Jaarverslag Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2010 Inhoud: 1.
Inleiding
2.
Voorwoord door de voorzitter
3.
Samenstelling en werkwijze commissie ruimtelijke kwaliteit
4.
Beoordelingen
5.
De houding van het college inzake de adviezen van de commissie
6.
De welstandstoets bij lichte bouwvergunning
7.
Aanschrijvingen en bestuursdwang
8.
Adviezen over stedenbouwkundige ingrepen
9.
Adviezen over ontwikkelingen in de openbare ruimte
10. Cultuurhistorische waarden en gebiedsontwikkeling 11. De ontwikkeling van het monumentenbestand 12. Bouwplannen van beschermde monumenten 13. Subsidies 14. Documentatie en registratie 15. Welstandsnota 16. Quick scan 17. Knelpunten 18. Samenvatting
1. Inleiding De commissie ruimtelijke kwaliteit vervult in de Gemeente Eindhoven de wettelijke taken van zowel de monumentencommissie als de welstandscommissie. Het maken van een jaarverslag van de welstandscommissie behoort vanaf 1 januari 2003, de datum waarop de Woningwet in werking is getreden, tot een verplichting van zowel de welstandscommissie als het college van burgemeester en wethouders. Immers in artikel 12b van die wet staat dat de welstandscommissie eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag voorlegt van de door haar verrichte werkzaamheden. Daarnaast staat in artikel 12c van de Wet dat burgemeester en wethouders eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag voorleggen waarin zij tenminste uiteenzetten hoe ze zijn omgegaan met de welstandsadviezen die door de commissie zijn verstrekt. Ook moet het college aangeven in welke gevallen geen advies aan de welstandscommissie is gevraagd, in welke gevallen het advies van de commissie niet is overgenomen en in welke gevallen bestuursdwang is toegepast wanneer een bestaand pand in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Deze twee jaarverslagen vullen elkaar aan en zijn daarom in één verslag samengebracht. Daarnaast bevat dit jaarverslag de werkzaamheden van de commissie ruimtelijke kwaliteit op het gebied van de monumentenzorg. Die plicht is niet in de monumentenwet vastgelegd, maar in de door de raad vastgestelde Monumentenverordening.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
2. Voorwoord door de voorzitter
In januari 2010 is het eindverslag van het onderzoek naar het functioneren van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit gepubliceerd. Deze evaluatie werd uitgevoerd door het externe bureau PricewaterhouseCoopers. Geconcludeerd werd dat het opgaan in 2008 van de voormalige Welstandscommissie en de Monumentencommissie in de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft geleid tot de beoogde kwaliteitsverbetering op het gebied van welstand, cultuurhistorische waarden en inrichting van de openbare ruimte. Tevens bevestigde B&W in het verlengde van dit onderzoek dat de instelling van een geïntegreerde commissie in de huidige omvang (9 personen)een goede beslissing is gebleken. Ook het uitgangspunt dat de commissie een bredere rol heeft dan alleen het toetsen van bouwplannen in het kader van vergunningverlening werd opnieuw bekrachtigd. Hierbij werd verwezen naar de adviesrol van commissie m.b.t. het opstellen van gemeentelijke kaders voor gebiedsontwikkelingen en het beoordelen van concrete plannen voor de inrichting van de stad. Met deze positief verlopen evaluatie en de waardering die hieruit sprak in het achterhoofd hebben de commissieleden en haar adviseurs het afgelopen jaar enthousiast verder gewerkt aan zowel de advisering van ontwerp- en beleidsvoorstellen als aan de inhoudelijke verbetering van de werkwijze van de commissie. Verder werd ook geconstateerd dat het aantal adviezen in de loop van het jaar verminderde doordat het aantal in ontwikkeling genomen bouwplannen afnam als gevolg van een stagnerende economie en door de introductie per 1 oktober 2010 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Gaat het bij de bouwcrisis om een probleem waarvan verwacht mag worden dat op termijn weer herstel gaat optreden, de introductie van de WABO zal structureel leiden tot een vermindering van het aantal te toetsen bouwplannen. Deze vereenvoudiging van de bouwregeling maakt o.a. meer vergunningsvrij bouwen mogelijk op achtererven, ook waar deze grenzen aan openbaar toegankelijk gebied.. Wat de mogelijk negatieve consequenties van deze landelijke wetgeving zijn voor de ruimtelijke kwaliteit, is nog niet in alle opzichten te overzien. Wel mag verwacht worden dat knelpunten vooral zullen optreden bij de overgangen tussen percelen onderling en tussen publieke en private ruimten. Tevens zal men geneigd zijn, om excessen te voorkomen, de stap te zetten naar stringentere bestemmingsplannen. Ook is het niet denkbeeldig dat men vrijwillig kiest, naar buitenlands voorbeeld (communities, copropriétés,etc) voor een striktere regulering op privaatrechtelijke grondslag. Een opmerkelijk feit was in het afgelopen jaar ook dat in december 2010 het college heeft voorgesteld, in het kader van noodzakelijk geachte bezuinigingen, de stad welstandsvrij te maken met uitzondering van grote gebiedsontwikkelingen. Een zeer ingrijpende maatregel die geen relatie onderhoudt met gemeentelijke bezuinigingen (welstand wordt gefinancierd door het heffen van leges) en voorbij gaat aan het publieke karakter van architectuur. Het welstandstoezicht kent een geschiedenis van ruim honderd jaar, wordt in nagenoeg alle Europese landen toegepast, en heeft een cruciale relatie met zowel de beroepsbescherming van architecten (Nederland is een de weinige Europese landen waar het beroep niet beschermd is), als de wijze van gemeentelijk bouwtoezicht. Zonder een inhoudelijke afweging en de consequenties te benoemen van het welstandsvrij maken, wordt het primaat gelegd bij het individuele belang en wordt de kwaliteitscontrole op de meest kwetsbare delen van de stad beëindigd. Met de voorgenomen maatregel wordt een grens overschreden die onomkeerbaar is. Daarom zou er, voordat een dergelijke vergaande stap gezet wordt, eerst een gedegen verkenning moeten plaatsvinden naar de gevolgen, in samenhang met een brede discussie over nut en noodzaak van welstandsbeleid.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
