaamheid bij aandelenbeurzen wereldwijd, inclusief opkomende landen); Public Policy Network (onderzoek naar mogelijkheden en initiëren internationale samenwerking responsible investors en overheden) Labour standards in the supply chain (verbeteren van de naleving van international arbeidsnormen in de toeleveranciersketen); SECVA (bevordering elektronische communicatie ondernemingen en aandeelhouders); ACGA (verbeteren corporate governance en gezamenlijke engagement Aziatische bedrijven).
Highlights uit het afgelopen kwartaal zijn: India reis Afgelopen maand heeft MN namens de MN Beleggingsfondsen een reis gemaakt naar India om daar gesprekken te voeren met ondernemingen en overheden/ toezichthouders. Een van de ondernemingen was TATA Motors, de marktleider in India op het gebied van bussen, vrachtwagens en de fabrikant van de TATA Nano. De Nano is een heel kleine en goedkope personenauto bedoeld voor de groeiende Indiase middenklasse. Om de auto goedkoop te houden is bezuinigd op alle luxe en veel veiligheidselementen. Zo zijn onder andere de draaiende onderdelen onder de motorkap niet beschermd. Doordat een aantal Indiërs onder de motorkap een poetsdoek hebben liggen heeft dit geleid tot een aantal gevallen van verbranding van de motor. TATA heeft besloten tot het terugroepen van alle Nano’s. Aangezien er nog veel meer problemen waren met de Nano heeft de Nano inmiddels een zeer negatief imago gekregen en is de auto een flop geworden. Wij hebben diverse vragen gesteld over de huidige ontwikkelprocedures, de toekomstverwachtingen en hoe dit slechte imago de verkoop van bussen en vrachtwagens zou kunnen raken. Een andere onderneming die we gesproken hebben is Oil and Natural Gas Corporation (ONGC), een Indiase olie en gas producent die voor het grootste deel is staatshanden is. De Indiase staat heeft ONGC verplicht om 2% van de winst te besteden aan CSR initiatieven in India. Mede hierdoor lijkt ONGC minder de noodzaak te voelen om zich in bijvoorbeeld in Soedan of Syrië op een verantwoorde wijze om te gaan met haar contacten met de overheid en met de lokale bevolking. We hebben hier met ONGC de laatste jaren al vaker over gesproken. Gelukkig konden we in dit gesprek constateren dat ONGC haar eigen verantwoordelijkheid in deze landen meer en meer op een positieve manier aan het invullen is. Zo treedt ze veelvuldig in contact met de lokale bevolking en gebruikt ze haar kracht als olieproducent om bij de overheid aan te dringen op rust en vrede in Soedan en Syrië. ONGC doet dit op een ad-hoc basis. Er is vooralsnog geen algemeen beleid om betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te voorkomen. Wij blijven met ONGC in contact om als aandeelhouder aan te dringen op het adequaat aanpakken van het risico van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen.
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
30
Een overzicht van de ondernemingen die zijn bezocht tijdens de reis:
Sun Pharmaceuticals Industries Tata Steel ICICI Bank Reliance Industries Tata Motors State Bank of India Dabur India Power Grid Corporation ONGC
Sudan Engagement Group In samenwerking met andere investeerders in de Sudan Engagement Group werden brieven gestuurd naar verschillende ondernemingen die in Soedan actief zijn, waaronder Petronas. Veel vragen zijn door Petronas al beantwoord, maar nog steeds is onduidelijk welke bijdrage de onderneming levert aan een vreedzame scheiding van Soedan en Zuid-Soedan en hoe de onderneming waarborgt dat het niet betrokken raakt bij schendingen van mensenrechten. Dat probleem is opnieuw actueel geworden nu er zowel binnen Zuid-Soedan als tussen de twee nieuwe staten Soedan en Zuid-Soedan ongeregeldheden zijn uitgebroken, waarbij ook honderden slachtoffers zijn gevallen. De vervolgvragen gaan onder andere over de gevolgen van die recente verslechtering van de situatie en de maatregelen die Petronas en andere ondernemingen treffen om hun activiteiten voort te kunnen zetten, hun medewerkers voldoende veiligheid te bieden en waar mogelijk een rol te spelen in het voorkomen of oplossen van gerezen conflicten.
Carbon Action In 2012 heeft MN namens de MN Beleggingsfondsen meegewerkt aan het CDP Carbon Action programma. Het doel is om bedrijven aan te moedigen niet alleen transparant te zijn over de uitstoot van CO2, maar ook actief te zijn in de reductie van uitstoot. Verschillende investeerders, waaronder MN, hebben de 500 grootste ondernemingen ter wereld aangeschreven, en verzocht de volgende stappen te ondernemen en daarover te rapporteren in hun 2012 CDP rapport: Elk jaar de uitstoot te verlagen; Te investeren in uitstoot verlagende acties met een positief investering resultaat; en Indien ondernemingen geen uitstoot doelstellingen hebben gerapporteerd, dan zijn deze ondernemingen gevraagd om een uitstoor verlagende doelstelling te formuleren en deze ook transparant te maken. Sustainable Stock Exchanges MN participeert namens de MN Beleggingsfondsen in het Sustainable Stock Exchanges initiatief. Dit initiatief is erop gericht om te onderzoeken hoe effectenbeurzen samen kunnen werken met investeerders, regulators en ondernemingen om de transparantie en prestaties te verbeteren op het gebied van ESG en alle partijen aan te moedigen een duurzame lange-termijn investerings benadering te kiezen. MN heeft deelgenomen aan de lancering van het 2012 Sustainable Stock Exchanges rapport in Singapore. Dit rapport gaat over de vooruitgang door effectenbeurzen om transparantie over ESG te vergroten en de adviserende rol van de beurs aan de beursgenoteerde ondernemingen over duurzame prestaties. MN neemt namens de MN Beleggingsfondsen de leiding over de effectenbeurs van Hong Kong en heeft gereageerd op de consultatie over de introductie van een ESG rapportage aanbeveling voor alle beursgenoteerde Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
31
ondernemingen in Hong Kong. Dit is een goede stap in de richting van een grotere mate van transparantie in deze markt. IIGCC MN is namens de MN Beleggingsfondsen lid geworden van de Institutional Investors Group on Climate Change (IIGCC). Dit is een forum voor Europese investeerders om samen te werken op het gebied van klimaat verandering. De IIGCC heeft op dit moment meer dan 75 leden, waaronder een aantal grote pensioensfondsen en vermogensbeheerders in Europa, die te samen € 7.5 biljoen vertegenwoordigen. Klimaat verandering kan tot een financieel risico leiden voor investeerders, maar het kan ook investerings mogelijkheden opleveren. Het forum heeft als doelstelling om ervoor te zorgen dat deze risico’s en mogelijkheden worden geadresseerd en worden gereflecteerd in investerings beslissingen.
5 Thematische beleggingen (Impact Investments) Over het afgelopen kwartaal zijn geen bijzonderheden te melden.
6 Publieke rapportage Na goedkeuring van de kwartaalrapportages worden deze op de website gepubliceerd. Daar staat voor geïnteresseerden ook: • een samenvatting van het verantwoord beleggingsbeleid van de MN Beleggingsfondsen • de wijze waarop dat in de verschillende beleggingscategorieën wordt geïntegreerd • het stembeleid van de MN Beleggingsfondsen inclusief een ‘comply or explain’ statement inzake de Nederlandse Corporate Governance code • een volledige rapportage over het stemgedrag • een overzicht van de gevoerde dialoog met ondernemingen waarin belegd wordt
Kwartaalrapportage Stichting Pensioenfonds Productschappen 2012|1
32