Kenm. Datum Vertaling nagezien door Visa K. Denivel ir Geparafeerd A G. Nica ing Geparafeerd

Kenm.

Datum

Vertaling nagezien door

Visa

-

20.10.2007

K. Denivel ir

Geparafeerd

A

25.02.2011

G. Nica ing

Geparafeerd

Verdelingscode : 5

A

25.02.2011

8

Kenm.

Datum

Blad

Wijziging van het punt 4.2

JL nag.:JCC

ing M. VANDORMAEL

Wijziging

Geparafeerd

Paraphen

Vaste installaties voor elektrische tractie 3kV-

Kortsluitdetectoren

TRACTIEONDERSTATION - SECTIONEERPOST Relais voor indirecte beveiliging van 3kV- feeders Technische specificatie Getekend:

Nagezien: de htekbch

Gehandtekend F.JURA

147S3P06

Gehandtekend 20-10-2007 J-C COLMANT

Opgemaakt: de ir

Gehandtekend 20-10-2007 M. CHANTRENNE

Voorgesteld: de ae ir - afdch

Gehandtekend 20-10-2007 G. GILSON

Goedgekeurd: de hir –

Gehandtekend 20-10-2007 R. MARCELIS

Kenmerk

A

545.001 Nederlandse tekst

LXV8001 - 10/01/2007

Blad: 1 / 18

Inhoud 1. ONDERWERP VAN DIT DOCUMENT .......................................................................................... 3 2. DOCUMENTEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN. ........................................................................... 3 2.1 Technische normen waarnaar verwezen wordt. .......................................................................... 3 2.2 Technische specificaties van dienst I-I.4. ................................................................................... 5 2.3 Documenten ................................................................................................................................ 5 3. ALGEMEEN. ..................................................................................................................................... 6 3.1 Opbouw van de elektrische tractiekring...................................................................................... 6 3.2 Feedervermogenschakelaars . ..................................................................................................... 6 3.3 Kenmerken van het verkeer. ....................................................................................................... 6 3.4 Speciale uitschakelinrichting voor lange secties......................................................................... 7 4. TECHNISCHE KENMERKEN. ........................................................................................................ 7 4.1 Doel van het beveiligingsrelais................................................................................................... 7 4.2 Opbouw en opstelling. ................................................................................................................ 8 4.3 Vereiste technische kwaliteiten................................................................................................... 8 4.4 Werking. ..................................................................................................................................... 8 4.5 Voeding....................................................................................................................................... 9 4.6 Beveiligingsprincipe en basisparameters. ................................................................................... 9 4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.6.4 4.6.5

Maximumwaarde van de stroom. ...................................................................................................... 9 Stroomverschil. ............................................................................................................................... 10 Afgeleide van de stroom. ................................................................................................................ 11 Regelbereik van de beschreven parameters..................................................................................... 11 Belangrijke opmerkingen. ............................................................................................................... 12

4.7 Andere Functies . ...................................................................................................................... 12 4.7.1 4.7.2 4.7.3

Beveiligingsfuncties........................................................................................................................ 12 Andere functionaliteiten.................................................................................................................. 12 Integratie van de programmeerbare functies ................................................................................... 13

5. KWALIFICATIEPROCEDURE...................................................................................................... 13 5.1 Technische aanvaarding van het materiaal ............................................................................... 13 5.2 Belangrijke opmerkingen.......................................................................................................... 13 6. KEURING, PROEVEN EN INDIENSTSTELLING. ...................................................................... 14 6.1 Proeven. .................................................................................................................................... 14 6.1.1 6.1.2 6.1.3

Voorlopige technische goedkeuring................................................................................................ 14 Tweede fase: definitieve technische goedkeuring........................................................................... 16 Geldigheid van de technische goedkeuring..................................................................................... 16

6.2 Kwaliteitsplan en specifieke keuringsvoorwaarden.................................................................. 16 6.2.1 6.2.2

Kwaliteitsplan ................................................................................................................................. 16 Specifieke keuringvoorwaarden...................................................................................................... 16

6.3 Indienststelling van de detectoren............................................................................................. 17 7. OMVANG VAN DE LEVERING. .................................................................................................. 17 8. VERPAKKING EN TRANSPORT.................................................................................................. 18 9. WAARBORG................................................................................................................................... 18


Relais van indirecte beveiliging van 3kV- feeders Technische specificatie

Kenmerk

A

545.001 Blad 2

1.

