Int. Instituut Soc Geschiedenis 1 Amst" jr dr«< T
N o , 467
19 September 1931
Adres voor Redactie en Administratie
Redacteur:
Dit blad verschijnt ten minste
Van Slingelandtstraat 70 Den Haag
W . N . V A N DER HOUT
éénmaal per maand.
I N H O U D : Bevel tot uittreden. — Officiëele Mededeelingen: Alg. Vergadering; Ledenlijst. — Algemeene Belangen: De colleges te Utrecht, Holland, let op uw pers, Herinneringen aan Johan de Meester, Dagblad De Tijd. — Ned. Indië, Instemmend commentaar. — Personalia en Berichten: P. E. Besselaar f, W . Graadt van Roggen, G. J. H. van de Vijver, Frits Lapidoth, L. M Weterings, R. C. Verweyck, Een prijsvraag.
BEVEL T O T U I T T R E D E N , Het Nederlandsen Episcopaat heeft beslist, dat de katholieke journalisten den Nederlandschen Journalisten-Kring vaarwel moeten zeggen. De geestelijke adviseur van de Katholieke Journalisten-Vereeniging, pater Kruitwagen, heeft de volgende mededeeling ontvangen: „Namens de H.H. H.H. Excellenties de Bisschoppen van Nederland, deelen wij U.Z.E. bij deze mede, in antwoord op Uw schrijven van den 25sten April 1.1., dat het Doorluchtig Episcopaat wenscht, dat de Katholieke journalisten den Nederlandschen Journalisten-Kring verlaten en dat het de publicatie van dit besluit overlaat aan Uwe prudentie." Hiermede is — wij moeten het erkennen — voor de katholieke collega's de zaak beslist. V a n ons zal zeker geen aandrang uitgaan, om hen te bewegen ontrouw te zijn aan het bisschoppelijk besluit, dat voor hen — meenen wij •— een bevel beteekent. Onze katholieke confrere's en vrienden zullen nu dus wel, met niemand minder dan prof. mr. P. J. M. Aalberse, oud-Minister, oud-hoogleeraar, aan het hoofd, den Kring verlaten: de vereeniging waartoe zij behooren, waaraan zij gehecht waren en die zij uit eigen vrijen wil niet verlaten zouden hebben. Men gaat vi coactus. Wij zullen ons, onder den eersten indruk van dit besluit, beperken in hetgeen wij er van zeggen. De gelegenheid daartoe komt nog wel, en wij hopen van die gelegenheid gebruik te maken. Bovendien moet het Kringbestuur de nieuwe situatie nog overwegen en de voorzitter mag op het in te nemen standpunt niet vooruitloopen. Het is trouwens ook beter, dat wij de eerste bittere gevoelens, die ons beheerschen, wat laten bezinken, al hebben wij dit besluit zien aankomen. Wij weten dat er heen gedreven is; wij weten dat de drijvers er waren. Hierboven verklaarden wij, dat de zaak nu voor onze katholieke collega's is beslist. Het orgaan der Katholieke Journalisten-Vereeniging gebruikt een ander woord: het zegt dat het vraagstuk is opgelost. Dit is natuurlijk niet juist, tenzij de schrijver in dat orgaan (zelf, helaas, altijd een dergeneh, die fanatiek op deze verwijdering aanstuurden) het verschil tusschen een
beslissing en een oplossing niet kent. Het is hier een decreet, dat yoor vele katholieke collega's zelf de zedelijke waarde van een „oplossing" mist. Zelfs de motieven krijgen de betrokkenen niet te hooren. Het moet. Ook zonder motieven. Als wij eens wilden (en mochten) publiceeren hoe over dit besluit onder hen geoordeeld wordt; welke bewijzen van vriendschap en gehechtheid jegens onze vereeniging men geeft; hoe men ons reeds nu heeft gevraagd een middel te zoeken, om toch het contact niet geheel te verbreken; dan zouden misschien zelfs de heeren Bisschoppen van Nederland verbaasd staan. W a n t wij waren er in geslaagd vele katholieke collega's aan ons te binden; een aantal hunner staat op bestuurs-posten; zij behoorden tot de trouwe bezoekers onzer vergaderingen en de prettige deelnemers aan onze excursies. Daar was, boven alle geloofs- en partij-verschillen uit, een zedelijke band gelegd. Welnu: die band zal door dit bevel tot uittreden niet worden verbroken. Men bedenke, dat zij, die heen moeten gaan, zoo goed als allen ooA: lid waren van de Katholieke vereeniging. Zij zijn dus reeds „Katholiek georganiseerd'. Alleen: zij wenschten bovendien lid van den Kring te zijn. Dit mag nu niet meer. Nogmaals: organisatorisch kan de band verbroken worden, moreel niet. Wij zijn er zeker van dat de Kring de genegenheid van hen die vertrekken zal behouden. Zij nemen onze hartelijke vriendschap mede. Dat het Kringbestuur het oude contact niet geheel zal prijsgeven, daarvan zijn wij overtuigd en dit zal binnenkort vermoedelijk wel blijken. Hoe vaak hebben zij, in de vergadering van de katholieke vereeniging, aan deze den Kring ten voorbeeld gesteld; hoe hebben verschillende vooraanstaanden — wij mogen dit gerust verklappen — zich in den laatsten tijd verzet tegen een „oplossing" als nu gevallen is; hoe hebben ze ons herhaaldelijk spontaan medegedeeld, dat ze nooit anders dan onder dwang uit den Kring zouden gaan. Dit alles is voor ons een troost. Tenslotte is het cijfer, Goddank, niet het eenige in de wereld. Tegen hun zin zullen verscheidene collega's nu onze vereeniging verlaten; dat zij gehoorzamen zullen, verwachten wij, omdat dit in hun opvattingen moeilijk anders kan; en al zouden wij ons van harte verheugen indien nog een werkelijke „oplossing" kon worden gevonden, tot ongehoorzaamheid zullen wij hen zeker niet aansporen. Alleen vragen wij ons in verbazing af: mogen de katholieke directeuren wèl lid van de neutrale Directeuren-Vereeniging blijven? Vanwaar dat onderscheid bij de Bisschoppen? Voor het oogenblik laten wij het bij deze korte opmerkingen. Het Kringbestuur moet de nieuwe situatie overwegen en nagaan welke gevolgen zij eventueel in aiTdere richting zal hebben. D. H.
