Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics
Datum rapport Auteur
22 mei 2014 TKP Pensioen B.V.
Nummer/versie Telefoon
Definitief 050-5821990
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
3
Bestuursverslag
5
1
Woord van de voorzitter
6
2
Algemene informatie
8
2.1 2.2 2.3
Juridische structuur Doelstelling Personalia per 31 december 2013
8 8 9
3
Financiële positie en beleid in 2013
12
3.1 3.2 3.3
Financiële opzet en positie Beleid en beleidskeuzes Risicobeheer
12 15 20
4
Beleggingen
25
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Marktontwikkelingen Resultaten beleggingsportefeuille Aandelen en Private Equity Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Belegd vermogen voor risico deelnemers
25 26 26 27 27 27
5
Pensioenen
28
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Inleiding Pensioencommunicatie Pensioenadministratie Uitvoeringskosten Pensioenregeling Nieuwe wetgeving
28 28 29 30 32 35
6
Actuariële analyse
36
7
Besturing en naleving wet- en regelgeving
38
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10
Algemeen Bestuursaangelegenheden Goed Pensioenfondsbestuur Verslag verantwoordingsorgaan Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding Gedragscodes Geschillencommissie Organisatie en uitvoering Statutenwijziging
38 38 39 39 43 44 44 45 45 45
8
Verwachte gang van zaken
47
1
Jaarrekening
48
9
Jaarrekening
49
9.1 9.2 9.3 9.4
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening
49 50 51 52
Overige gegevens
91
10
Overige gegevens
92
10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
92 92 92 93 95
Bijlagen
97
Bijlage 1
Deelnemersbestand
98
Bijlage 2
Begrippenlijst
99
2
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 2013
2012
2011
2010
2009
1.460 2.685 1.076 5.221
1.517 2.726 1.050 5.293
1.470 2.752 995 5.217
1.434 2.805 896 5.135
1.442 2.847 813 5.102
49.394 47.795
50.291 44.127
42.470 39.154
28.810 27.152
27.458 24.185
47.628 9.675 1.914 19.938
44.127 22.557 1.442 19.705
39.154 34.334 1.177 18.874
27.152 6.700 1.118 16.905
24.185 7.800 1.229 14.243
0,84%
1,88%
1,35%
0,80%
2,20%
2,45%
0,00%
0,00%
1,58%
3,44%*
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
3,06%
118.510
15.105
-34.623
50.699
63.715
38.062 216.504 852.095 113,9%
37.541 207.326 853.194 101,8%
33.545 186.678 758.854 95,4%
32.329 182.789 646.582 107,8%
28.276 155.034 565.521 111,3 %
Gemiddelde duration
17,0
17,7
18,2
17,6
16,6
Rekenrente
2,8%
2,5%
2,9%
3,8%
3,9%
(Bedragen in € 1.000)
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie - jaarpremie - bijstortingsverplichting Uitvoeringskosten Uitkeringen Toeslagverlening Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen *inclusief inhaaltoeslagen
Verleende inhaaltoeslagen (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Technische voorzieningen * Dekkingsgraad in % *
3
2013
2012
2011
2010
2009
971.038 66.006
852.570 98.065
698.793 -27.031
702.097 52.164
631.959 68.543
7,5%
13,6%
-4,1%
7,7%
12,4 %
745
562
477
480
-
364
272
223
220
-
0,43%
0,41%
0,38%
0,27%
-
(Bedragen in € 1.000)
Beleggingen Balanswaarde ** Beleggingsopbrengsten Beleggingsrendement (exclusief deelvermogens) Jaarrendement portefeuille Kernratio’s kostentransparantie Pensioenuitvoeringskosten in euro per deelnemer (actieven en uitkeringsgerechtigden) Pensioenuitvoeringskosten in euro per deelnemer (actieven, uitkeringsgerechtigden en slapers) Kosten vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode. * **
De overige technische voorziening is inbegrepen in de technische voorzieningen en met ingang van 2010 in de berekening van de dekkingsgraad. Vóór 2010 werd de dekkingsgraad exclusief de overige technische voorzieningen berekend. De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en de liquiditeiten. De schuldpositie inzake derivaten en schulden inzake beleggingen worden onder de passiva gepresenteerd.
4
Bestuursverslag
5
1
Woord van de voorzitter
Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst per 31 december 2013. Het pensioenfonds is daarom sinds het begin van 2014 formeel een premievrij ofwel slapend fonds geworden. Dit betekent dat de meeste deelnemers van het pensioenfonds per definitie gewezen deelnemers zijn geworden.
2013 Ter voorbereiding op de nieuwe pensioenregeling heeft het bestuur in 2013 intensief samengewerkt met het bestuur van SPF en de werkgever om vast te stellen wat de effecten zijn van de nieuwe pensioenregeling op de rechten van de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden van beide pensioenfondsen. De sociale partners hebben vervolgens een akkoord gesloten over de nieuwe pensioenregeling. Tevens heeft de werkgever eind 2013 een akkoord bereikt met SPF over het uitvoeren van de regeling bij hun pensioenfonds. Om uiteindelijk het gezamenlijke doel te bereiken dat alle pensioenrechten van SABIC in één fonds komen dient er nog het nodige te gebeuren. Een gezamenlijk fonds veronderstelt een collectieve waardeoverdracht van ons pensioenfonds naar het nieuwe pensioenfonds. Hiervoor is belangrijk om vast te stellen wat o.a. de kansen op korten van de pensioenen zijn en de kans op indexatie bij het nieuwe pensioenfonds versus ons huidige pensioenfonds. Daarnaast hebben de sociale partners bepaald dat er een nieuw pensioenfonds komt waarbij het pensioenfonds van SPF als vehikel zal worden gebruikt. Om dit plan uit te voeren dienen het pensioenfonds en SPF onder andere akkoord te gaan over de inrichting van het nieuwe pensioenfonds. Het bestuur van ons pensioenfonds zal zich er van vergewissen dat het ontvangende fonds de nieuwe regeling en de overgedragen pensioenrechten op een deugdelijke wijze kan en zal beheren. Inmiddels heeft ons pensioenfonds samen met SPF en de werkgever een communicatie commissie opgericht om op een juiste en consistente wijze alle deelnemers en gewezen deelnemers en gepensioneerden te informeren. Tevens is een technische commissie opgericht om de effecten van het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst te bepalen op alle regelingen en rechten die binnen ons pensioenfonds gelden en ook om de voorgestelde wijzigingen en overgangsbepalingen, zoals door de sociale partners overeengekomen, voor te bereiden. Voor het opmaken van de jaarrekening en het uitsturen van de definitieve premie naar de werkgever is een akkoord bereikt door het bestuur van ons pensioenfonds en de werkgever. Ons pensioenfonds heeft in overleg met de werkgever een arbitragezaak gestart over de uitloopverplichting van de uitvoeringsovereenkomst. De arbiters hebben op 9 mei jongstleden hun finale uitspraak gedaan. De uitspraak houdt in dat de premieafrekening over 2013 op de reguliere wijze zal geschieden en dat er vervolgens geen verdere verplichting meer bestaat voor SABIC IP tot het doen van herstelbetalingen na 31 december 2013. Het bestuur zal het beleid van het pensioenfonds heroverwegen in verband met het feit dat het pensioenfonds een slapend fonds is geworden en daar waar nodig aanpassen.
2014 Binnenkort gaan de werkgroepen over de collectieve waardeoverdracht en de governance van het nieuwe pensioenfonds van start. Daarnaast gaat het bestuur van ons pensioenfonds zich voorbereiden op het effect van het mogelijk omzetten van de pensioenrechten binnen ons pensioenfonds naar de pensioenrechten van het ontvangende fonds. Het bestuur van ons pensioenfonds bereidt zich intensief voor op de onderhandelingen en het veranderingstraject dat hieruit voortkomt en zal alle deelnemers en stakeholders op regelmatige basis blijven informeren over de relevante ontwikkelingen.
6
Uitruil ouderdomspensioen in ouderdoms- en nabestaandenpensioen Tot 31 december 2013 waren alle deelnemers verzekerd voor een nabestaandenpensioen op basis van een risicoherverzekering. Het nabestaandenpensioen werd dus niet opgebouwd. Omdat het deelnemerschap eindigt en er wel het nabestaandenpensioen verzekerd moet zijn voor de deelnemers met een partner heeft er per 1 januari jongstleden een uitruil plaatsgevonden van het opgebouwde ouderdomspensioen in een ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Het ouderdomspensioen is verlaagd ten gunste van een nabestaandenpensioen voor degene die per 31 december 2013 een partner volgens het pensioenreglement hadden.
Financiële toestand van het fonds 2013 was een goed jaar. De dekkingsgraad is gestegen van 102% naar 113,9%. Dit komt omdat enerzijds de waarde van de bezittingen met 12% steeg van € 868 miljoen naar € 973 miljoen, anderzijds daalde de waarde van de verplichtingen van € 853 miljoen naar € 852 miljoen, terwijl er wel pensioenrechten in 2013 zijn ingekocht. Tevens werd bij de berekening van de voorziening voor de pensioenverplichtingen, rekening gehouden met nieuwe, wederom zwaardere, sterftetafels.
Organisatie In 2013 heeft Arthur Smit, directeur van het pensioenfonds, zijn baan opgezegd om te gaan werken voor de pensioencommissie van SABIC onder leiding van Debbie Hameetman. Per 1 mei heeft Clemens Heijne zijn taken overgenomen. Inmiddels is het bestuursbureau versterkt met Veronique van den Eeden als beleidsmedewerkster. Het bestuur bestond vorig jaar nog uit acht bestuursleden. Echter doordat Theo Dekkers zijn functie heeft neergelegd en omdat er nog een vacature bestond heeft het bestuur besloten om terug te gaan naar zes bestuursleden. Als laatste wil ik alle betrokkenen bij ons pensioenfonds hartelijk bedanken voor hun geweldige inzet in het afgelopen jaar. Er is bijzonder veel werk verzet en de soms moeilijke discussies met belanghebbenden hebben op een goede en constructieve wijze plaatsgevonden, waardoor ons pensioenfonds de noodzakelijke stappen heeft kunnen zetten.
Bergen op Zoom, 22 mei 2014 Frank Mortier, voorzitter
7
2
Algemene informatie
2.1 Juridische structuur Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics, statutair gevestigd te Bergen op Zoom, is opgericht op 14 december 1970. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41103094. Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van SABIC Innovative Plastics BV en SABIC Innovative Plastics IP BV (huidige naam: SABIC Global Technologies BV). De basispensioenregeling is een (voorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling, ook wel middelloonregeling genoemd. De regeling op basis van het middelloonsysteem wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De premies voor de basispensioenregeling worden ingebracht door de werkgever en de werknemers. De vrijwillige bijspaarregeling Gesave wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst, ook wel beschikbare premieregeling genoemd. De premies hiervoor worden ingebracht door de deelnemers aan de regeling. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 5.221 deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van € 958 miljoen. De uitvoering van de pensioenadministratie heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). De custodian is de Nederlandse vestiging van State Street Corporation. De individuele pensioenspaarregelingen (Gesave en Geflex) worden uitgevoerd door Robeco. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan: • GE Asset Management (GEAM) voor aandelen • BlackRock, GEAM en Russell voor de vastrentende portefeuille • TKP Investments BV voor het beheer van indirect vastgoed en aan BNP Paribas voor het beheer van beursgenoteerde vastgoedfondsen De controle van de jaarrekening vindt plaats door Mercer als waarmerkend actuaris en KPMG als accountant. Het bestuur is conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de volgende externe adviseurs, te weten: • Towers Watson B.V. als adviserend actuaris, • Onno Blom advocaten als juridisch adviseur, • Russell Investments als beleggingsadviseur, • First Pensions voor het opstellen van de risicorapportage.
2.2 Doelstelling Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Met ingang van 1 januari 2014 kent het fonds alleen gewezen deelnemers en gepensioneerden. Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslag-
8
verlening op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers was onvoorwaardelijk tot 31 december 2013. Op de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen wordt voorwaardelijk toeslag verleend. Dit wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Het fonds draagt zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. Op 9 februari 2012 is de ABTN opnieuw geactualiseerd en vastgesteld.
2.3 Personalia per 31 december 2013 Benoemd namens de werkgever (SABIC Innovative Plastics BV) Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
dr.ir. J.G.M. van Gisbergen
plaatsvervangend secretaris
11-04-2008
11-04-2016
SABIC-IP IP BV
mr. F.R.E. Mortier
voorzitter per 15-01-2013
15-09-2011
15-09-2015
SABIC Capital BV
mw. mr. H.G.I.M. Peters RBA
lid
06-12-2012
06-12-2016
Hedwig Peters Consulting
Benoemd namens de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
J.L. Boot
lid
16-09-2010
16-09-2015
SABIC Innovative Plastics BV
ir. W. Grin
plaatsvervangend voorzitter
16-09-2010
16-09-2015
-
ing. L.J.M. de Smet
secretaris
01-12-2006
01-12-2015
-
Bestuursbureau Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics drs. C.A. Heijne RA CPC (pensioendirecteur) mw. V. van den Eeden LLM (stafmedewerker)
Dagelijks Bestuur mr. F.R.E. Mortier (voorzitter) ir. W. Grin toehoorder drs. C.A. Heijne RA CPC
Beleggingscommissie ir. W. Grin (voorzitter) mr. F.R.E. Mortier mw. mr. H.G.I.M. Peters drs. C.A. Heijne RA CPC Adviseur F. Kabbaj (namens Russell Investments)
9
Commissie Deskundigheid en Functioneren dr.ir. J.G.M. van Gisbergen (voorzitter) drs. C.A. Heijne RA CPC
Commissie Fondsdocumenten mr. F.R.E. Mortier (voorzitter) dr.ir. J. van Gisbergen mw. mr. H.G.I.M. Peters drs. C.A. Heijne RA CPC
Communicatie Commissie J.L. Boot mw. G. Bekendam (TKP) ing. L.J.M. de Smet (voorzitter) drs. C.A. Heijne RA CPC
Redactie PensioenPraat J.L. Boot mw. C. Ligtenberg mw. G. Bekendam (TKP) ing. L.J.M. de Smet (voorzitter) drs. C.A. Heijne RA CPC P. van Tilburg (deelnemersraad)
Risicocommissie J.L. Boot ir. W. Grin (voorzitter) ing. L.J.M. de Smet drs. C.A. Heijne RA CPC
Deelnemersraad H. van den Durpel P.J.M. Eijsbouts (voorzitter) J. van Es (secretaris) B. Jonker O. Tant P. van Tilburg (plaatsvervangend secretaris) E. Schlarmann A. van Valen
Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: ir. P. Broers (voorzitter) en J. Castelijn Namens de deelnemersraad: J. van Es (secretaris) en H. van den Durpel Namens de pensioengerechtigden: B.A. Klazema en J.W. Tillema
Compliance officer mr. M. Mandemaker
Pensioenadministratie TKP Pensioen BV
10
Certificeerders KPMG Accountants NV, externe accountant Mercer Certificering BV, certificerend actuaris
Adviseurs Towers Watson BV, adviserend actuaris Russell Investments, beleggingsadviseur Onno Blom Advocaten, juridisch adviseur
Vermogensbeheerders GE Asset Management Limited, London/Stamford (V.S.) (GEAM) BlackRock (Netherlands) BV, Amsterdam TKP Investments BV (TKP Pensioen Real Estate Fonds), Groningen BNP Paribas Investments Partners Netherlands NV, Amsterdam Russell Investments, Amsterdam Robeco Investment Solutions, Rotterdam (Geflex, Gesave)
Visitatiecommissie mr. G.J. Heeres (voorzitter) prof. dr. D.M. Swagerman L.J.M. Roodbol AAG
11
3
Financiële positie en beleid in 2013
3.1 Financiële opzet en positie 3.1.1 Dekkingsgraad De dekkingsgraad geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer en is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven: 2013 2012 Dekkingsgraad 1 januari 101,8% 95,4% Effect premies 0,9% 1,2% Effect toeslagverlening 0,1% 1,3% Effect beleggingsresultaat 7,4% 9,9% Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen 3,6% -6,1% Effect aanpassing levensverwachting -0,8% -0,9% Effect toename excassovoorziening 0,0% -2,7% Effect overige oorzaken -0,2% 0,6% Voorlopige dekkingsgraad 31 december 112,8% 98,7% Effect aanvullende vermogensdotatie op basis van de dekkingsgraad per 31 december 1,1% 3,1% Dekkingsgraad 31 december 113,9% 101,8%
Effect premies / effect aanvullende vermogensdotaties Vanwege de financiële positie ultimo 2012 is in de premiestelling voor 2013 rekening gehouden met een herstelpremie. Het bestuur heeft de voorlopige herstelpremie vastgesteld op een bedrag van € 6,6 miljoen, overeenkomstig het herstelplan. Na afloop van het boekjaar bleek dat de dekkingsgraad voldoende was toegenomen en lag boven het minimaal vereist eigen vermogen. Er werd een nieuwe berekening gemaakt in verband met het lange termijn herstelplan waaruit bleek dat de herstelpremie € 9,7 miljoen bedroeg. (inclusief de voorlopige herstelpremie van € 6,6 mln.). Het positief effect van de herstelpremie op de dekkingsgraad is totaal 1,1%.
Effect toeslagverlening De toeslagverlening wordt volledig uit de premie betaald. Het effect toeslagverlening is het gevolg van verschillen in de grondslagen van de berekening van de gedempte premie en berekening van de zuivere kostendekkende premie.
Effect beleggingsresultaat Het rendement op de beleggingen was positief en droeg daarom positief bij aan de dekkingsgraad. In paragraaf 4.2 (resultaten beleggingsportefeuille) wordt dit nader toegelicht.
Effect rentetermijnstructuur De mutatie in de marktrente (RTS) heeft invloed op de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. De rente is in 2013 is gestegen, waardoor de VPV is gedaald. Het rente-effect op de dekkingsgraad is 3,6%.