ONDERWERP VAN DIT DOCUMENT In dit document worden de technische specificaties beschreven van de detectoren voor verafgelegen kortsluitingen, die de uitschakeling bevelen van de 3 kV vermogenschakelaars.

2.

DOCUMENTEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN.

2.1

Technische normen waarnaar verwezen wordt. Nummer van de norm EN 61000-4-2

EN 61000-4-3

EN 61000-4-4

EN 61000-4-5

EN 61000-4-6

EN 61000-4-7

Titel Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) – Deel 4 : Beproevingen en meettechnieken. – Sectie 2 : Elektrostatische ontlading – Immuniteitsproef. – Algemene EMC – Publikatie. Electromagnetic compatibility (EMC) – Part 4-3 : Testing and measurement techniques. – Radiated, radio-frequency, electromagnetic field immunity test = EN 61000-4-3 Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) – Deel 4-4 : Beproevingen en meettechnieken. – Snelle elektrische transiënten en lawines. – Immuniteitsproef Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) – Deel 4 : Beproevingen en meettechnieken. – Sectie 5 : Stootspanningen. – Immuniteitsproef Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) – Deel 4 : Beproevingen en meettechnieken. – Sectie 6 : Immuniteit voor geleide storingen, veroorzaakt door radiofrequente velden. Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) – Deel 4-7 : Beproevingen en meettechnieken. – Algemene leidraad voor het meten, en de meetapparatuur, van harmonischen en tussenharmonischen in elekticiteitsnetten en daaraan aangesloten apparatuur.



Taal FR, EN

FR, EN

FR, EN

FR, EN

FR, EN

FR, EN

Kenmerk

A

545.001 Blad 3

EN 61000-4-8

EN 60255-6

IEC 60255-5

IEC 60255-22-1

Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) – Deel 4 : Beproevingen en meettechnieken. . – Sectie 8 : Magnetische immuniteitsproef bij netfrequentie. – Algemene EMC – Publikatie Elektrische relais. – Deel 6 : Meetrelais en beschermingstoebehoren. Elektrische relais. – Deel 5 : Coördinatie van isolatie voor meetrelais en beschermingsuitrusting. – Eisen en beproevingen. Elektrische relais. – Deel 22-1 : Elektrische-storingenproeven op meetrelais en beveiligingsmatereel. – 1 MHz immuniteitsproef

FR, EN

FR, EN

FR, NL

FR, NL

IEC 60255-22-2

Relais électriques. – Partie 22 : Essais d’influence électrique concernant les relais de mesure et dispositifs de protection. – Section 2 : Essais de décharges électrostatiques.

FR

IEC 60255-22-3

Elektrische relais. – Deel 22-3 : Elektrische-storingenproeven op meetrelais en beveiligingsmateriel. – Uitgestraald – Elektromagnetische – Veld – Storingsproeven

FR, NL

IEC 60255-22-4

Elektrische relais. – Deel 22-4 : Elektrische-storingsproeven op meetrelais en beveiligingsmatereel. – Snelle elektrische transiënten en lawine van pulsen – Immuniteitsproef Applications ferroviaires : – Tensions d'alimentation des systèmes de traction.

FR, NL

IEC 60850



FR

Kenmerk

A

545.001 Blad 4

EN 50123-7-1

Railtoepassingen : – Gelijkstroomschakelinstallaties voor vaste opstellingen – Deel 7-1: Meet, beheers-en beveiligingsinrichtingen voor specifiek gebruik in gelijkstroomtractiesystemen

FR, NL

EN 50123-7-2

Railtoepassingen : – Gelijkstroomschakelinstallaties voor vaste opstellingen – Deel 7-2 : Meet, beheers-en beveiligingsinrichtingen voor specifiek gebruik in gelijkstroomtractiesystemen. – Isolerende stroomomzetters en andere amperemeters.

