Hoofdstuk 14: Lipiden
14a: Lipiden stofwisseling in diabetes
Auteurs
Elles Jetten Martha Olthuis
Groningen, 20 februari 2015
Lipiden stofwisseling in diabetes
Inhoudsopgave
Samenvatting
p. 2
Inleiding
p. 3
Diabetes Mellitus
p. 4
Lipiden stofwisseling
p. 5
Beeld en Mechanisme
p. 6
Behandeling
p. 7
Conclusie
p. 8
Referenties
p. 9
1
Lipiden stofwisseling in diabetes
Samenvatting De vragen die in dit hoofdstuk beantwoord zullen worden zijn: hoe verschilt de lipiden stofwisseling bij patiënten met diabetes type 1 en patiënten met diabetes type 2? Zijn er ook al mogelijke behandelingen die aangrijpen op het punt van de lipiden stofwisseling? Bij diabetes type 1 en type 2 komt dyslipidemie voor. Dyslipidemie is het voorkomen van een hoge concentratie triglyceriden in de fasting state en een te lage concentratie high density lipoproteïnen (HDL) in het plasma. Er zijn verschillende soorten lipoproteïnen in het plasma te vinden: chylomicronen, very low density lipoproteïnen (VLDL), low density lipoproteïnen (LDL), en high density lipoproteïnen (HDL). Hoge LDL-concentraties zijn geassocieerd met atherosclerose. In diabetes mellitus komen net als in het metabole syndroom hoge concentraties van triglyceriden en lage concentraties van HDL in het plasma voor. In diabetes type 1 is dit ook het geval maar in mindere mate. Het mechanisme achter diabetische dyslipidemie wordt nog niet volledig begrepen. Het heeft wel te maken met defecten in insuline afgifte en hyperglycemie. Insuline kan de vethuishouding op vier manieren beïnvloeden: stimulatie van opslag van triglyceriden in de vetcellen, stimulatie van de synthese van VLDL-triglyceriden in de lever, stimulatie van lipoproteïne lipase en stimulatie van hepatisch 3-hydroxy-methylglutaryl-CoA. Er zijn eventuele behandelingen die toegepast kunnen worden op de dyslipidemie in diabetes. Een van de behandelingen is lifestyle interventie. De patiënten kunnen op een dieet gaan, meer beweging krijgen of stoppen met roken. Op farmacologische gebied wordt ook onderzoek gedaan naar behandelingen en als mogelijke oplossingen worden statins therapie of op glucagon-like peptide-1 (GLP-1) gebaseerde therapieën naar voren gebracht.
2
Lipiden stofwisseling in diabetes
Inleiding Diabetes mellitus heeft grote impact op het leven van patiënten die eraan lijden. Het lukt het lichaam zelf niet om de glucosewaardes op peil te houden, wat veroorzaakt wordt door de afwezigheid van insuline of door insulineresistentie. Schommelingen in de bloedsuikerwaardes zijn niet goed voor het lichaam. Als het een keer gebeurt is nog niet zo’n ramp, maar als het regelmatig optreedt, heeft het vele gevolgen voor de patiënt. Diabetes kan nog niet genezen worden en ondanks dat patiënten een redelijk normaal leven kunnen leiden, hebben de latere gevolgen toch invloed op de levensverwachting en op de medische kosten. (Gale EAM, Anderson JV, 2012) Zo ook heeft de aandoening impact op de lipidenstofwisseling. Een belangrijk gevolg van diabetes is hyperlipidemie, veroorzaakt door een verhoogde afbraak van vetten, en hierbij is er sprake van verhoogde vetgehaltes in de bloedbaan. (Gale EAM, Anderson JV, 2012) Diabetes mellitus is op te delen in type 1 en type 2. Type 1 is een auto-immuunziekte en type 2 is het gevolg van een slechte levensstijl. Tegenwoordig bewegen mensen steeds minder en eten te veel. Een steeds groter wordend deel van de bevolking is te zwaar. Door het teveel en ongezond eten, raakt het systeem dat de afgifte van insuline regelt, ontregeld. Gevolg kan insulineresistentie zijn, wat zorgt voor diabetes type 2. (Seino Y et al, 2010) Diabetes kan nog niet genezen worden en er wordt veel onderzoek naar de lipidenhuishouding bij diabetes type 1 en type 2 gedaan en ook naar behandelingsmogelijkheden die aangrijpen op dit punt. Een eventuele behandeling die toegepast kan worden op de dyslipidemie, waaronder hyperlipidemie, in diabetes is lifestyle interventie. De patiënten kunnen op een dieet gaan, meer beweging krijgen of stoppen met roken. Bij farmacologische behandelingen wordt gedacht aan statins therapie of op glucagon-like peptide-1 (GLP-1) gebaseerde therapieën. (Heart Protection Study Collaborative Group, 2003) Het onderwerp van dit boekhoofdstuk is de lipiden stofwisseling bij de twee varianten van diabetes mellitus. Naast het feit dat de pathogenese van beide types diabetes totaal verschillend zijn, is er ook verschil in de lipiden stofwisseling. Er zal besproken worden hoe de lipiden stofwisseling verschilt tussen de beide ziektebeelden en er zal ook gekeken worden naar wat mogelijke behandelingen zijn bij diabetes die op het niveau van de lipiden stofwisseling aangrijpen.
