St@dium e-zine van Stade Advies, Kwaliteit van samenleven
Nummer 2013 nummer 1 23 januari 2013
Inhoud 1. 2. 3. 4. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Welkom bij St@dium, het e-zine van Stade Advies. ..................................... 2 Maatschappelijke meerwaarde achterhalen .................................................. 3 Sociale teams: Wat kun jezelf en wanneer moet je anderen inschakelen? .......................... 5 Wmo-competenties voor de sociaal werker beschikbaar ............................ 7 Commissie Hoekstra adviseert over toezicht woningcorporaties .............. 9 Voortgang voorstellen Rutte 2 over de Sociale huursector....................... 10 Bekostigingsmodellen voor de jeugdzorg .................................................. 11 Platform 31 Jaarprogramma 2013 ................................................................ 12 Afscheid Prof Hortulanus als directeur van LESI ....................................... 13 Training in het werken met social media voor wijkprofessionals ............. 14 Cursusoverzicht Stade Advies ..................................................................... 15
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
1/15
1.
Welkom bij St@dium, het e-zine van Stade Advies.
Met dit e-zine brengen we u op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen en wetenswaardigheden in de maatschappelijke sector en van onze mogelijkheden om u hierin bij te staan. Niet alle artikelen en nieuwsflitsen zullen op u, uw organisatie of uw functie van toepassing zijn. Toch zijn wij er van overtuigd dat u zeker steeds een aantal wetenswaardigheden of trends aantreft die voor u interessant zijn. St@dium verschijnt iedere 3 weken. Natuurlijk stellen we het op prijs uw reactie te ontvangen. Heeft u ideeën, opmerkingen, suggesties of aanmerkingen? Mail deze naar de redactie. Dit kunt u doen via de knop 'Contact'. Het kan zijn dat u deze St@dium ontvangt zonder dat u zich hiervoor aangemeld heeft. Mocht u dit e-zine niet meer willen ontvangen, dan kunt u dit laten weten via de knop 'Aan- en afmelden'. Wilt u meer weten over onze diensten en producten, kijk dan ook op onze website www.stadeadvies.nl. Als u vragen heeft, dan kunt u vanzelfsprekend altijd contact met ons opnemen. Telefonisch zijn wij bereikbaar tijdens kantooruren op nummer (030) 23 61 861. U kunt ons ook een e-mail sturen via de knop 'Contact', dan nemen wij zo snel mogelijk contact met u op. De redactie Jaap van der Veen Ingrid Horstik
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
2/15
2.
Maatschappelijke meerwaarde achterhalen
Het aantonen van maatschappelijke meerwaarde wordt steeds belangrijker voor nonprofitorganisaties. Financiers vragen er om, klanten willen het weten en ook organisaties zelf willen inzicht in wat hun werk oplevert. Maar hoe meet je ‘waarde’? De meerwaarde van maatschappelijke interventies wordt nog als eens in termen van kostenbesparingen uitgerukt. Om deze ‘hard’ te maken schakelen veel organisaties universiteiten en adviesbureaus in. Zij berekenen met behulp van (maatschappelijke) kostenbaten analyses en Social Return on Investment hoeveel een interventie oplevert aan besparingen. Dat is de meerwaarde, is de overtuiging. En wetenschappelijk bewezen. Nu blijken de berekende kostenbesparingen doorgaans vooral fictief van aard. Neem een project dat recidive onder delinquente jongeren wil terugbrengen. Door het project blijven vijftien jongeren per jaar uit de gevangenis. De kosten van die detentie bedragen 10.000 euro per jongere per keer. Dat leidt dus tot een kostenbesparing van 150.000 euro per jaar. Zo lijkt het. Maar worden er echt kosten bespaard? Worden er bewakers ontslagen of gevangenisvleugels gesloten? Op grootschalige systeemveranderingen na, verandert er meestal niet zoveel en wordt er dus ook niet direct bezuinigd. Kostenbesparingen zijn van secundair belang Maar zelfs als er wel wordt bespaard, dan is het de vraag of dit wel de beste manier is om de meerwaarde van een maatschappelijk initiatief aan te tonen. Het gaat tenslotte primair om het verbeteren van het leven van doelgroepen. Helaas wordt de ‘bijvangst’ van de besparing vaak verheven tot hoofdvangst en blijft de waarde die de doelgroep