FR, NL

EN 50123-7-3

Railtoepassingen : – Gelijkstroomschakelinstallaties voor vaste opstellingen – Deel 7-3 : Meet, beheers-en beveiligingsinrichtingen voor specifiek gebruik in gelijkstroomtractiesystemen. – Isolerende spanningsomzetters en andere voltmeters. Elektromechanische elementaire relais : – Deel 2 : Betrouwbaarheid

FR, NL

EN 61810-2 :2005

2.2

Technische specificaties van dienst I-I.4. Beherende dienst I.405A

2.3

FR, EN

Nummer

Titel

542.001 544.001 545.002

Compacte 3 kV DC posten Vermogenschakelaars 3kV DC Instelling van de 3 kV- kortsluitdetectoren

Documenten Beherende dienst I-GB.6 I-GB.6

Nr plan Q3 QP



Titel Kwalificatie van leveranciers - vereenvoudigde procedure Vereisten voor een kwaliteits- en controleplan bij Infrabel

Kenmerk

A

545.001 Blad 5

3. 3.1

ALGEMEEN. Opbouw van de elektrische tractiekring. Het elektrisch tractienet bestaat uit tractieonderstations die uitgerust zijn met transformatorgelijkrichtergroepen en die onderling verbonden zijn door een netwerk van bovenleidingen van verschillende types en lengtes. De verbinding tussen de vermogenschakelaar en de bovenleiding wordt verwezenlijkt door 2 of 3 koperkabels met doorsnede 300 mm² of aluminiumkabels met doorsnede 500 mm². De lengte kan in grote mate verschillen naargelang de installatie. De bovenleiding in hoofdspoor is een koperkabel met doorsnede 360 mm² in nieuwe toestand. In die omstandigheden bedraagt de weerstand per afstandseenheid van de kring bestaande uit de bovenleiding en de terugstroom via de spoorstaven 0.053 Ω/km, en bedraagt de inductantie per afstandseenheid van die kring 1.4 mH/km. Om de spanningsval te beperken voor treinen die ver van de tractieonderstations verwijderd zijn, worden de bovenleidingen tussen twee tractieonderstations parallel geschakeld in een sectioneerpost. Behoudens bijzondere gevallen wordt een boverleidingssectie dus gevoed door twee vermogenschakelaars. Aan het tractieonderstation of de sectioneerpost is een noodschakelaar (Ts) geplaatst die de sectiescheiding kan overbruggen (doorgaans luchtstrook). De rol van die schakelaar is het vervangen van de normale voeding.

3.2

Feedervermogenschakelaars . Deze zijn van het ultrasnelle (DUR) of hypersnelle type (DHR). Ze zijn ingesteld op een dusdanige stroomsterkte dat ze niet uitschakelen bij normaal verkeer op de lijn die ze voeden (momenteel tussen 2500 en 4500 A).

3.3

Kenmerken van het verkeer. Het verkeer wordt verzekerd met motorstellen of gesleepte treinen. De motorstellen zijn treinen die normaal uit verscheidene stellen bestaan, die elk (naargelang het type) bestaan uit 2 tot 4 rijtuigen met 4 tot 8 tractiemotoren die per twee in serie geschakeld zijn. Elke motor verbruikt tot 240 A in continubedrijf. Gesleepte treinen worden door locomotieven getrokken, waarvan iedere motor 600 tot 900 A kan opnemen. Er werd vastgelegd dat onder 3 kV, de door een trein aan de bovenleiding afgenomen nominale stroom niet meer dan 2400 A mag zijn. Bovendien moet de elektrische werking van de trein compatibel zijn met de karakteristieken van de foutdetectie-uitrustingen en mag ze geen overspanningen of stroompieken veroorzaken, d.w.z. di/dt < 60 A/ms in t = 0 en di/dt < 20 A/ms na 20 ms.



Kenmerk

A

545.001 Blad 6

3.4

Speciale uitschakelinrichting voor lange secties. Bij vrij grote afstanden tussen onderstations of tussen onderstation en sectioneerposten, of bij een gesloten Ts kan het gebeuren dat, wanneer zich aan één uiteinde een kortsluiting voordoet, de vermogenschakelaar op het andere uiteinde niet uitschakelt; de te zwakke kortsluitstroom zou met zich meebrengen dat de betrokken vermogenschakelaar op een al te lage uitschakelwaarde ingesteld zou moeten worden. Dit fenomeen kan zich ook voordoen indien de kortsluiting zich voordoet wanneer op de feeder een basisbelasting aanwezig is. Om deze nadelen op te vangen, worden de vermogenschakelaars van een aantal feeders uitgerust met detectoren voor verafgelegen kortsluitingen, die ervoor zorgen dat de vermogenschakelaars zo snel mogelijk uitschakelen nadat eerst het onderscheid is gemaakt tussen enerzijds de foutstroom en auderzijds de kortsluitstromen en stroomschommelingen die het gevolg zijn van een normale exploitatie.

4.

TECHNISCHE KENMERKEN.

