informatiebulletin van akorda onderwijsdienstverlening Jaargang 2014 /nr. 2
In deze uitgave o.a.
Wet Werk en Zekerheid Leerwinst Reglement Participatiefonds gewijzigd Promotiebeurs CAO PO
In het Nationaal
Onderwijs Akkoord Het schoolseizoen 2011(NOA) is weer een bedrag van 2012 is al afgelopen, 344 miljoen beschikbaar de achtste groepers hebben gesteld genomen aan het VO PO afscheid meten een als zijnen erin slagen om musical zullen in het nieuwe schooljaar de over afspraken te maken scholen voor het voortgezet de modernisering van de onderwijs bestormen als arbeidsvoorwaarden. brugpiepers. (geen extra middelen maar vooruit geschoven middelen)
Als de afspraken voor 1 juni in de nieuwe CAO’s worden opgenomen, dan wordt een bedrag van 34 miljoen extra (PO,VO en BVE) beschikbaar gesteld. In het voortgezet onderwijs is een akkoord bereikt. Dit akkoord omvat een loonsverhoging van 1,2%, het vervallen van de Baporegeling, een professionaliseringsbudget van 5% van de normjaartaak en € 600,-. Het onderhandelaarsakkoord wordt nog voorgelegd aan de leden en uiterlijk 20 mei 2014 zal bekend zijn of dit akkoord omgezet gaat worden in de nieuwe CAO VO, die met ingang van 1 augustus 2014 in werking kan treden. Overigens worden de nieuwe thema’s, zoals de gevolgen van de Wet Werk en Zekerheid, geparkeerd bij werkgroepen, die voorstellen zullen doen om voor dergelijke zaken alsnog regelingen te treffen.
In het Primair Onderwijs is vorige week een inzetbrief door de vakorganisaties uitgebracht. Verderop in deze Akordactueel meer informatie over de inzet van de PO-raad en die van de bonden. Veel zaken waarover de VO-raad en de bonden in het Voortgezet Onderwijs al overeenstemming hebben bereikt kunnen ook teruggevonden worden op de lijstjes van de PO-raad en de bonden bij de onderhandelingen over de nieuwe CAO PO.
Vrouwenlaan 125, 8017 HR Zwolle / T 038 - 465 98 14 / F 038 - 466 08 97 /
[email protected] / www.akorda.nl
Inhoudsopgave
Pagina Algemeen • Wet Werk en Zekerheid – de wereld gaat veranderen
3
Onderwijs • • • • • • •
Veranderingen in het toezicht door de onderwijsinspectie Toptalenten Citoscores als afrekenlijstje Leerwinst Leerwinst en toegevoegde waarde, standpunt Onderwijsraad Personele gevolgen Passend Onderwijs Reglement Participatiefonds gewijzigd
Financiën •
Betalingen aan toezichthouders en fiscus
12
Personeel • • • • •
Lerarenbeurs ook voor ambulante begeleiders Promotiebeurs CAO PO Benoeming nieuwe medewerker Sluitingsdata Unit4
Jaargang 2014/2
5 7 8 9 9 9 10
15 15 16 20 20
-2-
Algemeen Wet Werk en Zekerheid – de wereld gaat veranderen Veranderingen met betrekking tot ketenregeling en proeftijd: Met de nieuwe wet Werk en Zekerheid zullen er veel rechtspositionele aspecten voor de werknemers gaan veranderen. Wat de wetgeving betreft, komt de verandering op het gebied van flexibele arbeid er op neer dat de wettelijke regel van 3x3x3 (maximaal 3 tijdelijke contracten binnen 3 jaar met een pauze van niet meer dan 3 maanden) verandert in 3x2x6 (maximaal 3 tijdelijke contracten binnen 2 jaar met een pauze van niet meer dan 6 maanden). Deze verandering wordt opgenomen in de wet Werk en Zekerheid en is bedoeld om een extra bescherming aan flexibele krachten te bieden. Wat betreft de gewijzigde wetgeving, kan in contracten die korter duren dan 6 maanden voortaan geen proeftijd meer worden opgenomen. Voor de werkgevers zijn, zo is de gedachte van de regering, de eventuele risico’s vanwege de korte duur van het contract te overzien. In volgende contracten mag, net als nu, ook geen proeftijd worden opgenomen, tenzij duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden worden gevraagd. De nieuwe wetgeving treedt wat betreft dit onderwerp in per 1 juli 2014. Dat komt er op neer dat contracten die zijn gesloten en aangevangen voor 1 juli 2014 worden gerespecteerd tot ze van rechtswege aflopen. Als ze daarna worden voortgezet, geldt het nieuwe recht. Het nieuwe recht geldt tevens voor de tussenpoos die voorafgaat aan de arbeidsovereenkomst die na 1 juli 2014 is gesloten, maar niet voor eerdere tussenpozen. De keten is dus pas doorbroken als de tussenpoos die ligt tussen de op of na 1 juli aangegane arbeidsovereenkomst en de arbeidsovereenkomst die daaraan voorafging, langer is dan zes maanden. Voor tussenpozen tussen eerdere arbeidsovereenkomsten blijft gelden dat de keten doorbroken is (en blijft) bij een tussenpoos van langer dan drie maanden. Veranderingen met betrekking tot opzegtermijn: In de wet Werk en Zekerheid wordt de verplichting opgenomen voor de werkgever om de werknemer minstens een maand voor het einde van een overeenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van de overeenkomst, en bij voortzetting onder welke voorwaarden hij dat wil doen. Deze verplichting geldt niet: - bij een overeenkomst voor bepaalde tijd van minder dan zes maanden. - bij een uitzendovereenkomst met uitzendbeding. Wanneer de werkgever deze verplichting niet is nagekomen, is hij een vergoeding verschuldigd ter hoogte van één maandloon (of wanneer hij de verplichting te laat is nagekomen, naar rato). De werknemer zal een vordering voor dit bedrag binnen 2 maanden moeten instellen, daarna vervalt de vordering. Overgangsrecht opzegtermijn: De opzegtermijn is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die eindigen binnen een maand na inwerkingtreding van de wet (naar verwachting 1 juli 2014). Let op: voor arbeidsovereenkomsten die reeds voor de inwerkingtreding van de wet tot stand zijn gekomen, maar pas na één maand eindigen (dus na 1 augustus 2014) geldt dus wel de bepaling met betrekking tot de opzegtermijn.
