informatiebulletin van akorda onderwijsdienstverlening Jaargang 2015 /nr. 2
In deze uitgave o.a. De Staat van het Onderwijs Verplichte eindtoets Veranderingen Vervangingsfonds Geen nieuwe cao per 1 juli 2015 Wet werk en zekerheid Oproepcontracten en min/max-contracten uitgelegd Onderwijs aan leerlingen met diabetes Sluitingsdata UNIT4
De afgelopen maanden Het schoolseizoen 2011vormden een heel 2012 is al weer afgelopen, intensieve periode binnen de achtste groepers hebben het onderwijs: een nieuwe afscheid genomen met een cao die zodanige musical en zullen in het wijzigingen met zich nieuwe schooljaar meebracht dat dit de scholen voor hetheeft voortgezet consequenties voor alle personeelsleden en ook onderwijs bestormen als in veel gevallen op de brugpiepers. schoolorganisatie. Daarnaast de vraag of de Wet werk en zekerheid op het onderwijs van toepassing zal zijn en wat daarvan dan weer de consequenties zijn. Bijna dagelijks komt er nog informatie over gewijzigde zaken zoals andere diensttijdcriteria, bepaling van de formatie op schoolniveau (in plaats van op bestuursniveau) in het kader van een eventuele afvloeiing, overgangsregelingen die laat afkomen etc. als gevolg van het verleggen van de ontslagregelingen naar het UWV. Primair zijn deze veranderingen van belang voor het bijzonder onderwijs, wellicht dat een deel van de wijzigingen ook zal worden “doorvertaald” in de volgende cao PO. Deze veranderingen hebben consequenties voor de werkzaamheden en werkprocessen binnen Akorda, bijvoorbeeld met betrekking tot het bewaken van termijnen, het opstellen van “aanzeggingsbrieven”, het verstrekken van informatie over de vervanging tijdens de vakanties, het starten van de registratie van eventueel gespaarde uren, de uitbetalingsaanpassing van korte vervangingen, wat te doen met de aanvangsdatum of de einddatum van benoeming, de samenloop van vakantieverlof en andere verlofregelingen.
Voor sommige besturen moesten de RDDFaanzeggingen bepaald worden vanaf 1 juli 2015 tot de zomervakantie op basis van voortdurend wijzigende informatie over de nieuwe regelingen. Tegelijkertijd loopt het automatiseringstraject ook door waarbij in de maand juli 2015 een zodanige overzetting van bestanden plaatsvindt dat vanaf deze datum ook weer rapportages via de rapport generator op ieder gewenst moment opgesteld kunnen worden. Voor wat de accountantscontrole betreft hebben we Flynth laten weten dat we binnenkort verschillende accountantskantoren zullen uitnodigen voor het uitbrengen van een offerte. De offerte die op basis van de prijskwaliteitverhouding het meest aantrekkelijk is zal door ons worden gevraagd om een voorstel te doen aan de schoolbesturen voor de accountantscontrole voor het volgende controlejaar (2015). Een hele goede vakantie gewenst namens alle medewerkers van Akorda.
Vrouwenlaan 125, 8017 HR Zwolle / T 038 - 465 98 14 / F 038 - 466 08 97 /
[email protected] / www.akorda.nl
Inhoudsopgave Pagina
Algemeen •
Eerste tekorten lerarenaantallen in 2017?
Onderwijs • • • • •
Impuls aan kwaliteit en toegankelijkheid De Staat van het Onderwijs Verplichte eindtoets Met ingang van 1 augustus 2015 Wet Sociale Veiligheid van toepassing Zevende voortgangsmonitor passend onderwijs
Financiën • • • •
Subsidies Fonds voor Cultuurparticipatie Personele kosten 2015 te laag geïndexeerd Veranderingen Vervangingsfonds Bijzondere bekostiging samenvoeging van scholen in het primair onderwijs
Personeel • • • • • • • • •
• •
Regeldruk Geen nieuwe cao per 1 juli 2015 Wet werk en zekerheid Oproepcontracten en min/max-contracten uitgelegd Participatiefonds en Wet werk en zekerheid Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Wetsvoorstel lerarenregister en reactie Onderwijsraad Onderwijs aan leerlingen met diabetes Zieke werknemer ontslag op staande voet wegens Wegblijven bij Arbo-arts Versnellen verhoging AOW-leeftijd Sluitingsdata UNIT4
Jaargang 2015/2
3
4 4 5 6 6
8 8 8 9
10 10 13 14 16 17 17 18 19 20 20
-2-
Algemeen Eerste tekorten lerarenaantallen in 2017? Nog niet heel lang geleden werd voorspeld dat de vergrijzing zou leiden tot grote tekorten met betrekking tot het aantal leerkrachten. Noodmaatregelen werden genomen. De vergrijzing bracht echter ook met zich mee, dat sprake was van krimpende leerlingenaantallen. De opschuivende pensioenleeftijd heeft (uiteraard) tot gevolg dat de oudere leerkrachten langer doorwerken. Dit alles heeft er toe geleid dat veel jonge leerkrachten tevergeefs hebben getracht bij schoolbesturen aan het werk te komen. Het aantal afgestudeerden aan de Pabo vermindert nog voortdurend en volgens de trendanalyses komt daarin de komende jaren ook geen verandering (ten opzichte van het jaar 2007 is sprake van ongeveer een halvering).
De daling in het aantal geboorten in de afgelopen jaren brengt met zich mee dat het aantal leerlingen de komende jaren nog zal dalen. Het dieptepunt wordt verwacht in 2021. Vanaf dat jaar zal volgens de meerjarenprognoses sprake zijn van een groei van het aantal leerlingen. Deze ontwikkelingen samen leiden tot de verwachting dat de eerste tekorten met betrekking tot het aantal leerkrachten zich zullen voordoen in 2017. Wel wordt verwacht dat deze tekorten zich vooral zullen voordoen in de grote steden. In de regio’s zoals het noorden van Groningen en in mindere mate de regio’s IJssel en Vecht en Rivierenland zullen de tekorten zich later en ook in mindere mate gaan ontwikkelen zo luiden de verwachtingen (CentERdata, Mirror).
Jaargang 2015/2
-3-
Onderwijs Impuls aan kwaliteit en toegankelijkheid Projecten gericht op het “open en online” onderwijs krijgen subsidie van het Ministerie van Onderwijs.
Vooralsnog blijven de activiteiten beperkt tot hogescholen en universiteiten waarbij door middel van MOOCs (massive open online courses) en SPOCs (small private online courses) alsmede blended learning, de toegankelijkheid van het onderwijs verder wordt ontwikkeld. Naast het ontwikkelen van de projecten start er ook een breder onderzoek naar online onderwijs in Nederland. Dit onderzoek, uitgevoerd door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek, gaat onder andere deze elf projecten in samenhang bekijken om zo inzicht te verkrijgen in de vernieuwing en verbetering van het hoger onderwijs door open en online onderwijs. Een verbreding naar andere onderwijsvormen en passend onderwijs zal naar verwachting daarna volgen.
De Staat van het Onderwijs In de Staat van het Onderwijs (het onderwijsverslag) over 2013-2014 signaleert de inspectie dat de verschillen tussen scholen die zich optimaal ontwikkelen en scholen die achterblijven te groot zijn.