Ook zouden een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die zich op dit moment voordoen, in hun gevolgen voor het welstandsbeleid moeten worden onderzocht, zoals de omslag van nieuwbouw in uitleggebieden naar reconstructie en renovatie van de bestaande voorraad, de verschuiving van huur naar koop en de vergaande invoering van meer duurzaam bouwen en beheren. Ook vraagt de toegenomen individualisering om een evenwichtige afstemming tussen individuele aanspraken en vrijheidsclaims en de behoefte om samen te leven. Het individu leeft tenslotte niet in een vacuüm. Voor de werkzaamheden van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit betekent dit ruimte geven aan private belangen en opvattingen tot de grens waar in architectonische zin de inrichting van de straat, de buurt en de stad geschaad wordt. Welstand gaat steeds meer over stedenbouw. Dit vraagt van de commissie een meer proactieve werkwijze in de omgang met private partijen, in plaats van een, vooral toetsende en reactieve benadering. Het geheel overziend, lijkt het beter in deze discussie niet te kiezen voor het generieke welstandsvrij maken van de stad, behoudens majeure projecten, maar voor het omgekeerde: welstandsvrij waar het kan en kwaliteit waar het moet. Op deze wijze blijft welstand in principe in tact en wordt specifiek en per situatie onderbouwd gekozen voor welstandsvrij, respectievelijk kwaliteitsgericht. Parallel aan deze insteek zou de service gerichte benadering van de plannenmakers verder uitgebouwd moeten worden. FGH Gijsbers
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
3. Samenstelling en werkwijze commissie ruimtelijke kwaliteit In de Woningwet 2003 wordt over de welstandscommissie gesproken als een onafhankelijke commissie die aan burgemeester en wethouders advies uitbrengt omtrent de vraag of het uiterlijk van een bouwwerk waarvoor een bouwaanvraag is ingediend voldoet aan redelijke eisen van welstand. In Eindhoven wordt die rol vervuld door de commissie ruimtelijke kwaliteit. Met het instellen van de commissie ruimtelijke kwaliteit heeft het gemeentebestuur ingezet op een bredere taakveld dan alleen de strikte wettelijke welstandszorg. De commissie heeft ook als taak gekregen om te adviseren over de stedenbouw en over alle ruimtelijke ontwikkelingen van de bebouwde en niet bebouwde omgeving, waaronder dus ook de openbare ruimte. Daarnaast voert die commissie de taken uit van een gemeentelijke monumentcommissie. De leden van de commissie zijn allen betrokken bij of deskundig op het gebied van architectuur, stedenbouw, monumentenzorg, landschapsarchitectuur of openbare ruimte. Hun betrokkenheid of deskundigheid kan worden afgewogen aan hun staat van dienst binnen deze vakgebieden. Dat kan zijn in de ontwerppraktijk, maar evenzeer in het onderwijs, de journalistiek, het openbaar bestuur of het bedrijfsleven. Daarnaast is het van belang dat de leden affiniteit hebben met de stad Eindhoven en daarmee ook enigszins bekend zijn. Voorop staat dat zij een plan naar waarde kunnen schatten en daarover op professionele wijze een afgewogen oordeel kunnen formuleren. Eigen stijlvoorkeuren en opvattingen dienen daarbij buiten beschouwing te blijven. Ook moeten zij hun oordeel en de totstandkoming daarvan op heldere en begrijpelijke wijze kunnen verwoorden, zowel in de richting van architecten en ontwerpers als tegenover een minder deskundige opdrachtgever. In deze contacten is een respectvolle, stimulerende en bemiddelende opstelling onontbeerlijk. De leden zijn volledig onafhankelijk. Dat wil zeggen dat zij hun welstandswerkzaamheden niet verrichten in een vast dienstverband bij de gemeente Eindhoven. Onafhankelijkheid betekent in dit verband niet alleen vrij van het college van burgemeester en wethouders, maar ook van de opdrachtgevers van de te beoordelen bouwplannen. Dat houdt dus in dat geen beoordeling over eigen werk mag plaats vinden en dat een lid van de commissie geen opdracht mag aanvaarden tot het verbeteren van een in de commissie behandeld ontwerp. Ook enige geografische afstand kan bijdragen aan deze onafhankelijkheid, hoewel dit weer op gespannen voet staat met de wens dat leden van de commissie enigszins bekend zijn met de stad Eindhoven. Er is daarom gekozen voor een mengvorm, waarbij enkele leden van de commissie afkomstig zijn uit de stad of de omliggende regio en de overige leden juist daarbuiten wonen en werken. De samenstelling van de commissie was op 1 januari 2010 als volgt: De heer ir. F. Gijsbers, voorzitter (stedenbouwkundige, Eindhoven) Mevrouw M. Hermans, (burgerlid, Eindhoven) Mevrouw K. Tedder (landschapsarchitect, Den Haag) De heer dr. J.E Abrahamse, (architectuurhistoricus, Amsterdam) De heer T. Bähler (architect, Soerendonk) De heer D. Boonstra (architect, Eindhoven) De heer ir. J. van den Burg (restauratie/architect, Eindhoven) De heer H. van der Markt (ontwerper openbare ruimte, Rotterdam) De heer ir. J.Westrik (stedenbouwkundige, Rotterdam)
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
De commissie ruimtelijke kwaliteit werd ambtelijk ondersteund door drie secretarissen: ir. A. de Bie, ir. A. van Dijk en ing. A. Langenberg. De importantie en complexiteit van de aangeboden plannen zijn uiteraard niet altijd van dezelfde orde: een kantorencomplex is niet te vergelijken met een vrijstaande woning of nog extremer, een dakkapel. De secretarissen selecteren de plannen dan ook in eerste instantie naar omvang, complexiteit en importantie en agenderen deze plannen voor de vergadering van respectievelijk de grote, halve of kleine commissie of de subcommissie monumenten. Volgens de Woningwet 2003 is openbaarheid van deze vergaderingen verplicht. Voor de grote, plenaire vergaderingen wordt een vorm gehanteerd waarin op een goede wijze kan worden omgegaan met de vereiste openbaarheid enerzijds en beslotenheid anderzijds voor plannen die nog in een fase van vooroverleg zitten. Daartoe waren de vergaderingen gesplitst in een openbaar en een besloten deel. Het openbare deel werd frequent bezocht door de pers en soms door enkele andere belangstellenden. De overige vergaderingen werden, ondanks de openbaarheid, slechts bezocht door belanghebbenden die hebben verzocht hun plan te mogen toelichten, dan wel om een toelichting op het welstandsadvies hebben gevraagd. Data en plaats van de vergaderingen worden gepubliceerd in Groot Eindhoven en op de gemeentelijke website worden daarnaast ook nog de agenda’s gepubliceerd. De omvangrijke bouwplannen en plannen die van duidelijk belang zijn voor het aanzicht van de stad, worden behandeld in de grote commissie. Daarin hebben alle leden van de commissie zitting en zij is in 2009 achttien maal bijeen gekomen. Ook structuurvisies, ontwerpbestemmingsplannen en voorlopige en/of definitieve stedenbouwkundige plannen (VOSP, DOSP) worden soms aan de commissie ter consultatie voorgelegd. De commissie ruimtelijke kwaliteit buigt zich, conform het raadsbesluit ook over plannen die betrekking hebben op ingrepen in de openbare ruimte. Hoewel het soms enige