4.1

Doel van het beveiligingsrelais. Deze toestellen moeten voldoende gevoelig zijn om een verafgelegen en/of resistieve kortsluiting te detecteren. Tegelijk moeten ze ongevoelig zijn voor de effecten van het normale verkeer. Het onderscheid tussen de enerzijds de foutstroom en auderzijds de kortsluitingen en stroomafnames van het normale verkeer is mogelijk door zich bijvoorbeeld te baseren op de volgende verschillen: 1) De waarde van de stroomtoename ΔI; 2) De snelheid waarmee di/dt van de stroom toeneemt; 3) De vorm van de curve di/dt. Er kunnen eveneens combinaties van deze criteria gebruikt worden. Aangezien men de waarde van de foutweerstand niet a priori kan bepalen, moet de detector de kortsluiting kunnen “zien”, zelfs voor geringe stroomsterkten van 1500 A. Dit stemt overeen met de waarde van een directe kortsluitstroom op ongeveer 40 km afstand. Het spreekt vanzelf dat het toestel de kortsluiting ook moet detecteren, wanneer treinen op de lijn stroom afnemen.



Kenmerk

A

545.001 Blad 7

4.2

Opbouw en opstelling. Een complete kortsluitdetector omvat in hoofdzaak de volgende elementen: 1) Sensoren in de 3kV-kring van de vermogenschakelaar, die de stroom- en spanningsmeting moeten uitvoeren. De geïnstalleerde kortsluitdetectoren hebben dezelfde functies voor elk type post (afgerasterd of compact). Daarentegen zal bij een afgerasterde post de spanningssensor niet worden geïnstalleerd. 2) Een compacte kast met in het bijzonder de toestellen voor signaalanalyse, de eventuele relais, de bedienings- en regelknoppen, de analoge meetuitgangen, een display (scherm + toetsenbord) voor een gebruiksvriendelijke communicatie met de gebruiker; 3) Een galvanische scheiding. Er moet ook rekening gehouden worden met het feit dat deze detectoren in een afgerasterde cel opgesteld kunnen worden (oude installatie).

4.3

Vereiste technische kwaliteiten. Het materiaal moet voldoen aan alle vereisten van een zware en onregelmatige tractiedienst met herhaalde rangeerbewegingen en met continubedrijf. De nominale spanning bedraagt ongeveer 3000 V met de mogelijkheid om permanent 3600 V te bereiken of zelfs 3900 V gedurende een korte tijdspanne. De toestellen moeten voldoende robuust zijn om bestand te zijn tegen de overbelastingen en overspanningen die eigen zijn aan tractienetten en tegen de zware kortsluitingen die er voorkomen. Alle toestellen zijn voorzien van een kenplaatje met daarop: • De naam van de constructeur; • Het fabricatienummer; • De technische bepalingen betreffende de gebruiksvoorwaarden en de regeling; • De CE-markering.

4.4

Werking. De voorkeur gaat naar een volledig digitaal toestel. Met die technologie zijn nauwkeuriger ingrepen mogelijk en kortere reactietijden (berekeningstijden) gewaarborgd. Bovendien mag de tijdspanne tussen het uitschakelbevel (bekrachtiging van het uitgangsrelais van de detector) en het openen van de hoofdcontacten van de vermogenschakelaar in geen geval groter zijn dan 75 ms, aangezien bij een onderbreking van de houdspoel de tijd voor het demagnetiseren ongeveer 40 ms bedraagt voor een DUR. De bemonstering van de gemeten stroom moet minstens om de milliseconde gebeuren, en dit over een periode die loopt van 250 ms vóór het uitschakelbevel tot 250 ms erna. In alle onderstations van INFRABEL staan transformatoren en gelijkrichters die 3300 V DC leveren. De gelijkgerichte spanning wordt niet gefilterd . Men mag dus 300, 600 en 900 Hz harmonischen verwachten, die het di/dt-signaal verstoren. In de detector moet dus een passende filter voorzien worden om deze rimpels te verminderen. Het relais moet voorzien zijn van een zelfcontrole (watchdog-functie).



Kenmerk

A

545.001 Blad 8

4.5

Voeding. Het relais wordt met 110 V DC gevoed.

4.6

Beveiligingsprincipe en basisparameters. Het systeem moet kortsluitingen op middellange afstand (in de eerste sector) en kortsluitingen op lange afstand (in de tweede sector, Ts gesloten) detecteren, en dit in beide stroomrichtingen. Daartoe moet voor een basisbeveiliging gezorgd worden via de volgende functies:

4.6.1

Maximumwaarde van de stroom.

