Gemeenten Midden-Holland
Jong in Midden-Holland De plannen krachtig gebundeld Regionaal beleidsplan jeugd voor Midden-Holland 2015-2018
Inhoudsopgave Voorwoord
pagina 3
1.
pagina 4
2.
3.
4.
5.
6. 7.
Inleiding 1.1. Inwoner centraal, om wie gaat het? 1.2. Eigen kracht, zelfredzaamheid en regie 1.3. Het belang van de (pedagogische) sociale omgeving Inrichting van het jeugdstelsel 2.1. Inleiding 2.2. Eigen kracht en preventie 2.3. Toeleiding en toegang tot jeugdhulp 2.4. Regionale georganiseerde specialistische jeugdhulp & opvoedhulp 2.5. De rol en taken van experts 2.6. Afstemming met onderwijs 2.7. Rol en positie van de huisarts, jeugdarts en medisch specialisten 2.8 Afstemming met veiligheid en crisisdienst Veiligheid en gedwongen kader 3.1. De organisatie van het gedwongen kader 3.2. De werkwijze van het gedwongen kader 3.3. De samenwerking met andere (netwerk)organisaties Positie van de cliënt 4.1. Keuzevrijheid van cliënten en persoonsgebonden budget 4.2. Participatie van inwoners 4.3. Participatie in de eigen hulp 4.4. Vertrouwenspersoon Gemeentelijke verantwoordelijkheid en inkoop 5.1. Gemeentelijke verantwoordelijkheid 5.2. Inkoop 5.3. Financiën Risicobeheersing en solidariteit Sturing en verantwoording
pagina 7
pagina 16
pagina 23
pagina 25
pagina 27 pagina 29
Bijlagen 1. 2. 3. 4.
Gemeenschappelijke paragraaf Midden-Holland gemeenten – samenwerkingsverbanden passend onderwijs Overzicht (boven)regionale en landelijke taken en functies Toezicht en inspectie Afkortingen en begrippen
pagina 31 pagina 35 pagina 38 pagina 39
2
Voorwoord Voor u ligt het beleidsplan jeugd Midden-Holland. Dit beleidsplan is een resultaat van alle werkgroepen die in het kader van het omvormingsplan jeugd met deelonderwerpen aan de slag zijn gegaan. De input is verwerkt in voorliggend beleidsplan. Het beleidsplan gaat verder waar de regionale visie op jeugdhulp en Gebundelde Krachten zijn geëindigd. Waar mogelijk hebben we de concrete invulling van deze uitgangspunten vorm gegeven. Dit plan is een regionaal beleidsplan, het geeft de kaders en waar mogelijk de uitvoering weer voor ons regionale jeugdbeleid. In de tekst kunt u ook soms de lokale uitwerking of consequenties vinden van de gestelde kaders. Dit beleidsplan betreft ook jeugdigen en ouders die extra ondersteuning en hulp nodig hebben. Hiermee voldoen we aan de verplichting van het rijk dat de gemeenteraden voor 31 oktober 2014 het meerjarig beleidsplan over preventie, jeugdhulp, kinderbescherming en jeugdreclassering vaststelt. De doelstellingen van de transformatie zijn uitgewerkt in de regionale visie op jeugdhulp en gebundelde krachten. Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht. Ontzorgen en normaliseren. Beroep op dure hulp verminderen door eerder juiste hulp op maat. Integrale hulp aan gezinnen (één gezin, één plan, één regisseur). Meer ruimte voor professionals en vermindering van de administratieve lasten. Het is van belang om in de toekomst steeds integraal naar ons jeugdbeleid te kijken, immers een maatregel voor een basisvoorziening kan effect hebben op een algemene voorziening en vervolgens weer op een individuele voorziening. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij regionaal met elkaar dit beleid vaststellen, de effecten van maatregelen kunnen zo integraal afgewogen worden. Voor de uitvoering van de kaders is in onze regio gekozen voor zoveel mogelijk maatwerk en aansluitend bij de lokale wensen en de lokale cultuur. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig. Wij realiseren ons dat we er op 1 januari 2015 nog niet zijn. Werkende weg zullen we met elkaar moeten bijstellen, actualiseren en nog verder concretiseren. In de loop van 2015 en 2016 zal steeds duidelijker worden waar de voorgestelde plannen werken of misschien wel niet werken. Gezien de enorme veranderingen en verantwoordelijkheden die nu naar de gemeenten toekomen is dit ook logisch. We zullen elkaar hiervoor de komende jaren ook de ruimte moeten geven. Met steeds in ons achterhoofd wat het beste is voor onze jeugd in onze gemeenten. Wij wensen u veel leesplezier.
3
Inleiding Beleidsplan jeugd voor Midden-Holland In de nieuwe Jeugdwet die op 1 januari 2015 ingaat, staat dat de gemeenteraad periodiek een plan vaststelt dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Met de invoering van deze wet worden provinciale- en rijkstaken gedecentraliseerd naar de gemeenten. We noemen dit de transitie jeugdhulp. Tegelijkertijd bereiden de regionale samenwerkingsverbanden onderwijs (primair- en voortgezet onderwijs) zich voor op de invoering van het Passend Onderwijs per 1 augustus 2014. In 2013 hebben de gemeenten In Midden-Holland de visie en missie op jeugdhulp vastgesteld. Deze is ook in dit beleidsplan uitgangspunt geweest voor het te ontwikkelen beleid. De visie Jeugdhulp Kinderen/jongeren tot 23 jaar moeten gezond en veilig kunnen opgroeien tot zelfstandige volwassenen, die naar vermogen actief deelnemen aan het sociale, economische, culturele, educatieve en sportieve leven. Missie De gemeenten in Midden Holland willen vanuit hun wettelijke taak een gunstig opgroeiklimaat voor alle kinderen creëren. Vervolgens hebben de gemeenten eind 2013, begin 2014 de Visie op het sociaal domein en Gebundelde Krachten, Kadernota decentralisaties sociaal domein vastgesteld. In onderstaand schema is de essentie hiervan samengevat.
De kadernota beschrijft de decentralisatie van de Awbz, Participatiewet en Jeugdwet in het sociale domein. In het nu voorliggende beleidsplan beperken we ons tot die van de Jeugdwet. In de regionale visie op het sociaal domein staan zeven vastgestelde uitgangspunten. Deze zijn maatgevend voor het te volgen beleid: 1. de inwoner centraal 2. eigen kracht vormt de basis 3. iedereen kan meedoen 4. gemeente voert regie en stuurt op resultaat 5. investeren in preventie 6. 1 cliënt/gezin-1 aanpak-1 regisseur/hulpverlener 7. Iedereen geeft het goede voorbeeld 4
De gewenste verandering van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving, ‘van vangnet naar springplank’ is zowel uitdagend als kansrijk. Er ligt een kans om uit te gaan van wat mensen zelf nog kunnen (organiseren) en bijdragen in de netwerksamenleving. Kansrijk is ook kwalitatief hoogwaardige ondersteuning dichtbij vorm te geven, integraal, vraaggericht en minder bureaucratisch. De ware uitdaging ligt in de ondersteuning én afstemming bij complexe vraagstukken en casuïstiek, ‘meer doen met minder geld’, de veranderomslag te laten beklijven en of voldoende resultaat wordt bereikt. De uitgangspunten zijn in kadernota decentralisaties sociaal domein vastgesteld. Onderliggend plan moet gezien worden als de vertaling en uitwerking van deze uitgangspunten voor de doelgroep jeugd. Wel zullen we in deze beleidsnotitie in gaan op twee van de vastgestelde uitgangspunten uit de kadernota, te weten: Ten eerste; de inwoner centraal, om wie gaat het? Alle inwoners in Midden Holland vormen samen de sociale infrastructuur. Hun kennis, vaardigheden, mogelijkheden en betrokkenheid dragen in belangrijke mate bij tot het zelfoplossend vermogen van de samenleving. Ongeveer 80% tot 85% kan zichzelf prima redden. Ongeveer 15 tot 20% van de bevolking kan zich, al dan niet tijdelijk, niet of onvoldoende zelf redden. Daarvan heeft 2 tot 5 % langdurige en/of gespecialiseerde hulp nodig. De mate waarin iemand kwetsbaar is hangt niet alleen af van de beperking die iemand ervaart, maar vooral van de ‘balans tussen draagkracht en draaglast’. De behoefte aan (professionele) ondersteuning hangt dus af van de mogelijkheden van het individu en de sociale omgeving. In de nieuwe sociale infrastructuur krijgt een jeugdige en het gezin hulp dichtbij huis vanuit een duidelijk proces van toegang, ondersteuning en coördinatie van 1 gezin, 1 plan. We onderscheiden hierbij vrij toegankelijke en niet vrij toegankelijke voorzieningen. Sociale ondersteuning start met een vraag om informatie of hulp en steun. De geboden oplossing is het resultaat. Kerngegevens Zuidplas 2011 Soorten zorg Totaal aantal jongeren in Zuidplas onder de 18 jaar AWBZ extramurale begeleiding (individueel en/of groep, kortdurend verblijf of persoonlijke verzorging. 88% van deze groep neemt deze zorg af via een AWBZ intramurale begeleiding e GGZ 1 lijn (extrapolatie) e GGZ 2 lijn (extrapolatie) BJZ toegang geindiceerde jeugszorg (geaccepteerde aanmeldingen) Jeugdzorg provinciaal - Ambulante zorg - Dagbehandeling - Open residentiele jeugdzorg Pleegzorg Jeugdzorg crisis Jeugdzorg plus (gesloten jeudgzorg) Jeugdbescherming Jeugdreclassering AMK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling) TOTAAL
Aantallen 2011 8.282 155
1 132 517 277 194
64 3 66 29 288 1.753
Bron: Rapport bureau HHM ‘impactanalyse jeugdzorg gemeente Zuidplas, maar 2014’. Deze rapportage is weer gebaseerd op data uit de bestanden van Vektis, het landelijk centrum voor informatie en standaardisatie voor de zorgverzekeraars. De cijfers in het HHM rapport hebben betrekking op het jaar 2011. De cijfers over het jaar 2012 zijn op dit moment (juni 2014) nog niet bekend. Dit heeft te maken met de in de zorg toegepaste methode (DBC ofwel Diagnose Behandel Combinatie), waarbij de kosten voor een medische behandeling tot maximaal 2 jaar na het afsluiten van deze behandeling kunnen worden gedeclareerd. 5
Ten tweede; het belang van de (pedagogische) sociale omgeving, ook wel de pedagogische civil society genoemd. We gaan hier in dit plan specifiek op in omdat de samenhang tussen de basisvoorzieningen, de algemene voorzieningen en de individuele voorzieningen essentieel is voor de uitvoering van ons jeugdbeleid. Kinderen groeien op in een sociale omgeving die van cruciale invloed is op hoe het kind zich ontwikkelt. Het is essentieel dat kinderen, jongeren en ouders bij alledaagse en concrete vragen vanuit die omgeving steun ervaren. Voor de ontwikkeling van kind en gezin is ruimte en uitdaging in de omgeving nodig om te spelen, leven, bewegen en hun talenten te ontwikkelen.
6
1. Inrichting van het Jeugdstelsel 2.1. Inleiding Op 1 januari 2015 krijgen de gemeenten de verantwoordelijkheid over en financiering van alle jeugdhulp. Dit is aanvullend op de bestaande gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het preventieve jeugdbeleid, opvoed- en gezinsondersteuning en de jeugdgezondheidszorg. Samenvoeging van deze nieuwe en bestaande taken maakt een completere en beter afgestemde inzet mogelijk. De inrichting van het jeugdstelsel krijgt vanuit begrippen als eigen kracht en preventie zijn beslag in de lokale en daarop aansluitende regionale structuur voor jeugdhulp. Het gaat om de kwaliteit. Een gemeente bepaalt zelf de kwantiteit en de lokale ‘kleur’. De ondersteuningsstructuur voor de regionale jeugdhulp is hieraan volgend. In dit hoofdstuk nemen wij u mee in de vorm en uitgangspunten voor de jeugdhulp zoals deze regionaal worden gezien. Bij de inrichting is zoveel mogelijk uitgegaan van eenduidigheid en aansluiting bij de lokale wensen. Soms hebben de regionale uitgangspunten onvermijdelijk consequenties voor die lokale structuur. 2.2. Eigen kracht en preventie Een van de doelen van de stelselwijziging is een omslag in de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen naar meer preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van jeugdigen en hun ouders. Daar waar mogelijk met de inzet van hun sociale netwerk. Eigen kracht Eigen kracht verwijst naar het vermogen van mensen en hun netwerk om zelf oplossingen en plannen te bedenken voor hun eigen vraagstukken en deze deels ook zelf of samen uit te voeren. De eigen kracht van een ouder of jongeren kan – structureel of tijdelijk – door een te grote draaglast op grond van levensgebeurtenissen, gering zijn. Om de eigen kracht van een ouder of jongere in deze situatie zoveel mogelijk te versterken wordt uitgegaan van de pedagogische civil society. Hierbij wordt vorm gegeven aan gemeenschappelijke informele activiteiten rondom het opgroeien van kinderen, al dan niet in georganiseerd verband, door: afspraken met lokale organisaties op het gebied van welzijn, sport en cultuur om een zinvolle vrijetijdsbesteding te organiseren voor jeugdigen, waarbij zij hun talenten kunnen ontwikkelen en op deze wijze opgroeien tot zelfstandige en zelfredzame inwoners. Ook voor kinderen en jongeren die een (verstandelijke) beperking hebben, wordt zoveel mogelijk binnen de lokale organisaties een aanbod gegeven. Waar nodig worden instellingen hierin ondersteund. het mogelijk maken en ondersteunen van initiatieven van inwoners op het gebied van opvoeden en opgroeien; afspraken met lokale voorzieningen over hun bijdrage aan het stimuleren en mogelijk maken van de (pedagogische) civil society; afspraken met aanbieders over het benutten van vrijwillige inzet. Inzet van en samenwerking met vrijwilligers(organisaties) op cliëntniveau kan onderdeel uitmaken van het aanbod; het ondersteunen van vrijwilligersorganisaties bij de ontwikkeling en uitvoering van hun eigen jeugdbeleid, inclusief de mogelijkheid om te signaleren en door te geleiden. Preventie Preventie vanuit de Jeugdwet omvat ondersteuning bij een individueel risico of een individuele vraag. Daarbij is er nog geen sprake van een probleem waarvoor een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is. Het gaat hier om activiteiten die in 2014 nog onder prestatieveld 2 van de Wmo en het maatwerkdeel van de Wet publieke gezondheidszorg (Wpg) vallen, zoals licht pedagogische hulp, ondersteuning, informatie en advies en het toeleiden naar hulpaanbod. In de praktijk kennen we echter meerdere vormen van preventie.
7
Er worden door de wet geen kwaliteitseisen aan preventie voorgeschreven. Krachten bundelen In onderstaand schema zijn twee assen met elkaar verbonden: van veel naar weinig eigen kracht, en van eenvoudig tot moeilijk te organiseren. Daardoor ontstaan vier kwadranten met elk hun eigen kenmerken. Kwadrant 1 wordt vooral gekenmerkt door informatie ontsluiten, kwadrant 2 door selectieve preventie, kwadrant 3 door geïndiceerde preventie en kwadrant 4 door de zorg gerelateerde preventie. De activiteiten vinden zoveel mogelijk plaats op de plekken waar ouders en jeugdigen zich bevinden. De verbinding tussen preventiemedewerkers en sociaal team/jeugd- en gezinswerkers vindt plaats via consultatie of de methodiek 1 gezin, 1 plan.
Gebundelde Krachten geeft aan dat gemeenten in Midden Holland willen investeren in preventie en (vroeg) signalering. In de afgelopen jaren zijn vanuit de samenwerking rondom het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) een groot aantal preventieve activiteiten en een hecht netwerk ontwikkeld. Deze vormen een goede basis om te worden versterkt en uitgebreid. Hieronder wordt aangegeven hoe dat mogelijk is. De primaire verantwoordelijkheid voor de gezondheid, veiligheid en het welzijn van kinderen ligt bij de ouders. Hierbij past de preventie, zoals die nu geboden wordt vanuit de jeugdgezondheidszorg (JGZ), en het ontsluiten van informatie en advies. De informatie en adviesfunctie op het gebied van opgroeien en opvoeden wordt verzorgd via het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Dit gebeurt op verschillende manieren: fysiek inlooppunt advieslijn (telefonisch en email) beantwoording van vragen website voor ouders, ondersteund door een nieuwe digitale tool (sociale kaart) website voor jongeren
Een andere taak van het CJG is het bevorderen van de sociale cohesie in de wijk, (vroeg-) signalering, bieden van laagdrempelige ontmoetingsplekken voor ouders, vraag en aanbod van cursussen op elkaar afstemmen en – op uiteenlopende manieren – advies geven aan ouders, jongeren en professionals.
8
Dit vraagt van gemeenten het besluit om de bestaande CJG-structuur te bestendigen dan wel door te ontwikkelen. Op termijn kan dit wellicht ook vorm krijgen in dan wel ondersteund worden met een (regionaal) preventie arrangement. Daarbij is de vindplaats de werkplaats. Hierdoor kan de ondersteuningsstructuur, in het kader van passend onderwijs, intensiever gaan samenwerken met het onderwijs. Dit, ter ondersteuning van leerlingen, ouders en professionals op scholen. Het streven is om de zorgstructuur op scholen te versterken met een basisaanbod van lichte preventieve jeugdhulp. Een belangrijke belemmering voor een sterk preventief veld is dat de uitvoerende organisaties elk jaar opnieuw subsidie moeten aanvragen en het onzeker is of deze kunnen worden gecontinueerd. Bijkomend verschijnsel daarvan is dat het preventieve werkveld van “iedereen” is en wordt door “iedereen” wordt uitgevoerd. Het opdrachtgeverschap voor coördinatie, kwaliteitsbewaking, innovatie e.d. is daarbij niet of onvoldoende belegd. De gemeenten in Midden Holland willen dit veranderen. Gezamenlijk wordt onderzocht hoe de inkoop en het opdrachtgeverschap van het preventieve aanbod effectiever en efficiënter kan worden geregeld. Met als doel vereenvoudiging van het preventieve aanbod en versterking van de aansturing. Deze optie wordt - samen met de grootste aanbieders – nader verkend en uitgewerkt.