aan een maatschappelijke activiteit toekent onzichtbaar. Tevredenheid en waardebeleving Ook tevredenheidsonderzoeken geven onvoldoende zicht op de waardebeleving van de klant: mensen kunnen immers heel tevreden zijn met iets dat op zich niet belangrijk voor ze is. Er is bovendien een vreemde relatie tussen tevredenheid en prijs. Als er bijvoorbeeld niet voor de dienstverlening betaald hoeft te worden, zal de tevredenheid al snel hoog scoren. Een tevredenheidsonderzoek laat niet de toegevoegde waarde van een traject of activiteit voor de betrokkenen zien. Zowel hoge tevredenheidscijfers als grote kostenbesparingen zijn niet onzinnig. Maar ze meten niet de waarde van mogelijke interventies voor de doelgroepen. Deze waarde wordt gereduceerd tot opmerkingen als ‘men is erg tevreden’ of de ‘deelnemers zijn enthousiast’. Beleefde waarde Het is wel degelijk mogelijk om de ‘beleefde waarde’ te achterhalen en te kwantificeren: om te onderzoeken hoe de doelgroep de interventie heeft ervaren, wat de ervaren effecten zijn geweest en hoe die effecten worden gewaardeerd. En daar gaat het toch eigenlijk allemaal om. Als je de beleefde waarde in kaart hebt gebracht, kun je bovendien de inzet beter prioriteren en sturen: waarmee maken we klanten nou echt blij en wat kunnen we achterwege laten? Een ander voordeel van het kennen van de beleefde waarde is dat de eindgebruiker echt een stem krijgt, wat van belang is voor het creëren van draagvlak en motivatie bij de doelgroep. Als de interventie geen meerwaarde oplevert voor je doelgroep, doet deze niet meer mee: de klant of bezoeker stemt immers met zijn voeten! Op zoek naar de beleefde waarde Het achterhalen van de beleefde waarde wordt veel gedaan door middel van ‘contingent valuation method’ of ‘perceived value method’. Hierbij wordt, eenvoudig gezegd, de doelgroep gevraagd naar hun bereidheid om te betalen voor een bepaalde activiteit of dienst. Het nadeel hiervan is dat
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
3/15
ondervraagden vaak strategisch antwoorden: uit angst echt te moeten betalen, toont men een lage betalingsbereidheid. Of het omgekeerde gebeurt. Mensen die helemaal geen geld hebben, neigen er toe een overdreven hoge waarde toe te kennen aan de dienst of activiteit. ValueGame Dit strategisch handelen kun je proberen te voorkomen door gebruik te maken van de methode ValueGame. Hierin wordt aan mensen gevraagd om de waarde van een dienst (of het effect ervan) te bepalen door deze te plaatsen in een reeks van andere producten. Zowel de diensten als de producten worden afgebeeld door een foto. De deelnemers aan een ValueGame krijgen dus eerst een aantal kaarten met afbeeldingen van producten, bijvoorbeeld een i-Phone, flatscreen tv of weekendje weg. Deze leggen ze op volgorde van hun voorkeur. Vervolgens krijgen de ‘spelers’ een of meerdere kaarten die de mogelijke effecten of resultaten verbeelden van de activiteit waaraan ze hebben deelgenomen. Denk bijvoorbeeld aan werknemersvaardigheden, sociale contacten of een diploma bij een re-integratietraject. Ook deze kaarten moeten ze een plek geven in de rij met productkaarten. De producten en effecten komen zo in één reeks op volgorde te liggen. Op deze manier wordt in kaart gebracht hoe de effecten van de dienstverlening worden gewaardeerd ten opzichte van andere producten en diensten die men gebruikt. Voor een goed onderzoek zijn de kaarten cruciaal: luxe producten moeten (meestal) niet gemengd worden met dagelijkse levensbehoeften; werk gerelateerde zaken niet (altijd) met privé. En de kaarten moeten vooral relevant zijn voor de specifieke doelgroep: iemand zonder rijbewijs heeft niets aan een auto, hoe waardevol die voor anderen misschien ook mag zijn. Om ook te achterhalen hoe groot de onderlinge verschillen in waardebeleving van de kaarten zijn, kun je naast ranking ook een rating toepassen. Bijvoorbeeld door een cijferwaardering van 1 tot 10 of een geldwaarde te koppelen aan de product- en effectkaarten. Appels met peren vergelijken? Worden er in zo’n onderzoek naar waardebeleving appels met peren vergeleken? Ja, inderdaad. Waardebeleving is nu eenmaal subjectief, want de individuele klant bepaalt de waarde. Dat spreekt niet tegen waarde, want waarde