Jaarbericht 2010
De Raad in ontwikkeling
Kinderen beschermen, dat doen we samen | www.kinderbescherming.nl
> Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 >
Inhoudsopgave
Voorwoord
Jaarbericht 2010
De Raad in ontwikkeling
De rol van de Raad > Beschermingszaken > Strafzaken > Gezag en omgang na scheiding > Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen
5 7 8 10 11
Regio’s > Amsterdam en Gooi & Vechtstreek > Friesland en Flevoland > Gelderland > Groningen en Drenthe > Haaglanden en Zuid-Holland Noord > Limburg > Midden- en West-Brabant > Noord- en Zuidoost-Brabant > Noord-Holland > Overijssel > Rotterdam-Rijnmond > Utrecht > Zuid-Holland Zuid en Zeeland > Landelijk Bureau
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Clientenbeleid
30
Colofon Uitgave Raad voor de Kinderbescherming www.kinderbescherming.nl Maart 2011 Ontwerp Richard Sluijs Ontwerpen, Den Haag Fotografie Piek, Den Haag Druk Vijfkeerblauw, Rijswijk
De Raad voor de Kinderbescherming komt op voor de rechten van het kind van wie de ontwikkeling en opvoeding worden bedreigd. In gezinnen met ernstige problemen, in het jeugd strafrecht, bij scheiding van ouders die zelf geen omgangs regeling kunnen afspreken en voorafgaand aan adoptie. Elk kind moet de gelegenheid krijgen zich te ontwikkelen tot een zelfstandige en evenwichtige volwassene. Dat geldt ook voor kinderen in de knel. De Raad onderzoekt de situatie in gezinnen waar opvoeden een probleem is geworden en waar ouders de noodzakelijke hulp weigeren. De Raad kan dan aan de kinderrechter verzoeken een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad de rechter over gezag en omgang na scheiding, als ouders er zelf niet uitkomen. Komt een jongere in aanraking met justitie, dan onderzoekt de Raad de situatie van de jongere en adviseert aan Openbaar Ministerie en kinderrechter over een passende sanctie, die bijdraagt aan een beter toekomstperspectief voor de jongere. Ten slotte onderzoekt de Raad of mensen die een kind willen adopteren geschikt zijn als adoptiefouders. Na jaren van sterke groei daalde in 2010 het aantal beschermingsonderzoeken door de Raad met ruim 1.000 ten opzichte van het voorgaande jaar naar iets meer dan 19.000 in totaal. Ook het aantal onderzoeken in jeugdstrafzaken daalde, in totaal zijn ruim 33.000 onderzoeken afgerond. Dit zijn er zo’n 1200 minder dan in 2009. Dat is vooral te verklaren door de daling in de geregistreerde jeugdcriminaliteit. De Raad coördineerde in 2010 ruim 18.000 taakstraffen, 3000 minder dan het jaar daarvoor. Het aantal onderzoeken naar gezag en omgang na scheiding gaf geen daling te zien, maar een kleine groei.
In 2010 heeft de Raad intensief verder gewerkt aan het verbeteren van de manier van werken. Doel van het Meerjarenprogramma 2008-2011 is sneller, doeltreffender en professioneler op te treden, in het belang van de betrokken kinderen en jongeren. De resultaten mogen er zijn. Een beschermingsonderzoek bij de Raad was in 2010 twee keer zo snel afgerond als in 2008, met behoud van kwaliteit. Een belangrijke succesfactor hierbij is dat raadsonderzoekers aan minder zaken tegelijk werken, zodat ze intensiever en meer geconcentreerd in elk onderzoek kunnen optreden. Bovendien werkt de Raad met een nieuwe onderzoeksmethode, gestoeld op de jongste wetenschappelijke inzichten. Ook de samenwerking met ketenpartners zoals Bureau Jeugdzorg is intensiever geworden. In 2010 is een vergelijkbare verandering bij strafonderzoeken in gang gezet. Ook hier werkt de Raad samen met ketenpartners als politie, het Openbaar Ministerie, de kinderrechters en de Jeugdreclassering aan verbetering van de samenwerking, aanpassing van de werkprocessen en actualiseren van de onderzoeksmethode. Jongeren die strafrechtelijk in de fout gaan, kunnen dan op maat worden aangepakt. Liefst met gedragsinterventies die bewezen bijdragen aan vermindering van de recidive. Inmiddels ontwikkelt de Raad zich meer en meer tot een lerende organisatie, die zich snel en flexibel aanpast aan veranderingen in de omgeving. De wettelijke gronden voor kinderbeschermingsmaatregelen veranderen, het stelsel van jeugdzorg en jeugdbescherming gaat op de schop, jeugdcriminaliteit wordt meer op maat aangepakt met de voorgenomen in voering van een landelijk instrumentarium voor de jeugdstrafrechtketen. De Raad blijft zich ontwikkelen, in het belang van de betrokken kinderen en jongeren! Marie-Louise van Kleef & Peter Siebers Landelijke Directie Raad voor de Kinderbescherming
> Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 >
De rol van de Raad De Raad voor de Kinderbescherming komt op voor de rechten van het kind van wie de ontwikkeling en opvoeding worden bedreigd. Een kind is voor zijn ontwikkeling afhankelijk van zijn ouders. Zij moeten hun kind verzorgen en opvoeden zodat hij of zij kan uitgroeien tot een zelfstandige volwassene. Als ouders hun verantwoordelijkheid niet (kunnen) nemen, komt het recht van het kind op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling in de knel. In dat geval heeft de Raad voor de Kinderbescherming, een onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie, de taak om kinderen te beschermen. Wat doet de Raad De Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld als de omstandigheden van een kind en zijn gezin zorgelijk zijn, de geboden vrijwillige hulpverlening niet (meer) voldoende is of het gezin geen hulp accepteert. Een aantal instellingen kan direct de Raad inschakelen, zoals het Bureau Jeugdzorg / Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (BJZ/AMK), politie en rechters. Bij alle werkzaamheden van de Raad staat het belang van het kind centraal. De Raad verleent zelf geen hulp aan gezinnen. Wel zorgt de Raad dat de hulpverlening zo nodig op gang komt. De Raad speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij gezinnen met opvoedingsproblemen. Verder houdt de Raad zich bezig met jongeren die met de politie in aanraking komen. Ook is de Raad betrokken bij het afstaan of adopteren van kinderen. Bovendien speelt de Raad op verzoek van de rechter een rol bij ouders die uit elkaar gaan en het niet eens worden over afspraken over hun kinderen.
Kinderen beschermen, dat doen we samen
Kerntaken De kerntaken van de Raad liggen op het terrein van: • Bescherming: de Raad is betrokken bij gezinnen waar opvoeden een probleem is geworden, en kan de rechter verzoeken een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. • Gezag en omgang na scheiding: de Raad adviseert de rechter bij gezag- en omgangszaken, als ouders die uit elkaar gaan het niet eens worden over afspraken over de kinderen. • Straf: de Raad onderzoekt de situatie van jongeren die met de politie in aanraking komen en licht de rechter of de officier van justitie daarover in. • Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen (ASAA): de Raad is betrokken bij zaken op het gebied van Afstand, Screening (van pleeg- en aspirant-adoptiegezinnen, Adoptie en Afstammingsvragen. Daarnaast heeft de Raad een toetsende/toezichthoudende taak bij bescherming- en strafzaken. Missie De Raad voor de Kinderbescherming komt op voor de rechten van het kind, van wie de ontwikkeling en opvoeding worden bedreigd. De Raad schept voorwaarden om die bedreiging op te heffen of te voorkomen. De Raad doet onafhankelijk onderzoek, adviseert in juridische procedures en kan maatregelen of sancties voorstellen. De Raad werkt nauw samen met andere instanties. Kinderen beschermen, dat doen we samen.
> Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 >
De rol van de Raad 1. Beschermingszaken In beschermingszaken onderzoekt de Raad voor de Kinder bescherming of een kind ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is om die bedreiging af te wenden. De Raad doet dat over het algemeen na een melding vanuit Bureau Jeugdzorg (BJZ) en meer specifiek van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK, onderdeel van BJZ). Daarnaast kan ook een strafzaak tegen een jongere leiden tot een beschermingsonderzoek. Bij BJZ kunnen ouders, burgers en instanties terecht met hun zorgen over kinderen en gezinnen. BJZ kijkt of een gezin hulp nodig heeft en biedt die hulp aan. Als BJZ constateert dat ouders of verzorgers dringend hulp bij de opvoeding nodig hebben maar die hulp weigeren, kan BJZ dat melden bij de Raad. De Raad doet vervolgens onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Zo nodig vraagt de Raad aan de rechter om een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. De meest voorkomende maatregel is de ondertoezichtstelling (OTS). Deze maatregel beperkt het gezag van de ouders, zodat een gezinsvoogd de noodzakelijke hulp op gang kan brengen. In een acute noodsituatie vraagt de Raad de kinderrechter direct om een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) met een machtiging uithuisplaatsing. Meestal wordt het kind dan onmiddellijk uit huis geplaatst en vindt daarna verder onderzoek plaats. Als ouders niet in staat zijn hun kinderen zelf op te voeden kan de Raad ontheffing van het gezag vragen en in de ernstigste gevallen van verwaarlozing, mishandeling of verlating van kinderen zelfs een ontzetting uit het gezag. In crisissituaties vraagt de Raad dan alvast bij de rechtbank voorlopige voogdij aan. Meestal krijgt Bureau Jeugdzorg dan de voogdij. De Raad heeft ook een toetsende taak bij de beëindiging van ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen.
De instroom en het aantal afgeronde beschermingsonderzoeken was in 2010 lager dan in 2009. De verwachting is dat door de invoering van de nieuwe kinderbeschermingswetgeving de instroom vanaf 2012 weer gaat toenemen. Doordat de productie boven het niveau van de instroom lag, is het gelukt de werkvoorraad te verlagen.