Preventief jeugdbeleid Zuidplas Op grond van de jeugdwet 2015 wil de gemeente Zuidplas inzetten op de versterking van het opvoedkundig klimaat in de dorpen. Ook het jongerenwerk speelt daarbij een belangrijke rol. Voor de versterking van het preventief jeugdbeleid is vanuit de decentralisatie-uitkering CJG een structureel bedrag beschikbaar van afgerond € 45.000,-. In overleg met de partners en aansluitend op de voorstellen in de regionale nota zal dit bedrag vanaf 2015 daar waar nodig worden ingezet op de versterking van het preventief jeugdbeleid in de dorpen,met het accent op de scholen. Dit voornemen zal in 2014 in een apart advies worden uitgewerkt en in het najaar van 2014 ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.
2.3 Toeleiding en toegang tot jeugdhulp Inleiding Volgens de jeugdwet zijn gemeenten ervoor verantwoordelijk dat jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier wordt aangeboden en te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is in situaties waar onmiddellijke ondersteuning vereist is. De toeleiding en toegang tot jeugdhulp bevindt zich in het schema hierboven in het tweede kwadrant. De gemeenten in Midden-Holland hebben er in Gebundelde Krachten voor gekozen om de toeleiding en toegang tot jeugdhulp te organiseren via sociale teams. Voor Jeugd zijn er regionale afspraken gemaakt over de werkwijze en samenstelling van de sociale teams. Positionering, competenties, taken De lokale sociale teams sluiten aan op de informatie- en adviesfunctie en het preventieve aanbod vanuit het CJG in het eerste kwadrant. Het CJG vormt als het ware het voorportaal voor de sociale teams. Het is essentieel dat er een directe verbinding is tussen het CJG en de sociale teams. De burger moet van een overgang tussen CJG en sociaal team niets merken. Het sociaal team bestaat uit generalisten, waaronder Jeugd- en Gezinswerkers. Zij richten zich op jeugdigen en hun gezinnen met meervoudige problematiek rond opvoeden en opgroeien. Enkelvoudige, één op één vragen op het gebied van opvoeden en opgroeien en de ondersteuning gericht op een veilige en sociale wijk worden (fysiek, telefonisch dan wel digitaal) door de voorliggende CJG informatie- en adviesfunctie opgepakt. Om hun taken uit te kunnen voeren en actief bij te dragen aan de gewenste omvoming van het sociaal domein worden (zeer) hoge eisen gesteld aan de medewerkers van het sociaal team. Regionaal is een lijst met vereiste competenties en een functieprofiel opgesteld. Er wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan scholing en intervisie, bij voorkeur 3D-breed.
9
De taken van het sociaal team zijn: Integrale en systeemgerichte vraaganalyse; Sturen op gebruik eigen kracht en sociaal netwerk, preventief aanbod en 1G1P; Bieden van kortdurende hulp en ondersteuning aan het gezin; Consultfunctie voor partijen uit de algemene en vrij toegankelijke voorzieningen; Verwijzen naar maatwerkvoorziening (Toegang); Nauwe samenwerking met huisartsen en andere verwijzers; Samenwerking met partijen buiten het team, zoals het onderwijs, de kinderopvang, het Veiligheidshuis etc. Borging van nazorg na afloop van een maatwerkwerkvoorziening ook bij opvang uit het gedwongen kader. Het sociaal team neemt deze taken dus niet van uitvoerende hulpverleners over. Het is belangrijk dat het sociaal team in aangewezen situaties zelf hulp kan verlenen, maar dit is niet de hoofdtaak. Belangrijker is de regierol: het in beweging krijgen van het gezin, het opstarten van een gezinsplan en/of ingrijpen als de uitvoering van een gezinsplan blokkeert. De inzet van een sociaal team is daardoor altijd tijdelijk, en nooit langdurig. Sociale teams Zuidplas Per 1 januari 2015 worden in Zuidplas sociale teams ingericht. Deze teams sluiten aan op het CJG. Waar het CJG zich richt op preventie, informatie en advies, pakt het Sociaal Team meervoudige problemen aan rond opvoeden en opgroeien. De relatie tussen het CJG en de sociale tams wordt de komende jaren verder vormgegeven. Hierdoor ontstaat een eenduidige structuur voor vragen om maatschappelijke ondersteuning, waaronder opgroei- en opvoedvragen. In het sociaal team zitten verschillende hulpverleners. Allemaal kunnen ze met de inwoner kijken wat er aan de hand is en een plan maken. Ieder lid is deskundig op het eigen terrein. Bijvoorbeeld voor jeugd, welzijn, zorg, mensen met een verstandelijke beperking, ggz problematiek of ouderen. De hulpverleners in de sociale teams kijken altijd samen met de inwoner welke aanpak het best past bij de eigen mogelijkheden en kwaliteiten van inwoners en maken hier samen met de inwoner een plan voor (1gezin1plan). Mensen die belangrijk voor de inwoner zijn, zoals familie, vrienden en/of buren, kunnen in overleg met de inwoner worden betrokken. Of we schakelen vrijwilligers in. Het doel is dat de inwoner zo snel mogelijk weer zelf, al dan niet met ondersteuning vanuit de omgeving, verder kan. Het sociaal team werkt naast het CJG en de ondersteuningsteams in het onderwijs ook nauw samen met andere zorg- hulp- en dienstverleners in de wijk zoals huisartsen en vrijwilligers(organisaties). De teams nemen geen taken van uitvoerende hulpverleners over. Belangrijk is de regierol, het in beweging krijgen van een inwoner/gezin. De taken van de sociale teams in Zuidplas zijn: 1. Het analyseren van de vraag van een ouder/jongere, daarbij gebruik makend van een ‘quick scan’ en ‘integrale vraaganalyse’; 2. Het bepalen van de benodigde ondersteuning; 3. Het uitvoeren of regelen van ondersteuning: het regelen van toegang tot gespecialiseerde (jeugd)hulp; 4. Regievoering.
Toegang Onder Toegang wordt hier verstaan de formele procedure voor een maatwerkvoorziening jeugdhulp. De gemeenten hebben aangegeven deze taak in of dicht bij het sociaal team te willen leggen. Dit naast de zelfstandige bevoegdheid van o.a. de huisarts, specialist en jeugdarts en crisisdienst om een maatwerkvoorziening toe te kennen. Met de nieuwe Jeugdwet vervalt het huidige wettelijke recht op zorg. Daarvoor komt in de plaats de verplichting aan gemeenten om, indien noodzakelijk geacht, 'voorzieningen' te treffen, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. Bij de uitwerking van deze wettelijke bepaling in de daarop toeziende verordening wordt een praktische en niet bureaucratische werkwijze betracht. Daarbij beogen wij dat het plan van aanpak, dat gezamenlijk door de jeugdigen, zijn ouders, zijn sociaal netwerk en de zorgverlener wordt opgesteld, basis is en blijft voor de formele beschikking. Hiermee wordt de administratieve last tot een minimum beperkt. Belangrijker echter is, dat daarmee wordt bereikt dat de in het plan van aanpak afgesproken ondersteuning direct in werking kan treden en niet opgehouden wordt door een daarop volgende administratief proces.
10
De jeugdhulpplicht is breed gedefinieerd en geeft de gemeenten de verantwoordelijkheid om daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben, in verband met opvoed- en opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen een voorziening te treffen. Hieronder valt zowel een vorm van ambulante hulp, als een verblijf bij pleegouders, hulp in een medisch kinderdagverblijf of bijvoorbeeld psychiatrische zorg. Dit met als doel dat de jeugdige, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau, gezond en veilig kan opgroeien, kan groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam kan zijn en maatschappelijk kan participeren. Vraagstukken die daartoe worden uitgewerkt, zijn o.a.: bepalen welk deel van de ondersteuning en hulp als vrij-toegankelijke (algemene) en niet vrij-toegankelijke (maatwerk) voorziening worden aangemerkt; bepalen hoe wij omgaan met beschut werk; bepalen wie in aanmerking komt voor welke vormen van re-integratie en bepalen onder welke condities een Persoonsgebonden budget (verder PGB) wordt verstrekt. De Midden-Holland gemeenten hebben gezamenlijk een werkproces ontwikkeld waarin het besluit om maatwerk toe te kennen wordt verdeeld over een aantal stappen. Het administratieve proces van toekenning van de beschikking ligt in alle gevallen bij de gemeente. Ook als de toekenning van maatwerk geschiedt door de huisarts, crisisdienst of andere die daar volgens de jeugdwet toe bevoegd zijn. Dit uiteraard met inachtneming met de verantwoordelijkheiden van deze partijen. De uiteindelijke beschikking staat open voor bezwaar en beroep. Aan dit besluit zit een administratief, juridisch en financieel werkproces vast, vergelijkbaar met dat van de Wmo. Deze BackOffice ligt bij de individuele gemeenten. De inrichting van de back-Office wordt lokaal geregeld. Deze BackOffice en het sociaal team moeten naadloos op elkaar aansluiten. Belangrijk aandachtspunt daarbij is de ICT verbinding. ICT Ter ondersteuning van de primaire werkprocessen en het genereren van managementinformatie is een digitaal ondersteuningssysteem nodig. Een systeem dat de mogelijkheid biedt voor een digitaal dossier voor ouders en waar afspraken in kunnen worden vastgelegd en bewaakt. Daarnaast bestaat de wettelijke verplichting aan te sluiten bij de landelijke Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV). De CORV is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen en het gemeentelijke domein. Binnen de gemeenten en bij de diverse partners zijn systemen beschikbaar die hiervoor kunnen worden ingezet. Het CJG Midden-Holland maakt gebruik van Gezin in Beeld (GIB), een software pakket dat voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden. Bij de keuze voor een ICT-systeem voor de sociale teams wordt bezien of o.a. een koppeling van GIB met de CORV mogelijk is. Bij een positieve uitkomst is verdere inzet van GIB een logische optie. Tegelijkertijd wordt er op landelijk niveau door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) gewerkt aan één systeem dat aan alle eisen voldoet en landelijk kan worden uitgerold. Privacy Bij al deze vormen van samenwerking is het noodzakelijk dat de partners persoonsgegevens van cliënten aan elkaar verstrekken en met elkaar uitwisselen. Hiervoor worden met de betrokken partijen afspraken gemaakt. Het privacyreglement van het CJG Midden-Holland dient als voorbeeld. Het is niet de bedoeling om de eigen regelingen van de partners voor de omgang met persoonsgegevens te vervangen. Deze blijven eveneens van kracht. De aanvullend te maken afspraken betreffen uitsluitend regels voor de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de partners in het kader van het bieden van gezamenlijke hulp aan een cliënt en de leden van zijn gezinssysteem.
11
2.4. Regionale georganiseerde specialistische jeugdhulp & opvoedhulp (maatwerkvoorzieningen) Soms gaan problemen de eigen kracht, het eigen sociaal netwerk en de ondersteuning vanuit het netwerk te boven. In die gevallen is specialistische hulp nodig. De Midden Holland gemeenten hechten grote waarde aan het eerder en beter signaleren van behoefte aan ondersteuning en hulp en aan het verstevigen van de pedagogische civil society. De inzet van specialistische jeugd- en opvoedhulp dient zo gericht, kort en effectief mogelijk te zijn. In het oude jeugdstelsel kwamen jeugdigen en ouders vaak pas bij de (specialistische) jeugd- en opvoedhulp terecht wanneer er al verschillende soorten hulp waren ingezet. Er kan winst geboekt worden door – indien nodig – eerder op te schalen naar specialistische hulp. Dit is effectief voor de jeugdige en de ouders omdat er eerder een oplossing wordt gezocht voor (beginnende) problemen, maar ook efficiënt omdat hulp niet wordt ‘gestapeld’. De inzet van specialistische jeugd- en opvoedhulp kan op advies door sociale teams, huisarts, jeugdarts en de gecertificeerde instelling worden gerealiseerd. De specialistische hulp bestrijkt een breed veld van opvoed- en gedragsproblemen van jeugdigen, psychische en lichamelijke problemen tot en met complexe stoornissen. De problematiek kan tijdelijk zijn, maar ook blijvende kwetsbaarheid of beperkingen met zich meebrengen Voor zowel de jeugdige en ouders als voor het beheersbaar houden van de kosten van de jeugdhulp is het zaak tijdig de ‘afschaling’ van de specialistische hulp terug naar de sociale teams en terug naar het eigen netwerk goed te organiseren. De opgave voor de samenwerkende Midden Holland gemeenten en instellingen is de prioriteitstelling bij de te verlenen hulp goed te regelen; zoals voorrang bij risico op veiligheid. Door de jeugdhulporganisaties wordt toegewerkt naar integrale trajecten over de oude domeinen heen voor jeugdigen en hun omgeving waarvoor dat nodig is. De ketenbenadering met verwijzingen is vervangen door een benadering van wrap around care. Daarnaast wordt gewerkt aan meer samenhang. Dat is nodig om de bezuinigingstaakstelling in relatie met passende zorg te realiseren. Voorbeelden hiervan zijn een integrale crisisdienst; het invullen van de expertfunctie bij jeugdproblematiek in de sociale teams, het onderwijs en de kinderopvang; integrale programma’s bij meervoudige problematiek en trajectzorg met een vaste hulpverlener voor het gezin/netwerk. Vormen van Specialistische hulp (maatwerkvoorzieningen) zijn: Crisisopvang; specialistische ambulante hulp bij complexe problematiek; forensische hulp; gesloten jeugdhulp; langdurige specialistische ggz bij complexe problematiek; kinderdagbehandeling; pleegzorg; residentiële hulp; verzorging van jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking; specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van verstandelijk beperkte jeugd. Pleegzorg Ieder kind heeft recht om op te groeien in een gezin. Soms kan dit niet, door allerlei problemen thuis, op school of met andere mensen. Pleegzorg is dan een oplossing die voor veel kinderen uitkomst biedt. Het doel van pleegzorg is dat de ouders zelf de opvoeding weer op zich nemen. Als blijkt dat dit onmogelijk is, nemen pleegouders de opvoeding van het kind voor langere tijd op zich. Het pleeggezin biedt dan een plaats waar het kind verder kan opgroeien. Wij noemen dit ook wel de 'opvoedingsvariant’. Daarnaast zijn er tijdelijke vormen van pleegzorg, de 'hulpverleningsvariant’. Het gaat dan om crisiszorg of rustpauzes voor gezinnen. Pleegzorg kan daarnaast waar mogelijk ingezet worden als onderdeel van een traject voor gesloten plaatsing. Dit sluit aan bij de nieuwe Jeugdwet. Daarin staat dat plaatsing in een gezinsverband in principe de voorkeur heeft als kinderen voor kortere of langere tijd niet thuis kunnen opgroeien. De plaatsing in een pleeggezin van een jongere vindt veelal plaats op basis van voorstel van de gezinsvoogd. Deze stelt het hulpverleningsplan op in overleg met (pleeg)ouders en regelt met hen de definitieve plaatsing. De gezinsvoogd monitort de ontwikkeling en veiligheid van het kind en begeleidt ouders en zorgt voor een bezoekregeling. Eventueel kan op voorstel van de gezinsvoogd na verloop van tijd overheveling plaatsvinden van voogdij naar pleegouders. Het is ook mogelijk om op vrijwillige basis gebruik te maken van pleegzorg. Het proces hoeft dan niet via een gezinsvoogd te lopen, maar wordt opgenomen in het gezinsplan. 12
Bij de contractering van pleegzorgaanbieders en bepaling van het aanbod, worden afspraken gemaakt over de beschikbaarheid van ondersteuning voor pleegzorgouders. Waaronder de inzet van effectieve begeleidingsmethoden. Belangrijk aandachtspunt is de beschikbaarheid van pleegouders. Daarnaast is er in de afspraken met aanbieders aandacht voor het proces van matching. Belangrijk is dat er maximaal aandacht is voor de keuzemogelijkheid van het pleegkind, de ouders en de pleegouders. Om het huidige kwaliteitsniveau na de inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet te kunnen continueren, zullen Jeugdhulp Nederland (waarvan Pleegzorg Nederland deel uitmaakt) en VNG een convenant afsluiten dat dit kwaliteitskader voorschrijft aan alle (toekomstige) pleegzorgaanbieders. De instellingen die pleegzorg bieden stellen het kind centraal en werken voortdurend aan verbetering van de zorg- en dienstverlening. Op het moment dat de richtlijn Pleegzorg beschikbaar komt, wordt deze opgenomen in de inkoopvoorwaarden voor pleegzorg.
2.5. De rol en taken van experts Het sociaal team bestaat uit generalisten. Als de vraag van de inwoner om specialistische kennis vraagt, kan het sociaal team een beroep doen op experts van buiten. Deze consultatie kan betrekking hebben op een maatwerkvoorziening, maar kan daar ook los van staan. De experts zijn ondersteunend aan de sociale teams en geven, op verzoek en vanuit hun expertise, advies over wat binnen een 1G1P nodig is voor het oplossen van specifieke vragen of problemen. De expert heeft geen formele invloed op de beslissing of en door wie de geadviseerde maatwerkvoorziening wordt uitgevoerd. De expert heeft drie taken. In het eerste geval zit hij niet met het gezin aan tafel, in de andere twee gevallen wel. De taken van de expert zijn: Adviseren van de Jeugd- en Gezinswerker in diens werk met het gezin; Adviseren van de jeugd- en Gezinswerker, ouders en jongeren over hulp binnen 1 G1P; Adviseren over inzetten van maatwerk binnen 1G1P. De wisselwerking tussen het sociaal team en de expert moet vanzelfsprekend, snel en effectief zijn. Om de nauwe aansluiting tussen expert en sociaal team te waarborgen, en er tevens voor te zorgen dat de adviesrol eenduidig wordt opgevat, is een (lichte) vorm van organisatie nodig. Ook moeten experts voldoende tijd hebben om deze consultfunctie te kunnen uitoefenen. De experts vormen geen team. De experts die het meest frequent geraadpleegd worden staan vanzelfsprekend het dichtst bij het sociaal team. Binnen de bekostiging en het inkoopproces wordt rekening gehouden met de benodigde beschikbaarheid van deze experts en worden afspraken over de inzet van expertise gemaakt.