spanning oproept wanneer dit soort plannen eigenlijk op een iets te laat tijdstip aan de commissie worden voorgelegd, is hierin een kentering waar te nemen. Ook worden deze plannen niet meer alleen aan de commissie voorgelegd enkel omdat het de voorgeschreven nieuwe werkwijze is, maar juist omdat de meerwaarde van een advies van deze deskundigen vaker wordt onderkend. Dit duidt op een betere samenwerking en leidt naar verwachting tot een beter eindresultaat. Ook behandelt de grote commissie de meer beleidsmatige zaken op het gebied van monumentenzorg, zoals voorstellen tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten, cultuurhistorische waarden in kaderstellingen voor gebiedsontwikkeling en vergunningaanvragen voor rijksmonumenten. Ingrijpende plannen voor grotere gemeentelijke monumenten, die stedenbouwkundige implicaties hebben of verband houden met herbestemming worden eveneens in deze grote commissie behandeld. De commissie beperkt zich overigens niet tot de papieren kant van het bouwproces. Periodiek neemt zij ook ter plaatse kennis van het gebouwde resultaat. Dit kan soms aanleiding zijn voor zelfkritiek of herijking van standpunten. Als adviseurs van de commissie ruimtelijke kwaliteit fungeren mevrouw ir. S. Beekman of de heer ir. R. Rijnen en mr. A. Spijkers van de sector Openbare ruimte, Verkeer en Milieu. De subcommissie monumenten bestaat uit twee vaste leden , de heren Abrahamse en Van den Burg, en een roulerend derde lid. De subcommissie monumenten neemt de vergunningaanvragen voor gemeentelijke monumenten, voorbesprekingen en detailuitwerkingen voor haar rekening en tevens vergunningaanvragen voor kleine rijksmonumenten. Daarnaast komen zaken aan de orde die door de grote commissie naar de subcommissie zijn verwezen. Andersom worden zaken voorbereid ter bespreking in de grote commissie.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
De halve commissie bestaat uit een vast commissielid, de heer Bähler, en een roulerend lid. Hiermee is de continuïteit in de beoordeling gewaarborgd. De advisering is in deze gevallen gemandateerd aan de leden van de halve commissie. Tijdens deze bijeenkomsten worden middelgrote bouwplannen behandeld alsmede kleinere plannen die een zekere samenhang en afstemming dienen te vertonen. Hierbij valt te denken aan vrijstaande woningen in de individuele vrije sector, waarvoor uitgangspunten zijn vastgelegd die de samenhang binnen het gehele complex moeten bevorderen. Eveneens kan in deze setting het door de grote commissie verlangde nader overleg plaatsvinden of een toelichting gegeven worden door en op verzoek van architect of opdrachtgever. Ook komen soms grotere plannen aan de orde die in een finaal stadium van de welstandstoets verkeren. In geval van twijfel kan de beoordeling worden aangehouden en het plan worden doorverwezen naar de grote commissie. De halve commissie is tenminste driemaal per maand bijeengekomen. De kleine commissie bestaat uit een vast lid, de heer Boonstra. De advisering valt ook in deze gevallen onder het mandaat van de grote commissie. De kleine commissie houdt elke week zitting, afhankelijk van het aantal aangeboden plannen. Behandeld worden kleine of middelgrote bouwwerken. Ook van hieruit kunnen plannen, in geval van twijfel, worden doorverwezen naar een van beide andere commissies. De secretaris legt een en ander vast in een verslag.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
4. Beoordelingen Op basis van de bovengenoemde werkwijze kan de commissie de grote stroom aanvragen verwerken en de plannen de aandacht geven die ze verdienen. Voor 2010 levert dit de volgende cijfers op:
Grote commissie Halve commissie Kleine commissie Subcommissie mon Ambtelijk Totaal
Aantal vergaderingen 2005 2006 2007 2008 2009 12 12 13 14 18 40 39 40 38 37 59 49 52 50 49 14 23
2010 22 27 51 24
109
124
100
105
116
127
2005 70 573 1305 791 2739
Aantal beoordelingen 2006 2007 2008 2009 94 93 89 117 597 588 703 381 1488 1533 1691 1201 81 276 810 678 516 567 2989 2892 3016 2542
2010 141 322 1162 302 618 2545
Het aantal beoordelingen is dit jaar gelijk gebleven ten opzichte van vorig jaar en blijft daarmee onder het gemiddelde van 2665 plannen per jaar over de laatste 10 jaar. In het licht van de recessie is dat natuurlijk niet geheel een verrassing. Met name het aantal behandelde plannen in halve en kleine commissie is voor het tweede opeenvolgende jaar gedaald. In die vergaderingen was de crisis in de bouw het meest voelbaar. Het aantal vergaderingen van de halve commissie kon dan ook flink worden teruggebracht. Het aantal vergaderingen van de kleine commissie is met twee toegenomen, maar de totale vergadertijd is nagenoeg gelijk gebleven. Wat ook opvalt is dat de ambtelijke afdoening in absolute en relatieve zin verder is gestegen. Een reden daarvoor is niet precies aan te geven. Die kan enerzijds gelegen zijn in een geringere complexiteit van kleine aanvragen en anderzijds in de effectiviteit van de objectgerichte welstandscriteria. Het aantal vergaderingen van de subcommissie monumenten en het aantal behandelde plannen daarin is ten opzichte van 2009 licht gestegen. De trend dat het aantal adviezen van de grote commissie toeneemt, tekende zich al in 2009 af en heeft zich in 2010 doorgezet. Het aantal vergaderingen van de grote commissie is dan ook opgevoerd naar 22 per jaar. Dit is overigens wel ten koste gegaan van een halve commissie per maand. Gelet op het dalende aantal plannen voor deze commissie heeft dat echter geen problemen opgeleverd qua doorlooptijd of dienstverlening. Hoewel de indruk wel eens bestaat dat het aantal negatieve beoordelingen de positieve zou overheersen ontzenuwen de cijfers deze misvatting: Aantal beoordelingen Totaal Akkoord niet akkoord bevinding
2006 2989 1812 713 438
% 100 61 24 15
2007 2892 1767 606 469
% 100 61 21 16
2008 3016 1708 699 519
% 100 57 23 17
2009 2542 1338 498 625
% 100 53 20 25
2010 2545 1350 425 713
% 100 53 17 28
Ook dit jaar is het aantal bevindingen weer toegenomen. Bij een bevinding geeft de commissie ruimtelijke kwaliteit haar inhoudelijke commentaar op een bouwinitiatief, zonder dat daaraan een waardeoordeel als Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