Belangrijke voorwaarde om de achterstanden in te halen is de aanwezigheid van een “verbetercultuur” waarbij de professionele ontwikkeling van de docent ook zichtbaar is in de klas. Er zijn nog te weinig leraren die echt onderwijs op maat kunnen geven. Dat vraagt dus om blijvende aandacht ook van de schoolleiding. Veel vakdocenten op de basisscholen: Hoewel er veel in gang is gezet wil de staatssecretaris scholen stimuleren om ook tijdens de gewone lessen te zorgen dat toptalent aan zijn trekken komt. Verschillende scholen kiezen er voor om de lesstof compacter aan te bieden of om verdieping in bepaalde vakken aan te brengen. Naast de 20 maatregelen die de staatssecretaris heeft genomen voor toptalenten wil de staatssecretaris dat basisscholen vakdocenten uit het voortgezet onderwijs voor alle vakken kunnen inzetten (op dit moment beperkt deze inzet zich tot vreemde talen en creatieve vakken). Hiertoe zal het Besluit Bekwaamheidseisen Onderwijspersoneel per 1 augustus 2016 worden aangepast. Voorbeelden: Om scholen en leraren te ondersteunen bij het uitdagen van toptalent zijn acht regionale Talentnetwerken opgezet, waarbij scholen leren van elkaars ervaringen. Dit jaar komt er een toolbox beschikbaar, met voorbeelden voor een aantal vakken. Via www.talentstimuleren.nl wordt informatie verzameld voor leraren en andere onderwijsprofessionals. Verder is in het basisonderwijs een pilot gestart waarin 12 scholen ervaring opdoen met het aanbieden van tweetalig onderwijs; volgend schooljaar start weer een nieuwe groep scholen. Het innovatieconcept SlimFit waarbij scholen werken met grote groepen leerlingen en een gedifferentieerd team van leraren en assistenten wordt door de staatssecretaris beschouwd als een veelbelovend concept voor het gedifferentieerd werken. Alweer nieuw toezichtkader: In het nieuwe toezichtkader dat de inspectie ontwikkelt, worden brede standaarden opgenomen over aandacht aan alle leerlingen, gericht op differentiëren, motiveren en uitdagen waaronder de
Jaargang 2015/2
-4-
aandacht voor toptalenten. Van leraren wordt verwacht dat zij hun les afstemmen op de onderwijsbehoeften van leerlingen, zodat alle leerlingen actief, gemotiveerd en betrokken zijn. Als de afstemming van het onderwijs op bepaalde groepen leerlingen opvalt, doordat het erg goed is of tekortschiet, wordt dat in de rapportage over de school opgenomen. Zo krijgen ook scholen erkenning van hun prestaties op gebied van het uitdagen van toptalenten. Beleidsontwikkeling: op veel scholen is geen inhoudelijk beleid geformuleerd met betrekking tot het differentiëren (“iets doen” staat centraal in plaats van het doel, de kwaliteit en hoe). In het kader van de beleidsontwikkeling zullen scholen meetbare doelen moeten formuleren (naast een visie en beleid voor hun best presterende leerlingen). Maatregelen om leraren te ondersteunen: Er zijn nog te weinig leraren die de differentiatievaardigheden goed beheersen. Via School aan Zet zijn handvatten ontwikkeld die leraren in het basisonderwijs helpen om structureel uitdaging te bieden aan toptalenten. De opbrengsten hiervan zijn beschikbaar via School aan Zet en de website www.talentstimuleren.nl. In het project laat het ministerie vakspecifieke uitwerkingen en voorbeeldmateriaal ontwikkelen.
Verplichte eindtoets
Vanaf het schooljaar 2014-2015 moeten alle schoolverlaters (ook leerlingen met een speciale ondersteuningsbehoefte) in het reguliere basisonderwijs een eindtoets maken die hun taal- en rekenvaardigheid meet. De eindtoets meet in hoeverre leerlingen de referentieniveaus beheersen, in ieder geval op het gebied van de leesvaardigheid, taalverzorging en de algemene rekenvaardigheid (eventueel onderscheiden naar de domeinen getallen, verhoudingen, meten en meetkunde en verbanden). De eindtoets kan ook andere domeinen van het referentieniveau taal toetsen, bijvoorbeeld de schrijfvaardigheid. Scholen bepalen zelf welke eindtoets zij gebruiken, mits de toets is toegelaten door de minister. In het Toetsbesluit PO zijn de voorwaarden voor de afname en de inhoud van de toetsen vastgelegd. Scholen voor speciaal (basis)onderwijs hoeven in 2015 nog geen eindtoets af te nemen. Naar verwachting zal deze uitzonderingssituatie te zijner tijd ophouden te bestaan. Er is een stroomschema opgesteld om scholen behulpzaam te zijn bij de beantwoording van de vraag welke leerling de eindtoets wel of niet moet maken. Over het feit dat het schooladvies vanaf het schooljaar 2014-2015 meer gewicht krijgt lopen de meningen sterk uiteen. Het voortgezet onderwijs vreest “de juf met de roze bril” die er voor zorgt dat al haar leerlingen te hoog instromen. Het voortgezet onderwijs wordt immers afgerekend op zittenblijvers en afstromers. Scholen voor voortgezet onderwijs kunnen een eigen toelatingsbeleid formuleren voor bijvoorbeeld profielklassen en het beleid met betrekking tot plaatsing van leerling (loting of voorrang aan broertjes of zusjes). Voor zover voor een dergelijk profiel een bepaald onderwijsniveau noodzakelijk is mag de school wel toetsen of de leerling die vaardigheden beheerst die zijn gerelateerd aan het specifieke profiel van de school. Voor wat de toelatingsprocedures met betrekking tot het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs betreft is sprake van wetgeving waarvan wordt verwacht dat deze in werking kan treden op 1 januari 2016. Deze toelatingsprocedures hebben betrekking op de
Jaargang 2015/2
-5-
toelaatbaarheidsverklaring die via het samenwerkingsverband (vo) zal worden verstrekt . Als de toets gunstiger is gemaakt door de leerling dan dat op grond van het schooladvies werd verwacht, mag de basisschool het schooladvies naar boven aanpassen zodat de leerling de kans krijgt om zo hoog mogelijk in te stromen in het voortgezet onderwijs. Blijkt aan het einde van de onderbouw dat de leerling het aangepaste (hogere) advies niet aankan dan werkt dit niet in het nadeel van het onderbouwrendement omdat deze gebaseerd is op het oorspronkelijke advies van de basisschool.
Met ingang van 1 augustus 2015 Wet Sociale Veiligheid van toepassing
Vanaf 1 augustus 2015 zijn scholen verplicht om leerlingen en personeel een sociaal veilige omgeving te bieden. In dat kader wordt van ze verwacht dat zij sociaal veiligheidsbeleid voeren, een persoon aanwijzen tot coördinator veiligheid die het beleid ten aanzien van pesten coördineert en die fungeert als aanspreekpunt in het kader van pesten, de sociale veiligheid van leerlingen zullen monitoren waardoor zij in staat zijn om een actueel en representatief beeld te geven aan bijvoorbeeld de Inspectie van het Onderwijs. Dit monitoren vindt plaats door middel van een gestandaardiseerd instrument. De leerlingtevredenheidsenquête van de Vensters PO is daarvan een voorbeeld. Deze enquête meet ook het welbevinden van de leerlingen en de veiligheid op scholen. Vanaf augustus 2016 zal de Inspectie toezicht houden op de sociale veiligheid.
Zevende voortgangsmonitor passend onderwijs
De werkwijze van de inspectie met betrekking tot het uitoefenen van toezicht op de samenwerkingsverbanden zal worden aangepast. Vanaf 1 augustus 2015 zal de inspectie zich concentreren op de volgende 4 taken: (1) Voortgangsgesprekken met de samenwerkingsverbanden waar de kwaliteit nog niet op orde is; (2) Kwaliteitsonderzoeken op basis van een risicoanalyse bij ongeveer 30 samenwerkingsverbanden; (3) Themaonderzoeken naar de inrichting van passend onderwijs. (4) Reactie op signalen die de inspectie bereiken. Deze signalen kunnen afkomstig zijn van ouders maar ook van anderen die bij het samenwerkingsverband zijn betrokken. Ook het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en het praktijkonderwijs (pro) worden toegevoegd aan de verantwoordelijkheid van het samenwerkingverband. Op 1 september 2015 moet het aangepaste ondersteuningsplan naar de ondersteuningsplanraad worden gestuurd. Uiterlijk 15 december 2015 zal vervolgens het aangepaste ondersteuningsplan bij de inspectie ingediend moeten zijn. De verwachting is dat alle samenwerkingsverbanden tijdig deze data zullen behalen. Met betrekking tot de rol van de cluster 1 en cluster2 in relatie tot de indicatiestelling zijn afspraken gemaakt over een eventuele “second opinion” bij de toekenning van het ondersteuningsarrangement waarmee wordt verwacht dat voldoende wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren tot dusverre.
Jaargang 2015/2
-6-
Voor wat de positie van het speciaal onderwijs betreft wordt verder onderzoek gedaan naar het “invlechten” (in plaats van ontvlechten) van het so in het po en het vso in het vo. Dit onderzoek betreft de arbeidsvoorwaarden, de bevoegdheden van het personeel etc. Na afloop van deze onderzoeken zullen nadere voorstellen worden gedaan over de “invlechting”. Voor leerlingen met een ernstige meervoudig beperking komt er een bijzondere bekostigingsregeling zodat wordt voorkomen dat (v)so scholen bij een groot aantal samenwerkingsverbanden verzoeken moeten indienen per leerling voor aanvullende bekostiging. Ernstig meervoudig beperkte leerlingen zijn leerlingen die binnen het cluster 3 vallen. Scholen die in aanmerking menen te komen voor deze extra bekostiging (maximaal € 4.000 per leerling) kunnen daarvoor tot 15 september 2015 een aanvraag voor extra bekostiging indienen.
Jaargang 2015/2
-7-
Financiën Subsidies Fonds voor Cultuurparticipatie
Vanaf het najaar 2015 kunnen scholen subsidie aanvragen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie ten behoeve van het muziekonderwijs op de scholen. Er is € 25 miljoen euro beschikbaar gesteld. De subsidie is bedoeld om leerkrachten te trainen in het geven van muziekonderwijs maar ook voor het samenwerken met muziekscholen, harmonieën, brassbands, fanfares, orkesten en poppodia. Er zijn inmiddels 15 scholen van start gegaan met het trainen van hun leerkrachten in het geven van muziekonderwijs. Deze scholen zijn geselecteerd door de regionale en stedelijke culturele expertise centra. De ervaringen van deze scholen worden gevolgd en kunnen als voorbeeld dienen om andere scholen te inspireren.
Personele kosten 2015 te laag geïndexeerd
Bij het opstellen van de begroting voor de ontwikkeling van de personele kosten wordt door de medewerkers van Akorda zo veel mogelijk getracht een realistische verwachting te geven over de verwachte ontwikkeling van de kosten van het personeel ten opzichte van de rijksvergoedingen die op dat moment bekend gemaakt zijn. Voor de begroting van 2015 is door onder meer de PO-raad aangegeven dat er 1,6 % meer bekostiging aan de schoolbesturen beschikbaar zal worden gesteld, andere organisaties lieten weten dat er gerekend kon worden op een compensatie van 1,2%. Inmiddels is de analyse over de indexatie van de personele bekostiging gepubliceerd. Gebleken is dat de indexatie slechts 0,44 % heeft bedragen. Tussen de PO-raad en de vakorganisaties is afgesproken dat éénmalig een bedrag van € 328,- (naar rato van de werktijdfactor) zal worden betaald aan alle personeelsleden in het kader van de premievrijval van de pensioenpremie. De PO-raad heeft –helaas achteraf- geconstateerd dat daarvoor geen dekking kan worden gevonden binnen de kabinetsbijdrage voor de gestegen werkgeverskosten. De PO-raad heeft laten weten dat deze financiële tegenvaller mogelijk zal worden betrokken in de standpunten die door werkgever- en werknemer organisaties zullen worden ingenomen.
Veranderingen Vervangingsfonds
Het reglement Vervangingsfonds wordt per 1 januari 2016 op een aantal onderdelen aangepast ten opzichte van het huidige reglement. (1) Er komt een normbekostiging afhankelijk van een bruto salaris van het afwezige personeelslid. Ook voor het salaris van vervangers in de pool wordt een normbekostiging vastgesteld gebaseerd op het salaris van de vervanger. (2) De voorwaarde dat vervanging uitsluitend vergoed wordt op de dag dat de afwezige wordt ingeroosterd wordt losgelaten. Voorwaarde daarbij is wel dat de vervanging binnen zeven kalenderdagen na de eerste dag van afwezigheid plaatsvindt. (3) De premie berekening wordt gebaseerd op een andere premiegrondslag. (4) De vervanging van afwezige leerkrachten zal uitsluitend worden vergoed indien vervanging plaatsvindt door iemand met een lesbevoegdheid. (5) De vergoeding van de vervanging bij schorsing is vanaf 1 januari 2016 nog slechts aan de orde gedurende een periode van maximaal 2 weken. (6) De bonus-malus regeling wordt vereenvoudigd, bovendien is deze regeling voortaan per kalenderjaar in plaats van per schooljaar.
Jaargang 2015/2
-8-
(7) De termijn voor het indienen van declaraties wordt verkort van 4 maanden naar 3 maanden. (8) Vanaf 1 januari 2016 is sprake van een digitaal loket “Mijn Vf”.
Bijzondere bekostiging samenvoeging van scholen in het primair onderwijs
In voorgaande jaren waren de bepalingen omtrent de bijzondere bekostiging bij samenvoeging opgenomen in een aparte paragraaf van de bekostigingsregeling. Door middel van de circulaire van 7 mei 2015 (Staatscourant 2015 nr. 12208) is nu een circulaire uitgebracht waarin de fusiefaciliteiten zijn weergegeven. Kort gezegd wordt er vanaf het schooljaar 2015-2016 bijzondere bekostiging verstrekt voor de periode van zes schooljaren, telkens voor 100% van het verschil in bekostiging vanuit de situatie van vóór de fusie. De circulaire betreft een lange periode: het gaat om samenvoegingen vanaf 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2025. De extra bekostiging betreft voor de groepsformatie en de formatie voor de schoolleiding. De regeling heeft betrekking op samenvoeging van basisscholen, samenvoeging van speciale scholen voor basisonderwijs en de samenvoeging van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Voor het samenvoegen van scholen uit de verschillende schoolsoorten is geen samenvoegingsregeling opgesteld.