3
Lipiden stofwisseling in diabetes
Diabetes Mellitus Wereldwijd worden er veel mensen gediagnosticeerd met diabetes mellitus. Naar schatting hebben 366 miljoen mensen diabetes mellitus en er wordt verwacht dat dit aantal in 2030 opgelopen zal zijn tot 552 miljoen mensen. (Alberti KGMM et al, 2006) Diabetes mellitus is niet één ziekte, maar het omvat een groep ziektes die gerelateerd zijn met verschillende metabole aandoeningen. (Maitra A, 2010) De belangrijkste is chronische hyperglycemie wat veroorzaakt wordt door onvoldoende reactie op insuline. Bij diabetes kan het lichaam zelf de glucosegehaltes in het bloed niet op de goede constante waarde houden, waardoor deze te laag of te hoog kunnen zijn wat weer gevolgen heeft voor de patiënt. Zowel genetische als omgevingsfactoren hebben invloed op de pathogenese van diabetes mellitus. (Seino Y et al, 2010) Bij diabetes zijn er twee varianten te onderscheiden: diabetes type 1 en diabetes type 2. Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte en er is sprake van afbraak van de pancreatische bètacellen. Vaak begint dit type al op jonge leeftijd en deze variant wordt ook wel insuline-afhankelijke diabetes genoemd, omdat het lichaam zelf geen insuline meer kan aanmaken vanwege de afbraak van de insuline producerende pancreatische bètacellen. (Seino Y et al, 2010) De tweede variant wordt diabetes type 2 genoemd. Deze kan onder andere veroorzaakt worden door een ongezonde levensstijl, zoals teveel eten en te weinig lichaamsbeweging en deze vorm van diabetes mellitus is insuline-onafhankelijk. Er komen steeds meer mensen voor met obesitas doordat er tegenwoordig eten in overvloed aanwezig is en mensen steeds minder gaan bewegen. Ook bij kinderen komt steeds meer obesitas voor. Gevolg van deze ongezonde levensstijl is dat de secretie van insuline omhoog gaat. Er is dus constant een grote hoeveelheid insuline aanwezig voor de receptoren. Door deze constante verhoging zullen de receptoren steeds minder gevoelig worden voor de insuline. Er is dan sprake van insulineresistentie, met problemen als gevolg. (Seino Y et al, 2010) De symptomen bij diabetes type twee zijn meestal niet zo duidelijk en zo kan het gebeuren dat mensen jaren lang rondlopen zonder dat ze weten dat ze diabetes hebben. Bij diabetes kan er een hypo of een hyper optreden. Bij een hypo, ofwel hypoglycemie, daalt de bloedsuikerspiegel tot onder de 4 mmol/L. Wanneer dit gebeurt kan een patiënt onder andere beginnen te zweten, te trillen of wordt hongerig. (Maitra A, 2010) Noodzaak is dus dat de bloedsuikerspiegel weer omhoog gaat, wat bereikt kan worden door iets zoets te nuttigen. Een hypo kan zo ernstig zijn dat de patiënt buiten bewustzijn raakt. In dit geval zal glucose of glucagon ingespoten moeten worden om de glucosespiegels in het bloed weer op peil te krijgen. Glucagon is een functionele antagonist van insuline en zorgt ervoor dat de bloedsuikerspiegel omhoog gaat. Bij een hyper, ofwel hyperglycemie, is de glucosespiegel juist te hoog. Er is sprake van een hyper wanneer het glucosegehalte boven de 10 mmol/L uitkomt. Een aantal symptomen die kunnen optreden zijn vermoeidheid en overmatig drinken en plassen. (Maitra A, 2010) Het lichaam wil suiker kwijt en reageert daarom op deze manier. Wanneer dit gebeurt is het van belang dat de patiënt veel blijft drinken, maar dit mag absoluut niet zoet zijn natuurlijk. Kordaat optreden gevallen van hyperglycemie en hypoglycemie is van groot belang om blijvende schade bij de patiënt te voorkomen en / of te beperken.