akkoord of niet akkoord wordt gekoppeld. Een bevinding wordt ook geformuleerd wanneer een gesprek plaats vindt over wijzigingen van een plan, zonder dat deze wijzigingen al ondubbelzinnig op papier zijn vastgelegd. De stijging is te verklaren omdat steeds meer aanvragers in een zeer vroeg stadium van hun bouwinitiatief de commissie consulteren. Het aantal gesprekken vertoonde dan ook andermaal een stijgende lijn. Dat het percentage negatieve beoordelingen is gedaald, heeft zeer waarschijnlijk te maken met de effectiviteit van het vooroverleg. Het verschil tussen het totaal en de som van de afzonderlijke aantallen is gelegen in het feit dat in 2% van de gevallen tijdens de behandeling moest worden geconstateerd dat beoordeling onmogelijk was zonder aanvullende gegevens of toelichting en daarom opnieuw moest worden geagendeerd. Voor bijzondere plannen spreekt de commissie haar waardering uit in de vorm van een “stip”. Zij geeft daarmee aan dat zij van oordeel is dat het plan de potentie heeft om, afhankelijk van de uitvoering, in aanmerking te kunnen komen voor een nominatie voor de architectuurprijs van de gemeente Eindhoven, de Dirk Roosenburgprijs. Opgemerkt wordt overigens dat uit oogpunt van zorgvuldigheid geen stippen worden gegeven aan plannen die zijn ontworpen door leden van de commissie. In 2010 heeft de commissie deze stip uitgereikt aan de volgende plannen: 10/2596
09/3380 Ministerlaan 40 Eindhoven
Dr Schaepmanlaan 9
uitbreiden van een woning
plaatsen kunstpaviljoen, "wintertuin", vijver
AANVRAGER/MELDER: Dhr En Mevr Sanders-
en beeldmuur
Teunissen
AANVRAGER/MELDER: R. Hunting
ARCHITECT: Architecten-En-En 10/0123
10/1386 Heerbaan/Noord Brabantlaan
Glaslaan 2
Bouwen van fietsbruggen
verbouwen industriegebouw SAN tot multi-
AANVRAGER/MELDER:Gemeente Eindhoven
functionele ruimtes
ARCHITECT: ipv Delft
AANVRAGER/MELDER: Stichting Trudo ARCHITECT: Jo Coenen & Co Architecten
09/3111 Park Forum 420
10/1387
bouwen van een bedrijfsruimte met woning
Glaslaan 2
AANVRAGER/MELDER: Porthos Vastgoed Bv
verbouwen gebouw SBP
ARCHITECT: Wvttk Architecten
AANVRAGER/MELDER: Stichting Trudo ARCHITECT: Diederendirrix Architecten B.V.
10/2732 Faunuslaan 16
08/0232
Emmasingel 31
uitbreiden van een woning
uitbreiden van het "philipsfabriekje"
AANVRAGER/MELDER: GHJ Rutgers
AANVRAGER/MELDER: Philips Electronics
ARCHITECT: Jan Schevers Architect
Nederland B.V. ARCHITECT: Gsg Architecten
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
5. De manier waarop het college is omgegaan met de adviezen van de commissie ruimtelijke kwaliteit Zoals in de inleiding reeds is vermeld zal in dit jaarverslag worden opgenomen op welke wijze burgemeester en wethouders in het jaar 2010 zijn omgegaan met de welstands- en monumentenadviezen. Geconstateerd kan worden dat het college in geen enkel geval het oordeel van de commissie naast zich neer heeft gelegd. Die intentie is er overigens wel geweest bij een plan waarover de commissie negatief adviseerde. Voordat dit besluit werd genomen werd de vergunning echter van rechtswege verleend wegens het overschrijden van de termijn. Het betrof hier: 10/1347 Bazelbuurt (ongenummerd) vernieuwen van kozijnen, dakkapellen, dakpannen en begane grondvloeren 16 woningen AANVRAGER/MELDER: Stichting Woonbedrijf Sws Hhvl reguliere bouwvergunning
6. Advisering bij lichte bouwvergunningen In artikel 48 van de Woningwet is bepaald dat burgemeester en wethouders niet verplicht zijn een aanvraag voor licht-vergunningplichtige bouwwerken voor te leggen aan de welstandscommissie. Zij zullen in elk geval zelf een oordeel moeten vellen of deze gevallen voldoen aan redelijke eisen van welstand. In 2010 is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Alle aanvragen om bouwvergunning zijn voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. Zoals hiervoor al opgemerkt, is op basis van de welstandsnota de secretaris van de commissie gemandateerd om in bepaalde gevallen een welstandsadvies af te geven. In 2010 is dat voor wat betreft de lichte bouwvergunningen in 354 van de 556 gevallen gedaan. Dit houdt in dat 62% van de lichte bouwvergunningen door de secretarissen is getoetst. Overigens zijn deze adviezen steeds door de commissie achteraf formeel vastgesteld. Overigens moet worden bedacht dat de categorie lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken per 1 oktober 2010, met het van kracht worden van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, is komen te vervallen
7. Aanschrijvingen en bestuursdwang Artikel 13 van de Woningwet biedt aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid om eigenaars van bestaande bouwwerken of standplaatsen aan te schrijven wanneer dat eigendom in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dat kan ook wanneer dat het geval is met bouwwerken waarvoor geen vergunning aangevraagd behoeft te worden. In 2010 is in één geval aangeschreven louter op bovengenoemde grond. Het betrof het schilderen van de voorgevel van Vondellaan 9. Nadat de in een aanschrijving ex artikel 13 WW genoemde termijn is verstreken en niet tot aanpassing of sloop van hetgeen in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand, is overgegaan, kan volgens de Woningwet over worden gegaan tot bestuursdwang. Van deze mogelijkheid is in het jaar 2010 gebruik gemaakt in het geval van het geheel donkergrijs geschilderde pand Limburglaan 43. Dit beeldbepalende pand is vanaf zijn oplevering in de jaren vijftig, overeenkomstig zijn modernistische stijl, altijd geheel wit geweest. Na het donkergrijs schilderen in 2009 is de eigenaresse aangeschreven. Op verzoek heeft de commissie ruimtelijke kwaliteit daaraan meerdere, zeer goed onderbouwde adviezen gegeven, gebaseerd op de door de raad in de welstandsnota vastgestelde criteria ten aanzien van excessen.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
De commissie Beroep is echter van mening dat het bestreden besluit onterecht genomen is omdat er haar inziens geen sprake is van een welstandsexces. Zij hanteert daarbij geheel eigen criteria. Zij heeft daarbij tevens bepaald dat dit soort vraagstukken in het geheel niet aan de commissie ruimtelijke kwaliteit zouden hoeven te worden voorgelegd. Daarbij gaat de bezwarencommissie wel heel erg op de stoel van de commissie ruimtelijke kwaliteit zitten. Sterker nog, zij zet als het ware een streep door een bepaling zoals deze door de gemeenteraad vast is gelegd in de welstandsnota. De sector Vergunningen Toezicht en Handhaving heeft besloten om daartegen niet contrair te gaan en derhalve niet meer handhavend op te treden. Het handhavingsproces is daarmee niet tot het einde toe doorlopen en tot besluitvorming door burgemeester en wethouders is het niet meer gekomen. Niet alleen is daarmee een beeldbepalend pand uit de modernistische school van haar belangrijkste kenmerk ontdaan, ook juridisch is hiermee een grote onduidelijkheid geschapen nu de commissie beroep in dit verband de welstandsnota niet als toetsingskader gebruikt maar daar haar eigen criteria voor in de plaats stelt.
