Hoofdstuk 14 Sociaal zekerheidsrecht Paragraaf 14.1 1.
Overzicht van de Nederlandse sociale zekerheid a. Op welke wijze is het Nederlandse sociaal zekerheidsstelsel in te delen? b. Noem de organisaties die met de uitvoering van het sociaal zekerheidsstelsel belast zijn en geef een omschrijving van hul algemene taken. c. Omschrijf van de volksverzekeringen: • het doel; • wie ervoor in aanmerking komen; • de soorten; • de uitvoeringsorganisaties. d. Omschrijf van de werknemersverzekeringen: • het doel; • wie ervoor in aanmerking komen; • de soorten; • de uitvoeringsorganisaties. e. Omschrijf van de werknemersverzekeringen: • het doel; • wie ervoor in aanmerking komen; • de soorten; • de uitvoeringsorganisaties.
Paragraaf 14.2 2.
Volksverzekeringen a. In hoeverre bent u verzekerd voor de volksverzekeringen als u uitsluitend in het buitenland werkt of woont?
3.
Algemene Ouderdomswet (AOW) a. Omschrijf het doel van deze wet. b. Noem ten minste vier rechten en plichten betreffende de AOW.
4.
Algemene Nabestaandenwet (Anw) a. Omschrijf het doel van deze wet. b. Onder welke voorwaarden heeft een nabestaande recht op een Anw-uitkering? c. Voor het in aanmerking komen van een Naw-uitkering speelt het hebben van een gemeenschappelijk huishouden een belangrijke rol. Wat verstaat de wet onder een gemeenschappelijk huishouden? d. Op welke wijze is de vergoeding van de Naw-uitkering geregeld?
5.
Algemene Kinderbijslagwet (AKW) a. Omschrijf het doel van deze wet. b. Noem ten minste vier rechten en plichten betreffende de AKW. c. Waarvan is de hoogte van de kinderbijslag afhankelijk?
6.
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) a. Omschrijf het doel van deze wet. b. Noem ten minste vier rechten en plichten betreffende de AWBZ.
Uitgeverij Streutker
14 Sociaal zekerheidsrecht
1
7.
Zorgstelsel a. Omschrijf het doel van het zorgstelsel. b. Omschrijf de onderdelen waaruit het zorgstelsel bestaat.
8.
Zorgverzekeringswet (ZVW) a. De Zorgverzekeringswet (ZVW) is een verplichte verzekering. Wie vallen er allemaal onder? b. De ZVW bestaat uit twee componenten. Omschrijf wat deze twee componenten inhouden. c. Wat houdt in het kader van de ZVW zorgtoeslag in en voor wie is deze bedoeld? d. Op welke manier is de inning van de premie geregeld? e. Omschrijf hoe de noclaimteruggaveregeling functioneert. f. Omschrijf wat er onder zorgplicht verstaan wordt. g. Bij de vergoeding van de ziektekosten hanteren de zorgverzekeraars drie modellen. Noem deze modellen en geef er een omschrijving van. h. Op welke manier is in de ZVW de werkgeverbijdrage inzake ziektekosten voor de werknemers geregeld?
Paragraaf 14.3 9.
Werknemersverzekeringen a. Omschrijf het doel van de werknemersverzekeringen en geef daarbij aan om welke verzekeringen het gaat.
10. Ziektewet (ZW) a. Omschrijf het doel van de Ziektewet. b. Welke verplichting heeft de werkgever volgens de Wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WVLZ)? c. Noem ten minste twee situaties wanneer recht heeft op een ziektewetuitkering. d. Noem een situatie waarin nawerking van de Ziektewet kan zijn. e. Onder welke voorwaarden heeft u geen recht op ziektewetuitkering? f. Omschrijf de procedure ziek-/betermelding g. Noem ten minste vier verplichtingen die u als werknemer het recht op een ziektewetuitkering verschaft. h. Welke sancties kunnen bij het niet nakomen van de verplichtingen volgens de Ziektewet worden opgelegd? i. Wanneer is de hersteldverklaring van toepassing? j. Noem ten minste vier omstandigheden waardoor het recht op ziekengelduitkering beëindigd wordt. k. Omschrijf op welke wijze de hoogte en de duur van de uitkering geregeld is. 11. Ziektewet (ZW) en Wet Verbetering Poortwachter a. Omschrijf het doel van de Wet Verbetering Poortwachter. b. Noem in hoofdlijnen de begeleiding van een langdurig zieke werknemer volgens de Wet Verbetering Poortwachter. c. Wat verstaat men onder ‘passend werk’? d. Noem de mogelijkheden hoe een werkgever met passend werk om kan gaan. 12. No-riskpolis a. Omschrijf het doel van de no-riskpolis.