Indien de waarde van de stroom gedurende een tijd T groter is dan Imax, wordt het uitschakelbevel gegeven.



Kenmerk

A

545.001 Blad 9

4.6.2

Stroomverschil.

Zodra de stroomflank een beginwaarde D heeft overschreden, registreert de detector de waarde van de stroom Io. Als na een tijdspanne ΔT het verschil tussen de actuele waarde en de waarde Io groter is dan een drempel ΔI en als di/dt groter is gebleven dan een drempel (die niet noodzakelijk D moet zijn), wordt een bevel aan de vermogenschakelaar gegeven.

Het is wenselijk dat de inschrijver een systeem voorziet waarmee ongewenste uitschakelbevelen worden voorkomen in geval van overgangsstromen (zeer korte piekafnames voor tractie) of bij het aanzetten van krachtvoertuigen, gepaard gaande met kort opeenvolgende stroomafnamepieken met tussenin korte tijdspannes van continue stroomafname. (Zie onderstaand voorbeeld)



Kenmerk

A

545.001 Blad 10

4.6.3

Afgeleide van de stroom.

Wanneer di/dt de aanloopwaarde D bereikt, wordt het openen van de vermogenschakelaar bevolen indien de flank van de afgeleide di/dt gedurende de meettijd "Duur di/dt" boven een drempel F blijft. Deze functie zal worden gebruikt voor het detecteren van een verafgelegen (15 km en meer) en/of sterk resistieve fout, waarvan de stroomwaarde lager blijft dan de ingestelde drempel van de vermogenschakelaar van de feeder.

4.6.4

Regelbereik van de beschreven parameters.

1. I max : van 500 tot 8000 A, regelbaar in stappen van 10 A. 2. T : In ms, regelbaar in stappen van 0.1 ms, en dit van 0 tot 100 ms. 3. D : van 0 tot 400 A/ms, regelbaar in stappen van 1 A/ms. 4. ΔI : van 100 tot 10000 A, regelbaar in stappen van 1 A. 5. ΔT : Vertragingstijd van 0 tot 50 ms, regelbaar in stappen van 0.1 ms. 6. F : van 0 tot 100 A/ms, regelbaar in stappen van 1 A/ms. 7. duur di/dt : van 10 tot 200 ms, regelbaar in stappen van 1 ms. Deze parameters zijn afzonderlijk regelbaar in de 2 stroomdoorgangsrichtingen.



Kenmerk

A

545.001 Blad 11

4.6.5

Belangrijke opmerkingen. • Het is mogelijk om verschillende begindrempels (parameter D) te voorzien, afhankelijk van het feit of de beveiliging werkt met afgeleiden van de stroom of met stroomdrempels . • Voor de beveiliging met afgeleiden van de stroom zou de uitschakeldrempel F ook als begindrempel kunnen dienen. • De inschrijver heeft de vrijheid om een andere detectiemethode voor verafgelegen kortsluitingen voor te stellen. In dat geval verbindt hij er zich toe het bewijs te leveren dat zijn systeem voor analyse en detectie betrouwbaar is, en om de nodige inlichtingen te verstrekken omtrent het toegepaste principe.

4.7

Andere Functies . Het relais dient bovendien de volgende functies te bezitten:

4.7.1

Beveiligingsfuncties. • Thermische beveiliging van de feederkabel; • Andere stroomdrempeloverschrijding dan Imax, met vertraging (bereik minstens van 0 tot 30 sec.). • Minimumspanning op de 3 kV-rail, met vertraging (bereik 0 tot 2 s); • Maximumspanning op de 3 kV-rail, met vertraging (bereik 0 tot 2 s);

4.7.2

Andere functionaliteiten. •

Het relais bewaart in zijn geheugen minstens dag en tijdstip van de laatste 100 gebeurtenissen van allerlei aard (historiekfiche).

•

Communicatie met het relais is mogelijk vanaf een PC via een seriële verbinding van het type RS232. De software draait onder Windows.

•

Bij iedere uitschakeling worden de punten van de uitschakelcurve in tekstformaat geregistreerd bij een minimumfrequentie van 1 kHz en gedurende een minimumtijdspanne van 150 ms. Er zijn 15 dergelijke registraties mogelijk.

•

Registratie van de feederstroom in « real time » is mogelijk (minstens 1 punt per seconde).

•

Het relais bewaart in zijn geheugen minstens de laatste 4 uitschakelcurven.