8. Adviezen over stedenbouwkundige ontwikkelingen Dat de commissie ruimtelijke kwaliteit over een breder taakveld adviseert dan alleen de welstands- en moumentenzorg is duidelijk waarneembaar. Zo is er geadviseerd over de ontwikkelingsvisies voor de A2-zone (Brainport Avenue) en het stationsgebied over de plannen voor het St Servaasplein, Animali en woongebied Acht. Ook boog de commissie zich over de landschapsvisie TU-campus Ook de bespreking van de plannen voor het gebied Eckartdal is aanleiding geweest voor een bezoek van de commissie. Een opvallende rol in de advisering in 2010 was weggelegd voor de ontwikkelingen rond de voormalige Constant Rebequekazerne aan de Oirschotsedijk, waar de Internationale School Eindhoven zal worden gevestigd. In het verslagjaar heeft de commissie viermaal de ontwikkelingsvisies van drie verschillende partijen onder ogen gekregen. Voorafgaand daaraan heeft de commissie ter plaatse een goede indruk van de locatie gekregen.
9.
Adviezen over ontwikkelingen in de openbare ruimte
Inzake de openbare ruimte heeft de commissie zich kunnen buigen over de infrastructuur van de tweede HOV-lijn en het infraplan Heezerweg. Daarnaast is de herinrichting van het Vredesplein en het Catharinaplein aan de orde geweest. Ook heeft de commissie plannen gezien voor de herinrichting van de Alb. Thijmlaan, Kruisstraat evenals de inrichting van de openbare ruimte van de Bloemenbuurt.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
10.
Cultuurhistorische waarden en gebiedsontwikkeling
De commissie werd betrokken bij grote projecten en ontwikkelingsvisies om aan te geven met welke cultuurhistorische waarden rekening gehouden moet worden. Sinds 2005 werkte de commissie met door het college vastgestelde “Richtlijnen voor bouwhistorisch- en cultuurhistorisch onderzoek” dat aan de opstellers van dergelijke rapporten werd meegegeven. De historische analyse voor gebiedsontwikkeling is hiermee helderder geworden en de toetsing is daardoor inzichtelijker. Cultuurhistorisch waardenkaart De betrokkenheid van de gemeente met cultuurhistorische waarden kwam niet alleen voort uit het in Vitaal Verleden geformuleerde beleid, maar was ook het gevolg van de cultuurhistorische waardenkaart van NoordBrabant. Deze was voor het provinciaal bestuur een toetsingsinstrument geworden om te bepalen of op een verantwoorde manier met historisch waardevolle structuren wordt omgegaan. Ook de inrichting van de openbare ruimte draagt sterk bij aan de herkenbaarheid van historische structuren. De commissie heeft daarover ook enkele malen uitspraken gedaan, waarbij zij constateerde dat hiermee bij het ontwerpproces te weinig rekening wordt gehouden. In 2008 is de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart door de raad vastgesteld. De toenmalige commissie sprak daarbij de verwachting uit dat met dit beleidskader cultuurhistorie nog duidelijker dan voorheen een rol gaat spelen in het planproces. In 2009 is daarvan zeker sprake geweest: in toenemende mate worden plannen beoordeeld die zijn voorzien van een cultuurhistorisch onderzoek. Voorbeelden daarvan zijn de plannen voor het Van der Schoot terrein aan de Bergstraat , het TU/e-terrein en Eckartdal. In een enkel geval is een plan terugverwezen omdat een dergelijk onderzoek ontbrak.
11.
