Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam Opleiding: Croho: Variant:
Communication and Multimedia Design (CMD), hbo-bachelor 34092 voltijd
Visitatiedatum: 23 januari 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2007
Inhoud
2/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Inhoud
2
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 10 10 12 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 19 29 32 33 36
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitzorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
39 40 45 48 49
3/49
4/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
5/49
6/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Communication and Multimedia Design 1 (croho 34092) van de Hogeschool van Amsterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in december 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op dinsdag 23 januari 2007. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw drs. E. Dunning (domeinpanellid, dagvoorzitter); De heer dr. ir. A.J. Mulder (domeinpanellid); De heer R.M.L. van der Ven (studentpanellid); Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor). Het panel is in haar werkzaamheden ondersteund door mevrouw M. Snel (NQA junior auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool van Amsterdam (HvA) telt circa 21.000 studenten, verdeeld over ruim 80 opleidingen, die zijn ondergebracht in zeventien instituten in de domeinen Techniek, Economie, Maatschappij, Educatie, Gezondheid en bewegen, ICT, Creatie en nieuwe media.
1
De hogeschool hanteert voor de CMD-opleiding de naamgeving Interactieve Media (IAM), conform de profilering die zij aanbrengt (vergelijk onderwerp 1). In het verdere rapport is de naam IAM gehanteerd.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
7/49
Sinds de start in 2002 is Interactieve Media een zelfstandig instituut geweest. Het komende studiejaar worden de zeventien Instituten van de HvA samengevoegd tot zeven clusters. Het Instituut voor Interactieve Media zal worden geclusterd met het Instituut voor Informatica, het Instituut voor Information Engineering, Amsterdams Fashion Instituut en het Instituut voor Media en Informatie Management. Het Instituut voor Interactieve Media kent drie onderdelen, te weten: de bacheloropleiding Interactieve Media, het Institute of Network Cultures (INC) en het MediaLab Amsterdam (HvA/UvA). De opleiding Interactieve Media (IAM) is één van de zes Communication and Multimedia Design (CMD) opleidingen in Nederland. IAM is een vierjarige voltijd bacheloropleiding en beweegt zich in het speelveld van multimedia en digitale technologie. Studenten bedenken, ontwerpen en produceren oplossingen waarin interactieve media een centrale rol spelen. De opdrachten voor studenten liggen op het vlak van: marketing, communicatie, media en cultuur, design, technologie, management. Het INC is het lectoraat van de opleiding Interactieve Media dat onderdak biedt aan onderzoek, bijeenkomsten, theorie onderwijs en initiatieven op het gebied van internet en nieuwe media. Binnen de opleiding verzorgt het lectoraat onder andere stageplaatsen, lezingen en een deel van het theorieprogramma voor de opleiding. Ook is het INC betrokken bij het MediaLab, dat toegankelijk is voor studenten van opleidingen van de HvA en de Universiteit van Amsterdam (UvA). Het INC draagt daarnaast inhoudelijk bij aan de samenwerking tussen HvA en UvA met gemeenschappelijke onderzoeksprojecten en inhoudelijke evenementen. Het MediaLab Amsterdam is drie jaar geleden opgericht. Studenten kunnen hier innovatieve en interdisciplinaire afstudeerprojecten doen. Zij doen dit in de vorm van projecten waarin voor innovatievraagstukken van organisaties in de publieke sector concrete applicaties worden gemaakt. IAM telt in 2006-2007 734 studenten. Daarvan zitten 290 studenten in de propedeuse, volgen 75 studenten de afstudeervariant Business en Organisatie, 147 de variant Content en Communicatie en 222 de variant Technologie, Design en Interactie. De eerste lichting van 35 afgestudeerden IAM-ers heeft in 2006 de markt betreden. Het aantal formatieplaatsen in 2007 is voor docenten 24,5 fte’s en voor ondersteunende staf en management 8,5 fte’s. IAM is marktleider van de CMD opleidingen met marktaandeel van 35% (augustus 2006). In 2006-2007 steeg het aantal aanmeldingen met 27%. Landelijk was er een daling van 10%. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de panelleden tezamen besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding. Een aantal van deze thema’s zijn voorafgaand aan het bezoek onder de aandacht van de opleiding gebracht en is een verzoek gedaan tot het toezenden van enkele documenten. Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode januari 2007 bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek op 23 januari 2007. De panelleden bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat de voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest: het landelijk vastgestelde beroeps- en competentieprofiel van CMDopleidingen (facet 1.1). De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in februari 2007 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
9/49
geheel gegeven. Dit rapport is in maart 2007 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. In mei 2007 is op verzoek van het panel door de opleiding aanvullende informatie geleverd aangaande facet 6.1. Dit is door het panel beoordeeld en verwerkt in het uiteindelijke oordeel. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in mei 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Aan de drie facetten behorend bij het onderwerp Doelstellingen is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten Eisen hbo, Relatie doelstellingen en inhoud programma, Samenhang in opleidingsprogramma en Afstemming tussen vormgeving en inhoud zijn beoordeeld met een ‘goed’. De facetten Studielast, Instroom en Beoordeling en toetsing met een ‘voldoende’. Aan het facet Duur is het oordeel ‘voldaan’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De facetten Eisen hbo en Kwantiteit personeel zijn beoordeeld met een ‘goed’ en aan het facet Kwaliteit personeel is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
10/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