4
Lipiden stofwisseling in diabetes
Lipiden stofwisseling Met behulp van koolhydraten en vetzuren kan het lichaam zelf vetten aanmaken en proces wordt gedaan door de lever. Naast de eigen productie worden de essentiële vetten die het lichaam niet zelf kan maken uit de voeding gehaald. Twee vetten die van groot belang zijn in vele processen in het lichaam zijn triglyceriden en cholesterol. Triglyceriden zijn de meest voorkomende natuurlijke lipiden en het zijn een goede manier om energie op te slaan. Ze bestaan uit een ester van glycerol met drie vetzuurmoleculen. Cholesterol is onmisbaar omdat het onder andere een belangrijk bestandsdeel van het celmembraan is. Eenmaal aangemaakt of opgenomen, moeten de vetten getransporteerd worden om bij de weefsels te komen waar ze nodig zijn. Vanwege hun structuur kunnen vetten niet oplossen in bloed, maar om toch door de bloedbaan te kunnen circuleren worden ze ingepakt met zogenoemde apolipoproteïnen. Apolipoproteïnen zijn eiwitten en deze gaan om het lipide heen zitten, waardoor er een soort pakketje ontstaat met een hydrofobe binnenkant waar het lipide zich bevindt en een hydrofiele buitenkant. Deze combinatie van het lipide in het centrum van omringende apoliproteïnen wordt een lipoproteïne genoemd en kan wel oplossen in het bloed. Lipoproteïnen verzorgen dus het transport van de vetten van de darm en de lever naar de rest van het lichaam. Op grond van dichtheid zijn er de volgende lipoproteïnen te onderscheiden(hier van lage dichtheid naar hoge dichtheid gerangschikt): chylomicronen, VLDL (very low density lipoproteins), LDL (low density lipoproteins), HDL (high density lipoproteins). (Saudek CD, Eder HA, 1979)
Figuur 1. (Vergès B. 2009) De exogene vetten uit de voeding worden getransporteerd door chylomicronen, welke gemaakt worden door de enterocyten in de darmen. Deze chylomicronen brengen de vetten vervolgens naar de spieren en de adipocyten. (Gotto AM, 1990) De endogene triglyceriden en de cholesterol, geproduceerd en gesecreteerd door de lever, daarentegen worden getransporteerd naar de perifere weefsels door VLDL. Wanneer de chylomicronen en de VLDL de triglyceriden en de cholesterol op hun plek hebben gebracht, kan het enzym lipoproteïne lipase (LPL) de chylomicronen en de VLDL hydroliseren. De chylomicronen reageren met LPL in de wand van de capillairen in de spieren en adipocyten. Hierdoor komen vrije vetzuren vrij en deze kunnen nu worden opgenomen. Het overblijfsel van het chylomicron wordt ook wel remnant genoemd en deze wordt afgebroken door de lever. (Jaiswel M, 2013) De VLDL-deeltjes reageren met het lipoproteïne lipase in de wand van de vaten. Hierdoor komen er vrije vetzuren vrij en blijft er een VLDL remnant over. Echter, doordat de triglyceriden er nu uit zijn, is de dichtheid van het achtergebleven deeltje omhoog gegaan en
5
Lipiden stofwisseling in diabetes
wordt het nu een IDL genoemd, intermediate-density lipoprotein. Uiteindelijk wordt dit IDL via een aantal stappen nog weer verder omgezet tot LDL met behulp van onder andere het plasma-proteïne CETP,cholesteryl ester transfer protein, doordat de triglyceriden, de apolipoproteïnen en de fosfolipiden ervan worden verwijderd. Dit LDL transporteert vervolgens cholesterol naar de weefsels waar het nodig is en wordt zelf ook opgenomen in de cel na binding aan de LDL-receptor. HDL wordt door de lever gesynthetiseerd en het heeft als functie het overtollige cholesterol uit het celmembraan van de perifere weefsels te verwijderen. Het cholesterol wordt door het HDL als cholesteryl ester opgenomen en wordt vervolgens getransporteerd naar de lever, waar het uit het lichaam wordt verwijderd. (Jaiswel M, 2013)