74
DE
JOURNALIST open voor alle gewone en buitengewone leden van den Kring. Andere gegadigden gelieven zich tot ondergeteekende te wenden. W . N. V A N DER H O U T .
Offictëele Mededeelingen. Algcmcene Vergadering op
Zaterdag 26 September 's middags 2 /3 uur, in Hotel POLEN, Rokin te Amsterdam. Agenda. 1. Notulen vorige Algemeene Vergadering. 2. Ingekomen Stukken en Mededeelingen. 3. Behandeling van het voorstel inzake een Representatie-Overeenkomst. (Zie „De Journalist" van 11 Mei j.1., nr. 462). 4.
Bespreking van de door de Indische Regeering aan den Volksraad voorgestelde ordonnantie inzake de Pers (zie dit nummer). De bespreking zal worden ingeleid door den heer J. E. S t o k v i s , lid van den Kring, oud-lid van den Volksraad.
5.
Rondvraag.
De vergadering zal eventueel 's avonds worden gezet.
voort-
Ledenlijst. Gevraagde adressen. M. J. Adriani Engels, Amsterdam. R. Hagoort, Utrecht. Adresveranderingen: T . Dokter van Rotterdam naar Morelstraat 149, Den Haag. H . Asselin naar Roelofstraat 45, Den Haag. W . J. O van Santen naar Heerengracht 8, den Haag. B. O Spoel naar v. Heutzstraat 74, den Haag. G. J. Nijland naar Wijsmullerstraat 28 II, A d a m W . Voorgedragen als gewoon lid: F. I. M. Schneiders, „Leidsche 74, Leiden.
Crt.'', Hooge Rijndijk
Aangenomen als gewoon lid : B. T. Wildeman, N. v. h. N., P. Campersingel 201a, Groningen. F. A. Brunklaus, Limb. Koerier, Markt 17c, Maastricht. Jean H. P. Jacobs, Limb. Koerier, Statensingel 196, Maastricht. Sj. Broersma, Hbl., Singel 528, Amsterdam C. H. J. Vesters, Huisgezin, Hellemansche weg 55, Vught. C. Spoelstra, Versch. bl., 86 rue Abbé Groult Paris (15e). E. van der Vlugt, Monde Nouveau, 42 Boulevard Raspail, Paris.
Algemeene belangen. De colleges te Utrecht. Ondergeteekende zal zijn colleges als privaat-docent in de Publiciteitsleer aan de Rijksuniversiteit te Utrecht aanvangen met een openbare les over het onderwerp „Publiciteit" op Maandag 19 October n.m. 4 uur in het Klein-Auditorium, Universiteitsgebouw, Domplein. Hij noodigt bij deze alle Kringleden, die daarvoor in de gelegenheid mochten zijn, uit deze les bij te wonen. W a t de verdere lessen betreft, kan hij meedeelen, dat ze, ingaande 26 October, gegeven zullen worden op Maandagnamiddag in het Klein-Auditorium. Het uur moet echter nog nader worden vastgesteld. De bijwoning der lessen staat ook — kosteloos —
Holland, let op uw pers! Degelijke vorming van den Journalist: een eisch van den tijd. Onder bovenstaanden titel wijdt Emmy J. Belinfante in het Haagsch Maandblad van September een artikel aan het probleem van de vorming van den Journalist, waarin zij den nadruk legt op de moderne problemen van de pers, die moet rekening houden met den snel wisselenden smaak van het publiek en daarom haar uiterlijk karakter steeds moet herzien, zonder karakterloos te mogen worden. Zij wijst op de verantwoordelijkheid van den journalist, die ermede moet rekening houden, dat een deel van het publiek nog altijd het dagblad als een evangelie beschouwt en dat hij een niet te controleeren directen en indirecten invloed oefent, terwijl hij aan den anderen kant de bezwaren ondervindt van de concurrentie van tal van salonjournalisten en persparasieten, die het voor den beroepsjournalist bederven. Verder licht zij uitvoerig toe, hoe het in dezen tijd van snelheidsjacht en voortdurende uitbreiding van bijna elk terrein van de wetenschap, voor den journalist bijna ondoenlijk is zijn werk op peil te houden en hoe de jeugd door allerlei omstandigheden minder leiding kan krijgen dan vroeger. Het degelijke verslag komt in het gedrang, interview en enquête worden vaak misbruikt. Als eenig tegenwicht ziet zij een meer stelselmatige en doelbewuste vorming van den journalist, zoowel theoretisch als in de practijk. Zij schetst in het kort de geschiedenis van het opleidingsvraagstuk in den Ned. Journalistenkring en trekt voor zichzelf de conclusie, dat men nog pas in een beginstadium is. Herinnerend aan de voordracht van Prof. van Oven voor de leden der Haagsche Journalistenvereeniging citeert zij daaruit de conclusies en wat deze voormalige journalist zeide omtrent de beteekenis van de academische sfeer voor den journalist, die zoo licht geneigd is tot zelfoverschatting. Schr. doet ten slotte een beroep op de belangstelling van het publiek voor dit vraagstuk en besluit met de woorden: „Moge dan het intreden van de wetenschap der journalistiek aan de universiteiten, hoe bescheiden het begin ook is, leiden tot een nieuw contact tusschen publiek en pers,, om overal het vraagstuk van de vorming van den journalist te zien als een nationaal vraagstuk, omdat — om met Kuyper te spreken — „hoe hooger de pers staat, hoe veiliger de publieke opinie wordt geleid." Herinneringen aan Johan de Meester. De belangrijke artikelen die M. J. Brusse in de Nwe Rott. Courant wijdde aan de nagedachtenis van ons eerelid Johan de Meester zijn in een keurig boekje bij W . L. en J. Brusse's Uitg. Mij. te Rotterdam verschenen. Dat is een goede en mooie daad want op die wijze blijft deze schitterende karakterschets voor ons allen bewaard. De herinnering aan den grooten collega zal in breeden kring blijven voortleven; en de meesterlijke beschrijving van de Meesters figuur als mensch, als journalist en als romanschrijver, welke Brusse ons gaf zal ook voor het verre nageslacht de Meester een lichtend voorbeeld en toonbeeld doen blijven. Aan de artikelen is toegevoegd het artikel dat coll. P. Verdoes in de N.R.Ct. aan de Meester wijdde den ochtend na zijn overlijden. Tal van foto's zijn in het boekje opgenomen, waaronder de prachtige karikatuur die Albert Hahn in 1904 van de Meester gaf. Wij hopen zeer, dat alle collega's zich dit boekje zullen aanschaffen als een stille hulde aan ons eerelid, die zoo plotseling van ons werd weggerukt.
DE
J O U R N A L I S T
Dagblad De Tijd. Naar in de pers werd meegedeeld, is het definitief besluit gevallen, waarbij de aandeelen van de N.V. Dagblad en Drukkerij De Tijd te Amsterdam aan de N.V. Drukkerij De Spaarnestad te Haarlem, overgaan. Nadat de noodige formaliteiten zijn vervuld, zal dus de Spaarnestad de exploitatie van de dagbladen De Tijd en De Amstelbode en van de drukkerij Het Kasteel van Amstel ter hand nemen. Verbetering. — In mijn stukje in het vorig No. staat iets over een getuige a décharge, die na zijn sauveerende verklaringen benoemd werd in een Aneta-functie, waarvoor hij in vroeger jaren getoond heeft, de noodige bekwaamheid en geschiktheid te bezitten. Dit laatste woord is een druk- of een schrijffout. Ik had juist te kennen willen geven, dat het te denken geeft, wanneer zoo iemand die hoedanigheden getoond heeft te missen. FRS.
Nederlandsch-Indië. Instemmend commentaar op de Indische pers-ordonnantie. W a a r ons orgaan in zijn jongste nummer van 31 Aug. (Nr. 466), na het opnemen van het ontwerp-De Graeff aan den Volksraad eener „ordonnantie inzake de pers", aan collega Van Meurs uit Soerabaja gelegenheid biedt, onder den titel „De Indische pers bedreigd", een waarlijk wel zeer éénzijdige toelichting te geven, zoowel op de vijf artikelen der voorgestelde ordonnantie, als op de daarbij behoorende memorie-van-toelichting, zij 't mij vergund, daartegenover een misschien óók eenzijdig commentaar te leveren, waarbij ik mijn instemming wil betuigen met de, voor Indië ingediende persregeling? Vooraf moge gaan, dat ik van-huis-uit over voldoende karaten journalistiek bloed en karakter beschik, om mij, mèt vermoedelijk de overgroote meerderheid mijner collega's, te verklaren tegen aanranding der pers-vrijheid. Echter niet tegen elke beperking van dit gezonde liberale beginsel! Ik erken gevallen — ik behoef ze hier niet aan te halen, om niet af te dwalen van het „Indische" onderwerp, waarom het hier gaat -— waarbij een zeker „aan banden leggen" van bepaalde journalistieke uitingen, op grond van opgedane ervaringen als weldaad voor maatschappij en menschheid ware te beschouwen. Bepalen wij ons echter tot Nederlandsch-Indië, waar de perstoestanden, zoo mogelijk, nóg veel ingewikkelder zijn dan overal elders. Het zou een doorwrochte, stellig hoogst belangrijke studie eischen, een onpartijdig overzicht samen te stellen van de geschiedenis der pers in Indië. Daarbij zou in de eerste plaats de volle nadruk gelegd moeten worden op het onwaardeerbaar, baan-brekend werk, door, in het Nederlandsch geredigeerde persorganen in onze Indische „koloniën" gesticht. Doch in tweede instantie zou daarnaast niet verzwegen mogen worden het vele onberekenbare nadeel, door den zoogenaamden „tropenstijl" berokkend aan de waardigheid en het gezag, evengoed van die felle pers-uitlatingen zelve, als aan een, op ploertige sensatie belusten lezerskring. Deze historische phase is in ons Aziatisch werelddeel niet afgesloten. De Nederlandsche dag- en weekbladen vervullen er nog steeds hun noodzakelijke taak van voorlichting en kritiek; echter ware 't voorbarig te verklaren, alsof geen enkel tropisch giftmengsel meer in enkele dezer organen werd gedruppeld. W a t deze eigenschappen betreft, zou men strekking en stijl evenwel noch hooger, noch lager mogen stellen dan die onzer overeenstemmende pers-organen in Europa (subs. Nederland). Nu meen ik mij niet te vergissen, indien ik beweer, dat de voorgestelde „pers-ordonnantie" allerminst gericht is tegen onze Nederlandsche pers-organen in Indië. De Indische regeering heeft zich steeds van een