Resultaten Afsluiting Beter Beschermd Het programma Beter Beschermd, opgezet vanuit het ministerie van Justitie, heeft geleid tot een meer uniforme en efficiënte samenwerking in de jeugdbeschermingsketen. 2010 was het oogstjaar van het programma. Door verbeteracties is de ketenbrede doorlooptijd verder ingekort, waardoor de gemiddelde doorlooptijd in de keten nu drie maanden bedraagt. Onderdeel van Beter Beschermd is het casusoverleg bescherming. In het casusoverleg maken de raadslocaties afspraken met Bureau Jeugdzorg over de zaken die BJZ bij de Raad aanmeldt. Eén of twee keer per week zitten alle partijen met elkaar om tafel. Deelnemers van het casusoverleg geven aan dat zij tevreden zijn over de samenwerking en de meerwaarde van het overleg zien. Het casusoverleg draagt bij aan een soepele informatie overdracht en verkorting van de doorlooptijden. Nieuwe raadsmethodiek In 2010 is overal in het land gewerkt met de nieuwe methode raads onderzoek beschermingszaken. Doorontwikkeling van de methode vindt plaats met als uitgangspunten transparantie, planmatig werken en multidisciplinaire besluitvorming. Er is gestart met de oplossingsgerichte benadering en de samenhang tussen plan, gespreksvoering en rapportage is verder uitgewerkt. Methodisch werken is het fundament geworden voor alle typen raadsonderzoeken. In het project Versterken Methodisch Werken richten we ons op de verdieping van het methodisch werken, met als hoger gelegen doel verdere professionalisering van de uitvoering van ons werk. Aanscherping toetsende taak Sinds 1995 heeft de Raad voor de Kinderbescherming de taak om onafhankelijk te toetsen of het verantwoord is om een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing (tussentijds) te beëindigen. De Raad beoordeelt dan in eerste instantie op basis van schriftelijke rapportage of de situatie van het kind thuis weer veilig genoeg is. Wanneer de informatie aanwijzingen bevat dat de dreiging die de aanleiding was voor de kinderbeschermingsmaatregel nog niet is weggenomen, overlegt de Raad met Bureau Jeugdzorg. Zo nodig stelt de Raad een onderzoek in en legt de zaak aan de rechter voor. Deze toetsende taak werd regionaal verschillend uitgevoerd. De Raad heeft de afgelopen jaren het eigen werkproces voor de toetsende taak aangescherpt en voerde in 2010 verbeteringen door naar aanleiding van het laatste inspectieonderzoek. De inspectie constateerde in 2010 dat de kwaliteit van de toetsing door de Raad sterk verbeterd is ten opzichte van het onderzoek in 2008 en dat nog niet alle toetsingen (tijdig) binnenkomen van BJZ. Voor dit laatste loopt momenteel een verbetertraject. Landelijke cijfers Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 20.402 2010 > 19.010
> Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 >
De rol van de Raad 2. Strafzaken Altijd als de politie een proces-verbaal opmaakt wegens het plegen van een strafbaar feit door een jongere van 12 tot en met 17 jaar, krijgt de Raad voor de Kinderbescherming hiervan bericht. De Raad heeft vervolgens verschillende taken. • De Raad onderzoekt de situatie van de jongere. In eerste instantie gebeurt dat door middel van een zogenoemd basisonderzoek. In dat onderzoek stelt de raadsonderzoeker vragen aan de jongere en zijn ouders over het delict, de thuissituatie, school en vrije tijd. Zijn er aanwijzingen dat er meer aan de hand is, dan volgt een uitgebreid strafonderzoek. Zo nodig kan er ook een beschermings- onderzoek volgen. • De Raad adviseert op basis van zijn bemoeienis het Openbaar Ministerie over een passende sanctie (straf of maatregel) die niet alleen past bij het delict, maar ook bij de jongere. En die erop gericht is om de jongere te helpen voorkomen dat hij weer in strafbaar gedrag vervalt. • Wordt een jongere door de politie opgepakt en in verzekering gesteld, dan bezoekt een raadsonderzoeker de jongere in de politiecel. De Raad adviseert de rechter-commissaris over het al dan niet schorsen van de inverzekeringstelling. • Krijgt een jongere een taakstraf, dan coördineert de Raad de uitvoering ervan. • De Raad heeft casusregisseurs in dienst, die op de achtergrond opereren om te bevorderen dat alle betrokken organisaties en instanties in de jeugdstrafrechtketen goed met elkaar samenwerken. Kinderen jonger dan 12 jaar die een strafbaar feit plegen worden niet strafrechtelijk vervolgd. Wel meldt de politie hen aan bij Bureau Jeugdzorg. Merkt Bureau Jeugdzorg dat ouders niet in staat zijn om het ongewenste gedrag van hun kinderen aan te pakken, dan volgt een hulpaanbod. Gaan ouders hier niet op in, dan kan BJZ bij de Raad een melding doen en start de Raad met een beschermingsonderzoek.
Resultaten Ontwikkeling Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) De Raad werkt samen met de partners in de jeugdstrafrechtketen (zoals politie, Jeugdreclassering en jeugdinrichtingen) aan de ontwikkeling van een samenhangend instrumentarium voor jeugdstrafzaken. Met het nieuwe instrumentarium kunnen de ketenpartners op efficiënte wijze gegevens verzamelen, waarbij ze voortbouwen op de gegevens die al over een jongere bekend zijn. Met behulp van deze informatie (over criminogene factoren) kunnen risico’s op recidive worden getaxeerd en problemen gesignaleerd. Hierdoor kan beter worden bepaald welke strafrechtelijke aanpak voor de jeugdige het beste is en welke zorg hij eventueel nodig heeft. Om het instrumentarium goed te kunnen uittesten, zijn de twee pilots in 2010 verlengd. In 2011 moet het instrumentarium gereed zijn en kan worden gestart met de landelijke invoering.
Gedragsbeïnvloedende maatregel De gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is een strafrechtelijke maatregel die jongeren kan leren hun gedrag te veranderen en daarmee herhaling van hun strafbare gedrag te voorkomen. Zo’n maatregel kan bestaan uit het verplicht volgen van een aantal trainingen of behandelingen. Er is een stevige ‘stok achter de deur’: als een jongere niet meewerkt wordt hij in principe in jeugddetentie geplaatst. De maatregel is dan ook bedoeld voor jongeren die ernstige en/of veelvuldige delicten hebben gepleegd. De Raad voor de Kinderbescherming verricht het onderzoek en zorgt voor de advisering van deze maatregel. De kinderrechter legt de maatregel op. Om de Raad goed toe te rusten voor zijn taken ten behoeve van de GBM is in 2010 een aantal activiteiten uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld voorlichting en bijscholing van medewerkers.
Project Redesign strafzaken Om de aanpak van jeugdstrafzaken te verbeteren, is de Raad in 2010 gestart met het project Redesign strafzaken. Binnen dit project wordt onder meer gewerkt aan het verkorten van de doorlooptijden, zodat de strafzaak van een jongere sneller kan worden afgehandeld. Daarnaast is de invoering van het nieuwe proces-verbaal minder jarigen (PVM) en het bijbehorende werkproces voor de gehele jeugdstrafrechtketen ondergebracht in dit project. Tenslotte is in 2010 de implementatie van het nieuwe landelijk instrumentarium voorbereid binnen dit project.
Netwerk & trajectberaad Jongeren die naar aanleiding van een delict zijn opgenomen in een justitiële jeugdinrichting krijgen allemaal passende nazorg wanneer zij die inrichting verlaten. In de zogenoemde netwerk- en trajectberaden bespreken de Raad, Jeugdreclassering, jeugdinrichtingen en gemeenten, al vanaf het moment dat de jongere een justitiële jeugdinrichting binnenkomt, de situatie van de jongere en wat er moet gebeuren om hem of haar op het goede spoor te krijgen en te houden. In 2010 is geïnvesteerd in het verder ontwikkelen van de netwerk- en trajectberaden en is het registratiesysteem ICT-Nazorg in gebruik genomen.
Recidive verminderen De Raad wil alleen gedragsinterventies adviseren die de kans op recidive aantoonbaar verkleinen. Een landelijk ingestelde justitiële erkenningscommissie toetst of een interventie aan dit criterium voldoet. Inmiddels zijn er vier gedragsinterventies die de Raad kan inzetten goedgekeurd. Dit zijn: Tools4U (een training gericht op cognitieve en sociale vaardigheden), MST en FFT (intensieve gezinsgerichte behandelingen) en WSART (een groepstraining gericht op agressieregulatie). Deze worden ingezet als leerstraf, als bijzondere voorwaarde of in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel. Vier andere interventies zijn in ontwikkeling en worden naar verwachting in juni 2011 goedgekeurd. Het gaat om een training gericht op risicovol middelengebruik, een training gericht op zedenproblematiek, een groepstraining gericht op cognitieve en sociale vaardigheden en een training voor verstandelijk beperkte jongeren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft met dit pakket aan gedragsinterventies de mogelijkheid om op de voornaamste criminogene factoren die tot delinquent gedrag leiden te kunnen reageren.
De instroom in de jeugdstrafrechtketen is in 2010 gedaald. Hierdoor zijn er minder basisonderzoeken straf afgerond dan in 2009. De daling van de instroom heeft mogelijk te maken met daling en verschuiving van criminaliteit en het verminderde aangiftebeleid en de verminderde opsporingscapaciteit van de politie door invoering van het politiesysteem Basis Voorziening Handhaving.
In het netwerkberaad worden elke week alle jongeren die in een justitiële jeugdinrichting zijn opgenomen besproken met een casusregisseur van de Raad en met de Jeugdreclassering (onderdeel van Bureau Jeugdzorg). In het trajectberaad (één tot drie keer per casus) zorgen de Raad, de jeugdinrichting en de Jeugdreclassering (die de jongere begeleidt na vrijlating) voor een trajectplan om jongeren voor te bereiden op terugkeer in de samenleving. Hierdoor wordt voorkomen dat ze terugvallen in criminaliteit. Ook de gemeente waar de jongere woont is bij het trajectberaad aanwezig om afspraken te maken over woonruimte, inkomen en scholing van de jongere.