Beeld en mechanisme Het hebben van diabetes mellitus is onder andere geassocieerd met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Dit heeft voornamelijk te maken met dyslipidemie, een verstoord evenwicht in de concentraties veteiwitten in het bloedplasma. In diabetes type 1 is hyperglycemie gecorreleerd aan het hebben van dyslipidemie. Bij patiënten waarbij de diabetes niet goed onder controle wordt gehouden, komt het hebben van verstoorde lipiden concentraties in het bloed vaker voor. (Dobrovolskienè R et al, 2013) Hierbij komt dat het hebben van cardiovasculaire implicaties op jonge leeftijd veel hoger is bij diabetes type 1 patiënten, dan gemiddeld is op die leeftijd. Bij patiënten met type 1 diabetes zijn de concentraties LDL cholesterol verhoogd en ook de apolipoproteïne A en B concentraties zijn hoger mede door slechte controle over de hypo’s. (Erciyas F, 2004) Hiernaast hebben patiënten met type 1 diabetes die hun glucose concentraties niet goed onder controle houden met medicatie meer geoxideerde LDL in hun bloed. (Castro de SH et al, 2005) Deze geoxideerde deeltjes zijn een belangrijk onderdeel in het atherosclerose proces. Dyslipidemie komt vaker voor in type 2 diabetes, want naast hyperglycemie is er in diabetes type 2 ook sprake van insulineresistentie. In diabetes mellitus type 2 hebben patiënten een verhoogde concentratie van de vrije vetzuren en de VLDL in hun bloed. De grootte van de VLDL is in dit geval ook toegenomen, door vermindering van kleine VLDLsubdeeltjes en hogere concentraties grote VLDL-subdeeltjes, in vergelijking met een groep zonder diabetes. Daarnaast zijn de concentraties IDL en kleine en intermediaire LDLsubdeeltjes verhoogd. Tot slot zijn de concentraties HDL afgenomen in vergelijking met de groep zonder diabetes. (Goff DC et al, 2004) Zowel in het geval van type 1 als type 2 diabetes zijn er dus verhoogde concentraties van triglyceriden aanwezig in het bloed. Dit heeft te maken met de invloed van insuline op het enzym lipoproteïne lipase. Insuline verhoogt de activiteit en synthese van dit lipoproteïne lipase. (Fried SK et al, 1993) Lipoproteïne lipase promoot de opslag van triglyceriden in het vetweefsel en het zorgt voor minder vrije vetzuren in het bloed. In zowel type 1 als type 2 diabetes heeft insuline een verminderde functie, hierdoor hebben patiënten met diabetes te hoge concentraties triglyceriden in hun bloed. Een ander mechanisme waarmee insuline invloed kan uitoefenen op lipiden metabolisme is het verlagen van de VLDL concentraties. Circulerende vrije vetzuren concentraties verminderen doordat insuline de opslag van triglyceriden promoot. Doordat er minder vrije vetzuren in omloop zijn, wordt er minder VLDL aangemaakt in de lever. Daarnaast kan insuline ook direct op de lever de synthese van VLDL inhiberen. Apolipoproteïne B, welke geproduceerd wordt in de lever, is een onderdeel van VLDL en LDL. Er is aangetoond dat insuline de afbraak van het apolipoproteïne B stimuleert en daarmee de secretie ervan remt. Dit mechanisme verklaart voor een deel de dyslipidemie bij diabetes mellitus type 1 en type 2, omdat in beide gevallen insuline geen invloed meer kan uitoefenen. (Yecies JL et al, 2011; Dominic S, 2013)
6
Lipiden stofwisseling in diabetes
