I.
Intern noodplan 1. Doel: Een uitgewerkt plan om in crisissituaties passend te reageren en zodoende de ongewenste gebeurtenissen en de mogelijke gevolgen ervan te bestrijden en te beperken. 2. Inhoud: Beschrijft de organisatie en procedures die in noodsituaties moeten gevolgd worden. Het intern noodplan moet afgestemd zijn op het interventieplan en externe rampenplannen. Volgende richtlijnen dienen vermeld te worden: • • • • • • • • • •
Personeel en leerlingen verwittigen en zo nodig evacueren; Hulp bieden aan slachtoffers of de vermisten opsporen; Omgeving en installaties beschermen; Het vrijwaren van het milieu; Strijd tegen noodsituaties; Samenwerking met de overheid; Informatie aan familieleden van slachtoffers; Juiste informatie geven aan de media; Terugkeer naar de normale situatie; Herhaling voorkomen.
3. Opbouw van het noodplan: Bij sommige noodsituaties waarbij de waarschijnlijkheid of ernst voldoende klein is, hoeft men de procedure niet volledig uit te schrijven, maar kan gerichte informatie voldoende zijn. Een kant- en klaar type-noodplan bestaat niet voor elke school, iedere school heeft zijn eigenheid wat betreft gebouwen, omgeving, ingesteldheid, risico’s, preventie- en interventiemiddelen, afspraken met hulpdiensten, personeelsbestand,… 4. Risicoanalyse: Risicoanalyse van mogelijke ongevallen en incidenten opstellen, liefst in samenspraak met zoveel mogelijke betrokkenen. Preventieadviseur/directie/contactpersoon is hier de coördinator. De verschillende types van ongevallen kunnen herleid worden tot: • Ernstig en dodelijk arbeidsongeval; • Technisch ongeval; • Brand, explosie; • Bommelding; • Ongeval op een speelterrein; • Ongevallen tijdens het leerlingenvervoer en op reis; • Ernstig ongeval in de omgeving (ontsporing trein, vrachtwagenongeval, gevaarlijke producten, verzakking gasleiding…); • Bedreiging volksgezondheid ( infectieziekte, gifwolk in de omgeving, blikseminslag, overstroming, chloorvergiftiging zwembad …); • Verstoring openbare orde (rellen, vechtpartijen, vuurwapens, gijzelneming,…); • Zelfdoding; • Overdosis drugs; 1
•
Nucleair alarm (omgeving kerncentrale…);
Basisvragen: • • • • • II.
Welk type van ongeval kan de school verwachten? Welk is de (maximale) omvang van het ongeval? Welke strategie zal de school toepassen? Hoe zal de school zich uitrusten naar personeel en middelen? .……….
Crisismanagement bij noodoproepen 1. Algemeen: Indien de school wordt getroffen door een ernstige crisissituatie en het escaleert zodanig dat het niet meer controleerbaar wordt, moet de directie overgaan tot een crisisbesluitvorming. 2. Samenstelling crisisteam: Het crisisteam is samengesteld uit directie en vooraf aangeduide personen die de operaties leiden vanuit het crisiscentrum. De vooraf aangeduide medewerkers (afhankelijk schoolstructuur) moeten beslissingen kunnen nemen. Naam Ph. Vanhaverbeke
Functie Algemeen directeur Directie TAC Beheerder Contactpersoon Personeelsbeleid
Intern nummer
GSM-Privé
3. Oproepen crisisteam: Wordt opgeroepen bij zeer ernstige gebeurtenissen, dit geld voor zeer ernstige en dodelijke arbeidsongevallen, technische ongevallen, brand of explosie, of bomalarm en gifwolk. 4. Taak crisisteam: Melden van de gebeurtenissen aan hulpdiensten en overheid, informatie verzamelen, leiding geven en bijsturen, coördinatie met interne en externe diensten (brandweer / politie), informatie naar de overheid.