is, in tegenstelling tot prijzen en kosten, altijd en per definitie subjectief. En dat is goed en belangrijk: je wilt toch weten hoe belangrijk jouw doelgroep iets vindt? Dat er ongelijksoortige dingen met elkaar worden vergeleken, is de kracht van deze methode. In het dagelijks leven maakt iedereen voortdurend afwegingen tussen ogenschijnlijk onvergelijkbare dingen: een gezellig avondje met vrienden versus shoppen, naar de ouderavond of de kapper, een vakantie of een studie. Het blijkt dat mensen prima in staat zijn om verschillende aspecten met elkaar te vergelijken en een weging te maken. Dat is precies waar een beleefde-waardemethode op inspeelt en dat blijkt (zeker omdat er met beelden gewerkt wordt) iedere keer haalbaar, voor jong en oud, begaafd en niet-begaafd. Bron: www.socialevraagstukken.nl Meer informatie over de ValueGame: www.valuegame.org
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
4/15
3.
Sociale teams: Wat kun jezelf en wanneer moet je anderen inschakelen?
In het kader van het WMO-congres van 21 november 2012 verscheen het artikel Integrale toegang en werken in sociale teams: Hoe doe je dat? In dit artikel gaan twee senior adviseurs van Stade Advies met elkaar in gesprek over het integraal werken in sociale teams De uitwisseling van ervaringen over dit onderwerp wordt voorgezet in dit e-zine. Deze keer is het thema: Het onderscheid tussen begeleiding en behandeling - wat kan jezelf en wanneer moet je anderen inschakelen of laat je de hulpverlening over aan anderen? Beide senior adviseurs zijn betrokken bij sociale teams: Ingrid Horstik als teamleider van het buurtteam Krachtig Overvecht-zuid in Utrecht en Marlieke van Woerkom als kwartiermaker Sociaal makelpunt en aanjager van de pilot Integraal werken in de gemeente Woerden. Woerden In juni 2012 is de gemeente Woerden gestart met de pilot Integraal werken. In deze pilot werken professionals, ieder vanuit hun eigen organisatie en discipline, samen rondom een individu/huishouden met problemen op meerdere leefgebieden. Het door het individu/huishouden opgestelde gezinsplan, waarin de nadruk ligt op eigen kracht, de kracht van het sociaal netwerk en de inzet van vrijwilligers, is leidend voor de geboden hulp- en dienstverlening. Een sociaal makelaar heeft de regisserende en coördinerende rol bij de hulp- en dienstverlening, voert de integrale intake uit en is er voor verantwoordelijk dat er een gezinsplan wordt opgesteld. De sociaal makelaar heeft derhalve -bij voorkeur- geen rol in de daadwerkelijke hulp- en dienstverlening. Coördinatie noodzakelijk Lange tijd was het onduidelijk wanneer een sociaal makelaar moest worden ingezet bij de hulp- en dienstverlening rondom een individu/huishouden met problemen op meerdere leefgebieden. Was het aantal problemen maatgevend of de zwaarte van de problemen? Was het aantal hulpverleners dat betrokken is bij een individu/huishouden maatgevend of bepaalt een ander criterium dat? Nu we ruim een half jaar onderweg zijn met de pilot lijkt op dit punt in de praktijk duidelijkheid te ontstaan: niet het aantal problemen, de zwaarte ervan of het aantal hulpverleners betrokken bij een individu/huishouden is bepalend voor de inzet van een sociaal makelaar, maar het antwoord op de vraag of coördinatie van de hulpverlening noodzakelijk is. Wanneer de hulp- en dienstverlening aan een individu/huishouden goed verloopt wordt er dus géén sociaal makelaar actief, ongeacht het aantal problemen en/of betrokken hulpverleners. Wanneer het goed loopt is er immers geen coördinatie nodig. Extra duwtje in de rug Er bleek in de praktijk echter ook een andere variant: Een gezin werd door één van de maatschappelijke partners bij de sociaal makelaars aangemeld vanuit de gedachte dat de inzet van een sociaal makelaar noodzakelijk was of zou kunnen zijn. Tijdens de integrale intake bleek echter dat er niet zo zeer behoefte was aan coördinatie, maar aan ‘een duwtje in de rug’, het aanboren van de eigen kracht en in dit geval vooral de eigen kracht van moeder. De sociaal makelaar pleegde met name op dit punt inzet. Door dit duwtje in de rug kwam de moeder in haar kracht te staan en nam zij taken op zich die zij daarvoor aan haar depressieve man overliet, wat tot allerlei