2.6. Afstemming met onderwijs De vier samenwerkingsverbanden passend onderwijs en de gemeenten in de regio Midden Holland gaan uit van een gemeenschappelijke visie (zie bijlage 1), die de grondslag vormt voor de verbinding tussen de zorgstructuur op de scholen en het jeugdstelsel dat door de gemeente wordt ingericht. Deze visie is als volgt uitgewerkt: Om kinderen, ouders en leerkrachten, die dit nodig hebben, te ondersteunen richten alle scholen een ondersteuningsteam in. Onderdeel van dit team is een professional (in de praktijk vaak de schoolmaatschappelijk werker) die ook daadwerkelijk (kortdurende) hulp en/of ondersteuning kan verlenen. Deze persoon is fysiek op de school aanwezig en eerste aanspreekpunt voor ondersteuningsvragen. 1. Naast deze professional heeft iedere school een schakelfunctionaris (Jeugd- en gezinswerker) binnen het sociaal team. Deze functionaris heeft een band met de school en is voldoende aanwezig om een bekend gezicht te zijn. De gemeente waar de school gevestigd is levert de inzet van deze schakelfunctionaris. 2. De schakelfunctionaris komt in beeld als de problemen de school te boven gaan. Hij of zij is dan de verbinding voor de betreffende school en leerling met het sociaal team van de woonplaats van de leerling. 3. Vanuit het ondersteuningsteam in het onderwijs kan – net als bij de sociale teams – gebruik worden gemaakt van experts. De experts kunnen om advies worden gevraagd op het gebied van opgroeien en opvoeden, bij 1G1P, of als er een maatwerkvoorziening nodig is. Daar waar een expert al betrokken is vanuit onderwijs of voor gezinsproblemen, wordt deze zo veel mogelijk benut voor vragen uit beide gebieden. In bepaalde gevallen kan deze de expert mogelijk ook de 2 deskundige zijn die nodig is voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. Deze afspraken vallen samen met de opdracht om de zorgstructuur op scholen te versterken zoals verwoord in paragraaf 2.2. 13
Afstemming met het onderwijs Zuidplas Kinderen in Zuidplas hebben recht op goed onderwijs, op redelijke afstand van huis en waar recht wordt gedaan aan de schoolkeuze van ouders en het kind. Met passend onderwijs worden de scholen verplicht om een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De gemeente zorgt in samenspraak met het onderwijs voor de verbinding tussen de zorgstructuur op de scholen (inclusief de voorschoolse periode) en het jeugdstelsel dat de gemeente inricht. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn: Alle scholen richten ondersteuningsteams in om kinderen te steunen die dit nodig hebben. - Naast bovengenoemde professional beschikt iedere school over een contactpersoon van het Sociaal Team. - Op alle scholen wordt de zorgstructuur versterkt met een basisaanbod van lichte preventieve jeugdhulp Zoals aangegeven in het kader ‘preventief jeugdbeleid’ wil de gemeente de komende beleidsperiode inzetten op het daar waar nodig versterken van het preventief jeugdbeleid in de dorpen, met het accent op de scholen. Hiervoor stellen wij vanuit de decentralisatie-uitkering CJG een structureel bedrag beschikbaar van € 45.000,-.
2.7. Rol en positie van de huisarts, jeugdarts en medisch specialisten Huisartsen krijgen in de Jeugdwet de bevoegdheid om naar alle vormen van jeugdhulp te verwijzen. De huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over ziekte en gezondheid. Ze hebben in hun spreekuur te maken met veel vragen en problemen waar zij zelf het antwoord niet op kunnen geven, maar waar de gemeente en de betreffende inwoners wel mee aan de slag kunnen. Het is daarom vanzelfsprekend dat gemeenten met huisartsen (maar ook met jeugdartsen en medisch specialisten) afspraken maken over de verwijzing naar jeugdhulp. In Midden Holland zullen de gemeenten de toegang tot jeugdhulp via sociale teams vorm geven. Ter ondersteuning van de samenwerking tussen huisartsen, het sociale team en andere partners in het werkveld zijn met de Regionale Organisatie voor Huisartsen in Midden Holland (ROMH) zijn daarvoor de volgende werkafspraken overeengekomen: 1. Huisartsen in Midden Holland maken geen onderdeel uit van de lokale sociale teams. Wel is er een verbinding tussen de huisartsen en de sociale teams. 2. Per coöperatie van huisartsen worden afspraken gemaakt over de verbinding. Vanuit het sociaal team is er één vaste contactpersoon per coöperatie. De contactpersoon wordt gezamenlijk door gemeente en coöperatie aangewezen. 3. De samenwerking met de huisartsen bevat in ieder geval de volgende onderdelen: Wederzijdse consultatie; Kennisdeling ten aanzien van het eigen werkveld; Kennis van elkaars werkwijze van toeleiding tot zorg, ook voor gemeenten; Bekendheid met het lokale sociale team; Het verwijsrecht van huisartsen wordt, door de gemeenten in MH, niet ingeperkt tov de huidige situatie; De privacy van inwoners en patiënten wordt gewaarborgd. Informatie-uitwisseling vindt alleen plaats in het kader van 1G1P met toestemming van de betrokken burger/patiënt. Dit alles binnen de hiervoor geldende wet- en regelgeving; Deze regionale afspraken zijn uitgangspunt voor de vervolgafspraken op lokaal niveau tussen de sociale teams en de huisartsen; Voor de uitwisseling van persoonsgegevens zal een gezamenlijk privacyreglement worden opgesteld. Rol en positie van de huisarts in Zuidplas De hierboven opgenomen afspraken zijn gemaakt tussen de gemeenten in Midden-Holland en de Regionale Organisatie voor Huisartsen in Midden Holland (ROHMH). De huisartsen in Nieuwerkerk aan den IJssel vallen niet onder deze organisatie. De gemeente Zuidplas heeft het voornemen om de huisartsen in Nieuwerkerk en ook Zuidplas-breed uit te nodigen voor een bijeenkomst om met elkaar van gedachten te wisselen over de samenwerking binnen het sociaal domein: op welke thema’s kunnen wij elkaar versterken? Tijdens de bijeenkomst zullen ook de regionale afspraken uit Midden-Holland worden geagendeerd. Vanuit de sociale teams in Zuidplas wordt de wijkverpleegkundige aangewezen aks contactpersoon om de verbinding met de huisartsen te leggen. Ook dit onderwerp zal aan de orde worden gesteld tijdens de te organiseren bijeenkomst met de huisartsen. 14
2.8. Afstemming met veiligheid en crisisdienst Melding aan Raad voor de Kinderbescherming Het toekomstbeeld is dat het Verzoek tot Onderzoek (VTO) aan de Raad voor de Kinderbescherming kan worden verzorgd door het AMHK, een Gecertificeerde Instelling (GI), het sociaal team en mogelijk door leerplicht. Een VTO moet gedaan worden door een organisatie met een juridische entiteit. Voor de sociale teams is het nog onduidelijk of dat per 1 januari 2015 het geval is. Daarom zullen in 2015 de VTO’s aangevraagd worden door het AMHK of een GI. De betrokkenheid van de sociale teams en de mogelijke inzet van leerplicht zal in 2015 nader worden onderzocht. Mogelijk dat dit punt wordt opgelost door gebruik te maken van jeugdhulpprofessionals die nog onder de juridische entiteit vallen van hun huidige jeugdhulpwerkgever. Daarnaast zal worden gekeken naar de samenwerking met het Veiligheidshuis. Crisishulp Crisishulp wordt zowel ambulant als middels pleegzorg en 24-uurs verblijfszorg ingezet op verzoek van de integrale crisisdienst of de gecertificeerde instelling. Integrale crisisdienst Er komt een intersectorale crisisdienst jeugd met als toekomstbeeld een integrale en intersectorale crisisdienst voor de leeftijd 0-100+. Inrichting van een integrale crisisdienst op regionaal niveau (Midden Holland) ligt voor de hand, gelet op het feit dat het bij crisiszorg gaat om hooggekwalificeerd werk met een naar verwachting beperkt volume en een 24/7 bereikbaarheid. Dit biedt tevens de ruimte om zo optimaal mogelijk aan te sluiten bij de regionale zorginfrastructuur in Midden Holland. De eerste focus van de crisisdienst is overdracht aan het sociaal team binnen een periode van maximaal 48 uur na aanvang van de crisisinterventie. Indien tijdens de crisisinterventie blijkt dat de situatie nog niet zodanig gestabiliseerd is of kan worden, dat overdracht aan het sociaal team kan plaatsvinden, wordt crisishulp ingezet. Dit betreft intensieve zorg op basis van ambulante spoedhulp of Families First. De crisishulp kenmerkt zich door directe beschikbaarheid, borging van de veiligheid, intensieve gezinsondersteuning en werkend volgens een erkend programma als Families First of Ambulante spoedhulp. De gemeente heeft een regierol en laat de uitvoering over aan de gekozen partijen. Om tijdig passende hulp te kunnen leveren, is het van belang dat de gemeenten in de regio Midden Holland regelen dat er bij acute nood of crisis direct benodigde zorg ingezet kan worden. Het afgeven van de beschikking en verantwoording van de ingezette zorg vindt dan achteraf plaats. Uit praktische overwegingen wordt de crisisdienst jeugd vooralsnog bij de gecertificeerde instelling (rechtsopvolger van het huidige BJZ) ondergebracht, waarbij wordt gewerkt vanuit een netwerksamenwerking. Er wordt gewerkt met één ingang. Op het moment dat de crisisdienst wordt uitgebreid naar 0-100+ wordt opnieuw gekeken naar de positionering. Door het organiseren van de ingang naar de crisisdienst via één (soort) aanspreekpunt is voor zowel inwoners als professionals duidelijk waar vragen en meldingen over crisishulp kunnen worden afgehandeld. Er is sprake van een bereikbaarheid van 24/7 met verdeling binnen en buiten kantoortijden. Crisishulp staat in nauwe relatie tot het integrale crisisteam maar is geen organisatorisch onderdeel van het integraal crisisteam.
15
3. Veiligheid en gedwongen kader Conform de Jeugdwet worden gemeenten in het nieuwe stelsel verantwoordelijk voor zowel de toeleiding naar als de uitvoering van het gedwongen kader. Bij jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt door de overheid ingegrepen in de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare kinderen en hun ouders. Dit vereist zorgvuldige afwegingen en procedures. De gemeente grijpt in als de veiligheid van een jeugdige wordt bedreigd, onder andere door inzet van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK), het bieden van crisisopvang en aanvullende hulp of ondersteuning en door via de rechter voogdij of gezinsvoogdij op te leggen (via de Raad voor de Kinderbescherming) Het beleid met betrekking tot het gedwongen kader wordt door de regio Midden-Holland samen met de regio Holland-Rijnland vorm gegeven. 3.1. De organisatie van het gedwongen kader. AMHK Per 1 januari 2015 is het AMHK gepositioneerd bij de GGD Hollands-Midden. Alle vragen, signalen en meldingen over kindermishandeling en huiselijk geweld komen binnen bij het AMHK. Als er sprake is van een melding van geweld in huiselijke kring wordt op basis van beschikbare informatie in het Veiligheidshuis beoordeeld of dit als formele melding wordt geaccepteerd; of dat de casus als code groen kan worden aangemerkt en kan worden (terug)verwezen naar lokale zorgstructuren. Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (Gecertificeerde instellingen) Per 1 januari 2015 kunnen kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering alleen worden uitgevoerd door instellingen die daarvoor gecertificeerd zijn. Een instelling krijgt een certificaat indien deze voldoet aan het landelijk vastgestelde normenkader. Zo is de kwaliteit van de uitvoering gewaarborgd. De rechter draagt de maatregel rechtstreeks op aan een gecertificeerde instelling (GI) waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt. Vanwege de continuïteit van zorg worden lopende kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering in 2015 nog uitgevoerd door de organisatie die dat in 2014 al deed (Bureaus Jeugdhulp of de Landelijk werkende instellingen). Nieuwe maatregelen en verlengingen van maatregelen dienen te worden uitgevoerd door de GI waar de gemeenten in Midden Holland afspraken mee maken. Gemeenten zijn verplicht om een of meer GI’s te contracteren. In de regio Hollands Midden kiezen we voor de constructie hoofdaannemer/onderaannemer, waarbij de rechtsopvolger van het huidige Bureau Jeugdhulp de hoofdaannemer is en de Landelijk Werkende Instellingen William Schrikker Groep (WSG), Leger des Heils (LdH) en de Stichting Christelijke Jeugdhulp (SGJ) als onderaannemer fungeren. Vanwege de daarvoor benodigde implementatietijd zullen de GI’s voor 2015 nog apart worden gecontracteerd. Dit houdt in dat de GI’s in staat worden gesteld in 2015 de samenwerking zodanig vorm te geven dat die voldoet aan de eisen en voorwaarden die de regio’s Midden Holland en Holland Rijnland stellen. Het gaat daarbij vooral om de aansluiting op jeugd- en gezinsteams respectievelijk sociale teams en de samenwerking van aanbieders JB en JR met relevante partners in en om het gezin. Ook de wijze waarop door samenwerking concreet wordt bijgedragen aan de door de regio’s gewenste transformatie beschouwen wij als essentieel. De GI is verantwoordelijk voor deskundige beroepskrachten, het nemen van kernbeslissingen, een op samenwerking gericht werkproces en capaciteit en expertise in het specialistisch team. Er worden, voortbordurend op de wettelijke kwaliteits- en uitvoeringseisen, regionale richtlijnen opgesteld voor de handhaving en uitvoering van hulp in het kader van maatregelhulp. Hierbij blijft ‘op maat werken’ op kindniveau zo veel mogelijk gehandhaafd. JeugdzorgPlus Voor de uitvoering van gesloten jeugdhulp is het land in vijf zogenaamde zorggebieden verdeeld. De provincie ZuidHolland (inclusief de stadsregio’s) vormt de regio Zuidwest. Op dit niveau worden afspraken gemaakt die borgen dat voldoende capaciteit voor de regio beschikbaar is en gelijktijdig wordt samengewerkt aan de vermindering van het aantal jeugdigen dat in een gesloten jeugdhulpvoorziening terecht komt. Een bijzondere eigenschap van de JeugdzorgPlus is de ‘leveringsplicht’ voor een gemeente: als de rechter een machtiging afgeeft, dient de gemeente ervoor te zorgen dat de jeugdige geplaatst kan worden. De regio Midden Holland maakt afspraken met de sector over een vastgestelde capaciteit op basis van de verwachte omvang van de vraag en de extra capaciteit die nodig is om de opnamegarantie te kunnen realiseren. 16
3.2 De werkwijze van het gedwongen kader Algemeen Om de veiligheid te waarborgen én het jeugdstelsel integraal in te richten gelden de volgende algemene kaders voor het gedwongen kader: De werkwijze van het gedwongen kader moet logisch aansluiten op het vrijwillig kader om continuïteit van hulp te waarborgen; ook na beëindigen van opgelegde maatregelen (voor jeugdbeschermings- of jeugdreclassering) of einde van de plaatsing in gesloten jeugdhulp; De vakspecialistische hulpverlener of sociaal teammedewerker speelt een belangrijke rol en bewaakt de integrale inzet en continuïteit van hulp. Maatregelen zijn namelijk tijdelijk en in principe niet gericht op de normale, dagelijkse leefwereld van het gezin. Gezinsvoogden, voogden en jeugdreclasseerders zijn daarom geen onderdeel van het sociale team of vakspecialistische hulpverlener, maar worden tijdelijk toegevoegd aan het gezin; Voor kinderen, jongeren en ouders moet het duidelijk en transparant zijn hoe de rollen, taken en verantwoordelijkheden zijn verdeeld tussen de sociale teammedewerker, specialistisch hulpverlener en de (gezins)voogd of jeugdreclasseringsmedewerker. De sociale teammedewerker of vakspecialistische hulpverlener kan gebruikmaken van drangprincipes als stok achter de deur. Is dit niet voldoende om de (ernstige) ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, dan kan vanuit het sociaal team gemeld worden bij het Casus Overleg Beschermd plus (COBplus). Als de rechter een maatregel heeft uitgesproken gaat ook de (gezins)voogd/jeugdreclasseerder aan de slag in het gezin; De sociaal teammedewerker, de gezinsvoogd en de specialistische hulp werken nauw samen om de doelen van de ondertoezichtstelling (OTS) en/of jeugdreclasseringsmaatregel te behalen; Een verzoek tot een maatregel wordt altijd besproken met de ouders; Tijdens een Raadsonderzoek is de vakspecialistische hulpverlener of sociaal teammedewerker de casusregisseur in het gezin, ondersteund door het specialistenteam; Gemeenten reageren bij incidenten niet met alleen protocollen, maar zoeken naar oplossingen met goede ondersteuning en multidisciplinaire oordeelsvorming. AMHK De werkwijze van het AMHK is gestoeld op twee belangrijke pijlers, zoals ook reeds vastgesteld in de regiovisie ‘Geweld in huiselijke Kring HM 2014-2018’: 1. Het taboe op huiselijk geweld en kindermishandeling doorbreken, waardoor geweld eerder herkend en erkend wordt. Door voorlichting en publiekscampagnes herkennen inwoners het probleem en weten waar ze met hun signalen terecht kunnen. 2. Een efficiënte en effectieve uitvoering zorgt er voor dat het geweld snel en langdurig stopt. Vanuit de sterke relatie van zorg en veiligheid is het van belang om rond de casusgerichte aanpak van het AMHK een goede verbinding met de partners in het Veiligheidshuis te maken. Bij signalen van geweld in huiselijke kring worden eerst op basis van beschikbare informatie uit de zorg- en veiligheidsketen door het AMHK beoordeeld (triage). Dat betekent vrijwel altijd dat door een ervaren professional contact wordt gelegd met het huishouden of gezin en op basis van bevindingen eventuele nadere informatie wordt opgevraagd. Op basis van al deze informatie wordt de code bepaald. Bij code groen zal de zorg voor het gezin opgepakt worden via de bestaande lokale zorgvoorzieningen (huisarts, maatschappelijk werk, CJG etc.).Bij de codes oranje en rood is er sprake van een urgente situatie die om direct ingrijpen vraagt. De veiligheid is dan in het geding en het geweld moet worden gestopt. Een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) kan worden overwogen. Ook is dan vrijwel altijd direct specialistische zorg nodig. Het sociaal team kan direct advies inwinnen bij de RvdK. Deze urgente meldingen worden regionaal (Hollands Midden breed) opgepakt. Ook bij code groen kan overigens specialistische hulp nodig zijn en worden ingeschakeld. Steeds geldt dat zorg laagdrempelig en dichtbij georganiseerd wordt waar het kan en centraal waar het moet. Het AMHK voert zelf geen hulpverlening uit. Tijdens het onderzoek naar de melding moet de hulpverlening door anderen uitgevoerd worden. Het AMHK zorgt ervoor dat de hulp geborgd is in samenwerking met het sociaal team. Het AMHK is tevens niet los te zien van het Meldpunt Zorg en Overlast. De meldingen bij het Meldpunt Zorg en Overlast betreffen ook vaak zaken waar huiselijk geweld een van de problemen is. Bovendien fungeert het Meldpunt Zorg en Overlast nu als backoffice voor het Steunpunt Huiselijk Geweld. Er ontstaat een wederzijdse afhankelijkheid tijdens het onderzoek. 17