Landelijke cijfers
Het aantal Uitgebreide Strafonderzoeken is in 2010 toegenomen, de exacte reden voor deze toename is niet bekend. Doordat niet alle instroom is verwerkt is de werkvoorraad toegenomen. Het aantal taakstraffen dat de Raad in 2010 coördineerde is gedaald. Dit houdt verband met de daling van de instroom in de jeugdstrafrechtketen.
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 31.921 2010 > 30.386 Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 2.760 2010 > 3.136 Aantal taakstraffen: 2009 > 21.753 2010 > 18.746
10 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 11
De rol van de Raad
De rol van de Raad
3. Gezag en omgang na scheiding (G&O)
4. Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen (ASAA)
Voor kinderen is het een ingrijpende gebeurtenis als hun ouders uit elkaar gaan. Bij een aantal kinderen heeft dit gevolgen voor hun ontwikkeling. Kinderen ondervinden vooral schade als ouders hevige en langdurige conflicten hebben. Door conflicten te beheersen en met elkaar te blijven praten over de zorg en opvoeding van de kinderen, kunnen ouders de negatieve gevolgen voor hun kinderen zoveel mogelijk beperken. Het is belangrijk dat ouders verantwoordelijkheid nemen en goede afspraken maken over de kinderen, bijvoorbeeld hoe de zorg- en opvoedingstaken na de scheiding verdeeld moeten worden. Als ouders daar samen of met behulp van een mediator niet uitkomen, kan de rechter aan de Raad voor de Kinderbescherming vragen om te adviseren welke oplossing het meest in het belang van de kinderen is. De rechter hoeft dit advies overigens niet over te nemen.
De Raad voor de Kinderbescherming speelt een rol in de procedures rond Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen (ASAA). Zo doet de Raad onderzoek wanneer ouders aangeven niet zelf voor hun kind te willen zorgen, maar het af te willen staan voor adoptie. De Raad wordt ook ingeschakeld als in Nederland geboren geadop teerden willen weten wie hun biologische ouders zijn of wanneer een afstandsouder informatie wil over zijn of haar geadopteerde kind. Daarnaast screent de Raad toekomstige pleegouders voor het afgeven van de Verklaring van geen bezwaar die zij nodig hebben om pleegouder te mogen worden. Wie een kind uit het buitenland wil adopteren heeft daarvoor vooraf toestemming nodig van de Centrale Autoriteit Interlandelijke Adoptie, onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De Raad onderzoekt daarvoor of de aspirant-adoptiefouders geschikt zijn om een adoptief kind op te voeden. In het gezinsonderzoek worden de positieve kanten en de risico’s van het toekomstige adoptiegezin in kaart gebracht. Wanneer mensen geschikt zijn om een adoptiekind op te nemen wordt op hun verzoek ook gekeken of ze geschikt zijn voor het opnemen van een kind dat extra zorg en aandacht nodig heeft. Bijvoorbeeld omdat het een bepaalde ziekte of een handicap heeft of omdat het in het verleden mishandeld of misbruikt is. Er komen steeds minder adoptiekinderen naar Nederland. De kinderen die nog komen zijn vaak kinderen met een speciale zorgbehoefte. Die zorg vraagt meer van de adoptieouders dan de zorg voor kinderen die dat niet hebben. Om die reden screent de Raad aspirantadoptieouders uitgebreid.
Het aantal G&O-onderzoeken dat in 2010 is afgerond komt vrijwel overeen met de instroom en is licht gestegen ten opzichte van 2009. De verwachting was dat de instroom laag zou blijven vanwege verruiming van het hulpaanbod in het voorliggende traject, externe mediation en het ouderschapsplan bij scheiding. De verbetering van de doorlooptijden lijkt een instroomverhogend effect te hebben.
Resultaten In het voorjaar van 2010 is het project Gezag & Omgang 2 van start gegaan. Dit project beoogt een verdere kwaliteitsimpuls van de kerntaak gezag en omgang en loopt door in 2011. In 2010 was het project met name gericht op de methodische- en logistieke uitwerking van de in 2009 geïmplementeerde werkwijze G&O. De methodische uitwerking heeft geresulteerd in een raadsmethode G&O. Deze methode is gebaseerd op het methodisch werken bij de Raad, de bevindingen vanuit de monitor werkwijze G&O en de nieuwste wetenschappelijke inzichten op het gebied van G&O. Daarnaast is er in 2010 met betrekking tot gezag en omgang ook een eerste aanzet gemaakt voor het inrichten van een kennisdatabank, een verantwoorde doorlooptijd en de organisatie van de zittingsvertegenwoordiging. In 2011 zal dat zijn beslag krijgen door implementatie en training van raadsmedewerkers.
Landelijke cijfers Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 4.672 2010 > 4.867
Resultaten Haïti In 2010 is er veel aandacht uitgegaan naar de adoptieprocedure van de 106 kinderen uit Haiti die in januari na de aardbeving naar Nederland zijn gekomen om te worden geadopteerd door Nederlandse ouders. Voor deze kinderen heeft de Raad het gezag geregeld en voor een aantal kinderen is in samenwerking met de ketenpartners gezocht naar geschikte aspirant adoptiefouders. De procedures zullen naar verwachting in 2011 volledig kunnen worden afgerond. De kinderen zullen dan officieel geadopteerd zijn door hun adoptie ouders. Onderzoek In 2010 zijn enkele onderzoeken gestart waaraan de Raad zijn bijdrage levert. Er is meegewerkt aan een evaluatieonderzoek naar het doen van afstand in Nederland. Ook is meegewerkt aan een evaluatieonderzoek naar de sociaal-psychologische aspecten van binnenlandse adoptie onder geadopteerden en adoptieouders. Tevens is vanuit de Raad deelgenomen aan de begeleidings commissie van een onderzoek van het wetenschappelijk onderzoeks- en documentatie centrum (WODC) over draagmoederschap en illegale opneming (het opnemen van een kind in een gezin zonder het in acht nemen van de wettelijke vereisten daarvoor). Interne Kwaliteit In reactie op externe ontwikkelingen is de Raad bezig zijn interne werkwijzen te herzien. Het gaat dan om onderwerpen zoals illegale opneming, draagmoederschap en de wettelijke verruiming van de leeftijdsgrenzen bij adoptie. Dit gebeurt veelal in samenwerking met ketenpartners en zal ook in 2011 worden voortgezet. Ook is een start gemaakt met herziening van het protocol ASAA dat deel uitmaakt van het Kwaliteitskader van de Raad.
Landelijke cijfers De stijgende lijn van de afgelopen jaren is in 2010 gestopt. De lagere productie in 2010 houdt sterk verband met de lage instroom. Waarschijnlijk is er een groot aantal mensen dat een eerder toegekende beginseltoestemming heeft laten verlopen, zonder een verlengings- of aanvullend onderzoek te laten uitvoeren.
Aantal ASAA-onderzoeken: 2009 > 3.077 2010 > 2.798
12 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 13
14 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 15
Regio’s
Regio’s
> Amsterdam en Gooi & Vechtstreek > Friesland en Flevoland > Gelderland
Amsterdam en Gooi & Vechtstreek De afgelopen jaren heeft de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Amsterdam en Gooi & Vechtstreek veel geïnvesteerd in de samenwerking met ketenpartners en andere organisaties die te maken hebben met jeugd.
> Groningen en Drenthe > Haaglanden en Zuid-Holland Noord > Limburg > Midden- en West-Brabant > Noord- en Zuidoost-Brabant > Noord-Holland > Overijssel
Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM) In 2010 heeft de regio Amsterdam en Gooi & Vechtstreek in totaal 80 onderzoeken naar een GBM gedaan. In deze onderzoeken is gekeken of een GBM een geschikte reactie is voor de jongere. De GBM is een strafrechtelijke maatregel, gericht op gedragsverandering. De maat regel kan helemaal op maat gemaakt worden voor de betreffende jongere. Het doel van de maatregel is het criminele gedrag van de jongere te stoppen, verder afglijden te voorkomen en bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de jongere. In 2010 hebben 37 onderzoeken in de regio geresulteerd in een advies aan de rechter om een GBM op te leggen. Voor een goed verloop van de GBM, is ketensamenwerking van groot belang. De Raad richt zich daarom op verdere intensivering van de samenwerking met de ketenpartners.
> Rotterdam-Rijnmond > Utrecht > Zuid-Holland Zuid en Zeeland
Inspectie jeugdzorg In het kader van een onderzoek heeft de Inspectie jeugdzorg in 2010 een bezoek aan onze regio gebracht. De inspectie heeft casusoverleggen bezocht, een Multi Disciplinair Overleg (MDO) bijgewoond, dossiers bekeken en verschillende interviews gehouden met raadsmedewerkers. De inspectie heeft naar twee thema’s gekeken: 1. zorgvuldige afweging om al dan niet te komen tot een raads onderzoek; 2. zorgvuldige afweging om al dan niet een kinderbeschermings maatregel te verzoeken. De inspectie was positief over de besluitvorming in het MDO en de dossierkwaliteit. Ook over de actualiteit en doorlooptijd van zaken was de inspectie positief. Versnellen Bij onderzoek naar strafzaken voldoen we aan de zogenoemde Kalsbeeknormen. Voor beschermingszaken is sinds juni vorig jaar Beter Beschermd/Anders Werken geïmplementeerd. En met succes, de doorlooptijden van onderzoeken naar een kinderbeschermings maatregel (KB) zijn flink verbeterd. In 2009 werd gemiddeld 69 dagen over een onderzoek KB gedaan, in 2010 lag dit gemiddelde op 46 dagen. Er is een plan van aanpak opgesteld om nog meer te versnellen.