Jaargang 2014/2
-3-
Nieuwe wetgeving en payroll Als er op 1 juli 2014 echter een geldige CAO is die van toepassing is op de overeenkomst, dan worden de afspraken in die CAO tot uiterlijk 1 januari 2016 gerespecteerd. Organisaties die zaken doen met een uitzendbureau of payrollorganisatie ervaren geen verandering indien de payroll, zoals bij Payroll het geval, valt onder de werkingssfeer van de ABU- of NBBU CAO. Gedurende die periode mag de CAO ook worden toegepast op nieuwe arbeidsovereenkomsten. Dit houdt in dat er voor de medewerkers van Payroll tot 1 juli 2016 feitelijk niets verandert wat ketenbeding (aantal contracten in een bepaald aantal jaren) en proeftijd betreft. Wat betreft de opzegtermijn, verandert er al vanaf 1 juli 2014 wel degelijk iets (zie hierboven). Akorda neigt er naar om intern het standpunt in te nemen dat overeenkomsten van max. 6 maanden voortaan en in ieder geval tot 1 juli 2016 dienen te worden aangeboden. Nieuwe wetgeving en het reguliere onderwijs Als de wet wordt ingevoerd moet iedere invalkracht die een aantal keer bij een schoolbestuur invalt een vast contract krijgen. Dit is voor schoolbesturen financieel onhoudbaar. Vanuit het onderwijsveld (PO-raad) wordt al een oproep gedaan om de ketenbepaling niet van toepassing te laten zijn op invalkrachten, die bij ziekte, ouderschapsverlof, huwelijk e.d. worden ingezet. Vaak gaat dit maar om een paar dagen. Er valt veel voor te zeggen om het onderwijs onder de uitzonderingsbepalingen te laten vallen, zoals in het verleden ook gedaan is. Het onderwijs is met name een bedrijfstak waar toepassing van de ketenbepaling tot onaanvaardbare consequenties zal leiden. Zoals het er nu voor staat, blijven de regels uit de CAO PO die nu gelden, tot invoering van de nieuwe wet (1 juli 2015) van toepassing. Alle nieuwe contracten na 1 juli 2015 tellen mee voor de nieuwe ketenregeling. Contracten afgesloten voor 1 juli 2015 zullen niet leiden tot een vast contract, ook al lopen die door tot na 1 juli 2015.
Jaargang 2014/2
-4-
Onderwijs Veranderingen in het toezicht door de onderwijsinspectie Het huidige stelsel van toezicht en beoordelen door de Inspectie kent nu de normen • zeer zwak, • zwak, • basiskwaliteit. Zeer zwak Een school is zeer zwak als de onderwijsresultaten in een periode van drie jaar onvoldoende zijn én het onderwijsleerproces of de zorg en begeleiding voor de leerlingen op belangrijke onderdelen tekortkomingen vertonen. Bij het oordeel “zeer zwak” zal het toezicht worden geïntensiveerd en worden ouders/deelnemers hierover geïnformeerd. Verdere interventies kunnen zijn: een waarschuwing, gesprekken met het bestuur dan wel het intrekken van rechten of bekostiging. Er is inmiddels een wetwijziging ingediend om de verbetertermijn van zeer zwakke scholen te bekorten tot 1 jaar Zwak Een school is in principe zwak indien de onderwijsresultaten van de leerlingen onvoldoende zijn. Basiskwaliteit wordt voldoende, goed en excellent Een voldoende school is een school waarbij • geen ernstige tekortkomingen worden geconstateerd, • en er gemiddeld geen sprake is van onvoldoende onderwijsopbrengsten maar waarbij meer uit de leerlingen kan worden gehaald, • hoewel de kwaliteitsaspecten op het gebied van leerlingenzorg, lesgeven, directievoering en sociale opbrengsten voldoende zijn varieert het kwaliteitsniveau door de jaren heen zodat de opbrengst niet constant is, • goed: de inspectie zal door middel van maatwerk aangeven op welke gebieden de scholen kunnen verbeteren en binnen welke termijn dit gerealiseerd kan worden. Aan het einde van de termijn zal de inspectie de school opnieuw bezoeken en onderzoeken of de verbeteringen daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Deze beoordeling kan leiden tot het predicaat goed. •
Een goede school zal in ieder geval voldoen aan de volgende criteria: leraren geven onder gunstige schoolcondities (zoals onderwijskundig leiderschap en communicatie): • goed onderwijs • zodat alle leerlingen optimale opbrengsten genereren in alle leeren vormingsgebieden. Verder zijn goed: de opbrengsten het onderwijsproces het beleid (kwaliteit, financiën en personeel) staan in dienst van behoud en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs het profiel van de school is herkenbaar ook voor de buitenwereld de school realiseert daarnaast haar eigen ambities.
Excellente scholen Een excellente school heeft • goede opbrengsten op de kernvakken • benutten het inzicht in leergroei bij de verschillende categorieën leerlingen
Jaargang 2014/2
-5-
• •
de inrichting van het onderwijsproces is blijvend georganiseerd op een manier die leidt tot een beredeneerd positief effect op de resultaten die de school boekt er is goed onderwijspersoneel dat in staat wordt gesteld om zich blijvend te ontwikkelen.