Brede analyse van de problematiek op alle leefgebieden Bij een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling, waaruit blijkt dat sprake is van een risicovolle situatie, wordt een analyse gemaakt. De analyse betreft de situatie in het gezin of huishouden en de oorzaken die geleid hebben tot het geweld of de mishandeling op basis van een standaardmethodiek. Dit gebeurt door daartoe opgeleide en ervaren professionals. Een goede systematische beoordeling van de situatie kan voorkomen dat onnodig te zware middelen worden ingezet. Tegelijkertijd kan worden voorkomen dat er te lichte middelen worden ingezet, waardoor het geweld of de mishandeling escaleert en uiteindelijk leidt tot meer ontwrichting in het gezin en hoge maatschappelijke kosten. 1 gezin 1 plan 1 regisseur 1 gezin 1 plan is een werkwijze waar in de regio al door veel zorgpartijen mee wordt gewerkt. De zorgcoördinator heeft de taak het gehele hulpverleningstraject van het gezinssysteem of het huishouden te volgen, tot het moment dat alle benodigde zorg-, hulp- of dienstverlening is gegarandeerd. Daarmee is de zorgcoördinator ook de vaste contactpersoon voor het gezinssysteem of het huishouden, die tevens een bemiddelende rol speelt tussen gezin en hulpaanbod, die het hulpaanbod coördineert en de uitvoering volgt. De gemeente draagt er zorg voor dat de zorgcoördinator ook een dusdanige positie krijgt dat hij effectief kan zijn in die coördinatiefunctie. Zo kan de zorgcoördinator personen in dienst van verschillende instellingen aanspreken op een zo effectief mogelijke, op het gezinssysteem gerichte aanpak. Bij onvoldoende resultaat is het belangrijk dat de zorgcoördinator opschaalt om het gewenste effect te bereiken. Interventie en nazorg – verdeling van taken en verantwoordelijkheden De rol van het veiligheidsdomein (AMHK) in de totale aanpak wordt belangrijker naarmate de ernst van het geweld of de mishandeling groter is. Na een incident is het allerbelangrijkste dat de veiligheid wordt hersteld op een zodanige manier dat de grootste kans bestaat dat het uiteindelijk zal leiden tot een duurzame veiligheid. Regionaal (AMHK) Alle taken die direct en indirect te maken hebben met het in veiligheid brengen van bedreigde personen Maken van een veiligheidsplan en een analyse van het gehele cliëntsysteem (bij code rood/oranje) Triage (bij code rood/ oranje) Procesregie en casusregie (bij code rood/oranje)
Lokaal Preventie en vroegsignalering Nazorg Maken van een analyse van het gehele cliëntsysteem (bij code groen) Triage (bij code groen) Procesregie en casusregie (bij code groen) Ambulante begeleiding (bij code groen – oranje – rood)
Overleg in het veiligheidshuis Regelen en bieden van opvang Het aanvragen van een onderzoek bij de RvdK
Uitstroom uit de opvang => begeleid wonen/ afspraken met de woningcorporaties Inbedding in het Wmo-beleid van de gemeente, gericht op ‘meedoen’, participatie Toeleiding naar werk Zorgen voor (nieuwe) huisvesting Regelen van een uitkering (indien van toepassing) Schuldsanering (indien van toepassing) Overleg met alle betrokken partijen (ook met justitie)
Jeugdbescherming en jeugdreclassering 18
Algemeen De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) bepaalt vanuit haar deskundigheid welke, door de gemeente gecontracteerde, GI een Jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel mag uitvoeren. Wanneer jeugdige, na een uitspraak van de rechter, bij de GI komen met een advies tot plaatsing in een LWI (Landelijk Werkende Instelling), verwijst de GI op basis van het advies van de RvdK deze jeugdigen door naar de LWI’s. Samenwerking met het sociaal team 1 Een door de rechter opgelegde maatregel wordt uitgevoerd door een gezinsvoogd (jeugdbescherming), voogd of jeugdreclasseerder (jeugdreclassering). Zij werken samen met de vakspecialistische hulpverlener of sociaal teammedewerker om het plan van aanpak aan te passen op de gestelde doelen. Er wordt bekeken of en welke aanvullende specialistische hulp nodig is. De vakspecialistische hulpverlener of sociaal teammedewerker blijft de contactpersoon voor het gezin tijdens en na beëindiging van de maatregel. De gezinsvoogd bewaakt vanuit zijn toezichthoudende taak de eisen van de kinderrechter en zet in samenspraak met de sociaal teammedewerker waar nodig aanvullende hulp in. Toeleiding naar het gedwongen kader Soms zijn problemen in een gezin zo groot dat het in het belang van het kind het niet langer verantwoord is dat zijn ouders (alleen) de verzorgings- en opvoedingsverantwoordelijkheid dragen. In dat geval dient het gedwongen kader ingeschakeld te worden. De regie op de toeleiding ligt bij het sociaal team. Invullen van een Verzoek tot Onderzoek De toeleiding naar het gedwongen kader wordt geregeld via een Verzoek tot Onderzoek (VTO) aan de RvdK. In de huidige situatie wordt dit verzorgd door BJZ. Het toekomstbeeld is dat het VTO kan worden verzorgd door het AMHK, een GI, het sociaal team en mogelijk door leerplicht. De samenwerking met het Veiligheidshuis is hierbij van belang. Casus Overleg Beschermd Plus (COBplus) Op dit moment wordt het VTO rechtstreeks door BJZ aan de RvdK aangeboden en zij bepalen samen in het Casus Overleg Bescherming (COB) hoe het vervolgtraject eruit ziet. Vanaf 2015 gaan we werken met het COBplus. Het COBplus geeft vanuit het gedwongen kader vorm aan de nieuwe benadering 1gezin1Plan en is gericht op vermindering van de instroom in de jeugdbescherming door toepassing van drang in plaats van dwang. Een VTO bij de RvdK loopt altijd via het COBplus. In het COBplus wordt mèt gezinnen gesproken en ook de melder en de casusregisseur vanuit het sociaal team schuift aan. Zo nodig zit al een voogd van de gecertificeerde instelling aan tafel. Partners binnen de jeugdhulpketen besluiten dus in het bijzijn van ouders en het kind of het gezin (nog) in aanmerking komt voor hulpverlening binnen het vrijwillig kader of dat onderzoek bij de RvdK nodig is. JeugdzorgPlus Bij JeugdzorgPlus wordt een jongere gedwongen opgenomen. Dat gebeurt niet zomaar, maar daar gaan een aantal stappen aan vooraf, te weten: 1. Een GI bepaalt of en zo ja welke vorm van zorg de jongere nodig heeft; 2. Wanneer dit gesloten jeugdhulp is, moet een gedragswetenschapper een instemmings-verklaring afgeven; 3. De kinderrechter beslist uiteindelijk of de jongere een 'machtiging gesloten jeugdhulp' krijgt. Hiermee kan de jongere gedwongen worden opgenomen in een instelling voor JeugdzorgPlus. 4. Na het afgeven van de machtiging dient de jongere zo snel mogelijk geplaatst te worden. Gegeven het onttrekkingsgevaar dat ten grondslag ligt aan het afgeven van de machtiging moet het mogelijk zijn dat de jeugdige binnen enkele dagen geplaatst kan worden. De plaatsing van jeugdigen in JeugdzorgPlus is per zorggebied georganiseerd. Per zorggebied functioneert een plaatsingscoördinatie die verantwoordelijk is voor de plaatsing van jeugdigen bij een zorgaanbieder. De plaatsingscoördinatie doet dit op basis van beschikbaarheid en eventuele inhoudelijke zorg- of veiligheidseisen voortkomend uit de inhoud van de machtiging. De plaatsingcoördinator heeft ook een rol in het monitoren van de zorgvraag en het adviseren over de benodigde capaciteit. Het expertteam vanuit de JeugdzorgPlus voorzieningen bepaalt de inzet van de bouwstenen in de specialistische ketenzorg in afstemming met het sociaal team.
1
Bij een ondertoezichtstelling wordt een gezinsvoogd toegewezen aan het gezin, bij ontheffing of ontzetting uit de ouderlijke macht wordt het gezag overgedragen aan een voogd, in de huidige situatie meestal uitgevoerd door BJZ.
19
De trajectbegeleider draagt er zorg voor dat bouwstenen van specialistische zorg tijdens het traject van residentiële plaatsing goed op elkaar aansluiten, dat er zorgvuldige overdrachten zijn en dat jongeren en gezinnen optimaal betrokken zijn in het gehele proces. Het streven is de komende jaren zowel de preventie en vroegsignalering als de nabije hulp in wijkteams te versterken. Daar waar residentiële hulpverlening noodzakelijk blijkt dient bij de trajecten vanuit de ketenzorg te worden toegewerkt naar terugkeer in de wijk door middel van de 1G1P benadering. Het wijkteam zal uiteindelijk de jongeren weer in het systeem moeten ontvangen en verder begeleiden naar zelfstandigheid. Het sociaal team kan een expert inschakelen als uit de risicotaxatie (gericht op sterke en zwakke kanten) blijkt dat er behoefte is aan specialistische zorg, dan wel het risico bestaat op het verder escaleren van problematiek en vroegtijdig inzetten van specialistische zorg gewenst is. Sommige kinderen doorlopen een traject van aansluitend gesloten en daarna open residentiële voorzieningen. Belangrijk is dat sprake is van een ononderbroken traject aansluitend op de ontwikkeling van de jongere. Het betreft hier de specialistische ketenzorg. Gedurende het traject binnen de specialistische keten van residentiële voorzieningen is er één trajectbegeleider die de rol krijgt om het gezin en de jeugdige te begeleiden. De trajectbegeleider is werkzaam binnen de specialistische residentiële voorzieningen. De trajectbegeleider schakelt met het sociaal team en/of de betrokken werker vanuit de gecertificeerde organisatie. Er wordt gezamenlijk toegewerkt naar terugkeer. De trajectbegeleider werkt tevens intensief samen met het gezin/netwerk aan het optimaliseren van de gezinssituatie om terugkeer in het gezin of een nieuw eigen netwerk mogelijk te maken. Tenslotte wordt uitwerking gegeven aan centrale coördinatie voor de specialistische ketenzorg (open en gesloten residentiële voorzieningen) op regioniveau zodat trajectzorg in de specialistische keten effectiever kan worden ingezet.
3.3. Samenwerking met andere (netwerk)organisaties Meldpunt Zorg en Overlast Het AMHK is niet los te zien van het Meldpunt Zorg en Overlast. De meldingen bij het Meldpunt betreffen ook vaak zaken waar huiselijk geweld één van de problemen is. Het Meldpunt Zorg en Overlast werkt vanuit die gedachte intensief samen met het AMHK. Er is sprake van wederzijdse afhankelijkheid. Politie De politie is een belangrijke signaleerder van (on)veiligheid van kinderen. De politie komt op veel plaatsen in het publieke domein en in veel thuissituaties in gezinnen waar de hulpverlening anders niet zou zijn (binnen)gekomen. De door de (wijk)agenten gesignaleerde overlast, crimineel gedrag, huiselijk geweld en verwaarlozing, worden middels een zogenaamd zorgformulier kenbaar gemaakt bij de hulpverlening. Daarmee is de politie een belangrijke partner. Op dit moment worden in de regio Midden Holland (en breder in de regio Hollands Midden) de signalen vanuit de politie opgepakt door de trajectbegeleiders van het Jongeren Preventie Team van het huidige Bureau Jeugdhulp (JPT). Landelijk geeft de politie aan 1 adres/1 (netwerk)organisatie aan te willen wijzen voor de ontvangst van de zorgformulieren. Dit betekent dat met één organisatie een samenwerkingsovereenkomst gesloten wordt zodat de samenwerking met politie op dit onderdeel formeel vormgegeven kan worden en er één (boven)regionaal punt komt als ontvangstadres van de digitale zorgformulieren. Hierbij wordt de samenwerking binnen de gehele Veiligheidsregio opgezocht. Jongeren Preventie Team (JPT) Het JPT is een samenwerkingsverband tussen politie en de GI Bureau Jeugdzorg. De medewerkers werken vindplaatsgericht op het politiebureau, daar hebben zij hun werkplek. Zij werken echter ook ambulant, op school, thuis bij de jongeren en op andere plekken. Het JPT screent, samen met politie, de zorgformulieren en bepaalt waar de signalen in de zorgformulieren naartoe moeten en verzorgt preventieve motiveringsstrajecten bij jongeren en zijn medegezinsleden, die in aanraking zijn gekomen met de politie en waar zorgen over een veiligheidsrisico in het publieke domein over bestaan. Doel van het traject is het motiveren van een gedragsverandering en/of het vergroten van het handelingsvermogen van jongere en gezin, waardoor participatie en integratie van de jongere en zijn medegezinsleden in de samenleving zullen toenemen. 20
Het grootste aantal aanmelding bij het JPT komt van medewerkers van de politie, die rechtstreeks aanmelden via het zorgformulier. Echter, ook de partners uit het Veiligheidshuis, de justitiële zorgnetwerken, het CJG en het onderwijs kunnen jongeren aanmelden. Waar nodig werkt het JPT samen met leerplicht, jeugd- en Jongerenwerk, Bureau HALT en andere partners op het veiligheidsterrein. Zorgmeldingen over jongeren die het slachtoffer zijn van mishandeling, verwaarlozing of die getuige zijn geweest van huiselijk geweld worden dagelijks na screening direct doorgestuurd naar het AMHK en/of Kindspoor. Kindspoor is het Meldtraject als kinderen getuige zijn van huiselijk geweld Voor een goede borging van de methodiek en werkwijze van het JPT worden de volgende voorwaarden gesteld: Er is 1 plek voor binnenkomst van de zorgmeldingen van politie; Het JPT moet dichtbij de politie gesitueerd worden; De medewerkers moeten binnen 48 uur kunnen handelen op een zorgmelding van politie; Er is een sluitend systeem van melding en opvolging; er mogen geen meldingen tussen wal en schip raken; Kennis bij medewerkers JPT van (signalen) vroeg crimineel gedrag en risico op vroegcrimineel gedrag is een must; het JPT moet de mogelijkheid hebben de systemen van de politie, GI’s en AMHK na te gaan om te kunnen bepalen of jeugdigen bekend zijn (toegang tot een mailbox). relatie met jeugd en gezinsteams/sociale teams moet vorm krijgen, ook vanuit het vindplaatsgericht werken en het outreachend werken van het JPT. Raad voor de Kinderbescherming In het nieuwe stelsel zullen gemeenten en de RvdK intensief met elkaar gaan samenwerken. Op grond van de Jeugdwet dienen gemeenten en RvdK hun afspraken vast te leggen in een samenwerkingsprotocol. In de jeugdwet is het volgende opgenomen over deze samenwerking (artikel 3.1., lid 5 en 6): De Raad en het college leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol. In het protocol wordt in ieder geval vastgelegd de wijze waarop de Raad en het college overleggen over welke gecertificeerde instelling in het verzoekschrift aan de rechter wordt opgenomen. Het protocol geldt ook voor de instanties die onder regie van de gemeenten werken, zoals instanties die bevoegd zijn tot het doen van een kinderbeschermingsonderzoek en GI’s die jeugdbescherming en jeugdreclassering in de regio mogen uitvoeren. Dit wordt uitgewerkt in het samenwerkingsprotocol aan de hand van een plan van aanpak.