2
5. Indeling incidenten: Arbeidsongeval
Alarmplan A
Technisch ongeval
Alarmplan B
Brand – explosie
Alarmplan C
Bomalarm
Alarmplan D
Ernstig incident of ernstig ongeval op speelterreinen
Alarmplan E
Ongeval tijdens het leerlingenvervoer of op reis
Alarmplan F
Ernstig ongeval in de omgeving
Alarmplan G
VOORBEELD INRICHTEN CRISISCENTRUM Plaats: Centrum (vergaderplaats) ver van het onheil inrichten, desnoods in één van de aanpalende scholen. Bij onheil in het
Bureel directeur
Bij onheil in de
Bureel directeur
Bij onheil in de
Bureel directeur
Bij onheil in de
Bureel directeur
Bij onheil in de
Bureel directeur
Communicatie: Mogelijkheid te telefoneren met de buitenwereld en permanent contact met de hulpdiensten / brandweer. III.
Interne noodoproepen
Algemeen: Bij dringende gevallen is het noodzakelijk dat we snel en efficiënt hulp bieden. Maak gebruik van het noodnummer 1. Reden: Organisatorisch is het soms beter eerst intern de directie of naaste medewerkers te verwittigen. Leden van het plaatselijk crisisteam kunnen zo snel mogelijk overgaan tot: • • •
het geven van een evacuatiesignaal; de eigen interventiedienst of externe diensten (brandweer, hulpdiensten, MUG, geneesheer) oproepen; informatie verspreiden.
3
2. Uitvoering: Bel het noodnummer:
intern: …050/63 17 70………………………………… GSM: …0479 90 44 40…………………………………
GEEF DUIDELIJK INFORMATIE!
REDEN VAN OPROEP EN PLAATS.
NUTTIGE TELEFOONNUMMERS (zie bijlage 1-2).
4
TYPE VAN INCIDENT 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Arbeidsongeval Technisch ongeval Brand, explosie Bomalarm Ernstig incident of ernstig ongeval op een speelterrein Ongeval tijdens het leerlingenvervoer en op reis Ernstig ongeval in de omgeving
5
ALARMPLAN A - ARBEIDSONGEVAL I.
Ernstige en dodelijke arbeidsongevallen 1. Algemeen: Bij een arbeidsongeval dient men snel en efficiënt hulp te bieden, men maakt gebruik van het noodnummer. – intern: ......................................................................................................... - GSM: .......................................................................................................... 2. Uitvoering: ∗ ∗ ∗
Onmiddellijk eerste hulpverleners naar de plaats van het onheil sturen. Nodige hulpdiensten verwittigen (zie bijlage 1-2). Intern het crisisteam oproepen.
3. Oproepen: Van zodra u oproepen krijgt met vragen voor info, hou u dan aan de volgende tekst tot de woordvoerder die verandert. “De zaak wordt momenteel onderzocht. Gelieve uw naam, adres, faxnummer en telefoonnummer/GSM op te geven. Onze woordvoerder zal met u contact opnemen van zodra wij over meer informatie beschikken.” REGISTRATIE VAN BINNENKOMENDE OPROEPEN Nr.
Naam
Adres
Fax nr.
Tel/GSM nr.
Uur oproep
1 2 3 4 5
6
II.
Te verwittigen instantie bij ernstig arbeidsongeval 1. Wanneer ? Bij ernstige arbeidsongevallen. 2. Regelgeving: artikel 62 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen. Voorschriften volgens art. 26 van het KB van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij uitvoering van hun werk (Titel 1, hoofdstuk III van de codex over het welzijn op het werk). Termijn - dodelijk - met blijvende ongeschiktheid: * meer dan 25% * minder dan of gelijk aan 25% * tijdelijk ongeschikt van meer dan 1 maand
- onmiddellijk - onmiddellijk - brief of aangifte binnen de 2 dagen - brief of aangifte binnen de 2 dagen
3. Hoe ? Met de meest technologische middelen. 4. Melding: Aan administratie van de Arbeidsveiligheid (meldingsformulier – zie bijlage 3) 5. Adressen en ambtsgebieden van de technische inspectie (zie bijlage 4). 6. Opmerkingen: Bij ernstige ongevallen dient het LOC te worden verwittigd en gaat een afvaardiging van het comité ter plaatse. III.