Voor de bepaling of een school excellent is zal de onderwijsinspectie blijven werken met een onafhankelijke jury. Deelname aan de beoordeling tot excellente school is slechts mogelijk als een school het predicaat “goed” draagt. Iedere school krijgt een kwaliteitsprofiel door de inspectie. Dit profiel en het oordeel, dat daaraan ten grondslag heeft gelegen zal actief en breed openbaar worden gemaakt, onder meer via de website van de inspectie. Vijf kwaliteitsgebieden voor het kwaliteitsprofiel In het gedifferentieerde oordeel van de inspectie worden de vijf kwaliteitsgebieden verschillend gewogen. 1. De onderwijsresultaten vormen een belangrijk element voor de beoordeling. Meer dan de opbrengsten sec. is het de bedoeling dat vooral de toegevoegde waarde van de school (de leergroei of leerwinst) in beeld wordt gebracht zeker nu passend onderwijs zal leiden tot een opname van meer leerlingen met behoefte aan een specifiek ondersteuningsprofiel. Ook kan sprake zijn van andere sterke punten van een school die een rol kunnen spelen bij het kwaliteitsprofiel zoals het feit dat een bepaalde school een extra bijdrage levert aan het samenwerkingsverband. 2. Het onderwijsproces Het pedagogisch en didactisch handelen van de leerkracht, het aanbod van vakken, de benutte onderwijstijd, de samenwerking binnen het lerarenteam, het leiderschap, het leerlingzorgsysteem en de leerlingbegeleiding vormen onder meer de elementen die behoren bij het kwaliteitsgebied onderwijsproces. 3. Schoolklimaat- en veiligheid Het kwaliteitsprofiel maakt duidelijk of sprake is van een veilige omgeving en een stimulerend school- en leerklimaat. 4. Kwaliteitsborging en ambities De systematische kwaliteitszorgcyclus en de rol van het bestuur hierin zal zich de komende jaren mogen verheugen op meer aandacht door de inspectie. 5. Financiële en materiële voorzieningen Door middel van actief meerjarenbeleid op het gebied van huisvesting en financiën zorgen besturen voor goede onderwijscondities. De inspectie zal dit kwaliteitselement tevens laten meewegen in de beoordeling over het kwaliteitsprofiel. “Verdiend vertrouwen” De inspectie zal in toenemende mate aansluiten bij de eigen kwaliteitsinformatie van scholen en besturen. Dit brengt met zich mee dat naarmate besturen zelf over betere informatie beschikken en zich daarover verantwoorden, de inspectie zelf minder informatie zal verzamelen en minder eisen gaat stellen aan de vorm en inhoud van de door besturen geleverde informatie. Te denken valt aan: eigen analyses, tevredenheidsonderzoeken bij ouders.
Jaargang 2014/2
-6-
Scholen met een bovengemiddelde kwaliteit en een goede kwaliteitszorg zullen vervolgens eens in de zes jaar worden bezocht door de inspectie in plaats van eens in de vier jaar. Andersom zal de frequentie en de intensiteit van de schoolbezoeken worden opgeschroefd. Het analyseteam “goed worden, goed blijven” dat scholen ondersteunt als zij zeer zwak zijn zal ook actief worden ingezet met verbeterprogramma’s ten behoeve van de zwakke scholen. Zelfs scholen die “voldoende” of “goed” scoren mogen ondersteuning verwachten om gerichte feedback van de inspectie te vertalen naar concrete verbeteracties. Volgens de planning zal de invoering van het gewijzigd toezichtmodel plaatsvinden per 1 augustus 2016. Voorafgaand wordt een pilotfase ingericht.
Toptalenten In een uitvoerige brief aan de Tweede Kamer vraagt de staatssecretaris van Onderwijs meer aandacht voor het stimuleren van de toptalenten. Scholen zouden daarmee in hun onderwijsaanbod meer rekening moeten houden, vindt de staatssecretaris. Scholen kunnen het onderwijs anders organiseren en uitdagender maken en bijvoorbeeld het reguliere lesprogramma verrijken met extra vakken, zoals in het kader van samenwerking met het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland. Ook het compacter maken van de stof, omdat leerlingen minder herhaling nodig hebben, kan extra ruimte creëren voor het verrijken en verdiepen van het aanbod. De staatsecretaris heeft laten weten voornemens te zijn extra middelen beschikbaar te stellen voor het bekostigen van talentprogramma’s. Deze afspraken maken deel uit van de zogenaamde sectorakkoorden. De middelen uit de prestatiebox (€ 30 miljoen) voor excellente basisschool- en VWO leerlingen worden na 2015 voortgezet. Voorts zal € 29 miljoen extra worden geïnvesteerd in Passend Onderwijs om zowel kwetsbare leerlingen als toptalenten extra aandacht en een passend onderwijsaanbod te kunnen doen. Door middel van “School aan zet” wordt ondersteuning geboden aan scholen, die zelf excellentie-programma’s willen inrichten. Scholen voor Voortgezet Onderwijs krijgen een nieuwe taak in de school: de “talent-coördinaten”. De talent-coördinatoren vormen een netwerk, waarbij kennis en ervaring met betrekking tot talentontwikkeling kan worden uitgewisseld. In het Voortgezet Onderwijs worden meer mogelijkheden gecreëerd, waarbij leerlingen vakken op een hoger niveau kunnen volgen. Extra activiteiten mogen meetellen in de lessentijd. In het basisonderwijs worden “voorlopers” aangewezen, die andere scholen kunnen stimuleren om te werken zonder jaargroepen, waarbij leraren meer ingezet worden op basis van hun specialisme. De inzet van leraren uit het Voortgezet Onderwijs in het basisonderwijs (bij lessen wiskunde en techniek) zal ook worden bevorderd. Nederlandse scholen nemen nog te weinig deel aan competities, zoals de Olympiades, de Skills vak wedstrijden, etc.
Jaargang 2014/2
-7-
De staatsecretaris zou graag zien dat leerlingen door de scholen meer worden aangemoedigd om aan dergelijke wedstrijden deel te nemen (het geen gevolgen heeft voor het onderwijsprogramma van de school!). De bijzondere prestaties van leerlingen mogen in de toekomst op het diploma en de cijferlijst van het Voortgezet Onderwijs worden weergegeven, waarbij de wedstrijden of talentenprogramma’s worden vermeld. Het examenbesluit Voortgezet Onderwijs wordt zo aangepast dat bij een gemiddeld examenresultaat van een 8 of hoger een cum laude wordt weergegeven. Met basisscholen en VMBO-scholen zullen trajecten worden uitgezet waarbij leerlingen in aanraking komen met praktische vaardigheden en vakmanschap. Dit laatste omdat vakmanschap ondergewaardeerd wordt. De regelgeving rond het onderwijskundig rapport wordt zodanig aangepast dat talentontwikkeling daarvan deel zal uitmaken. Daarnaast wordt op diverse niveaus overlegd en de ontwikkeling van netwerken bevorderd evenals contacten met het vervolgonderwijs het bedrijfsleven en de gemeentes: Via “School aanzet” en www.talentstimuleren.nl worden initiatieven genomen om kennis te delen met en om ondersteuning aan te bieden bij het uitwerken van plannen. Het toezichtkader van de Inspectie zal zodanig worden aangepast dat iedere school maatwerk biedt; ook voor toptalenten.
CITO scores als afrekenlijstje Drentse scholen hebben een brandbrief gestuurd over de CITO score als afrekenlijstje. Naar aanleiding van de brandbrief zijn Kamervragen gesteld aan de staatssecretaris van Onderwijs over het uitgangspunt dat scholen, die relatief veel zorgleerlingen opnemen, niet mogen worden afgerekend op basis van hun CITO scores. Gevraagd wordt waarom de CITO scores in de praktijk zo’n belangrijke wegingsfactor vormen voor de Inspectie. De staatssecretaris stelt dat de scholen niet worden afgerekend op hun opbrengsten, omdat de inspectie wel rekening houdt met de leerlingpopulatie in verband met de gewichtenleerlingen. Voorts zou volgens de staatssecretaris bij de scholen, waar hiertoe aanleiding is, meer precies worden gekeken of het nodig is om achteraf correcties toe te passen in verband met specifieke leerling kenmerken. Op grond daarvan komt de staatssecretaris tot de conclusie dat de huidige beoordelingssystematiek geen negatieve prikkels geeft voor het bieden van goed onderwijs. Vervolgens stelt de staatssecretaris dat het voor zich spreekt dat scholen die Passend Onderwijs bieden daarvan geen negatieve gevolgen in de weging van de leerresultaten mag ondervinden. Als een school een bovengemiddeld aantal zorgleerlingen opneemt en kwalitatief goed onderwijs aanbiedt, kan de effectiviteit worden aangetoond door de verschillen ten aanzien van de leerlingpopulatie te duiden. Verder is het de vraag hoe goed een school is, als deze niet in staat is of weigert om in een regio een evenredig deel van de leerlingen op te vangen, die extra ondersteuning nodig hebben. Op korte termijn zal de weging van de CITO onveranderd zijn.
Jaargang 2014/2
-8-
In het nieuwe toezichtkader (2016) zal naar een meer gedifferentieerd toezichtmodel worden toegewerkt, waarbij ook de toegevoegde waarde van de inspanningen van de school in beeld worden gebracht.
Leerwinst Onlangs is de rapportage “leerwinst” gepresenteerd waarin methoden zijn onderzocht om de toegevoegde waarde en leerwinst van een basisschool te bepalen. Op grond van de pilot is de conclusie getrokken dat het mogelijk is om de toegevoegde waarde van scholen te schatten op basis van leerwinstgegevens gecorrigeerd met relevante niet-schoolse factoren. Tijdens het onderzoek zijn echter ook knelpunten geconstateerd waarop de wetenschap nog geen afdoende antwoord heeft. Om die reden is nader onderzoek- en ontwikkelwerk noodzakelijk. Toch waren de deelnemende scholen in het algemeen van oordeel dat de nieuwe benadering een bruikbare bijdrage kan leveren aan de mogelijkheid die bestaande toets- en schoolinformatiesystemen bieden voor schoolverbetering. Op voorhand stellen de onderzoekers echter wel dat de systematiek geschikter is voor reguliere basisscholen dan voor SBO-scholen. De strategische aspecten in de sfeer van accountability (verantwoording naar ouders en verantwoording naar de inspectie) zijn niet onderzocht.
Leerwinst en toegevoegde waarde, standpunt onderwijsraad De staatssecretaris heeft de Onderwijsraad verzocht om een standpunt in te nemen over het meten van leerwinst en toegevoegde waarde in relatie tot de kwaliteit van het onderwijs van een school. De Onderwijsraad heeft laten weten dat leerwinst en toegevoegde waarde goede instrumenten zijn om scholen te helpen hun onderwijs te verbeteren. Ze zijn echter niet bruikbaar voor een oordeel van de kwaliteit van een school als geheel. De Onderwijsraad heeft onder meer de rekentoets als voorbeeld genoemd en gesteld dat de rekentoets in groep 1 andere vaardigheden meet dan de rekentoets in groep 8. Verder vreest de Onderwijsraad dat dit systeem fraude in de hand zal werken.
Personele gevolgen Passend Onderwijs Door het Ministerie van Onderwijs, de PO raad, de VO raad en de bonden is een brief opgesteld aan alle besturen van de samenwerkingsverbanden over de personele gevolgen van Passend Onderwijs. Conform de tripartiete afspraken vindt na vaststelling van de ondersteuningsplannen overleg plaats met de vakbonden over de vraag hoe de expertise behouden blijft om een dekkend aanbod van ondersteuning te kunnen bieden. Daar waar wordt verwacht dat sprake zal zijn van een kwalitatieve of kwantitatieve frictie zal het ondersteuningsplan en behoud van expertise uitgangspunt zijn voor het overleg met de bonden. Gekozen kan worden voor:
Jaargang 2014/2
-9-
1) opting out 2014/2015; de aanvraag voor de ambulante middelen daartoe moet uiterlijk 1 juni 2014 zijn ingediend (bij DUO); 2) geen opting out: verplichte herbesteding dan zal overeenstemming moeten worden bereikt met de bonden; 3) indien geen gebruik wordt gemaakt van opting out en evenmin of slechts gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van de verplichte herbesteding dan moet het samenwerkingsverband voor 1 augustus 2016 op overeenstemming gericht overleg voeren met de werkgevers van deze personeelsleden en de vakorganisaties. Bij het overleg met de bonden wordt een zogenaamde “was/wordt” lijst opgesteld van al het personeel dat op 1 mei 2012 was belast met zorg/ondersteuning. Deze lijst omvat onder meer de leeftijdsopbouw van het personeel, het verwacht natuurlijk verloop, verlofgegevens, mobiliteitsgegevens. Voorts wordt een compleet beeld van inkomsten en uitgaven verwacht. De volgende scenario’s kunnen zich voordoen; • medewerkers komen in dienst van het SWV PO (samenwerkingsverband Passend Onderwijs); • medewerkers komen of blijven in dienst van schoolbesturen; • medewerkers blijven in dienst bij het VSO bestuur maar verrichten werkzaamheden voor het samenwerkingsverband; • medewerkers worden tijdelijk benoemd in het VO met daarbij een opleidingstraject, zodat ze leraar worden; • gedetacheerd personeel gaat terug naar de oude werkgever; • voor zover een sociaal plan nodig is geldt artikel 184 WPO (de hoofdelijke aansprakelijkheid van alle deelnemers aan het SWV). Omdat de gevolgen van de afspraken met de bonden gevolgen kunnen hebben voor de bestuursformatieplannen wordt tijdig overleg met de bonden aanbevolen. Voor zover partijen geen overeenstemming bereiken in het op overeenstemming gerichte overleg kunnen zij naar de rechter stappen. De rechter toetst de intentie om tot overeenstemming te komen.
Reglement Participatiefonds gewijzigd In verband met de invoering van Passend Onderwijs is het reglement Participatiefonds gewijzigd. Onderscheid wordt gemaakt in: 1) werkgevers met een sociaal plan; 2) werkgevers met daling van het aantal leerlingen en ontslagbeleid. Voor werkgevers met een sociaal plan geldt dat de instroom wordt gehonoreerd indien: • de reden van het ontslag is meegedeeld aan de werknemer; • een ontslagbesluit kan worden overlegd; • het betreffende sociaal plan kan worden overlegd met –afhankelijk van de reden van het sociaal plan- een zogenaamde modelverklaring “daling financiële bijdrage van derden als gevolg van de invoering van Passend Onderwijs”. Voorts toont de werkgever aan dat de werknemer minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Jaargang 2014/2
- 10 -
Voor de categorie genoemd onder 2 is het volgend bepaald: • werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld alsmede; • daartoe een ontslagbesluit overlegd. Voorts toont de werkgever aan dat hij overleg heeft gevoerd gericht op overeenstemming volgens de strekking van de tripartiete overeenkomst. De werkgever toont aan dat de sprake is van een daling van de rijksbekostiging alsmede een daling van financiële bijdragen van derden direct voorafgaande aan het ontslag. Om dit aan te tonen worden bedragen van het schooljaar 2012-2013 en 20132014 met elkaar vergeleken (incl. 65% P&A budget en 65% prestatiebox). De werkgever onderbouwt vervolgens waarom voor de juiste persoon het vergoedingsverzoek is ingediend (geen tijdelijke personeelsleden handhaven en vaste ontslaan). Er dient een passende ondersteuning te zijn geboden (ondersteuningstraject in kosten variërend van € 3.000 tot € 5.000).
Jaargang 2014/2
- 11 -
Financiën Betalingen aan toezichthouders en de fiscus. De afgelopen jaren is het nodige veranderd binnen de schoolbesturen (verplichting tot het aanwijzen van toezichthouders) en ook op het gebied van het belastingrecht veranderde het nodige. Bij sommige besturen ontvangen bestuurders geen vergoeding voor hun werkzaamheden (behalve de bos bloemen of de boekenbon) bij andere besturen ontvangen de bestuurders een vrijwilligersvergoeding en bij weer andere besturen is per functionaris in het bestuur sprake van afspraken met betrekking tot de genoten vergoeding. Omdat in het onderwijs onderscheid wordt gemaakt in de toezichthoudende en bestuurlijke taken (in het kader van de verplichte functiescheiding) is sprake van een parallel met de toezichtbepalingen van de commissaris, zoals deze in de Wet Loonbelasting (Wet LB) is neergelegd. Hieronder een uiteenzetting met betrekking tot 1) de loonbelasting 2) de BTW Loonbelasting Een commissaris (dit is een toezichthouder in de brede zin, zoals een lid van de Raad van Toezicht) heeft voor de loonbelasting een bijzondere positie omdat sprake is van een fictieve dienstbetrekking met het lichaam waarvan hij commissaris is ( artikel 3 lid 1 onderdeel g Wet LB). Een commissaris kan als fictieve werknemer dus nooit in aanmerking komen voor de vrijwilligersregeling. Een schoolbestuur is voor de leden van de Raad van Toezicht inhoudingsplichtig (voor loonheffing en de Zorg Verzekerings Wet (ZVW), niet voor de werknemersverzekeringen) ter zake van de vergoeding van de toezichthouders. Het inhouden van loonheffing en ZVWpremie heeft (uiteraard) effect op de netto-vergoeding van de toezichthouders. Uitzondering Op de inhoudingsplicht zijn eventueel twee uitzonderingen mogelijk (dit doet overigens niet af aan de belastbaarheid bij de ontvanger): 1) De toezichthouder beschikt ter zake van de vergoeding over een (geldige) VAR winst uit onderneming of VAR dga (een VAR is een verklaring arbeidsrelatie, een verklaring derhalve waaruit blijkt dat iemand zelfstandig ondernemer, zzp-er etc. is) 2) De doorbetaaldloonregeling kan worden toegepast (de toezichthouder is uit hoofde van zijn hoofddienstverband elders werkzaam als toezichthouder; verzoek is vereist en er gelden voorwaarden) Advies Akorda: Voor veel toezichthouders geldt dat het verstandig is dat zij(voor zover zij dat nog niet hebben) een VAR verklaring aanvragen. Zij kunnen vervolgens zelf een factuur aan de rechtspersoon zenden (incl.BTW), die dan “gewoon” door de vereniging geboekt en betaald kan worden. De VAR kan bij de belastingdienst (via internet) worden aangevraagd. Omzetbelasting Als gevolg van Europees ingrijpen (en daardoor gedwongen intrekking van de goedkeuring) bestaat (sinds 2013) niet langer de zekerheid dat bij vier commissariaten of minder er geen sprake is van BTW-ondernemerschap. Het gevolg daarvan is dat bij iedere toezichthouder afzonderlijk de aanwezigheid van BTW-ondernemerschap beoordeeld moet worden.
Jaargang 2014/2
- 12 -
Daarbij geldt dat in principe ook één toezichtstaak voldoende kan zijn voor btw-ondernemerschap bij voldoende zelfstandigheid, duurzaamheid, vergoeding etc. Schoolbesturen doen er verstandig aan om als uitgangspunt te hanteren dat de toezichthouder BTW-ondernemer is (als de persoon in kwestie dit al niet om andere redenen is!), tenzij de werkzaamheden van zeer beperkte omvang zijn, de vergoeding symbolisch of alleen een onkostenvergoeding is of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of bijzondere gevallen van belangenvertegenwoordiger. In deze gevallen zou je kunnen twijfelen aan het BTW-ondernemerschap, maar is het ontbreken daarvan geen zekerheid. In zijn algemeenheid zal sprake zijn van btw-ondernemerschap. Een toezichthouder is in ieder geval ondernemer als zijn werkzaamheden nevenactiviteiten zijn. Dat wil zeggen, dat de toezichthouderswerkzaamheden nauw verbonden zijn met of in het verlengde liggen van de overige bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten van de toezichthouder. Dit geldt onder meer voor advocaten, belastingadviseurs en soortgelijke beroepsbeoefenaren, die als toezichthouder zijn aangesteld. Als gevolg hiervan moet een toezichthouder in principe als ondernemer over zijn vergoeding btw berekenen en deze btw op aangifte voldoen. Ook als hij maar één toezichthouderschap heeft. Mogelijkheid om btw-heffing te voorkomen: KOR Teneinde onzekerheid en mogelijk naheffing te voorkomen is het raadzaam voor toezichthouders om zich te registreren als btw-ondernemer en (gezien de hoogte van de vergoeding) de kleine ondernemersregeling (KOR) toe te passen. Een verzoek daartoe is niet nodig. Toepassing van de KOR betekent dat een vermindering van de af te dragen btw wordt verkregen, al dan niet gedurende het jaar door middel van een voorlopige vermindering. Gezien de hoogte van de vergoeding die veel bestuurders ontvangen, zal dit in vrijwel alle gevallen betekenen dat geen btw hoeft te worden afgedragen. Bovendien kan ontheffing van de administratieve verplichtingen worden verzocht. Deze ontheffing houdt in dat btw op de facturen achterwege blijft, er geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting en er geen aangiften btw hoeven worden ingediend (tenzij in bijzondere situaties). Deze ontheffing wordt verleend als de toezichthouder minder dan € 1.345 aan btw per jaar verschuldigd is (maximale vergoeding derhalve € 7.749 incl. btw). Mits daartoe het al eerder genoemde verzoek wordt ingediend heeft dit in het geheel geen gevolgen voor de btw en ontheffing administratieplicht. Als toezichthouder minder dan € 1.883 aan btw per jaar verschuldigd is – maar wel meer dan € 1.345 – dan kan toestemming worden gevraagd voor het recht op vermindering van btw. Deze ontheffing op zijn vroegst kan gelden vanaf het moment van indienen van het verzoek. Advies Akorda: Voor de BTW kan elk geval afzonderlijk beoordeeld worden op aanwezigheid van BTW ondernemerschap, maar uit oogpunt van zekerheid zijn de volgende stappen aan te bevelen: 1) registreren als btw-ondernemer 2) toepassen van de kleine ondernemersregeling (gezien de hoogte van de vergoeding), dat wil zeggen factureren zonder btw, geen aftrek van voorbelasting claimen en een volledige vermindering van de btw bij de aangifte) 3) ontheffing van de administratieve verplichtingen aanvragen (en daarmee een ontheffing voor het indienen van aangiften btw). NB: de ontheffing heeft eerst vanaf het moment van indienen van het verzoek werking.
Jaargang 2014/2
- 13 -
Vrijwilligersvergoeding Een toezichthouder of bestuurder kan in sommige situaties gebruikmaken van de vrijwilligersregeling. Daarbij dient wel aan alle voorwaarden te worden voldaan. Zo kan slechts sprake zijn van een vrijwilliger, als het om iemand gaat die niet bij wijze van beroep’ werkt voor een van de volgende organisaties: • een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen; • een sportorganisatie • een algemeen nut beogende instelling (ANBI) Vervolgens dient beoordeeld te worden of de beloning die iemand krijgt binnen de grenzen van een vrijwilligersvergoeding blijft. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is immers dat als er al een vergoeding wordt verkregen, deze vergoeding niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het werk en zeker niet marktconform is. Van een vrijwilligersvergoeding is sprake als iemand vergoedingen of verstrekkingen krijgt met een gezamenlijke waarde van maximaal € 150 per maand en maximaal € 1.500 per kalenderjaar. Ten aanzien van de vrijwilligersregeling nog het volgende: Soms wordt een uurvergoeding afgesproken, rekening houdend met het maximale maandbedrag kan aldus een norm worden berekend van € 4,50 per uur. Het maximale uurbedrag is alleen van toepassing wanneer er een vergoeding op uurbasis is afgesproken. Deze norm wordt beschouwd als een ‘safe harbour’ en is geen harde grens. In de kern geldt dat de vergoeding niet marktconform mag zijn. Tegenbewijs is mogelijk. Het gaat er om of de vergoeding al dan niet in verhouding staat met het tijdsbeslag, de aard van het werk en de inzet en kosten van de persoon in kwestie. Een vergoeding van € 1.500 kan heel goed niet marktconform zijn. Betaling één keer per jaar is wel mogelijk. Het gaat er om of de gezamenlijke waarde per maand/jaar niet wordt overschreden. De wijze van uitbetaling is niet relevant. Een urenregistratie is (op basis van de wetsgeschiedenis) niet vereist, ander bewijs is toegestaan en zolang binnen de normen van € 150 per maand en € 1.500 per jaar niet noodzakelijk. Overigens kunnen besturen zich afvragen of niet vaak de toezichthouderstaak ‘bij wijze van beroep’ wordt uitgeoefend, gezien de vereisten, die besturen vaak stellen.
Jaargang 2014/2
- 14 -
Personeel Lerarenbeurs ook voor ambulant begeleiders Op 1 april 2014 is de nieuwe ronde gestart voor het aanvragen van de Lerarenbeurs. De beurs biedt leraren de kans om zich tijdens hun baan verder te ontwikkelen via een bachelor- of masteropleiding, zodat ze breder inzetbaar zijn. Elke leraar kan eenmaal in zijn/haar onderwijsloopbaan gebruik maken van de lerarenbeurs voor een bachelor- of masteropleiding naar keuze. Ook ambulant begeleiders in het (voortgezet) speciaal onderwijs, die niet voor de klas staan, komen in aanmerking voor de beurs. De tegemoetkoming voor de beurs bedraagt maximaal € 7.000,- per jaar voor de kosten van les- en collegegeld en maximaal € 700,- voor studiemiddelen en reiskosten.
Promotiebeurs Leraren, die naast hun baan, promotieonderzoek doen, dat resulteert in een proefschrift, kunnen in aanmerking komen voor een Promotiebeurs. Elk onderwerp/onderzoeksidee komt in aanmerking voor de beurs. Voorwaarde is dat de promotiebegeleiding plaatsvindt door een hoogleraar aan een Nederlandse universiteit. De hoogleraar en leraar, die het idee hebben uitgewerkt tot een onderzoeksvoorstel, leggen het voorstel voor aan de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Aanvragen kunnen worden ingediend van 1 juli 2014 tot 2 september 2014. De leraren die -na een positieve beoordeling- worden geselecteerd, worden met behoud van hun salaris 4 jaar lang maximaal 2 dagen per week vrijgesteld om te werken aan hun promotieonderzoek. De werkgever ontvangt een subsidie van het ministerie van Onderwijs om de vervanging van de leraar te kunnen bekostigen.
Jaargang 2014/2
- 15 -
CAO PO Op 11 november 2013 zijn de PO raad en de vakbonden gestart met de CAOonderhandelingen. In maart 2014 werden de CAO-onderhandelingen opgeschort, omdat er sprake was van een groot meningsverschil over de aanpak van de werkdruk. De inzet van de PO-raad en de bonden is verschillend. PO raad Loonsverhoging Loonsverhoging van 1% Vakantieverlof Per 1 augustus 2015 een 40-urige werkweek en 428 uur verlof per jaar, deeltijders naar rato. Op te nemen in de schoolvakanties (in november was nog aangegeven: minder vakantieweken Afschaffen Bapo maatwerk afspraken per werknemer gericht op employability te zijner tijd krijgen alle medewerkers een budget van 40 uren per jaar; vanaf de leeftijd van 57 jaar worden extra uren gegeven die naar eigen inzicht kunnen worden ingezet, daarvoor moet wel een eigen bijdrage worden betaald van 50%. Er komt een overgangsregeling waarbij alle senioren een bijdrage leveren. Werkdruk Afspraken maken per team over het totaal aan werkzaamheden en de verdeling ervan te regelen in een professioneel statuut. Verder wil de PO-raad een diepgravend onderzoek naar de werkdruk. Geen onderscheid in lesgebonden, niet-lesgebonden en deskundigheidsbevordering • de opslagfactor wordt individueel bepaald en bedraagt 20 tot 45%
Jaargang 2014/2
Bonden Loonsverhoging van 3% 10,7 vakantieweken door uit te gaan van 40-urige werkweek en een 8-urige werkdag. Een jaar heeft gemiddeld 52,18 weken x 40 uren= 2087 – 1659= 428 uur per jaar = 10,7 vakantieweken Vitaliteitsregeling waarbij de Bapo na een overgangsperiode in 5 jaar vervalt en 1. alle personeelsleden 40 verlofuren per jaar krijgen 2. starters 3 jaar 40 uur extra krijgen 3. senioren (=57 jaar en ouder) 130 uur extra verlof per jaar (tot aan pensioen = (40 + 130)x10= 1700 uren dat flexibel mag worden opgenomen mits gebaseerd op een plan • • • •
•
maximaal 22,5 uur aan lesgebonden/behandeltaken per lesuur een opslagfactor met 45% voor voor- en nawerk deskundigheidsbevordering van 10% (van de 40-urige werkweek) leerling/leraar ratio van 23 voor het basisonderwijs en meer handen in de klas voor het speciaal onderwijs elk brinnummer zijn eigen schoolleider
- 16 -
Deskundigheidsontwikkeling • schoolleidersregister verplicht (niet-registratie zou ontslaggrond moeten zijn) • waardering van de functie van schoolleider niet langer uitsluitend gekoppeld aan het aantal leerlingen maar naar zwaarte en complexiteit, registratie verplicht; 1 jaar herkansing op herregistratie in schoolleidersregister, zo niet: ontslag • persoonlijk opleidingsbudget (€ 500,-, deeltijders naar rato) • iedere leerkracht onderhoudt zijn/haar bekwaamheid • een snelle ontwikkeling in de basisvaardigheden geeft een versnelde salarisgroei een stagnatie leidt tot een stagnatie in salarisgroei.
Individueel scholingsbudget per werknemer van € 1.000 • schoolleidersregister en verduidelijking welke CAObepalingen van toepassing zijn op schoolleiders • beginnende leraren uitsluitend inzetten voor lessen en vooren nawerk, coaching en extra scholing als basisvaardigheden eerder worden beheerst wordt eerder bevorderd naar LA 4 • opstellen leerplan om tot beheersing van de complexe vaardigheden te komen om (eventueel) sneller te kunnen doorstromen naar LA8
Modernisering vervangingsfonds Door schoolbesturen zelf de beschikking te geven over de middelen kunnen ze zelf afwegingen maken over vervanging (PO raad wil de verplichte aansluiting afschaffen)
Jaargang 2014/2
- 17 -
Werkgelegenheid/werkloosheid • verkorting van de periode van sociale plannen naar 1 jaar; vanaf 2016 is niet langer last in first out van toepassing maar het afspiegelingsbeginsel in geval van gedwongen ontslagen; het onderscheid tussen werkgelegenheidsbeleid en ontslagbeleid vervalt • herziening bovenwettelijke werkloosheidsregeling met ophoging van de staffel van 53 jaar naar 60 jaar (uitzicht op een ontslaguitkering tot pensioengerechtigde leeftijd) • andere regeling rond werkloosheid (minder ontslagen) • versterken bestuur aanstelling (geen aanstelling op een school, dus geen discussie over – gedwongen- mobiliteit) • afschaffen rigide bepalingen rond de functiemix (laten vallen van de 50% lesgevende taak-eis en deze vervangen door 60% lesgevende taak gemiddeld op schoolniveau) • overleg over een stelsel van verevening van de werkloosheidskosten in verband met de onzekerheid met betrekking tot de instroomtoets
Jaargang 2014/2
•
aanpassen huidige staffel voor de bovenwettelijke uitkeringen met 2 jaar zodat personeelsleden van 55 jaar en ouder met een diensttijd van 12 jaar tot de pensioen gerechtigde leeftijd recht op een ontslaguitkering hebben
- 18 -
Overige zaken Er komt een algemene bepaling die tijdelijke contracten mogelijk maakt tot maximaal 36 maanden.
Overige zaken Verder vragen de bonden meer faciliteiten voor leden van de (P)GMR en (P)MR (200 uur per jaar) en een lid van de (P)GMR of ondersteuningsplanraad 100 uur, de (P)GMR 120 uur en de voorzitter van de (P)GMR 160 uur Voorbeeldfunctie onderwijsassistent gericht op de uitvoering van medische handelingen Het op CAO-niveau uitvoeren van het landelijk sociaal akkoord van april 2013 rondom de invoering van de WW Overleg over de gevolgen van de wet Werk en Zekerheid (deze wet het aantal tijdelijke contracten sterk beperkt zodat de vervanging van zieke leerkrachten problematisch wordt). Door een werkgroep zal worden onderzocht welke CAO wijzigingen noodzakelijk zijn
Jaargang 2014/2
- 19 -
Benoeming nieuwe medewerker In de vacature die ontstaan is na het vertrek van René de Nekker is mevrouw Yrma van Winkel benoemd. Mevrouw van Winkel heeft de controllersopleiding gevolgd en is de afgelopen jaren werkzaam geweest als interim financieel controller bij verschillende organisaties en heeft daarbij zeer uiteenlopende financiële werkzaamheden vervuld variërend van het ondersteunen bij het realiseren van een kwaliteitscertificering, fusietrajecten en de reorganisatie van financieel beleid, het verbeteren van werkprocessen en vergelijkbare werkzaamheden. Yrma zal met ingang van 1 mei 2014 haar werkzaamheden starten en we rekenen op een goede samenwerking met haar directe collega’s bij Akorda en met alle bestuurders van de bij ons aangesloten besturen.
Sluitingsdata UNIT4 Wij verzoeken u vriendelijk de mutaties voor de salarisadministratie tijdig, regelmatig en gespreid naar ons kantoor te zenden. Hiervoor kunt u tot nader bericht onze mutatietool blijven gebruiken. April 2014 Betaaldatum
25 april 2014
Mei 2014 Uiterste inleverdatum Betaaldatum
12 mei 2014 23 mei 2014
Juni 2014 Uiterste inleverdatum Betaaldatum
12 juni 2014 25 juni 2014
Juli 2014 Uiterste inleverdatum Betaaldatum
11 juli 2014 25 juli 2014
Jaargang 2014/2
- 20 -