> Landelijk Bureau Ben Leliefeld, Regiodirecteur
Cijfers Amsterdam en Gooi & Vechtstreek Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.778 2010 > 1.619 Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 270 2010 > 253
Het aantal afgeronde beschermingszaken is in 2010 fors lager uitgekomen dan in 2009. De productie en instroom van G&O laat over de jaren heen een grillig verloop zien. Het aantal basisonderzoeken straf is in 2010 licht gestegen. Dit komt onder andere door de invoer van de indicatiebaro. Er is sprake van een stijging van het aantal uitgebreide strafonderzoeken (USO). Dit is een gevolg van het standaard uitvoeren van een USO als een jongere binnen een half jaar recidiveert. Daarnaast heeft het inzetten van de Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM) een rol gespeeld. De overweging om tot een GBM-advies te komen kan alleen in een uitgebreid strafonderzoek aan de orde komen. De regio coördineerde in 2010 meer taakstraffen dan in 2009. Deze stijging hangt samen met die van het aantal basisonderzoeken.
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.510 2010 > 2.551 Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 276 2010 > 361 Aantal taakstraffen: 2009 > 1.694 2010 > 1.746
16 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 17
Regio’s
Regio’s
Friesland en Flevoland Samenwerking In de regio Friesland en Flevoland stonden in 2010 een aantal zaken centraal in de samenwerking met de ketenpartners. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie Jeugdzorg Een kinderbeschermingsmaatregel? Besluiten en overwegingen van de Raad voor de Kinderbescherming, heeft de Raad het eigen werkproces aangescherpt. Daarnaast is het rapport besproken met de ketenpartners. Waar dit nodig was, zijn gezamenlijk acties ondernomen. Bijvoorbeeld met Bureau Jeugdzorg om het werkproces nog meer aan te scherpen en de kwaliteit van meldingen verder te verbeteren. Ook is de mogelijke komst in 2011 van het Landelijk Instrumenta rium Jeugdstrafrechtketen (LIJ), het nieuwe instrumentarium voor strafzaken, aan de orde geweest in de overleggen met ketenpartners. Daarnaast heeft de samenwerking met de ketenpartners bij de gedragsbeïnvloedende maatregel meer vorm gekregen. Kortom, er is geïnvesteerd in de samenwerking met alle betrokken ketenpartners.
Gelderland Instroom Regio Friesland en Flevoland heeft in 2010 een flinke daling van de instroom gekend. Deze daling was te zien in beschermings onderzoeken, basisonderzoeken straf en taakstraffen die de Raad coördineerde. De instroom van de onderzoeken gezag en omgang na scheiding is nagenoeg gelijk gebleven en het aantal uitgebreide strafonderzoeken nam in 2010 toe. We hebben veel geïnvesteerd in het verkorten van de doorlooptijden van alle onderzoeken, met behoud van kwaliteit. Het is de regio, evenals in voorgaande jaren, gelukt om de doorlooptijden in de behandelfase (onderzoeksfase) te verkorten. Dit heeft geresulteerd in een behandeltijd van gemiddeld 39 dagen over alle onderzoeken in 2010, ten opzichte van 47 dagen in 2009. Cliëntenbeleid De cliëntenraad van de regio Friesland en Flevoland heeft in 2010, ten opzichte van voorgaande jaren, een grotere bijdrage geleverd aan het cliëntenbeleid van de regio. De cliëntenraad heeft een meer adviserende rol ingenomen. Jos van Es, Regiodirecteur
Voor de regio Gelderland was 2010 een jaar vol beweging met de uitvoering van het Meerjarenprogramma 2008-2011 van de organisatie. De drie pijlers daarvan zijn: kinderen sneller helpen, effectiever optreden en werken aan professionaliteit. Tevens stond de regio voor een aanzienlijke krimp van de personele bezetting. Voor de pijler kinderen snel helpen geldt dat de evaluaties van het casusoverleg bescherming goed zijn verlopen. In het casusoverleg maken we afspraken met Bureau Jeugdzorg (BJZ) over zaken die BJZ bij de Raad aanmeldt. BJZ en Raad zijn enthousiast over de opzet en tevreden over de resultaten. BJZ en de Raad bekijken bij elke casus op welke manier deze het beste opgepakt kan worden. Welke organisatie doet wat, wanneer en waarom. Met als doel het kind in de knel zo snel en effectief mogelijk te helpen. Over de uitvoering van het werk én op bestuurlijk niveau overlegt de Raad met de ketenpartners. Bijvoorbeeld over het aantal meldingen bij de Raad en hoe de Raad de beschikbare capaciteit aan raadsmedewerkers zo kan inzetten dat raadsonderzoeken goed en snel worden afgerond, zodat kinderen binnen afzienbare tijd de nodige hulp krijgen.
Dit geldt ook in de jeugdstrafrechtketen, waar de Raad voor de Kinderbescherming deelneemt in de zes regionale veiligheidshuizen. Het justitieel casusoverleg (waar alle jongeren die met de politie in aanraking komen worden besproken) en de netwerk- en trajectberaden (voor nazorg aan jongeren die na een delict in een justitiële jeugdinrichting worden opgenomen) zijn goed opgezet en de casusregisseurs van de Raad nemen daadwerkelijk de regie. Bij pijler twee effectiever optreden zien we in Gelderland positieve veranderingen. De nieuwe werkwijze voor beschermings- en gezag & omgangsonderzoeken begint vruchten af te werpen. 2011 is het laatste jaar van het Meerjarenprogramma. Regio Gelderland werkt dan met name aan de vernieuwing van het instrumentarium voor taxatie, screening en diagnose in de jeugdstrafrechtketen. Daarnaast bereidt de regio zich voor op de voorgenomen wetswijziging die in 2012 leidt tot herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen. Verder zetten we in 2011 in op de derde pijler van het Meerjarenprogramma van de Raad, professionalisering. Martin van Wifferen, Regiodirecteur
Cijfers Gelderland
In 2010 heeft de regio 18% minder beschermingsonderzoeken afgerond dan in 2009. De instroom is minder hard gedaald (9%), waardoor een wachtlijst is ontstaan. Dit is deels te verklaren door een relatief hoge mobiliteit van ervaren en ingewerkte krachten. Het aantal afgeronde G&O-onderzoeken daalde in 2010 met 7% ten opzichte van 2009. Ondanks dat de doorlooptijden zijn teruggedrongen, is de wachttijd nog te lang. Dit komt mede door een tekort aan ervaren en ingewerkte medewerkers op dit specifieke product. In 2010 is veel geïnvesteerd in het inwerken van alle medewerkers op dit product, waardoor de verwachting is dat de wachttijden in 2011 verder zullen afnemen. In 2010 was er net als in 2009 een dalende instroom aan strafzaken. Hierdoor zijn 11% minder basisonderzoeken uitgevoerd dan in het voorgaande jaar. Het aantal uitgebreide strafonderzoeken daarentegen is verdubbeld. Dit komt mede doordat de zaken die binnenkwamen ernstiger waren, waardoor uitgebreid onderzoek vaker noodzakelijk was. Daarnaast is vaker een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) overwogen. Een GBM-advies kan alleen aan de orde komen in een uitgebreid strafonderzoek. De regio coördineerde 34% minder taakstraffen dan in 2009. Dit komt door de sterke afname van de instroom.
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 2.157 2010 > 1.876
Cijfers Friesland-Flevoland
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 459 2010 > 498
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.152 2010 > 947 Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 411 2010 > 382 Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.348 2010 > 2.083 Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 204 2010 > 318 Aantal taakstraffen: 2009 > 1.631 2010 > 1.082
De regio Gelderland rondde in 2010 bijna 13% minder beschermingsonderzoeken af dan in 2009. De Raad heeft samen met BJZ intensief geïnvesteerd in de kwaliteit van de casusoverleggen bescherming, waardoor de Raad sneller en beter zijn onderzoeken kan uitvoeren. Verder zijn er in 2010 ruim 8% meer gezagen omgangsonderzoeken uitgevoerd dan in 2009. In 2010 zijn ruim 16% minder basisonderzoeken straf uitgevoerd dan in 2009. Deze daling is te zien in de hele keten. De energie die in de jeugdigen wordt gestoken lijkt langzaamaan effect te hebben. Er werden in 2010 ook 14% minder uitgebreide strafonderzoeken uitgevoerd en 17% minder taakstraffen gecoördineerd. Dit komt overeen met de daling bij basisonderzoeken straf. Bij ASAA is er een daling te zien; de regio heeft in 2010 19% minder ASAAonderzoeken uitgevoerd dan in 2009. De afname wordt vooral veroorzaakt doordat een groot aantal landen de adoptie van kinderen beperkt.
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 3.551 2010 > 2.969 Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 261 2010 > 224 Aantal taakstraffen: 2009 > 2.225 2010 > 1.842 Aantal ASAA-onderzoeken:: 2009 > 654 2010 > 529
18 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 19
Regio’s
Regio’s
Groningen en Drenthe Stroomlijnen en afstemmen Als onderdeel van de jeugdketen zijn we medeverantwoordelijk voor een optimale samenwerking om het belang van de betrokken kinderen te dienen. De regio Groningen en Drenthe investeert daarom, net als voorgaande jaren, ook in 2011 in het overleg met de ketenpartners. In de regio bestaan daarvoor constructieve overleggen en samenwerkingsvormen. Het bespreken van fluctuaties in de instroom van zaken komt in deze overleggen regelmatig aan de orde en maakt onderdeel uit van ons werkstroommanagement. Het succes van werkstroommanagement ligt vooral in de kracht van afstemming tussen ketenpartners. De regio wisselt op wekelijkse basis gegevens uit met Bureau Jeugdzorg (BJZ), de rechtbank en het OM, met als doel elkaar zicht te geven in zaken die op korte termijn gaan spelen.