Aangifte van beroepsziekten (zie bijlage 5).
IV.
Aangifteformulier bij arbeidsongeval Model A: Aangifte van het ongeval. Model B: Doktersattest. Model C: Inlichtingen te verstrekken door de hiërarchische verantwoordelijke van het slachtoffer. Lessenrooster van de leerkracht of dienstschema. Formulier “Getuigenverklaring”.
7
Formulier “A.G.D. 1B” : alleen bij afwezigheid. . Eventueel formulier “Subrogatieverklaring” (bij buitendienstongevallen). Formulieren overmaken aan: Formulieren ABC met getuigenverklaring en lessenrooster naar het Departement Onderwijs dienst Arbeidsongevallen. Formulier “A.G.D. 1B” overmaken aan het Geneeskundig Centrum van de Administratieve Gezondheidsdienst van de regio van de woonplaats van het personeelslid.
8
ALARMPLAN B – TECHNISCH ONGEVAL 1. Algemeen: De arbeidswetgeving vereist om ongevallen met bepaalde toestellen of installaties te melden. Een meldingsplichtig technisch ongeval is volgens het ARAB/AREI een ongeval met een belangrijke schade te wijten aan het gebruik van: ∗ ∗ ∗
Elektrische energie. Recipiënten voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of opgeloste gassen. Stoomtoestellen, ioniserende stralingen, springstoffen, groeven en graveringen in open lucht.
2. Samenvattende tabel met meldingsplichte technische ongevallen: Zie bijlage 6. 3. Wie verwittigen? a) Intern: Naam Vanhaverbeke Ph
Functie Algemeen directeur Directie TAC Beheerder Contactpersoon Arbeidsgeneesheer
Intern nr. 050/63 17 61
GSM
b) Extern: ∗
Arbeidsinspectie/Technische inspectie (zie bijlage 4).
∗
Ministerie van Economische Zaken directie “ Elektrische Energie ” (zie bijlage 7). (voor ongevallen Elektrische Installaties)
9
ALARMPLAN C – BRAND - EXPLOSIE I. Interne handelingen: 1. Algemeen: Iedereen die verdachte rook opmerkt moet zonder verwijl waarschuwen. De strijd tegen het vuur is een strijd tegen de tijd, wat men de eerste 4 minuten onderneemt is van groter belang dan de eerstvolgende 4 uur. 2. Wie verwittigen? ∗
Gebruik maken van het noodnummer. - intern: .......................................................................................................... - GMS: ..........................................................................................................
∗
Of via het indrukken van de brandmeldschakelaar.
3. Alarm melding brandweer: ∗
Alarm is het bevel voor de gebruiker om hun compartiment te verlaten, het wordt gegeven door één van de verantwoordelijken.
∗
Op hetzelfde ogenblik dient de brandweer opgeroepen op het nummer 100 of 112 (zie bijlage 8).
4. Ontruiming: Een ononderbroken signaal geeft aan dat men het gebouw of compartiment moet verlaten. 5. Opvang brandweer: Lid van het crisisteam licht de brandweer correct in omtrent de aard en de plaats van de brandhaard of onheil en overhandigt het interventieplan. 6. Taken evacuatieverantwoordelijke: Na het geven van alarm: ∗ ∗
Neem aanwezigheidsregisters mee. Ga naar het crisiscentrum.
10
∗
Verifieer en noteer: a) Naam van de klassen. b) Nummer ontruimde lokaal/verdieping. c) Aantal getelde leerlingen.
∗ Geef zo vlug mogelijk door aan de directie of de brandweer: a) Het aantal achtergebleven leerling(en) en de nummers van de klaslokalen/verdiepingen. ∗ Blijf ter beschikking van de brandweer. Iedere leerkracht dient een actueel gehouden lijst der leerlingen die hem toevertrouwd zijn, te bezitten. 7.