75
voldoende breedheid-van-inzicht getoond, kritiek toe te laten; zij heeft er nooit aan gedacht, en denkt er vermoedelijk in het tegenwoordig stadium evenmin aan, onze Nederlandsche pers-vrijheid eenigermate te beperken! Slechts enkele uitzonderlijke gevallen laten zich aanwijzen, waarbij de Justitie in een lange reeks van jaren had in te grijpen bij enkele der zeldzaam voorkomend pers-delicten. Vandaar de opvallende vergissing, wanneer men zich overgeeft aan de verkeerde meening, alsof de ontwerpordonnantie bedoeld is tegen onze Nederlandsche pers in Indië, En daarom beschouw ik het als een, zij het onwillig begane, daarom niet minder laakbare vergissing van collega Van Meurs, waar hij er slechts terloops op wijst, dat de ordonnantie voor de Nederlandsche pers in Indië „weinig zin" heeft. Zelfs ben ik van oordeel, dat ons Kring-bestuur, wellicht eerst na het lezen van Van Meurs' alarm, de onaantastbaarheid der „Nederlandsche pers-vrijheid" in Indië in het gedrang heeft meenen te zien brengen; zoodat het, onder zijn bestuursleden vermoedelijk niet beschikkend over een journalist met voldoende kennis van Indische pers-toestanden, hals-over-kop een telegrafisch protest seinde aan den Volksraad, uitgaande van ons Dag. Bestuur, later goedgekeurd door het volledig Kring-Bestuur. Inderdaad meen ik, dat hier de plaats is, er tegen te protesteeren, dat vanwege den „Nederl. Journalistenkring" zulk een eigenmachtig besluit werd genomen en uitgevoerd, waarmee in strijd wordt gehandeld met de zienswijze van een bepaald deel der Kringleden. Onder dezen schaar ik mij onvoorwaardelijk. En ik wil toelichten welke motieven mij hierbij leiden. Het zou alweer een uitvoerige toelichting vragen, voor Nederlandsche collega's, die Indië niet van eigen arbeid of aanschouwing kennen, een juist beeld te schetsen van de pers-toestanden, zooals deze zich voordoen bij de, niet in het Nederlandsch geredigeerde organen. Ik heb op het oog de schier tallooze periodieken, verschijnend in de Maleische, Javaansche en Chineesche taal. Over het algemeen kan hiervan helaas! weinig goeds worden getuigd. Het „schrijven voor de pers", het redigeeren van een nieuws-orgaan hebben deze, niet-Nederlandsche „collega's" zoo'n beetje afgekeken van onze wèl-Nederlandsche collega's in Indië. Dat zij daarbij verzuimden, acht te slaan op de voortreffelijke eigenschappen van menig, der in Indië verschijnende Nederlandsche periodieken, kan slechts worden geweten aan een betreurenswaardig gebrek aan lees- en lezersbegrip; en dat zij meestal trachten de kwalijk geredigeerde Nederlandsche kranten in Indië te overtroeven in onwaar- en grofheden, is een typische oostersche eigenschap, welke geheel moet worden beschouwd met een beoordeelingsfactor, welke de mentaliteit kent van zeker eigenaardig troepje geestdrijvers, zooals de warmbloedige en lichtlaaiende temperamenten der Maleische en Chineesche bevolkigingsgroepen weelderig plegen voort te brengen. Dat dit minderwaardig soort pers-geschrijf een bepaald gevaar kan vormen, laat zich niet ontkennen. De Inlandsche bevolking, dus zoowel de Javaansche, Maleische, als de talrijke inslag der Chineesche, reageert met al hare, dikwijls nog zoo primitieve instincten op elk journalistiek vergif, dat haar schier dagelijks in tropische overdadigheid wordt voorgezet. En aangezien bij deze Inlandsche bevolking — aan welke onze Westersche beschaving als een der ingrijpenste „koloniale" weldaden het lezen-en-schrijven grondig heeft geleerd — vrijwel de mentaliteit volledig ontbreekt van het meest eenvoudige correctief op hetgeen het in z'n lijfblaadjes voorgezet krijgt (vrijwel dus in tegenstelling met het meer „kritisch" lezen door onze Westersche krantenlezers!) is het gevaar allerminst denkbeeldig, dat de felle, hatelijke, afbrekende, leugenachtige perscampagne — welke onder bepaalde invloeden eer toedan afneemt — op den nog zoo naïeven geest der goedgezinde Indische bevolking zijn funesten invloed uitoefent. Men heeft slechts kennis te nemen van de wekelijksche pers-overzichten, uitgegeven door het te Batavia
76
DE
J O U R N A L I S T