Haaglanden en Zuid-Holland Noord Een hoog aantal onderzoeken bij BJZ/AMK betekent mogelijk een verhoogde instroom bij de Raad. Door wekelijks met de rechtbank te communiceren over het aantal voorgenomen rekesten, krijgt de rechtbank zicht op het aantal te verwachten zittingen en heeft BJZ een idee van het aantal te verwachten ondertoezichtstellingen. Dergelijke inzichten willen we in de toekomst ook met de politie en Jeugdreclassering uitwisselen. Wanneer de interne arbeidscapaciteit voortdurend afgestemd kan worden op de instroom van het werk, en er tegelijk rekening gehouden kan worden met de affiniteit en kwaliteit die mensen voor bepaalde producten hebben, draagt dit bij aan een goede uitvoering van onze taak. Hierdoor worden kinderen direct en sneller geholpen! Sjoukje Faber, Regiodirecteur
Kinderen beschermen, dat doen we samen In 2010 hebben wij, met onze ketenpartners, samengewerkt om bovenstaande missie verder in te vullen. De basis hiervoor is in 2009 gelegd bij de komst van de veiligheidshuizen voor strafzaken en de start van de casusoverleggen met Bureau Jeugdzorg (BJZ) voor beschermingszaken.
Sneller en effectiever Met de ketenpartners zijn in 2010 ook werkprocessen opgesteld voor ondermeer de gedragsbeïnvloedende maatregel, jeugdreclassering en schoolverzuimzaken. Deze processen beschrijven niet langer alleen ons eigen werkproces, maar die van de gehele keten. Hierdoor kunnen we sneller en effectiever samenwerken.
Casusoverleg In het casusoverleg bespreken we zaken die BJZ bij de Raad wil melden en maken we afspraken over wie wat in deze zaken gaat doen. In 2010 hebben we met BJZ gewerkt aan de verbetering van de samenwerking in deze overleggen.
Digitaal werken Ook is in 2010 het digitaal werken verbeterd. De casusregisseurs van de Raad kunnen hierdoor vaker in het veiligheidshuis aanwezig zijn, doordat ze nu hun werkzaamheden daar kunnen uitvoeren.
Veiligheidshuizen De samenwerking met onze ketenpartners in strafzaken vindt in onze regio plaats in drie veiligheidshuizen: Den Haag, Gouda en Leiden. Het doel van deze samenwerking is een ketengerichte aanpak van jeugdcriminaliteit. Jongeren stromen naadloos door in de keten en worden niet meer dubbel besproken. Ook is voor alle partners duidelijk wie de coördinatie van de zorg heeft. In het veiligheidshuis vinden verschillende overleggen plaats. Vanaf januari 2011 komen via het justitieel casusoverleg alle strafzaken binnen. In de netwerk- en trajectberaden stellen we een traject vast voor jongeren die in een justitiële jeugdinrichting in- en uitstromen. Hiermee bereiden we de jongere zo goed mogelijk voor op een terugkeer in de samenleving.
Interne processen Intern hebben wij onze processen en methodieken verder verbeterd, zoals de nieuwe raadsmethode voor beschermingsonderzoeken en de invoering van de afsprakenplanner om de bereikbaarheid te vergroten. Hans Nusse, Regiodirecteur
Cijfers Groningen en Drenthe Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.063 2010 > 925
In 2010 heeft de regio Groningen en Drenthe 13% minder beschermingsonderzoeken afgerond dan het jaar daarvoor. In 2009 werden veel onderzoeken afgerond vanwege de afbouw van de werkvoorraad. Het aantal gezag en omgangzaken is in 2010 weer gestegen naar een niveau dat gebruikelijk is. Het aantal in het jaar 2009 was in die zin een uitzondering. De regio kreeg in 2010 ongeveer een gelijk aantal basisonderzoeken straf te verwerken. Het aantal uitgebreide strafonderzoeken steeg met 4% ten opzichte van 2009 en het aantal taakstraffen dat de regio coördineerde liep iets terug. De betrokkenheid van de regio bij zaken op het gebied van Afstand, Screening, Adoptie en Afstemming is ongeveer gelijk gebleven.
Cijfers Haaglanden en Zuid-Holland Noord
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 368 2010 > 472
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 2.404 2010 > 2.174
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 1.795 2010 > 1.792
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 318 2010 > 388
Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 166 2010 > 173 Aantal taakstraffen: 2009 > 1.124 2010 > 1.099 Aantal ASAA-onderzoeken: 2009 > 285 2010 > 279
In 2010 heeft de regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord 9,6% minder beschermingsonderzoeken afgerond dan in 2009. Het aantal afgeronde onderzoeken in 2010 is nagenoeg gelijk aan het aantal onderzoeken in 2008. Bij gezag en omgang was de instroom in 2010 hoger dan in 2009, de regio rondde 22% meer gezag- en omgangsonderzoeken af. Het aantal basisonderzoeken straf is in 2010 afgenomen met 6,7% ten opzichte van het jaar daarvoor. De instroom van basisonderzoeken lag ook lager dan in 2009. Het aantal uitgebreide strafonderzoeken is toegenomen van 245 zaken in 2009 naar 438 in 2010 en het aantal taakstraffen dat in de regio is uitgevoerd is afgenomen met 12%.
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 4.606 2010 > 4.294 Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 245 2010 > 438 Aantal taakstraffen: 2009 > 2.937 2010 > 2.581
20 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 21
Regio’s
Regio’s
Limburg Het jaar 2010 was voor regio Limburg een bewogen jaar, waarin de medewerkers veel hebben geïnvesteerd in het tijdiger, effectiever en professioneler helpen van kinderen en gezinnen. Meerjarenprogramma 2008-2011 Verschillende projecten uit het Meerjarenprogramma 2008-2011 wierpen dit jaar hun vruchten af. De doorlooptijden van bescher mingsonderzoeken zijn met 33% verbeterd: van gemiddeld 83 dagen onderzoekstijd naar 53. Bij gezag en omgang is de gemiddelde doorlooptijd per zaak met 20% afgenomen, ondanks een toename van het aantal onderzoeken. Samenwerking We hebben ons sterk gericht op de samenwerking met de ketenpartners. We proberen met onze werkprocessen aan te sluiten bij de procedures van het OM, de rechtbank of Bureau Jeugdzorg. Dit is een continu proces, omdat we als organisaties in beweging zijn. Zo willen we in de regio anticiperen op de veranderingen in de nieuwe gerechtelijke kaart en richten we ons op instroom en doorstroom in de gehele keten. De komst van twee nieuwe collegabestuurders voor de ketenorganisaties Rubicon en Xonar, heeft een positieve impuls aan de samenwerking gegeven. Verder is de stuurgroep Beter Beschermd, getransformeerd naar de stuurgroep Ketensamenwerking om de ‘big picture’ vast te houden.
Midden- en West-Brabant Op het gebied van jeugdstrafrecht is het voorzittersstokje van het Arrondissementaal Jeugd Beraad (AJB) overgedragen aan de hoofd officier van justitie van het arrondissement Roermond, Peter Muijen. In 2010 heeft het AJB onder meer ambities geformuleerd over samenwerking, waaraan we met enthousiasme onze bijdrage leveren. Verder hebben we als Raad voorzieningen in kaart gebracht van gezag & omgangbegeleiding, zoals omgangshuizen en bemiddeling. In 2011 wordt op initiatief van de Raad in samenwerking met Servicepunt Jeugdzorg een themabijeenkomst georganiseerd over dit onderwerp. Trots Met dit totaal aan mooie resultaten en initiatieven, mag ik stellen dat de medewerkers van de Raad Limburg trots mogen zijn op wat bereikt is in 2010. Met goede moed zijn we aan 2011 begonnen. Een jaar dat minstens zo mooi mag worden als 2010. Tine van Wijk, Regiodirecteur
De Raad voor de Kinderbescherming in de regio Midden- en WestBrabant heeft 2010 gebruikt om een verbeterslag te maken in de doorlooptijden en de verlaging van de wachtlijst. Vooral de verlaging van de wachtlijst is gerealiseerd. Dit verbeterproces in effectief en efficiënt werken, loopt nog door in 2011. Door een structurele vermindering van de instroom van zaken is bij enkele functiegroepen een overbezetting ontstaan. Deze overbezetting is in 2010 door middel van natuurlijk verloop teruggebracht tot de gewenste bezettingsnorm. Samenwerking Ketenpartners zien de Raad in de regio als flexibel en samenwerkend, bereid tot iets extra’s als dit toegevoegde waarde heeft voor de keten, en met behoud van elkaars kaders en positie. De inhoudelijke banden binnen de strafketen zijn versterkt. De netwerk- en trajectberaden, waarin een traject wordt vastgesteld voor jongeren die in een justitiële jeugdinrichting in- en uitstromen, hebben zich geworteld in de keten. De Raad is inmiddels een waardevol onderdeel van de veiligheidshuizen in de regio, mede door de structurele inzet van de casusregisseurs van de Raad die de regie voeren over de jongere in de gehele strafrechtketen.
Cijfers Limburg
Er zijn in 2010 ongeveer even veel G&O-onderzoeken afgerond als in 2009. De instroom is echter flink gestegen ten opzichte van de jaren ervoor. Hierdoor konden niet alle onderzoeken worden afgerond en is een wachtlijst ontstaan. De G&O-onderzoeken werden in 2010 wel gemiddeld 20% sneller afgerond dan in 2009. Het aantal basisonderzoeken straf laat een trendbreuk zien: in 2010 zijn er beduidend meer basisonderzoeken afgerond. Deze onderzoeken zijn iets sneller afgerond dan in 2009. Het aantal uitgebreide strafonderzoeken is in 2010 flink gestegen. Deze onderzoeken zijn ook sneller afgerond dan in 2009. Het aantal te coördineren taakstraffen is in 2010 licht gedaald ten opzichte van 2009. Het aantal ASAA-zaken is in 2010 iets gedaald, naar het niveau van 2008. Het totale onderzoekstraject verliep in 2010 bijna 20% sneller dan in 2009.