•

Wijziging van de beveiligingsparameters is eveneens rechtstreeks op het relais mogelijk via een display.

•

Communicatie met elk relais van de 3 kV-cellen van een onderstation is mogelijk vanaf een HMI, via een “field bus” .

•

De communicatie met elk relais via de HMI biedt dezelfde mogelijkheden als deze ter plaatse via de RS232-verbinding en de bijhorende software.



Kenmerk

A

545.001 Blad 12

4.7.3

Integratie van de programmeerbare functies

Indien het lastenboek dit voorziet, moet het relais de normen en de functionaliteiten voor programmeerbare automaten uit het lastenboek respecteren . 5.

KWALIFICATIEPROCEDURE Er wordt een voorafgaande kwalificatie gevraagd volgens de kwalificatieprocedure Q3. De kwalificatieaanvragen moeten ingediend worden bij Infrabel (adres : zie Q3). Alleen de producten die vermeld zijn in de kennisgeving van de kwalificatie conform specificatie Q3, vóór het versturen van het bestek, kunnen worden voorgesteld.

5.1

Technische aanvaarding van het materiaal Het kortsluittoestel moet deel uitmaken van een technische aanvaarding bij Infrabel, Directie Infrastructuur, dienst I.4, Barastraat 110, B-1070 Brussel. Naast hetgeen bepaald is in de specificatie Q3 moet de leverancier een technisch dossier indienen dat verplicht moet bevatten:

5.2

–

Documentatie in 3 exemplaren (NL en FR)

• •

Betreffende het relais en het werkingprincipe ervan (afmetingen, toebehoren enz.) inclusief alle technische megelijkheden die de levering biedt. Betreffende de communicatiesoftware.

–

Een plan met de afmetingen van het relais en de opnemers

–

Een EMC-certificaat ;

Belangrijke opmerkingen Infrabel zal op een of meerdere prototypes alle in dit document genoemde proeven, of gelijkaardige in de normen beschreven proeven, uitvoeren. De prototypes blijven eigendom van Infrabel. Enkel gekwalificeerde firma's ontvangen de bestekken waarmee gevraagd wordt een offerte in te dienen; Indien alle proeven beschreven in §6.1 van onderhavig document voldoening geven, zal Infrabel het materiaal kwalificeren. Die kwalificatie wordt schriftelijk aan de fabrikant meegedeeld indien alle voorwaarden uit punt 5.1 vervuld zijn.



Kenmerk

A

545.001 Blad 13

6.

KEURING, PROEVEN EN INDIENSTSTELLING.

6.1

Proeven. De performantiecontrole gebeurt zowel onbelast als in aanwezigheid van een basisstroom, d.i. een stroom die door de betrokken feeder vloeit voor het optreden van de kortsluiting. Daartoe wordt de detector in een afgerasterde 3kV- cel van een klassiek onderstation geïnstalleerd. De procedure verloopt in 2 fasen: – Voorlopige technische goedkeuring – Definitieve technische goedkeuring

6.1.1

Voorlopige technische goedkeuring

6.1.1.1 Karakteristieken van de proefinstallatie. Tenzij anders vermeld, zal het onderstation van Kinkempois gebruikt worden voor de proeven. De voornaamste elektrische karakteristieken zijn: – – – – – – –

Drie transformator-gelijkrichtergroepen van 4800kW elk; De kortsluitspanning bedraagt 11,77%; De gelijkrichting is van het twaalfpulsige type; De bovenleiding is van het compoundtype (doorsnede van het koper: 360mm²); De door Infrabel gehomologeerde DUR-gelijkstroomschakelaar is van het merk Sécheron en van het magnetische houdtype. De detector werkt dus door onderbreking van de houdkring; Eén enkele groep wordt tijdens de proeven in dienst gesteld; De maximum kortsluitweerstand bedraagt 0,3Ω.

6.1.1.2 Inlichtingen en te leveren materiaal Voor deze proeven bezorgt de inschrijver zijn homologatieaanvraag, waarbij hij er rekening mee dient te houden dat voor de hieronder beschreven proeven een buitenspanningstelling van de bovenleiding nodig is. Deze buitenspanningstelling moet minstens 1 maand op voorhand aangevraagd worden . Ten minste 15 dagen vóór de datum van de proeven stelt de inschrijver het volgende ter beschikking van Infrabel: – – –

De detector en alle toebehoren dat voor de installatie en de correcte werking ervan nodig is; Een kableringsplan; Een gebruikshandleiding.