gevestigd „Kantoor voor Volkslectuur", dat een even onpartijdig als uitnemend werk verricht door het geregeld samenstellen van een, zonder eenig commentaar vertaalde bloemlezing uit deze Indische pers-organen, zooals ze verschijnen in de Maleische en Javaansche taal; voor het Chineesch zorgt het „Bureau voor Chineesche Zaken", dat afzonderlijk staat van „Volkslectuur". Deze publicaties zijn niet alleen bestemd voor de verschillende overheids-organen in Indië; elk goed geredigeerd Nederlandsch dagblad in Indië neemt er kennis van, terwijl ook een behoorlijk aantal particulieren het tot plicht rekent, zich op de hoogte te houden van de verregaande aanmatigingen en onfrischheden, waartoe deze oostersche pers zich vrijwel straffeloos en bij voortduring laat gaan. W a n t met deze „straffeloosheid" staat het er in Indië ongeveer aldus mee, dat slechts met voorkennis en goedkeurend prae-advies van den Procureur-Generaal tot een pers-vervolging wordt overgegaan. Waarbij zich het wei-verklaarbare verschijnsel menigmaal voordeed, hoe de Justitie-organen aarzelden, hun plicht te vervullen, tot vervolging en een strafprocedure over te gaan, omdat zij alle ongewenschte consekwenties voorzagen van een, tot „publieke tribune" verlaagde rechtzaal, waar de beklaagde redacteuren en hun propagandistisch-aangelegde raadslieden tropisch-gretig en met oostersch fanatisme de gelegenheid aangrijpen, het zeer geliefde thema van „onderdrukking" uit te buiten. Zoo woekert het gevaar welig voort. En waar juist op onze, overigens zoo rustig-aangelegde en van goede gezindheid tegenover het Nederlandsch-Indisch gezag vervulde overgroote meerderheid der Inlandsche en Chineesche bevolking alles wat „gedrukt" staat een veel stimuleerender indruk verwekt dan op meer Westersch ingestelde breinen, moest wel als verstandige noodzaak beschouwd worden, de stelselmatige gifdoses uit Singapore en Shanghai door een krachtig tegengif te bestrijden. Zoolang de zgn. „Inlandsche" pers-organen geredigeerd worden met evenwichtig begrip en met algemeene kennis-van-zaken, bestaat natuurlijk allerminst bezwaar, wanneer een gezonde oppositie tot uiting komt. Zelfs zal de Indische regeering de éérste zijn, met erkentelijkheid te erkennen de haar aldus geboden gelegenheid, geregeld en grondig kennis te nemen van hetgeen onder het niet-Europeesche deel onzer Aziatische bevolking leeft en omgaat. En niemand, die op den Buitenzorgschen troon de zware verantwoordelijkheid draagt over onze, zoo geweldig heterogene bevolkings-groepen in Indië te regeeren, zou er ooit aan denken, dit deel der pers aan banden te leggen. De zaak staat er, zooals ik hierboven trachtte toe te lichten, in dezen tegenwoordigen tijd van onverantwoordelijke en gewetenlooze ophitsing en verdachtmaking wel wat anders voor. V a n daar de, van wijs regeerings-inzicht getuigende, hoewel te betreuren poging, door het in het leven roepen van administratieve maatregelen tegen zeer bepaalde perscampagnes een noodzakelijk verweer te stellen. Aldus heeft dan ook de Volksraad in zijn vergadering van begin September beslist. Zoowel de vertegenwoordigers van de liberale als pol. economische, van de katholieke als christ.-staatkundige, van de Indo-Europeesche en zelfs van Inlandsche fracties, spraken zich uit ten gunste van de instelling eener ordonnantie inzake ongewenschte periodieken; slechts de uiterst links-ingestelde groepen, waaronder een deel der nationale fractie en de soc.-democratische stemden tegen. Zoodat met 32 tegen 23 stemmen het ontwerp bekrachtigd werd, teneinde tegen te gaan eene dreigende verstoring der juiste verhoudingen tusschen overheids-organen en de geregeerden; benevens het gevaar bestrijdend eener verstoorde goede verstandhouding tusschen de verschillende bevolkings-groepen: waarbij het verwekken van ongerechtvaardigde onrust in de breede lagen der bevolking op deze wijze kan worden tegengegaan. Tegen deze ontwerp-ordonnantie heeft collega V a n Meurs meenen te moeten waarschuwen, — en ik ben het in journalistiek beginsel met hem eens, doch aan
de hand der Indische praktijk ön-eens; ons Kringbestuur heeft gemeend, een ontijdig protest te moeten zenden aan den Indischen Volksraad, en het heeft dit op eigen houtje gedaan, zonder eenige ruggespraak met een Kring-vergadering, — hetgeen ik oprecht betreur; en ten derde zal dit belangrijke onderwerp op onze eerst-volgende Kring-bijeenkomst van 26 September te Amsterdam worden ingeleid door het afgetreden Volksraadlid, collega J. E. Stokvis, — hetgeen ik slechts zou kunnen toejuichen, indien ons Kring-Bestuur naast dezen soc.-democratischen woordvoerder ook een tweeden, ietwat anders georiënteerden Indischen collega had uitgenoodigd. Vandaar dat ik bij voorbaat in ons orgaan wil aankondigen, indien de een-of-andere motie het resultaat mocht zijn van de inleiding en een daarop te volgen gedachten-wisseling, ik met volle overtuiging mijn stem zal uitbrengen, om onzen Nederlandschen Journalistenkring een zekere blamage te besparen. JAN F E I T H .
Personalia en Berichten. P. E. Besselaar f. O p 25-jarigen leeftijd overleed onze collega P. E. Besselaar, een der jongste leden van de redactie van het Rott. Nieuwsblad. Ruim drie jaar slechts (van Mei 1928 af) was de heer Besselaar aan die redactie verbonden, maar in dezen korten tijd heeft hij gaven getoond van goed journalistiek inzicht, toewijding, ernst en bekwaamheid, die hem het vertrouwen schonken van de leiding van dat blad, en voor reeds belangrijke opdrachten in aanmerking deden komen, waarvan hij zich talentvol en tot aller tevredenheid kweet. Begin Augustus ging hij blij met vacantie, hij is ziek weergekeerd en een hevige longaandoening maakte helaas een eind aan een zoo goed begonnen en veelbelovende carrière. Wij zullen, aldus het R. N., Piet Besselaar in onzen kring niet vergeten, zijn jonge voortvarendheid, zijn opgewekt meeleven in al wat het Nieuwsblad betrof, zijn vriendelijken trouwen aard, in dankbare herinnering bewaren. — Ons medelid Dr. J. Th. de Visser werd 31 Augustus tot Minister van Staat benoemd. — De heer O Schlick, directeur van het Ned. T e legraaf agentschap, is benoemd tot ridder in de orde van den Witten Leeuw van Tsjecho Slowakije. — De heer M. J. Giphart, thans redacteur van de Westlandsche (Maassluissche) Courant is met ingang van 1 October benoemd tot redacteur van het Dordtsch bijblad van ,,De Voorwaarts." — In Genève is een nieuwe dagblad opgericht: „Journal des Nations". Dit blad wil zijn de „chroniqueur fidele et attentif du mouvement international" en artikelen publiceeren van medewerkers uit alle landen over internationale vraagstukken op politiek, cultureel en wetenschappelijk gebied. W . Graadt van Roggen. door den Kring en de Jaarbeursjournalisten gehuldigd. Toen op 7 September de heer W . Graadt van Roggen onze oud-collega en secretaris-generaal van de Nederl. Jaarbeurs zijn 25ste inleiding voor de te openen Beurs had geëindigd, welsprekend en belangrijk als steeds, heeft de heer Henri Dekking het woord genomen, en in den kring van collega's het volgende tot hem gezegd: „Vriend Graadt van Roggen. Ik mag u in dit gezelschap wel zoo noemen, persoonlijk waren wij ons halve leven vrienden en gij zijt de vriend van alle Jaarbeursjournalisten. Gij zijt mee een der oorzaken van haar bestaan, gij hebt haar mee ten doop gehouden en geen vader heeft ooit trotscher en blijder de schoonheid en
DE
J O U R N A L I S T
de innerlijke waarde van een geliefde dochter bezongen en gehuldigd, dan gij die van de Jaarbeurs en nu die het cijfer 25 mag plaatsen naast haar naam, staat gij even blijmoedig en zeker van haar toekomst, even vast overtuigd van haar waarde naast haar in den bloemenhof van een gelukkig jubileum. Anderen zullen u voor uw arbeid in dienst van de Jaarbeurs prijzen, ik moet het doen in het bijzonder voor wat gij zijt geweest voor de Jaarbeurs-journalisten. Dat heb ik namens hen meermalen mogen doen. Professor Graadt Roggen, den onovertroffen docent in de wetenschap van de actueele Nederlandsche economie, die vandaag voor de 25ste maal zijn uitnemend fijn gestyleerd zaakkundig college heeft gegeven, waarin achter de somberheid van het heden, dat hij erkent, de blijmoedigheid van een sterk vertrouwen glanst. Optimist quand même, maar met niets, maar dan ook met niets oppervlakkigs, degelijk en zeker, een echten Nederlandschen aard. Vriend Graadt v. Roggen, deze 25ste Jaarbeurs hebben wij een aanleiding gevonden om u eens in het zonnetje te zetten. Ik ben hier de woordvoerder naar tweeërlei opdracht. In de eerste plaats één van den Nederl. Journalistenkring. Men heeft u in dien kring volstrekt niet vergeten. Gij waart één der sieraden van ons mooie beroep, een gewetensvol krantenman, een keurig rijk begaafd stylist. En nadat gij die journalistiek hebt verlaten, zeker niet ten volle met uw hart, zijt gij het voorbeeld geweest voor allen, die in hun werk met de pers te maken hebben, een even ideale gastheer als inleider voor ons •werk. Wij journalisten moeten voorzichtig zijn met onderscheidingen. In ons beroep hebben wij te veel de leegte gezien die gaapt achter veel pompeuzen lof. Zooal niet cynisch, wij zijn sceptisch geworden. Maar als wij onderscheiden, dan geschiedt dit ook uit de volheid van een dankbaar gemoed en in de overtuiging, dat wij hem eeren, die dit ten volle verdient. De Ned. Journalistenkring beschikt niet over officieele onderscheidingen. Had hij die, gij zoudt grootkruis worden. Maar hij heeft toch een huldeblijk. Jaren geleden heeft hij een zilveren medaille laten slaan ter belooning van bijzondere diensten aan en in de Nederl. pers bewezen. Er zijn er daarvan slechts een paar in omloop en mij is opgedragen namens den Nederl. Journalistenkring u zulk een medaille aan te bieden. Zij bevat uw naam en de vermelding: „De N.J.K. aan