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 602 2010 > 600 Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 1.698 2010 > 1.823 Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 156 2010 > 186 Aantal taakstraffen: 2009 > 1.246 2010 > 1.192 Aantal ASAA-onderzoeken: 2009 > 190 2010 > 175
Samenvoeging Tilburg en Breda In 2010 is veel aandacht uitgegaan naar de samenvoeging van de locaties Tilburg en Breda per 1 januari 2012. Dit leidt tot één locatie voor de regio Midden- en West-Brabant in Breda. Onder meer door het organiseren van regiobijeenkomsten hebben we de mede werkers van de regio meegenomen in dit proces en hebben we input verkregen voor de vernieuwde organisatiestructuur. De Raad in de regio Midden- en West-Brabant gaat goed voorbereid het jaar 2011 in. Hierdoor kan de regio de komende ontwikkelingen aan. Bert Heijnen, Regiodirecteur
Cijfers Midden- en West-Brabant
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.478 2010 > 1.335
In 2010 heeft de regio Limburg minder beschermingszaken in onderzoek gekregen dan in 2009, er zijn daardoor circa 140 onderzoeken minder afgerond dan het jaar ervoor (-10%). In 2010 werden beschermingsonderzoeken gemiddeld 33% sneller afgerond dan in 2009.
Het casusoverleg bescherming , waarin zaken besproken worden die overgedragen worden van Bureau Jeugdzorg (BJZ) naar de Raad, functioneert effectief en kent nog steeds een opgaande ontwikkeling.
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.068 2010 > 1.002 In 2010 rondde de regio 6% minder beschermingsonderzoeken af dan in 2009. Dit komt door een daling van het aantal meldingen. De wachtlijst op beschermingszaken is fors gedaald en ook de doorlooptijden zijn verbeterd ten opzichte van 2009, door de invoering van de nieuwe raadsmethode. Het aantal G&O-zaken is in 2010 met bijna 12% gedaald ten opzichte van 2009. De verruiming van het hulpaanbod in het voortraject (ouderschapsplan, mediation) speelt vermoedelijk een rol in deze daling. Net als de economische crisis, aan het eind van 2010 liet de instroom weer een duidelijke stijging zien. In 2010 is het aantal basisonderzoeken straf vrijwel gelijk gebleven aan 2009 (+2%). De instroom ligt nog steeds fors onder het niveau van 2008. Het effect van met name de veiligheidshuizen en de prioriteitsstelling van de politie is hierin bepalend. Het aantal afgeronde taakstraffen is fors gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Er komen steeds minder taakstraffen voort uit de basisonderzoeken, mede onder invloed van politieke ontwikkelingen (zoals meer boetes). Het aantal raadsonderzoeken in het kader van ASAA is voor het eerst in jaren licht gedaald (6%). Als belangrijkste oorzaak hiervan wordt de economische crisis gezien, waardoor mensen hun beslissing nog even uitstellen.
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 305 2010 > 269 Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.012 2010 > 2.056 Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 175 2010 > 103 Aantal taakstraffen: 2009 > 1.816 2010 > 1.437 Aantal ASAA-onderzoeken: 2009 > 479 2010 > 451
22 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 23
Regio’s
Regio’s
Noord- en Zuidoost-Brabant De effecten van het Meerjarenprogramma 2008-2011 worden steeds meer zichtbaar in de regio Noord- en Zuidoost-Brabant. Kinderen worden sneller geholpen, we werken effectiever en investeren in professionaliteit. Doorlooptijden en productie In 2010 was verbetering van de doorlooptijden zichtbaar op alle producten. In de eerste rapportageperiode van 2010 lag het percentage behandelingstijd Beschermingszaken binnen de norm op 42%, in de derde rapportageperiode was dit 51%. Deze positieve ontwikkeling zetten we in 2011 voort door opnieuw verbeterslagen te maken op basis van de foto van de regio, een analyse die eind 2010 is gemaakt. Voor het verwerken van de wachtlijst zijn bijvoorbeeld intern afspraken gemaakt tussen de Front-office en Back-office om het uitdelen van zaken te objectiveren en niet meer afhankelijk te laten zijn van individuele afwegingen of voorkeuren. Het afgelopen jaar is de instroom op alle producten teruggelopen. Tegelijkertijd is op alle producten een hogere productie gerealiseerd dan de instroom. Er zijn meer producten afgerond dan dat er nieuwe producten zijn binnengekomen. Er is daarmee ingelopen op de werkvoorraad. Dit is een positieve ontwikkeling, want hoe minder werkvoorraad, hoe kleiner de wachtlijst, hoe minder kinderen moeten wachten.
Noord-Holland Samenwerking in de keten Er is een intensieve samenwerking in de keten die zich uit in diverse overleggen op het civiele gebied en het strafrechtelijke gebied. Afstemming vindt op allerlei niveaus plaats. Het jeugdwerkveld is constant in beweging, als Raad anticiperen we hier zo goed mogelijk op. Krimp Het jaar 2010 is in een aantal opzichten een moeilijk jaar voor de regio geweest. Vanuit de taakstelling van het ministerie, kreeg de regio te maken met een krimp. Onze overbezetting moest worden teruggebracht en er moest flink worden bezuinigd. Eind 2010 heeft de regio besloten om iedereen integraal (zowel op het gebied van straf als civiel) te gaan opleiden, zodat we in de toekomst flexibel kunnen inspringen op een fluctuerende instroom en zowel onze cliënten als onze ketenpartners nog beter kunnen bedienen. Robert Wardenaar , Regiodirecteur a.i.
De regio Noord-Holland kijkt terug op een jaar waarin veel activiteiten zijn uitgevoerd. Deze activiteiten komen zowel voort uit het eigen jaarplan 2010 als uit het Meerjarenprogramma 2008-2011 van de Raad voor de Kinderbescherming. Verbeteren en consolideren De regio heeft zich vooral beziggehouden met het verbeteren en behouden van de resultaten in het primaire proces, het ontwikkelen en implementeren van de organisatieveranderingen in het primaire proces en het in evenwicht brengen van de personele bezetting. Door een onverwacht lage instroom in 2009 was de personele bezetting hoger dan de toegekende formatie voor de uitvoering van de werkzaamheden.
Gedragsbeïnvloedende maatregel Bij strafzaken verloopt de ontwikkeling van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) voorspoedig. De doelgroep voor deze maatregel bestaat uit jeugdige meer- en veelplegers en harde kern jongeren, waarbij sprake is van meervoudige achtergrondproblematiek en gedragsproblemen. Bij de GBM kunnen verschillende interventies en behandelingen aan deze jongeren worden opgelegd, waardoor maatwerk geleverd wordt dat gericht is op gedragsbeïnvloeding. Het advies voor een GBM komt tot stand in overleg met de ketenpartners (rechtbank, jeugdreclassering, NIFP en de Raad). De samenwerking tussen deze overlegpartners verloopt uitstekend. Marianne Thomassen, Regiodirecteur
De genoemde activiteiten zijn alle succesvol verlopen. De resultaten zijn op zijn minst gelijk gebleven en veelal verbeterd. De personele bezetting is eind 2010 uitgekomen op de toegekende formatie. Daarnaast is er per 1 november 2010 een nieuwe organisatiestructuur ingevoerd waarbij alle nevenwerkzaamheden, zoals crisissen, zittingsvertegenwoordiging en intake uit de regioteams zijn gehaald. Ze zijn nu ondergebracht in een team overige civiele taken. Doordat we deze nevenwerkzaamheden uit de regioteams hebben gehaald, hebben we nu per locatie twee onderzoeksteams: een met de focus op civiele zaken en een met de focus op strafzaken.
Cijfers Noord-Holland Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.915 2010 > 1.840
Cijfers Noord- en Zuidoost-Brabant
Wegens de dalende instroom is de productie van het aantal beschermingsonderzoeken in 2010 met bijna 10% gedaald ten opzichte van 2009. De productie van het aantal G&O-onderzoeken is in 2010 gestegen naar het niveau van 2008. Door de afname van de wachtlijsten kunnen we nu sneller zaken in onderzoek nemen, hierdoor zijn het aantal verzoeken van de rechtbank om een onderzoek gestegen. Net als in 2009 zien we in 2010 een daling in de productie van basisonderzoeken straf. Deze tendens is in de hele keten te zien. De productie van de uitgebreide strafonderzoeken is in 2010 wegens een stijging van de zwaardere criminaliteit onder de jongeren met 14% gestegen. Bij taakstraffen is sprake van een daling van 6%. Deze daling hangt samen met de daling in het aantal basisonderzoeken straf.
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.427 2010 > 1.272
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 392 2010 > 345
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 235 2010 > 280
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.173 2010 > 2.326
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.184 2010 > 2.173
Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 233 2010 > 245
Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 159 2010 > 180
Aantal taakstraffen: 2009 > 1.619 2010 > 1.363
Aantal taakstraffen: 2009 > 1.919 2010 > 1.795
Noord-Holland is in grote lijnen tevreden met de resultaten over het afgelopen jaar. De instroom op alle producten is uitgekomen op 99% van de prognose die de regio in het managementcontract heeft opgenomen. De productie bedroeg 98% waarmee deze bijna geheel in lijn is met de instroom.
Aantal ASAA-onderzoeken: 2009 > 459 2010 > 380
24 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 25
Regio’s
Regio’s
Overijssel Op beide locaties, Almelo en Zwolle, heeft de regio een goed jaar achter de rug. Met goede resultaten als een productie die past bij de instroom, bijna wachtlijstvrij en sterk verbeterde doorlooptijden. Een aantal onderwerpen noemen we hier in het bijzonder. Ketensamenwerking Bureau Jeugdzorg (BJZ) Overijssel en de Raad Overijssel overleggen gemiddeld vier keer per jaar in het BROM (BJZ Raad Overleg Management). Deelnemers zijn beide regiodirecteuren, de regiomanagers van BJZ en een aantal teamleiders van de Raad. Het doel is afstemming op beleidsinhoudelijk- en uitvoeringsgebied. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld ontwikkelingen bij jeugdzorg en kinderbescherming, uitwisseling van sturingsinformatie, keten samenwerking en gezamenlijke projecten. In 2010 is veel aandacht besteed aan de afstemming en de cliëntstromen op het gebied van de beschermingszaken. SOS Signs of Safety (SOS) is een nieuwe manier van werken in de kinder bescherming, gericht op praktische oplossingen. Onderdelen hiervan zijn een uitgebalanceerde risicotaxatie, het vaststellen van een veiligheidsplan en het zoeken naar samenwerking met ouders, kinderen en de mensen uit hun omgeving. Op de locatie Zwolle loopt al drie jaar een pilot met SOS. De oplossingsgerichte benaderings wijze van SOS, is dit jaar wetenschappelijk onderzocht. De onderzoeksresultaten zijn positief.