Uitgeverij Streutker
14 Sociaal zekerheidsrecht
2
13. Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) a. Welke wetten kunnen bij inkomensverlies ten gevolge van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van toepassing zijn? Geef er een globale beschrijving van. b. Omdat er te veel werknemers van de WAO gebruik maakten (betaalbaar houden), heeft de overheid de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontworpen. Hoe denkt de overheid dit te bereiken? c. Omschrijf hoe het WIA-stelsel is opgebouwd. d. Hoe is de arbeidsongeschiktheidsregeling bij minder dan 35% loonverlies? 14. Recht (geen recht) op een WIA-uitkering a. Noem ten minste twee criteria om voor de WIA in aanmerking te komen. b. Hoe is de arbeidsongeschiktheidsregeling voor stagiaires en hoe voor zelfstandigen? c. Hoe verloopt de procedure voor een IVA-uitkering? d. Wanneer hebt u recht op een loongerelateerde uitkering? e. Wanneer hebt u recht op een vervolguitkering? 15. Verplichtingen bij een WIA-, WAO-, Wajong- of Waz-uitkering a. Welke verplichtingen gelden er bij een WIA-, WAO-, Wajong- of Waz-uitkering? b. Welke reïntegratieverplichtingen gelden er bij een WIA-, WAO-, Wajong- of Wazuitkering? 16. Werkloosheidswet (WW) a. Welke wetten en voorzieningen kunnen bij inkomensverlies ten gevolge van werkloosheid van toepassing zijn? Geef er een globale beschrijving van. b. Omschrijf het doel van de Werkloosheidswet. 17. Rechten en voorwaarden a. Omschrijf de voorwaarden voor het recht op WW-uitkering. b. Om recht te krijgen op een WW-uitkering moet u aan de wekeneis voldoen. Omschrijf de bepalingen van deze voorwaarde. c. Om recht te krijgen op een WW-uitkering moet u aan de jareneis voldoen. Omschrijf de bepalingen van deze voorwaarde. d. Geef ten minste drie redenen wanneer er geen recht op WW-uitkering bestaat. e. Wanneer is er sprake van ‘verwijtbaar werkloos’ en welke consequenties zijn hieraan verbonden? f. Welke plichten heeft u als u werkloos bent? g. Als u werkloos bent, moet u aangeboden ‘passende arbeid’ accepteren. Welke factoren zijn hierbij van belang? 18. Hoogte en duur WW a. Wanneer komt u volgens de WW in aanmerking voor de loongerelateerde WWuitkering en wat is de hoogte en duur van deze uitkering? b. Wanneer komt u volgens de WW in aanmerking voor de WW-vervolguitkering en wat is de hoogte en duur van deze uitkering? c. Wanneer komt u volgens de WW in aanmerking voor de kortdurende WW-uitkering en wat is de hoogte en duur van deze uitkering? d. Wat houdt binnen het kader van de WW dagloongarantie in? e. De duur van de loongerelateerde WW-uitkering is afhankelijk van het totale arbeidsverleden. Hoe wordt dit bepaald?