zijn oud-lid den bewonderenswaardigen leider van 25 persconferenties.'' Ik zal u zoo dadelijk die medaille overhandigen. Eerst nog mag ik de tweede opdracht vervullen. Een paar weken geleden hebben de collega's Rademaker en Hotke het initiatief genomen om de trouwe Jaarbeursjournalisten op te wekken om dezen dag voor Graadt van Roggen een bijzondere waarde te schenken en u een stoffelijk huldeblijk aan te bieden. Ik heb als penningmeester van deze commissie mogen ervaren hoe hartelijk en hoe algemeen de instemming met dit initiatief was. Nagenoeg allen deden mee, op uitdrukkelijk verzoek niet met groote giften, het was ons om het aantal te doen. En wij zijn daardoor in staat een wensch van u te vervullen. Een der diepste genegenheden van uw nuttig en belangrijk leven is Goethe. Wij begrepen dat u geen hulde dierbaarder kon zijn dan een waarin de held van uw dichterlijk en wijsgeerig leven betrokken werd en, geleid door een goeden genius, vervulden wij één uwer verlangens door een der mooiste standaardwerken, dat niet meer in den handel is Graf ,,Ueber Goethe's W e r k e " voor u aan te koopen. Mag ik u toezeggen dat het aan uw woonhuis zal worden bezorgd. Het bewijze u de genegenheid en de dankbaarheid van uw oudcollega's. Wij hebben dezen morgen uw echtgenoote een bloemstuk doen aanbieden. Bloeie voor u nog lang en hoog en trotsch, in uw eigen leven en in uw werk, wat Goethe noemt „des
77
Lebens goldner Baum" en moge gij voortgaan in uw arbeid „schaffend am sauzenden Webstuhl der Zeit..." Ontroerd heeft de heer Graadt van Roggen voor deze, hem volkomen verrassende hulde gedankt, ook namens zijn vrouw. Hij is er dubbel dankbaar voor, èn omdat hij het oude vak nog hartelijk lief heeft, èn omdat zijn oud-collega's dit hem op deze wijze hebben willen te kennen geven. De persconferentie is hem steeds een der eerste Jaarbeursgenoegens en hij wil het nu wel bekennen, dat hij indertijd in de eerste plaats voor zijn eigen genoegen op de invoering der persconferentie aandrong. W a t hij echter op die conferentie kon zeggen en waarmee hij door die conferentie kon helpen, dat heeft hij te danken aan commissarissen, bestuur en allen, die het Jaarbeursinstituut in het leven en door de kinderjaren hielpen. Op elk goed schip zijn commandotoren en machinekamer van het grootste gewicht; haar bemanning heeft ook hem tot hiertoe meegenomen. „Voor onze Jaarbeurs hoop ik van harte", besloot spr., „dat te eeuwigen dage onder een Jaarbeursfeuilleton het „Wordt vervolgd" zal komen te staan". Bijzonder hartelijk hebben de collega's met deze huldiging hun instemming betuigd. Vermelden we hier nog dat aan den maaltijd, die op de persconferentie volgde, het Jaarbeursbestuur aan drie collega's, die 25 Jaarbeurzen hebben „verslagen", een huldeblijk aanbood, naar hun keuze: den heer Van den Broeke (Tijd) een vulpenhouder, den heer Hotke (N.R.C.) een reiskoffer en den heer Dr. Rademaker (Vaderland) een tabakspijp en dat daarbij hartelijke woorden van beide zijden zijn gesproken. De heer Van den Broeke bood daar den heer Graadt van Roggen als persoonlijk huldeblijk een zilveren scheepje.
G. J, H, van de Vijver. Collega G. J. H. van de Vijver werd 15 Sept. 70 jaar en zijn collega's en vrienden hebben dien dag tot een feestdag voor hem gemaakt. Na bij het onderwijs werkzaam te zijn geweest, is hij zijn journalistieke loopbaan begonnen bij het Dagbl. van Zuid-Holland en 's-Gravenhage, waar zoovele van de oude garde der Haagsche journalisten hun opleiding hebben gehad. In 1901 kwam hij aan de toen opgerichte Nieuwe Courant, nadat hij bij het Dagblad nog een jaar lang de directeursfunctie had vervuld. Aan de Nieuwe Courant verrichtte hij niet minder dan 18 jaren nachtarbeid! Toen kwam hij in den dagdienst en hij is daar gebleven, ook toen de samenwerking tusschen Nieuwe Courant en Vaderland tot stand kwam. Van de Vijver is een stille werker geweest, die door zijn collega's zeer gewaardeerd werd, hetgeen bleek bij zijn huldiging. In één der kamers van de N. R. Ct. in de Parkstraat waren 's middags zeer vele collega's en vrienden bijeen. Het woord namens de huldigingscommissie werd gevoerd door Mr. J. J. van Bolhuis, die als meest kenmerkende eigenschappen van den jubilaris, diens trouw en bescheidenheid noemde. Bij v. d. Vijver gaat de geheele persoon op in het belang van de journalistiek, die hij dient, en wat een goed redacteur waard is, gelijk deze jubilaris er bij uitstek een mag worden geheeten, dat kunnen slechts vakgenooten beseffen. De heer v. d. Vijver is de stille werker niet alleen op het terrein van de binnenlandverzorging, maar ook als schrijver van de „Dagjes" in de Nieuwe Courant. Iemand als hij zou, ware hij tooneelspeler, meermalen in het openbaar zijn gehuldigd, doch v. d. Vijver heeft daarvan nimmer willen weten. Thans, bij zijn 70sten jaardag heeft het Comité gemeend, hem eens voor het voetlicht te moeten brengen en hij heeft daarin berust. Spr. zeide, dat de redactie den jubilaris nog niet kan missen en hij uitte dan ook den wensch, dat men nog vele jaren van de diensten en het werk van den heer v. d. Vijver zou mogen profiteeren, terwijl spr., namens het comité een