Rotterdam-Rijnmond De benaderingswijze is een concretisering en nadere invulling van de raadsmethode. Een aanbeveling is de pilot uit te breiden naar de hele regio. Signs of Safety gaat deel uitmaken van een nieuw provinciaal gesubsidieerd project in 2011 en 2012. De William Schrikkergroep, Eigen Kracht Centrale, BJZ Overijssel en de Raad voor de Kinderbescherming verbinden hun verschillende werkwijzen met elkaar. Doel is dat de professionals van deze organisaties samenwerken vanuit dezelfde (SOS-)benadering: het oplossend vermogen van gezinnen en netwerken inzetten en versterken, op het gebied van veiligheid voor kinderen. Proces-verbaal Minderjarige De locatie Almelo neemt samen met de locatie Alkmaar deel aan de pilot voor het Proces-verbaal Minderjarige (PVM). Dit is een vereenvoudigde versie van het Landelijk Overdrachtsformulier (LOF) en is een document dat het OM, de Raad en Halt samen kunnen gebruiken. Het PVM bevat slechts ‘need-to-know-informatie’: kerninformatie die voor het politieproces en het ketenproces van belang is. Vanaf begin februari 2011 wordt het PVM gebruikt in de strafketen. Jelle Kleistra, Regiodirecteur
2010 was een turbulent jaar voor de regio Rotterdam-Rijnmond. We hadden te maken met complexe casussen in de keten. Mede door het rapport van de Inspectie Jeugdzorg, over het overlijden van drie baby’s, is een verscherpte aanpak ontwikkeld door de Raad en Bureau Jeugdzorg (BJZ) voor specifieke risicogezinnen waarin kinderen opgroeien. De komst van de nieuwe wethouder (gemeenteraadsverkiezingen maart 2010) heeft geleid tot het programma Ieder Kind Wint 2. Daarin zijn nog niet gerealiseerde doelstellingen uit Ieder Kind Wint 1 op gepakt. Met dit programma zorgen we dat kinderen in een onveilige situatie snel gevonden en geholpen worden. Vooral scholen worden hiervoor benaderd. De Centra voor Jeugd en Gezin, die inmiddels volledig functioneren, hebben een stevige plek gekregen in het jeugdveld. Wel is er nog een verbeterslag te maken in de samenwerking, afstemming en informatieuitwiseling tussen instellingen en diverse gemeentelijke organisaties als ziekenhuizen, BJZ, GGZ en de Raad voor de Kinderbescherming
Het aantal verzoeken van de rechtbank om advies in gezag- en omgangszaken is gestegen ten opzichte van 2009. Dit vertaalt zich in een hoger aantal afgesloten onderzoeken in 2010. Bij de drie kerntaken straf is sprake van een teruglopende instroom en dus lagere aantallen afgesloten onderzoeken en uitgevoerde taakstraffen. Daarmee volgt Overijssel het landelijke beeld. De instroom daalt nu al sinds 2008. Op het gebied van ASAA heeft de regio in 2010 te maken gehad met een hogere instroom en daarmee een hogere productie.
De locatie Rotterdam heeft in 2010 veel geïnvesteerd in het verbeteren van de totale doorlooptijden. In het laatste kwartaal is het aantal meldingen op de producten bescherming en gezag en omgang fors toegenomen. Dit resulteerde in het terugkeren van wachtlijsten. Met de ketenpartners bekijken we dan ook hoe we inen uitstroom op een juiste manier met elkaar kunnen afstemmen. In 2011 heeft de Raad met de organisaties waarmee we samenwerken, opnieuw de uitdaging om kinderen in de knel zo snel mogelijk in een veilige omgeving te plaatsen, zodat de toekomstperspectieven van de Rotterdamse jeugd verbeteren. We leveren onze bijdrage hieraan mede door een actieve opstelling in Ieder Kind Wint. Roger Dirven, Regiodirecteur
Samen met de locatie Utrecht doet de locatie Rotterdam mee aan de pilot voor de ontwikkeling van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ). Dit is een in de praktijk bewezen onderzoeksinstrumentarium, bedoeld om recidive te voorkomen. In 2011 wordt duidelijk of dit instrumentarium landelijk wordt uitgerold.
Cijfers Overijssel
In 2010 was de instroom van beschermingszaken in de regio Overijssel 10% hoger dan het jaar daarvoor. Per saldo is het aantal afgeronde beschermingsonderzoeken in 2010 gelijk gebleven aan het aantal in 2009. Dit komt doordat de werkvoorraad van beschermingsonderzoeken in 2009 sterk is afgebouwd. We werken nu vrijwel wachtlijstvrij.
Ook in Rotterdam is het aantal taakstraffen teruggelopen. Deze trend, die in 2009 is ingezet, zet zich voort. Waarschijnlijk doordat meer geldboetes en schorsingen worden opgelegd.
Cijfers Rotterdam-Rijnmond
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.490 2010 > 1.492
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 2.073 2010 > 2.078
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 471 2010 > 502
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 348 2010 > 354
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.191 2010 > 1.923
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.980 2010 > 2.941
Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 242 2010 > 222
Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 423 2010 > 418
Aantal taakstraffen: 2009 > 1.331 2010 > 1.009 Aantal ASAA-onderzoeken: 2009 > 315 2010 > 346
De regio Rotterdam-Rijnmond heeft op het gebied van civiele zaken een gelijkmatig en constant jaar achter de rug. Bij ASAA zien we een lichte daling. Aan de strafkant heeft de instroomdaling van taakstraffen direct effect gehad op de resultaten in 2010. Deze daling is al twee jaar te zien en heeft verregaande consequenties voor de coördinatoren taakstraffen. De basisonderzoeken en uitgebreide strafonderzoeken liggen in lijn met het vorige jaar. In vergelijking met 2009 is het managementcontract van 2010 een beter sluitend contract geweest. Hierdoor was er een betere balans tussen middelen en prestaties. Alles bij elkaar kijkt de regio terug op een geslaagd jaar.
Aantal taakstraffen: 2009 > 2.018 2010 > 1.787 Aantal ASAA-onderzoeken: 2009 > 678 2010 > 627
26 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 27
Regio’s
Regio’s
Utrecht In 2010 was de regio Utrecht flink in beweging. We hebben gewerkt aan de projecten van het Meerjarenprogramma 2008-2011 van de Raad en aan regionale activiteiten. In 2010 is het front-officeteam straf gestart, in navolging van een goed lopend front-officeteam civiel. Hierdoor behandelen aparte teams nu de spoed- en crisiszaken, waardoor het werk in de reguliere teams minder verstoord wordt. Ook is een kwaliteitscommissie straf ingesteld om de onderzochte kwaliteit te verbeteren. Een onderdeel van kwaliteitsverbetering is meelezen met rapporten, waardoor raadsonderzoek en rapportages verbeteren. In 2011 gaan we door met kwaliteitsborging. Daarnaast hebben medewerkers hard gewerkt aan verschillende interne pilots. Hiermee dragen we bij aan de verbetering van de manier van werken bij de Raad en aan een goede implementatie van de projecten. De regio heeft op verschillende manieren contact met de keten partners. We nemen deel aan het Arrondissementaal Justitieel Beraad en overleggen in de veiligheidshuizen van Utrecht en Amersfoort. In 2010 werden het justitiële casusoverleg (waar alle jongeren die met de politie in aanraking komen worden besproken) en het netwerk- en trajectberaad (voor nazorg aan jongeren die na een delict in een justitiële jeugdinrichting worden opgenomen) verder ontwikkeld.
Zuid-Holland Zuid en Zeeland Op civiel gebied nemen we deel aan overleggen met Bureau Jeugd zorg (BJZ) en de Provincie, middels Utrechtse Jeugd Centraal (UJC). UJC is een verbeterprogramma waarin jeugdzorg, lokaal beleid en jeugdbescherming samenwerken. Ook is gewerkt aan verdere ontwikkeling van het casusoverleg bescherming, waarin zaken besproken worden die overgedragen worden van BJZ naar de Raad. Binnen de regio is aandacht voor nieuwe ontwikkelingen en tijd om ideeën uit te wisselen. Tijdens de tweemaandelijkse raadslunches geven interne en externe sprekers lezingen. Ook hebben we diverse workshops met medewerkers georganiseerd over de organisatie ontwikkeling en -inrichting. Verder hebben we in 2010 aan enkele inspannende en media gevoelige zaken gewerkt. Ook hebben we actief meegewerkt aan de documentaireserie De Rechtbank van de EO. Kortom, in 2010 was er aandacht voor tijdiger, effectiever en professioneler werken. In 2011 gaan hier we hier met energie en plezier mee door!