Instructies: Bij vals alarm of einde alarm: ∗
Reset alarmcentrale.
∗
Herstellen detector of breekglas.
∗
Bij elke ingreep logboek invullen.
∗
Belangrijke telefoonnummers (zie bijlagen 1-2).
II. Hulpmiddelen: 1. Blusapparaten: In iedere school zijn blusapparaten terug te vinden in gangen, trappenhallen. Weet waar ze hangen en leer ze gebruiken.
11
2. Brandhapsels: Ten behoeve van de brandweer en de hulpdiensten zijn er brandhaspels opgesteld. Een brandhaspel is een rubberen slang met een kleine diameter, de lengte is gemiddeld 20 -30 meter en is rechtstreeks aangesloten op het waternet.
III. Interventieploeg: 1.
Wettelijke verplichting: ARAB art . 52.10.6. De werkgever is verplicht een private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand op te richten, die een voldoend aantal personen omvat, geoefend in het gebruik van brandbestrijdingsmateriaal: (a) Als hij tenminste 50 werknemers tewerkstelt in een zelfde gebouw of in verscheiden naburige gebouwen die een geheel vormen; (b) Of als het gebouw of het gedeelte van het gebouw dat hij bezet, een lokaal van de eerste groep omvat. Voor de samenstelling van deze dienst en manier van werken ervan raadpleegt hij de bevoegde brandweer. De lijst van de leden van die private dienst is in de inrichting uitgehangen. Waarschuwings-, alarm- en ontruimingsoefeningen moeten ten minste éénmaal per jaar georganiseerd worden. Zie formulier evacuatieoefening
2. Algemeen: Opgeleide vrijwilligers kunnen in afwachting van de komst van de brandweer de eerste handelingen verrichten tegen brandbestrijding. 3. Opdrachten: ∗
Ga naar het secretariaat.
∗
Informeer naar de plaats van de brand.
∗
Schakel gas (hoofdkraan) en drijfkracht uit.
∗
Ga naar de plaats van de brand.
12
∗
Neem het dichtstbijzijnde blusmiddel en bestrijd de brand.
∗
Overtreft de brand uw mogelijkheden: ∗ Venster(s) en deur(en) dicht. ∗ Blijf ter beschikking van de bevoegde brandweer
Zie Interventieploeg
13
BIJ BRAND OF ROOK OF ALARM 1. BLIJF KALM! 2. WAARSCHUW ONMIDDELLIJK DE DIRECTEUR OFWEL NAARGELANG DE OMSTANDIGHEDEN, DE HUISMEESTER, DE SECRETARIATEN . 3. LAAT ALLES LIGGEN! 4. BIJ BOMALARM ZET ALLE VENSTERS OPEN, EN VERLAAT ZO SNEL MOGELIJK HET LOKAAL. 5. BIJ BRAND, SLUIT ALLE VENSTERS EN DEUREN, LAAT HET LICHT BRANDEN EN VERLAAT ZO SNEL MOGELIJK HET LOKAAL. 6. BLIJF SAMEN EN VOLG JE LEERKRACHT.
VOLG HET TEKEN: INDIEN DE WEG VERSPERD IS, VOLG DAN:
TOT JE OPNIEUW ONDERSTAAND TEKEN ZIET:
7. GA NAAR DE VERZAMELPLAATS: SPEELPLAATS. 8. KEER NOOIT TERUG. 9. STEL JE ALFABETISCH OP. 10. DE LEERKRACHT : - DOET NAAMAFROEPING - DEELT IN HET CRISISCENTRUM MEE: A) NAAM VAN DE KLAS B) NUMMER VAN HET ONTRUIMD LOKAAL C) AANTAL GETELDE LEERLINGEN GAAT TERUG NAAR DE LEERLINGEN OP DE SPEELPLAATS
14
V. Scenario bij brand of onheil Wat ?
WIE ?
Handelingen / Waarneming
1. Waarschuwen:
Iedereen die iets verdacht opmerkt
Melden via noodnummer aan directie, secretariaat, verantwoordelijke.