problemen leidde. Door het aannemen van een pro-actieve houding door moeder werden problemen op het gebied van financiën en huisvesting opgepakt en opgelost. Voor een ander probleem, dat vooral bij de vader lag, werd door de sociaal makelaar een hulpverlener ingeschakeld. De sociaal makelaar trok zich vervolgens terug uit het gezin en liet de ondersteuning over aan de betrokken maatschappelijke organisatie. Praktijk De inzet van sociaal makelaars heeft zich in Woerden in de praktijk van alledag gevormd, door met elkaar kritisch te (blijven) kijken naar de noodzaak daarvan. Sociaal makelaars worden alleen actief in de hulp- en dienstverlening aan individuen/huishoudens met problemen op meerdere leefgebieden wanneer: 1. coördinatie op de hulp- en dienstverlening noodzakelijk is of
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
5/15
2. de inzet van de sociaal makelaar tijdelijk nodig is om het hulpverleningsproces vlot te trekken, waarna het individu/huishouden warm wordt overgedragen aan een of meerdere maatschappelijke organisaties. In alle andere gevallen laat de sociaal makelaar de hulp- en dienstverlening over aan de afzonderlijke of gezamenlijke maatschappelijke organisaties betrokken bij het individu/huishouden. Utrecht Met het oog op de transities is de gemeente Utrecht gestart met een pilot met integrale teams. Deze teams werken elk in een eigen postcodegebied. De teams zijn er voor de sociaal kwetsbare doelgroep en hebben als opdracht dat alle Utrechters naar vermogen meedoen. In het team zitten specialisten op het gebied van inkomen, activering, AWBZ doelgroepen en welzijn. In de buurtteams in Utrecht speelt het onderscheid niet op de manier als in Woerden. Een groot verschil met de Woerdense praktijk is dat het buurtteam een vaste samenstelling van professionals kent, die allen begeleiding en ondersteuning bieden. Elke professional uit het buurtteam kan de coördinatie van de hulpverlening op zich nemen, waarbij het uitgangspunt 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur leidend is. Overigens lukt het niet altijd om dit voor elkaar te krijgen, het hebben van doorzettingsmacht is één van de onderwerpen waar we de komende tijd nog mee aan de slag moeten. Waar wij in Utrecht nu mee aan de slag gaan is het bepalen van de doelgroep van de buurtteams. De opdracht die we als pilot hebben meegekregen is om de grenzen te verkennen van wat wel in de buurtteams kan worden opgevangen en wat niet. Dat geldt zowel voor de 'voorkant', dus wanneer start het buurtteam, als aan de 'achterkant': waar stopt het buurtteam. Om daar ervaring in op te doen, moeten we ook de meer complexe hulpvragen krijgen. Dat lukt niet voor elke sector even makkelijk, zeker niet als bewoners al in zorg zijn bij een organisatie en naar het buurtteam overdragen moeten worden. Nieuwe arrangementen We hebben nu met elkaar geconcludeerd dat het belangrijk is om grensgesprekken te voeren, met de psychiatrie, de LVB sector, de OGGZ etc. In deze gesprekken gaan medewerkers van beide teams aan de hand van casuïstiek met elkaar in gesprek over waar een bewoner met een bepaalde hulpvraag het beste af is. Het gaat om het beantwoorden van de vraag: wat is er nodig en kan het buurtteam dat bieden? De grenzen worden niet in beton gegoten, we zijn vooral ook op zoek naar nieuwe arrangementen. Dit soort gesprekken moet er ook aan bijdragen dat de bekendheid met en de competenties van beide teams over en weer duidelijker worden, waardoor we elkaar in de praktijk ook sneller vinden. Bij deze gesprekken zit het management van beide organisaties in een tweede ring, zij zitten er vooral om de uitkomsten van de gesprekken te vertalen in samenwerkingsafspraken. Tot slot In het volgende e-zine nemen Ingrid en Marlieke weer een ander thema met betrekking tot sociale teams onder de loep. Mocht u speciale interesse hebben in een bepaald thema of in de praktijk tegen een knelpunt aanlopen (‘Hoe doen zij dat?’), mail dit thema of uw vraag dan naar een van beiden. Mogelijk dat dit thema of uw vraag dan in het volgende e-zine centraal staat. Marlieke van Woerkom
[email protected] 06 - 517 497 18
Ingrid Horstik
[email protected] 06 – 10 939 297
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
6/15
4.