12
Onderstaande tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste vijf jaar weer. Ter illustratie zijn daarbij ook het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rente behorende bij de gemiddelde looptijd van de verplichtingen vermeld:
Dekkingsgraad Beleggingsrendement Gemiddelde rente
2013 113,9% 7,5% 2,8%
2012 101,8% 13,6% 2,5%
2011 95,4% -4,1% 2,9%
2010 107,8% 7,7% 3,8%
2009 111,3% 12,4% 3,9%
Effect aanpassing levensverwachting Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van AG Prognosetafel AG 2012-2062. Het fonds heeft deze tafel ingevoerd op 31 december 2012. De premie 2013 en de resultatenanalyse 2013 is gebaseerd op deze prognosetafel waarbij de sterftekansen zijn aangepast door toepassing van ervaringssterfte door Mercer. De correctiefactoren zijn gebaseerd op inkomende klasse “ Midden/Hoog” 2010. Ultimo 2013 zijn de correctiefactoren gebaseerd op de inkomensklassen “ Midden/Hoog” die zijn vastgesteld per 2012.
3.1.2 Vermogenspositie Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) moet worden aangehouden ter dekking van algemene risico’s zoals beleggingsrisico’s, overlijdensrisico’s en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Indien een fonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort en moet het een kortetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. De dekkingsgraad behorend bij het MVEV bedraagt 104,5%. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een fonds minimaal moet beschikken. Indien een fonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een langetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: 2013 2012 2011 2010 2009 Dekkingsgraad in % 113,9% 101,8% 95,4% 107,8% 111,3% Beoogde dekkingsgraad volgens het herstelplan 116,2% 111,8% 110,4% 106,4% 100,0% Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,5% 104,4% 104,4% 105,0% 105,0% Vereiste dekkingsgraad 125,4% 124,3% 124,6% 128,3% 127,4% De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet en het risicoprofiel van het fonds bedraagt 125,4% (2012: 124,3%). Ultimo 2013 en was er sprake van een reservetekort. In 2012 was er sprake van een reserve- en dekkingstekort. Hiervoor zijn in 2009 een korte en lange termijnherstelplan ingediend.
3.1.3 Ontwikkelingen herstelplan Het ingediende en goedgekeurde kortetermijnherstelplan van 2009 eindigde eind 2013. Uitgaande van dit herstelplan zou de dekkingsgraad ultimo 2013 116,2% moeten zijn. De belangrijkste kenmerken zijn: • Voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd. • Het bestuur heeft besloten het rendementspercentage in 2009 op 0% te stellen. Bovendien is voor de daar opvolgende jaren een rendement gehanteerd dat gemiddeld 0,5% lager is dan het maximum dat door DNB is toegestaan. • In de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever zijn afspraken gemaakt dat de werkgever bij een dekkings- of reservetekort de verschuldigde pensioenpremie verhoogt. Voor het jaar
13
•
•
2013 heeft de werkgever reeds een extra premie gestort van € 6,6 miljoen. Uit het berekende vereist eigen vermogen ultimo 2013 volgt een aanvullende herstelbijdrage van € 3,1 miljoen die voortvloeit uit het lange termijn herstelplan. Toeslagverlening aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Zolang de dekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen (104,5%) worden geen toeslagen toegekend aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Daarnaast mag door het verlenen van een toeslag de dekkingsgraad niet lager worden dan het minimaal vereist vermogen. Indien in enig jaar geen toeslag is verleend aan de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, kan het bestuur besluiten om in latere jaren over te gaan tot inhaalindexatie. Het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat er geen sprake is van toename van het fondsrisico.
De evaluatie van het herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde kortetermijnherstelperiode) minimaal 104,5% bedraagt en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal 125,3% bedraagt. In het oorspronkelijke herstelplan wordt voor eind 2013 een dekkingsgraad verwacht van 116,2%. De werkelijke dekkingsgraad ultimo 2013 bedraagt 113,9%. Het pensioenfonds loopt daarmee achter op het verwachte herstel zoals geformuleerd in het herstelplan. In onderstaand overzicht worden de verwachte en werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad weergegeven.
Dekkingsgraad per 31 december 2012 Sturingsmiddelen • Premie • Toeslagverlening • Beleggingen Overige • Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen en waardeoverdrachten • Effect rentetermijnstructuur Dekkingsgraad per 31 december 2013
Verwacht (in %) 111,8%
Werkelijk (in %) 101,8%
2,5% -1,4% 2,4%
2,0% 0,1% 7,4%
0,6% 0,3% 116,2%
-1,0% 3,6% 113,9%
De dekkingsgraad ligt eind 2013 boven het minimaal vereist vermogen, maar onder het vereist eigen vermogen. Hierdoor is er geen dekkingstekort, maar wel een reservetekort. De twee grootste verschillen ten opzichte van het herstelplan was het verschil in beleggingsrendement en het effect van de rentetermijnstructuur. Beiden waren in werkelijkheid beter dan verwacht. Het behaalde beleggingsrendement in 2013 bedroeg 7,4%, terwijl het herstelplan uitging van een rendement van 2,4%. De stijging van de rentetermijnstructuur in 2013 zorgde voor een toename van de dekkingsgraad van 3,6% in 2013. In het herstelplan was ervan uitgegaan dat de ontwikkeling van de rente een effect van 0,3% zou hebben op de dekkingsgraad in 2013. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
14
3.2 Beleid en beleidskeuzes Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die in de CAO is vastgelegd.
Pensioenovereenkomst
Financiële positie
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Financieringsbeleid
3.2.1 Toeslagbeleid Volgens de toeslagenmatrix van DNB viel het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2 tot 31 december 2013. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden viel onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB tot 31 december 2013. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. De toeslagverlening vindt in ieder geval niet plaats indien het vermogen na toeslagverlening kleiner is dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening.
15
Toeslagbesluit per 31 december 2013 betreffende jaarlijkse toeslag In de reglementen van het pensioenfonds is vastgelegd dat het pensioenfonds ieder jaar probeert het pensioen te verhogen met het ‘consumenten prijsindexcijfer alle huishoudens’ over de periode 1 oktober van het voorafgaande jaar tot en met 30 september van het jaar waarover de verhoging plaatsvindt, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bestuur beslist jaarlijks of de opgebouwde aanspraken voor gewezen deelnemers en de pensioenrechten van pensioengerechtigden worden verhoogd. Voor deze voorwaardelijke verhoging is en wordt geen reserve gevormd. Het bestuur heeft besloten om per 31 december 2013 een toeslag te verlenen over de opgebouwde aanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenuitkeringen. De reden voor dit besluit is dat het pensioenfonds over voldoende middelen beschikt om deze rechten te kunnen verhogen. Net als bij veel andere pensioenfondsen is de dekkingsgraad van het pensioenfonds gestegen. Voor Pensioenfonds SABIC- IP is per eind 2013 vastgesteld dat de dekkingsgraad hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (afgerond 104,5%). Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 31 december 2013 een toeslag verleend van 0,84% (ontwikkeling CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven). Op de opgebouwde aanspraken van de niet actieve deelnemers is per 31 december 2013 een toeslag verleend van 2,45% (ontwikkeling prijsindex CBS alle huishoudens). Het bestuur is van mening dat op basis van het premie- en toeslagbeleid een evenwichtige belangenafweging is gemaakt tussen alle belanghebbenden, zijnde de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever.
3.2.2 Financieringsbeleid Financieringssysteem en ABTN Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: • minimaal vereist eigen vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 104,5% van de voorziening pensioenverplichtingen; • vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt; • gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie op de lange termijn na te kunnen komen.
16
Voor 2013 gelden de volgende waarden: Vermogensposities 170,0%
158,0%
160,0% 150,0% 140,0% 125,4%
130,0% 120,0% 110,0%
104,5%
100,0% 90,0% 80,0% Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
Gewenst eigen vermogen
Bij de berekening van het vereiste eigen vermogen worden buffers berekend volgens het standaardmodel van DNB dat is gebaseerd op de allocatie van de beleggingen. Bij de berekening van het gewenste eigen vermogen wordt daarenboven rekening gehouden met inflatiecorrectie (volledige toeslagverlening). Het bestuur volgt het standaardmodel. De gehanteerde premieberekeningssystematiek zorgt ervoor dat de actuele vermogenspositie direct tot uiting komt in het premiepercentage. Indien de dekkingsgraad beneden de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen komt (104,5%), wordt SABIC Innovative Plastics een extra bijdrage in rekening gebracht. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslagen verlenen. Ultimo 2013 bevindt Pensioenfonds SABIC-IP zich niet meer in deze situatie. Voor de ontwikkeling van het herstel verwijzen we naar paragraaf 3.1. Een tekort waarbij de dekkingsgraad ligt tussen de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen (104,5%) en de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen (125,4%) leidt tot een hogere solvabiliteitspremie, (gedeeltelijke) toeslagverlening (afhankelijk van een bestuursbesluit) en een herstelplan met het oogmerk van herstel van het tekort binnen vijftien jaar.
Kostendekkende premie De ontvangen premie wordt actuarieel berekend conform de ABTN en in rekening gebracht conform de uitvoeringsovereenkomst. Uitgangspunt daarbij is dat de opgebouwde rechten steeds zijn afgefinancierd. De verhoging van de aanspraken als gevolg van toeslagverlening wordt afgefinancierd door middel van koopsommen. Naast deze premie worden voor de dekking van de partnerpensioenen op risicobasis en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen risicopremies voldaan. Tevens bevat de premie een solvabiliteitsopslag die is bestemd voor het herstellen c.q. op peil houden van de dekkingsgraad. Er worden drie soorten premies onderscheiden: • de feitelijke premie die daadwerkelijk is ontvangen; • de kostendekkende premie die wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur; • de gedempte premie: het fonds hanteert een rekenrente voor de berekening van de premie die het gemiddelde is van de rts van de laatste drie jaren. De feitelijke premie bedraagt € 57,3 miljoen inclusief herstelbijdrage, afrekening 2012 en koopsom FVP (2012: € 66,7 miljoen). De kostendekkende premie bedraagt € 49,4 miljoen (2012: € 50,3 miljoen). De gedempte premie bedraagt € 47,8 miljoen (2012: € 44,1 miljoen).
17
Het pensioenfonds hanteert een gedempte premie. De Pensioenwet eist dat minimaal de gedempte premie in rekening wordt gebracht. De feitelijke premie is bij het fonds hoger dan de gedempte premie. De wijze van demping is toegestaan onder de Pensioenwet. Hiermee is aan de eisen van de Pensioenwet voldaan. De gedempte premie wordt berekend met de gemiddelde rentevoet van ultimo december 2010, ultimo december 2011 en ultimo december 2012. De kostendekkende premie wordt berekend met de rentevoet van ultimo december 2012. De feitelijke premie exclusief herstelbijdrage is bepaald volgens de individuele methode op basis van de gedempte premie, waar de eventuele herstelpremie en toeslagkoopsommen worden bijgeteld. De kostendekkende premie, met uitzondering van de toeslagverlening per 1 januari 2014, wordt berekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2012. De toeslagverlening per 1 januari 2014 in de kostendekkende premie is berekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2013. Het verschil tussen de feitelijke premie en de kostendekkende premie wordt veroorzaakt door het interestverschil en de betaalde herstelpremie.
Premiebeleid De jaarlijkse premie is in ieder geval gelijk aan de kostendekkende premie op basis van de wettelijke voorschriften en de uitvoeringsovereenkomst. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat in geval van een dekkings- of reservetekort de verschuldigde premie wordt verhoogd. Vanaf 2009 is de premie verhoogd.
Premies en grensbedragen Voor 2013 golden de volgende premies en grensbedragen: • pensioenpremie: wordt individueel bepaald voor de pensioenopbouw in 2013 over het salaris onder aftrek van de franchise (€ 13.439). • premie WIA-excedent: 2,75% van de verzekerde uitkering
Verloop bijstorting pensioenpremie De afgelopen vijf jaar hebben de herstelpremies zich als volgt ontwikkeld:
Bijstorting * € 1.000
2013 9.675
2012 22.557
2011 34.334
2010 6.700
2009 0
Met ingang van 1 januari 2014 vindt opbouw van de actieve deelnemers plaats bij Stichting Pensioenfonds SABIC (SPF).
3.2.3 Beleggingsbeleid Gedurende de afgelopen jaren werd steeds duidelijker dat door de lage rentestanden er behoefte is aan het verhogen van rendement om aan de verplichtingen te voldoen. Voorwaarde hierbij is dat het risico slechts zeer beperkt toeneemt. Door een andere mix van verschillende beleggingsstijlen toe te passen is deze strategie in 2013 geïmplementeerd. Nadat het bestuur een keuze gemaakt heeft van een vermogensbeheerder kan pas na een paar jaar op een betrouwbare wijze worden gemeten of de vermogensbeheerder voldoet aan onze eisen. Voor een paar mandaten heeft dat ertoe geleid dat we in het afgelopen jaar afscheid hebben genomen. In juli zijn de posities in het China fonds en het emerging market fonds, beide van GEAM verkocht. Vervolgens zijn deze gelden
18
belegd in een Emerging markets fonds van Vanguard. In oktober werd het vastrentende mandaat van GEAM verkocht en herbelegd in een absolute return fund, een Global high yield fund, emerging markets debt fund en Global bond portefeuille. Met deze inrichting werd ook een voorschot genomen op de situatie vanaf 1 januari 2014. In 2014 zal door een gewijzigde verhouding met de sponsor wel worden overgegaan tot het afdekken van renterisico middels hedge strategieën. Deze strategieën worden geïmplementeerd door het gebruik van derivaten. Verscherpte wet- en regelgeving maken dat in tegenstelling tot de pre- Lehman periode veel aandacht moet zijn voor het collaterale management. Aanspraken, die men over en weer heeft als gevolg van de waardeontwikkeling van derivaten, worden zeker gesteld door onderpand dat ook feitelijk aan elkaar geleverd wordt. Dit is echter alleen uitvoerbaar als er voldoende liquide onderpand in de portefeuille aanwezig is. Met de inrichting is hier rekening mee gehouden.
19
Portefeuille verdeling per 31 december 2013 1,3%
Vastrentende waarde
2,1% 1,7% Aandelen 8,0% 9,5%
28,9% Absolute return bond fund Direct en indirect vastgoed beleggingen Global high yield
48,5% Emerging markets debt Liquiditeiten
Op de ontwikkeling per beleggingscategorie wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan.
3.3 Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 9.4.3). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. In het risicobeheersingsdocument van het bestuur worden de risico’s nader benoemd.
3.3.1 Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. In overleg met de werkgever is besloten om dit risico niet nader te mitigeren.
20
3.3.2 Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de externe vermogensbeheerders duidelijke beleggingsmandaten zijn overeengekomen, waarin specifieke randvoorwaarden zijn opgenomen, bijvoorbeeld betreffende de kwaliteit van de effecten waarin wordt belegd. De beleggingsmandaten worden goedgekeurd door het bestuur en periodiek geëvalueerd en eventueel aangepast. Het strategische beleid, zoals in 2009 geformuleerd, is ook dit jaar van kracht gebleven. Binnen de kaders van het strategische beleid stelt het bestuur jaarlijks een beleggingsplan vast. In het verslagjaar werd binnen het mandaat Vastrentende waarden de benchmark gewijzigd teneinde het tegenpartijrisico op de perifere eurolanden te verkleinen.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de netto duration van het pensioenfonds. De netto duration is de duration van de verplichtingen gecorrigeerd voor de duration van de obligatieportefeuille. Duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en geeft de rentegevoeligheid weer. Daarnaast is er een tweede renterisico: een lagere rente betekent dat voor dezelfde inkoop van pensioenaanspraken een hogere premie moet worden gerekend. In overleg met de werkgever is besloten om dit risico niet nader te mitigeren.
Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico voor aandelen gedeeltelijk afgedekt via het sluiten van valutatermijncontracten door de custodian, State Street Bank. Tenminste 65% van de aan de beursgenoteerde aandelen dient in euro’s te worden belegd dan wel naar euro te worden afgedekt. Minstens 90% van de vastrentende waarden moet worden belegd in euro’s. Indien er minder dan 90% van de vastrentende waarden wordt belegd in euro’s, dient het verschil door de vermogensbeheerder te worden afgedekt.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Diversificatie betreft niet alleen spreiding binnen een portefeuille naar sectoren, geografie en debiteuren, maar ook tussen de verschillende beleggingsportefeuilles. Teneinde onnodige risico’s te vermijden, sluit het beleggingsbeleid van het fonds het beleggen met geleend geld uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe binnen de bestaande beleggingsmandaten, tenzij hiervoor door het bestuur specifiek schriftelijke goedkeuring is verleend en mag in dat geval alleen dienen tot afdekking van bestaande risicoposities.
21
Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de aangesloten onderneming, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding (alleen OECD landen zijn toegestaan), verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’ door ‘rating agencies’) en de omvang van de beleggingen per debiteur. Monitoring vindt plaats door de analyse van het bestuur op compliance rapportage van State Street Corporation.
3.3.3 Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. De custodian, State Street Corporation, rapporteert eventuele concentraties die desondanks ontstaan door combinaties van diverse vermogensbeheerders. De beleggingscommissie evalueert deze concentraties en zorgt voor bijsturing/aanpassing in de portefeuille.
3.3.4 Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet en/of niet tijdig tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities.
3.3.5 Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico slechts gedeeltelijk herverzekerd door een groot eigen risico aan te houden. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen en bij de vaststelling van de premie die nodig is voor de verwachte pensioenopbouw. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Op 10 september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG-prognosetafel 2012-2062 gepubliceerd. De gebruikte correctie
22
factoren, salarisklasse midden/hoog vastgesteld door Mercer in 2010, zijn per ultimo boekjaar 2013 vervangen door de correctiefactoren salarisklasse midden/hoog vastgesteld door Mercer in 2012. Dit op basis van een onderzoek door Mercer in 2013. Vervolgens heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de prognosetafel 2012-2062 na toepassing van deze leeftijdsafhankelijke correctiefactoren 2012. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2013 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. Het pensioenfonds heeft als beleid dat aanpassingen van de prognosetafels terstond worden verwerkt.
Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. De risico’s uit hoofde van nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid zijn, voor zover die vallen buiten het eigen behoud van het fonds, op stop-loss basis herverzekerd bij Zwitserleven. Deze herverzekering is eind 2011 opnieuw afgesloten bij Zwitserleven en is geëindigd 31 december 2013.