De ontwikkeling van het monumentenbestand
Al vóór 1972 waren er in Eindhoven 11 rijksmonumenten. In 1975 werd voor het eerst een Eindhovense monumentenlijst ter grootte van 85 adressen vastgesteld, 62 gemeentelijke monumenten en 23 rijksmonumenten. In 1989 werd die lijst aangevuld met de aanwijzing van de 265 woningen in het Witte Dorp als gemeentelijk monument. Vanaf 1984 hebben leden van de monumentencommissie gewerkt aan een onderzoek dat moest leiden tot een aanvulling van de gemeentelijke monumentenlijst, aanvankelijk met panden van vóór 1920. Dat leidde in 1994 tot vaststelling van een lijst met 1446 gemeentelijke monumenten en 28 rijksmonumenten. De provincie Brabant begon eind jaren ‘80 een inventarisatie van de bouwkunst tussen 1850 en 1940, dat voor Eindhoven een MIP lijst opleverde waar 1883 adressen op staan. Zij selecteerde met een MSP lijst 114 adressen, het Witte Dorp en vier te beschermen stadsgezichten. Als rijksmonument werden in de loop van 2001 uit die MSP lijst 89 adressen plus het Witte Dorp aangewezen, en 23 adressen niet. (De provincie heeft op haar provinciale cultuurhistorische waardenkaart alle MIP objecten opgenomen.) Daardoor ontstond een monumentenlijst met 1111 gemeentelijke monumenten en 377 rijksmonumenten. Als uitwerking van het monumentenbeleid Vitaal Verleden begon vanaf 2001 een proces van doorlichting en actualisering. Deze doorlichting was vooral gericht op de periode 1900-1945. Uitgangspunt bij de actualisering van het monumentenbestand was de beleidsdoelstelling: het herkenbaar houden van de historische ontwikkeling van de stad. Wat verdiende op grond van het beleid bescherming en wat was minder van belang? Dit mondde in de loop van 2005-2008 uit in een serie voorstellen tot aanwijzing van boerderijen, scholen, niet aangewezen MSP objecten, en andere. In het verslagjaar 2010 is besloten tot intrekking van 95 panden in Villapark Tongelre. Daarmee telt de Eindhovense monumentenlijst 1361 gemeentelijke monumenten en 483 rijksmonumenten, grofweg uit de periode tot aan 1945. Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
Voor de toekomst staat een groei van de monumentenlijst te verwachten. Als het aantal monumenten wordt afgezet tegenover het aantal inwoners dan waren er in 1945 125000 inwoners die het huidige aantal van ongeveer 1800 monumenten “produceerden”. In 1960 (50 jaargeleden) waren er 166000 inwoners die 2400 monumenten “opbrachten”. Bij dat laatste zit natuurlijk veel wederopbouw. Moeten wij 3100 monumenten hebben in 2010? Ondertussen is duidelijk geworden dat de registratie te wensen over laat. Naast het feit dat oude omschrijvingen van monumenten in een aantal gevallen onvolledig zijn, blijken ook postadres en monument niet altijd meer overeen te komen. De omzetting van de monumentenlijst van adressenlijst naar objectenlijst is nu gaande. Intrekking Nadat in 2007 in eerste instantie alleen was aangegeven van welke monumenten na een kritische toets de aanwijzing ingetrokken zou kunnen worden, werd de intrekking in 2010 geëffectueerd. Dat betrof 95 woningen in Villapark Tongelre. Deze panden werden in 1994 aangewezen werden omdat toen het beschermde stadsgezicht nog niet bestond. 1850-1940 revisited Op verzoek van de raadscommissie is de MIP-lijst nog eens vergeleken met de huidige monumentenlijst. Er is een serie panden naar voren gekomen die niet eerder in beschouwing is geweest. De commissie adviseerde om 42 objecten op 87 adressen aan te wijzen, om 10 panden niet aan te wijzen en om 1 cultuurhistorisch object te vermelden. Wederopbouwperiode De periode van de Wederopbouw krijgt steeds meer aandacht. Het is een periode die voor Eindhoven buitengewoon belangrijk is geweest. Niet alleen vanwege het bombardement op de binnenstad, maar ook omdat de stad toen een enorme groei doormaakte en grote projecten werden gerealiseerd die sterk hun stempel hebben gedrukt op het stadsbeeld. Er is al veel inventarisatiewerk verricht, dat helaas door gebrek aan capaciteit al jarenlang nog geen vervolg heeft gekregen. De verzoeken uit 2009 tot aanwijzing als gemeentelijk monument van de Demer, de Hermanus Boexstraat, de Kruisstraat/Gildelaan/Nieuwe Fellenoord (gedeeltelijk) en Heezerweg 262-304, ingebracht door de Stichting Behoud Wederopbouwerfgoed Eindhoven zijn in 2010 niet in behandeling geweest. Het actualisatieproces van aanwijzing en intrekking moest eerst afgelopen zijn. Dat was eind 2010 met de intrekking bijna zo ver. Religieus Erfgoed De subcommissie bezocht gebouwen uit de vooroorlogse en wederopbouwperiode. Interieur, exterieur en stedenbouwkundige situatie zijn onderwerp van onderzoek geweest. Uit een groslijst van 30 objecten van 28 oktober 2009 koos de commissie op 27 januari 2010 16 objecten uit die als monument worden voorgedragen. Op enkele twijfelgevallen wordt nog gestudeerd. Een definitief voorstel wordt in 2011 verwacht.
12.
Bouwplannen van beschermde monumenten
In 2010 zijn er 81 aanvragen monumentenvergunning ingekomen. Door de invoering van de WABO (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht) in oktober 2010 zou het onderscheid tussen bouw- en monumentenvergunning niet meer mogen voorkomen. Er is voortaan slechts sprake van één omgevingsvergunning. De wijzigingen aan monumenten die zonder of in strijd met vergunningen worden aangebracht, blijven voorkomen. Alle energie die gestoken wordt in voorschriften, procedures en adviezen is tenslotte alleen effectief als de gemeente ook handhavend optreedt. De commissie heeft tot haar grote spijt vastgesteld dat het toezicht op het wijzigen van monumenten te kort schiet. Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
13.
Subsidies
In 2010 werden weliswaar 21 subsidie-aanvragen gehonoreerd. Toch werden niet alle werken waarvoor een subsidiebeschikking is afgegeven ook uitgevoerd. Het blijkt dat sommige restauratiewerken meer tijd in beslag nemen en dat een enkele aanvrager afziet van uitvoering. Het kwam voor dat men de regeling niet goed gelezen had en in de veronderstelling was dat bepaalde werkzaamheden die 100% subsidiabel gesteld zijn, ook voor de volle 100% door de gemeente betaald zouden worden! De term subsidiabel (door de aanvrager te maken kosten) en subsidie (een uit te keren bedrag) worden wel vaker door elkaar gehaald. Verder werden de termijnen van behandeling van een aanvraag als te lang ervaren. Het voornemen bestaat om de regeling aan te passen waarbij een aanvrager één keer de gelegenheid krijgt om binnen drie weken aanvullende gegevens in te dienen, hierna zal de aanvraag geweigerd worden. Dit maakt de voorspoedige afhandeling van de complete aanvragen binnen een korte termijn mogelijk. De beschikbare middelen waren toereikend om alle aanvragen te honoreren. Dit maakte een interventie van de commissie ruimtelijke kwaliteit overbodig. Vanaf 2011 moeten alle beschikkingen geoormerkt worden waardoor de middelen gedurende de termijn van minstens twee jaar beschikbaar blijven. Verder moet de subsidieregeling ook aangepast worden met betrekking tot de subsidiabele kosten. Een specificatie is nodig om meer in lijn te komen van de restauratiesubsidie van het rijk. Het rijk kent een jaarlijks bijgesteld uurloon. De schade die door reiniging en nieuw voegwerk ontstaat is op veel plaatsen groter dan de verbetering die men tracht na te streven. Daarom zal slechts in zeer uitzonderlijke gevallen hiervoor subsidie worden verstrekt. Het reconstrueren van verdwenen onderdelen zal eveneens met veel terughoudendheid worden benaderd. In het door Nederland ondertekende verdrag van Venetië is reconstructie in principe niet gewenst. Verder zou er meer eenduidigheid binnen de regels zelf moeten komen. Daarbij moet smeedwerk en ander metaalwerk onderscheiden worden. Het aantal aanvragen voor 2011 zal naar alle waarschijnlijkheid lager zijn dan 2010 omdat in 2010 veel aanvragen voor een geringe subsidie werden ingediend. Voor 2011 zijn enkel grote aanvragen ontvangen.