Behandeling Mensen met dyslipidemie bij hun diabetes kunnen hiervoor behandeld worden om de risico’s op cardiovasculaire complicaties te verminderen. Eén van de voor de hand liggende opties is het aanpassen van de lifestyle van de patiënten met diabetes. Andere factoren die de concentraties lipoproteïnen uit balans brengen worden op deze manier aangepakt om verdere complicaties te vermijden en de risico’s op hart- en vaatziekten te verminderen. Patiënten kunnen op een dieet worden gezet en ze worden aangeraden om meer te gaan bewegen en sporten, oftewel ze moeten een gezonde leefstijl gaan volgen. Door de combinatie van gezond eten en drinken en meer lichaamsbeweging zullen ze gaan afvallen en als logisch gevolg hiervan zal hun buikvet verminderen. Buikvet is een belangrijke indicator van cardiovasculaire risico’s. (Bennasar-Veny M et al, 2013) Vermindering van buikvet is dus erg positief voor hun gezondheid. Daarnaast helpt beweging ook tegen oxidatieve stress ten gevolge van oxidatie van lipoproteïnen door hyperglycemie. Beweging kan namelijk endogene anti-oxidatieve stoffen activeren. Verder zorgt beweging voor hogere insuline gevoeligheid omdat het als gevolg heeft dat de binding van insuline aan een insuline receptor wordt versterkt. (Tucker PS et al, 2008) Een andere lifestyle aanpassing is het stoppen met roken. Roken heeft vele negatieve gevolgen voor de gezondheid en zo ook is roken gecorreleerd met verhoogde LDL en triglyceriden concentraties, en met verlaagde HDL concentraties. (Craig WY, Palomaki GE, Haddow JE, 1989) Naast aanpassingen in de lifestyle van de patiënten kunnen er op farmacologisch gebied ook behandelingen worden aangedragen. Een belangrijke en veelvoorkomende behandelingsmethode is het onder controle houden van glucose concentraties, wat zeer van belang is omdat schommelingen in de bloedsuikerspiegel erg ongewenst zijn. In diabetes type 1 gebeurt dit veelal door zelf insuline in te spuiten of door middel van een insulinepompje het in te brengen en dit gebeurt dan in verspreide doses. Zoals al eerder is genoemd kan hyperglycemie leiden tot oxidatieve stress met als gevolg verhoogde risico’s op hart- en vaatziekten. Daarbij komt dat verstoorde lipoproteïne concentraties vaker voorkomen bij patiënten met weinig controle over glucose concentraties. (Dobrovolskienè R et al, 2013) Een manier om de glucose concentraties binnen de perken te houden en om de triglyceride en de LDL concentraties te verlagen en de HDL concentraties te verhogen is therapie met thiazinediones. (Lebovitz HE et al, 2001; Ghazzi MN et al, 1997) Thiazinediones zijn dus een vorm van medicatie en zij kunnen zorgen voor een verhoging van de insulinegevoeligheid. (Frohlich J et al, 2002) Behandeling met statins kan de kans op hartklachten bij patiënten met diabetes mellitus erg verkleinen. Tijdens een onderzoek waarbij diabetes patiënten simvastatin toegediend kregen, waren er in die groep een kwart minder risico’s op beroertes en het dichtslibben van grote aderen. Deze cholesterol verlagende medicijnen dragen bij aan het herstel van zowel de HDL concentraties als de LDL concentraties in het bloed. (Heart protection study collaborative group, 2003) Naast monotherapie kan ook gedacht worden aan combinatietherapie van statins wat meer effect kan hebben. (Farnier M, 2015) Metformin wordt vaak als eerste voorgeschreven bij dyslipidemie in diabetes. Het medicijn zorgt voor een verlaging van de synthese van glucose in de lever en het zorgt ervoor dat de opname van glucose uit het darmstelsel wordt gestopt. Daarnaast zou metformin ook een positief effect hebben op de insuline gevoeligheid en het heeft ook als gevolg dat de eetlust wordt verminderd. (Tran L et al, 2015) Glucagon-like peptide-1 receptor agonisten (GLP-1 RA’s) blijken ook een goede behandeling in combinatie met andere medicatie wanneer die hun werking niet goed genoeg doen.