3.3.6 Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde financiële positie. Daarmee wordt dit risico (geen toeslagverlening in geval van dekkingstekort) in feite gedragen door deze deelnemers van het fonds en vormt geen risico voor het fonds. Het risico wordt meegenomen in de afweging van de belangen van de diverse groepen van belanghebbenden van het fonds. Aangezien toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie heeft toekenning van toeslagverlening evenmin een risico ten gevolge voor het fonds. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend. Deze wordt eveneens uit premie gefinancierd en vormt dus geen risico voor het pensioenfonds. Voor de toeslagverlening van de opgebouwde aanspraken voor ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken wordt eveneens premie betaald. Afhankelijk van de financiële situatie van het fonds wordt de toeslag verleend. Feitelijk wordt het risico in deze situatie door de deelnemer gedragen.
3.3.7 Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn: • Operationeel risico • Uitbestedingsrisico • Systeemrisico
23
Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer en de pensioenuitvoeringsactiviteiten uitbesteed en zoveel mogelijk via Service Level Agreements getracht dit risico te verkleinen. Dit wordt waar mogelijk door SSAE-16 of ISAE 3402 verklaringen van de uitbestedingspartners getoetst. Het pensioenfonds heeft van alle partijen waaraan ze werkzaamheden heeft uitbesteed ISAE 3402 verklaringen ontvangen. Alle rapportages zijn doorgenomen en beoordeeld. Hieruit kwamen geen zaken naar voren die het vermelden in de jaarrekening waard zijn. Zie ook de paragraaf uitbestedingsrisico.
Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de uitbestedingspartners over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type IIrapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage van TKP. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van TKP op 31 december 2013 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om te controledoelstellingen te bereiken. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GEAM, BlackRock, BNP Paribas, Russell, TKPI en Delta Lloyd Bank N.V. Vanaf december 2013 heeft Robeco de uitvoering van GESAVE/GEFLEX op zich genomen in plaats van Delta Lloyd. De Nederlandse vestiging van State Street Corporation is aangesteld als custodian door het pensioenfonds. Met de vermogensbeheerders zijn vermogensbeheerovereenkomsten gesloten. In de vermogensbeheerovereenkomsten zijn beleggingsrestricties uitgewerkt. De vermogensbeheerders bewaken middels hun risicomanagementsystemen de mandaten, zodat deze steeds voldoen aan bedoelde restricties. De beleggingscommissie (Het bestuur) van het fonds toetst op basis van de rapportages van de vermogensbeheerders en de custodian of voldaan wordt aan de overeengekomen beleggingsrestricties. De custodian toetst dagelijks of de beheerders zich aan hun restricties houden door middel van compliance monitoring. Hierover wordt maandelijks een rapport uitgebracht. Het bestuur bewaakt, via de custodian, tevens of aan relevante wet- en regelgeving wordt voldaan. Tevens ontvangt het pensioenfonds een ISAE 3402 type II rapport van State Street Corporation, die door een externe accountant gecertificeerd wordt. State Street Corporation heeft over de resterende periode van 2013 (1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013) een comfortletter afgegeven. BlackRock heeft eveneens een gebroken boekjaar en heeft een Comfort Letter verstrekt over het gedeelte van het jaar dat nog niet wordt bestreken door haar ISAE 3402 rapport. BNP Paribas heeft een ISAE 3402 type II rapport verstrekt over 2012.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
24
4
Beleggingen
4.1 Marktontwikkelingen Evenals voortgaande jaren was ook 2013 een bewogen beleggingsjaar. Rentemarkten waren weer volop in beroering. Gedurende het jaar nam de verwachting van beleggers toe dat de FED het maandelijkse aankoopprogramma van USD 85 miljard langzaam zou afbouwen. Het idee hierachter was dat de economie in de VS verbeterd was. Beleggers verkochten obligaties in Europa om te herbeleggen in de VS. Door meer aanbod dan vraag van obligaties daalden de prijzen in Europa waardoor de rente steeg. In mei verlaagde de ECB de rente van 0,75% naar 0,5%. De korte rente daalde en de lange rente steeg. In september kondigde de FED aan voorlopig nog niet te stoppen met het Quantative Easing programma. Beleggers keerden weer terug naar Europa. Er ontstond meer vraag dan aanbod met als gevolg hogere prijzen hetgeen een lagere rente betekent. In november verraste de ECB vriend en vijand met een tweede renteverlaging van 0,25%. Als gevolg hiervan sloten we in de Eurozone het jaar af met een extreem steile yieldcurve. Het verschil tussen rente korter dan één jaar en rente op 16 jaar bedraagt ongeveer 2,3%. Gedurende het hele jaar daalde de inflatie waardoor de reële rente verbeterde.
Bron: Risicorapportage december 2013 First Pensions Als gevolg van de renteverlaging in Europa in combinatie met het vooruitzicht van een aantrekkende economische groei in de VS was 2013 voor aandelenbeurzen een goed jaar. Beleggers besloten om drie redenen hun belang in aandelen uit te bouwen: • het beleggen in obligaties leverde te weinig rendement, daarom wordt er meer in andere beleggingscategorieën belegd; • de algemene verwachting is dat door de aantrekkende economie ook de bedrijfswinsten zullen verbeteren. Dit rechtvaardigt koersstijging; • uitgaande van het strategische beleggingsplan hebben veel beleggers te weinig in aandelen belegd. Zij moeten op enig moment dit belang ophogen om weer aan de strategische plannen te voldoen. De MSCI Europe steeg met 23,4% en MSCI World met 17,5%. Voor de Emerging markten was het een slecht jaar. De reden dat de opkomende markten slecht presteerden komt door een combinatie van factoren. Gaandeweg het jaar werd duidelijk dat grote landen zoals China toch met een afnemende groei geconfronteerd worden. Voor een dergelijke economie kunnen lagere groeicijfers voor veel sociale onrust zorgen. De slechte economische vooruitzichten in de VS en Europa na 2008 waren aanleiding voor beleggers hun gelden in deze markten te beleggen. Nu de situatie in de VS verbetert en in Europa uit lijkt te bodemen is hier geen reden meer voor. De andere reden is dat de tekorten in landen zoals Brazilië, Indonesië, India, Zuid Afrika, Turkije (the fragile five), Argentinië, Chili, Venezuela fors oplopen. De valuta’s in deze landen zijn onnatuurlijk hoog en vormen een risico voor een belegger in deze markten.
25
4.2 Resultaten beleggingsportefeuille Het belegd vermogen van het fonds steeg in 2013 tot € 968 miljoen. Dit was een toename van 11,8%. Bij de vastrentende portefeuille was het rendement 0,0% en voor de returnportefeuille bedroeg het rendement 12,3%. Door de tussentijdse wijzigingen in de verschillende belegging categorieën nemen wij in het overzicht de categorieën weer die wij het hele jaar in ons bezit hadden. Rendementen beleggingsportefeuille in % Europese Aandelen
19,9%
Private equity
-3,0%
Vastgoed beleggingen
-1,5%
Vastrentende beleggingen
0,0%
4.3 Aandelen en Private Equity Zoals onder paragraaf 4.1 vermeld hebben aandelenportefeuilles van de volwassen markten in 2013 een sterke koersstijging laten zien. Dit in tegenstelling tot de aandelen in de opkomende markten. De ontwikkelingen op de belangrijkste beurzen waren. Index
Beginstand
Eindstand
Resultaat in %
Currency
13.104,14
16.576,66
26,50%
USD
Nasdaq
3.019,51
4.176,59
38,32%
USD
DAX
7.612,39
9.552,16
25,48%
EUR
Nikkei
10.395,18
16.291,31
56,72%
JPY
Hang Seng
22.656,92
23.306,36
2,87%
HKD
1,3194
1,3758
Dow Jones
EUR/USD
De euro versterkte in de loop van 2013 verder ten opzichte van de USD. Eind 2012 bedroeg de koers 1,3228 en eind 2013 was een euro 1,3758 USD waard. Het rendement op Europese aandelen in de portefeuille bedroeg 19,9%, terwijl het rendement van de benchmark 23,4% bedroeg. De reden van dit negatieve verschil komt door het beheer. Met GEAM hebben wij een overeenkomst gesloten waarbij de manager zich beperkt tot beleggingen in bedrijven met een goede lange termijn vooruitzichten. Voorafgaand aan 2013 werden in de neerwaartse spiraal aandelen van ondernemingen met een geringere kwaliteit zwaar gestraft met forse koersdalingen. Bij een herstel doen ook deze aandelen het relatief beter dan kwaliteitsaandelen. Het herstel van 2013 werd deels gedreven door een rally in aandelen in cyclische ondernemingen of ondernemingen van mindere kwaliteit. Bij de portefeuille van wereldwijde aandelen was het verschil geringer. Hier behaalde het aandelenfonds een rendement van 17,0% tegenover een benchmark van 17,5%. 2013 was geen gunstig jaar voor private equity. De portefeuille rendeerde minus 3%. Tegen het einde van 2013 was er een uitbetaling en nieuwe deals werden nauwelijks gesloten. Indien de markt voor private equity zo blijft is de kans aanwezig dat de toezegging aan IPE II niet volledig gestort zal hoeven te worden.
26
4.4 Vastrentende waarden De swap curve lag aan het einde van het jaar hoger dan ultimo 2012. Voor de verplichtingen is ook de vorm van de curve van groot belang. Uit de grafiek blijkt er in het segment 0 tot 20 jaar een enorme versteilling heeft plaats gevonden. Het renteverschil in het segment 20 jaar en langer is klein. Omdat de inflatieverwachting af nam gedurende 2013 is de reële rente ( marktrente- verwachte inflatie) toegenomen. De vastrentende portefeuille rendeerde 0% in 2013 tegen een rendement op de benchmark van minus 0,1%. Hierbij toonde het mandaat gemanaged door BlackRock een goede outperformance. Het GEAM mandaat werd in oktober 2013 verkocht en herbelegd in een absoluut return bond fund, een global high yield fund, een emerging market debt fund en een mandaat gemanaged door Russell.
4.5 Vastgoedbeleggingen De beleggingen in deze portefeuille bestaan voor iets meer dan één derde uit niet-beursgenoteerd vastgoed beheert door TKP Investments en voor de rest in beursgenoteerde vastgoedfondsen dat door BNP Paribas wordt beheerd. Gezien het illiquide karakter van de beleggingen bij TKP Investments hebben wij in 2013 besloten de overeenkomst te beëindigen. Omdat het hier feitelijke beleggingen betreft is er een bepaalde procedure voor verkoop van dit belang. Naar verwachting zal in 2014 en 2015 deze verkoop afgehandeld kunnen worden. Het rendement was slecht, namelijk minus 6,6%. De beursgenoteerde vastgoedfondsen van BNP Paribas zijn belegd in fondsen die een minimale dividenduitkering doen en die niet meer dan een voorgeschreven percentage aan vreemd vermogen mogen hebben voor hun financiering. BNP Paribas behaalde in deze categorie een resultaat van 0,5% tegen een benchmark van minus 0,8% rendement.
4.6 Belegd vermogen voor risico deelnemers Het belegd vermogen voor risico deelnemers betreft de regelingen Geflex en Gesave. In 2013 is de portefeuille overgedragen van Delta Lloyd naar Robeco. Deelnemers worden op basis van leeftijd ingedeeld in een vastgesteld risicoprofiel. Standaard worden de pensioenpremies belegd door Robeco Flexioen volgens het Life Cycle principe. Bij Life Cycle beleggen wordt de samenstelling van de beleggingen automatisch aangepast naarmate de deelnemer ouder wordt. Het doel van Life Cycle beleggen is het afbouwen van risico en veilig stellen van het pensioen naarmate de pensioendatum dichterbij komt. De beleggingsresultaten komen ten gunste of ten laste van het pensioenkapitaal. Daarnaast kunnen de deelnemers ‘vrij beleggen’. De keuzevrijheid voor beleggingen binnen de mogelijkheid van ‘vrij beleggen’ wordt vastgesteld door het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft een brede selectie gemaakt van de beleggingsfondsen waarin de deelnemer kan beleggen. Bij pensionering of eerder uitdiensttreding worden de pensioengelden omgezet in pensioenaanspraken. Ultimo 2013 was de samenstelling van de portefeuille als volgt: Beleggingen voor risico deelnemers Bedragen x € 1.000 Vastrentende waarden Aandelen Liquide middelen Totaal
27
€
%
6.876 4.355 211 11.442
60,1% 38,1% 1,8% 100,0%
5
Pensioenen
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie- en administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Ook worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2 Pensioencommunicatie Het bestuur heeft in 2013 verder ingezet om de communicatie met de deelnemers begrijpelijker te maken. Hieronder worden de belangrijkste communicatie-uitingen kort toegelicht.
Uniform Pensioenoverzicht en pensioenplanner Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in april 2013 verstuurd. In de begeleidende brief bij het UPO is de deelnemer nadrukkelijk gewezen op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn/haar pensioen. Voor de actieve deelnemers is het UPO digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. Hier staat voor hen ook de pensioenplanner. Hiermee kan de deelnemer zelf verschillende pensioenscenario’s berekenen. Aan de deelnemers met een arbeidsongeschiktheidspensioen is een apart pensioenoverzicht verzonden. Ook van de regeling Geflex/Gesave is dit jaar een UPO meegestuurd. Dit UPO zat voor de deelnemers van deze regeling achter het ‘normale’ UPO. In de brief zijn de deelnemers hierop geattendeerd. Daarnaast is net als voorgaande jaren ook de bijlage met de nadere onderverdeling van de te bereiken pensioenen verstuurd.
Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in november van 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen.
Voorlichtingssessie met de doelgroep 50 jaar / 60 jaar en ouder In verband met de overgang naar de nieuwe pensioenregeling is, in overleg met de werkgever, de individuele voorlichting voor 60-jarigen en de 50-jarigen voorlichting niet doorgegaan.
Website In 2013 zijn, net als in 2012, de teksten op de website gereviewed. In het tweede kwartaal van 2013 zijn nieuwe teksten voor het werknemersdeel van de website erop gezet. Maandelijks wordt de nieuwe dekkingsgraad gepubliceerd. Daarnaast is veel gecommuniceerd over de nieuwe pensioenregeling en de ontwikkelingen binnen het fonds. Ook zijn er berichten van de werkgever voor de slapende en gepensioneerde deelnemers op de website gezet.
Communicatie met deelnemers In 2013 heeft de werkgever SABIC Innovative Plastics aangegeven de pensioenregeling te willen aanpassen. Er is met alle drie de partijen gesproken over het samenvoegen van Pensioenfonds SABIC-IP (Bergen op Zoom) met Pensioenfonds SABIC (Geleen). Er zijn hierover meerdere berichten op de website gezet, er is een aantal brieven verstuurd en er hebben artikelen in de PensioenPraat gestaan. Alle deelnemers zijn steeds op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen. We hebben in de mailingen alle opties voor een samengaan van de fondsen uitgelegd en aangegeven wat de visie van het bestuur van Pensioenfonds SABIC-IP hierin is. Ook de arbitrage over verschil van inzicht over de afwikkeling van de opgezegde uitvoeringsovereenkomst is aan bod gekomen. Daarnaast heeft het bestuur een bijdrage geleverd aan de contactdag van de Vereniging voor gepensioneerden van Pensioenfonds SABIC-IP, door een presentatie te geven.
28
ste
PensioenPraat 50 was een jubileum editie. Niet alleen was het de 50 PensioenPraat die is uitgekomen, ook verschijnen ze al 20 jaar. Hier is in het vijftigste nummer extra aandacht aan besteed, naast de andere onderwerpen. Het lezerspanel heeft voorafgaand aan het verschijnen van alle edities van PensioenPraat weer meegedacht met de onderwerpen en meegelezen met de teksten. Zo probeert het pensioenfonds nog beter aan te sluiten bij de wensen en het kennisniveau van pensioenen van de deelnemers.
Meerjarenbeleidsplan communicatie 2013 – 2016 De communicatiecommissie heeft een meerjarenbeleidsplan communicatie gemaakt. Het doel van het meerjarenplan is de communicatie, meer dan voorheen, structureel vorm te geven. In het meerjarenplan wordt een aantal basisuitgangspunten beschreven waaraan de communicatie de komende jaren voldoet en worden kaders gecreëerd waarbinnen toekomstige afwegingen makkelijker gemaakt kunnen worden. Dit meerjarenbeleidsplan wordt gecombineerd met het actiejaarplan. Het vormt zo een geïntegreerd geheel waarin duidelijk wordt gemaakt hoe de uitgangspunten van het beleid zich vertalen naar de communicatiestrategie en hoe deze strategie concreet vertaald wordt naar acties en/of communicatiemiddelen.
5.3 Pensioenadministratie Beantwoording deelnemersvragen In 2013 hebben deelnemers 1.282 vragen gesteld aan het pensioenfonds (2012: 1.132). Deelnemers stelden met name vragen over pensioentoekenningen, het Uniform Pensioenoverzicht en de specificaties van het uitgekeerde pensioen.
29
Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal.
SEPA Door de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) gaat Europa per 1 februari 2014 over naar één Europese betaalmarkt. Hierdoor moeten nationale betaalsystemen en –infrastructuren overgaan op Europese standaarden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering en het betalingsverkeer van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders. In 2013 heeft de transitie van het fonds naar IBAN plaatsgevonden. De crediteurenadministratie is in juli gemigreerd. De uitkeringen zijn in oktober overgezet naar de SEPA omgeving.
5.4 Uitvoeringskosten In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. In 2013 is een herziene publicatie van de uitvoeringskosten uitgebracht door de pensioenfederatie. Hieruit blijkt dat er meer inzicht gegeven moet worden in alle uitvoeringskosten. In deze publicatie benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren. 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Transactiekosten in onderliggende beleggingsstructuren worden vooralsnog niet meegeteld, hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan. Transactiekosten vloeien voort uit het vermogensbeheer, maar zijn ten behoeve van de transparantie separaat opgenomen.