14.
Documentatie en registratie
Registratie De Monumentenverordening 2006 schrijft voor dat er ten behoeve van de gemeentelijke monumenten een monumentenregister opgesteld moet worden. Dat register moet ten minste vier zaken bevatten die met dat monument te maken hebben. Adres, kadastrale aanduiding, omschrijving en aanwijzingsdatum. Er zijn voortdurend verzoeken die om deze gegevens vragen. Dit register was tot nu toe een Excel bestand dat handmatig werd bijgehouden. Dat werkt steeds minder in een digitaal tijdperk waarin steeds meer gegevens worden geregeld en vastgelegd. In 2009 werden de Wkpb en de BAG ingevoerd. De Wkpb (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen) vereiste dat alle monumenten in Eindhoven aan het Kadaster opnieuw werden doorgegeven. De BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) vereist een eenduidige adressering en dat schortte er nogal eens aan in de oude monumentenlijsten. Bovendien komen enkele digitale systemen te vervallen die de gemeente altijd gebruikte (BGB en ADR) en die registraties bevatten van de monumenten.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
Door de invoering van de WABO (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht) werden deze zaken op scherp gezet. Als er nu een aanvraag omgevingsvergunning inkomt moet de gemeente kunnen constateren, of de aanvrager dat nu wel of niet aangeeft, dat op het opgegeven adres wel of niet een beschermd monument staat. Dat lukt alleen als de actuele adresbestanden (vanwege de BAG) en Kadaster worden gekoppeld met de administratiesystemen die aanvragen verwerken. Dit blijkt vooralsnog een zeer moeilijke zaak. Het werk aan een goede documentatie werd in 2010 wel voortgezet maar door de veranderende kaders zal vooralsnog een correcte, actuele, vlotte en digitale oproeping van de monumentengegevens een wensbeeld zijn. Documentatie. De gegevens omtrent de monumenten worden analoog bewaard in documentatiemappen opdat voor het dagelijks gebruik dit direct toegankelijk is. Digitaal is de monumentenlijst oproepbaar op de website van de gemeente Eindhoven samen met meerdere zoekmogelijkheden naar rijksmonumenten, subsidie en formulieren. Uiteindelijk moeten ook die papieren documentatiemappen gedigitaliseerd worden. In het licht van de hierboven beschreven registratieproblemen is dat vooralsnog niet aan de orde.
15.
Welstandsnota
Door het secretariaat van de commissie wordt, onder verantwoordelijkheid van de sector Gebiedsontwikkeling, gewerkt aan de verfijning van de welstandsnota. Deze nota is in de Woningwet 2003 verplicht gesteld. Dit houdt in dat uiterlijk op 1 juli 2004 een dergelijke nota door de gemeenteraad moest zijn vastgesteld. Het eerste deel, waarin de werkwijze van de commissie is beschreven, is op 2 juni 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. Het tweede deel, waarin de algemene en objectgerichte criteria zullen worden omschreven, is door de raad vastgesteld op 19 april 2004. Daarmee is voldaan aan de wettelijke verplichting tot het vaststellen van een welstandsnota. Daarmee is de Eindhovense welstandsnota echter nog niet compleet. Het deel met gebiedsgerichte criteria wordt gebiedsgewijs uitgewerkt en in procedure gebracht. Aangezien daartoe geen wettelijke verplichting bestaat kan dit na 1 juli 2004 stapsgewijs plaatsvinden. Ook beeldkwaliteitplannen maken naar de aard van hun inhoud deel uit van de welstandsnota. In dit verslagjaar 2010 zijn door de gemeenteraad twee beeldkwaliteitplannen vastgesteld, te weten Putten fase 2 en Strijp R. Ook de vaststelling van het reclamebeleid mag hier worden genoemd. De nota “Ruimte en grenzen” mag dan formeel los staan de welstandsnota, hij sluit hierop echter wel naadloos aan, omdat hij criteria bevat waaraan de commissie reclame kan toetsen.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
16.
Quick scan
Toen de gemeenteraad in 2008 besloot tot het instellen van de commissie ruimtelijke kwaliteit, is toegezegd dat na één jaar een tussentijdse evaluatie zou plaatsvinden van het functioneren en de samenstelling van de commissie. Omdat de commissie ruimtelijke kwaliteit slechts een van de actoren is binnen het kader van de ruimtelijke kwaliteit, is vanuit de ambtelijke organisatie voorgesteld om dit onderzoek uit te breiden naar de omgeving waarin de commissie opereert. Dit onderzoek is in het laatste kwartaal van 2009 uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers en heeft bestaan uit interviews met de grote commissie, het secretariaat, projectinspecteurs van de sector VTH, beleidsambtenaren en projectleiders. Ook is telefonisch gesproken met de wethouder en met een aantal externe bezoekers van de commissie. De commissie heeft daarna nog de gelegenheid gehad om op de bevindingen te reageren. De resultaten van het onderzoek, aangevuld met conclusies en aanbevelingen zijn begin 2010 gepresenteerd en aan het college en de raad aangeboden. Hoewel de commissie op dat moment nog maar iets meer dan een jaar in deze vorm functioneerde, kon toch de conclusie worden getrokken dat de instelling van een geïntegreerde commissie is een goede beslissing gebleken. De inhoudelijk brede samenstelling van de commissie heeft bijgedragen aan eenduidigheid in de adviezen en een meer integrale benadering van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Op basis van deze bevindingen hoeft het aantal commissieleden niet uitgebreid te worden. Ook de samenstelling en de verdeling van disciplines hoeft niet veranderd te worden. Ad hoc kan ontbrekende expertise worden aangetrokken. Over het algemeen is men tevreden over de werkwijze, al zou de rol en positionering van de commissie en de werkwijze kunnen worden verbeterd. Door de samenvoeging en uitbreiding van het taakveld is de druk op de vergaderingen groot, maar er waren begin 2010 al maatregelen getroffen om efficiënter te werken en de vergaderfrequentie te verhogen. Wil de commissie de beoogde rol goed kunnen vervullen, dan zal zij meer dan voorheen het geval was in een vroeg stadium in het planproces betrokken moeten worden. Ook dient de rol van de commissie in het planproces intern en extern breder bekend te zijn en duidelijker te worden gepositioneerd. Aan een duidelijke formulering van adviezen en argumentaties zal meer aandacht worden besteed, w.o. expliciete toetsing aan regelgeving voor monumenten.