7
Lipiden stofwisseling in diabetes
GLP-1 is een hormoon dat in het bloed komt na het nuttigen van een maaltijd en het wordt afgegeven door de dunne darm. Het stimuleert de secretie van insuline, inhibeert de secretie van glucagon en het is dus een hormoon die een belangrijke rol speelt bij het op peil houden van de glucose concentraties in het bloed. In personen met diabetes type 2 is de secretie van het glucagon-like peptide-1 verminderd of de gevoeligheid voor het hormoon is afgenomen, met als gevolg te weinig insuline afgifte en teveel glucagon afgifte. (Nauck M et al, 1986)
Conclusie Diabetes mellitus is een ernstige ziekte met onder andere complicaties met de lipiden stofwisseling. Over het algemeen bestaat deze dyslipidemie uit verhoogde concentraties van LDL, VLDL en triglyceriden en een verlaagde concentratie van HDL. Dyslipidemie komt vaker en in meerdere mate voor in type 2 diabetes patiënten dan in patiënten met diabetes type 1. Dit verschil is te wijten aan de verschillen in de pathogenese van diabetes type 1 en type 2. Diabetes type 2 gaat namelijk vaker gepaard met obesitas en insulineresistentie, wat meestal veroorzaakt wordt door een ongezonde levensstijl. Terwijl diabetes type 1 juist een auto-immuun ziekte is waar de insuline producerende bètacellen van de pancreas door het eigen afweersysteem worden aangevallen. Insuline heeft veel invloed op het lipiden metabolisme en wanneer insuline dus niet meer goed kan functioneren, ontstaat er een ingewikkelde kettingreactie aan gevolgen. Triglyceriden worden minder opgeslagen wat zorgt voor hogere concentraties vrije vetzuren die circuleren in de bloedbaan. Deze vrije vetzuren stimuleren de aanmaak van VLDL. Daarnaast is er minder remming van synthese van VLDL door insuline. Er zijn verschillende succesvolle behandelingen die toegepast kunnen worden om de dyslipidemie en risico’s op cardiovasculaire aandoeningen bij diabetes kunnen verminderen. Aanpassingen in de lifestyle van de patiënten zelf zoals het volgen van een dieet, meer gaan bewegen en/of stoppen met roken zijn onder andere effectieve methodes bij voornamelijke diabetes type 2, maar ook bij diabetes type 1 is een gezonde levensstijl van belang. Als er naar farmacologische oplossingen voor de ziekte wordt gezocht, dan kan er gedacht worden aan medicijnen als metformin, statins, thiazinediones en glucagon-like peptide-1 receptor agonisten. Deze medicijnen blijken positieve effecten te hebben op de lipiden en lipoproteïnen concentraties in het bloed. Nog niet alles met betrekking tot de lipiden stofwisseling bij diabetes mellitus wordt volledig begrepen en er wordt veel onderzoek naar gedaan. Doel is natuurlijk de genezing van deze ziekten. Zolang er nog geen oplossing is om de ziekte te genezen, zal er doorontwikkeld blijven worden in de behandelingsmogelijkheden en wordt er geprobeerd om de patiënten een zo normaal mogelijk leven te laten lijden. Behandelingen die aangrijpen op de lipiden stofwisseling lijken dus goede vooruitzichten te hebben als er gekeken wordt naar de resultaten die tot nu toe gevonden zijn.
8
Lipiden stofwisseling in diabetes
Referenties Alberti KGMM, Zimmet P, Shaw J. 2006. Metabolic syndrome—a new world-wide definition. A Consensus Statement from the International Diabetes Federation. Diabetic Medicine, 23:469–480. Bennasar-Veny M, Lopez-Gonzalez AA, Tauler P, Cespedes ML, Vicente-Herrero T, Yañez A, Tomas-Salva M, Aguilo A. 2013. Body apiposity index and cardiovascular health risk factors in Caucasians: a comparison with the body mass index and others. PLoS One. 8: e63999. Castro de SH, Castro-Faria-Neto HC, Gomes MB. 2005. Association of postprandial hyperglycemia with in vitro LDL oxidation in non-smoking patients with type 1 diabetes--a cross-sectional study. The review of diabetic studies: RDS. 2:157-64. Craig WY, Palomaki GE, Haddow JE. 1989. Cigarette smoking and serum lipid and lipoproteïn concentrations: an analysis of published data. British medical journal. 298: 784788. Dobrovolskienè R, Mockevičienė G, Urbonaitė B, Jurgevičienė N, Preikša RT, Ostrauskas R. 2013. The risk of early cardiovascular disease in Lithuanian diabetic children and adolescents: a type 1 diabetes register database based study. Diabetes research and clinical practice. 100:119-125. Dominic S. 2013. Diabetic Dyslipidemia: From Evolving Pathophysiological Insight to Emerging Therapeutic Targets. Canadian Journal of Diabetes. 37: 319-326. Erciyas F, Taneli F, Arslan B, Uslu Y. 2004. Glycemic control, oxidative stress, and lipid profile in children with type 1 diabetes. Elsevier. 35:134-140. Farnier M. 2015. Ezetimibe/statin combination therapy to treat patients with type 2 diabetes. Atherosclerosis supplements. 17:2-8. Fried SK, Russel CD, Grauso NL, Brolin RE. 1993. Lipoprotein lipase regulation by insulin and glucocorticoid in subcutaneous and omental adipose tissues of obese women and men. Journal of clinical investigation. 92:2191-2198. Frohlich J, Bondy GP. 2002. Diagnosis and treatment of dyslipidemia in patients with diabetes mellitus. BC Medical Journal. 44:196-202. Gale EAM, Anderson JV. 2012. Diabetes mellitus and other disorders of metabolism. 1001-1039. Kumar&Clark’s Clinical Medicine. Eds: Kumar P, Clark M. Elsevier Saunders. Ghazzi MN, Perez JE, Antonucci TK, Driscoll JH, Huang SM, Faja BW, Whitcomb RW. 1997. Cardiac and glycemic benefits of troglitazone treatment in NIDDM. The Troglitazone Study Group. Diabetes. 46:433-439. Ginsberg HN. 1996. Diabetic dyslipidemia: basic mechanisms underlying the common hypertriglyceridemia and low HDL cholesterol levels. Diabetes. 45:S27–S30.