30
In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven: 2013
2012
745
562
364
272
Vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
0,43%
0,41%
Transactiekosten per vermogensbeheerder/fonds als percentage van het gemiddeld belegd vermogen: • GEAM Global Equity Fund • GEAM Euroland Equity Fund • GEAM Emerging Equity Fund • GEAM China Equity Fund • BNP Paribas • BlackRock • TKP Investments TREF • Russel Investments • Vanguard
0,34% 0,44% 0,82% 0,33% 0,23% 0,43% 0% 0,22% 0,05%
0,18% 0,22% 1,06% 0,63% 0,17% Onbekend 0% nvt nvt
Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer (actieven & uitkeringsgerechtigden) in euro’s Pensioenuitvoeringskosten per deelnemers (actieve, uitkeringsgerechtigden en slapers) in euro’s
In de tabel worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de pensioenfederatie: • De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. • De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Deze kosten zijn exclusief transactie kosten die binnen de fondsen zelf worden verrekend. Ze bevatten de kosten van alle vermogensbeheerders (inclusief indirecte kosten verrekend via de fondsen) en inclusief de kosten gemaakt door adviseurs inzake vermogensbeheer. • De transactiekosten worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen per fonds waarover gerapporteerd wordt. Pensioenfonds SABIC-IP bevat een relatief groot aantal “slapers”. De pensioenuitvoeringskosten per deelnemer in euro’s zijn daarom tevens weergegeven waarbij deze groep meegeteld wordt in het aantal. Ten opzichte van 2012 zijn de uitvoeringskosten per deelnemer (actieven en uitkeringsgerechtigden) gestegen van € 562 naar € 745. De reden hiervoor zijn de toegenomen kosten met name op het adviesterrein. Deze kosten hangen veelal samen met het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst. De kosten vermogensbeheer uitgedrukt als percentage voor het gemiddeld belegd vermogen is voor het vergelijkend boekjaar en dit boekjaar gecorrigeerd voor de mogelijk nog af te dragen BTW inzake vermogensbeheer. Op beide jaren heeft dit namelijk een groot effect waardoor het daadwerkelijk percentage sterk afwijkt van de voorliggende jaren. Het werkelijk percentage bedraagt in 2013 0,23% (2012: 0,68%). Indien we de kwestie inzake de BTW elimineren betreft het percentage voor 2013 0,43% (2012: 0,41%). De transactiekosten van TKPI inzake TREF zijn 0% doordat geen aankopen hebben plaatsgevonden en over verkopen geen kosten in rekening worden gebracht.
31
5.5 Pensioenregeling De inhoud van de pensioenregelingen is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregelingen zijn van kracht vanaf 1 januari 2006.
5.5.1 Pensioenregeling 65 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: • ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar; • nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; • wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; • arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); • premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid.
Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de standaardpensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde komt te overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag.
Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt tijdens het dienstverband 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum en op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen tegen de dan geldende actuariële factoren, tenzij de deelnemer en partner anders schriftelijk bevestigen aan het pensioenfonds. Het samenlevingscontract dient door de deelnemer aan het pensioenfonds gemeld te worden.
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Dit wordt uitgekeerd totdat het kind de 18-jarige leeftijd heeft bereikt, voor studerende kinderen wordt wezenpensioen uitgekeerd totdat het kind uiterlijk de 26–jarige leeftijd heeft bereikt. Het totale bedrag wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij meer dan vijf kinderen wordt er een evenredige korting toegepast.
Toeslagverlening en aanpassing Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening.
32
Arbeidsongeschiktheidspensioen Bij arbeidsongeschiktheid zijn de deelnemers verzekerd van een WIA-excedentuitkering. Deze uitkering is bij volledige arbeidsongeschiktheid en bij een volledig dienstverband gelijk aan 70% van het positieve verschil tussen het pensioengevend salaris en het maximum jaarloon waarover de WIA-uitkeringen worden genoten. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of een parttime dienstverband wordt deze uitkering naar rato vastgesteld.
Premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid vindt gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats.
5.5.2 Pensioenregeling 62 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers van ondernemingen die voor 1 januari 2006 bij de pensioenregeling 62 jaar aangesloten waren en die op 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren, aanspraken op: • ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 62 jaar; • tijdelijk ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 62 jaar; • nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; • wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; • arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); • premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid.
Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de standaardpensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde komt te overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag.
Tijdelijk ouderdomspensioen Het tijdelijk ouderdomspensioen is bedoeld om compensatie te bieden voor het gemis aan AOW-gelden en voor het betalen van AOW-premies voor de periode van 62 tot 65 jaar. Het gaat in op de standaardpensioendatum en wordt uitgekeerd tot de 65-jarige leeftijd of tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde komt te overlijden. De hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen is gelijk aan de laatst vastgestelde franchise plus 10%. De deelnemer bouwt tussen de 42-jarige en 62-jarige leeftijd per jaar 5% van het tijdelijk ouderdomspensioen op.
Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt tijdens het dienstverband 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum en op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen tegen de dan geldende actuariële factoren, tenzij de deelnemer en partner anders schriftelijk bevestigen aan het pensioenfonds. Het samenlevingscontract dient door de deelnemer aan het pensioenfonds gemeld te worden.
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Dit wordt uitgekeerd totdat het kind de 18-jarige leeftijd heeft bereikt, voor studerende kinderen wordt wezenpensioen uitgekeerd totdat het kind uiterlijk de 26–jarige leeftijd heeft bereikt. Het totale bedrag wezenpensioen zal niet meer
33
bedragen dan 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij meer dan vijf kinderen wordt er een evenredige korting toegepast.
Toeslagverlening en aanpassing Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening.
Arbeidsongeschiktheidspensioen Bij arbeidsongeschiktheid zijn de deelnemers verzekerd van een WIA-excedentuitkering. Deze uitkering is bij volledige arbeidsongeschiktheid en bij een volledig dienstverband gelijk aan 70% van het positieve verschil tussen het pensioengevend salaris en het maximum jaarloon waarover de WIA-uitkeringen worden genoten. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of een parttime dienstverband wordt deze uitkering naar rato vastgesteld.
Premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid vindt gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats.
5.5.3 Overgangsregeling Als gevolg van wettelijke maatregelen wordt vanaf 1 januari 2006, voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren aan de 62-jaar pensioenregeling en geboren zijn ná 31 december 1949, de 62-jaar pensioenregeling vervangen door de 65-jaar regeling, aangevuld met een overgangsregeling. Inhoud overgangsregeling Deze overgangsregeling geldt alleen voor deelnemers in de huidige 65-jaar pensioenregeling die op 1 januari 2006 jonger waren dan 55 jaar en al deelnemer waren. De overgangsregeling wordt gekenmerkt door het volgende: • vanaf 1 januari 2006 wordt de formele pensioenleeftijd van 62 jaar vervangen door een pensioenleeftijd van 65 jaar. Eerder met pensioen gaan is mogelijk door gebruik te maken van de tot en met 31 december 2005 opgebouwde pensioenaanspraken met een pensioenleeftijd van 62 jaar, vervroeging van de nog op te bouwen pensioenaanspraken met een pensioenleeftijd van 65 jaar en/of gebruik te maken van levensloopverlof; • het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen wordt verhoogd van 2,1% naar 2,25%. Deze 0,15%-punt hogere opbouw kan worden gebruikt om eerder met pensioen te gaan; • er kan sprake zijn van additionele individuele overgangsmaatregelingen.
34
5.5.4 Beschikbare-premieregeling (vrijwillige spaarregeling Gesave) Het pensioenfonds biedt aan zijn deelnemers ook een individuele pensioenspaarregeling genaamd Gesave aan. Deze regeling geeft de mogelijkheid te sparen voor extra pensioen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen. Daarnaast zijn er nog deelnemers met spaartegoeden van een voormalige spaarregeling Geflex genaamd. Hier kan niet meer worden ingelegd. Het vermogensbeheer van zowel Gesave als Geflex is in 2013 ondergebracht bij Robeco dat met haar product Flexioen middels een door de deelnemers nader te kiezen lifecycle-model belegt in lifecycle fondsen die worden beheerd. De administratie geschiedt ook door Robeco.
5.6 Nieuwe wetgeving Eind 2013 heeft het bestuur de uitvoeringsovereenkomst opgezegd. Per 1 januari 2014 heeft het fonds een slapend karakter gekregen. Ook de nieuwe wetgeving is van belang voor het fonds. Het bestuur zal er ook voor zorgdragen dat alle wijzigingen in de wet gevolgd zullen worden door het pensioenfonds. De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is op 7 augustus 2013 formeel van kracht geworden en zal gefaseerd in werking treden, waarbij per 1 juli 2014 aan alle nieuwe wet- en regelgeving omtrent de nieuwe bestuursmodellen moet worden voldaan. Gelet op de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door de werkgever heeft het bestuur in de vergadering van september 2013 het principe besluit genomen voor het paritaire bestuursmodel met een jaarlijkse Visitatiecommissie en een Verantwoordingsorgaan. De belangrijkste wijzigingen betreffen het opnemen van een gepensioneerde in het bestuur en een jaarlijkse (in plaats van driejaarlijkse) visitatie.
35
6
Actuariële analyse
6.1.1 Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van Stichting Pensioenfonds SABIC-IP is naar mening van de waarmerkend actuaris niet voldoende, vanwege een reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria.
6.1.2 Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000 Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur Resultaat uhv beleggingsopbrengsten Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat aanpassing excasso opslag Resultaat aanpassing ervaringssterfte Resultaat overgang AG-tafels Resultaat uhv overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken Totaal resultaat
2013
2012
28.866 61.979 17.618 -61 2.371 408 -2.076 893 0 -5.655 0 22 -960
-52.783 81.211 32.746 84 5.488 559 727 9.621 -20.536 0 -6.699 113 -803
103.405
49.728
Het fonds werkt met individuele actuariële premies/koopsommen. Het resultaat op premie betreft het verschil tussen berekende premie en de benodigde premie veroorzaakt door verschil in interestvoet en de invloed daarvan op de benodigde voorziening. In het resultaat op premie is tevens de extra door de werkgever betaalde herstel premie opgenomen. Het negatieve resultaat op kans-systemen is het gevolg van een extra toevoeging aan de technische voorziening van € 3,2 miljoen als gevolg van het vormen van een voorziening wezenpensioen. In 2011 is naar aanleiding van de jaarlijkse toets van de gehanteerde rentevoet voor de vaststelling van de gedempte premie besloten de RTS te middelen over de voorgaande drie jaren. De premie die door het fonds in rekening wordt gebracht bij de werkgever wordt berekend met een interestvoet die gelijk is aan de gemiddelde rts per 31 december 2010, 31 december 2011 en de UFR van 31 december 2012. De kostendekkende premie, met uitzondering van de toeslagverlening per 1 januari 2013, wordt berekend met de rentetermijnstructuur per 31 december 2012. De toeslagverlening per 1 januari 2014 in de kostendekkende premie is berekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2013. De zuivere kostendekkende premie bedraagt € 49,4 miljoen (2012: € 50,3 miljoen).
36
Hieronder volgt het verband tussen de feitelijke premie, de kostendekkende premie en de gedempte premie voor 2013: Bedragen x € 1.000 • • • • •
de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling de solvabiliteitsopslag, dit is de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen de opslag voor uitvoeringskosten de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling Correctie afrekening 2012 in 2013
Herstelpremie Totaal
Kostendekkend
Gedempt
Feitelijk
24.638
22.835
22.835
8.974 3.601
8.651 3.601
8.651 3.601
12.181 -268
12.709 -268
12.709 -268
49.126
47.528
9.675 57.202
Het positieve resultaat uit hoofde van de wijziging van de rentetermijnstructuur bedraagt € 28,8 miljoen. Dit wordt verklaard door de stijging van de rentetermijnstructuur ultimo 2013 ten opzichte van de rentetermijnstructuur ultimo 2012. De analyse in het boekjaar is uitgevoerd met de forward rts. De overgang van de forward rts naar de reële gepubliceerde rts is in het resultaat op rts meegenomen. Het positief resultaat op beleggingen bedraagt € 62,0 miljoen. Het positieve resultaat ontstaat doordat het behaalde beleggingsresultaat dat hoger is dan de benodigde intrest. De rentegevoeligheid (duration) van de voorziening pensioenverplichtingen bedraagt ultimo 2013 17,0 jaar. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Het vereist eigen vermogen eind 2013 is 25,4,% en is gebaseerd op de feitelijke portefeuille voor 2013. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo 2013, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (24,5%).
37
7
Besturing en naleving wet- en regelgeving
7.1 Algemeen Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de sociale partners. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
7.2 Bestuursaangelegenheden Bij aanvang van het kalenderjaar 2013 werd het pensioenfonds bestuurd door acht bestuursleden. In de bestuursvergadering van november 2013 heeft het bestuur besloten na de terugtreding van de heer Dekkers en de vacature ten gevolge van het vertrek van mevrouw Hameetman, het bestuur te verminderen tot zes bestuursleden. Drie bestuursleden (werkgeversleden) zijn benoemd door de directie van SABIC Innovative Plastics BV. Zij hebben zitting voor een periode van vier jaar en zijn terstond herbenoembaar. Zij kunnen te allen tijde door de werkgever worden ontslagen. De drie werknemersleden worden gekozen uit de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Zij hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aftredende bestuurder kan zich terstond herkiesbaar stellen. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. De voorzitter wordt benoemd door de werkgeversvertegenwoordigers, de secretaris door de werknemersvertegenwoordigers. In beginsel wordt de plaatsvervangend voorzitter benoemd door de werknemersvertegenwoordigers. In dat geval wordt de plaatsvervangend secretaris benoemd door de werkgeversvertegenwoordigers. In het verslagjaar werden vijf reguliere bestuursvergaderingen gehouden. Daarnaast heeft op 27 en 28 juni 2013 de jaarlijkse Heidemeeting plaatsgevonden. Ook vonden diverse besprekingen plaats van het Dagelijks Bestuur en de diverse commissies over specifieke onderwerpen. Het jaar 2013 heeft volledig in het teken gestaan van de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door SABIC Innovative Plastics (SABIC-IP) per 31 december 2013. Ons pensioenfonds heeft in overleg met de werkgever een arbitragezaak gestart over de uitloopverplichting van de uitvoeringsovereenkomst. De arbiters hebben op 9 mei jongstleden hun finale uitspraak gedaan. De uitspraak houdt in dat de premieafrekening over 2013 op de reguliere wijze zal geschieden en dat er vervolgens geen verdere verplichting meer bestaat voor SABIC IP tot het doen van herstelbetalingen na 31 december 2013. In november 2013 bereikten de werkgever en de vakorganisaties een akkoord over de nieuwe CAO waarin ook de nieuwe pensioenregeling is meegenomen. Dit betekent dat met ingang van 1 januari 2014 een CDC (Collective Defined Contribution) pensioenregeling van kracht zal zijn. Deze pensioenregeling kent op hoofdlijnen: Een voorwaardelijke indexatie, afhankelijk van de financiële positie van het fonds; Een vaste pensioenpremie van 25,5% van de loonsom (werkgevers- plus werknemersbijdrage); Een verbeterd partnerpensioen: op opbouwbasis in plaats van risicobasis.
38
De werkgever heeft het pensioenfondsbestuur verzocht om mee te werken aan een collectieve waardeoverdracht naar SABIC Pensioenfonds (SPF). Naast bovengenoemde ontwikkelingen heeft het bestuur veel aandacht besteed aan de financiële situatie van het fonds en het beleggingsbeleid. In 2013 is afscheid genomen van Quinator als beleggingsadviseur en is besloten Russell Investments voor de tweede helft van 2013 aan te stellen als strategisch adviseur voor het beheer van de portefeuille. De participatie van bestuursleden bij de vergaderingen was goed, per bestuursvergadering was ruim 95% van de bestuursleden aanwezig. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijke minimale aantal bestuursleden aanwezig geweest. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te geven in het eigen functioneren en het gevoerde beleid, evenals in de uitvoering van het reglement.
7.3 Goed Pensioenfondsbestuur Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan onder andere het Verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Per 1 juli treedt de Wet Versterking bestuur pensioenfondsen in werking. Dit staat beschreven in paragraaf 5.6.
Visitatiecommissie Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. De laatste visitatie heeft in 2012 plaatsgevonden. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft ook een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.4.
7.4 Verslag verantwoordingsorgaan Statutaire opdracht Het bestuur van Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics heeft een Verantwoordingsorgaan (VO) ingesteld met ingang van 1 oktober 2008. Het VO beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle betrokkenen rekening heeft gehouden.