78
DE
J O U R N A L I S T
portefeuille en een album met de namen van de deelnemers aanbood. Vervolgens voerde de Kringvoorzitter, coll. Hans, de politieke hoofdredacteur van Het Vaderland, de heer Roodhuyzen, collega's Haaxman en van Manen het woord, waarna de jubilaris dankte. De H. J. V . en de Kring hadden bloemen gezonden. Ververschingen werden rondgediend en velen bleven nog eenigen tijd bijeen. Frits Lapidoth. Op 15 Sept. werd collega Frits Lapidoth zeventig jaar. Van een huldiging is op zijn verzoek afgezien aangezien die op zijn 60e verjaardag reeds geschiedde. Het Kringbestuur zond hem echter bloemen en van vele zijden gewerden hem gelukwenschen. L. M . Weterings. 1 September was de heer L. M. Weterings, directeur van de N V . Drukkerij De Spaarnestad, \2y2 jaar hoofdredacteur van de Nieuwe Haarlemsche Courant. Ter gelegenheid van dat feit is de heer Weterings gehuldigd. Daarbij waren aanwezig commissarissen en directie der Spaarnestad, redactie-personeelen en afgevaardigden van het verdere personeel der drukkerij. Het eerst sprak pastoor Sondaal, namens commissarissen en directie, die een bureau, een stoel en een boekenkast aanbood. Namens het personeel der N V . wenschte de heer A. Tervooren den jubilaris geluk waarna hij een zilveren theeservies overhandigde. De heer L. Speet, lid van de hoofdredactie van de N. H. Crt. bood namens de redactie van de N . H. Crt. een schilderstuk aan en namens de redactie van de „Tijdschriften" een zilveren candelaber. Namens den HaarIcmschen Journalisten Kring bood de voorzitter, de heer J. H. van Oosten de gelukwenschen aan en overhandigd een bloemstuk. Tenslotte dankte de heer Weterings voor de bewijzen van sympathie. R. C. Verweyck. De heer R. O Verweyck, directeur-redacteur van „De Standaard" te Amsterdam, zal 1 October 1931 de journalistiek met pensioen verlaten. In de vacature van zijn dubbele functie zal niet worden voorzien, zoodat met ingang van dien datum de heer G. O de Vlugt als eenig directeur optreedt. Met de dagelijksche leiding van de redactie is belast onze collega H. Burger, redacteur aan dat blad. Collega A. J. Luikinga heeft (dit ter aanvulling van een bericht in „De Journalist" No. 465) als parlementair redacteur van „Het Volk" ontslag genomen tegen I
November a.s. en zal als verslaggever bij het Nederlandsch Correspondentiebureau voor Dagbladen in dienst treden van genoemden datum af. — De hoofdredactie van den Limburger Koerier is verdubbeld. Tot mede-hoofdredacteur is benoemd collega Hugo van den Broeck, politiek redacteur van „De Tijd", die sinds 1 September zijne nieuwe functie te Maastricht uitoefent. — De heer T . Dokter thans verbonden aan „De Telegraaf" te Rotterdam is met ingang van 1 Oct, benoemd tot lid der redactie van ,,Het Haagsche Volk'\ — Twee bekende Engelsche weekbladen SaturdayReview en Spectator zijn samengesmolten. De hoofdredacteur van het eerstgenoemde richtte echter een nieuw weekblad Weekend Review op. — Het bekende Kopenhager liberale Morgenbladet dat sedert 1885 bestond en een der belangrijkste kranten was, heeft opgehouden te bestaan. Achteruitgang der liberale partij is er de oorzaak van. — Het grootste blad van Australië de Sydney Herald bestond onlangs honderd jaar. Sedert 1840 was het dagblad; het was al dien tijd eigendom der familie Fairfax en het was ook steeds de liberale partij toegedaan. Sedert 1872 kon het zich goed ontplooien omdat in dat jaar Australië aan het telegraafnet werd aangesloten. — Kortgeleden is in Brazilië de volledige persvrijheid toegestaan. Vóór dien was kritiek op regeeringsdaden niet toegelaten. — Een professor in de sociologie in Ohio, Dr. Morris G. Caldwelly, heeft becijferd dat 17 % van alle nieuwskolommen in de Amerikaansche bladen gevuld wordt met „news of crime". Gemiddeld wordt een derde deel van de eerste pagina daaraan besteed. Met ander sensationeel nieuws is in totaal een derde deel van de krant gevuld. E E N PRIJSVRAAG. Een vriend van het Reichsverband der deutsche Presse heeft verleden jaar een bedrag van 3000 Zwitsersche franc beschikbaar gesteld voor een prijsvraag die inhield een werkje te schrijven dat „der Hebung des Standesbewustseins und der vertieften Anschauung und W e r tung journalistischer Arbeit dienen sollte". De jury heeft thans uit de 29 inzendingen bekroond het werk van Dr. Wolfgang, Bretholz, redacteur van het Berliner Tageblatt. Het werkje zal spoedig gepubliceerd worden .