Uitgeverij Streutker
14 Sociaal zekerheidsrecht
3
19. Aanvraag WW-uitkering a. Omschrijf de procedure van de aanvraag voor de WW-uitkering. b. Op welke wijze is het recht op ziektewetuitkering geregeld tijdens uw werkloosheidsuitkering? Paragraaf 14.4 20. Sociale voorzieningen a. De overheid heeft verschillende regelingen en (individuele) voorzieningen getroffen voor mensen met een laag inkomen. Sommige zijn speciaal voor mensen met een uitkering, andere voor iedereen die een laag inkomen heeft. Noem ten minste vier soorten (individuele) voorzieningen en geef aan voor wie deze bestemd zijn. 21. Wet werk en bijstand (WWB) a. Omschrijf het doel van de Wet Werk en Bijstand (WWB), b. Welk verschil is er in hoogte van de uitkering tussen de bijstand en onder andere de Werkloosheidswet? 22. Recht (geen recht) op bijstand a. Noem de voorwaarden van het recht op bijstand. b. Noem ten minste twee onderdelen van de zogenaamde eigen vermogenstoets. c. Voor bijstand kijkt men ook naar de zogenaamde voorliggende voorzieningen. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt. d. Noem ten minste drie situaties waarin u geen recht op bijstand heeft. 23. Hoogte bijstandsuitkering a. Op welke wijze wordt de hoogte van de bijstandsuitkering bepaald? 24. Verplichtingen bij bijstand, IOAW en IOAZ a. Noem ten minste twee verplichtingen die uit het krijgen van bijstand voortvloeien en geef er een beknopte omschrijving van. b. Bij het niet nakomen kan de gemeente sancties opleggen. Waaruit bestaan deze sancties? 25. Aanvraag bijstand, IOAW en IOAZ a. Omschrijf de procedure van de aanvraag op bijstand, IOAW en IOAZ. b. Welke regelingen gelden er voor de bijzondere bijstand? c. De bijstandsregelingen voor zelfstandigen zijn geregeld in het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). • Voor welke zelfstandigen zijn regels in de Bbz opgenomen? • Wanneer bent u zelfstandige in het kader van de Bbz? • Omschrijf de regeling bij bedrijfsbeëindiging. • Omschrijf hoe de aanvraag voor de Bbz geregeld is. 26. Toeslagenwet (TW) a. Omschrijf het doel van de Toeslagenwet (TW). b. Omschrijf de procedure van de aanvraag voor de TW. 27. Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) a. Omschrijf het doel van de pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) b. Omschrijf ten minste drie rechten en plichten volgens de PSW.
Uitgeverij Streutker
14 Sociaal zekerheidsrecht
4
c. d.
Omschrijf het verschil tussen VUT (vervroegde uittreding) en het huidige prepensioen. Welke regels gelden er ten aanzien van het prepensioen?
28. Levensloop- en spaarloonregeling a. Wat houdt de levensloopregeling in? b. Noem ten minste vijf hoofdpunten van de levensloopregeling. c. Wat houdt de spaarloonregeling in? d. Welke voorwaarden zijn aan de spaarloonregeling gesteld? e. Er zijn een aantal kenmerken die de keuze voor de levensloop- of spaarloonregeling kunnen vergemakkelijken. Noem deze kenmerken. Paragraaf 14.5 29. Beroepsprocedures a. In geval van beroepsprocedures kennen juridisch gezien een bepaalde rangorde. Noem deze rangorde en geef er een beknopte toelichting bij. b. Welke regels gelden er bij klachten in verband met uitkering of verstrekking? c. Welke rol speelt de Nationale Ombudsman bij de klachtenprocedure wanneer deze niet naar uw tevredenheid is afgewikkeld? d. Voor welke klachten kunt terecht bij de Nationale Ombudsman en voor welke klachten bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen? e. Wanneer zult u bij de betreffende instantie een bezwaarschrift indienen en aan welke voorwaarden moet u hierbij voldoen? f. Wanneer een bezwaarschrift door een verzekeringsinstantie is afgewezen, bij welke instantie kunt u dan in beroep gaan en aan welke voorwaarden moet u hierbij voldoen? g. Wanneer de uitspraak van de rechter negatief voor u uitvalt, dan hebt u de mogelijkheid om verder te procederen. Hoe doet u dat? h. Als u het niet eens bent met de beslissing van de uitkeringsinstantie met betrekking een korting op of een algehele weigering van de uitkering, dan kunt u de rechter om een voorlopige voorziening verzoeken. Beschrijf de procedure die hierop van toepassing is. i. Een uitkeringsinstantie heeft het recht van terugvordering. Welke regels gelden hiervoor?
Uitgeverij Streutker
14 Sociaal zekerheidsrecht
5