Wmo-competenties voor de sociaal werker beschikbaar
Zelfregie, participatie en sociale samenhang: drie belangrijke uitgangspunten van de Wmo. Van sociaal werkers wordt steeds meer gevraagd om goed uitvoering te kunnen geven aan de doelstellingen van de participatiewet. Het is echter niet altijd duidelijk welke competenties zij hiervoor nodig hebben. Daar brengt de publicatie Competenties maatschappelijke ondersteuning verandering in. In opdracht van het Actieprogramma Professionalisering Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD) heeft MOVISIE tien competenties opgesteld. De competenties geven de sociaal werkers een beeld wat zij nodig hebben in de uitvoering van de Wmo. Het overzicht is geen nieuw beroepsprofiel, maar geeft inzicht in de vaardigheden waar in de uitvoering van het werk de nadruk moet liggen. Het is voor professionals een informatief instrument om te zien welke competenties zij al bezitten en welke verder verbeterd kunnen worden. Ook voor teams is het een goed hulpmiddel: zij krijgen inzicht in de competenties die het team al heeft en welke nog aandacht vragen. Publicatie De competenties staan beschreven in de publicatie Competenties maatschappelijke ondersteuning. Via movisie.nl en de partners uit het actieprogramma is dit digitale document verkrijgbaar. Vanaf half januari is de gedrukte versie te bestellen via movisie.nl.
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
7/15
5.
De ingenieur en de buurman
Internet opent deuren naar nieuwe vormen van communicatie tussen overheid en burgers en draagt bij aan verbetering van de onderlinge relatie. Dat schrijft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in zijn voorwoord bij een aansprekende studie over de rol van nieuwe media in het vlottrekken van een gemeentelijk uitvoeringsproject. “… Ingrijpende infrastructurele projecten leggen doorgaans meer bloot dan uitsluitend ondergrondse kabels en buizen. Ze hebben letterlijk en figuurlijk veel voeten in aarde, omdat er veel belanghebbenden zijn, er veel geld mee gemoeid is en het project door zijn lange looptijd niet altijd te overzien is…” Noord/Zuidlijn Nieuwe media speelden een grote rol na het keerpunt van de uitvoering van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam. YouTube, Twitter, Flickr, Facebook en specifieke interactieve websites werden gebruikt om burgers te informeren en met hen te communiceren. De openheid en omgevingssensitiviteit van de overheid heeft de eigen interne overheidsorganisatie niet ongemoeid gelaten en bijgedragen tot een verbeterde vertrouwensrelatie met de samenleving. De studie bevat dan ook diverse lessen voor een nieuwe verhouding tussen overheid en burger. In deze nauwgezette en inspirerende studie schetst Ton Baetens in opdracht van de RMO hoe nieuwe media betrokkenen van binnen en buiten de overheidsorganisatie in staat stelden om op vernieuwende wijze over het project te communiceren. Reflectie Voor deze studie zijn diepte-interviews gehouden met diverse hoofdrolspelers en is bestaand materiaal bestudeerd. De RMO werpt hiermee licht op de vraag in hoeverre internet de verhouding tussen overheid en burger (structureel) verandert. “…De opkomst van internet heeft op twee manieren fundamentele gevolgen voor het handelen van overheidsorganen. Allereerst realiseert de overheid zich in deze jaren langzamerhand en werkende weg dat gezag en vertrouwen niet automatisch voorhanden is, maar dat vooral de buitenwereld daarover gaat… Politici en bestuurders ervaren dat internet nieuwe mogelijkheden voor contact met de kiezer biedt…. Tegelijkertijd is de politicus daardoor vatbaarder voor kritiek van buiten…” De publicatie vormt een achtergrondstudie voor een binnenkort te verschijnen advies hierover. Bron: www.Adviesorgaan-rmo.nl Hier is ook het rapport te downloaden.