Veiligheidshuis Samenwerking Het Veiligheidshuis Hollands Midden is een samenwerkingsverband van gemeentelijke, zorg- en justitiepartners. Zij zorgen er voor dat de veiligheids- en zorgketen met elkaar worden verbonden. Zij zitten samen aan tafel om de problemen van jeugdigen en volwassenen te bespreken en plannen van aanpak op te stellen. Zij kunnen direct zaken samen afstemmen op hun gezamenlijke werkplek in het Veiligheidshuis. Sleutelpartners van het Veiligheidshuis Hollands Midden zijn gemeenten, Openbaar Ministerie, Politie, GGD, Raad voor de Kinderbescherming, GI, Reclassering Nederland, Palier, Leger des Heils, DJI, Halt en Regionaal Bureau Leerplicht. Door de partners van het Veiligheidshuis wordt nauw samengewerkt met lokale zorg- en welzijnsorganisaties. Zij nemen als gelijkwaardige partners deel aan de casusoverleggen waar cliënten worden besproken. Doelstelling De algemene doelstelling van het Veiligheidshuis Hollands Midden is conform het Landelijk Kader Veiligheidshuizen: "Bijdragen aan veiligheid(sbeleving) als onderdeel van het integrale veiligheidsbeleid: het voorkomen en verminderen van recidive, (ernstige) overlast, criminaliteit en maatschappelijke uitval bij complexe problemen, door een combinatie van repressie, bestuurlijke interventie en zorg." De opbrengst van de samenwerking is het opstellen van een gezamenlijk integraal plan van aanpak dat door alle partners onderschreven wordt. Er wordt ofwel een Persoonsgerichte Aanpak toegepast, of er wordt gewerkt met 1gezin1plan1regisseur. Dit is van belang, omdat het gedrag van individuen vaak (mede) wordt veroorzaakt of in stand wordt gehouden door het omliggende systeem (bijvoorbeeld gezin, vrienden). 21
Het Veiligheidshuis Hollands Midden is in januari 2014 volgens het Landelijk Kader gaan werken. Dit houdt in dat er een focus wordt aangebracht in de problematiek die in het Veiligheidshuis wordt besproken: complexe problematiek. Hierdoor kan de slagkracht en effectiviteit van de samenwerking worden vergroot. Ontwikkelingen en ambities Vanaf 2013 stond het Veiligheidshuis Hollands Midden voor de taak om het Landelijk Kader te implementeren en hier een nieuwe werkwijze bij op te starten. Naast deze grote veranderingen heeft het Veiligheidshuis twee belangrijke ambities: Opereren als een Regionaal Veiligheidshuis voor de gehele regio Hollands Midden. Momenteel zijn nog niet alle regiogemeenten aangesloten. Er wordt op bestuurlijk niveau naar een financieringsconstructie gezocht waardoor het Veiligheidshuis Holland Midden een regionale functie kan uitoefenen; Doorontwikkeling naar een Zorg- en Veiligheidshuis. Door de ontwikkelingen rondom de decentralisaties is deze ontwikkeling op de lange baan geschoven. De decentralisatie jeugdhulp zorgt dat het Veiligheidshuis de volgende inhoudelijke speerpunten in relatie tot de decentralisatie jeugd omschrijft: aansluiting vinden op de CJG’s, JGT’s in Zuid-Holland Noord, de sociale teams in Midden-Holland en Zuid-Holland Noord en op de nieuwe jeugdhulpaanbieders; mogelijkheden onderzoeken voor één centrale toegang voor zorg en veiligheid in de toekomst. De doorontwikkeling van het toekomstmodel jeugdhulp en de werkwijze en toegang tot het gedwongen kader zal in overleg en in samenspraak met het Veiligheidshuis worden opgepakt. Escalatieprocedure In 2011 lag ter behandeling in de 2e Kamer een voorstel tot wijziging van de Wet op de Jeugdzorg (de huidige nu nog geldende wet), waarbij ook een regeling van escalatie en aanwijzingsbevoegdheid van de gemeente (burgemeester) bij complexe casuïstiek bij het ontbreken van of onvolkomenheid van de regie. In de nieuwe Jeugdwet ontbreekt deze regeling. Vandaar dat we nu voorstellen deze regeling bij de contractvorming met de relevante Jeugdhulpaanbieders verplicht te laten stellen.
22
4. Positie van de cliënt 4.1 Keuzevrijheid van inwoners en Persoonsgebonden budget Wat zegt de Jeugdwet? Uitgangspunt is dat de jeugdige en zijn ouder(s) een voorziening “in natura” krijgen. De mogelijkheid van toekennen van een budget bestaat echter wel indien de jeugdige en zijn ouder(s) dit wensen, zij moeten daarbij gemotiveerd aantonen dat de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd niet passend is. In dat geval wordt een budget toegekend, waarmee de jeugdige en zijn ouder(s) zelf kunnen bepalen bij wie ze de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort willen inkopen. Er wordt geen bedrag aan de jeugdige en de ouders uitgekeerd waaruit ze zelf betalingen kunnen doen; er wordt een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld. Een eventuele eigen bijdrage wordt door het CAK geïnd en het PGB wordt uitbetaald via de sociale verzekeringsbank. Wat betekent dit voor de individuele gemeente? Keuzevrijheid betekent dat we: meerdere partijen de functies informatie en advies en lichte (pedagogische) hulpverlening laten bieden; meerdere en verschillende, zoveel mogelijk bewezen effectieve methodieken laten hanteren; cliënten de mogelijkheid bieden om in voorkomende gevallen en onder voorwaarden van hulpverlener/aanpak te wisselen; over deze laatste twee punten afspraken maken met aanbieders. Persoonsgebonden budget (PGB) We bieden, in nader te bepalen vorm en onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder de eisen vanuit de Jeugdwet en de WMO), de mogelijkheid van een PGB. Deze zullen in de verordening worden vastgelegd. Eigen bijdrage De wenselijkheid (en omvang) van een eigen bijdrage aan de kosten van verblijf en verzorging wordt nader onderzocht. Met in achtneming van hetgeen in de Jeugdwet is bepaald. Ook dit wordt vastgelegd in de verordening Jeugdhulp. 4.2. Participatie van inwoners Als gemeenten vinden we de mening van inwoners en hun actieve deelname (participatie) in de jeugdhulp belangrijk. Cliëntenbeleid en cliëntparticipatie willen we vooral vormgeven binnen de individuele gemeenten. Zo kunnen we aansluiten bij de leefwereld van onze inwoners en recht doen aan de ‘couleur locale’ van elke gemeente. De Jeugdwet beschrijft op welke wijze dit bij verordening geregeld moet worden. De Jeugdwet gebruikt hiervoor de bepalingen in de Wmo en ook de bepalingen in de Participatiewet zijn gelijk verwoord. Naast het gevraagd en ongevraagd advies geven over voorgenomen beleid zal ook de ondersteuning van de inspraak geregeld worden. Omdat er in het sociaal domein bij gezinnen relatief vaak overlap van problematiek voorkomt, de domeinen elkaar qua inhoud en uitvoering raken heeft het de voorkeur om ook de burgerparticipatie op dezelfde manier te organiseren. Doordat dit voor genoemde wetten bij gemeentelijke verordening geregeld moet worden is er de mogelijkheid om dit in een verordening voor een adviesorgaan te doen. Dit biedt ook meer mogelijkheden om de ondersteuning goed te organiseren. De negen gemeenten bepalen zelf op welke wijze inwoners kunnen meedenken, beslissen en/of betrokken worden bij beleidsbeslissingen. Wij bevelen aan om dit integraal te organiseren in een verordening. Dat betekent dat in de Verordening Jeugdhulp hierover geen bepalingen opgenomen hoeven te worden. 4.3 Participatie in de eigen hulp In de nieuwe inrichting van de jeugdhulp krijgen ouders en jongeren ruimte om vorm en inhoud te geven aan hun eigen gezinsplan. Om optimaal te kunnen participeren in de eigen hulp is een aantal randvoorwaarden belangrijk: Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met een vaste hulpverlener (soms voogd), bij voorkeur twee zodat zij elkaar kunnen vervangen. Belangrijk is aandacht voor een goede match met de hulpverlener; Er is binnen de jeugdhulp aandacht voor de mogelijkheid tot wisselen van hulpverlener mocht blijken dat er onvoldoende match is tussen de hulpverlener en het gezin; Er is niet alleen aandacht voor de problemen, maar er is ook aandacht voor zingeving, talentontwikkeling en het voorkomen van nieuwe problemen; Er is aandacht voor het verhaal van zowel de jongere als de ouder(s).
23
Participatie in de eigen instelling In de nieuwe inrichting voor de jeugdhulp is het van belang dat instellingen ruimte geven aan ouder- en jongerenparticipatie. Gemeenten maken daar bij de inkoop randvoorwaardelijke afspraken over gekoppeld aan de eisen vanuit de Jeugdwet. 4.4. Vertrouwenspersoon Conform de Jeugdwet draagt de gemeente zorg dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Dit doen ze door vooralsnog gebruik te maken van de al aanwezige vertrouwenspersonen bij de aanbieders, aangezien deze ook bij wet verplicht zijn. Jeugdigen en ouders worden er op gewezen dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Op landelijke niveau (VNG) is hiernaar onderzoek gedaan. Het (voorlopig) advies is om dit ook op landelijk niveau te gaan organiseren en financieren maar dichtbij de client (waar mogelijk lokaal) uit te voeren. Wij wachten nader advies hierover van de VNG af.
24
5. Gemeentelijke verantwoordelijkheid en inkoop 5.1 Gemeentelijke verantwoordelijkheid Met de transitie van de jeugdhulp krijgen we als gemeenten een groot aantal nieuwe taken en verantwoordelijkheden. Deze verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet. De wet stelt dat gemeenten een aantal taken in regionaal verband ontwikkelen en uitvoeren. Dit sluit aan bij het de afgelopen jaren gegroeide gebruik van ambtelijke en bestuurlijke samenwerking tussen de gemeenten in Midden Holland. Ook de omvang en de complexiteit van het beleidsterrein maakt deze samenwerking noodzakelijk en voor de hand liggend. Daarnaast spelen overwegingen van schaalgrootte, risicobeheersing en wederzijdse afhankelijkheid een rol. De nieuwe verantwoordelijkheid op het terrein van de jeugdhulp maakt borging en formalisering van de samenwerking noodzakelijk. Onder andere omdat we contracten moeten sluiten met aanbieders van jeugdhulp. De Midden Holland-gemeenten geven gezamenlijk sturing aan het jeugdstelsel. Voor de beleidsvoorbereiding benutten we de huidige structuur van stuurgroep sociaal domein als opdrachtgever. Besluitvorming vindt plaats in de individuele raden en colleges zodat lokale borging goed kan plaatsvinden. 5.2 Inkoop Het regionaal beleidskader “Gebundelde krachten - Kadernota decentralisaties sociaal domein“, vastgesteld door de gemeenteraden van de Midden-Holland gemeenten, beschrijft de uitgangpunten voor de contractering. De gemeenten in de regio Midden-Holland hebben in vervolg daarop eind 2013 besloten daarbij gebruik te maken van de juridische mogelijkheid van inclusief onderhandelen (ook wel bestuurlijk aanbesteden genoemd). Deze vorm van contractering is gericht op dialoog en onderhandelen met de huidige aanbieders van de (toekomstige) Jeugdhulp en biedt ruimte voor toetreding van nieuwe aanbieders. De basisovereenkomsten voor Inclusief Onderhandelen zijn vastgesteld door de colleges van Midden-Holland, evenals de notitie “Contractering van maatwerkvoorzieningen Jeugd in de regio Midden-Holland”. Deze notitie beschrijft de kaders voor contractering van de maatwerkvoorzieningen Jeugdhulp in de regio Midden-Holland en de voorgestelde streef- en breekniveaus (de openingsset voor de onderhandelingen). Bij het inkoopmodel hoort ook een uitwerking van het proces zorgverdeling/toewijzing. Hierbij spelen tevens kwesties als monitoring, contractbeheer op cliëntniveau, managementinformatie, administratie en kwaliteitsbewaking. Deze aspecten zijn uitgewerkt in de notitie “Van contractering naar zorgverdeling”. Jeugdhulp Landelijke functies JeugdzorgPlus
Crisiszorg
JB/JR AMHK Individuele voorzieningen
Organisatie Inkoop conform landelijke afspraken via de VNG Bovenregionale inkoop op niveau Zuid-Holland Noord en Zuid-Holland Zuid / om voorzieningenaanbod in stand te houden Instandhouding van voorziening(=crisisdienst); uitvoering crisiszorg: door instellingen jeugdhulp (inkoop via NSDMH). Uitvoering door gecertificeerde instellingen: opvolger BJZ, WSG, LdH, SGJ. Wordt onderdeel van RDOG. Regionale inkoop via NSDMH.
Kostenverdeling VNG adviseert 2,2% van budget te reserveren Verdeling obv hoogte budget
Verdeling obv aantal jeugdigen
Verdeling obv aantal jeugdigen Verdeling obv aantal jeugdigen Regionale prijsafspraken, volume afgerekend per gemeente
25
Binnen de nieuwe regionale inkooporganisatie zal managementinformatie over gebruik en ontwikkelingen van jeugdhulp in Midden Holland verzameld worden. Deze wordt aan de (samenwerkende) gemeenten beschikbaar gesteld en dient ter ondersteuning van gemeenten om aan budgetbewaking te kunnen doen en tijdig bij te kunnen sturen. Dit, mede om overschrijdingen te voorkomen. Mogelijke patronen in het gebruik van de jeugdhulp worden zo zichtbaar en maken het mogelijk om gerichte interventies te doen. Aanbieders worden verplicht periodiek voorgangrapportages aan te leveren waaruit aard, omvang en voortgang van door hen geleverde zorg blijkt. 5.3 Financiën Uitgangspunt is dat de nieuwe taken worden uitgevoegd binnen de van het rijk te ontvangen decentralisatie uitkering Jeugd. Regionaal worden er afspraken gemaakt over prijzen van individuele voorzieningen. Het gebruik van deze voorzieningen wordt lokaal afgerekend. Het gebruik van de jeugdhulp wordt gedurende het jaar gemonitord. Om kosten te besparen loont het om gebruik van (dure) residentiële voorzieningen terug te dringen. Goede diagnoses aan de voorkant van het proces en een nadruk op gerichte ambulante zorg moeten het gebruik van residentiële zorg terugdringen. De voortgang van deze beweging zal nauwlettend gevolgd worden en aan de raad gerapporteerd. Het risico van overschrijdingen van gebruik van jeugdhulp blijft een lokale aangelegenheid. Er worden geen regionale afspraken gemaakt om ook volumerisico’s met elkaar af te dekken. Het rijk heeft bepaald dat de nieuwe middelen van de decentralisatie uitkering jeugd alleen besteed mogen worden aan taken binnen het sociaal domein. Gemeenten zijn vrij om binnen het sociaal deelfonds te schuiven met middelen. Na drie jaar wordt het deelfonds naar verwachting toegevoegd aan het gemeentefonds. Het sociaal deelfonds borgt enerzijds beleidsvrijheid voor gemeenten en anderzijds de beschikbaarheid van middelen voor het sociaal domein; in ieder geval gedurende de periode van transitie. Binnen het sociaal domein zijn verschuivingen mogelijk. In combinatie met de toezegging om continuïteit van zorg en infrastructuur te garanderen (transitiearrangement) noodzaken omvang van de transities, de bezuinigingstaakstelling en de risico's van deze operatie tot een geleidelijke en beheerste overgang. Bij de uitwerking van het regionale beleidsplan jeugdhulp houden wij zo – in ieder geval in de eerste periode – ook zicht op de (drie) onderscheiden geldstromen binnen het sociaal deelfonds. Het uitgangspunt is om elk van de drie transities binnen de daarvoor beschikbare middelen vorm te geven. Dit beleidsplan gaat er vanuit, dat het decentralisatiebudget jeugd beschikbaar en kaderstellend is voor jeugd. Financiën Zuidplas Ten behoeve van de nieuwe jeugdhulptaken heeft het Rijk, via de meicirculaire, bekend gemaakt dat de gemeente Zuidplas voor 2015 een budget ter grootte van € 8,29 mln zal ontvangen. Dit totaalbudget dient verdeeld te worden over de vele verschillende jeugdhulptaken waar de gemeente vanaf 2015 verantwoordelijk voor is. Gezien het feit dat bij het opstellen van dit beleidsplan de afzonderlijke inkooptarieven nog niet bekend zijn, maar ook het gegeven dat het aantal verschillende zorgvragen pas in de loop van 2015 duidelijk zal worden noopt tot een arbitraire verdeling van het totale jeugdbudget. De afzonderlijke jeugdhulptaken vallen allen binnen hetzelfde Programma Samenleving van de begroting, waardoor het in de loop van 2015 redelijk eenvoudig is om budgetverschuivingen door te voeren, zolang deze zich binnen het totaalbudget Jeugdhulp (8,29 mln) bewegen. Hierbij worden de afgesproken beleidsuitgangspunten gerespecteerd doch dit geeft de mogelijkheid de deelbudgetten meer op de praktijk af te gaan stemmen Het jeugdbudget is onderdeel van het sociaal deelfonds waarvan het Rijk heeft geëist dat de gelden binnen het sociaal deelfonds uitsluitend aan de decentralisaties jeugdhulp, WMO 2015 en Participatiewet mogen worden besteed. Wel is afgesproken dat de gelden binnen het deelfonds ontschot zijn en dat de gemeente bevoegd is om te schuiven met de diverse budgetten binnen het deelfonds. Voor onze gemeente geldt dat het ontschotten van de drie decentralisatiebudgetten in 2015 nog niet zal worden toegepast. Eerst dient voldoende duidelijkheid te bestaan over de daadwerkelijke kosten van de afzonderlijke taken, gerelateerd aan de beleidsuitgangspunten, voordat dit op een gecontroleerde wijze mogelijk wordt. Naar verwachting kan in 2016 op een voorzichtige manier begonnen worden met het ontschotten van de decentralisatiebudgetten, waarbij de eerste uitwisselingen naar verwachting plaats zullen vinden tussen het jeugdbudget en het WMO-budget.