39
Daarnaast heeft het VO recht op overleg met accountants, actuaris en Visitatiecommissie, en zo nodig het raadplegen van externe deskundigen. Het VO kan advies aan het bestuur uitbrengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het VO; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Verantwoording en werkwijze De periode die wordt beoordeeld, is het jaar 2013. Daarin hebben onder meer twee vergaderingen met het bestuur plaatsgevonden ten aanzien van het afgeven van een oordeel over 2013. Verder zijn er in 2013 vier VO vergaderingen geweest. In 2014 zijn er reeds twee vergaderingen geweest ter voorbereiding van het jaarverslag 2013, inclusief een toelichting van het bestuur op gestelde vragen door het VO. Verder zijn alle stukken (o.a. jaarverslag, bevindingen externe accountant, actuaris en Visitatiecommissie), die nodig zijn om het oordeel over 2013 te kunnen geven, ontvangen en besproken. Het VO heeft in 2013 onder meer de volgende activiteiten verricht: • advies uitgebracht over het Meerjarenbeleidsplan Communicatie 2013-2016 en het Communicatieplan 2013/2014; • ondertekening van de gedragscode door de leden van het VO; • beoordeling van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie betreffende het verslagjaar 2012; Het VO heeft deelgenomen aan seminar van TKP over pensioenproblematiek en een Deskundigheidstraining Nivo1 door Towers Watson. Bevindingen en aandachtspunten Het VO heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur in de vergadering van 22 april 2014 gegeven toelichting. Tevens heeft het VO kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Goed Pensioenbestuur Het pensioenfonds heeft een turbulent jaar achter de rug dat nog geen einde kent. Vooreerst trad Debbie Hameetman terug als langjarig bestuurslid omdat haar nieuwe baan in de SABIC pensioenreorganisatie tegenstrijdigheden bood. Ook de directeur Arthur Smit stapte over naar dit nieuw gevormde team en werd ad interim opgevolgd door Clemens Heijnen. Later in het jaar legde Theo Dekkers, de secretaris, zijn functie neer omdat hij zich niet kon verenigen met de gekozen oplossing inzake DR goedkeuring en gehanteerde vorm van arbitrage. Nadat ook een potentiele kandidaat zich terugtrok, heeft het PF bestuur besloten om met 6 bestuursleden verder te gaan, gezien de overgang naar een slapend fonds per 1 jan2014, en de tijd benodigd om nieuwe mensen in te werken. Daarnaast werd en wordt een extra inspanning geleverd om het gehele proces rond de gevolgen van de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst op te zetten, en tot uitvoer te brengen. Daarbij alle opties van belangrijke beslissingen voor de toekomst van het fonds en de deelnemers uit te werken en de communicatie naar de deelnemers tijdig te doen. Dit proces is nog in volle omvang en vraagt van alle bestuurders een grote inspanning. Het VO kan niets zeggen over de evenwichtige belangenbehartiging rond het proces van het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst: alle stukken zijn om begrijpelijke reden confidentieel. De bestuurlijke inspanning is deels terug te zien aan de verslagen van de (extra) vergaderingen die in lengte alleen maar toenemen. Nochtans telkens een volledige bezetting van het Bestuur laten zien. Daarnaast geeft
40
de structuur middels ingestelde commissies het vertrouwen dat de vaste onderwerpen stelselmatig aan bod komen en de aandacht krijgen die nodig is voor een goed pensioenbestuur. Het VO is dan ook positief over het besturen van het fonds. Pensioenuitvoeringskosten De uitvoeringskosten zijn in 2013 wederom gestegen. Het merendeel wordt veroorzaakt door hogere bestuursbureau kosten en de advieskosten. De ad interim bureau bezetting en de specialistische adviezen die worden ingewonnen in voorbereiding op de gevolgen van de beëindiging van de Uitvoeringsovereenkomst zijn hier debet aan. Het VO begrijpt het dilemma in deze omstandigheden en verwacht dat het Bestuur prudent de ontwikkeling van de uitvoeringskosten zal blijven volgen. Herstelplan Herstelplan is leidend voor het besturen van het fonds. Ook in 2013 heeft er een evaluatie plaatsgevonden waarin bevestigd werd dat het herstelplan ons per eind 2013 uit onderdekking brengt (dekkingsgraad van minimaal 105%). Einde jaar was de dekkingsgraad 113,9%, hetgeen ook in lijn is met het langetermijnherstelplan. Risicobeheer In 2013 is er mede door de sterk wijzigende omstandigheden van het pensioenfonds veel aandacht besteed aan de financiële risico's, die daar mee gepaard gingen. Samenvattingen van de First Pensions Dashboards die deze risico's in kaart brengen werden opgemaakt en gepresenteerd aan het bestuur. De keuze voor een integrale aanpak van het risicobeheer werd dit jaar dan ook voortgezet met de navenante acties. (Zie hieronder o.a. voor wat betreft beleggingsbeleid)) Middels een analyse, opgemaakt door de risicocommissie en gecontroleerd en aangevuld door Towers Watson, werden de risico's bij de diverse managementprocessen onderkend en zonodig aangepakt. TKP heeft een Quinto-P onderzoek - pensioenadministratie- uitgevoerd en de risico's daarin geïnventariseerd. Het geheel voldoet daarbij aan de DNB richtlijnen. Het VO heeft, gezien al deze maatregelen, er alle vertrouwen in dat al het mogelijke is gedaan om eventuele risico's te onderkennen en te beheersen. Beleggingsbeleid In tegenstelling tot de opkomende markten hebben aandelenportefeuilles in 2013 in de meeste markten significante koersstijgingen laten zien zo ook voor PF SABIC-IP. Het belegd vermogen van het fonds steeg mede daardoor in 2013 tot € 968 miljoen, wat een toename van het vermogen betekent van 11,8%. Ten opzichte van de benchmark viel het rendement vooral op de Europese aandelen lager uit en was er een negatief resultaat op private equity. De wereldwijde aandelen evenaarden nagenoeg de benchmark. Het rendement op de vastrentende portefeuille bedroeg 0% in 2013 tegen een rendement op de benchmark van -/-0,1%. De vastgoed beleggingen rendeerden helaas negatief. De bovenstaande resultaten hebben het PF SABIC-IP doen besluiten om de volgende wijzigingen door te voeren op de belegging portefeuille en het belegd vermogen voor risico van de deelnemers: • GEAM mandaat verkocht en herbelegd, e.e.a. wordt nu gemanaged door Russell; • Overeenkomst met TKP Investments beëindigd (afhandeling 2014/2015); • Geflex en Gesave portefeuille overgedragen naar Robeco. Als onderdeel van een goede financiële uitvoering van de pensioenregeling heeft het pensioenfonds de verantwoordelijkheid om een goed én verantwoord rendement te behalen uit de beleggingsportefeuille. Kernzaken zoals Beleggingsbeleid en Transparantie binnen alle beleggingsactiviteiten zijn van wezenlijk belang om te komen tot een juiste beoordeling van de behaalde resultaten. Tevens is het van belang dat van de
41
behaalde resultaten en daarmee de prestatie van de beleggingscommissie wordt gemeten met de best renderende pensioenfondsen. Afgelopen jaar was er sprake van een gunstig beleggingsresultaat met een rendement van 7,5% op de beleggingen, dit gaf een positief effect op de ontwikkeling van de dekkingsgraad die uiteindelijk uitkwam op 114,5%. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de onderstaande zaken om te komen tot een beoordeling voor het jaarverslag 2013. • • • • •
Beleidsplan beleggingen. Beleggingsmandaten. Beleggingsplan. Belegging resultaten. Rendementen ten opzichte van de Doelstellingen.
Tot eind 2013 heeft het bestuur de belangen behartigd van de opgebouwde aanspraken bij SABIC-IP. Vanaf 1 januari 2014 wordt er door de werknemers van SABIC-IP pensioen opgebouwd volgens de regeling van SPF in het nieuwe fonds SABIC PF NL. De huidige strategische beleggingsportefeuille bevat circa 45% vastrentende waarden en 55% zakelijke waarden. Bij een dergelijke portefeuille is het van essentieel belang om een doorzichtig en solide risico beleid te voeren. Afgelopen jaar is het belegging beleid op diverse punten aangepast, en heeft het bestuur blijk gegeven van betrokkenheid en wanneer nodig aanpassingen door te voeren. Voor het komende jaar is zeker extra aandacht nodig, mede door de vergrijzing van het fonds en omdat er geen premie inkomsten meer te verwachten zijn zal er bij tegenvallende resultaten snel gereageerd moeten worden. Tevens is het van belang om te zien op welke manier en in welke vorm de risico’s beheerst en of afgedekt kunnen worden om de indexatie kwaliteit te kunnen waarborgen. Mede gezien de zeer bijzondere situatie van afgelopen jaar en de daarbij bereikte resultaten is het op zijn plaats om de grote inzet en de voortvarendheid waarmee de beleggingscommissie het afgesproken beleid heeft uitgevoerd te complimenteren. Het verantwoordingsorgaan wil dan ook bij dezen een dankwoord uit spreken voor de inzet en zorgvuldigheid waarmee het afgelopen boekjaar is gewerkt. Toeslagbeleid Het verlenen van een toeslag op de opgebouwde pensioenaanspraken voor gewezen deelnemers, de ingegane uitkeringen voor gepensioneerden en andere gerechtigden op pensioen per 1 jan 2014 is in overeenstemming met het toeslagbeleid en de uitvoeringsovereenkomst. Communicatieplan Het bestuur heeft net als in 2012 zich nog meer ingezet om de deelnemers van informatie te voorzien. Naast de papieren PensioenPraat is er ook een digitale versie verschenen zodat iedereen nog sneller op de hoogte gebracht kan worden. Ook is er in voldoende mate gecommuniceerd betreffende de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door de werkgever en wat dat kan betekenen in de toekomst voor het SABIC-IP pensioenfonds. Ook de voorstellen en de afspraken door de werkgever en de bonden zijn op een adequate manier gecommuniceerd . Een gezamenlijke communicatie waar de diverse standpunten van de werkgever en het pensioenfonds werd gegeven op de jaarlijkse contactdag van de gepensioneerden.
42
Al met al heeft het VO de indruk dat er in dit hectische jaar er voldoende communicatie is gedaan, maar zal in 2014 nog meer geïntensiveerd moeten worden i.v.m. de grote veranderingen die op stapel staan. Fondsdocumenten. De statuten zijn in 2013 na goedkeurend advies van de deelnemersraad bij de notaris gepasseerd. De voortgang met betrekking tot de compleetheid van het archief op Libraries wordt bewaakt door het Bestuursburo: door personeelswisselingen heeft dat geleid tot enige hiaten in de continuïteit van de informatievoorziening. Maar dit is onderkend en het bijwerken vordert nu gestaag. Tevens blijft de toegang tot Libraries van buiten de Sabic-omgeving een instabiel fenomeen. Het pensioenreglement is up to date, maar de actie van de review van de ABTN is vertraagd en is nu in 2014 afgerond.
Oordeel Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het VO tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Bergen op Zoom, 8 mei 2014
ir. P. Broers (voorzitter) J. Castelijn H. van den Durpel J. van Es (secretaris) B. Klazema J. Tillema
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over het handelen van het bestuur in 2013 en van de aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur constateert dat het verantwoordingsorgaan op professionele wijze het beleid van het bestuur heeft beoordeeld. De bevindingen en aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan zijn van grote waarde voor het bestuur en het fonds. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan en neemt de aanbevelingen ter harte.
7.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM In 2013 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn noch door DNB, noch door AFM aanwijzingen aan het fonds gegeven. Evenmin is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. Daarnaast heeft de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds er in het laatste kwartaal van 2008 toe geleid dat een herstelplan is gemaakt dat nog steeds van kracht is. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 3.1. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis.
43
7.6 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen. In het beleidsdocument deskundigheid is vastgelegd hoe de deskundigheid op peil wordt gehouden. Ieder jaar wordt de deskundigheid van bestuursleden opnieuw in kaart gebracht en wordt een opleidingsplan vastgesteld. Op 27 en 28 juni heeft de jaarlijkse Heidemeeting plaatsgevonden. Dit is een tweedaagse bijeenkomst buiten de normale werkomgeving bedoeld voor permanente educatie. Hierbij worden sprekers uitgenodigd die niet direct betrokken zijn bij het pensioenfonds om vrij hun mening te geven en een discussie op gang te brengen. Dit jaar zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen: de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst, risicobeheer, de financiële positie van het fonds en de governance. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van de verantwoordingsorganen een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober 2013 is aandacht besteed aan de Hoofdlijnennotitie, het Septemberpakket en de governance van pensioenfondsen. In september 2013 heeft Towers Watson een tweedaagse cursus gegeven voor de deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en bestuur voor Deskundigheidsniveau 1. In oktober 2013 heeft Towers Watson een tweedaagse cursus Deskundigheidsniveau 2 voor alleen het bestuur gegeven. Aandachtspunten daarbij waren o.a. de workshops Financieel en Administratie en Wetgeving en Soorten Pensioen. De bestuursleden worden gefaciliteerd om hun taak goed te vervullen en ontvangen naast vacatiegeld een vergoeding voor hun werkzaamheden ten behoeve van het pensioenfonds.
7.7 Gedragscodes Het pensioenfonds heeft een Compliance Handvest vastgesteld in 2010. Daarin is de gedragscode opgenomen. De gedragscode moet jaarlijks door alle betrokken personen worden ondertekend en aan de Compliance Officer overhandigd. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren vergelijkbare gedragscodes. In artikel 3.1 is de binnen SABIC Innovative Plastics van kracht zijnde ‘Code of Ethics’ door het bestuur aangemerkt als leidraad voor de hoogste normen van bedrijfsethiek, die daarin nader zijn geëxpliciteerd. Van alle verbonden personen wordt verwacht dat zij van deze Code of Ethics kennis nemen en deze strikt naleven. Alle bestuursleden, de directeur, de leden van het Verantwoordingsorgaan, de leden van de Deelnemersraad en de Compliance Officer hebben in de loop van 2014 de verklaring bij de Gedragscode over 2013 ondertekend.
44
7.8 Geschillencommissie Het pensioenfonds heeft op ad hoc basis een geschillencommissie beschikbaar. Belanghebbenden kunnen zich tot deze commissie wenden indien zij het niet eens zijn met een besluit van het pensioenfonds over de toepassing van het pensioenreglement. De samenstelling van de geschillencommissie wordt bepaald op basis van het onderwerp van geschil. Voor de procedure gelden nadere voorwaarden die zijn vastgelegd in het reglement van de geschillencommissie. De geschillencommissie heeft in het verslagjaar geen uitspraak gedaan dan wel advies aan het bestuur uitgebracht omdat in 2013 geen geschil is ingediend.
7.9 Organisatie en uitvoering Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen BV, 100% dochter van AEGON Nederland NV. Deze uitvoering omvat zowel het administreren van pensioenen als de integrale advisering en ondersteuning van het bestuur van het pensioenfonds en heeft een looptijd van 1 jaar met een opzegtermijn van 1 jaar waardoor de afloopdatum thans 31 december 2014 is. Het contract is ultimo 2013 door het fonds opgezegd. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan: • GE Asset Management (GEAM) en Vanguard voor aandelen • BlackRock, GEAM en Russell voor de vastrentende portefeuille • TKP Investments BV voor het beheer van indirect vastgoed en aan BNP Paribas voor het beheer van beursgenoteerde vastgoedfondsen • Robeco voor de Geflex en Gesave regelingen. (Voorheen via Delta Lloyd Bank N.V.). De vermogensbeheerders GEAM, BlackRock, BNP Paribas, Russel Investments en TREF hebben ieder een duidelijk beleggingsmandaat. Dat mandaat bevat richtlijnen over hoe per mandaat mag worden belegd en welke randvoorwaarden daaraan per mandaat worden gesteld. De beleggingsmandaten worden goedgekeurd door het bestuur. Ook worden de mandaten periodiek geëvalueerd en zo nodig aangepast. In de vermogensbeheerovereenkomsten zijn beleggingsrestricties uitgewerkt. De vermogensbeheerders bewaken middels hun risicomanagementsystemen de mandaten, zodat deze steeds voldoen aan bedoelde restricties. Het bestuur van het fonds toetst op basis van de rapportages van de vermogensbeheerders en de custodian of voldaan wordt aan de overeengekomen beleggingsrestricties. Het bestuur bewaakt, via de custodian, tevens of aan relevante wet- en regelgeving wordt voldaan. Verder ontvangt het pensioenfonds een ISAE 3402 type II-rapport van TKP en TKPI en een SSAE16-rapport van State Street Corporation, die door een externe accountant gecertificeerd worden. State Street Corporation heeft over de periode 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 een comfort letter afgegeven. BlackRock heeft eveneens een gebroken boekjaar en heeft een Comfort Letter afgegeven over het gedeelte van het jaar dat nog niet wordt bestreken door haar SSAE16-rapport. BNP Paribas geeft eveneens een ISAE 3402 af over een gebroken boekjaar met een comfort letter voor het ontbrekende deel.
7.10 Statutenwijziging In 2013 heeft een aanpassing van de statuten plaatsgevonden. Artikel 5 lid 5 van de statuten stelt voor dat het fonds dat niet meer verbonden is aan de werkgever binnen 6 maanden overgedragen dient te worden aan een
45
verzekeringsmaatschappij. Het bestuur heeft dit artikel na een positief advies van de Deelnemersraad geschrapt.
46
8
Verwachte gang van zaken
Toekomst van het pensioenfonds Per 1 januari 2014 is het pensioenfonds een zogeheten slapend pensioenfonds geworden. Het pensioenfonds heeft geen premie inkomsten meer. De pensioenopbouw voor de medewerkers van SABIC-IP vindt vanaf die datum plaats bij ons zuster pensioenfonds SPF. Het pensioenfonds heeft in overleg met de werkgever een arbitragezaak gestart over de uitloopverplichting van de uitvoeringsovereenkomst. De arbiters hebben op 9 mei jongstleden hun finale uitspraak gedaan. De uitspraak houdt in dat de premieafrekening over 2013 op de reguliere wijze zal geschieden en dat er vervolgens geen verdere verplichting meer bestaat voor SABIC IP tot het doen van herstelbetalingen na 31 december 2013. Doordat het pensioenfonds een slapend fonds is geworden heeft het bestuur de risicobereidheid verminderd. Het pensioenfonds heeft na 1 januari 2014 een rentehedge opgebouwd van 40% van het renterisico.
Bergen op Zoom, 22 mei 2014 mr. F.R.E. Mortier, voorzitter J.L. Boot dr. Ir. J.G.M. van Gisbergen, plv secretaris ir. W. Grin, plv voorzitter mw.mr. H.G.I.M. Peters ing. L.J.M. de Smet, secretaris
47
Jaarrekening
48
9
Jaarrekening
9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Vorderingen en overlopende activa Overige activa
31-12-2013
31-12-2012
956.625 11.442
849.070 11.086
1.205 15.297
18.736 6.633
984.569
885.525
118.510 852.095 11.442 220 2.302
15.105 853.194 11.086 3.133 3.007
984.569
885.525
[1] [2] [3] [4]
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Schulden uit hoofde van beleggingen Overige schulden en overlopende passiva
[5] [6] [7] [8] [9]
TOTAAL PASSIVA [.]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 59.
49
9.2 Staat van baten en lasten Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten
[10] [11] [12] [13] [14]
Totaal baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds - Pensioenopbouw - Indexering en overige toeslagen - Rentetoevoeging - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Aanpassing sterftekansen - Mutaties voorziening pensioenverplichtingen Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[15] [16]
2013
2012
57.303 0 66.651 619 34
66.797 0 98.065 944 122
124.607
165.928
19.938 1.914
19.705 1.442
[17] 19.780 15.246 2.985
15.646 5.659 11.657
-21.058 -28.866 0 431 5.655 3.768
-20.467 52.783 20.536 232 6.699 793
[18]
-2.059 960
93.538 802
[19] [20] [21]
356 -9 102
483 145 85
21.202
116.200
103.405
49.728
103.405 103.405
49.728 49.728
Totaal lasten Saldo van baten en lasten Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 83.