2. Alarm geven:
Verantwoordelijke
Goed herkenbaar signaal, bij Gebrek aan alarmsysteem, Handsirenes gebruiken.
3. Verwittigen brandweer:
Verantwoordelijke
100 bellen 112 ongeval/agressie
Door te geven informatie: school + adres (brandhaard, ontploffing, instorting,…) 4. Ontruiming:
Personeel, leerlingen, bezoekers
Uitvoeren van richtlijnen Aanwezigheidscontrole leerlingen op verzamelplaats
5. Oproepen interventieploeg:
Verantwoordelijke
Vermelding van: brand-explosie, … Plaats: blok,…
6. Blussen:
Interventieploeg
Nazicht ramen en deuren dicht Compartimentering Blussen met brandhaspel of blustoestellen
7. Afsluiten gasleiding:
Werknemer A of leden van interventieploeg
Plaats: blok,…
8. Openen toegangspoort:
Contactpersoon/leden interventieploeg Contactpersoon/leden interventieploeg
9. Opvang brandweer:
10. Rapportering:
Alle leerkrachten
11. Crisiscentrum:
Directie voorzitter Woordvoerder: Directie, contactpersoon, brandweercommandant, verantwoordelijke interventieploeg
Briefing brandweer en hulpdiensten type incident, plaats, risico lokalen,…
Iedere leerkracht brengt de aanwezigheidslijst bij de respectievelijke aangestelde persoon die het overmaakt aan het leerlingensecretariaat. Ontbrekende personen worden meegedeeld aan de brandweer door………………
12. Evaluatie:
Inrichten lokaal: Opvang ouders
15
VI. Checklist: evacuatie School 1. Informatie. Verdieping: Contactpersoon: 2. Tijdens de ontruiming. 2.1 Was het signaal overal hoorbaar in de voor u aangeduide sector? Indien neen, waar niet:
Ja
Nee
2.2 Waren er personen die de lift gebruikten (probeerden te gebruiken)? Indien ja, hoeveel + waar:
Ja
Nee
2.3 Waren de evacuatiewegen volledig vrij? Indien neen, wat waren de obstructies en waar:
Ja
Nee
2.4 Waren er personen die niet ontruimden? Indien ja, hoeveel en waarom: - geen kennis van het signaal: - signaal niet hoorbaar: - willen doorwerken (tijdgebrek): - andere:
Ja
Nee
2.5 Waren en minder-validen aanwezig? Indien ja, hoeveel en welke graad van mindervaliditeit: Hoe verliep de evacuatie van deze personen:
Ja
Nee
2.6 Waren er paniekerige personen? Indien ja, hoeveel en in welke mate:
Ja
Nee
2.7 Waren er branddeuren geblokkeerd in open stand? Indien ja, hoeveel en waar:
Ja
Nee
2.8 Werden de uitgangen door iedereen gemakkelijk gevonden (signalisatie voldoende)? Indien neen, waar niet:
Ja
Nee
2.9 Zijn er personen gevallen? Indien ja, hoeveel en waarom:
Ja
Nee
16
2.10 Waren alle ramen gesloten? Indien neen, hoeveel niet en waar:
Ja
Nee
2.11 Waren alle deuren gesloten? Indien neen, hoeveel niet en waar:
Ja
Nee
2.12 Werden alle lokalen in "veilige" toestand achtergelaten? (vb. uitschakelen van elektrische apparatuur,…) Indien neen, hoeveel niet, waar en hoe:
Ja
Nee
3. Na de ontruiming. 3.1 Waren er problemen op het traject hoofdgebouw – verzamelplaats? Indien ja, waar en welke: 3.2 Verzamelde iedereen op de voorziene plaats? Indien neen, waar dan wel:
Ja
Nee
3.3 Werd de telling uitgevoerd?
Ja
Nee
3.4 Welke problemen waren er bij de telling (vb. ontbrekende personen, plaatsgebrek,…): 3.5 Op welk signaal werd er teruggekeerd naar het hoofdgebouw? BIJKOMENDE OPMERKINGEN / SUGGESTIES:
Datum Handtekening
Datum: Handtekening
X Contactpersoon
17
VII. Evaluatie per klas:
KLAS
LEERKRACHT
BRANDEVALUATIE PER KLAS AANT. LLN ZOEK
LIJST
ONDERHOUDSPERSONEEL:
ADMININISTRATIEF PERSONEEL:
BEZOEKERS:
VIII. Opstellen van een interventieplan: Zie bijlage 10
18
ALARMPLAN D – BOMALARM I.
Ontvangst bommelding / alarmering: 1. Algemeen: Instructieblad voor de bedienaar van de telefooncentrale / bewaker van dienst is de rol bij bomalarm van uitzonderlijk belang. Het is van groot belang een maximum aan informatie uit dit contact te halen. 2. Werkwijze: Probeer de oproeper aan de praat te houden en de volgende inlichtingen te bekomen: -
Wat voor tuig is er verborgen? Waar bevindt het zich? Wanneer zal het ontploffen? Wie zijt gij? Waarom doet gij dit?
Na verbreking van het telefonisch gesprek, zal onmiddellijk overgegaan worden naar Alarmfase D. ∗ Verwittig directie Tel.: ∗ Verwittigen van het personeel Alarm: Evacuatie: ∗ Verwittigen van politie en brandweer Politie: Brandweer: 3. Feedback: Probeer na de verwittiging een antwoord te geven op volgende vragen over: • de oproeper: • stem van de oproeper (man, vrouw, kind) • taal – accent • uitspraak – spraakgebrek • snelheid (snel, traag, hortend, buiten adem, …)
19
• achtergrondgeluiden: • muziek – welke • typemachines • verkeer (trein, sirenes, …) • vliegtuiglawaai • gesprekken - kindergeluiden 3. Evacuatie van een gebouw bij bomalarm: ALGEMENE EVACUATIERICHTLIJNEN BIJ BOMALARM 1. Blijf kalm! 2. Alle persoonlijke materiaal wordt meegenomen. Laat niets liggen. 3. Schake alle apparaten, gas en drijfkracht uit. 4. Onderbreek alle telefoongesprekken, hou de buitenlijnen vrij. 5. Laat vensters open. 6. Laat het licht aan. 7. Verlaat het lokaal en laat de deur open. 8. Volg de normale weg naar de speelplaats. 9. Loop niet. 10. Neem nooit de lift. 11. Indien de weg versperd is, neem een andere vluchtweg (vb nooduitgang). 12. Ga naar de verzamelplaats (speelplaats) en keer nooit terug (leerlingenlijst meenemen). 13. Stel je leerlingen op en kijk of er geen afwezigen zijn door naamafroeping. 14. Deel je bevindingen mee aan de directeur of zijn afgevaardigde (…………………). 15. Geef de naam van je klas, het nummer van het ontruimde lokaal en het aantal aanwezige leerlingen (+ afwezigen + vermisten). 16. Na controle verzamelen met je klas op een veiliger plaats. 17. Blijf bij je leerlingen en wacht bevelen af van de brandweer of evacuatieleiding.
20
ALARMPLAN E – ERNSTIG INCIDENT OF ONGEVAL OP EEN SPEELTERREIN 1. Algemeen: De directie licht de aangewezen administratieve dienst onmiddellijk in over elk ernstig incident en elk ernstig ongeval dat een gebruiker of derde overkomt tijdens het gebruik van een speelterrein of speeltoestel (KB 28 maart 2001 betreffende uitbating van speelterreinen art. 10). 2. Wie verwittigen? a) Intern: Naam
Functie Algemeen directeur Directie TAC Beheerder Contactpersoon Personeelslid
Intern nr.