In 2010 was er veel aandacht voor het Meerjarenprogramma 20082011 van de Raad. De speerpunten van dit programma zijn Tijdigheid: kinderen hoeven bij de Raad niet meer te wachten, effectiviteit: kinderbescherming wordt nog doeltreffender uitgevoerd en professionalisering: het professionele handelen van de Raad wordt versterkt. In het bijzonder stond professionaliseren bij de regio Zuid-Holland Zuid en Zeeland in 2010 centraal. De Raad voor de Kinderbescherming is in verandering. Die verandering vraagt om resultaatgerichte sturing, veranderingsgerichte aansturing en heldere communicatie. De afgelopen drie jaar is een groot appèl gedaan op het regionale managementteam (RMT). Om in gezamenlijkheid alle veranderingen te bewerkstelligen en daarnaast ‘de winkel open te houden’ is er voor het management van de Raad een leiderschapstraject gestart. Dit traject heeft ervoor gezorgd dat binnen het RMT een groot gevoel van saamhorigheid is ontstaan. Daarnaast zijn de kernwaarden van leiderschap bediscussieerd en is nu helder welk leiderschapsgedrag het management naar de medewerkers toe wil uitdragen.
We zien een stijging van 5% in het aantal afgeronde gezag- en omgangsonderzoeken. Ook de instroom was hoger ten opzichte van 2009. Het aantal afgeronde basisonderzoeken straf is in 2010 gedaald met 15% ten opzichte van het jaar daarvoor. De daling van 2009 heeft zich voortgezet en volgt hiermee zowel het landelijke beeld als het beeld bij ketenpartners. Wat opvalt is dat de instroom van strafzaken vanuit de politie sterk is gedaald en de instroom van leerplichtzaken vanuit de gemeenten juist flink is gestegen. Verder zien we dat de instroom van inverzekeringstelling hoger is dan in 2009 en de instroom proces verbaal lager. De instroom van taakstraffen is in 2010 vergeleken met 2009 gedaald met 27% en volgt hiermee een landelijk zichtbare trend. Het aantal afgeronde taakstraffen is met 18% gedaald.
Verder zijn in 2010 de in de praktijk bewezen onderzoeks methodieken waarmee de Raad werkt, verder geïmplementeerd. Zij zijn door de medewerkers met enthousiasme opgepakt. Al deze projecten zorgen ervoor dat zowel individuele als collectieve verantwoordelijkheid ontstaat voor de externe en interne samenwerking en dus voor het resultaat voor het kind. Dit zijn verande ringen die ook in 2011 zullen doorwerken. Kortom: de Raad is in beweging. Monique Bastinck , Regiodirecteur
Peter van Eijk, Regiodirecteur
Cijfers Zuid-Holland Zuid en Zeeland
Cijfers Utrecht
De instroom van beschermingszaken was in 2010 11% hoger dan in 2009. In vergelijking met de daling vorig jaar, is de instroom van beschermingszaken in 2010 weer aangetrokken. Het aantal afgeronde beschermingszaken is gestegen met 4%.
Een ander regionaal aandachtspunt, naast professionalisering, was het versterken van de samenwerking in de keten. Door een goede en op elkaar afgestemde samenwerking, is het mogelijk om de kinderen die onze hulp nodig hebben snel en efficiënt te helpen.
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 1.541 2010 > 1.600
Aantal beschermingsonderzoeken: 2009 > 856 2010 > 850
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 246 2010 > 259
Aantal gezag & omgangsonderzoeken: 2009 > 247 2010 > 265
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 2.467 2010 > 2.137
Aantal basisonderzoeken straf: 2009 > 1.406 2010 > 1.318
Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 94 2010 > 140
Aantal uitgebreide strafonderzoeken: 2009 > 126 2010 > 128
Aantal taakstraffen: 2009 > 1.126 2010 > 951
In 2010 is het aantal beschermingsonderzoeken gestabiliseerd. Er is een toename in de betrokkenheid van de Raad bij gezag en omgangszaken. Aan de strafkant zet de daling die vorig jaar intrad zich voort. Het aantal taakstraffen is met 19% afgenomen. Het aantal uitgebreide strafonderzoeken is gelijk gebleven.
Aantal taakstraffen: 2009 > 1.067 2010 > 862
28 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 29
Regio’s Landelijk Bureau Het Landelijk Bureau (LB) is het dienstverleningscentrum van de Raad voor de Kinderbescherming dat producten en diensten levert op het gebied van beleid en bedrijfsvoering. Het LB werkt voor de regio’s en de Landelijke Directie. Het LB zorgt voor synergie door het delen van vakkennis binnen de organisatie, voor het verhogen van de professionaliteit en voor het verbeteren van de kwaliteit van de ondersteunende processen. In 2010 leverde het LB een substantieel aandeel aan het Meerjarenprogramma (MJP). Een groot aantal medewerkers van de verschillende afdelingen zetten hun vakkennis in binnen de verschillende projecten en onderdelen van het MJP. De eerste resultaten van MJP-projecten zijn overgedragen aan de staande organisatie, dit is goed verlopen. In samenwerking met het MJP en de regio’s zal het LB in 2011 het merendeel van de projectresultaten implementeren en borgen in de staande organisatie.
Om het projectmatig werken binnen de Raad voor de Kinder bescherming verder te ontwikkelen is in 2009 het Projectenbureau opgericht. Het Projectenbureau heeft de focus gelegd op het optimaal laten verlopen van MJP-projecten en landelijke projecten. Daarnaast is er geïnvesteerd in het verstevigen van de basis voor professionaliteit van projectleiders en -ondersteuners. Het Projectenbureau heeft gezorgd voor meer structuur en overzicht op het gebied van project- en programmamanagement. Het Landelijk Bureau wil de organisatie op strategisch niveau ondersteunen door het oprichten van de nieuwe dienst ‘strategieontwikkeling’. In 2010 hebben we een aanzet gegeven door het opzetten van strategische dienstverleningsconcepten en het bepalen van strategische thema’s. Dit werken we in 2011 verder uit om ons te ontwikkelen als strategisch partner van Landelijke Directie en regio’s. Franca van Montfoort, Directeur Landelijk Bureau
30 > Jaarbericht 2010
Jaarbericht 2010 > 31
Cliëntenbeleid Cliënttevredenheid De Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt permanent of cliënten (kinderen/jongeren/ouders/verzorgers) tevreden zijn over de dienstverlening in algemene zin en de bejegening door raadsmedewerkers. In de eerste helft van 2010 hebben 6641 cliënten hun mening gegeven. Net als in de jaren ervoor wordt als algemeen oordeel over de Raad een 6,8 als rapportcijfer geven. De ASAA zaken worden gemiddeld het best beoordeeld met een 7,8. Strafzaken krijgen een 7,0, beschermingszaken een 6,3 en gezag- en omgangzaken een 6,2. Cliëntenraden Iedere regio heeft een cliëntenraad, die bestaat uit ouders of verzorgers die in het verleden met de Raad te maken hebben gehad. Regiodirecteuren zijn door hun cliëntenraad gevraagd of ongevraagd geadviseerd over verschillende onderwerpen. Eind 2010 zijn de regionale cliëntenraden en de regio’s benaderd met twaalf evaluatievragen. Deze eerste evaluatie van de cliëntenraden is gericht op het functioneren van de cliëntenraden en hun rol/ bijdrage binnen het raadswerk. Begin 2011 zal een notitie met conclusie en aanbevelingen worden besproken. Op basis hiervan wordt bezien of de huidige doelstelling/structuur aangepast moet worden. Afnemerstevredenheid In 2010 is een vragenlijst ontwikkeld om de tevredenheid van keten partners te meten. In 2011 worden de regionale ketenpartners (zoals de rechtbank, BJZ, OM) benaderd voor het invullen van de vragenlijst. De uitkomsten moeten leiden tot het formuleren van regionaleen landelijke verbeteracties. Vertrouwenspersoon Ook dit jaar hebben de cliënten van de Raad weer gebruik kunnen maken van een onafhankelijk Vertrouwenspersoon, die in dienst zijn van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg, Zorgbelang Brabant of Zorgbelang Groningen.
Klachtenanalyse Cliënten kunnen een klacht over de Raad indienen bij een regio directeur. Als ze het niet eens zijn met de beslissing van de directeur, kunnen ze hun klacht voorleggen aan de externe klachtencommissie. In 2010 zijn in totaal 248 klachten ingediend bij de Raad, 166 klachten hebben geleid tot een klachtbeslissing. Daarvan werden 163 klachten behandeld door een van de regiodirecteuren en 3 klachten door de algemeen directeur. Op een totaal aantal onderzoeken van 78.943 is dit minder dan 1%. Daarnaast is bij 82 klachten succesvol bemiddeld door de regiodirecteuren, dit is 33% van het totaal aantal ingediende klachten. Een klacht bestaat vaak uit meerdere klachtonderdelen. Van de 584 geregistreerde klachtonderdelen werden 152 klachtenonderdelen (26%) geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard. In 2010 zijn 53 klachten behandeld door de externe klachten commissies. Deze klachten kunnen zowel voortgevloeid zijn uit de directiebeslissingen die zijn genomen in 2009 als in 2010. Bijna de helft van de klagers liet zich in de klachtenprocedure bij staan door een familielid, een vertrouwenspersoon, of een advocaat. De meeste klachten werden ingediend door één van de ouders en betroffen net als voorgaande jaren gezag- en omgangszaken. Een substantieel deel van alle klachten had betrekking op de wijze waarop het raadsrapport is opgesteld en op de manier waarop de Raad met de cliënt communiceert. Kwaliteitskader en protocollen Om op een professionele en uniforme manier de wettelijke taken uit te voeren, legt de Raad voor de Kinderbescherming richtlijnen vast voor de eigen manier van werken. Deze richtlijnen helpen raadsmedewerkers om gelijke zaken hetzelfde te behandelen. Ook maken ze aan cliënten duidelijk wat ze van de Raad mogen verwachten. De protocollen vallen onder de verantwoordelijkheid van de algemeen directeur en kunnen snel aangepast worden aan nieuwe ontwikkelingen. Ze zijn in te zien op de website van de Raad. Cliënten met vragen over de richtlijnen kunnen die stellen aan de juridische deskundigen van de Raad.
Dit is een uitgave van Raad voor de Kinderbescherming | Landelijk Bureau Postbus 19202 | 3501 DE Utrecht www.kinderbescherming.nl | www.kinderbescherming.nl/jongeren
Maart 2011 Aan de informatie in deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend.