10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
HOMEPAGE
EMRO Nederland
Agriton.com
INFORMATIEBULLETIN kennisoverdracht invulling begrip duurzame landbouw
Bemestingsadvies De pH
INFORMATIEBULLETIN kennisoverdracht invulling begrip duurzame landbouw
Bemestingsadvies blz. 1. Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland 2. Interpretatie door Agriton van dit advies 3. Effektief gebruik maken van Uw grasland 4. De bodem, het duurzame kapitaal in de landbouw
(3) (10) (11) (13)
Agriton - Noordwolde Ing A.A. de Puijsselaar
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland. Ministerie van Landbouw l993. www.agriton.nl/badvies.html
1/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
1. Inleiding Tot welk niveau heeft stikstofbemesting zin? Van 1970 - 1993 (23 jaar) werd één en hetzelfde bemestingsadvies gehanteerd. Grasland neemt met ongeveer 1 miljoen ha meer dan de helft van de agrarische gronden in Nederland in beslag. Stikstof speelt een zeer belangrijke rol in de grasgroei. Door het geven van stikstof, hetzij in de vorm van dierlijke mest, hetzij in de vorm van kunstmest kan een veehouder de gasproductie verhogen. Stikstof heeft een opbrengstverhogend en opbrengstvervroegend effect. Ook heeft stikstof een positief effect op de voederkwaliteit van het gras. Bij te hoge stikstofgiften nemen deze positieve effecten af, en kan de kwaliteit van het gras zelfs minder worden. Het strooien van stikstof kost de veehouder geld. Het advies was vrij simpel, namelijk maximaal 400 kg stikstof per hectare per jaar voor alle grondsoorten, met uitzondering van goed ontwaterd veen en klei-op-veen (250 kg N/ha/j). Zowel uit onderzoek als in de praktijk bleek dat de grondsoort meer invloed heeft op de stikstofreactie van het gras. Het stikstofleverend vermogen (NLV) van de bodem en de vochtvoorziening van het gras bleken een grote rol te spelen. Deze factoren vormen dan ook een belangrijk bestanddeel van het nieuwe stikstofbemestingsadvies. Bovengenoemde publicatie heeft tot doel om voorlichters, docenten en mensen uit handel en industrie en dienstverlening te informeren. In deze publicatie worden twee belangrijke nieuwe begrippen geïntroduceerd, n.l. het stikstofleverend vermogen en de stikstofterugwinning.
2. De invloed van stikstof en vocht op de grasgroei. Uit figuur 2 blijkt, dat grasgroei het resultaat is van de temperatuur en de hoeveelheden licht, water, koolzuurgas en meststoffen. Globaal geldt dat licht de energiebron is voor de grasgroei en dat water, koolzuur en meststoffen de bouwstenen vormen. De temperatuur is van belang omdat deze de verschillende processen in de plant kan vertragen of versnellen. Beneden ongeveer 6 °C vindt vrijwel geen grasgroei meer plaats. Bij licht, of beter gezegd straling, moet U denken aan de intensiteit en de daglengte. De groeifactor die in het minimum verkeert bepaalt voor een groot deel de snelheid van het groeiproces. In Nederland bepalen vooral de temperatuur en de straling de lengte van het groeiseizoen. De voorziening van de hoofdvoedingselementen stikstof, fosfor en kalium is meestal groeibeperkend. Voor fosfor en kalium gelden bemestingsadviezen die grotendeels gebaseerd zijn op de onttrekking door het gewas. In de praktijk is het element stikstof dan vaak de meest beperkende groeifactor. Grasgroei en stikstofvoorziening Een goede stikstofvoorziening van het gras resulteert in een snelle groei van de bovengrondse delen. Dit komt doordat stikstof de fotosynthese bevordert en het grootste deel van de droge stofproductie naar de bovengrondse delen stuurt. Een minder zichtbaar effect van stikstof is de invloed op de kwaliteit (voederwaarde) van het gras. Voor de grasplant maakt het niet uit waar de stikstof vandaan komt, zolang deze maar voor de plant opneembaar is. Stikstofbemesting heeft ook een nadeel. Op den duur wordt de zode opener, waardoor onkruiden en slechte grassen meer ontwikkelingskansen krijgen. Er is een economisch omslagpunt waarbij de meeropbrengst van een stikstofgift niet meer opweegt tegen de kosten van deze gift. Als uiterste datum voor een stikstofgift geldt 15 september. Daarbij moet men ook rekening houden met www.agriton.nl/badvies.html
2/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
de (lange) nawerking van stikstof in eerder toegediende dierlijke mest. Langer doorgaan met stikstof bemesten, geeft een grotere kans op vorstschade. Hogere stikstofgiften hebben slechts een klein effect op de voederwaarde. Dit geldt met name voor de VEM-waarde en het DVE-gehalte. Het OEB-gehalte wordt relatief sterker beïnvloed. Invloed van vochttekort. Vochttekorten ontstaan meestal geleidelijk. In het begin zal het gras langzamer groeien. Als het tekort verder toeneemt zal de groei uiteindelijk geheel tot stilstand komen. Het effect van een vochttekort treedt voornamenlijk rond de maand juli op. Dit kan in een heel groeiseizoen leiden tot het verlies van ongeveer een weidesnede. De stikstofjaargift daalt hierdoor met 50 kg. per ha. Algemeen geldt dat er niets aan de hand is, zolang een snede maar beweid of gemaaid wordt bij de opbrengst waarvoor deze is bemest. Dit verandert als een veehouder de snede veel lichter gaat oogsten. De bemesting is dan te zwaar geweest. Vooral dit laatste komt in de praktijk nogal eens voor. Als sneden lichter geoogst worden dan de opbrengst waarvoor ze zijn bemest, dan wordt een deel van de verstrekte stikstof niet voor de groei benut. Hierdoor daalt het stikstofeffect. Er vindt een ophoping van stikstof plaats in het wortelstelsel, in de stoppel en in de oogstbare delen van de plant. In de oogstbare delen leidt dit verhoogde stikstofgehalte tot een hoger OEB-gehalte en een hogere nitraatgehalte. Deze stikstof is na de oogst dus niet meer beschikbaar voor de groei van een volgende snede. De stikstof in de stoppel en het wortelstelsel daarentegen wel. Daarnaast kan een deel van de stikstof in de grond achterblijven. Ook deze hoeveelheid is beschikbaar voor de volgende snede. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de stikstofgift van de volgende snede, bijvoorbeeld door deze nog beschikbare stikstof geheel of gedeeltelijk in mindering te brengen op de stikstofbemesting. Graslandgebruik en stikstofvoorziening. De veehouder zal niet willen bemesten voor een maximale gasproductie als dit op zijn bedrijf leidt tot een onrendabel ruwvoeroverschot. De stikstofgift moet dan omlaag. Een zekere afbouw in de hoogte van de snedebemesting wordt door veehouders gewaardeerd. Tevens zal ook de behoefte om na juni nog te maaien vaak minder zijn, omdat het grootste deel van de kuilgrasbehoefte voor de stalperiode al gedekt is met de opbrengsten van de eerdere maaisneden. Bovendien vermindert de kwaliteit van het gras en daarmee de kwaliteit van het kuilgras.
3. De invloed van de bodem op de stikstofgift. In het bestaande stikstofbemestingsadvies is verondersteld dat een onderscheid naar grondsoort niet nodig was, uitgezonderd voor goed ontwaterd veen. Echter, uit proeven is gebleken, dat er tussen proefveldlokaties sterke variaties optreden in de optimale stikstofgiften. Blijkbaar heeft dus ook de bodem invloed op de stikstofreactie van het gras. De verschillen worden verklaard uit het NLV en de stikstofterugwinning. Stikstofleverend vermogen. In een onbemeste situatie (0 kg N/ha.) wordt toch stikstof opgenomen. Deze stikstof is afkomstig uit mineralisatie van organisch gebonden stikstof (o.a. mest- en gewasresten) in de bodem, depositie van stikstof uit de atmosfeer, en de binding van stikstof uit de lucht door bacteriën. Dit wordt het stikstofleverend vermogen van de bodem genoemd, en wordt gemeten door de stikstofopname te bepalen van de bovengrondse grasdelen op een onbemest perceel. Het stikstofleverend vermogen kan uiteenlopen van zo´n 100 kg N/ha op arme, droge zandgronden tot 500 kg N/ha op redelijk goed ontwaterde veengronden. Op deze opname heeft de veehouder geen invloed. www.agriton.nl/badvies.html
3/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
Stikstofterugwinning De stikstofopname neemt rechtlijnig toe met de stikstofgift. Met andere woorden: van iedere verstrekte kilogram stikstof wordt een vast deel door het gras opgenomen in de oogstbare delen. Dit is de stikstofterugwinning van de verstrekte stikstof. Uit onderzoek blijkt dat de terugwinning niet op alle grondsoorten gelijk is. De gemiddelde terugwinning is ca. 80% op minerale gronden en 60% op veengronden. Het terugwinningspercentage neemt af bij hogere stikstofgiften (ca 400 kg N/ha.). Met de begrippen stikstofleverend vermogen en stikstofterugwinning kan het verschil in optimale gift tussen een veengrond en een minerale grond worden verklaard. Een veengrond heeft een hoger stikstofleverend vermogen dan een minerale grond. Een minerale grond heeft een hogere stikstofterugwinning dan een veengrond. Om aan te kunnen geven hoe in een bemestingsadvies het stikstofleverend vermogen en de stikstofterugwinning kan worden toegepast, is het noodzakelijk een antwoord te krijgen op de volgende 2 vragen: 1. Door welke factoren worden de stikstoflevering en -terugwinning bepaald? 2. Op basis van welke bodemeigenschappen kunnen gronden ingedeeld worden in klassen met een hogere of lagere stikstoflevering en -terugwinning? De stikstofstroom door de bodem. Gras neemt via de wortels stikstof op uit het bodemvocht. Deze stikstof wordt opgenomen als nitraat (NO3-), ammonium (NH4+) of ureum. De wortels hebben een voorkeur voor stikstof in de vorm van nitraat. Bodemprocessen als uit- en afspoeling, denitrificatie, immobilisatie (vastlegging) en vervluchtiging zorgen dat een hoeveelheid minerale stikstof uit de bodem verdwijnt. Deze afvoer van stikstof uit de bodem wordt schematisch weergegeven in figuur 10. De minerale stikstof in de bodemoplossing raakt niet uitgeput gedurende het groeiseizoen. Er is sprake van een continue stroom van stikstof door de bodem. Het aanbod bestaat uit de stikstofgift (kunstmest en werkzame dierlijke mest) en een aanbod van stikstof uit mineralisatie, depositie en vrijlevende stikstofbinders. Figuur 10 laat tevens zien dat het aanbod van stikstof uit mineralisatie op peil blijft door de jaarlijkse aanvoer van gewasresten en niet direct werkzame dierlijke mest. Deze aanvoer en de stikstof uit depositie en vrijlevende stikstofbinders worden bij elkaar de overige aanvoerposten genoemd. Op een groot deel van de minerale gronden in Nederland is deze aanvoer in evenwicht met de afvoer uit de bodem. Er vindt dus geen intering plaats op de voorraad stikstof in de bodem. Op deze gronden is het deel van de aanvoer dat uiteindelijk in de bovengrondse delen van het gras terecht komt ca 140 kg stikstof per hectare per jaar. Dit wordt het stikstofleverend vermogen genoemd. De klavers in grasland nemen een uitzonderingspositie in, omdat bij dit gewas de stikstofopname plaats vindt via de wortelknolletjes. Ze nemen elementaire stikstof (N2) op uit de lucht. De klavers zullen verder buiten beschouwing blijven, omdat ze niet voorkwamen in de proeven waarop het stikstofbemestingsadvies is gebaseerd.
De stikstofaanvoer via de stikstofgift. Kunstmest. De grootte van de stikstofgift uit kunstmest wordt volledig door de mens bepaald en bedraagt op dit moment in de praktijk ongeveer 300 kg per hectare per jaar. Dierlijke mest. www.agriton.nl/badvies.html
4/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
De mest bestaat uit urine (gier) en faeces (vaste mest). Stikstof uit urine wordt in de bodem snel omgezet in plantopneembare vorm. Het vaste deel van de mest bevat veel organisch gebonden stikstof. Deze stikstof is pas opneembaar na mineralisatie. Niet alle stikstof in toegekende dierlijke mest wordt tot de stikstofgift gerekend. Alleen het deel van de stikstof dat in minerale vorm in het jaar van toediening voor het gras beschikbaar komt, hoort bij de stikstofgift dierlijke mest. Een deel van de organische stikstof uit dierlijke mest is makkelijk afbreekbaar en mineraliseert tijdens het groeiseizoen. Deze werkzame stikstof uit dierlijke mest wordt meegeteld in de stikstofgift van de volgende snede.
Stikstofaanvoer via de overige aanvoerposten. Depositie van stikstof uit de atmosfeer. Deze stikstofaanvoer is afkomstig van de emissie uit de industrie (NOx), het verkeer (NOx) en de landbouw (NH3). De stikstofdepositie is niet gelijk over Nederland verdeeld. Varieert tussen de 32 kg en 73 kg stikstof per hectare per jaar. Mineralisatie. Mineralisatie is het proces waarbij micro-organismen in de bodem aanwezige organische verbindingen voor de eigen energievoorziening afbreken. Bij deze afbraak komen de mineralen (stikstof, fosfaat en zwavel) uit het organische materiaal vrij. Een gedeelte van de gemineraliseerde mineralen wordt echter weer gebruikt voor de opbouw van nieuwe micro-organismen. De stikstof die jaarlijks mineraliseert levert kwantitatief een belangrijke bijdrage aan de bodemoplossing, en is evenredig met de hoeveelheid organisch gebonden stikstof in de bodem. In Nederland wordt de mineralisatie vaak geschat op 2% per jaar van de totale hoeveelheid organisch gebonden stikstof. Deze schatting is globaal omdat de mineralisatie afhangt van een aantal bodemeigenschappen. Hoeveel stikstof er tijdens het groeiseizoen mineraliseert hangt niet alleen af van de hoeveelheid organisch gebonden stikstof, maar ook van de omstandigheden in de bodem. Gunstige omstandigheden in de bodem voor mineralisatie betekenen een hoge mineralisatiesnelheid. De belangrijkste factoren hierbij zijn: de temperatuur, de vochtvoorziening, de zuurstofvoorziening, en het lutumgehalte. Temperatuur. In het voorjaar stijgt de temperatuur. De bodem warmt langzaam op, waardoor de activiteit van de bodemorganismen toeneemt. De mineralisatie van stikstof komt dan op gang. De toename in snelheid van mineralisatie is afhankelijk van de temperatuur. Vocht- en zuurstofvoorziening. De vocht- en zuurstofvoorziening zijn eveneens belangrijk. Zonder vocht kunnen de micro-organismen niet leven. De mineralisatie komt bij vochttekort bijna stil te liggen. Een teveel aan water in de bodem is ook schadelijk voor de mineralisatie. Dit gaat samen met een tekort aan zuurstof, waardoor de mineralisatie vertraagt. Lutumgehalte. Uit onderzoek is gebleken dat een te hoog percentage lutum in de bodem de mineralisatiesnelheid remt. Dit betekent dat in een kleigrond de mineralisatie langzamer verloopt dan in zandgronden. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de kleideeltjes de organische stof beschermen tegen afbraak. Mineralisatiepatroon. www.agriton.nl/badvies.html
5/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
In het voorjaar mineraliseert per dag weinig, tot half juli is de snelheid het hoogst en daarna neemt de snelheid weer af. Luchtstikstofbinding. Sommige stikstofbindende micro-organismen leven vrij in de bodem (bijvoorbeeld Azotobacter, Beijerincka en Rhizobium). De bijdrage van vrijlevende stikstofbinders wordt geschat op 4 kg stikstof per ha per jaar.
De afvoer van stikstof. Bij de afvoer van stikstof uit de bodem, kunt U onderscheid maken in: 1. stikstof die opgenomen wordt door het gras. 2. stikstof die wordt geïmmobiliseerd ofwel vastgelegd wordt in organische stof. 3. stikstofverliezen uit de bodem door uit- en afspoeling van stikstof, denitrificatie en ammoniakvervluchtiging. Stikstofopname door gras. In het voorjaar is de lichtintensiteit het sterkst, en daardoor de groeisnelheid het hoogst. Later in het seizoen neemt de lichtintensiteit af en wordt de daglengte korter. De opname van stikstof wordt dan minder. Aan het einde van het groeiseizoen is het vooral de temperatuur dier er voor zorgt, dat er geen fotosynthese meer plaats vindt. De opname van stikstof hangt vooral af van de concentratie in de bodemoplossing en de vochtvoorziening. Bij droogte kan de wortel niet voldoende vocht opnemen. In de bovengrondse delen van het gras wordt, afhankelijk van de bemesting, 140-600 kg stikstof per ha per jaar opgenomen. Immobilisatie van de stikstof. Bij de afbraak van organische verbindingen met een hoog C/N verhouding wordt stikstof door microorganismen vastgelegd in organische verbindingen, die nodig zijn voor de opbouw van het eigen organisme. Dit heet immobilisatie of vastlegging van stikstof. Meestal is de vastlegging tijdelijk en komt de stikstof later in het seizoen weer vrij in de bodemoplossing na mineralisatie van de micro-organismen. Stikstofverliezen. Uitspoeling van nitraat. De meeste minerale stikstof zit als nitraat in de bodem. Bij een neerslagoverschot kan nitraat uitspoelen en komt dan in het grondwater terecht. Aangezien nitraat de kwaliteit van het grondwater bedreigt, wordt dit als een ongewenst verlies gezien. Afspoeling van stikstof naar het oppervlaktewater. Stikstof kan ook afspoelen. Dit gebeurt op gronden die goed gedraineerd zijn. Denitrificatie. Stikstof, in de vorm van nitraat, kan in de bodem ook omgezet worden in stikstof (N2) en lachgas (N2O). Dit gebeurt onder zuurstofarme omstandigheden en wanneer organische verbindingen en nitraat in voldoende mate aanwezig zijn. Voor de verbranding van organisch materiaal is zuurstof nodig. Sommige micro-organismen kunnen voor hun ademhaling zuurstof uit NO3- halen. Nitraat wordt dan eerst omgezet in N2O en vervolgens in N2. In de praktijk betekent dit dat vooral op gronden met veel wateroverlast nitraat denitrificeert. www.agriton.nl/badvies.html
6/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
Ammoniakvervluchtiging. Ammoniakvervluchtiging uit de bodem treedt eigenlijk alleen op bij mesttoediening en bij beweiding.
Indeling naar stikstofleverend vermogen en terugwinningspercentage. klasse korte omschrijving
NLV kg N/ha/j.
terugwinning (%)
graslandareaal (%)
1. 2. 3. 4.
300 230 200 140
60 60 80 80
6 13 10 71
veengrond (goed) veengrond (slecht) humeuze zandgrond overige gronden
Interpretatie van "Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland" Met de uitgave van deze publicatie heeft het Ministerie van Landbouw een opmerkelijke eerste stap gezet in de invulling van het begrip DUURZAME LANDBOUW. Een verfijnd stikstofbemestingsadvies betekent letterlijk veel minder kunstmeststikstof gebruiken. Van 400 kg N per ha per jaar naar 275 kg N. Deze eerste stap is beslist niet de laatste! Wij willen Uw aandacht vestigen op onze visie van deze publicatie, omdat deze publicatie geschreven is voor voorlichters, docenten en mensen uit handel en industrie en dienstverlening. Wij vinden, dat de inhoud van deze publicatie voor de melkveehouder nog belangrijker is. Het Ministerie van Landbouw erkent dat er 23 jaar lang een oud en simpel stikstofbemestingsadvies is gehanteerd, hetgeen de boer door het strooien van een overmaat aan kunstmest veel geld heeft gekost. Er is een economisch omslagpunt, waarbij de meeropbrengst van een stikstofgift niet meer opweegt tegen de kosten van deze gift. Het belangrijkste uitgangspunt voor de melkveehouder zou niet een ruwvoeroverschot (kwantiteit) moeten zijn, doch een op de werkelijke behoefte afgestemde opbrengst (kwaliteit).
Kwantiteit dient plaats te maken voor kwaliteit. Stikstof heeft een opbrengstverhogend en opbrengstvervroegend effect. Ook heeft stikstof een positief effect op de voederkwaliteit van het gras. Bij te hoge stikstofgiften nemen deze positieve effecten af, en kan de kwaliteit van het gras zelfs minder worden. Dit geldt met name voor de VEM-waarde en DVEgehalte (gering effect). Het OEB-gehalte wordt relatief sterk beïnvloed. In Nederland bepalen vooral de temperatuur en de straling (licht) de lengte van het groeiseizoen. Stikstofbemesting heeft ook nog enkele andere nadelen. Op den duur wordt de zode opener, waardoor onkruiden en slechte grassen meer ontwikkelingskansen krijgen. Stikstofgiften gegeven na 15 september verhogen de kans op vorstschade. Naast kunstmeststikstof en dierlijke mest is er nog sprake van stikstofaanvoer via overige aanvoerposten. Thans erkent men dat de bodem invloed heeft op de stikstofreactie van het gras. Er worden twee nieuwe begrippen geïntroduceerd, n.l. het stikstofleverend vermogen van de bodem en de stikstofterugwinning www.agriton.nl/badvies.html
7/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
in het gewas. Het Ministerie van Landbouw stelt in deze publicatie vast, dat de minerale stikstof in de bodemoplossing gedurende het groeiseizoen niet uitgeput raakt. Er is sprake van een continue stroom van stikstof door de bodem. Er vindt derhalve geen intering plaats op de voorraad stikstof in de bodem. Helaas heeft men geen rekening gehouden met de stikstofleverantie door klavers, omdat deze in de proefvelden niet voorkwamen. Het is een verheugend feit, dat de overheid de bodem weer als duurzaam kapitaal in de landbouw gaat zien en aandacht schenkt aan de processen, die zich in de bodem afspelen. Het kunstmestgebruik vertoont sinds l986 een dalende tendens en deze tendens zal zich verder voortzetten. Wij van Agriton vinden het belangrijk, dat ook de melkveehouder zich zal moeten interesseren voor deze opmerkelijke ontwikkelingen.
De belangrijkste conclusie van Agriton t.a.v. de publicatie is dan ook: 1. het gebruik van dure kunstmeststoffen beperken! 2. het gratis stikstofleverend vermogen in Uw eigen bodem bevorderen!
Effectief gebruik maken van Uw eigen bodem. In het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland wordt door de overheid gesteld, dat het stikstofleverend vermogen kan uiteenlopen van zo´n 100 kg N/ha op arme, droge zandgronden tot ca 500 kg N/ha op redelijk goed ontwaterde veengronden. Op deze opname zou de boer volgens genoemd advies geen invloed hebben. Echter de boer kan de bodemeigenschappen van elke grondsoort verbeteren. Hoe? Door: 1. de gratis stikstof te benutten. 2. de ammoniak in de drijfmest niet te laten vervluchtigen, maar als organisch gebonden stikstof te behouden. 3. de bodemvruchtbaarheid te bevorderen
1. De gratis stikstof benutten. De lucht boven elk grasland bestaat voor 78% uit zuivere stikstof (N2). Wetenschappers berekenden dat de luchtkolom boven elke vierkante meter grasland ongeveer 8 ton stikstof bevat. Derhalve bevat de luchtkolom boven elke hectare grasland 80.000 ton stikstof, een hoeveelheid die voor een miljoen jaar als plantenvoedingsstof voldoende is. Financieel is het voor de melkveehouder aantrekkelijker om de gratis stikstof te gebruiken dan het aankopen van stikstof. Dit blijkt uit de volgende opstelling: www.agriton.nl/badvies.html
8/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
Stikstof N in kg. per ha. stikstofbinders Azotobacter klavers. Stikstofleverend vermogen bodemschimmels(flora) regenwormen Totaal
20 - 50 300 - 400 100 - 500 20 - 30 100 - 200 540 - 1180
Stikstof N in kg. per ha. Kunstmeststikstof
300 - 400
300 - 400
De bodem zelf heeft aanmerkelijke voorraden stikstof in de vorm van verschillende organische verbindingen, voornamelijk in humus. Een humusrijke bodem met 4% organische stof (humus) bevat per hectare in de bovenste 15 cm. 90 000 kg organische stof. In de vakliteratuur stelt men dat humus ca 5% stikstof bevat. Derhalve bevat genoemde 90 ton 4500 kg organisch gebonden stikstof. Een dergelijke hoeveelheid stikstof betekent omgerekend naar bijvoorbeeld 27% KAS 16.666 kg kunstmeststikstof. Geen boer zou het in zijn hoofd halen om zo´n hoeveelheid kunstmest te strooien. De boer zou het financieel niet overleven en de plant kan het ook niet aan. Dit toont tevens aan dat de verzorging van de bodem met stikstof slechts via de natuurlijke weg mogelijk is. Dit vormt het grote verschil tussen kunstmeststikstof en een organische stikstof! Deze organisch gebonden stikstof heeft een natuurlijk levensproces ondergaan. Chemische stikstof daarentegen is een dode stof. De organisch gebonden stikstof wordt door de micro-organismen voor de plant toegankelijk gemaakt. Derhalve moet de boer zijn bodemleven voeden in plaats van de planten rechtstreeks.
2. De stikstof in de drijfmest. Bij de afbouw van drijfmest wordt de aanwezige ammoniak door zuurstofminnende bacteriën gedurende de eerste fase van de rijping zeer snel gebonden. Ammonium en nitraat worden in de vorm van schimmeleiwitten in het mycelium van de schimmels (actinomyceten) biologisch vastgelegd en dienen na de rijping de plant als langzaam stromende stikstofbron. Stikstofverliezen worden daardoor verregaand beperkt. Drijfmest kan ook rotten in plaats van rijpen en dan vinden er wel stikstofverliezen plaats. Het behandelen van drijfmest met Agri-Mest laat de drijfmest rijpen, waardoor de organisch gebonden stikstof met 20% toeneemt t.o.v. het landelijk gemiddelde.
3. Bevorderen van de bodemvruchtbaarheid. Een duurzame bodemvruchtbaarheid, zowel fysisch (structuur), chemisch (mineralenvoorziening), als biologisch (bodemleven) is het geheim van een succesvolle duurzame landbouw. Fysische bodemvruchtbaarheid: Voor een fysische bodemvruchtbaarheid zijn een goede water doorlatendheid, een goed vochthoudend vermogen, voldoende productie van koolzuurgas, een diepe beworteling, en zonder slempgevoeligheid onontbeerlijk. Het bevorderen van de zogenaamde kruimelstructuur is belangrijk hierbij. De bodem houdt vocht en voedingsstoffen vast en geeft deze geleidelijk af. Alleen bij een goede kruimelstructuur kan een gewas hier optimaal gebruik van maken. Chemische bodemvruchtbaarheid. Chemische bodemvruchtbaarheid heeft in de eerste plaats betrekking op de beschikbaarheid van mineralen. 25% van de bodem dient te bestaan uit water, 25% uit lucht, 5% uit humus en de overige 45% uit zuivere minerale delen. De minerale delen moeten, naast de hoofdvoedingsstoffen N, P, K, Ca www.agriton.nl/badvies.html
9/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
en Magnesium, ook bestaan uit spoorelementen, zoals mangaan, zink, koper, ijzer, aluminium, kobalt, molybdeen, vanadium, titanium, selenium, germanium, gallium plus vele anderen. Al deze elementen, behalve de stikstof komen van nature en in een juiste dosering alleen voor in de Bentoniet kleimineralen (200 kg per ha per jaar voor grasland). Indien humus een verbinding aan kan gaan met kleimineralen (niet te verwarren met kleideeltjes), dan ontstaat in de bodem het felbegeerde klei-humuskomplex. Een klei-humuskomplex vormt in de bodem het vermogen om voedingsstoffen te adsorberen (te binden). Zonder dit klei-humuskomplex spoelen zowel minerale als ook organische voedingsstoffen uit. Dit klei-humuskomplex dient dan als voedingsstoffenbuffer in de bodem. De wortels van de gewassen kunnen op basis van ionenwisseling naar believen voedingsstoffen uit deze voorraadbuffer onttrekken tegen uitwisseling van hun waterstofionen. De biologische bodemvruchtbaarheid. In een hand vol goede aarde komen meer micro-organismen voor dan er mensen op aarde zijn. Het bodemleven bestaat uit een bonte verzameling levende organismen, die organisch materiaal afbouwen en daarna opbouwen tot humusachtige stoffen; de voorlopers van duurzame humus. Tot het bodemleven behoren o.a. schimmels, bacteriën, actinomyceten, algen etc. Het leven van mens, dier en plant wordt door de bodem gevoed. Zonder een rijk bodemleven is een grond dood en fungeert dan alleen maar als een soort substraat. In een dergelijk substraat is geen bodemvruchtbaarheid. In zo´n grond kan een plant zich niet gezond ontwikkelen. Ook alle geuren, kleuren en smaken worden door de bodem voortgebracht. Vandaar, dat een tomaat gekweekt op het substraat steenwol niet langer door onze oosterburen wordt gegeten. In de gangbare (conventionele) landbouw werden de aksenten gelegd op de fysisch-chemische eigenschappen van de bodem. De biologische aspecten werden als stiefkind behandeld. De geïntegreerde landbouw begint rekening te houden met de biologische processen in de bodem, getuige het verfijnde stikstofbemestingsadvies. Deze integratie van fysisch-chemische en biologische processen in de bodem leidt tot werkelijke duurzame landbouw.
De bodem, het duurzame kapitaal in de landbouw. Sedert de vijftiger jaren heeft het NPK denken de land- en tuinbouw volledig beheerst. Men zou kunnen spreken van een chemie tijdperk. Gelukkig begint hier verandering in te komen. Tot voor kort adviseerde de Dienst Landbouw Voorlichting DLV 400 kg. zuivere N per hectare. De wetenschap erkent, dat tot 70% van alle kunstmeststoffen en ook van organische meststoffen uitspoelt Gewassen bemest met kunstmeststoffen bevatten tot 30% meer water dan organisch bemeste gewassen. Thans bedraagt de geadviseerde hoeveelheid 275 kg. per hectare. Was 400 kg. dan teveel? Is 275 kg. niet teveel? Kan men met nog minder toe? Het is dus zaak voor de boer om zelf in de onmiddellijke toekomst met betrekking tot duurzame landbouw, meer van de bodem en de bodemprocessen te weten. Kennis van bodemvruchtbaarheid is een eerste vereiste voor een duurzame bedrijfsvoering. Het leven van plant, dier en mens begint namelijk in de bodem. De duurzame bodemvruchtbaarheid wordt niet positief beïnvloed door kunstmeststoffen. Deze hebben een verzurende werking in de bodem. Ook de zure regen draagt bij tot een verlaging van de pH-waarde. Een te lage pH-waarde veroorzaakt bijvoorbeeld dat de magnesium www.agriton.nl/badvies.html
10/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
slecht opneembaar wordt voor de planten. Een tekort aan magnesium veroorzaakt kopziekte bij het melkvee. De bodem bemesten met enkel NPK, eventueel met een extra gift aan magnesium en kalk, verzorgt de bodem absoluut niet met de zo broodnodige spoorelementen Doordat de weilanden en akkers jarenlang chemisch zijn bemest, zijn deze bodems uitgeloogd. Spoorelementen beginnen te ontbreken. Ook via de oogsten worden er voortdurend spoorelementen aan de bodem onttrokken en deze worden niet aangevuld met alleen een NPK bemesting. Zelfs wanneer men zou proberen dit tekort op te heffen, dan nog is dit onmogelijk, omdat men de tientallen spoorelementen niet kan doseren. In oergesteentemeel, zoals in Bentoniet kleimineralen, komen alle spoorelementen wel voor in een natuurlijke evenwichtige verhouding. Al onze gronden zijn eens ontstaan door verwering van oergesteente. Dit oergesteente in de vorm van kolloidale deeltjes werd via de rivieren uiteindelijk naar ons land gebracht. In deze oergrond kwamen van nature alle spoorelementen voor. Deze spoorelementen zijn onontbeerlijk voor een duurzame bodemvruchtbaarheid en daardoor voor een gezonde plantengroei. Het toegankelijk maken van de mineralen uit het oergesteente vindt plaats door; verwering, ontsluiting door de bodemflora en fauna en door de mycorrhiza (het samenspel tussen de haarwortels van de planten en het bodemleven). Het melkvee kan de spoorelementen slechts opnemen via het gewas en niet in de vorm van voedingssupplementen. Dus waarom niet via de bodem, zoals de natuur het heeft bedoeld? "Staat de natuur in tegenspraak met de wetenschap, dan heeft de natuur altijd gelijk" (Justus von Liebig). De spoorelementen en hun invloed op de gezondheid. Welke spoorelementen, zijn naast de hoofdvoedingselementen NPK van belang voor de stofwisseling van de plant, dier en mens? Welke funkties oefenen deze uit? Om er maar enkele te noemen: magnesium, zink, koper, ijzer, aluminium, titanium, mangaan1 calcium, natrium, zwavel, borium, chroom, jodium, cobalt, molybdeen, nikkel1 silicium, selenium etc. Een teveel van of een tekort aan een enkel element, kan de totale minerale stofwisseling verstoren. De plant zal hierdoor gebreken gaan vertonen in haar ontwikkeling. De voor de planten noodzakelijke spoorelementen moeten niet alleen voorhanden zijn - en alle noodzakelijke elementen kennen wij nog lang niet - echter moeten ze ook in een heel bepaalde verhouding tot elkaar staan. Bovendien kunnen bepaalde spoorelementen elkaar tegenwerken, het zogenaamde antagonisme. Teneinde deze onderlinge tegenwerking te kunnen begrijpen volgen onderstaand enige voorbeelden: Hoge kali- en stikstofgiften veroorzaken kopergebrekverschijnselen. Te sterke kopertoevoer leidt tot mangaangebrek. Een teveel aan mangaan veroorzaakt een tekort aan magnesium. Hoge kalktoevoer kan de molybdeenopname overmatig verhogen. Een teveel aan calcium veroorzaakt in de darm een gebrek aan zink. Hoge fosfaatgiften werken de opname tegen van ijzer, koper en zink. Bekende gebrekverschijnselen zijn bijvoorbeeld bij het ontbreken van een bepaald spoorelement: Gebrek: Koper Mangaan kalium-magnesium calcium Cobalt
veroorzaakt: onvruchtbaarheid, beenbreuken en verlammingsverschijnselen. voortijdig afkalveren. kopziekte. melkziekte-kalfziekte. onmisbaar bij de vorming van vit. B12.