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
8/15
6.
Commissie Hoekstra adviseert over toezicht woningcorporaties
Het kabinet bekijkt welke rol de adviezen van de commissie Hoekstra over het toezicht op de woningcorporaties kunnen spelen bij de aangekondigde wijzigingen van de Woningwet. Dat schrijft minister Blok bij het eindverslag van de commissie dat hij vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De commissie-Hoekstra werd vorig jaar ingesteld naar aanleiding van de problemen bij woningcorporatie Vestia. De opdracht was met aanbevelingen te komen over de vormgeving van het toezicht op woningcorporaties in het licht van de financiële risico’s die woningcorporaties kunnen lopen. De commissie bestond naast oud- staatsraad Rein Jan Hoekstra uit de hoogleraren Lex Hoogduin en Jan van der Schaar. Eindverslag In haar eindverslag schrijft de commissie dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet dat nu bij de Eerste Kamer ligt, al bijdraagt aan de verbetering van het toezicht op woningcorporaties. De commissie stelt verder aanvullende maatregelen voor die zowel het in- als externe toezicht versterken. Zo pleit de commissie-Hoekstra voor een grotere betrokkenheid van de Raad van Toezicht bij het strategisch beleid van het corporatiebestuur. Verder adviseert de commissie om bij het ministerie een aparte inspectie te beleggen. De financieel toezichthouder CFV en het waarborgfonds WSW moeten beter samenwerken. Een nieuw op te richten ‘saneringsorganisatie’ moet van deze instellingen taken overnemen wanneer er bij corporaties in nood wordt ingegrepen. Reactie kabinet Minister Blok schrijft de Kamer dat het kabinet binnenkort reageert op de conclusies en aanbevelingen van de commissie. Bron: Rijksoverheid 14 januari 2013
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
9/15
7.
Voortgang voorstellen Rutte 2 over de Sociale huursector
In de vorige E-zine schreven we dat huurders en verhuurders in de sociale sector met de komst van Rutte 2 woelige tijden beleven. In dit artikel geven we een korte update van de stand van zaken. Verhuurdersheffing De Tweede Kamer sprak voor het Kerstreces vooral over de gevolgen van de verhuurdersheffing voor woningcorporaties en de bouwsector en over het huurbeleid. Minister Blok van Wonen maakt de komende weken een uitwerking van de verhuurdersheffing en het woningwaarderingsstelsel, die moet voor 1 maart 2013 naar de Kamer. Blok neemt alle doorrekeningen en reacties van de Kamer en de maatschappij mee. Hij kondigde aan de maximale huur van 4,5 procent van de WOZwaarde niet uniform in te voeren. Wel houdt hij voorlopig vast aan 2 miljard euro als jaarlijkse opbrengst van de heffing, zie Verhuurderheffing voorlopig tot 2013 beperkt, Rijksoverheid 21-12-2012 Aedes gaf een overzicht van de besprekingen in Eerste en Tweede Kamer in W onen: de politieke stand van zaken, Aedes 24-12-2012 Huurverhoging 2013 Minister Blok heeft voorstellen voor huurverhogingen per 1 juli 2013 op 16 januari naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Verhuurders mogen de huren verhogen met maximaal de inflatie plus 1,5%. Daar bovenop mag voor huishoudens tussen de € 33.614 en € 43.000 de huur met nog eens 1% omhoog. Voor huishoudens boven de € 43.000 is dat 5%.Blok vraagt om de voorstellen snel te behandelen, zodat de huurverhogingen nog op tijd in kunnen gaan. Zie ook Minister Blok stuurt aanpak scheefwonen naar parlement, Rijksoverheid 16-1-2013 Aedes en de Woonbond hebben er weinig vertrouwen in dat invoering van deze voorstellen voor 1 juli haalbaar en verantwoord is, zie Voorstellen inkomensafhankelijk huurbeleid naar Tweede Kamer, Aedes 17-1-2013
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
10/15
8.