Jaargang 2015/2
-9-
Personeel Regeldruk Volgens het ministerie van OCW lijken scholen en leerkrachten vaak meer regeldruk te ervaren dan die er werkelijk is, omdat niet altijd duidelijk is hoe de regels moeten worden uitgelegd.
Door deze onduidelijkheden en andere klachten over regeldruk te inventariseren, openbaar te maken en er uitleg over te geven, wil het departement duidelijkheid scheppen. Volgens de minister moeten docenten zich zoveel mogelijk kunnen concentreren op hun werk voor de klas en daarin hun professionele ruimte nemen. Door het geven van informatie verwacht de minister dat docenten hun professionele ruimte maximaal kunnen benutten. Door de decentralisatie zijn verantwoordelijkheden verschoven van het ministerie naar andere instanties. Niet ondenkbaar is dat de aandacht van het ministerie zich vooral ook zal richten op de regels van deze instanties (denk bijvoorbeeld aan de afspraken binnen de samenwerkingsverbanden of de afspraken binnen de CAO die het “oude” Rechtspositiebesluit heeft vervangen). Via social media (twitter, LinkedIn en Facebook) worden docenten opgeroepen hun vragen over regels te melden. Op www.lerarenagenda.nl komt een fact-check met vragen over (veronderstelde) regels en een rubriek waar goede voorbeelden kunnen worden gedeeld. In een vraag- en antwoordrubriek kunnen docenten met de Inspectie van het Onderwijs in gesprek over de (vermeende) regels van de inspectie.
Geen nieuwe cao per 1 juli 2015 De geldende cao-PO met een looptijd tot 1 juli 2015 zou per 1 juli 2015 worden vervangen door een nieuwe cao waarbij rekening zou worden gehouden met de nieuwe Wet werk en zekerheid. Voorts werd verwacht dat versobering in de bovenwettelijke uitkeringen zou worden aangebracht.
Onder druk van deze kennis werden tussen veel werkgevers en werknemers afspraken gemaakt die nog voor 1 juli 2015 in zouden gaan. Op het allerlaatste moment kwam het bericht af, dat het niet was gelukt om een nieuwe cao tot stand te brengen en dat de huidige cao nog een jaar zal worden verlengd. Vanaf dat moment is de nodige onduidelijkheid ontstaan over de vraag in hoeverre de Wet Werk en Zekerheid nu wel of niet van toepassing is. Is de cao wel rechtsgeldig (tijdig) opgezegd en kan inderdaad worden gesteld dat de bepalingen van de cao doorlopen totdat er een akkoord is verkregen over de nieuwe cao (zoals sommige advocatenkantoren stellen). Mag de oude cao als een overgangsregeling conform de Wet Werk en Zekerheid worden aangemerkt? Er is op dit moment sprake van elkaar tegensprekende interpretaties door enkele advocatenkantoren die daarover een andere opvatting hebben dan de PO-raad. Dit geeft veel onduidelijkheid. Hopelijk zal deze onzekerheid spoedig zijn afgelopen in verband met ongewenste risico’s die worden gelopen. Op grond van overgangsbepalingen van de Wet werk en zekerheid wordt aangenomen dat sommige delen van deze wet wel van toepassing zijn, terwijl andere delen (tijdelijk nog) niet van toepassing zijn omdat de geldende cao van toepassing blijft. In de vorige Akordactueel is al veel aandacht geschonken aan alle veranderingen die de Wet werk en zekerheid met zich mee zal brengen. Hieronder worden deze veranderingen opnieuw op een rijtje gezet maar nu vanuit het perspectief van een cao die nog een jaar van toepassing blijft.
Jaargang 2015/2
- 10 -
Voor het openbaar onderwijs geldt dat de Wwz niet van toepassing is en de CAO PO 2014-2015 ongewijzigd van kracht blijft. Afspraken tussen werkgevers en werknemers die WEL zijn gemaakt en van toepassing op zowel het openbaar- als het bijzonder onderwijs: • de sociale partners hebben afgesproken dat de vrijval van de pensioenpremie voor 2015 wordt ingezet voor een eenmalige verhoging van de nominale uitkering op de dag van de leraar met 328 euro naar 528 euro (naar rato van de arbeidstijd). • Voor 2016 en verder is de vrijval van 0,72% structureel beschikbaar voor de loonruimte, naast eventuele andere loonruimte. • In de CAO PO 2014-2015 is de verplichting opgenomen om leidinggevende functies en functies met leidinggevende taken voor 1 juli 2015 te omschrijven en te waarderen met Fuwa PO. Deze verplichting is vervallen. De normfuncties voor directeuren en alle bepalingen die daarbij horen zijn nog een jaar van toepassing. • De 40-urige werkweek zal zo veel mogelijk consistent in de administraties van de scholen moeten worden doorgevoerd (de sociale partners hebben –nog- niet aangegeven hoe zij dat in de praktijk zien). • Samenloop van verlof uit de wet arbeid en zorg zoals zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof met vakantieverlof is niet toegestaan. Dat betekent dat als deze verlofvormen samenvallen met gepland vakantieverlof, het vakantieverlof op een later moment – in overleg met de werkgever – alsnog kan worden genoten. Voor het onderwijs brengt dat met zich mee, dat in geval van ziekte tijdens schoolvakantie de case-manager (veelal de directeur van de school) oproepbaar dient te zijn om zo nodig maatregelen te nemen zoals het inschakelen van de Arbo-arts. Ook vraagt dit om een goede registratie van (bijvoorbeeld ziekteverlof voorafgegaan aan zwangerschapsverlof) en verlof dat in vakanties is genoten en waarbij op een ander moment in het jaar alsnog vakantieverlof wordt ingepland. • Couveuseverlof is een specifieke verlofgrond waar specifieke Kamervragen over zijn gesteld. Uit het antwoord blijkt dat van recht op extra verlof sprake is vanaf de achtste opnamedag in het ziekenhuis. Er is sprake van een maximum van tien weken couveuse verlof. Indien de baby na de geboorte twee weken in het ziekenhuis moet blijven bestaat er derhalve recht op 1 week couveuseverlof. Eventuele extra dagen in verband met de verlenging van het bevallingsverlof (omdat de bevalling later was dan gepland) moeten daar nog weer vanaf worden getrokken. • De extra middelen die de schoolbesturen per 1 januari 2016 in de lumpsumbekostiging ontvangen (zijnde de overheveling van de rechtstreekse subsidie van OCW aan de vakbonden) moeten volledig beschikbaar worden gesteld voor de vakbonden. Deze verplichting zal in de nieuwe cao worden opgenomen. Consequenties door overgangsrecht • Tijdelijke contracten (ketenbepaling!) vallen onder het overgangsrecht van de Wwz en niet onder de voorwaarden van de Wwz zelf (in de Wwz staat dat er maximaal 3 tijdelijke contracten overeengekomen mogen worden in 24 maanden). Tot 1 juli 2016 kunnen invalkrachten (in het bijzonder onderwijs) nog invallen onder dezelfde voorwaarden als nu. Het is aan de sociale partners om te trachten in de cao 2016-2017 daarover duidelijke afspraken te maken, lukt dat opnieuw niet dan is de Wwz van toepassing, ook op de lopende arbeidsovereenkomsten.
Jaargang 2015/2
- 11 -
•
De verplichte transitievergoeding is voor het bijzonder onderwijs tot 1 juli 2016 niet van toepassing omdat sprake is van een bovenwettelijke ontslaguitkeringsregeling.