Deze lijst kan men met vele andere gebreken en oorzaken worden aangevuld. www.agriton.nl/badvies.html
11/12
10/9/13
Het verfijnde stikstofbemestingsadvies voor grasland
Het bovenstaande maakt wel zeer duidelijk hoe gekompliceerd het thema spoorelementen is. Wij kunnen nu begrijpen waarom oergesteentemeel eigenlijk het soevereine middel is, om de bodem te voorzien van alle spoorelementen. De natuur maakt het ons wat dat betreft gemakkelijk.
De verzorging van de bodem met spoorelementen. De kleimineralen zijn onmisbaar voor de vorming van het felbegeerde klei-humuskomplex. Het specifieke oppervlak van: kleimineralen is 600-800 m2 per gram kleimineraal en dat van humus is 9001100 m2 per gram humus. Derhalve kan een klei-humuskomplex enorme hoeveelheden vocht en voedingsstoffen adsorberen, dus binden. Op basis van de ionenwisseling kunnen de wortelhaartjes van de gewassen naar believen voedingsstoffen uit deze voorraadbuffer onttrekken tegen uitwisseling van hun waterstofionen, welke zij vanuit hun spijsverteringsstelsel afscheiden. Het gehalte aan humus in de bodem is een maatstaf voor de bodemvruchtbaarheid. De meest vruchtbare gronden bevatten tussen de 8-13% humus. Bekende voorbeelden waren: "De zwarte aarde" in de Oekraïne (Tsjernozem, met 10-12% humus), de Nijldelta in Egypte en de oorspronkelijke prairiegebieden in Amerika. Door een intensief gebruik van kunstmeststoffen is de vruchtbaarheid van deze gebieden sterk afgenomen. Een vruchtbare bodem bestaat niet zonder een klei-humuskomplex. Gronden welke door overmatige regenval dichtslempen en bij droge omstandigheden verkorsten en verstuiven zijn eigenlijk "dode" gronden. Een "levende" bodem kenmerkt zich door een grote biologische aktiviteit. Zo'n grond heeft een rijke bodemflora en -fauna. Dit bodemleven ontsluit de minerale stoffen uit het basalt oergesteentemeel en verhoogt de bodemvruchtbaarheid, met als resultaat een gewas rijk aan mineralen. Een dergelijk gewas zorgt voor een gezond veebestand. Duurzame landbouw is efficiënter dan gangbare Iandbouw. De boer moet weer boer worden en kiezen voor kwaliteit en duurzaamheid, d.w.z. gehoorzamen aan wetmatigheden van de natuur; in de reeks bodem - plant - dier - mens. De boer dient weer de "trots van Neerlands natie" te zijn en niet langer te worden uitgescholden als "milieucrimineel". Gebruik Uw gezonde boerenverstand en neem de proef op de som. Verdeel een weiland in twee delen. Geef respectievelijk aan het ene deel 200 kg. Bentoniet kleimineralen per hectare en aan het andere deel de bemesting zoals U dat altijd al deed. Uw koeien zullen U het antwoord geven. lnstinktief zullen zij de voorkeur geven aan het met spoorelementen bemeste deel. Uw koeien liegen niet!
HOMEPAGE
EMRO Nederland
Agriton.com
Meer informatie? E-mail:
[email protected]
Agriton, Molenstraat 10-1, 8391 AJ Noordwolde Fr. Tel:0561 433115, Fax:0561 432677, e-mail:
[email protected], www.agriton.nl
www.agriton.nl/badvies.html
12/12