GMS-Privé
b) Extern: Ministerie van Economische Zaken Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Dienst Productieveiligheid (zie bijlage 9)
21
ALARMPLAN F – ONGEVAL TIJDENS HET LEERLINGENVERVOER OF OP REIS 1. Definitie leerlingenvervoer: Vervoer van leerlingen met eigen of ingehuurde autobussen voor: -
ophaaldiensten; alle ander intern vervoer (pedagogische uitstappen, vervoer naar zwembad, vervoer tussen scholen en schoolgebouwen, enz…).
2. Alarmering: De melding gebeurt door begeleiders en/of chauffeur: -
RUSTIG blijven en overleggen; afgesproken ALARMSIGNAAL geven via claxon, microfoon of afgesproken teken; PANIEK vermijden; 100 of 112 bellen en vermelden: plaats incident, probleemstelling, beschrijving autobus, aantal vervoerde personen.
3. Evacuatieplan: -
Zo snel mogelijk, naar gelang de beschikbaarheid, de bus verlaten via: - de instapdeur vooraan; - de nooddeur achteraan; - de instapdeur en de nooddeur.
- Indien beide deuren buiten gebruik zijn, via: - de noodluiken in het dak; - de zijramen en het achterraam, na gebruik noodhamers. - Opleiding: tijdens verkeerslessen begrepen in het leerplan. - Evacuatie-oefening: - minstens éénmaal per trimester; - na aanleren methode: leerlingen steeds laten uitstappen op de aangeleerde manier zodat het een automatisme wordt. - Methoden: a) Evacuatiemethode via instapdeur vooraan (zie tekening 1): - instapdeur te openen door chauffeur of begeleider; - kinderen die aan het gangpad zitten staan op en gaan één voor één volgens het systeem van de ritssluiting naar buiten zonder te roepen of te dringen; - ze worden gevolgd door de kinderen die op de achterbank zitten; - ondertussen nemen de kinderen die naast de ramen zitten hun plaats in naast het gangpad op de vrijgekomen zetels; - ze volgen de kinderen die op de achterbank zaten zo snel mogelijk volgens het systeem van de ritssluiting. Op bijgevoegde tekening 1 is de uitstapvolgorde per zetel aangeduid.
22
b) Evacuatiemethode via de instapdeur vooraan en de nooddeur achteraan (zie tekening 2): - de deuren openen door de begeleider en de leerling naast de nooddeur; - indien nodig zetel aan de nooddeur wegklappen; - combinatie van methoden a) en b) overeenkomstig tekening 2. c) Evacuatiemethode via nooddeur achteraan (zie tekening 3): - deur openen door begeleider of leerling; - indien nodig klapzetel aan de deur wegklappen; - identieke methode als onder a) volgen overeenkomstig tekening 3. 4. Verzamelplaats: De leerlingen moeten, onder begeleiding, buiten de risicozone (ver weg van de bus) verzamelen, zonder de rijweg over te steken. Op de autostrade zal dat altijd achter de beschermende vangrails zijn. 5. Evacuatietips: -
gangpad in het midden van de bus steeds volledig vrijhouden; boekentassen in de bagagerekken en/of onder de zetels bergen, in geen geval op de zetels of in het gangpad; alle leerlingen zitten steeds op dezelfde plaats (bij ophaaldiensten); leerlingen met een handicap zitten vooraan; bij brand: evacueren via één uitgang (indien mogelijk), omdat een tweede uitgang de vuurhaard aanwakkert door zuurstoftoevoer; keer nooit terug naar de bus.