9
Lipiden stofwisseling in diabetes
Goff DG, Agostino RB, Haffner SM, Otvos JD. 2004. Insulin resistance and adiposity influence lipoprotein size and subclass concentrations. Results from the Insulin Resistance Atherosclerosis Study. Elsevier. 54:264-270. Goldberg IJ. 2000. Diabetic Dyslipidemia: Causes and Consequences. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism. 86. Gotto AM. 1990. Interrelationship of tryglycerides with lipoproteins and high-density lipoproteins. The American Journal of Cardiology. 66:A20–A23. Heart Protection Study Collaborative Group. 2003. MRC/BHF Heart protection study of cholesterol-lowering with simvastatin in 5963 people with diabetes: a randomized placebocontrolled trial. Elsevier. 361:2005-2016. Jaiswel M, Schinske A. 2013. Lipids and lipid management in diabetes. Elsevier. 28: 325-338. Lebovitz HE, Dole JF, Patwardan R, Rappaport EB, Freed MI. 2001. Rosiglitazone monotherapy is effective in patients with type 2 diabetes. The journal of endocrinilogy and metabolism. 86:280-288. Maitra A. 2010. The Endocrine System. 1130-1146. Pathologic Basis of Disease. Eds: Robbins S, Cotran R. Elsevier Saunders. Nauck M, Stöckmann F, Ebert R, Creutzfeldt W. 1986. Reduced incretin effect in type 2 (non-insulin-dependent) diabetes. Diabetologia. 29:46-52. Patel VJ, Joharapurkar AA, Shah GB, Jain MR. 2014. Effect of GLP-1 based therapies on diabetic dyslipidemia. Current diabetes reviews. 10:238-250. Saudek CD, Eder HA. 1979. Lipid Metabolism in Diabetes Mellitus. The American Journal of Medicine. 66:843-852. Seino Y, Nanjo K, Tajima N, Kadowaki T, Kashiwagi A, Araki E, Ito C, Inagaki N, Iwamoto Y, Kasuga M, Hanafusa T, Haneda M, Ueki K. 2010. Report of the Committee on the Classification and Diagnostic Criteria of Diabetes Mellitus. Journal of Diabetes Investigation. 1:212–228. Tran L, Zielinski A, Roach AH, Jende JA, Householder AM, Cole EE, Atway SA, Amornyard M, Accursi ML, Shieh SW, Thompson EE. 2015 the Annals of Pharmacotherapy 09-02-2015 beschikbaar op: http://aop.sagepub.com/content/early/2015/02/02/1060028014558289.full.pdf+html Tucker PS, Fisher-Wellman K, Bloomer RJ. 2008. Can exercise minimize postprandial oxidative stress in patients with type 2 diabetes? Current diabetes reviews. 4:309-319. Vergès B. 2009 Lipid disorders in type 1 diabetes. Diabetes & Metabolism. 35:353-360. Yecies JL, Zhang HH, Menon S, Liu S, Yecies D, Lipovsky AI, Gorgun C, Kwiakowski DJ, Hotamisligil GS, Lee C, Manning BD. 2011. Akt Stimulates Hepatic SREBP1c and Lipogenesis through Parallel mTORC1-Dependent and Independent Pathways. Cell metabolism. 14:21-32.
10