Wel van toepassing zijn de volgende wijzigingen • Ontslagprocedures Vanaf 1 juli 2015 geldt voor schoolbesturen in het bijzonder onderwijs nieuw ontslagrecht. UWV Vanaf dat moment moeten alle ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen en arbeidsongeschiktheid worden getoetst door het UWV waarbij de werkgever vooraf toestemming vraagt voor het ontslag. Voor zover een schoolbestuur verwacht dat er per 1 augustus 2016 personeelsleden moeten worden ontslagen zal rekening moeten worden gehouden met het volgende: Het besluit tot RDDF plaatsing wordt genomen NA 1 juli 2015 en VOOR de zomervakantie van 2015. Alle personeelsleden worden ingedeeld in de eigen categorie van uitwisselbare functies (bijvoorbeeld leerkracht LA en leerkracht LB, vakleerkrachten, directie en onderwijs ondersteunend personeel). Binnen deze categorie worden zijn vervolgens ingedeeld in leeftijdscohorten. Cohorten zijn: 15-24, 25-34, 35-44, 45-54, 55-AOW. Per leeftijdsgroep wordt de medewerker met de kortste diensttijd ontslagen. Omdat het moment van ontslag ver weg ligt kan er vanaf de RDDF plaatsing tot het feitelijke ontslagmoment veel veranderen in de samenstelling van de cohorten (mensen zijn jarig en komen dat in een andere cohort, er vertrekken personeelsleden etc.) Om die reden zal het peilmoment 1 augustus 2015 zijn. Als diensttijd geldt diensttijd bij de werkgever! Dus niet de totale diensttijd bij het onderwijs zoals dat nu veelal nog het geval is. Ontslagen per bedrijfsvestiging. Het UWV hanteert voor ontslagen het principe dat per bedrijfsvestiging ontslag plaatsvindt. In het onderwijs is sprake van een bestuursaanstelling. Toch lijkt het vooralsnog niet onaannemelijk dat iedere individuele school als bedrijfsvestiging zal worden aangemerkt door het UWV (er is eigen medezeggenschap, een eigen naam, een eigen adres, eigen doelgroep, eigen website en briefpapier en logo, opnemen van de school als zelfstandig onderdeel in de financiële rapportage, de eigen verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering en de vraag of de schoolleider zelfstandig personeel in dienst kan nemen en kan ontslaan). Veel van de door het UWV gehanteerde criteria zijn van toepassing bij schoolbesturen. Dit zou er toe kunnen leiden dat de bestuursaanstelling niet langer relevant zou zijn voor de afvloeiing. Grote veranderingen dus, maar zeker is dat alles nog niet omdat UWV zijn richtlijnen nog moet publiceren. De doorlooptijd van het ontslag bij het UWV bedraagt in principe 4 weken, deze 4 weken worden in mindering gebracht op de opzegtermijn. De toestemming van het UWV is “beperkt houdbaar” en slechts 4 weken geldig. De ontslagprocedure wijkt af van de in het onderwijs gebruikelijke procedure: de werkgever heeft 8 dagen om het verzoek aan te vullen, de werknemer heeft 14 dagen om zich te verweren, vervolgens is er voor reacties over en weer sprake van een termijn van 7 dagen, in geval van ontslag wegens arbeidsongeschiktheid moet er binnen 7 dagen worden
Jaargang 2015/2
- 12 -
-
-
-
gereageerd op het advies van de deskundige (na 2 jaar arbeidsongeschiktheid). Soms vraagt het UWV de ontslagadviescommissie om advies, dit is echter niet verplicht. Als er sprake is van een opzegverbod zal het UWV de toestemming in principe weigeren. Met betrekking tot de uitvoering van de Ontslagregeling bij het UWV moeten de uitvoeringsregels nog worden afgewacht. In alle overige ontslagdossiers is de route via de kantonrechter de aangewezen route. Zowel tegen het besluit van het UWV als het besluit van de kantonrechter kan in beroep worden gegaan (door zowel de werkgever als de werknemer), zelfs de trajecten van hoger beroep en cassatie zijn open gesteld voor deze ontslagprocedures, een situatie die ook nieuw is. Omdat de behandeling van dergelijke beroepen en cassatie vaak lang na het ontslag plaatsvindt gaat er geen schorsende werking uit van het beroep/cassatie. In de praktijk zullen dergelijke procedures zich uitsluitend nog richten op de hoogte van de ontslagvergoeding. Dit is uiteraard anders indien geweigerd was om de arbeidsovereenkomst te eindigen. In dat geval kan het eindresultaat ook zijn dat de arbeidsovereenkomst alsnog wordt ontbonden. In geval van ziekte van de werknemer heeft de werkgever een aantal verplichtingen: het uitvoeren van reintegratieverplichtingen, premiedifferentiatie voor de WIA maar vanaf 1 juli 2015 is ook sprake van een verplichte transitievergoeding. Deze transitievergoeding is voor het onderwijs op dit moment (nog) niet van toepassing, in verband met het van toepassing zijn van het overgangsrecht. Er wordt veel tegen deze extra verplichting geprotesteerd, wellicht is over een jaar sprake van een nieuwe situatie. Voor organisaties van kinderopvang kan een dergelijke situatie leiden tot een hoge kostenpost.
Wet werk en zekerheid
Geen aanzegplicht Een arbeidsovereenkomst hoeft niet te worden aangezegd: • Als de arbeidsovereenkomst korter dan zes maanden heeft geduurd. Opvolgende arbeidsovereenkomsten worden in dit kader niet samengeteld; • Als de arbeidsovereenkomst niet op een vastgestelde datum eindigt, maar de einddatum afhankelijk is van bijvoorbeeld de duur van de ziekte van een andere medewerker. Wel aanzegplicht overige tijdelijke arbeidsovereenkomsten Uiterlijk een maand voordat een tijdelijke arbeidsovereenkomst eindigt moet een werkgever de medewerker schriftelijk informeren: • Of de arbeidsovereenkomst al dan niet wordt verlengd; • En zo ja, onder welke voorwaarden dat zal gebeuren. Aanzeggen mag direct na het aangaan van de arbeidsovereenkomst, maar niet in de arbeidsovereenkomst zelf. Het is mogelijk om terug te komen op een aanzegging maar dit moet wel uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst. Consequentie nalaten aanzegplicht: betaling 1 extra maandsalaris aan betrokkene.