Kenmerk

A

545.001 Blad 14

6.1.1.3 Beschrijving van de uit te voeren proeven Er zijn proeven op middellange afstand (ongeveer 10 km) en op lange afstand (ongeveer 30 km) voorzien. In alle gevallen wordt de proef zowel onbelast, als met een basisbelasting van ongeveer 350A en zeker lager dan de waarde die voor het afstellen van de beveiligingsparameters wordt gebruikt, uitgevoerd. Er worden twee types kortsluitingen voorzien: – –

Directe: de kortsluitverbinding wordt tussen bovenleiding en spoorstaaf geplaatst; Resistieve: de kortsluitverbinding wordt tussen bovenleiding en paal geplaatst; deze laatste maken het mogelijk overslagen van isolatoren te simuleren.

De volledige lijst van proeven is dus als volgt: Proef nr. 1: middellange afstand, onbelast, niet-resistief; Proef nr. 2: middellange afstand, belast, niet-resistief; Proef nr. 3: middellange afstand, onbelast, resistief; Proef nr. 4: middellange afstand, belast, resistief; Proef nr. 5: lange afstand, onbelast, niet-resistief; Proef nr. 6: lange afstand, belast, niet-resistief; Proef nr. 7: lange afstand, onbelast, resistief; Proef nr. 8: lange afstand, belast, niet-resistief. 6.1.1.4 Afregeling van de relais De regelparameters worden door Infrabel berekend volgens de filosofie die vastgelegd werd in het document I-I.4 nr. 545.002, en dit voor een basisstroomwaarde van 500A. De waarden van deze parameters worden enkele dagen vóór de proeven ter goedkeuring aan de firma overgemaakt. Bovendien moet de inschrijver zijn toestemming geven voor de montage. 6.1.1.5 Signalen, die bij elke proef door het labo van Infrabel worden gemeten 1) 2) 3) 4)

De kortsluitstroom; De spanning aan de klemmen van de schakelaar; De houdstroom; De spanning op het uitgangsrelais van de detector.

Deze metingen dienen om de reactietijd van het relais te bepalen, dit is de tijd tussen het uitschakelbevel en het openen van de houdkring. In geen geval mag die tijd meer dan 45ms bedragen.



Kenmerk

A

545.001 Blad 15

6.1.2

Tweede fase: definitieve technische goedkeuring.

De definitieve technische aanvaarding wordt op aanvraag van de firma toegekend na een overtuigend gebruik van de detector in een 3kV-cel gedurende ten minste 6 maanden. De doorslaggevende criteria voor een overtuigend gebruik zijn: – – – 6.1.3

Geen beschadiging aan het toestel; Geen ongewenste uitschakeling van de vermogenschakelaar om andere redenen dan het overschrijden van de insteldrempels van het toestel; Geen willekeurige werking voor de bijkomende functies van het relais (communicatie via de software, display, regeling, logging van de gebeurtenissen, enz.…).

Geldigheid van de technische goedkeuring.

Deze technische goedkeuring blijft geldig voor elke volgende aankoop op voorwaarde dat de inschrijver het bewijs levert dat zijn toestel steeds hetzelfde detectieprincipe hanteert (analyse van de signalen, filtering, demonstering). 6.2

Kwaliteitsplan en specifieke keuringsvoorwaarden

6.2.1

Kwaliteitsplan

De technische bepaling QP is van toepassing voor bestellingen van dit product. Alvorens de serieproductie op te starten moet de fabrikant een kwaliteitsplan opmaken conform de eisen van de technische bepaling QP. Infrabel kan beslissen een audit uit te voeren om het kwaliteitsplan, en de toepassing ervan, te controleren (conform technische bepaling QP). De fabrikant verbindt zich ertoe alle eventuele corrigerende maatregelen binnen de afgesproken termijn uit te voeren. Dit kwaliteitsplan moet goedgekeurd worden door Infrabel. De fabrikant moet een intern controle systeem opnemen in zijn kwaliteitsplan en toepassen (conform technische bepaling QP) waarbij de belangrijkste parameters tijdens het productieproces en de karakteristieken van het eindproduct gecontroleerd worden. De fabrikant moet bij elke levering een conformiteitscertificaat voorleggen waarin minstens de resultaten van de controles op de afgewerkte producten vermeld worden (zie § 6.2.2). 6.2.2