26
6. Risicobeheersing en solidariteit Uitgangspunt in de nieuwe Jeugdwet is dat iedere gemeente verantwoordelijk is voor de eigen inwoners. meer specifiek voor de eigen kinderen, jongeren en ouders. Gespecialiseerde jeugdhulp is duur, bepaalde vormen zijn zelfs heel duur. De kosten voor behandeling en verblijf van een jeugdige in een instelling kunnen al snel oplopen tot € 100.000 per jaar. Daarbij komen dan vaak nog kosten voor ambulante begeleiding van het gezin, een nazorgfase met wellicht dagbehandeling en dergelijke. Doel van de decentralisatie is een effectievere inrichting van de jeugdhulp o.a. door het beroep op de specialistische jeugdhulp terug te dringen. De taakstelling op het budget maakt deze beweging ook noodzakelijk. Regionale en lokale jeugdhulp zijn dus communicerende vaten. Bovenstaande illustreert dat jeugdhulp enerzijds vraagt om solidariteit tussen gemeenten in de regio om fluctuaties op te vangen en een adequaat voorzieningenniveau te borgen en anderzijds het risico in zich heeft van afschuifgedrag van lokale (zorg)kosten naar de regio. Hierna gaan we in op de risicobeheersing en op de solidariteit. Solidariteit in de regio Solidariteit tussen de gemeenten van de regio is nodig om schommelingen in het gebruik van (dure) voorzieningen op te kunnen vangen. En om te voorkomen dat de begroting van een lopend jaar wordt overschreden. Zo kunnen we aan de zorgplicht voldoen en de zorg voor cliënten garanderen, ongeacht de financiële positie van de gemeente van herkomst. Solidariteit draagt tegelijkertijd bij aan het optimaliseren van de inkoop. Het zorgt voor schaalvoordelen en we optimaliseren het gebruik van schaarse en dure voorzieningen. De regio kan solidariteit op verschillende manieren organiseren. Belangrijk is dat solidariteit bijdraagt aan effectievere inzet van jeugdhulp in de regio én in de individuele gemeenten. Solidariteit moet dus niet leiden tot ongewenst afschuifgedrag van gemeenten onderling en ten koste gaan van de eigen verantwoordelijkheid voor het totale jeugdveld van iedere gemeente zelf. Op hoofdlijnen onderscheiden we drie modellen voor onderlinge solidariteit: 1. verzekering; 2. verrekening; 3. combinatiemodel verzekering/verrekening. Verzekering Het verzekeringsmodel gaat uit van maximale solidariteit tussen gemeenten. Iedere gemeente betaalt een vaste ‘verzekeringspremie’ aan de regionale kassier, die de zorg namens alle gemeenten contracteert. De gemeente is hiermee verzekerd van capaciteit van het regionaal aanbod. Dit model biedt weinig financiële prikkels voor individuele gemeenten om hun eigen voorzieningen op orde te hebben. Het risico bestaat dat gemeenten daarmee te weinig inzet leveren op preventie en te veel gebruik gaan maken van het regionaal aanbod; ze zijn immers toch al verzekerd. Met als gevolg premiestijging voor álle deelnemende gemeenten. Solidariteit via verzekering geeft precies de omgekeerde prikkel van wat we met de decentralisatie willen bereiken. Verrekening In dit model is de solidariteit beperkt tot gezamenlijke inkoop. De kosten van gebruik worden direct verrekend met een individuele gemeente. Dit gebeurt op basis van het feitelijk zorggebruik, het profijtbeginsel. De rekening van onvoorziene omstandigheden of risico's ligt volledig bij de individuele gemeente. Dit model kan leiden tot zorgmijding en ondermijning van de noodzakelijke beschikbaarheid van specialistische voorzieningen. Daarmee is het minder geschikt voor het (boven)regionaal aanbod van voorzieningen. Het model is wel goed toepasbaar voor het regionaal inkopen van lichtere meer lokale voorzieningen. Elke gemeente profiteert dan van de schaalgrootte van de regio.
27
Combinatiemodel verzekering/verrekening Binnen Midden Holland kiezen we voor een combinatie van verzekering en verrekening. Verschillende functies binnen de jeugdhulp zullen op (boven)regionale schaal worden ingekocht voor zowel prijs als volume (zie hiervoor de tabel in paragraaf 5.2). De kosten van bijvoorbeeld JB/JR worden binnen de regio verdeeld op basis van budgetvolume of aantal jeugdigen. Er wordt niet afgerekend op basis van werkelijk gebruik. Hierdoor wordt voor de individuele gemeenten het risico op onverwachte financiële tegenvallers beperkt en we garanderen dat de voorziening beschikbaar is. Deze dure voorzieninge zijn voor aanbieders alleen rendabel te maken bij een bepaalde minimale schaalgrote en bij een van te voren gegarandeerde afname. Voor de overblijvende individuele voorzieningen worden regionale prijsafspraken gemaakt. Elke gemeente betaalt zodoende eenzelfde prijs. Er wordt echter per gemeente op volume afgerekend. Na afloop van de periode van het Regionaal Transitie Arrangement kan dit systeem herzien worden. Dan is inmiddels 3 jaar data opgebouwd en kan worden bezien of een andere keuze mbt solidariteit in de regio gewenst is.
28
7. Sturing en verantwoording Binnen het veld van de jeugdhulp speelt verantwoording op verschillende niveaus: van het college aan de gemeenteraad, tussen gemeenten onderling in de regio, van instellingen aan hun opdrachtgever, van gemeenten en instellingen aan kinderen, jongeren en ouders, en van gemeenten intern. Bij ministeriele regeling zal een modeljaardocument vastgesteld worden. Met het indienen van een volledig ingevuld jaardocument voldoen de betrokken jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen aan al hun verplichtingen inzake de jaarstukken. De verantwoording gaat over de effectiviteit en efficiëntie van de inzet, maar ook over de mate waarin we inhoudelijke doelen (resultaten) bereiken of maatschappelijke effecten (outcome) realiseren. De doelstellingen van dit beleidsplan zijn daarvoor de kapstok. We kiezen daarbij niet voor een uitputtende reeks van doelen, maar voor een beperkte set van doelen die een indicatie geven van de beleidseffecten en de maatregelen die gemeenten en aanbieders hebben genomen. Voor de periode 2015-2018 formuleren wij vooralsnog de volgende doelen van transitie en transformatie: 1. Gebruikers van het jeugdaanbod zijn tevreden over bejegening en ondersteuning We stellen de jeugdige en hun omgeving centraal. Om die reden is het oordeel van hen een voorwaarde om conclusies te kunnen trekken over het optreden van professionals en organisaties. Tevredenheid alleen is niet zaligmakend, daarom hechten we ook belang aan een professionele evaluatie. Maar uiteindelijk gaat het om de jeugdige in/en zijn omgeving, die we medeverantwoordelijk maken voor het resultaat van collectieve inspanningen. Meer jeugdigen ontvangen ondersteuning en hulp op vrijwillige basis. 2.
De aangeboden ondersteuning is passend en effectief (naar professionele maatstaven) Naast het oordeel van jeugdigen in/en hun omgeving is het van belang te weten of de interventies van het specialistisch aanbod en de bemiddeling van het sociale team ook tot resultaat leiden. Professionals worden geacht dit te kunnen beoordelen. Het sociale team krijgt een rol in de evaluatie van de geleverde hulp en ondersteuning. De sociale teammedewerker staat immers naast de jeugdige en het gezin, heeft overzicht en kijkt breed.
3.
Het gebruik van specialistische hulp (behandeling, verblijf) gaat omlaag, ten gunste van lichte vormen van hulp Het aantal verwijzingen naar specialistische vormen van hulp en behandeling is het afgelopen decennium gestegen. Met name voor ambulante vormen van ondersteuning en begeleiding bekostigd vanuit de PGB budgetten. In lijn met het RMO-advies ‘Ontzorgen en normaliseren’ (2011) streven we er naar een groter aantal jeugdigen en gezinnen op een andere manier te ondersteunen dan via specialistische zorg. Dit willen wij bereiken door er tijdig bij te zijn en in samenspraak met de jeugdige en zijn omgeving tot integrale, passende oplossing te komen, met inzet van eigen kracht en bijdragen vanuit het netwerk van jeugdigen en gezinnen. De inzet van ware specialistische residentiele zorg is na een stijging sinds 2014 terug aan het lopen. Recent is de capaciteit aangepast aan de teruglopende vraag voor gesloten jeugdhulp en jeugddetentie. Daarnaast is in MiddenHolland versterking van het ambulante aanbod thuis, in de buurt, in de kinderopvang en op school gerealiseerd met afbouw van dagbehandeling en intramurale zorg. De lijn past bij de gemeentelijke doelstelling.
4.
Het sociaal team jeugd schakelt met inzet van ketenregie aantoonbaar sneller op en af: resulterend in kortere doorlooptijden van het specialistisch aanbod Een goed functionerend stelsel wordt gekenmerkt door soepel verkeer tussen professionals en organisaties, gericht op jeugd en gezin. Zo nodig snel opschakelen dus, maar zodra het verantwoord is ook weer snel afschakelen, terug naar zelfredzaamheid en regie over het eigen leven. Dat wordt onder meer zichtbaar in de doorlooptijden in het specialistisch aanbod. Veel jeugdigen kunnen mogelijk weer sneller terug naar het sociale team, en – bij voorkeur – naar eigen verantwoordelijkheid.
Naast deze inhoudelijke doelstellingen richten we de verantwoording in op een zorgvuldige inzet van middelen en adequate informatievoorziening, en – tot slot – ook op de handhaving van het budgettaire kader. Dit laatste vraagt om een zeer actieve monitoring; zeker in de eerste contractperiode. Het verleden van de jeugdhulp heeft geleerd dat de wijze waarop de verantwoording en risicobeheersing zijn ingericht, kan doorschieten in een ongebreidelde bureaucratie en desinformatie. Wij willen het stelsel transparant houden en zoeken naar verantwoordingsmethoden die daar aan bijdragen en die alle partijen scherp houden om zich verder te ontwikkelen en te verbeteren. Verantwoorden dus primair om te leren en niet om af te rekenen. 29
Informatie De informatievoorziening in het jeugdveld is (nog) versnipperd en ontoereikend. Het kost tijd om dit te stroomlijnen. De informatie wordt op drie niveaus verzameld. Landelijk verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS en van Veiligheid en Justitie informatie bij jeugdhulpaanbieders en instellingen en deelt deze informatie via een zogenaamde routeervoorziening met gemeenten. Daarnaast wordt door het CBS in opdracht van VWS informatie verzameld over de maatschappelijke situatie rondom jeugdigen. Gemeentelijk kunnen aanvullende gegevens opgevraagd worden, om gegevens zeggingskracht te geven is heldere definiëring en voldoende schaal van dataverzameling van groot belang. Uitgangspunt is een beperkte set prestatie-indicatoren die is ontwikkeld in samenwerking met de jeugdhulpaanbieders, het CJG en met de samenwerkende gemeenten. De combinatie van landelijke en gemeentelijke indicatoren levert informatie op drie niveaus: Over de productie ten behoeve van inzicht voor de inkoop en de sturing van het hulpaanbod. Deze indicatoren zijn nodig voor de invulling van de opdrachtgeverrol. Over uitkomsten van de hulp ten behoeve van inzicht over de kwaliteit, efficiëntie en effectiviteit van de verleende hulp. Deze indicatoren zijn relevant voor zowel de rol als opdrachtgever, als die van regisseur. Over het maatschappelijk situatie ten behoeve van inzicht in het bereiken van de doelstellingen van het gemeentelijk en regionaal jeugdstelsel. Dit is relevant voor de rol van regisseur. Gemeente en gemeenteraad Met de decentralisatie ligt de verantwoordelijkheid voor het beleid en de uitvoering van de jeugdhulp bij de gemeente. Het college van B&W handelt binnen de door de Raad gestelde kaders en legt verantwoording af aan de gemeenteraad. Daarbij gaat het om het totale veld van de jeugdhulp, dus over het lokale én het regionale aanbod. Via de gemeenteraad leggen gemeenten verantwoording af aan hun inwoners. Kinderen, jongeren en ouders, gebruikers van jeugdhulp, instellingen en andere sleutelposities in de pedagogische civil society zijn daarin belangrijke partijen. Voor de verantwoording gebruikt de gemeente het reguliere instrumentarium voor planning en control, met name de jaarrekening. Daarmee borgen we ook de integraliteit van de jeugdhulp met andere zorggebieden. Alle gemeenten sturen en verantwoorden op de doelstellingen van dit beleidsplan. Regio en gemeenten De overeengekomen regionale uitvoeringsorganisatie (NSDMH) rapporteert en is verantwoordelijk voor de transparantie van de informatie en bruikbaarheid in de P&C-cyclus van de verschillende gemeenten. Gemeenten maken in deze P&C-cyclus in de begroting duidelijk hoeveel geld beschikbaar is voor de regionale inzet. De begroting wordt voorbereid in de stuurgroep sociaal domein (waarin wethouders zitting hebben) en via de colleges voorgelegd aan de gemeenteraden. Gemeenten en het Rijk Gemeenten leggen individueel verantwoording af aan het Rijk; op basis van de jaarrekening. Over de wijze van verantwoording richting het Rijk is op dit moment nog geen duidelijkheid.
30
Bijlage 1 Gemeenschappelijke paragraaf Midden-Holland gemeenten –samenwerkingsverbanden passend onderwijs Een sterke basis steun waar nodig arrangementen waar het moet 1. Inleiding: passend onderwijs en decentralisatie jeugdhulp – twee ontwikkelingen – één dragende gedachte Ieder kind verdient een goede opvoedingssituatie en goed onderwijs. Beide stellen kinderen en jongeren in staat hun talenten te ontwikkelen en dagen hen uit om steeds een stap extra te zetten. De huidige organisatie van de extra onderwijsondersteuning en de jeugdhulp bieden - daarvoor, zowel inhoudelijk, structureel als financieel, onvoldoende mogelijkheden. Inhoudelijk doordat een passend onderwijs- en zorgaanbod vaak verscholen zit ‘achter een diagnose’, te laat komt of niet dicht bij huis gerealiseerd kan worden. Structureel omdat de huidige systematiek een geheel is van ingewikkelde regels en complexe bekostiging, dat resulteert in lange doorlooptijden en onduidelijkheid over wie de regie heeft en de verantwoordelijkheid draagt. En ten slotte financieel aangezien de perverse prikkel van hulp na een diagnose heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van indicaties. Het doel van passend onderwijs is, door het verleggen van verantwoordelijkheden en geldstromen, de mogelijkheden op goed onderwijs voor ieder kind en iedere jongere optimaal te benutten. Uitgangspunt daarbij zijn de onderwijsbehoeften van het kind/de jongere. Met passend onderwijs wordt daarom de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de extra onderwijsondersteuning neergelegd bij de schoolbesturen, in overleg met ouders, leraren en gemeenten. Schoolbesturen krijgen met de start van passend onderwijs een zorgplicht en werken hierbij samen in een door de minister vastgesteld en 2 regionaal afgebakend samenwerkingsverband . Door de verantwoordelijkheden dicht bij de scholen te beleggen kan beter worden aangesloten bij de ondersteuningsvraag van kinderen/jongeren en de specifieke kenmerken van het samenwerkingsverband. Goede ondersteuning in de reguliere scholen kan voorkomen dat kinderen en jongeren verwezen moeten worden naar het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Voor kinderen die dat echt nodig hebben, blijft het SBO en (V)SO bestaan. Deze wijzigingen zijn vastgelegd in de Wet passend onderwijs die op 5 november 2012 is gepubliceerd in het Staatsblad. Vanaf 1 augustus 2014 gaan de nieuwe samenwerkingsverbanden van start met passend onderwijs. De nieuwe jeugdwet beoogt op het gebied van zorg voor jeugd in wezen hetzelfde. In deze wet wordt geregeld dat de verantwoordelijkheid voor alle zorg voor jeugd ondergebracht wordt bij de overheidslaag die het dichtst bij de burger staat: de gemeente. Daarbij is, net als in passend onderwijs, niet enkel sprake van een transformatie van middelen en verantwoordelijkheden, maar hoofdzakelijk van een inhoudelijke transformatie. Uitgangspunt daarbij is de eigen kracht van mensen benutten en het ontzorgen en normaliseren van de situatie. De ‘transitie jeugdhulp’ beoogt jeugdigen en hun ouders/gezinnen zo snel en licht mogelijk te ondersteunen of hulp te bieden om het zelf weer aan te kunnen, door de zwaardere jeugdhulp (inclusief ggz, kinderbescherming en jeugdreclassering) er zo nodig tijdelijk ‘bij te halen’ of toegankelijk te maken via het lokale hulpaanbod voor gezinnen. In de aanloop naar 1 augustus 2014 staan de nieuwe samenwerkingsverbanden voor de taak om een eigen systematiek van ondersteuningstoewijzing te ontwerpen en te organiseren. Bij het ontwerpen van een dergelijke systematiek hebben samenwerkingsverbanden van de minister de vrijheid gekregen om ‘te doen wat nodig is’ om voor iedere leerling binnen de grenzen van het samenwerkingsverband een passende onderwijsplek te garanderen. Gemeenten staan voor de uitdaging om voor januari 2015 het geheel van jeugdhulpvoorzieningen in te richten en af te stemmen. Zij worden daardoor gestimuleerd na te denken over een slagvaardiger en snellere manier van hulp rondom kinderen en gezinnen organiseren en worden daarnaast regievoerder en opdrachtgever voor uitvoeringsorganisaties. De gemeenten in Midden-Holland hebben inmiddels een gezamenlijke visie op het sociaal domein en gezamenlijke visie op jeugdhulp vastgesteld. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten voor de inrichting van de nieuwe sociale infrastructuur geformuleerd, die zijn opgenomen in het concept beleidsplan Gebundelde Krachten: de inwoners/kinderen staan centraal iedereen kan meedoen naar vermogen sturen op resultaat 2
Uitgezonderd het reformatorisch onderwijs dat een landelijk samenwerkingsverband voor PO en VO heeft gevormd.