Jaargang 2015/2
- 13 -
Tijdelijke uitbreiding voorlopig wel aanzeggen wegens onduidelijkheid over de vraag of de uitbreiding een nieuw contract zou betreffen of een aanpassing van het bestaande contract. Transitievergoeding bij contracten van 2 jaar of langer Voor organisaties die niet onder het overgangsrecht vallen, zoals kinderopvangorganisaties geldt dat bij beëindiging op initiatief van de werkgever van een dienstverband dat 2 jaar of langer heeft geduurd op of na 1 juli 2015, een vergoeding moet worden betaald. De hoogte van die vergoeding is afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst en het salaris van de medewerker. De vuistregel is dat de transitievergoeding 1/3e maandsalaris per dienstjaar bij de werkgever bedraagt. Voor het bepalen van de duur van de arbeidsrelatie worden elkaar opeenvolgende arbeidsovereenkomsten met tussenpozen van niet meer dan zes maanden bij dezelfde werkgever samengeteld. Uitzonderingen op het betalen van de transitievergoeding: • als schriftelijk wordt vastgelegd dat de medewerker binnen zes maanden na het aflopen van de arbeidsovereenkomst opnieuw wordt aangesteld. • als er voor 1 juli 2015 sprake is van een gat van minimaal drie maanden tussen dienstverbanden en de keten op dat moment was verbroken, tellen de dienstverbanden voor de breuk in de ketenregeling niet mee bij de berekening van de transitievergoeding. Mits daarover afspraken zijn gemaakt tussen werkgever en werknemer mogen de outplacementkosten en kosten voor scholing die niet zijn gericht op ontwikkeling van de medewerker binnen de schoolorganisatie worden verrekend met een eventueel te betalen transitievergoeding. Tijdelijke personele oplossingen Onder de Wwz zijn er verschillende mogelijkheden om tijdelijk personeel aan te trekken: • Scholen kunnen interne flexibiliteit creëren door gebruik te maken van de eigen parttime leerkrachten, of die van een andere school; • Door gebruik te maken van vervangingspools kunnen zekerheid en flexibiliteit worden gecombineerd. • Cao-partijen kunnen afspreken dat voor invalkrachten in het primair onderwijs de afwijkingsmogelijkheid van de ketenbepaling geldt. In dat geval zijn zes contracten in vier jaar tijd mogelijk zijn. Deze afspraak is nog niet gemaakt! • Scholen kunnen meer gebruikmaken van oproepcontracten. Onder de Wwz is het gebruik van oproepcontracten beperkt tot de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst. Deze periode kan voor bij cao te bepalen functies worden verlengd, mits de werkzaamheden in die functies incidenteel van aard zijn en geen vaste omvang kennen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het verrichten van piekwerkzaamheden en voor vervanging in het geval van ziekte. Deze wijziging geldt al vanaf 1 januari 2015. • Ook is het mogelijk zogenoemde min/max-contracten te sluiten. Het min/max-contract is een variant van het oproepcontract. In het minmaxcontract wordt met de werknemer afgesproken dat hij altijd een minimum aantal uren per week, per maand of per jaar werkt. Deze garantieuren krijgt hij altijd uitbetaald, ook als hij niet wordt opgeroepen. Bij een arbeidsomvang van (omgerekend) minder dan 15 uur per week met wisselende tijdstippen dan heeft de werknemer bij iedere oproep recht op minimaal drie uur loon. Ook als de werknemer maar één uur werkt.
Jaargang 2015/2
- 14 -
Oproepcontracten en min/max-contracten uitgelegd
Oproepcontracten Onderwijs: In de CAO PO 2014-2015 is overeengekomen dat de minimale arbeidsduur vanaf 1 augustus 2015 per week voor elke nieuwe medewerker 0,2 WTF is. Dit geldt ook voor oproepkrachten. Dit betekent dat de minimale arbeidsduur van een korttijdelijke arbeidsovereenkomst altijd tenminste 8 uur per week zal dienen te omvatten. Een uitzondering daarop is de invalkracht die incidenteel invalt, voor een dag of korter. Deze medewerker mag ook een arbeidsovereenkomst krijgen van minimaal 5 uur. Het nul-urencontract Onderwijs: Een contract waarbij de medewerkers worden opgeroepen wanneer ze nodig zijn omvat eveneens een minimum van 8 uur per week. Ieder “nul-uren” contract telt als één contract mee in de ketenregeling. De minimale arbeidsduur van 8 uur per week brengt met zich mee dat binnen het primair onderwijs feitelijk geen nul-urencontracten, maar alleen min/max-contracten overeengekomen kunnen worden. Kinderopvang: Het nul-urencontract staat ter discussie in de caoonderhandelingen die onlangs weer zijn opgepakt. De FNV stelt voor om de 0-uren contracten na een half jaar om te zetten in een contract voor onbepaalde tijd zodat de loondoorbetalingsverplichting en de omzetting van het contract op dezelfde wijze wordt uitgevoerd. Het betreft hier een onderhandelingsvoorstel, nog niet zeker is dat dit voorstel gehonoreerd zal worden. Min/max-contracten Een min/max-contract is een speciaal soort tijdelijke arbeidsovereenkomst en telt in zijn geheel als één contract binnen de ketenregeling. Een min/maxcontract kan worden aangegaan voor een maand, maar bijvoorbeeld ook voor een jaar of zelfs voor onbepaalde tijd. Als het minimum aantal te werken uren per week 15 of lager is (bij een minimum op jaarbasis wordt omgerekend naar een minimum aantal te werken uren per week) dan is de werkgever verplicht om de medewerker, elke keer dat de medewerker wordt opgeroepen, minimaal 3 uur loon uit te betalen. Dit moet ook als de medewerker feitelijk maar 2 uur werkt. Indien het minimum aantal te werken uren meer bedraagt dan 15 uur per week, dan geldt deze bepaling niet. Onderwijs: Min/max-contracten worden aangegaan met een minimale arbeidsduur van tenminste 8 uur per week. Het is echter ook mogelijk de minimale arbeidsduur vast te stellen per maand, of bijvoorbeeld per jaar. Bij een min/max-contract per jaar wordt de gemiddelde arbeidsduur van 8 uur per week omgerekend naar een minimum aantal te werken uren of dagen op jaarbasis. Dit brengt met zich mee dat de medewerker niet elke week behoeft te worden opgeroepen mits op jaarbasis ten minste 8 uur per week is opgeroepen. Over het minimum overeengekomen urenaantal wordt salaris betaald ook al is de medewerker feitelijk voor minder uren opgeroepen. Naast afspraken over de ondergrens van het contract (de minimale arbeidsduur) moeten er ook afspraken worden gemaakt over het maximum aantal te werken uren. De medewerker is in principe verplicht om bij een oproep ook daadwerkelijk te komen werken voor dit minimaal overeengekomen urenaantal. Het is verstandig om vooraf wel duidelijk af te spreken op welke momenten betrokkene wel kan worden opgeroepen en ook wanneer dat minder goed past. Kinderopvang: In een arbeidsovereenkomst die alleen een minimum aantal of een minimum en een maximum aantal te werken uren per maand vermeldt, mag het verschil tussen het minimum en het maximum niet meer
Jaargang 2015/2
- 15 -
dan 60 uur per maand bedragen. Het is niet mogelijk 20% af te wijken van de gemiddelde arbeidsduur per maand. Bij verschillende medewerkers met een min/max contract is de werkgever verplicht om het werk gelijkmatig over de medewerkers te verdelen. Duidelijke afspraken min/max-contracten Bij het aangaan van min/max-contracten moeten in ieder geval afspraken zijn gemaakt over de volgende zaken: het doel van het flexibele contract, waarbij het werkpatroon en de omvang van het werk wisselend kunnen zijn, de aard van de arbeidsovereenkomst: voor bepaalde of voor onbepaalde tijd, het minimum en het maximum aantal te werken uren door de medewerker, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van de medewerker in dagdelen, wanneer de medewerker niet verplicht is om aan een oproep gehoor te geven, de eventuele planning voor een hogere inzet dan het minimum aantal in een bepaalde periode, door aan te geven dat er geen loon zal worden betaald als de medewerker niet wordt opgeroepen kan het risico tot loonbetaling over niet gewerkte uren voor maximaal een jaar worden uitgesloten. Indien de medewerker structureel meer werkt dan het overeengekomen minimum aantal te werken uren per week kan dat tot gevolg hebben dat het minimum aantal te werken uren naar boven wordt bijgesteld. Op dat moment vindt bijstelling plaats naar het beschikbare werkaanbod. Als het min/max-contract minimaal een half jaar heeft geduurd, geldt de aanzegplicht uit de WWZ zodat tijdig (=minimaal 1 maand voor afloop) kenbaar moet worden gemaakt dat het contract niet wordt verlengd.