Specifieke keuringvoorwaarden

Infrabel behoudt zich het recht voor om alle controles/metingen/proeven uit te voeren die zij nodig acht om de conformiteit van de aangeboden producten na te gaan. Tijdens de keuring verifieert de keurder van Infrabel de toepassing van het kwaliteitsplan en controleert hij de controledocumenten die de fabrikant ter beschikking houdt (zie technische bepaling QP). Voor de eerste levering moeten de volgende controles op ieder exemplaar van de levering worden uitgevoerd ten laste van de aannemer en in het bijzijn voor de leidende ambtenaar:



Kenmerk

A

545.001 Blad 16

• • • •

Controle inzake de conformiteit van het materiaal met de bestelling; Het onder spanning brengen van de kastjes; De diëlektrische vastheid van de behuizing wordt geverifieerd d.m.v. een spanning 2 kVeff.-50 Hz-1 min. tussen LS en de massa. Een testcertificaat moet geleverd worden. Er worden « blanke » proeven uitgevoerd om de goede werking van de meetketen en de verschillende beveiligingen na te gaan. Hiertoe wordt een signaal in de detector geïnjecteerd, dat een foutstroom nabootst. De bedoeling is na te gaan of het openingsbevel voor de vermogenschakelaar correct gegeven wordt. Een testcertificaat moet geleverd worden.

Voor de volgende leveringen behoudt Infrabel zich het recht voor om bij deze proeven aanwezig te zijn. In alle gevallen moeten certificaten en de resultaten van de hierboven vermelde controles geleverd worden. 6.3

Indienststelling van de detectoren. Na volledige montage in de cel moeten de in dienst zijnde toestellen afregelingstesten ondergaan om de correcte kortsluitdetectie na te gaan. De detectoren worden afgeregeld volgens de voorgestelde beveiligingsfilosofie van Infrabel. De waarden van de parameters worden enkele dagen vÓÓr de proeven aan de leverancier overgemaakt. Deze proeven worden uitgevoerd voor 1 apparaat in elke installatie. Infrabel behoudt zich evenwel het recht voor om het aantal testen en het soort testen uit te voeren, dat zij noodzakelijk acht. Het spreekt vanzelf dat deze detectie zowel bij nullast als bij een belastingsstroom gecontroleerd kan worden. INFRABEL behoudt zich evenwel het recht voor om een aantal proeven uit te voeren dat ze noodzakelijk, alsook het type van proeven dat ze nodig acht. Deze proeven zijn bedoeld om de reactietijd van het relais te bepalen, alsook de totale onderbrekingstijd van de aan het relais gekoppelde vermogenschakelaar. De tijden die in de technische specificaties vermeld zijn, mogen in geen geval overschreden worden. Behoudens andere vermeldingen in het lastenboek, worden de montage en de afregeling uitgevoerd door Infrabel.

7.

OMVANG VAN DE LEVERING. Behoudens andere vermeldingen in het lastenboek, omvat de levering: – Het geheel van alle elementen die noodzakelijk zijn voor een feilloze werking van het beveiligingsrelais, incl. kabel (voeding uitgezonderd) ; – Assistentie bij de installatie en de kablering van vijf exemplaren ; – Een opleiding van een halve dag per taalregio voor 10 personen, in verband met het gebruik van het relais ter plaatse en met de grafische interface ; – Een constructiedossier in 5 exemplaren; deze bevat tenminste: o Alle plannen « as-built » ; o De gebruikshandleiding van het relais, de software en alle andere toebehoren ; o De verslagen van de proeven vermeld bij het punt 5.



Kenmerk

A

545.001 Blad 17

8.

VERPAKKING EN TRANSPORT Het verpakken van het materiaal, het transport naar een of meerdere sites aangeduid door de leidende ambtenaar en het lossen zijn ten laste van de leverancier. Elke schade veroorzaakt aan de toestellen bij het transport en het laden en lossen is ten laste van de leverancier.

9.

WAARBORG De waarborg, zowel voor onderdelen als werkuren, bedraagt 6 jaar, te tellen vanaf de voorlopige oplevering op de site. De inschrijver verbindt er zich toe een vervangtoestel te leveren binnen een termijn van 5 kalenderdagen. De vervanging van de toestellen wordt uitgevoerd door Infrabel.



Kenmerk

A

545.001 Blad 18

Kenm. Datum Vertaling nagezien door Visa K. Denivel ir Geparafeerd A G. Nica ing Geparafeerd

Recommend Documents