50
9.3 Kasstroomoverzicht (volgens directe methode) Bedragen x € 1.000 Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Overig
2013
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten
2012
75.822 1.586 128 77.536
73.237 462 80 73.780
19.884 1.315 1.794 22.993
19.736 146 3.184 23.065
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
54.543
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde/verrekende kosten vermogensbeheer Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
50.714
13.482 739.395 752.877
11.841 403.292 415.133
795.007
468.281
3.749 798.756
4.693 472.974 -45.879
-57.841
Netto kasstroom
8.664
-7.127
Mutatie liquide middelen
8.664
-7.127
6.633 15.297
13.760 6.633
n.v.t.
n.v.t.
15.297 15.297
6.633 6.633
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - Deel opgenomen onder beleggingen - Overige liquide middelen (opgenomen onder overige activa) Totaal liquide middelen
51
9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Algemeen 9.4.1.1 Activiteiten Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics, is statutair gevestigd te Bergen op Zoom (hierna ‘het pensioenfonds’) , en is opgericht op 14 december 1970 en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41103094. Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de aangesloten onderneming SABIC Innovative Plastics BV (ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 20079272) en SABIC Innovative Plastics IP BV (ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder 14095340).
9.4.1.2 Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 22 mei 2014 de jaarrekening opgemaakt.
9.4.1.3 Referenties In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.4.2 Grondslagen 9.4.2.1 Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
(a) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
(b) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van
52
waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
(c) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
(d) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
(e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
(f) Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.
Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: €1 31 december 2013 Gemiddelde 2013 USD 1,3778 1,3302 GBP 0,8320 0,8496 JPN 144,8294 130,3350 CHF 1,2255 1,2287 SEK 8,8500 8,6673 De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis.
31 december 2012 1,3183 0,8111 113,9934 1,2068 8,5766
Gemiddelde 2012 1,2918 0,8109 103,4476 1,2038 8,6811
(g) Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het
53
voorgaande jaar. Voor het inzicht zijn de vergelijkende cijfers van de derivatencontracten en omvang toegevoegd.
(g) Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
9.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva (h) Beleggingen (h.1) Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
(h.2) Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen gebaseerd op de achterliggende marktwaarden van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum.
(h.3) Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen gebaseerd op de achterliggende marktwaarden van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum.
(h.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
(h.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
54
Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
(h.6) Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde.
(h.7) Beleggingen voor risico deelnemers Dit betreffen de verplichtingen uit hoofde van het Individueel Pensioensparen. Hierbij ligt het beleggingsrisico bij de deelnemers. De waardering van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. Bij pensionering wordt het saldo Geflex/Gesave opgevraagd bij Robeco en omgezet in een aanspraak. De Geflex saldo’s worden omgezet met de in het verleden afgesproken grondslagen, sterftetafel GBM 2000-2005 en een vaste rente van 4%. De Gesave saldo’s worden omgezet met factoren die vastgesteld zijn met de grondslagen per 30 september van het voorgaande jaar.
(j) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties conform RJ 610.208. Conform RJ 610.208 mogen overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties.
(k) Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.
(l) Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
(m) Technische voorzieningen (m.1) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken
55
en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur o.b.v. de zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR)-curve zoals gepubliceerd door DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen van 17,0 jaar (2012: 17,7 jaar) • De Prognosetafel AG 2012-2062. De correctiefactoren ervaringssterfte gebaseerd op de inkomensklassen “Midden/Hoog”. • Voor uitgesteld nabestaandenpensioen, behorend bij niet ingegaan pensioen, wordt het systeem van onbepaalde partner gehanteerd. Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. • Voor actieve deelnemers verhoogt het pensioenfonds ieder jaar het opgebouwde pensioen tijdens deelname aan de pensioenregeling met de ontwikkeling van de CAO-lonen inclusief bijzondere beloningen voor Particuliere bedrijven over de periode 1 oktober van het voorafgaande jaar tot en met 30 september van het jaar waarover de verhoging plaatsvindt, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het betreft een onvoorwaardelijke toeslagverlening die gefinancierd wordt door premiebetaling. Voor inactieve deelnemers probeert het pensioenfonds fonds ieder jaar het pensioen te verhogen met het consumenten prijsindexcijfer alle huishoudens over de periode 1 oktober van het voorafgaande jaar tot en met 30 september van het jaar waarover de verhoging plaatsvindt, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening die gefinancierd wordt door premiebetaling. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. • Voor actieve deelnemers is het nabestaanden pensioen verzekerd op risicobasis. • Kostenopslag ter grootte van 3,5% van de voorziening pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie – en excassokosten. • Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt de technische voorziening voor het arbeidsongeschikte deel berekend als de contante waarde van de op de pensioendatum in uitzicht gestelde pensioenen bij een tot die datum voortgezette pensioenopbouw.
(m.2) Overige technische voorzieningen De overige technische voorzieningen worden door twee onderdelen gevormd. De voorziening invaliditeits- en overlijdensrisico is vastgesteld op 25% van het eigen behoud voor het jaar 2013. Deze voorziening wordt gevormd omdat het pensioenfonds een risico loopt van 125% van de te verwachten schades. In de premie die van de deelnemers wordt gevraagd, is voor 100% van deze risico’s betaald. Het pensioenfonds loopt derhalve een risico van 25% van de te verwachten schades. Tevens is een voorziening gevormd voor ingegane ziektegevallen. Deze voorziening wordt opgenomen voor deelnemers die korter dan 24 maanden ziek zijn en die derhalve nog niet arbeidsongeschikt zijn. De voorziening is twee maal de risicopremie. De risicopremie is de
56
som van de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en de premie voor het WIAexcedentpensioen over het boekjaar en het daaraan voorafgaande boekjaar Het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico wordt gedeeltelijk herverzekerd. Met de herverzekeraar is een stoploss-verzekering gesloten die het totale risico over een contractperiode van vijf jaar beperkt. De herverzekeringsovereenkomst is opgezegd per 31 december 2013. Er kunnen nog uitlooprisico’s uit hoofd van arbeidsongeschiktheid ontstaan. Het uitlooprisico is beperkt vanwege de vorming van de voorziening ingegane ziektegevallen.
(n) Voorzieningen voor risico van deelnemers Dit betreffen de verplichtingen uit hoofde van het Individueel Pensioensparen. Hierbij ligt het beleggingsrisico bij de deelnemers. De waardering van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
(o) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs. Dat is gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten. Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
9.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat (p)
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
(q) Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgever en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord.
(r) Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbarepremieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
(s) Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en –lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
57
Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
(t) Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds.
(u) Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
(v) Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
(w) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds past de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan, aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een onvoorwaardelijk karakter. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente van de rentetermijnstructuur aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
58
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige wijzigingen voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.
(x) Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers.
(y) Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
(z) Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
(aa) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
59
Toelichting op de balans Bedragen x € 1.000 ACTIVA [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoed beleggingen
Aandelen
Vastrenten de waarden
Derivaten
Liquide middelen
Totaal
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Overige mutaties Herwaardering
85.100 46.578 -42.966 -2.259 -4.022
397.938 42.078 -44.936 1.269 67.697
359.249 706.351 -642.538 -8.327 -9.431
721 -868 612
2.929 1.230 -
845.937 795.007 -731.308 -8.087 54.856
Stand per 31 december 2013 Schuld inzake beleggingen
82.431
464.046
405.304
465
4.159
956.405 220
956.625
Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Overige mutaties Herwaardering
64.004 25.371 -15.458 6.338 4.845
316.812 25.700 -6.542 -4.678 66.646
300.467 417.210 -380.033 4.509 17.096
-483 0 823 0 381
3.750 0 0 -821 0
684.550 468.281 -401.210 5.348 88.968
Stand per 31 december 2012
85.100
397.938
359.249
721
2.929
845.937
Schuldpositie inzake vastrentende waarden (credit)
3.133 849.070
De overige mutatie onder vastgoed en aandelen in 2013 en 2012 betreffen herclassificaties van aandelen naar vastgoed (Unibail Rodamco en American Tower Corp) en gegenereerde inkomsten en een wijziging in de kaspositie ultimo jaar. De overige mutaties onder vastrentende waarden in 2013 en 2012 betreffen gegenereerde inkomsten en een wijziging in de kaspositie ultimo jaar. De overige mutatie onder liquide middelen in 2013 en 2012 betreffen saldo overboekingen van- en naar andere beleggingscategorieën. . 2013
2012
Vastgoedbeleggingen Participaties niet-beursgenoteerde fondsen Participaties in beursgenoteerde fondsen Overige Liquide middelen
21.835 59.677 145 774
23.382 59.881 28 1.809
Totaal vastgoedbeleggingen
82.431
85.100
60
De positie overig onder de vastgoedbeleggingen betreffen tax reclaims. Aandelen Private Equity Fund (GEAM) Aandelen, participaties Euro Equity (GEAM) Aandelen, participaties Global Equity (GEAM) Aandelen, participaties Emerging Equity (GEAM) Aandelen, participaties China Equity (GEAM) Aandelen, participaties Emerging Markets Stock Index Fund (Vanguard) Overige Totaal aandelen
2013
2012
5.205 271.015 146.545 0 0
13.671 224.423 124.617 20.305 14.922
40.725 556
0 0
464.046
397.938
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 296 miljoen (2012: € 282 miljoen). Stichting Pensioenfonds SABIC-IP belegt niet in de werkgever SABIC-IP en er is geen sprake van het direct uitlenen van aandelen (securities lending). Binnen het Vanguard fonds wordt wel aan securities lending gedaan. Daarbij is er sprake van cash collateral. Private equity is genoteerd in vreemde valuta, namelijk de US Dollar. De marktwaarde is USD 7.171 (2012: USD 18.023) Stichting Pensioenfonds SABIC-IP belegd in aandelenfondsen van GEAM en Vanguard met een belang groter dan 5% van de beleggingen van het pensioenfonds. In onderliggende fondsen zijn er geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen. 2013
2012
184.994 0 90.530 91.588 20.285 12.689 5.218
180.043 169.471 0 0 0 0 9.735
405.304
359.249
465
721
465
721
2013
2012
Liquide middelen Liquide middelen
4.159
2.929
Totaal liquide middelen
4.159
2.929
Vastrentende waarden Obligaties via vermogensbeheerder BlackRock (discretionair) Obligaties General Electric Investments Co (GEAM) (discretionair) Global Bond (Euro Hedged) Fund (Russell) Absolute Return Bond Fund (Russell) Global Strategic Yield Fund (Russell) Emerging Markets Debt LC Fund (Russell) Liquide middelen Totaal vastrentende waarden Derivaten Valutaderivaten Totaal derivaten
61
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en –schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en –technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Liquide middelen
60.596 555 190.212 0 4.159
0 458.286 215.092 465 0
21.835 5.205 0 0 0
82.431 464.046 405.304 465 4.159
Totaal
255.522
673.843
27.040
956.405
Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Liquide middelen
59.880 0 189.778 0 2.929
0 384.267 169.471 721 0
25.220 13.671 0 0 0
85.100 397.938 359.249 721 2.929
Totaal
252.587
554.459
38.981
845.937
Niveau 1:
De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. De level 3 beleggingen in vastgoed betreffen niet beursgenoteerd vastgoed (TREF), de level 3 beleggingen in aandelen betreffen beleggingen in GEAM International Private Equity Fund I en II. De waarde wordt bepaald op basis van fondsrapportages waar historische jaarrekeningen aan ten grondslag liggen. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld.
62
[2] Beleggingen voor risico deelnemers
Stand per 1 januari Inleg en stortingen Onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers Stand per 31 december
Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Liquide middelen Overige
Waarvan: Geflex-regeling Gesave-regeling
2013
2012
11.086 0 -263 619 11.442
10.603 0 -461 944 11.086
4.355 6.876 0 211 0 11.442
4.902 3.485 4 2.282 413 11.086
10.971 471 11.442
10.500 586 11.086
Betreft beleggingen in beleggingsfondsen van Robeco u.h.v. de Geflex- en Gesave-regeling. De portefeuille was in 2012 ondergebracht bij Delta Lloyd en is in december 2013 overgedragen naar Robeco. 2013 2012 [3] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever 0 17.797 Nog te ontvangen GEAM 672 811 Vordering op belastingdienst 345 0 Vordering op GEAM inzake BTW 154 0 Overlopende intrest banken rekening-courant 18 93 Overige vorderingen en overlopende activa 16 35 Totaal vorderingen en overlopende activa 1.205 18.736 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. [4] Overige activa Bank, rekening-courant ING Bank, rekening-courant RABO Bank, ABN-AMRO
14.084 1.137 76
5.513 1.045 75
Totaal
15.297
6.633
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Het pensioenfonds beschikt bij ING over een kredietfaciliteit van € 1,0 miljoen (2012: € 1,0 miljoen).
63
PASSIVA [5] Stichtingskapitaal en reserves
Stand per 1 januari 2012 Bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2012
Algemene reserve -34.623 49.728 15.105
Bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2013
103.405 118.510
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De dekkingsgraad van het fonds heeft zich in het boekjaar als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Toeslagverlening Beleggingsrendementen Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Waardeoverdrachten, kosten, uitkeringen en overige oorzaken Aanpassing levensverwachting Dekkingsgraad per 31 december
2013 Nominaal (FTK) % 101,8% 2,0% 0,1% 7,4%
2012 Nominaal (FTK) % 95,4% 4,3% 1,3% 9,9%
3,6% -0,2% -0,8%
-6,1% -2,1% -0,9%
113,9%
101,8%
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder paragraaf 9.4.3.1 Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist eigen vermogen op 31 december: 2013 118.510 38.062 216.504
Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
64
2012 15.105 37.541 207.326
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Herstelplan De belangrijkste kenmerken van het in 2009 ingediende herstelplan zijn: • Voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd. • Het bestuur heeft besloten het rendementspercentage in 2009 op 0% te stellen. Bovendien is voor de daar opvolgende jaren een rendement gehanteerd dat gemiddeld 0,5% lager is dan het maximum dat door DNB is toegestaan. • In de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever zijn afspraken gemaakt dat de werkgever bij een dekkings- of reservetekort de verschuldigde pensioenpremie verhoogt. Het bestuur heeft hierbij in haar evaluatie van het herstelplan begin 2014 geconcludeerd dat er door de werkgever ultimo 2013 een extra bedrag aan herstelpremie moet worden betaald van € 9,7 miljoen. Deze herstelbijdrage is in de jaarrekening van 2013 als bate verantwoord. • Toeslagverlening aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Zolang de dekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen (104,5%) worden geen toeslagen toegekend aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Daarnaast mag door het verlenen van een toeslag de dekkingsgraad niet lager worden dan het minimaal vereist vermogen. Indien in enig jaar geen toeslag is verleend aan de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, kan het bestuur besluiten om in latere jaren over te gaan tot inhaaltoeslagen. • Het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat er geen sprake is van toename van het fondsrisico. De evaluatie van het herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde kortetermijnherstelperiode) minimaal 104,5% bedraagt en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal 125,3% bedraagt. De ontwikkeling van de dekkingsgraad is ultimo 2013 achtergebleven bij het herstelplan. Het effect van de ingezette herstelmaatregelen was onvoldoende om de negatieve effecten van de achterblijvende beleggingsrendementen te compenseren. Op grond van het oorspronkelijke herstelplan zou het eigen vermogen per 31 december 2013 € 121,5 miljoen moeten bedragen. Het aanwezige eigen vermogen per die datum is lager. Dit betekent dat het pensioenfonds thans achterloopt op het herstelpad. Het bestuur heeft in februari 2014 de financiële positie van het fonds per 31 december 2013 in vergelijking tot het herstelplan geëvalueerd. Het bestuur heeft hierbij geconcludeerd dat er een extra bedrag aan herstelbijdragen moet worden betaald. Deze extra herstelbijdrage is in de jaarrekening opgenomen onder herstelpremie. 2013
2012
[6] Technische voorzieningen Voorzieningen voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen
848.142 3.953
850.201 2.993
Totaal technische voorzieningen
852.095
853.194
65
Voorziening voor pensioenverplichtingen Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging uit hoofde van overname van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
850.201 19.780 15.246 2.985 -21.058 -28.866 0 -1.234 1.665 5.655 3.768
756.663 15.646 5.659 11.657 -20.467 52.783 20.536 -255 487 6.699 793
Stand einde boekjaar
848.142
850.201
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,79% (2012: 2,48%) De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
2013 Actieven Gepensioneerden Gewezen deelnemers Totaal voorziening voor pensioenverplichtingen
€ 318.010 316.234 213.898
Aantallen 1.460 1.109 2.685
848.142
5.254
2012 € Aantallen 314.236 1.517 221.387 1.050 314.578 2.726 850.201
5.293
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijke geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,1% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris inclusief ploegentoeslag onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk vanaf de leeftijd van 21 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
66
9.4.3 Toeslagverlening Voor het verslagjaar was het volgende toeslagbeleid van belang. Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2014 een toeslag verleend van 0,84% (1 januari 2013: 1,88%). Bij de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen is met dit besluit rekening gehouden. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Het bestuur heeft gezien de financiële positie van het fonds over 2013 een toeslag verleend aan de gewezen deelnemers van 2,45% (1 januari 2013: 0,00%). Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element. Inhaaltoeslagverlening voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden Onder bepaalde omstandigheden kunnen in het verleden niet toegekende toeslagen alsnog worden toegekend. Er is geen recht op deze toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst deze toeslagen alsnog kunnen worden verleend. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de voorwaardelijke pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Jaar 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Volledige toeslagverlening 1,32% 3,06% 0,38% 1,58% 2,63% 2,30% 2,45% 13,72%
Toegekende toeslagen 1,32% 0,00% 3,44% 1,58% 0,00% 0,00% 2,45% 8,79%
Verschil 0,00% -3,06% +3,06% 0,00% -2,63% -2,30% 0,00% 4,93% 2013
2012
Overige technische voorzieningen Voorziening voor ingegane ziektegevallen Voorziening voor invaliditeits- en overlijdensrisico’s
2.169 1.784
1.853 1.140
Totaal overige technische voorzieningen
3.953
2.993
67
Voorziening overlijdensrisico en invaliditeitsrisico Het overlijdensrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico voor wat betreft het WIA-excedent en het premievrijstellingrisico is op totaalniveau op basis van een 5 jarige stop-loss dekking herverzekerd. Het totale verlies voor het fonds (eigen behoud) is beperkt. De voorziening wordt gevormd omdat het pensioenfonds een risico loopt van 125% van de te verwachten schades. In de premie die van de deelnemers wordt gevraagd, is voor 100% van deze risico’s betaald. Het pensioenfonds loopt een risico van 25% van de te verwachten schades. In de balans wordt daarom met dit eigen behoud rekening gehouden. In deze 5 jarige contractperiode wordt jaarlijks aan de voorziening een bedrag van 25% van het in het betreffende jaar geldende eigen behoud toegevoegd. Voorziening voor ingegane ziektegevallen Deze voorziening wordt opgenomen voor deelnemers die korter dan 24 maanden ziek zijn en die derhalve nog niet arbeidsongeschikt zijn. De voorziening is twee maal de risicopremie. De risicopremie is de som van de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en de premie voor het WIA-excedentpensioen over het boekjaar en het daaraan voorafgaande boekjaar Het mutatieoverzicht van de overige technische voorzieningen is hieronder opgenomen: 2013
2012
Stand begin boekjaar Dotatie Vrijval
2.993 960 0
2.191 1.560 -758
Totaal overige technische voorzieningen
3.953
2.993
2013
2012
Stand per 1 januari Inleg en stortingen Onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
11.086 0 -263 619
10.603 0 -461 944
Stand per 31 december
11.442
11.086
2013
2012
[8] Schulden uit hoofde van beleggingen Nog af te wikkelen transacties vastrentende waarden (overlopende transacties)
220
3.133
Totaal einde boekjaar
220
3.133
[7] Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
68
2013
2012
343 490 439 722 10 298
170 444 2.050 0 17 326
2.302
3.007
[9] Overige schulden en overlopende passiva Crediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Belastingen inzake vermogensbeheer Schuld aan de werkgever Overige schulden Overlopende passiva Totaal einde boekjaar Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. In 2012 is een schuld opgenomen inzake BTW over vermogensbeheerkosten van buitenlandse vermogensbeheerders. De diensten van de betrokken beheerders zijn vrijgesteld van BTW. De Nederlandse fiscus betwist deze vrijstelling en stelt dat de verleggingsregeling van kracht is. In 2013 is deze zaak met de Belastingdienst afgewikkeld en is in totaal € 1,8 miljoen ten gunste van het resultaat vrijgevallen
Risicobeheer De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. Tevens zijn een groot aantal andere risico’s onderkend. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • Beleggingsbeleid; • Premiebeleid; • Herverzekeringsbeleid; • Toeslagbeleid. In 2011 heeft de risicocommissie heeft een aanvang gemaakt met het opzetten van een risicobeheersingsmodel. In 2012 heeft het bestuur zich laten bijstaan door Towers Watson om een strategisch risicoprofiel op te stellen. Het strategisch risicoprofiel en de eerdere analyse vormden de basis voor het risicobeheersingsmodel, dat gedeeltelijk parallel aan de ontwikkeling van het strategisch risicoprofiel werd ontwikkeld. Het eerste concept van het risicobeheersingsmodel was klaar in oktober 2012 en is definitief vastgesteld in de bestuursvergadering van 28 februari 2013. Het risicobeheersingsmodel omschrijft de risico’s waaraan pensioenfondsen in het algemeen aan blootgesteld zijn, welke beheersingsmaatregelen daartegen genomen kunnen worden en daarna welke risico’s het specifiek voor het SABIC IP pensioenfonds zijn en welke maatregelen daartegen genomen zouden kunnen worden, die werkelijk genomen zijn door het pensioenfonds en legt vast welke de bevindingen van de analyse zijn. De opzet van het model volgt dat van FIRM, maar is aangepast om de specifieke elementen van het pensioenfonds recht te doen. In 2013 heeft de risicocommissie verder gewerkt aan de bevindingen. Tevens heeft het bestuur vastgelegd hoe de interactie is tussen de risicocommissie en de andere commissies teneinde alle risico’s en beheersingsmaatregelen ordentelijk te beheren.