Participatiefonds en Wet werk en zekerheid
Nu de huidige CAO PO doorloopt in het schooljaar 2015 – 2016 is in het reglement PF niet veel gewijzigd. De grootste wijziging zit hem in de vergoedingsverzoeken om (economische) formatieve redenen en van ontslagen op grond van arbeidsongeschiktheid. Vanaf 1 juli 2015 moeten werkgevers in het bijzonder onderwijs voor deze ontslagen een ontslagvergunning aanvragen bij het UWV. Wanneer deze vergunning is afgegeven kan de beëindiging bij het Participatiefonds gemeld worden. Het Participatiefonds heeft hier een vrijstellingsregeling voor opgesteld die geregeld is in artikel 3:3 lid 3 en bijlage 9 van het reglement Participatiefonds. Artikel 3:3 lid 3 reglement PF Bij het beëindigen van een dienstverband op grond van de artikelen 4:5, 4:11 of één van de artikelen in paragraaf 4.3, kan de werkgever met betrekking tot de in deze artikelen vervatte voorwaarden, behoudens de voorwaarde ‘ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie’, een beroep doen op een vrijstelling van toetsing aan de voorwaarden. In bijlage 9 van het reglement is vervolgens een formulier te vinden dat u als werkgever dient in te vullen voor vrijstelling van toetsing van (een) van de volgende voorwaarden: • Reden beëindiging dienstverband; • Behoud eigen organisatie; • Behoud eigen functie.
Jaargang 2015/2
- 16 -
Om voor vrijstelling in aanmerking te komen dient de werkgever bij de aanvraag van de vrijstelling dezelfde documenten te overleggen als die hij aan het UWV heeft overlegd voor het verkrijgen van de ontslagvergunning.
Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
In het sociaal akkoord is een zogenaamde “banenafspraak” gemaakt waarbij aan het primair onderwijs de verplichting is opgelegd om naar rato van de omvang (het aantal medewerkers in het onderwijs) per 2023 te zorgen voor 4020 extra banen voor arbeidsbeperkten. Voor de komende jaren betekent dit 482 banen in 2015, 563 in 2016 en in 2017 (totaal in 2017: 1608). In 2016 wordt gekeken of de sector in het jaar 2015 het quotum heeft gehaald. Bij “mensen met een beperking” worden onder meer leerlingen die van het voortgezet speciaal onderwijs komen bedoeld. Een baan met een omvang van 25,5 uur per week (ofwel 1331 uur per jaar) wordt geteld als een volledige baan. Kleinere banen tellen naar evenredigheid van het aantal uren mee. Schoolbesturen met 25 medewerkers of meer verplicht zijn verplicht om een jaarlijks vastgesteld percentage medewerkers met een arbeidsbeperking in dienst te hebben. Schoolbesturen die daar niet aan voldoen, betalen de zogenoemde quotumheffing (boete) van 5.000 euro per niet vervulde baan.
Wetsvoorstel lerarenregister en reactie Onderwijsraad
Het vrijwillige lerarenregister bestaat nu twee jaar. De Onderwijscoöperatie heeft hiertoe het initiatief genomen en in 2013 is het register tot stand gekomen. Het aantal leraren dat zich vrijwillig in dit register inschrijft, is echter gering. De wens tot kwaliteitsverbetering in relatie tot verhoging van de aansluitingsgraad heeft geleid tot het wetsvoorstel lerarenregister. De Onderwijsraad heeft kritische kanttekeningen bij het wetsvoorstel. Professioneel statuut: in het wetsvoorstel is bepaald dat het bevoegd gezag (dus op bestuursniveau) een professioneel statuut opstelt in overleg met de leerkrachten. In het professioneel statuut worden de afspraken over de organisatie van de zeggenschap van leraren opgenomen. Verplicht onderdeel van dit professionele statuut is dat de standaard van de beroepsgroep moet worden gerespecteerd. Het lerarenregister: het huidige vrijwillige lerarenregister wordt omgezet in een verplicht lerarenregister. Bevoegde leraren zijn dan ´registerleraren´. Iemand kan slechts opgenomen worden in het lerarenregister nadat hij/zij benoemd is (uiteraard voldoet betrokkene daarbij aan de bekwaamheidseisen, dit is immers een bekostigingsvoorwaarde). De minister van OCW neemt de aangeleverde gegevens in het register op. Vervolgens draagt het bevoegd gezag zorg voor het correct bijhouden van gegevens ten behoeve van het lerarenregister. Een leerkracht die geen baan heeft kan zelf gegevens over activiteiten voor bekwaamheidsonderhoud aanleveren ten behoeve van opneming in het lerarenregister. Opneming in het lerarenregister geldt voor vier jaar. Om geregistreerd te blijven, dienen leraren aantoonbaar te werken aan hun professionele ontwikkeling (bekwaamheidsonderhoud). Een beroepsorganisatie die uit het oogpunt van beroepskwaliteit representatief is voor leraren doet aan de minister voorstellen voor herregistratie. De regels waaraan nascholingsactiviteiten moeten voldoen worden opgenomen in formele regelingen. Van het bevoegd gezag wordt verwacht dat deze de leraar in staat stelt om te kunnen voldoen aan de herregistratiecriteria. De leraar is zelf verantwoordelijk voor zijn/haar keuzes.
Jaargang 2015/2
- 17 -
Als een leraar voldoet aan de herregistratiecriteria, wordt zijn registratie voor vier jaar verlengd . Als een leraar vier jaar na (her)registratie niet blijkt te voldoen aan de herregistratiecriteria, haalt de minister de vermelding van de leraar uit het lerarenregister. Deze leraar mag vanaf dat moment niet meer voor schoolonderwijs ingezet worden. De minister is verantwoordelijk voor het bijhouden van het lerarenregister en houdt daarin de volgende gegevens bij: • het burgerservicenummer; • voor- en achternaam, geslacht, adres en geboortedatum; • de datum van benoeming; • de school en het registratienummer van de school waar de leraar is benoemd; en • activiteiten voor herregistratie. Er zijn regels opgenomen over de bewaartermijnen van de gegevens in het lerarenregister en over wie welke informatie uit het lerarenregister kan opvragen. Naast het lerarenregister wordt een zogenoemd registervoorportaal ingesteld. Het gaat daarbij om leraren die “niet of gedeeltelijk niet voldoen aan de bekwaamheidseisen van onderwijs dat zij tijdelijk verzorgen”. Zolang de leraar niet voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het geven van het desbetreffende onderwijs, blijft hij of zij opgenomen in het registervoorportaal, voor maximaal de periode die is vermeld in het artikel op grond waarvan de leraar onderwijs geeft . Als een leraar niet langer voldoet aan de eisen om in het registervoorportaal te zijn opgenomen, worden diens gegevens nog vijf jaar bewaard . In een reactie heeft de Onderwijsraad aan het ministerie van Onderwijs laten weten het initiatief tot het verplicht stellen van het register te onderschrijven maar de opzet te formalistisch te vinden en daardoor te weinig terug te zien van de inbreng van de beroepsgroep zelf. Verder wijst de Onderwijsraad op het feit dat de beroepsstandaard nog niet voldoende vaststaat zodat een lerarenregister niet kan bewaken en bevorderen wat er niet is: de beroepsstandaard. De Onderwijsraad is tegen het registervoorportaal omdat dit toch enige vorm van bevoegdheid en bekwaamheid suggereert . Van registratie gaat immers hoe dan ook een zekere erkenning uit en deze erkenning zou volgens de raad juist voorbehouden moeten zijn aan degenen die in het lerarenregister zijn opgenomen. De Onderwijsraad stelt dat het wetsvoorstel op diverse onderdelen nog niet volledig is en dat er ook aandacht moet worden geschonken aan mogelijke overgangsproblematiek. Wordt vervolgd dus.