Platform 31 Jaarprogramma 2013
Met een nieuwe kennisorganisatie Platform 31 (fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV) is het tijd voor een krachtig jaarprogramma. Deze hebben we samengesteld door goed te luisteren naar onze partners. We haken aan op politieke ontwikkelingen en halen inspiratie uit studies en rapporten die belangrijke trends signaleren. De missie van Platform 31 is: Goed wonen, goed leven, goed werken. Een broedplaats voor onderzoek en experiment, een podium voor nieuwe geluiden en een inspirerend netwerk van denkers én doeners die van aanpakken weten. Dat is Platform31, de kennisorganisatie voor stad en regio. Download het jaar program ma en het overzicht m et activit eit en. Bron: Nieuwsbrief Platform 31
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
11/15
9.
Bekostigingsmodellen voor de jeugdzorg
Door de ministeries V&J en VWS is samen met de VNG een discussiedocument uitgebracht over de verschillende modellen waaruit gemeenten kunnen kiezen om in de toekomst hun jeugdzorg te bekostigen. Vormen van hulpverlening In dit model wordt een onderscheid gemaakt in verschillende kenmerkende vormen van de hulpverlening, voor de bekostiging van: 1. het beschikbaar zijn van de dienstverlening ongeacht het gebruik dat er van gemaakt wordt; 2. geleverde individuele zorgtrajecten; 3. crisisinterventie op basis van of beschikbaarheid of geleverde interventies; 4. groepswijze aanpak; 5. ambulante of residentiele op basis van beschikbare capaciteit of van gebruikte capaciteit. Functioneel ontwerp Bij de keuze van de vorm of combinatie van vormen van bekostiging door een gemeente is het van belang om eerst te kijken naar de manier waarop de gemeente de dienstverlening in wenst te richten. Men noemt dit het functioneel ontwerp. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de relaties: • cliënt – uitvoerder Welke activiteiten vallen onder preventie; hoe wordt de toegang geregeld; welke dienstverlening wordt precies geleverd; op welke plek gebeurt dat; hoe wordt casemanagement geregeld; hoe integraal vindt de hulpverlening plaats; met wie wordt samengewerkt. • uitvoerder – gemeente Welke rol krijgt de gemeente (zelf doen of uitbesteden, uitvoeren / facilitator / toezichthouder, sturen op onderdelen of op integrale outcome; samenwerking met andere gemeenten; inrichting ketennetwerk en regiefunctie; wel/geen marktwerking; sturings- en bekostigingsmodel; risicodeling tussen gemeente en instellingen; monitoring en (kwaliteits)toezicht; afspraken over implementatie en transformatie • gemeente – cliënt Wel of geen keuzevrijheid; persoonsgebonden budget; burgerparticipatie bij beleidsbeslissingen en monitoring resultaten; hoe toegang geregeld. Modellen Er wordt een onderscheid gemaakt in een drietal hoofdtypen voor bekostigingsmodellen: 1. Functiegerichte bekostiging Hierbij vindt bekostiging plaats voor het beschikbaar stellen van een dienst of een functie. Bij deze vorm van bekostiging vindt wel verantwoording plaats over ingezette middelen, maar ligt er geen directe koppeling tussen de bekostiging en de gerealiseerde prestatie of het gerealiseerde resultaat van de dienst. 2. Prestatiegerichte bekostiging Bekostiging vindt dan plaats op basis van een uitgevoerde activiteit, prestatie of samenstelling van activiteiten. Het definiëren, factureren en monitoren van de zorgprestatie (activiteit, traject) staat hier centraal. 3. Resultaatgerichte bekostiging Bekostiging vindt plaats op basis van het gerealiseerde resultaat, zoals een persoon die geholpen is (en daar baat bij heeft gehad) of een groep personen waar verbetering is opgetreden. Er wordt een zestal maatregelen genoemd die gemeente helpen om hun budgeten beheersbaar te houden: sturing op toegang, capaciteitsafspraken, monitoring en periodieke bijsturing, lumpsumbudget, risicoverevening, contractmanagement. U kunt ook het volledige discussiedocument downloaden. Jan Tilburgs
[email protected]
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
12/15
10.