17.
Knelpunten
Naar haar tevredenheid kan de commissie constateren dat knelpunten zoals genoemd in het jaarverslag 2009 zich niet meer hebben voorgedaan in het jaar 2010. Het verplaatsen van de vergaderruimte van het KBC naar het Stadhuis heeft de gesignaleerde bezwaren opgelost en een gewijzigde werkwijze ten aanzien van Strijp S heeft geleid tot een meer efficiënte oordeelsvorming in de commissie. Ook de knelpunten ten aanzien van de volgtijdigheid van de consultatie en de afstemming met de sector Projectmanagement hebben zich in 2010 niet voorgedaan. Wel heeft de commissie in het verslagjaar andermaal moeten constateren dat de rol van de sector Grond & Vastgoed als opdrachtgever in het bouwproces ten aanzien van monumenten niet in alle gevallen voldeed aan de voorbeeldfunctie die daaraan mag worden toegedacht. Dit uitte zich bijvoorbeeld in een onvoldoende borging van de cultuurhistorische component van een monument aan de Jeroen Boschlaan. Het sectormanagement zal proberen daarin sturend op te treden, nu een gesprek met de voorzitter van de commissie geen effect lijkt te hebben gehad.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
18.
Samenvatting
Terugblikkend over het jaar 2010 wordt in het jaarverslag door de voorzitter in zijn voorwoord de volgende conclusies getrokken: De eerste evaluatie van het functioneren van de commissie ruimtelijke kwaliteit laat een positief beeld zien. De crisis en de gevolgen van de invoering van de WABO gaan niet ongemerkt aan de commissie voorbij. Het door het college voorgestelde beleid voor een verregaand welstandsvrij maken van de gemeente, behoudens majeure projecten, zou heroverwogen moeten worden en worden ingewisseld voor: welstandsvrij waar het kan, kwaliteit waar het moet. Vergaderingen commissie ruimtelijke kwaliteit. Het aantal welstandsadviezen is in het verslag jaar 2010 gelijk gebleven ten opzichte van 2009. Dat is in het licht van de recessie niet verwonderlijk. Met name het aantal behandelde plannen in halve en kleine commissie is voor het tweede opeenvolgende jaar gedaald. In die vergaderingen was de crisis in de bouw het meest voelbaar. Het aantal vergaderingen van de halve commissie kon dan ook worden teruggebracht, maar de totale vergadertijd is nagenoeg gelijk gebleven. Wat ook opvalt is dat de ambtelijke afdoening in absolute en relatieve zin verder is gestegen. Een reden daarvoor is niet precies aan te geven. Die kan enerzijds gelegen zijn in een geringere complexiteit van kleine aanvragen en anderzijds in de effectiviteit van de objectgerichte welstandscriteria. Het aantal vergaderingen van de subcommissie monumenten en het aantal behandelde plannen daarin is ten opzichte van 2009 licht gestegen. De trend dat het aantal adviezen van de grote commissie toeneemt, tekende zich al in 2009 af en heeft zich in 2010 doorgezet. Het aantal vergaderingen van de grote commissie is dan ook opgevoerd naar 22 per jaar. Dit is overigens wel ten koste gegaan van een halve commissie per maand. Gelet op het dalende aantal plannen voor deze commissie heeft dat echter geen problemen opgeleverd qua doorlooptijd of dienstverlening. Manier waarop het college is omgegaan met de welstandsadviezen. In één geval heeft het college de intentie gehad om het welstandsadvies naast zich neer te leggen. Wegens het overschrijden van de behandeltermijn en het daarop volgen van het van rechtswege verlenen van de vergunning, is die intentie echter niet geëffectueerd. Aanschrijvingen en bestuursdwang. In één geval is een eigenaar aangeschreven in het kader van artikel 13 Woningwet wegens een situatie die in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Van de mogelijkheid om over te gaan tot bestuursdwang is er in dit kader geen gebruik gemaakt. Adviezen over ontwikkelingen in de openbare ruimte. Zoals in haar taakopdracht is omschreven buigt de commissie ruimtelijke kwaliteit zich ook over plannen in de openbare ruimte. In 2010 is dat in zeven gevallen gebeurd. Cultuurhistorische waarden en gebiedsontwikkeling. Vanaf 2009 is de cultuurhistorische waardenkaart een meer prominente rol gaan spelen in de verschillende planprocessen. In toenemende mate werden plannen beoordeeld die voorzien waren van een cultuurhistorisch onderzoek. Voorbeelden daarvan zijn de plannen voor het Van der Schoot terrein aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010
Bergstraat , het TU/e-terrein en Eckartdal. In een enkel geval is een plan terugverwezen omdat een dergelijk onderzoek ontbrak. Monumentenbestand. In het verslagjaar 2010 is besloten tot intrekking van 95 panden in Villapark Tongelre. Daarmee telt de Eindhovense monumentenlijst 1361 gemeentelijke monumenten en 483 rijksmonumenten, grofweg uit de periode tot aan 1945. De registratie laat te wensen over. Postadres en monument blijken niet altijd meer overeen te komen. De omzetting van de monumentenlijst van adressenlijst naar objectenlijst is nu gaande. In het verslagjaar is tevens verder gewerkt aan het religieus erfgoed. Op 27 januari 2010 koos de commissie 16 objecten uit die als monument worden voorgedragen. Op enkele twijfelgevallen wordt nog gestudeerd. Een definitief voorstel wordt in 2011 verwacht. De periode van de Wederopbouw krijgt steeds meer aandacht, maar dit heeft door gebrek aan capaciteit nog geen vervolg gekregen. Subsidies. Uit het subsidiebudget zijn in 2010 21restauratieprojecten gehonoreerd. Documentatie en registratie Met de invoering van de BAG en de Wkpb vereist een betere registratie van de monumenten dan de huidige papieren versie. Hieraan wordt gewerkt. Welstandsnota. Ook in 2010 is de nota nog uitgebreid en wel met een tweetal beeldkwaliteitplannen. Quick scan. In 2008 is aan de raad toegezegd dat de samenstelling en het functioneren van de commissie ruimtelijke kwaliteit na één zou worden geëvalueerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers. Het resultaat is begin 2010 voorgelegd aan het bestuur. Knelpunten. In dit hoofdstuk wijst de commissie op een knelpunt op de rol van de sector Grond & Vastgoed als opdrachtgever bij verbouwingen aan monumenten.
Commissie ruimtelijke kwaliteit Jaarverslag 2010