31
eigen kracht is de basis 1gezin-1plan-1regisseur Investeren in preventie Optimaal gebruik van de mogelijkheden die de technologie ons biedt Uitgaan van wraparound care: specialistische hulp wordt erbij gehaald om mee te kijken, te adviseren of even mee te ondersteunen In beide gevallen moet de nieuwe systematiek zo zijn ingericht dat deze bijdraagt aan het realiseren van de eigen missie en de visie en aan een integrale aanpak voor alle jeugdigen. Daarmee bieden de beide beleidswijzigingen zowel voor kinderen/jongeren en gezinnen, als voor scholen en gemeenten interessante kansen voor snellere en passender ondersteuning wanneer dat nodig is. 3
De vier regionale samenwerkingsverbanden (PO en VO) en negen gemeenten op het niveau van Midden-Holland zien deze kansen en zijn zich bewust van hun gezamenlijke verantwoordelijkheid. Middels deze gezamenlijke paragraaf in zowel de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden als de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten, trachten zij een verbindend kader in visie vast te stellen, waarbinnen een afgestemde, dekkende en passende structuur van onderwijs, zorg en ondersteuning kan ontstaan. Op die manier valt winst te behalen voor alle jeugdigen binnen Midden-Holland, zowel thuis als op school. 2. Gedeelde missie en visie: de beweging van achter naar voren de beweging van achter naar voren De kern van de visie van zowel samenwerkingsverbanden als gemeenten is samen te vatten in drie kerntransities in het denken en handelen, afkomstig uit het Referentiekader – het leidende document van de sectoren bij invoering van passend onderwijs: van achteren naar voren, met zo min mogelijk bureaucratie van curatief naar preventief, met hulp zodra dat nodig is van sectoraal naar integraal, op basis van een gedeelde verantwoordelijkheid ‘Van achter naar voren’ doelt op het verplaatsen van het moment waarop ondersteuning wordt geboden in een traject, zowel in de onderwijsondersteuning als in de jeugdhulp. Nu gebeurt dat niet direct na signalering, maar pas op het moment dat aan een vooraf vastgestelde set van indicatiecriteria wordt voldaan. Dit heeft tot gevolg dat kinderen en jongeren die niet, of net niet aan de indicatiecriteria voldoen, verstoken blijven van de (ook) voor hen benodigde hulp en ondersteuning. In een nieuwe systematiek is het van belang dat de benodigde ondersteuning zo veel mogelijk achter de indicatiecriteria vandaan komt (‘van achteren’) en direct, snel en passend wordt georganiseerd in de directe leefomgeving van kinderen/jongeren en hun gezin (‘naar voren’). Professionals worden ingezet op de plek en op het moment waar zij het hardst nodig zijn en het meeste verschil kunnen maken: in en om de school, in en om de gezinnen. Van belang daarbij is dat zij bij het geven van die hulp tegen zo min mogelijk bureaucratische barrières aanlopen. Het gevolg van deze beweging van achteren naar voren is een nadruk op voorkomen, in plaats van de afhankelijkheid van curatief repareren. Hoe eerder hulp en ondersteuning beschikbaar zijn, hoe meer er wordt voorkomen dat een kleine stagnatie in de ontwikkeling van een kind of jongere uitgroeit tot een onderwijsachterstand, of jongerenproblematiek / een lastige gezinssituatie uitgroeit tot zware sociale problematiek. Door nadruk op preventie wordt eveneens het aantal kinderen dat aangewezen is op specialistische (bovenschoolse) voorzieningen gereduceerd. Een laatste punt in de kern van de visie is de overgang van sectoraal naar integraal. Daarbij doelt sectoraal op de huidige situatie, waarin hulp en ondersteuning vaak op gecompartimenteerde wijze bij kinderen en gezinnen terecht komen als gevolg van schotten tussen (uitvoerings)organisaties, slechte afstemming tussen hulpverleners en deskundigen onderling en een focus op diagnosticeren. Het denken in nulde-, eerste- en tweedelijnsvoorzieningen moet worden omgezet naar 4 het denken in de hoofdtaken van jeugdhulp: opvoeden versterken, versterking ondersteuning en opvoeden overnemen. 3
De twee landelijke samenwerkingsverbanden op reformatorische grondslag (PO en VO) participeren in meerdere regio’s en dienen hun beleid ook op deze regio af stemmen. De intentie is om maximaal aan te sluiten bij de regionale afspraken. Ten aanzien van het SWV VO/VSO MH&R moet worden opgemerkt dat dit SWV ook de regio Rijnstreek behelst, alwaar het betrokken is bij overeenkomstige ontwikkelingen in de intergemeentelijke regio Holland Rijnland
4
In de visie op jeugdhulp van de regio Midden-Holland wordt dit ‘compartimenten’ genoemd. Het huidige jeugdhulpstelsel is verdeeld in de zogenaamde ‘vrij toegankelijke zorg’ of ‘eerstelijnszorg’ en ‘tweedelijnszorg’. De overgang van de vrij toegankelijke zorg naar de tweede lijn vindt
32
Inzet van hulp en dienstverlening binnen alle hoofdtaken betekent dat de jeugdige en zijn gezin nog steeds zo veel mogelijk in de dagelijkse leefomgeving wordt geholpen. We willen toe naar een situatie waarin zowel in cultuur als in structuur, zowel in denken als in doen, deze schotten worden opgeheven en de afstemming een wezenlijke voorwaarde voor effectieve hulp wordt. Zowel in het onderwijs als in de jeugdhulp tekenen zich de kaders van een dergelijke integrale benadering zich al af, zij het met twee verschillende invalshoeken: In het primair onderwijs is men goed op weg om op alle scholen Handelingsgericht te werken. Die ontwikkeling is ook gaande op de scholen voor voortgezet onderwijs. Met Handelingsgericht werken worden de onderwijsondersteuningsbehoeften in plaats van de beperkingen van leerlingen centraal gesteld en ligt de focus op oplossingsgericht handelen. Hiernaast gaat HGW uit van de continue afstemming en wisselwerking tussen het kind en zijn of haar sociale omgeving: de klas, de leerkracht, de ouders, etc. Het propageert daarmee het integraal denken en analyseren vanuit de verschillende contexten waarin een jeugdige zich bevindt. contextueel en transactioneel. In het onderwijs wordt gewerkt met ‘1 kind, 1 plan’. De gemeenten hebben het werken volgens de ‘ 1Gezin1Planwerkwijze’ geïntroduceerd: het werken vanuit een gezinsplan dat uitgaat van de doelen die de jeugdige (het gezin) zelf stelt, dat zowel lichte als (waar nodig) specialistische hulp kan omvatten en rekening houdt met het complete sociale domein. Essentie is het versterken van de eigen kracht, met behulp van laagdrempelig advies en hulp op maat, waarbij het gezin of de jeugdige centraal staat. Het propageert daarmee (hoofdzakelijk) een integrale handelingswijze. Na een periode van gewenning wordt deze werkwijze steeds vaker benut. De beide bewegingen benadrukken dezelfde integraliteit, alleen leggen beide de nuance net anders. De essentie van de verbinding ligt dan ook in de (h)erkenning van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle kinderen en jongeren. De wijze waarop samenwerkingsverbanden en gemeenten hier reeds op aan het voorsorteren zijn, biedt heldere aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een integrale systematiek. richtinggevende uitspraken In het samenspel tussen onderwijs en gemeenten geven onderstaande richtinggevende uitspraken het denk- en handelingskader aan om onderwijs- en zorgondersteuning te organiseren en aan te bieden: 1. Het versterken van de zelfredzaamheid/eigen kracht van kind/jeugdige en ouders/opvoeders en daarbij de dagelijkse leefomgeving benutten en ondersteunen. 2. Het bevorderen van de kwaliteit van opvoeden/opgroeien. 3. De ondersteuning en zorg die gegeven wordt is waar mogelijk school- en thuisnabij. 4. De school is een belangrijke vindplaats voor zowel nodige ondersteuning in het onderwijs als noodzakelijk zorg buiten het onderwijs. 5. Ouders en kind/jongere worden aan de voorkant bij processen van ondersteuning en zorg betrokken: niet praten over, maar praten met 6. Zo veel mogelijk vindt de integratie van ondersteuning en zorg op het niveau van de school plaats: het realiseren van 1 kind, 1 gezin, 1 plan: de school als werkplaats 7. Er wordt sterk ingezet op preventie: benodigde ondersteuning en zorg is snel, laagdrempelig beschikbaar. 8. Er is sprake van een continuüm van ondersteuning en zorg: “geen kind tussen wal en schip” en dat betekent dus ook “geen kinderen/jongeren die thuiszitten”. ambities 1. Versterken van de ondersteuningsteams op de scholen: a. professionaliseren op het gebied van integrale ondersteuning/zorg b. fysiek verbinden van ondersteuningsteam met jeugdhulp door sociaal team, met inachtneming van de regionale leerlingenstromen 2. Versterken van de signaleringskracht van medewerkers op de scholen w.b. opvoedingsvragen a. Versterken van de communicatiekracht van medewerkers op de scholen naar ouders b. Het in voorkomende gevallen gelijktijdig dan wel kort achtereenvolgend arrangeren en starten van de noodzakelijke ondersteuning en hulp door onderwijs en gemeenten.
3. gezamenlijk doel Het doel van de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten is om jeugdigen in een veilige en gezonde omgeving onderwijs te bieden en te laten opgroeien tot zelfstandige volwassenen, die naar vermogen actief deelnemen aan het in het huidige stelsel plaats middels een indicatiestelling van Bureau Jeugdhulp of huisarts, waarmee het recht op jeugdhulp wordt vastgelegd. In de vormgeving van het nieuwe stelsel is een andere verdeling nodig: compartimenten in plaats van lijnen.
33
sociale, economische en culturele leven. Indien jeugdigen en ouders een extra stimulans of ondersteuning nodig hebben, is het doel van de samenwerking dat zij die snel, dichtbij en op hun maat krijgen. 4. proces Bovenstaande visie is een eindbeeld en is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. Veel zaken moeten worden uitgevonden, ontwikkeld en geprobeerd worden. Hier is in Midden-Holland al een start mee gemaakt met de 5 Voorlopersaanpak . Voorgesteld wordt om het schooljaar 2013-2014 te gebruiken om de gezamenlijke visie te verankeren. Voor het planjaar 2014-2015 en de periode daarna vindt een doorontwikkeling plaats van de Voorlopersaanpak naar een praktische uitwerking in een ontwikkelagenda. Doel is de thema’s voor de ontwikkelagenda in januari 2014 vast te stellen, en voor de start van het schooljaar 2014-2015 uitgewerkt te hebben. De bestuurlijke regie hiervoor ligt in de regiegroep Voorlopersaanpak. Thema’s voor de ontwikkelagenda zijn: De samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp, o.a. door o het ontwikkelen van een gezamenlijke werkwijze voor integrale toegang op het niveau van de school o uitwerking ondersteuningsteams op school o gezamenlijk vormgeven van een expertteam voor toegang tot maatwerkvoorzieningen jeugdhulp en speciaal onderwijs Preventie: versterken van de pedagogische kracht op scholen Anders inzetten van budgetten Afstemming van scholing van professionals van onderwijs respectievelijk CJG Onderwijshuisvesting Leerplicht Thuiszitters Leerlingenvervoer Overgangsmomenten Aansluiting van het V(S)O op de toeleiding naar werk of arbeidsmatige dagbesteding Afstemming met randgemeenten Overleg structureel borgen op bestuurlijk niveau van de uitvoering Anderstaligen Onderwijs voor hoogbegaafden Jeugdmatch
5
In 2012 is de voorlopersaanpak passend onderwijs en zorg voor jeugd gestart vanuit de samenwerkingsverbanden en de gemeenten in MiddenHolland. De voorlopersaanpak is bedoeld als aanjager en knooppunt voor de voorbereiding en implementatie van passend onderwijs PO en VO en de transitie zorg voor jeugd.
34
Bijlage 2 Overzicht (boven)regionale en landelijke taken en functies. Regionaal aanbod Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet wordt de gemeente verantwoordelijk voor: De (voorheen) provinciaal gefinancierde jeugdhulp, hieronder valt Toegang (nu nog bij Bureau Jeugdhulp), Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de kindertelefoon, ambulante en residentiele zorg en pleegzorg. De jeugd-GGZ De jeugd-VB (verstandelijke beperking) De extramurale AWBZ-functies voor jeugdigen met een somatische, lichamelijke of zintuiglijke beperking Gesloten jeugdhulp Jeugdbescherming Jeugdreclassering De (voorheen) provinciaal gefinancierde jeugdhulp Deze zorg is bedoeld voor jeugdigen die met (ernstige) opvoed- en opgroeiproblemen te maken hebben en voor jeugdigen van wie de veiligheid in gevaar is en voor jeugdigen die een strafbaar feit hebben gepleegd (jeugdreclassering). Er bestaat vrijwillige jeugdhulp en gedwongen jeugdhulp. Hieronder geven wij een nadere uitwerking van de verschillende deelproducten. De kindertelefoon behoort tot de landelijk in te kopen functies. AMHK (Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) Het AMHK richt zich integraal op het voorkomen en terugdringen van huiselijk geweld en kindermishandeling in de diverse vormen. Denk naast kindermishandeling en verwaarlozing bijvoorbeeld aan partnergeweld, ouderenmishandeling, ontspoorde zorg, eergerelateerd geweld, meisjesbesnijdenis, uithuwelijking, gedwongen prostitutie en andere vormen van seksueel geweld. Niet zelden is sprake van OGGz (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) gerelateerde multi-problematiek, zoals een combinatie met schulden, alcoholmisbruik of andere vormen van verslaving of problematiek als psychische ontsporing en verwaarlozing of verloedering. Jeugdbescherming Jeugdbescherming is een maatregel die de kinderrechter dwingend oplegt wanneer een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige (ernstig) wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet (voldoende) helpt. Kinderen of jongeren die een jeugdbeschermingsmaatregel krijgen, zijn 0 tot 18 jaar. Jeugdbeschermers ook wel gezinsvoogden genoemd, voeren deze maatregels uit. Jeugdreclassering Jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e één of meer delicten hebben gepleegd en vervolgens met justitie in aanraking zijn gekomen, worden door de jeugdreclassering begeleid. De begeleiding kan ook na hun 18e jaar uitgevoerd worden. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve hulp aan en controle op een jongere. Het doel van jeugdreclassering is om recidive (herhaling/terugval) te voorkomen en de jongere weer op het rechte pad te brengen en te houden. Aan het begin van de maatregel stelt de jeugdreclasseerder hiervoor een plan op. Jeugdreclassering kan gedwongen worden op gelegd door de kinderrechter of het Openbaar Ministerie. Jeugdreclassering kan ook vrijwillig zijn. De Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie kan de jeugdreclassering een opdracht geven om een jongere begeleiding te bieden, nog voordat de zitting heeft plaatsgevonden. Jeugdreclassering kan ook worden ingezet als nazorg na het verblijf in een justitiële inrichting. Ook dan is de begeleiding vrijwillig. JeugdzorgPlus JeugdzorgPlus is een zorgvorm die bedoeld is voor de jeugdige die ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar de volwassenheid ernstig belemmeren. Deze ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat zij zich aan hulp en zorg zullen onttrekken dan wel onttrokken zullen worden. In een dergelijke situatie kan tot een gesloten behandeling worden besloten. De behandeling gaat met beperking van vrijheden gepaard. Jongeren kunnen alleen geplaatst worden met een civielrechtelijke machtiging van de kinderrechter. 35
Pleegzorg Ieder kind heeft recht om op te groeien in een gezin. Soms kan dit niet, door allerlei problemen thuis, op school of met andere mensen. Pleegzorg is dan een oplossing die uitkomst kan bieden. Pleegzorg is een vorm van jeugdhulpverlening waarbij een kind voor bepaalde of onbepaalde tijd niet meer thuis woont en in een pleeggezin gaat wonen. De redenen om pleegzorg in te zetten zijn zeer divers. Meestal hebben de ouders problemen die ervoor zorgen dat het niet verantwoord is om een kind thuis te laten opgroeien. Het is voor een kind dan vaak het beste om tijdelijk of permanent niet meer bij de ouders te wonen. De ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de pleegzorg van hun kind. Als er problemen met kinderen zijn in een gezin, wordt altijd eerst gekeken of deze thuis opgelost kunnen worden. Kan dat niet, dan is pleegzorg de eerste keus. Het is de opvangvorm die het dichtst bij de natuurlijke gezinssituatie blijft. Het recht van kinderen om in een gezin op te groeien staat bij pleegzorg centraal. In eerste instantie wordt in de eigen familie of bij bekenden gezocht naar opvang. Lukt dat niet, dan zoekt een instelling voor pleegzorg een geschikt pleeggezin. Het pleegkind heeft het recht snel te weten bij wie hij kan opgroeien. Het doel van pleegzorg is dat de ouders zelf de opvoeding weer op zich nemen. Als blijkt dat dit onmogelijk is, nemen pleegouders de opvoeding van het kind voor langere tijd op zich. De relatie met de eigen ouders blijft voor kinderen altijd van belang. Bij kinderen die naar verwachting in de toekomst weer terug kunnen naar de eigen ouders onderscheiden wij verschillende varianten. Soms zijn de ouders en/of het kind gebaat bij een regelmatige 'rustperiode’. Plaatsing in een weekend- of vakantiepleeggezin biedt dan uitkomst. Deze vorm van pleegzorg wordt ook ingezet voor kinderen uit kindertehuizen, zodat zij af en toe een normale gezinssituatie meemaken. Een kind dat plotseling uit huis geplaatst moet worden, kan in een crisispleeggezin worden opgevangen. In deze periode wordt gekeken wat de beste vervolgoplossing is. Als er meer tijd nodig is voor een kind, kan gekozen worden voor pleegzorg voor kortere tijd. De duur kan variëren van een paar maanden tot enkele jaren. Deze tijdelijke vorm van pleegzorg noemen wij de 'hulpverleningsvariant’. Het pleeggezin biedt dan een plaats waar het kind verder kan opgroeien. Wij noemen dit ook wel de 'opvoedingsvariant’. Pleegzorg is dus ook een alternatieve vorm van residentiële opvang. Deze kan ook ingezet worden als onderdeel van een traject voor gesloten plaatsing. Dit sluit aan bij de nieuwe Jeugdwet waarin staat dat plaatsing in een gezinsverband in principe de voorkeur heeft als kinderen voor kortere of langere tijd niet thuis kunnen opgroeien. Dit past bij de hedendaagse inzichten over effectieve jeugdhulp: kinderen een zo normaal mogelijke opvoeding geven in een gewoon gezin bij gewone liefdevolle ouders. Pleegzorg past niet alleen goed bij de huidige pedagogische opvattingen en jeugdbeleid, deze vorm van zorg is ook voordeliger dan residentiële zorg. Vanuit deze twee uitgangspunten vinden wij het belangrijk dat de mogelijkheid van pleegzorg als onderdeel van het traject gesloten jeugdhulp en als uitstroomperspectief wordt meegenomen in de vormgeving van de trajecten. De jeugd-GGZ De jeugd-GGZ biedt zorg en ondersteuning aan kinderen en jongeren (waarbij ook aandacht kan uitgaan naar de opvoerders) met een psychische of psychiatrische beperking. De jeugd-GGZ richt zich op behandeling en genezing (ambulant of maximaal één jaar verblijf om de behandeling te laten slagen). De toegang tot de jeugd-GGZ gaat nu nog via de Toegang of de huisarts. De jeugd-GGZ die zich richt op het bieden van begeleiding of het leveren van langdurige zorg (langer dan één jaar) wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Uitzondering hierop vormt het verblijf in een RIBW. Dit verblijf wordt vanaf dag één bekostigd uit de AWBZ. De jeugd GGZ wordt in onze regio o.a. geleverd door Rivierduinen, Curium, de Jutters en eerstelijns-psychologen en vrijgevestigde psychotherapeuten/psychiaters. De jeugd-VB De jeugd-VB richt zich op kinderen met een (licht) verstandelijke beperking. De extramurale functie begeleiding (individueel en groep) voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar gaat naar de nieuwe Jeugdwet. De decentralisatie van deze (voormalige) AWBZ-functie omvat ook het vervoer van en naar vormen van dagbesteding. Clienten komen alleen in aanmerking voor vervoer vanwege een medische noodzaak. Daarnaast wordt ook de functie kortdurend verblijf voor kinderen en jongeren tot 18 jaar gedecentraliseerd. De functie verblijf in de AWBZ (uitgedrukt in zorgzwaartepakketten) wordt de komende jaren afgebouwd. In de gehandicaptenzorg zijn er verschillende zorgzwaartepakketten voor mensen met een lichtverstandelijke-, een verstandelijke-, een lichamelijke- en/of zintuigelijke beperking. Ook voor jeugdigen die sterk gedragsgestoord zijn en een verstandelijke beperking hebben, is er een zorgzwaartepakket. Per zorgzwaartepakket en per beperking gelden verschillende maatregelen wat betreft afbouw of overgang naar de wet langdurige zorg. 36
Landelijk aanbod Op landelijk niveau is afgesproken om een aantal functies mbt de jeugdhulp landelijk in te kopen. Hiertoe zijn de volgende criteria opgesteld: 1. Aantal cliënten: het aantal cliënten is zodanig klein dat het per regio van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren, waardoor er risico’s ontstaan om cliënten goed te bedienen; 2. Ordening van het aanbod: het aanbod is zodanig gespreid over het land en klein in omvang dat de decentralisatie toe kan leiden tot extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten; 3. (Zorg)inhoud van het aanbod: de inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau moeilijk zal zijn en de drempel voor een aanbieder, om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is. Toepassing van deze criteria hebben ertoe geleid dat de VNG de volgende functies en aanbieders heeft gekwalificeerd als ‘landelijk’: Functie 1. Huidige landelijke specialismen Jeugdhulp Plus a. JeugdzorgPlus voor jongeren onder 12 jaar; b. Zeer intensieve Kortdurende Observatie en Stabilisatie; c. Gesloten opname van tienermoeders tijdens zwangerschap of met pasgeboren kind. 2. GGZ met een landelijke functie: a. Eetstoornissen; b. c. d. e. f. 3. 4.