Afscheid Prof Hortulanus als directeur van LESI
Per 1 mei 2012 heeft Prof. dr. Roelof Hortulanus zijn werk als directeur van het LESI (Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie) neergelegd. Zijn officiële afscheid wordt gehouden op vrijdag 25 januari 2013 16.00 uur in de aula van het Academiegebouw in Utrecht. Meer informatie vindt u op lesi.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
13/15
11.
Training in het werken met social media voor wijkprofessionals
Stade Advies en Click F1 organiseren regelmatig trainingen in het werken met Social Media voor wijkprofessionals. Hoewel veel aspecten voor allerlei professionals overeenkomen, hangt de toepassing ook af van de doelgroep waar je mee werkt en de werkomgeving. Daarom worden er twee aparte cursussen aangeboden: voor wijkprofessionals die werken met jongeren en wijkprofessionals die werken met volwassenen. Via Social media blijf je snel en makkelijk op de hoogte van waar de doelgroep mee bezig is. Daarnaast bieden social media een extra kanaal om met de doelgroep in contact te komen en te blijven en kan je het werk meer zichtbaar maken: voor de doelgroep, collegae en de opdrachtgever. Verschillende doelgroepen, verschillende praktijken De deelnemers gaven bij de cursussen aan dat ze het fijn vinden dat gewerkt wordt met praktijkvoorbeelden die aansluiten bij hun beleving en er ruimte is voor specifieke vragen en omstandigheden in de eigen praktijk. Bij de training voor jongerenwerkers zomen wij specifiek in op jongerencommunicatie en participatie. Dat kent zijn eigen flow en methodiek. Bij de training voor wijkprofessionals gaat het vooral over het werken met volwassenen, dus hoe bereik je volwassenen door middel van social media. Dan gaat het meer over activeren, burgerkracht, welzijn2.0 en dergelijke. Meer informatie Klik voor meer informatie over deze trainingen en inschrijven op de links hieronder.
Training
Datum
Social media voor wijkprofessionals die met jongeren werken
Donderdag 7 februari en donderdag 7 maart 2013
Social media voor wijkprofessionals die met volwassenen werken
Donderdag 21 maart en Donderdag 25 april 2013
Wil je meer weten over de inhoud van deze training, neem dan contact op met de trainer: Mark van Rijn mvanrijn@click f1.nl (06) 41438656 Voor alle overige vragen neem je contact op met de projectleider: Jan Tilburgs
[email protected] (06) 51242511
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
14/15
12.
Cursusoverzicht Stade Advies
Hieronder ziet u een overzicht van de cursussen en trainingen die Stade Advies de komende tijd organiseert. Klik op de cursus/training voor meer informatie en een inschrijfformulier. Thema en titel
Datum
Beleidgestuurde Contractfinanciering (BCF) Resultaatgericht financieren
Donderdag 14 februari 2013
Jeugd en jongeren W erken met meldcode kindermishandeling Training Social media voor wijkprofessionals die met jongeren werken
Vrijdag 11 januari 2013 Vrijdag 25 januari Vrijdag 1 februari Donderdag 7 februari en donderdag 7 maart 2013
Overig Training Social media voor wijkprofessionals die met volwassenen werken
Donderdag 21 maart en Donderdag 25 april 2013
Al onze cursussen zijn vrijgesteld van BTW en zijn geregistreerd door het CRKBO (Centraal Register Kort Beroepsonderwijs) Alle scholingsproducten kunnen wij tevens incompany verzorgen. Vraag meer informatie en/of een offerte aan via het cursussecretariaat: Telefoon (030) 2361 861 E-mail
[email protected]
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven – Jaargang 2013 nr. 1
15/15