6. Eerste interventie – bestrijding van het incident: In iedere autobus moeten voldoende blusapparaten aanwezig zijn: - voertuigen met MTM 2,5 à 5 ton: 1 x 2 kg; - voertuigen met MTM 5 à 7 ton: 2 x 2 kg; - voertuigen met MTM > 7 ton: 2 x 3 kg. (KB 15/3/1968, art. 70 en KB 1/12/1975 art. 81.2.). Begeleiders moeten zich in de eerste plaats bekommeren om de leerlingen. De chauffeur heeft als taak de eerste interventie uit te voeren. Een opleiding brandbestrijding en EHBO voor de chauffeur en de begeleiders is noodzakelijk. In iedere autobus moeten voldoende verbandkisten aanwezig zijn: - voertuigen met MTM < 5 ton: 1 verbandkist; - voertuigen met MTM > 5 ton: 2 verbandkisten. (KB 15/3/1968 art. 71 en ARAB: KB 16/4/1965 art. 178). 7. Opvang slachtoffers, hulpdiensten, overheid: Begeleiders moeten hulpdiensten opvangen en verschaffen hen informatie over omstandigheden, gevolgen van het incident en geven hen vooral het aantal gewonden en/of geëvacueerde personen door. 23
Daartoe is het noodzakelijk dat de begeleiders steeds de lijst van de vervoerde leerlingen in hun bezit hebben (tijdens de ophaaldienst lijst aanvullen per halte!). 8. Communicatie met het thuisfront: Het is de taak van de begeleiders om, vanaf de plaats van het incident, contact op te nemen met het thuisfront. Begeleiders beschikken daartoe over de nodige telefoonnummers (zie bijlage 1) om zo snel mogelijk de volgende personen in de hierna vermelde volgorde te verwittigen: 1) de directeur en indien niet aanwezig: 2) het schoolsecretariaat en indien niet aanwezig: 3) de TAC of de huismeester/beheerder en indien niet aanwezig: 4) de contactpersoon preventie of een personeelslid. Het incident alleen melden aan de betrokken persoon, dit om paniek te vermijden. Te verstrekken gegevens: juiste plaats incident, tijdstip, omstandigheden, (hoe, wat, …), gewonden of niet (aantal, wie), verloop reddingsacties (gewonden naar welke ziekenhuizen). Geef uitsluitend FEITEN door, geen veronderstellingen en gissingen. Geef uw GSM-nummer op of het nummer van een lokale telefoon. 9. Organisatie crisisteam en crisiscentrum in de school: De algemeen directeur beslist of er een crisisteam en een crisiscentrum wordt opgericht en verzorgt de coördinatie (zie bijlagen 2 en 3). Taken crisisteam: - toezicht houden op het verloop van de gebeurtenissen; - overleggen met crisisteamleden en officiële instanties; - informatie verzamelen van de autoriteiten op de plaats van het incident; - beslissingen nemen in verband met het verdere verloop van de noodtoestand; - verwittigen en begeleiden familieleden; - opvang ouders organiseren in de school; - organisatie logistieke steun: bvb. vervoer naar de plaats van het incident; - contacten met artsen en ziekenhuizen; - contacten met verzekeringsmaatschappijen; - contacten met de media; - na beëindigen crisis maatregelen treffen om een normaal verloop van de lessen te waarborgen. Taken coördinator: - coördineert het totale gebeuren; - informeert zich over het ongeval; - gaat na of alle externe hulpdiensten werden ingeschakeld en de betrokken overheden werden ingelicht; - duidt telefonist crisiscentrum aan; - laat alle acties noteren; - beslist of men ter plaatse gaat; - blijft in verbinding met alle betrokkenen: begeleiders; chauffeur, hulpdiensten ter plaatse, behandelende artsen en ziekenhuizen; - waakt over goede uitvoering taken crisisteam; - laat oorzaak ongeval onderzoeken; - geeft volledige medewerking aan de autoriteiten.
24
10. Behandeling en opvolging van traumatische ervaringen: Inschakelen van gespecialiseerde slachtofferhulp voor alle betrokkenen: slachtoffers, familieleden, leerkrachten, leerlingen, crisisteam, enz… Arbeidsgeneesheer, CLB en sociale dienst inschakelen. Bij erge ongevallen: gespecialiseerde hulp van externe dienst. Een éénmalig gesprek volstaat niet, de evolutie van het verwerkingsproces dient opgevolgd. 11. Ongevallen op reis: Tijdens vliegtuigreizen, treinreizen en bootreizen zal men zich schikken naar de voorzieningen ter plaatse. Men zal de instructies van de carrier en de hulpdiensten strikt opvolgen.
25