69
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2013 2012 % € % € Dekkingsgraad per 1 januari Premie Toeslag Wijzigingen in rentetermijnstructuur Rendement Waardeoverdrachten,kosten, uitkeringen en overige oorzaken Aanpassing levensverwachting Dekkingsgraad per 31 december
101,8% 2,0% 0,1%
15.105 17.980 893
95,4% 4,3% 1,3%
-34.623 32.746 9.621
3,6% 7,4%
28.866 62.279
-6,1% 9,9%
-52.783 81.211
-0,3% -0,7%
240 -5.655
-2,1% -0,9%
-14.368 -6.699
113,9%
119.708
101,8%
15.105
de
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking).
70
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2013 2012 Renterisico vastrentende waarden -1,22 -1,07 Renterisico VPV 11,17 10,21 S1 Totaal Renterisico 9,94 9,14 Aandelenrisico - Ontwikkelde markten & vastgoed - Emerging markets - Private equity Vastgoedrisico direct S2 Totaal Risico zakelijke waarden
indirect
S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief beheer risico Standaardformule Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) VEV Voorziening pensioenverplichtingen Vereist pensioenvermogen (VEV) Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa /- schulden) Tekort
15,65 2,14 0,23 0,00 17,49
14,89 2,20 0,59 0,00 17,06
5,69 0,00 1,33 4,74 0,00 0,00 0,00 3,22 25,41
5,19 0,00 0,57 4,87 0,00 0,00 0,00 2,91 24,29
216.504 852.095
207.326 853.194
1.068.599
1.060.520
970.602
868.300
-97.997
-192.220
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2013 ten opzichte van 31 december 2012 worden veroorzaakt door een stijging van het renterisico vanuit een gestegen rentetermijnstructuur, een stijging van het zakelijke waarden risico en het valutarisico door een toename in de waarde van de aandelenfondsen en een toename van het kredietrisico door investering in vastrentende waarden met een hogere credit spread. Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De
71
beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico’s manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd.
Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duratie-mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het pensioenfonds heeft als beleid dat het renterisico niet wordt afgedekt. (anders dan via de obligatieportefeuille) vanwege enerzijds de rentevisie en anderzijds vanwege de onbeperkte steun van de sponsor die dit risico in feite heeft overgenomen. In het geval de RTS boven de 4% komt, of de dekkingsgraad boven de 115%, wordt het renterisico nader geanalyseerd en ten minste gedeeltelijk afgedekt Het feitelijk renterisico wordt maandelijks door First Pensions gerapporteerd aan de beleggingscommissie en het bestuur. De duratie is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden samengevat: Duratie Balanswaarde 31 dec. 2013
31 dec. 2013
31 dec. 2012
405.304 848.142
4,2 17,0
5,6 17,7
Bedragen * € 1.000 Vastrentende waarden (nominale) pensioenverplichtingen
Ultimo 2013 bedroeg de rente (behorend bij de duratie-gap) 2,7% tegenover 2,1% eind 2012. Een rentewijziging van 1%-punt heeft, rekening houdend met de renteafdekking, een wijziging van de dekkingsgraad met 15,0%-punt tot gevolg. (2012: 15,3%-punt). De gebruikte rentes zijn afgeleid uit de swapcurve.
72
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31 december 2013 Bedragen * € 1.000 € Resterende looptijd ≤ 1 jaar
%
31 december 2012 €
%
20.475
5,1%
19.954
5,6%
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar
160.002
39,5%
157.862
43,9%
Resterende looptijd ≥ 5 jaar en < 10 jaar Resterende looptijd > 10 jaar
184.327 40.500
45,4% 10,0%
119.470 61.963
33,3% 17,2%
405.304
100,0%
359.249
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals hieronder weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000
31 december 2013 €
%
31 december 2012 €
%
Resterende looptijd < 5 jaar
121.248
14,2%
113.528
13,3%
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar
132.814
15,6%
126.184
14,8%
Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar Resterende looptijd > 20 jaar
270.583 327.450
31,8% 38,4%
264.927 348.555
31,1% 40,8%
852.095
100,0%
853.194
100,0%
Valutarisico (S3) Het totaalpercentage dat niet in euro’s wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 41,6% (2012: 24,5%) van de beleggingsportefeuille en is voor 5,0% (2012: 9,4%) afgedekt door de euro. In principe dient tenminste 65% van de aan de beurs genoteerde aandelen in euro’s te worden belegd. Ultimo jaar bevindt de aandelen positie zich marginaal buiten de bandbreedte. Dit is een combinatie van markbeweging en rebalancing. Het valutarisico van de beleggingen in vastrentende waarden wordt afgedekt naar de euro, indien er minder dan 90% van de vastrentende waarden wordt belegd in euro’s. Voor onroerend goed is het beleid dat valutaposities die ontstaan als gevolg van de selectie van de aandelen waarin belegd wordt niet worden afgedekt. De selectie van de aandelen geschiedt door de beheerder waarbij deze rekening houdt met mogelijke ontwikkelingen van de valuta ten opzichte van de Euro. Naar aanleiding van de veranderingen in de vastrentende portefeuille loopt de herijking van het valutabeleid over de jaarwisseling heen. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € 465 (2012: € 721).
73
De valutapositie vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Vastgoed beleggingen
EUR GBP JPY USD Overige
2013 VastrenOverige Totaal ValutaNetto Netto tende derivaten positie positie waarden 2013 2012 Voor afdekking Afdekking Na afdekking € € € € € € € 289.161 228.585 4.159 558.939 20.191 579.130 657.863 13.531 7.088 24.868 -2.982 21.886 19.491 7.702 4.861 12.566 -1.295 11.271 7.987 126.631 124.484 266.519 -15.449 251.070 77.618 27.021 40.286 93.048 0 93.048 82.978
Aandelen
€ 37.034 4.249 3 15.404 25.741 82.431
464.046
405.304
4.159
959.940
465
956.405
845.937
Wijzigingen in de valutakoersen zijn van invloed op de ontwikkeling van de dekkingsgraad voor zover deze niet zijn afgedekt. Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van onafhankelijke rapportages van custodian. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio’s is als volgt: 2013 Mature markets BRIC landen Andere emerging markets Subtotaal
€ 868.931 28.157 58.852 955.940
Derivaten Totaal
465 956.405
74
% 90,9% 2.9% 6,2% 100,0% 0,0% 100,0
2012 € 798.771 26.186 20.259 845.216 721 845.937
% 94,4% 3,1% 2,4% 99,9% 0,1% 100,0
De segmentatie van de positie Mature Markets naar geografie is als volgt: 2013 Frankrijk Duitsland Verenigde Staten Nederland Verenigd Koninkrijk Italië Belgie Overige landen
€ 152.494 160.030 203.795 77.663 39.635 35.527 23.642 176.145
Totaal
868.931
2012 % 17,5% 18,4% 23,5% 8,9% 4,6% 4,1% 2,7% 20,3%
€ 175.090 170.352 97.255 90.230 59.132 30.917 25.464 150.331
% 21,9% 21,3% 12,2% 11,3% 7,4% 3,9% 3,2% 18,8%
100,0%
798.771
100,0%
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2013 € 505.950 106.973 214.906 60.632 20.020 47.459 955.940
52,8% 11,2% 22,4% 6,3% 2,1% 5,0% 100,0%
€ 354.526 192.645 253.080 18.220 2.949 23.796 845.216
% 41,9% 22,8% 29,9% 2,2% 0,3% 2,8% 99,9%
465
0,0%
721
0,1%
Totaal 956.405 * Inclusief de liquiditeiten binnen de portefeuilles.
100,0%
845.937
100,0%
Handel en industriële bedrijven Overheid en overheidsinstellingen Financiële instellingen Service organisaties Andere instellingen Cash en open transacties * Subtotaal Derivaten
%
2012
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied.
75
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio’s kan als volgt worden samengevat: 2013 2012 € % € 90,4% 356.724 366.216 Mature markets 33.695 8,3% 0 BRIC landen 5.393 1,3% 2.525 Andere emerging markets Totaal vastrentende waarden
405.304
100,0%
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2013 % € Overheid en overheidsinstellingen 194.334 47,9% Financiële instellingen 103.308 25,5% Handel- en industriële bedrijven 56.416 13,9% Serviceorganisaties 15.413 3,8% Andere instellingen 2.294 0,6% Cash en open transacties 33.539 8,3% Totaal vastrentende waarden
405.304
100,0%
359.249
% 99,3% 0,0% 0,7% 100,0%
2012 € 192.645 79.365 73.569 2.819 1.116 9.735
% 53,6% 22,1% 20,5% 0,8% 0,3% 2,7%
359.249
100,0%
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2012 gepubliceerd door Standard & Poors is als volgt: 2013 2012 € % € % AAA 177.313 43,7% 163.091 45,4% AA+ 35.402 8,7% 71.924 20,0% AA 9.640 2,4% 3.255 0,9% AA17.568 4,3% 12.416 3,5% A+ 12.282 3,0% 8.315 2,3% A 16.614 4,1% 23.355 6,5% A21.413 5,3% 25.276 7,0% BBB+ 17.846 4,4% 14.715 4,1% BBB 35.740 8,8% 21.740 6,1% BBB- en lager 50.554 12,5% 4.831 1,3% Not-rated 10.932 2,7% 10.331 2,9% Totaal
405.304
100,0%
359.249
100,0%
De positie not rated bevat onder andere voor € 33,4 miljoen aan liquiditeiten en vergelijkbare producten. In de solvabiliteitstoets is eind 2013 met het kredietrisico zoals blijkt uit bovenstaande gegevens rekening gehouden. In 2013 hebben zowel Oostenrijk als Nederland hun triple A status verloren en is er sprake van degradatie in ratings.
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de
76
premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. • Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds had over 2013 het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheidsen overlijdensrisico herverzekerd. Het herverzekeringscontract is per 1 januari 2014 opgezegd. • Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 80,3% (31 december 2012: 67,2%). Het fonds heeft deze verzekeringstechnische risico’s verwerkt in het berekende vereist eigen vermogen.
77
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Het fonds loopt nagenoeg geen liquiditeitsrisico aangezien de premieopbrengsten vele malen hoger zijn dan de pensioenuitkeringen. Dit houdt in dat het pensioenfonds een structureel kasoverschot heeft. Overigens belegt zij alleen in liquide beleggingsvormen, met uitzondering van de Private Equity fondsen en Real Estate fondsen. Alle overige fondsen (aandelenfondsen bij GEAM en Vanguard) en de vastrentende beleggingen en de beursgenoteerde onroerend goed aandelen welke zijn ondergebracht bij BNP Paribas zijn binnen een bestek van enkele handelsdagen geheel of gedeeltelijk te liquideren. Vanwege de structurele kasoverschotten worden directe beleggingsopbrengsten zoals dividenden en ontvangen rentes herbelegd binnen hun mandaten.
Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal of welke meer dan 5% van de beleggingscategorie waartoe de beleggingen behoort, uitmaakt. Een groot deel van de beleggingen is geïnvesteerd in aandelen beleggingsfondsen van GEAM € 423,4 miljoen, 44,2% (2012: € 397,9 miljoen, 42,5%) en Vanguard € 40,2 miljoen, 4,3% , (2012 € 0, 00,%). De grootste posten zijn ogenschijnlijk de beleggingen in de diverse beleggingsfondsen van GEAM. Binnen die fondsen echter zijn de beleggingen, overeenkomstig de voor die fondsen geldende voorschriften, goed gediversifieerd. Wat resteert zijn een aantal posten in de vastrentende waarden portefeuille. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 2013 € %
2012 €
%
Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Verenigde Staten staatsobligaties
24.241 26.574 16.711 27.350
2,5% 2,7% 1,7% 2,8%
44.822 64.637 19.442 0
5,1% 7,3% 2,2% 0,0%
Totaal
94.876
9,7%
128.901
14,6%
78
De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2013 is de verhouding tussen mannen en vrouwen in het fonds 3.912 : 1.272 (2012: 3.984 : 1.276). De gemiddelde leeftijd bedraagt 51,9 jaar (2012: 49,9 jaar waarbij sprake is van een gelijkmatige leeftijdsspreiding. Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden.
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer en de pensioenuitvoeringsactiviteiten uitbesteed en zoveel mogelijk via Service Level Agreements getracht dit risico te verkleinen. Dit wordt waar mogelijk door ISAE 3402 verklaringen van de uitbestedingspartners getoetst. Zie ook de paragraaf uitbestedingsrisico.
Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de uitbestedingspartners over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type IIrapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GEAM, BlackRock, BNP Paribas, TKPI, Russell en Delta Lloyd Bank N.V. De Nederlandse vestiging van State Street Corporation is aangesteld als custodian door het pensioenfonds. Met de vermogensbeheerders zijn vermogensbeheerovereenkomsten gesloten. In de vermogensbeheerovereenkomsten zijn beleggingsrestricties uitgewerkt. De vermogensbeheerders bewaken middels hun risicomanagementsystemen de mandaten, zodat deze steeds voldoen aan bedoelde restricties. Het bestuur van het fonds toetst op basis van de rapportages van de vermogensbeheerders en de custodian of voldaan wordt aan de overeengekomen beleggingsrestricties. De custodian toetst dagelijks of de beheerders zich aan hun restricties houden door middel van compliance monitoring. Hierover wordt maandelijks een rapport uitgebracht. Het bestuur bewaakt, via de custodian, tevens of aan relevante wet- en regelgeving wordt voldaan. Tevens ontvangt het pensioenfonds een ISAE 3402 type II rapport van State Street Corporation, die door een externe accountant gecertificeerd wordt. Deze heeft betrekking op de periode van 1 oktober tot en met 30 september 2013. State Street Corporation geeft geen ISAE 3402 rapportage af over de periode 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013. State Street Corporation heeft over de periode van 1 oktober tot en met 31 december een comfort letter afgegeven. TKPI heeft over 2013 een ISAE 3402 type II rapport afgegeven. BlackRock heeft eveneens een gebroken boekjaar en heeft een Comfort Letter verstrekt over het gedeelte van het jaar dat nog niet wordt bestreken door haar ISAE 3402 rapport. Voor BNP Paribas is een ISAE 3402 type I verklaring verstrekt en een comfortletter toegezegd. Van Russell is een SSAE 16 rapport ontvangen.
79
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.
Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik wordt gemaakt van valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013: 2013 Type contract
Valutaderivaten
Expiratiedatum
28-02-2014
Totaal
2012 Type contract
Valutaderivaten Totaal
Expiratiedatum
28-02-2013
Contractomvang €
Saldo waarde €
Positieve waarde €
Negatieve waarde €
20.190
465
465
0
20.190
465
465
0
Contractomvang €
Saldo waarde €
Positieve waarde €
Negatieve waarde €
19.498
721
721
0
19.498
721
721
0
80
9.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV per 1 januari 2007. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Per 1 januari 2013 is een nieuwe Uitbestedingsovereenkomst in werking getreden die ultimo 2013 is opgezegd rekening houdende met de opzegtermijn van 12 maanden. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 694 duizend (2012: € 694 duizend). Het pensioenfonds heeft een overeenkomst afgesloten met State Street Bank per 2 december 2009. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake bewaarneming van effecten en beleggingsadministratie voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van 60 dagen voor de pensioenfonds en een opzegtermijn van 6 maanden voor de vermogensbeheerder. Het pensioenfonds heeft aan GE Asset Management meerdere mandaten in beheer gegeven. Deze zijn alle terstond opzegbaar, behoudens het mandaat International Private Equity. Dit mandaat is gegeven met een toezegging tot storting van in totaal $ 20 miljoen (€ 14,5 miljoen) voor het International Private Equity Fund I (IPE I)en $ 15 miljoen (€ 10,9 miljoen )in het International Private Equity Fund II (IPE II). IPE I is inmiddels in een afwikkelfase gekomen en er rust daar geen verplichting tot bijstorting meer op. De toezegging voor IPE II bedroeg initieel $ 15 miljoen (€ 10,9 miljoen). Ultimo 2013 staat er nog voor $ 11.298.538 (€ 8,2 miljoen) aan toezeggingen open. Het pensioenfonds is met BlackRock een Investment Management Agreement aangegaan voor het beheer van een beleggingsportefeuille in vastrentende waarden. Deze overeenkomst is terstond opzegbaar door het pensioenfonds, terwijl BlackRock een termijn van 6 maanden in acht moet nemen voor beëindiging van de overeenkomst. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 477 duizend (2012: € 342 duizend). Het pensioenfonds is per juli 2013 met Russell een overeenkomst aangegaan voor advies inzake het strategisch beheer van de portefeuille. De overeenkomst heeft steeds de duur van een halfjaar en zal steeds worden herzien of het contract wordt voortgezet. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 79 duizend). Het pensioenfonds is met BNP Paribas in oktober 2011 een overeenkomst aangegaan voor het beleggen van gelden in beursgenoteerde vastgoedfondsen. Deze overeenkomst is door beide partijen terstond schriftelijk opzegbaar. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 308 duizend (2012: € 259 duizend). Het pensioenfonds participeert verder in een Fonds voor Gemene Rekening (TREF) voor het beheer van een onroerend goed portefeuille welke wordt beheerd door TKP Investments. Deze participatie heeft een langlopend karakter. Aan TREF is in 2012 een uittredingsverzoek gedaan. Dit verzoek kan worden afgewikkeld zodra het fonds over voldoende (liquide) middelen beschikt om dit verzoek te honoreren.
Investeringsverplichtingen Per balansdatum voorbeleggingen):
bestaan
er
de
volgende
investerings-en
stortingsverplichtingen
(zogenaamde
Private equity II
2013 8.200
2012 9.423
Totaal
8.200
9.423
81
Voorwaardelijke verplichtingen Tegen het pensioenfonds zijn geen juridische procedures aangespannen.
9.4.5 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders.
Transacties met bestuurders Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement.
Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: • de werkgever is verplicht al haar werknemers die voor het deelnemerschap in aanmerking komt aan te melden voor deelneming in het fonds; • de werkgever is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; • SABIC-IP is gehouden het fonds gevraagd en ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de vennootschap die van invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige pensioenverplichtingen. Daarnaast verplicht SABIC-IP zich de overeengekomen gegevens inzake werknemers tijdig en volledig aan het fonds te verstrekken; • SABIC-IP informeert het fonds schriftelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. Het bestuur stelt vervolgens uiterlijk binnen drie maanden het van kracht worden van de gewijzigde pensioenovereenkomst een gewijzigd pensioenreglement op. Het bestuur draagt er zorg voor dat het pensioenreglement in overeenstemming is met de (wijziging van de) pensioenovereenkomst, alsmede met de onderhavige overeenkomst; • maandelijks is de aangesloten onderneming een voorschotpremie verschuldigd aan het fonds. Na afloop van het boekjaar wordt een definitieve premie vastgesteld. De premiemethodiek wordt beschreven in hoofdstuk 7 van de ABTN; • indien en voor zover het fonds beschikt over een vermogen dat groter is dan het gewenst eigen vermogen, is er sprake van een vermogensoverschot. Het bestuur van het fonds kan in die situatie besluiten tot een restitutie in de vorm van premiekorting. Premiekortingen zijn alleen mogelijk in overeenstemming met wettelijke regelingen (met name artikel 129 PW), de aanwijzingen van DNB, statuten, reglementen en de ABTN. Indien en zolang de vermogenspositie van het fonds lager is dan het minimum vereist eigen vermogen dan zal het fonds een herstelplan vaststellen en zal de aangesloten onderneming een aanvullende vermogensdotatie doen overeenkomstig het herstelplan om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen, conform de bepalingen in hoofdstuk 7 van deze ABTN; • ten aanzien van het toeslagbeleid is voor deelnemers categorie F2 van de beleidsregel toeslagenmatrix van DNB van toepassing. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is categorie D2 van toepassing. In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op het toeslagbeleid; • geschillen: alle geschillen die over de uitleg of toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst tussen partijen mochten ontstaan, zullen worden voorgelegd aan een arbitragecommissie. Partijen verklaren de uitspraak van die arbitragecommissie als bindend te beschouwen en naar de letter van deze uitspraak te handelen.
82
In geval het vermogen van het fonds een omvang heeft bereikt waarbij de dekkingsgraad boven de 250% is gekomen dan heeft SABIC Innovative Plastics BV, met inachtneming van bepaalde uitgangspunten, recht tot terugbetaling van het vermogen boven de dekkingsgraad van 250%. De overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2007 en per 30 juni 2011 gewijzigd qua looptijd. De looptijd is nu 1 jaar met een opzegtermijn van 1 jaar. De overeenkomst is in december 2012 opgezegd waardoor de overeenkomst ultimo 2013 afgelopen is. •
De werkgever draagt grotendeels/geheel de pensioenuitvoerings- en administratiekosten die in 2013 € 1.914 duizend (2012: € 1.442 duizend) bedroegen.
83
9.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 2013
2012
[10] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Pensioenpremie Koopsommen FVP Koopsommen individueel en afvloeiing Pensioenpremie overgangsregeling Herstelpremie Premieafrekening 2012
46.247 101 0 1.548 9.675 -268
44.127 63 50 0 22.557 0
Totaal premiebijdragen voor risico pensioenfonds
57.303
66.797
Bedragen x € 1.000
Het fonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De Pensioenwet eist dat minimaal de gedempte premie in rekening wordt gebracht. De feitelijke premie is gelijk aan de gedempte premie (vermeerderd met de herstelbijdrage en de koopsommen en verminderd met de afrekening vorig jaar). Hiermee is aan de eisen van de Pensioenwet voldaan. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. De totale bijdrage van werkgever en werknemers wordt bepaald op basis van actuarieel benodigde koopsommen. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie in miljoenen zijn als volgt: 2013 2012 Feitelijke premie Kostendekkende premie Gedempte premie
57.303 49.394 47.795
66.797 50.291 44.127
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Actuarieel benodigd voor de onvoorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst Actuarieel benodigd voor de voorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Toeslag voor uitvoeringskosten Totaal kostendekkende premie
2013
2012
24.638
22.829
12.181 8.974 3.601
12.205 8.618 6.639
49.394
50.291
De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie zijn het gevolg van de herstelpremie en het verschil in de rentevoet die ten grondslag ligt aan de premieberekening. In de feitelijke premie van de werkgever over 2013 is een extra bijdrage begrepen van € 9,7 mln. (2012: € 22,6 mln.) in het kader van het herstelplan. De gedempte premie is als onderstaand opgebouwd:
84
2013
2012
22.835
19.382
8.651 3.601 12.708
7.401 6.639 10.705
Totaal gedempte premie
47.795
44.127
Coming service Risicopremie partnerpensioen Risicopremie wezenpensioen Risicopremie AOP Risicopremie PVI Indexatiekoopsom actieven Excasso-opslag Administratie en beleggingskosten Solvabliteitsopslag Indexatiekoopsom inactief
16.458 1.192 425 370 801 2.387 1.202 3.601 8.651 12.708
11.992 1.307 416 336 665 4.368 298 6.639 7.401 10.705
Totaal gedempte premie
47.795
44.127
2013
2012
6.600 3.075
6.700 15.857
9.675
22.557
Actuarieel benodigd voor de onvoorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst Actuarieel benodigd voor de voorwaardelijke delen van de pensioenovereenkomst Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Toeslag voor uitvoeringskosten
Herstelpremie Voorlopige herstelbijdrage Additionele herstelbijdrage
2013
2012
[11] Premiebijdragen risico deelnemers Premie
0
0
Totaal premiebijdragen voor risico deelnemers
0
0
85
[12] Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2013
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen Derivaten Kosten vermogensbeheer Totaal
2012
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen Derivaten Kosten vermogensbeheer Totaal
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Totaal
3.300 696
-4.022 67.697
-451 -2.135
-1.173 66.258
9.486 0 0
-9.431 0 612
-556 0 0
-501 0 612
0
0
1.455
1.455
13.482
54.856
-1.687
66.651
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Totaal
3.118 171
4.845 66.646
-336 -1.834
7.627 64.983
11.004 2 0
17.096 0 381
-730 0 0
27.370 2 381
0
0
-2.298
-2.298
14.295
88.968
-5.198
98.065
De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2013 € 1.687 duizend (2012: € 5.198 duizend). De kosten van vermogensbeheer bestaan uit: 2012 2013 Statestreet BlackRock BNP Paribas TKP Investments GEAM Adviseurs en commissie BTW Totaal
86
173 478 383 69 2.135 260 -1.811
181 342 259 78 2.039 249 2.050
1.687
5.198
De post naheffing BTW zoals in 2012 in de kosten is verantwoord betrof nog af te dragen BTW over activiteiten die samenhangen met buitenlandse vermogensbeheerdiensten. In 2013 is dit met de belastingdienst afgerond wat heeft geleid tot een vrijval van € 1,8 miljoen uit hoofde van een eerdere reservering voor naheffingen voor het fonds over de periode 2008 tot en met 2012. 2013 2012 [13] Beleggingsresultaten risico deelnemers 619 944 Beleggingsresultaat Totaal beleggingsresultaten risico deelnemers
619
944
2013
2012
[14] Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten
14 20 0
0 118 4
Totaal overige baten
34
122
2013
2012
[15] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Afkoop pensioenen
16.448 168 2.764 151 103 268 36
16.542 223 2.387 147 212 174 20
Totaal pensioenuitkeringen
19.938
19.705
De toeslagverlening van de uitkeringen per 1 januari 2014 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 0,84% (2013: 1,88%). De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan €451,22 (2012: €438,44) per jaar (de afkoopgrens).
[16] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Bestuursbureau Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Controlekosten actuaris Advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Overige Totaal pensioenuitvoeringskosten
87
2013
2012
208 330 679 66 24 242 249 85 31
191 159 694 40 29 147 105 64 13
1.914
1.442
Accountantshonoraria Het honorarium van de externe accountant is als volgt: Controle van de jaarrekening Totaal
2013
2012
66 66
40 40
Aantal personeelsleden Bij het fonds is gedeeltelijk tijdens het boekjaar 1 werknemer (2012: 1 werknemer) in dienst geweest. Dit betreft de directeur van het pensioenfonds. Het dienstverband is in april 2013 beëindigd. Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 97 duizend (2012: € 95 duizend). De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het fonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Verantwoordingsorgaan en deelnemersraad Aan de leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt van € 27 duizend (2012: € 26 duizend) [17] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een onvoorwaardelijk karakter. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. In 2013 bedroeg de toeslag voor actieven 0,84% en voor inactieven 2,45%. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de
88
voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. In 2012 is de kostenopslag verhoogd naar 3,5%. Dit had in 2012 een effect van € 20.536. In 2013 is deze opslag gelijk gebleven.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekkingen aan de technische voorzieningen Toevoeging aan de technische voorzieningen
2013
2012
-1.234 1.665
-255 487
431 232 Aanpassing sterftekansen De aanpassing van de correctiefactoren ervaringssterfte gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe correctiefactoren leidde in 2013 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 5.655. In 2012 leidde de aanpassingen van de sterftetafels tot een verzwaring van € 6.699. 2013 2012 Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen Resultaat op sterfte -77 51 Resultaat op arbeidsongeschiktheid 618 434 Resultaat vorming voorziening WZP 3.196 Resultaat op overige mutaties 31 154 Resultaat op overige technische grondslagen 154 3.768
89
793
[18] Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie voorziening voor ingegane ziektegevallen Mutatie voorziening voor invaliditeits- en overlijdensrisico’s
[19] Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Inleg en stortingen Onttrekkingen t.b.v. inkoop pensioen Beleggingsresultaten risico deelnemers
De onttrekkingen ten behoeve van inkoop pensioen worden in pensioenverplichtingen voor risico fonds verantwoord onder pensioenopbouw.
[20] Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Saldo waardeoverdrachten risico deelnemers Totaal saldo overdrachten van rechten
de
2013
2012
316 644
240 562
960
802
2013
2012
0 -263 619
0 -461 944
356
483
mutatie
voorziening
2013
2012
-1.324 1.315 0
-1 143 3
-9
145
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren.
[21] Overige lasten Premie kapitaalverzekering Interest waardeoverdrachten Totaal Bergen op Zoom, 22 mei 2014 mr. F.R.E. Mortier, voorzitter dr.ir. J.G.M. van Gisbergen mw. mr. H.G.I.M. Peters RBA J.L. Boot ir. W. Grin ing. L.J.M. de Smet
90
2013
2012
90 12
79 6
102
85
Overige gegevens
91
10 Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2013 is aan de algemene reserve toegevoegd.
10.2 Gebeurtenissen na balansdatum De overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2007 en per 30 juni 2011 gewijzigd qua looptijd. De overeenkomst is met inachtneming van de geldende opzegtermijn per 31 december 2013 opgezegd. Vanaf 1 januari 2014 zal de pensioenopbouw van de actieve leden bij SPF gebeuren. Uit de arbitrage uitspraak blijkt dat de werkgever geen verdere financiële verplichting meer kent jegens het pensioenfonds met ingang van 01 januari 2014 anders dan de reguliere premieafrekening over 2013.
10.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Het bestuur van het fonds bestaat uit minimaal zes en maximaal tien leden. De helft wordt in functie benoemd door de werkgever. De werkgeversvertegenwoordigers hoeven geen deelnemer te zijn. De andere helft (werknemersvertegenwoordigers) bestaat naar evenredigheid uit (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, met dien verstande dat het aantal leden namens de pensioengerechtigden niet groter kan zijn dan het aantal leden namens de (gewezen) deelnemers. De bestuursleden die de (gewezen) deelnemers vertegenwoordigen worden gekozen door de deelnemers uit de (gewezen) deelnemers en - na te zijn gekozen - benoemd door het bestuur. De bestuursleden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen worden gekozen door en uit de pensioengerechtigden en - na te zijn gekozen - benoemd door het bestuur. Het bestuurslidmaatschap eindigt door: a. het verstrijken van de zittingsduur zonder herbenoeming of herverkiezing; b. het bedanken van het betreffende lid; c. beëindigen van het dienstverband bij de werkgever ingeval het een vertegenwoordiger van de (gewezen) deelnemers betreft; d. ontslag als bestuurslid volgens de procedure zoals neergelegd in lid 8 van artikel 6 van de statuten van het fonds; e. overlijden.
92
10.4 Actuariële verklaring Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics te Bergen op Zoom is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
93
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 vanwege het reservetekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amstelveen, 22 mei 2014
Drs. R.C.A. Starren AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
94
10.5 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Sabic Innovative Plastics
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2013 van Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics te Bergen op Zoom gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risicoinschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
95
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 22 mei 2014 KPMG Accountants N.V.
F.J.J. Glorie RA
96
Bijlagen
97
Bijlage 1 Deelnemersbestand
Actieven Slapers Pensioengerechtigden Waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal
Stand ultimo 2012 1.517 2.726 1.050
11 59 86
68 100 60
Stand ultimo 2013 1.460 2.685 1.076
747 70 204 29
67 4 13 2
14 37 4 5
800 37 213 26
5.293
156
228
5.221
Bij
Af
Het aantal actieve deelnemers en de slapers is afgenomen. Het aantal pensioentrekkenden neemt toe met 26. Het aantal gepensioneerden neemt toe met 53 en het aantal nabestaandenpensioenen neemt toe met 6. In de af-mutatie bij arbeidsongeschiktheidspensioen is een extra aantal van 28 opgenomen. Dit betreft een correctie op het aantal uitkeringen arbeidsongeschiktheidspensioen. Voorheen werd hier het aantal premie vrijgestelde arbeidsongeschikten vermeld. Ultimo 2013 wordt het aantal arbeidsongeschikten vermeld dat een uitkering ontvangt.
98
Bijlage 2 Begrippenlijst ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Afkoopfactor De factor waarmee afhankelijk van de leeftijd de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt bepaald. De afkoopfactor wordt gehanteerd bij het afkopen van kleine pensioenbedragen. Dit houdt in, dat de gewezen deelnemer in plaats van het kleine pensioen een bedrag ineens ontvangt. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de
99
in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtssituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Custodian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming van financiële bezittingen. Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort
100
De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging.
101
Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor het eerste gekozen. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Het kortetermijn herstelplan eindigt ultimo 2013, het langetermijnherstelplan eindigt ultimo 2023 Indexatie Zie toeslagverlening. Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te beleggen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
102
Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen.
103
Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening.
Spread Het renteverschil tussen bedrijfsobligaties en staatsobligaties. Sterftetafels Zie prognosetafels.
104
Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening bij Stichting Pensioenfonds SABIC IP voor de niet actieven voorwaardelijk en voor de actieven onvoorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een VUT regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard.
105
Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
106
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds SABIC-IP Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon(050) 582 19 90 Fax (050) 313 82 01 internet www.pensioenfondssabic-ip.nl emailadres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
107