Onderwijs aan leerlingen met diabetes
Steeds vaker worden scholen geconfronteerd met leerlingen die diabetes hebben bij wie tijdens de lesuren medische handelingen moeten plaatsvinden zoals het toedienen van insuline met behulp van injecties. In de praktijk komt het dan voor dat ouders de school vragen om bijvoorbeeld de tijdstippen in de gaten te houden wanneer het kind zich moet prikken of soms ook om het kind te helpen met het toedienen van de injectie. Hoe zit het met de aansprakelijkheid van de school als het mis mocht gaan? Uitgangspunt is dat risicovolle medische handelingen alleen door bevoegde zorgverleners mogen worden uitgevoerd of door de ouders, familieleden en patiënte zelf in de privésituatie. Het toedienen van medicatie en insuline door ouders/verzorgers (en andere familieleden) vanuit de privésituatie wordt beschouwd als niet-beroepsmatig handelen, ook als ouders/verzorgers deze handelingen uitvoeren bij hun kind in onderwijstijd.
Jaargang 2015/2
- 18 -
Niet veel scholen zullen personeelsleden in dienst hebben die bevoegd zijn om zorgtaken te verrichten, zoals bijvoorbeeld een verpleegkundige of een EHBO’er. Voor zover dat wel het geval is, handelen deze medewerkers beroepsmatig en vallen de handelingen onder de Wet BIG. Zij handelen in opdracht van een bevoegde (een arts) en mogen handelingen uitvoeren onder een aantal voorwaarden waaronder het feit dat het personeelslid handelt in opdracht van een arts die beschikbaar moet zijn voor toezicht en tussenkomst, in de praktijk is deze voorwaarde zelden uitvoerbaar. Onderwijspersoneel kan bij het uitvoeren van diabeteshandelingen nietberoepsmatig handelen en daarmee gelijkgesteld worden aan familie bij het uitvoeren van diabeteshandelingen. Als onderwijspersoneel een persoonlijke band heeft met een leerling, ziet de Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ) dit ook als een privésituatie. In dat geval moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: • De persoon die de handelingen uitvoert, doet dit vrijwillig. Daarnaast zijn de persoon die behandeld wordt (of een wettelijk vertegenwoordiger van die persoon) en degene die de handelingen uitvoert allebei akkoord met de constructie. • Er is sprake van een persoonlijke band. De leerling en degene die de handelingen uitvoert hebben een persoonlijke verstandhouding over een langdurige tijdsperiode. • De uitvoerder van de handelingen is bekwaam (heeft voldoende kennis, ervaring en een positieve houding) om de handelingen uit te voeren. • Er vindt overleg over deze constructie plaats met de zorgverantwoordelijke van de patiënt, bijvoorbeeld de kinderarts of kinderdiabetesverpleegkundige. In dit overleg worden goede afspraken gemaakt over onder andere scholing en instructie en achtervang bij calamiteiten. • De handeling mag niet worden uitgevoerd tegen een honorarium. • Iedereen die deze handelingen verricht, is strafrechtelijk en civielrechtelijk aansprakelijk bij verwijtbaar handelen. Om verwijtbaar te handelen moet er sprake zijn van schuld van betrokkene (hij/zij komt de gemaakte afspraken bijvoorbeeld niet goed na).
Zieke werknemer ontslag op staande voet wegens wegblijven bij Arbo-arts
De werkgever mag het uitbetalen van het loon opschorten als de werknemer zich niet houdt aan de voorschriften om inlichtingen te verstrekken over zijn situatie (artikel 7:629 lid 6 en 7 bW) in geval van bijvoorbeeld ziekte mits de werkgever aan de werknemer onmiddellijk duidelijk maakt twijfels te hebben over de situatie. In een geval waarbij de werknemer stelselmatig is weggebleven van het spreekuur van de Arbo-arts, zonder zich af te melden, en de werkgever de werknemer enige malen heeft gewaarschuwd om zich aan de controleregels te houden omdat anders de doorbetaling van het loon zal worden opgeschort eventueel gevolgd door een ontslag, heeft de kantonrechter het verzoek voor een ontslag op staande voet ingewilligd. Volgens de werknemer had hij als gevolg van de loonopschorting moeten bezuinigen en daarom zijn telefoon- en internetabonnement opgezegd zodat hij de aanzeggingen van de werkgever niet had ontvangen. Ook had hij de brief van het huisbezoek van de Arbo-arts niet gezien omdat hij bij zijn ouders logeerde. De kantonrechter stelde dat deze situatie voor rekening en risico van de werknemer was en wees het verzoek om ontslag op staande voet toe.
Jaargang 2015/2
- 19 -
Versnellen verhoging AOW-leeftijd
Het fasegewijs ophogen van de AOW-leeftijd zou er toe leiden dat in 2019 sprake zou zijn van AOW bij 66 jaar en in 2023 een AOW op de leeftijd van 67 jaar. Door het kabinet zijn voorstellen gedaan om dit te versnellen. Deze voorstellen zijn inmiddels aangenomen zodat reeds in 2018 sprake zal zijn van een AOW bij 66 jaar en in 2021 bij 67 jaar. Voor vroeggepensioneerden blijft de overbruggingsregeling die in 2019 zou eindigen bestaan. De overbruggingsregeling zal ook worden verruimd. Er zijn twee overbruggingsregelingen, die van de SVB en die van het ABP. De voorwaarden van beide regelingen zijn verschillend. Indien gebruik wordt gemaakt van de overbruggingsregeling van het ABP dan ontvangt de werknemer vanaf dat moment ABP-pensioen. Hierdoor is de maandelijkse pensioenuitkering voor de rest van het leven wel iets lager. Verder is er nog de regeling waarbij sprake is van een uitkering over de periode tussen 65 jaar en de verhoogde AOW-uitkering. Ook aan het verkrijgen van deze uitkering zijn een aantal voorwaarden verbonden.
Sluitingsdata UNIT4 Wij verzoeken u vriendelijk de mutaties voor de salarisadministratie tijdig, regelmatig en gespreid naar ons kantoor te zenden. Hiervoor kunt u tot nader bericht onze mutatietool blijven gebruiken.
juli 2015 Uiterste inleverdatum Betaaldatum
14 juli 2015 24 juli 2015
Augustus 2015 Uiterste inleverdatum Betaaldatum
13 augustus 2015 25 augustus 2015
September 2015 Uiterste inleverdatum Betaaldatum
15 september 2015 25 september 2015
Oktober 2015 Uiterste inleverdatum Betaaldatum
13 oktober 2015 23 oktober 2015
Jaargang 2015/2
- 20 -