5.
6.
a. b. c. d.
Autisme Persoonlijkheidsstoornissen GGZ voor doven en slechthorenden Psychotrauma; Eergerelateerd geweld/loverboys en prostitutie Expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties onder 18 jaar. Jeugd sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt (j-sglvg) Gespecialiseerde diagnostiek, observatie en exploratieve behandeling aan (L)VB jeugd GGZ met bijkomende complexe problematiek. Forensische jeugdhulp: inzet van erkende gedragsinterventies gericht op het verminderen van recidive bij schorsing voorlopige hechtenis, voorwaardelijke veroordeling of gedragsmaatregel: Functional Family Therapy Multifunctional Treatment Foster Care Multidimensionele Familietherapie Multisystem Therapie Ouderschap met Liefde en Grenzen
Aanbieders Horizon Jeugdhulp en Onderwijs Horizon Jeugdhulp en Onderwijs Intermetzo
Altrecht GGZ-Rintveld Rivierduinen – Ursula Dr. Leo Kannerhuis De Viersprong GGMD Centrum ‘45 Fier Fryslan Kompaan en De Bocht Ambiq-’s Heeren Loo – Groot Emaus Koraal Groep – de la Salle Pluryn – De Beele De Hondsberg
Diverse organisaties Leger des Heils ,Jeugdhulp & Reclassering Diverse organisaties Diverse organisaties De Waag
Verder is op landelijk niveau de afspraak gemaakt dat de VNG namens alle gemeenten met de volgende organisaties de afspraken maakt en financiert: de Stichting Opvoeden; Landelijke publieke informatiefunctie voor opvoeden, opgroeen en gezondheid voor ouders, opvoeders en jeugdigen (voor vier jaar); de kindertelefoon (voor vier jaar); nazorg in het kader van adoptie (onderdeel van de Stichting Adoptievoorzieningen) (voor twee jaar).
37
Bijlage 3: Toezicht en inspectie In de jeugdwet staat aangegeven dat het toezicht op de naleving van de Jeugdwet zal geschieden door zowel de Inspectie Jeugdhulp (IJZ), de inspectie gezondheidszorg (IGZ) als de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ). Zij hebben de taak om de kwaliteit in algemene zin te onderzoeken. Het gaat daarbij niet om toezicht op de naleving van in de wet neergelegde normen, maar om de algehele effectiviteit van het jeugdstelsel (kwaliteitstoezicht). De inspecties brengen van hun bevindingen verslag uit aan degene bij wie het onderzoek is uitgevoerd en kunnen daarbij voorstellen doen tot verbetering van de kwaliteit. Indien de wet niet of niet juist wordt nageleefd, hebben beide ministers de mogelijkheid de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling met een schriftelijke aanwijzing te dwingen tot naleving van de wet. De landelijke inspecties IJZ, IGZ en IVenJ zullen aanbieders controleren op kwaliteit en effectiviteit en hun bevindingen 6 weergeven. Daarnaast houdt de inspecties van Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) risico gebaseerd toezicht in meerdere vormen: toezicht op verantwoorde zorg voor kwetsbare groepen kinderen en gezinnen, zoals zogenoemde thuiszitters en multiprobleemgezinnen; toezicht op een bepaald maatschappelijk probleem, zoals kindermishandeling; toezicht bij instellingen zoals Justitiële Jeugdinrichtingen of een bepaalde doelgroep zoals jongeren die verblijven in een instelling voor JeugdzorgPlus. Daarnaast werken de inspecties samen in de toezichtonderzoeken naar calamiteiten waarbij kinderen betrokken zijn. Gemeenten en de landelijke inspecties zullen gezamenlijk afspraken maken op het gebied van toezicht in het Afsprakenkader Toezicht. Als gemeenten zullen we periodiek met de inspecties overleggen over hun bevindingen na onderzoek bij de aanbieders. Ook zullen we met de inspecties gezamenlijk optrekken waar verbeteringen in de jeugdhulp noodzakelijk zijn. Met de inspecties maken we afspraken over de afstemming en synergie tussen het gemeentelijke toezicht en het toezicht van de inspectie. Het Rijk voorziet in voldoende eisen voor de kwaliteit. We zijn daarom op dit moment niet voornemens om daar extra kwaliteitseisen aan toe te voegen. We willen voorkomen dat we de bureaucratie vergroten. Voor lichtere vormen van hulp zullen we andere kwaliteitseisen formuleren Deze zullen o.a. eisen bevatten mbt cliënttevredenheid. Dit is s één van de indicatoren waarmee we beoordelen of de stelselwijziging voor inwoners leidt tot betere resultaten. We kijken daarbij vooral naar de ervaren bejegening, de bijdrage die de ondersteuning heeft geleverd aan het herstel van zelf oplossend vermogen, en de ervaren samenhang en continuïteit in de geleverde ondersteuning. Vooral wanneer meerdere partijen bij een gezin betrokken waren. De wijze waarop we cliënttevredenheid in beeld willen brengen werken we in de komende periode regionaal nader uit. Wat te doen bij calamiteiten? In de Jeugdwet is voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen de plicht opgenomen om calamiteiten onmiddellijk bij de inspectie te melden. De inspectie werkt met de zogenaamde “leidraad meldingen van calamiteiten”, waarin is opgenomen wat onder een calamiteit wordt verstaan en wat de inspectie verwacht bij het melden van een calamiteit en vice versa.
6
STJ: Samenwerkingsverband van vijf rijksinspecties die toezicht houden op de zorg voor jeugdigen: Inspecties van het Onderwijs, Gezondheidszorg, Jeugdhulp, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Veiligheid en Justitie.
38
Bijlage 4 Afkortingen en begrippen Afkortingen AMHK AWBZ BJZ BOPZ CJG COB ggz GI IVKR JB JR LdH (L)VB NSDMH NZa OM PGA POH UHP RvdK RTA SHG VB (V)OTS VTO Wjz Wmo WSG ZVH
Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdhulp Wet Bijzondere Opneming in Psychiatrisch Ziekenhuis (wordt vervangen door Wet Zorg en Dwang) Centrum voor Jeugd en Gezin Casus Overleg Bescherming Geestelijke Gezondheidszorg Gecertificeerde Instelling Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Jeugdbescherming Jeugdreclassering Leger des Heils (Licht) Verstandelijke Beperking Netwerk Sociaal Domein Midden-Holland Nederlandse Zorgautoriteit Openbaar Ministerie Persoonsgerichte Aanpak (team in Zorg- en Veiligheidshuis) Praktijkondersteuner Huisartsenpraktijk Uithuisplaatsing Raad voor de Kinderbescherming Regionaal Transitie-arrangement Steunpunt Huiselijk Geweld Verstandelijke beperking (Voorlopige) Ondertoezichtstelling Verzoek tot onderzoek Wet op de jeugdhulp Wet maatschappelijke ondersteuning William Schrikker Groep Zorg- en Veiligheidshuis
Begrippen Afschaling
Afzakken naar het gewenste – veelal lichtere – niveau van zorg en/of zorgcoördinatie.
Ambulante behandeling
Hulp die verleend wordt op afgesproken tijden waarbij de cliënten vanuit de eigen woon- en werkomgeving naar de hulpverlener toekomen, of waarbij de hulpverlener de cliënt in diens omgeving bezoekt.
Basisaanbod Beleidsrijk inkopen
Alle basisvoorzieningen en basisdiensten. Het proces waarbij naast de eigenlijke doelen van de inkoop, elementen van beleid binnen en buiten de eigen organisatie worden ingebracht, die via een aanbiedende partij gerealiseerd worden synchroon met de uitvoering van de opdracht.
39
Bestuurlijk aanbesteden
Model van financiering dat werkt met twee niveaus van contracteren. Er wordt een basisovereenkomst gesloten tussen gemeenten en aanbieders over communicatie, overleg en besluitvorming. In deelovereenkomsten wordt besproken welke effecten men wil bereiken, met wie, voor welk budget etc.
Casusregie
Het zoveel mogelijk in samenspraak het gezin zelf regisseren en coördineren van alle benodigde acties om te werken aan zelfredzaamheid en probleemoplossend vermogen.
Doorzettingsmacht
Ingrijpen of besluiten nemen bij impasses of stagnaties in besluitvormingsof werkprocessen.
Escalatieprocedure
Set van procedureel vastgelegde afspraken om te voorzien in situaties waarin verschil van inzicht is tussen de zorgcoördinator en de betrokken hulpverlener(s) over het opstellen van een plan van aanpak of het uitvoeren van de noodzakelijke hulp.
Expertiseteam
Team waar deskundigheid en kennis op een bepaald terrein is gebundeld en verder wordt ontwikkeld en die voor derden te raadplegen zijn.
Extramurale zorg
Zorg die voornamelijk verleend wordt op afgesproken tijden waarbij de cliënten vanuit de eigen woon- en werkomgeving naar de hulpverlener toekomen, of waarbij de hulpverlener de cliënt in diens omgeving bezoekt.
Sociaal team medewerker
Professional met generalistische competenties en expertise op een specifiek gebied, die werkt in de buurt van huishoudens en gezinnen.
Gecertificeerde instelling Gedwongen kader
Zie wettekst. Alle maatregelen, fysiek en verbaal, in instellingen die de vrijheid van cliënten beperken; wettelijk vastgelegd in de wet BOPZ, in de toekomst in de wet zorg en dwang en de wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, en voor jeugdigen in de wet op de Jeugdhulp en de beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
Gezinsvoogd
Maatschappelijk werkers van Bureaus Jeugdhulp die gezinnen begeleiden waarvan een kind door de kinderrechter onder toezicht is gesteld en die indien nodig de kinderrechter adviseren over verlenging of opheffing van een jeugdbeschermingsmaatregel en uithuisplaatsing.
Horizontaal sturen
Sturingsmechanisme, waarbij de gezamenlijke, inhoudelijke opgave centraal staat. Het maatschappelijk resultaat dat behaald moet worden is wat de spelers in het netwerk bindt, en wat hun organisatiedoelen overstijgt.
Integrale vraaganalyse
Aanpak waarbij frontlijnmedewerkers een eerste vraagscreening doen. Professionals met specifieke expertise zullen met een gezamenlijke methodiek een ondersteuningsvraag breed moeten benaderen.
Integrale frontlijn
Een frontlijn waarbij gezinnen één en dezelfde 'ingang' ervaren voor diensten van alle drie de decentralisaties.
Intramurale zorg
Zorg die verleend wordt aan mensen die langer dan 24 uur in een instelling verblijven, zoals een verpleeg- of verzorgingshuis, ziekenhuis of een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking.
Jeugdhulp Plus
Gedwongen opname, (gesloten) verblijf en gedwongen behandeling in instellingen voor Jeugdhulp Plus (gesloten jeugdhulp) voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen, maar zonder strafrechtelijke veroordeling. Zorg die langer dan één jaar duurt voor mensen met een beperking, chronisch zieken en ouderen die professionele zorg en/of begeleiding nodig hebben in hun dagelijks leven; gefinancierd vanuit de AWBZ en de Wmo.
Langdurige zorg
Leefdomeinen
Wonen, financiën, fysieke en psychische gezondheid, gezinssysteem, participatie, veiligheid, hulpverlening.
40
Medisch specialist
Geneeskundig specialist die als specialist is ingeschreven in een door het College Geneeskundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst ingestelde register als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige.
Nazorgfase
Alle zorg-, hulp- en/of dienstverlening die geleverd wordt ter ondersteuning, begeleiding of nacontrole van mensen na een (ingrijpende) gebeurtenis of na een behandeling, zoals na een ramp, ziekenhuisopname, overlijden van een naaste of na een periode van detentie.
Opschaling
Opwerken naar het gewenste – veelal intensievere – niveau van zorg en/of zorgcoördinatie.
Ouderparticipatie
Betrokkenheid en inbreng van ouders in de zorg, de kinderopvang of het onderwijs aan hun kind.
Outreachend werken
Het hanteren van een werkmethode waarbij actief ingezet wordt op het leggen van contact met de doelgroep, het onderzoeken van de vragen en het motiveren en verwijzen van de doelgroep naar vormen van hulpverlening.
Poortwachter
Huisarts of andere medici, in zijn functie als verwijzer naar specialistische zorg.
Populatiegebonden budget
Het verstrekken van een budget aan één of meerdere instellingen voor het bedienen van een doelgroep of ‘populatie’.
Quickscan
Snelle analyses van een product, dienst, organisatie of situatie; vaak aan de hand van een standaardvragenlijst.
Specialistische hulp
Observatie, diagnostiek, crisishulp, justitiële maatregelen, behandeling en verschillende specialistisch ambulante, daghulp en residentiële vormen van aanbod van jeugd-ggz, VB en Jeugdhulp.
Triage
Dynamisch beslisproces waarmee de behoefte aan zorg en urgentie daarvan worden bepaald voor een patiënt bij binnenkomst op een afdeling spoedeisende hulp, ter plaatse bij ernstige ongevallen of rampen met meerdere slachtoffers of bij telefonisch contact met een huisartsenpost.
Vrijwillig kader
Alle maatregelen, fysiek en verbaal, in instellingen die cliënt in vrijheid ondergaat.
Zelfredzaamheid
Vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen, bijvoorbeeld wassen, aankleden en koken en vermogen om sociaal te kunnen functioneren, zo nodig met hulp van anderen.
Zorggebruik
Gebruik van diensten en voorzieningen in de zorg.
Zorgmijders
Mensen met een psychosociale of psychiatrische stoornis die niet of nauwelijks te motiveren zijn voor behandeling, vaak meerdere problemen hebben zoals schulden, isolement, verslaving en zelfverwaarlozing en overlast veroorzaken in de woonomgeving.
Zorgzwaarte
Hoeveelheid zorg die nodig is voor een cliënt; ook gebruikt als maat om inzet van middelen en personeel in verschillende zorgsectoren te berekenen (prijs per zorgzwaarte-cliëntencategorieën).
41