1.5.4 Voorzieningen Het facet Materiële voorzieningen is beoordeeld met een ‘voldoende’ en aan het facet Studiebegeleiding is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Aan het facet Maatregelen tot verbetering is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan de facetten Evaluatie resultaten en Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Aan de facetten Gerealiseerd niveau en Onderwijsrendement is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
11/49
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Opleiding Interactieve Media
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Positief Voldoende Goed Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
13/49
14/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft zes competenties als eindkwalificaties geformuleerd en uitgewerkt in het Competentieprofiel IAM (2006). De eindkwalificaties zijn ontleend aan de afspraken binnen het Landelijk Platform van CMD-opleidingen omtrent domeincompetenties en het landelijk gedeelde beroeps- en competentieprofiel (2005). Het landelijke beroeps- en competentieprofiel is de basis geweest voor het Competentieprofiel IAM dat is vastgelegd in het Opleidingsplan IAM. • De opleiding beschrijft in het opleidingsplan dat de IAM-professional binnen het domein kansen voor interactieve media producten moet signaleren en producten of diensten moet bedenken, ontwerpen en produceren, dit proces moet aansturen en opdrachtgevers hierover deskundig moet adviseren. De IAM-er is de verbindende schakel tussen de verschillende kennisdomeinen en schakelt tussen werkzaamheden op operationeel, tactisch en strategisch niveau. Hierbij neemt de IAM-er verschillende rollen aan. Een adviserende rol vervult hij op strategisch niveau. Op tactisch niveau coördineert, bewaakt en managet de IAM-er en op operationeel niveau brengt hij expertise in uitvoerende werkzaamheden. De rollen worden vaak gecombineerd in functies binnen een breed werkgebied dat zich bevindt op de snijvlakken van de kennisdomeinen communicatie, media en cultuur, marketing, design en technologie en management. • De zes competenties van de opleiding zijn: creërend en interactief denkvermogen, communicatief vermogen, omgevingsgerichtheid, productie en beheer bekwaam, multidisciplinaire samenwerking en methodisch en reflectief denken en handelen. Hiervan is de competentie ‘creërend vermogen’ specifiek door IAM toegevoegd waarmee de opleiding de gerichtheid van studenten aan de orde stelt om nieuwe oplossingen te bedenken op basis van hun kennis. Aangezien het programma van de opleiding met ingang van 2006-2007 volledig is geënt op de zes competenties, zullen aan het einde van dit studiejaar de ervaringen met het competentieprofiel en de eindkwalificaties worden geëvalueerd met docenten en de opleidingscommissie. Het panel oordeelt positief over het IAM-competentieprofiel van de opleiding. Het past bij de landelijke afspraken omtrent beroeps- en opleidingsprofielen en geeft de eigen accenten van de IAM-opleiding weer. • Naast de aansluiting van de competenties bij de landelijk gemaakte afspraken, borgt de opleiding de aansluiting van de eindkwalificaties ook aan de wensen van de arbeidsmarkt. Daartoe onderhoudt de opleiding verschillende contacten in het werkveld (zie ook 1.3). Uit de notulen Besluiten en Acties Beroepenveldcommissie blijkt dat de beroepenveldcommissie regelmatig overlegt over de ontwikkeling van de competenties
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
15/49
•
•
en het onderwijsconcept en de relatie tussen de competenties en het onderwijsprogramma en de beroepsproducten die de student bij diverse programmaonderdelen moet ontwikkelen voor het werkveld. Van de ondervraagde stagebedrijven geeft 80% aan dat creërend vermogen een centrale vereiste is voor de IAM professional (Evaluatie oriëntatiestage 2005-2006). In het blad Adformatie (augustus 2006) wordt door creatief directeuren van reclamebureaus gesteld dat multidisciplinair het toverwoord is voor de branche van interactieve media. Beide aspecten hebben een centrale rol in het IAM-profiel. In het gesprek met werkveldvertegenwoordigers wordt dit beeld bevestigd naar het panel. De opleiding heeft toekomstige ontwikkelingen in het beroepenveld tevens beschreven in het Opleidingsplan IAM. In 2007 gaan medewerkers en vertegenwoordigers uit het beroepenveld toekomstscenario’s verkennen met als doel verwachtingen in de sector te onderzoeken over de domeinen, rollen en taken van interactieve media professionals in 2015. Dit gaat plaatsvinden middels projecten, cases en gastdocentschappen. De opleiding geeft aan dat de huidige focus nog vaak op marketing- en communicatietoepassingen is gericht. In de toekomst zal de nadruk steeds vaker liggen bij IAM als integraal onderdeel van product of dienst. De opleiding heeft een beleid met betrekking tot internationalisering opgezet (Internationaliseringsplan IAM 2006). Het beleid is in ontwikkeling en in opbouw. De opleiding geeft aan dat de internationale context waarin IAM-ers projecten ontwerpen en ontwikkelteams aansturen, steeds belangrijker wordt. Ook besteedt de opleiding in het programma aandacht aan internationale aspecten (zie 2.2). Het landelijke beroeps- en competentieprofiel is gebaseerd op marktonderzoek (1999) in tien Europese landen in meer dan 650 multimediabedrijven en heeft geleid tot een referentiegids (Nomenclature Analytiqe du Multimedia Européen (NAME)) met zeven te onderscheiden beroepscategorieën. Op landelijke niveau zijn hiervoor de zes domeincompetenties vastgesteld. IAM legt specifieke accenten bij: - het kunnen bedenken, ontwerpen, ontwikkelen en managen van effectieve oplossingen in het brede vakgebied van interactieve media; - het kunnen adviseren over business-, communicatieve, technologische, ontwerp- en culturele aspecten van interactieve media; - een multidisciplinaire kernprofiel en een brede oriëntatie op het vakgebied; - het werkzaam kunnen zijn op operationeel, tactisch en strategisch niveau; - het werkzaam kunnen zijn bij zowel de vraagzijde als de aanbodzijde van interactieve media producten en –diensten. Deze specifieke accenten krijgen verder vorm in de drie afstudeerrichtingen: Business & Organisatie, Content & Communicatie en Techniek, Design & Interactie. De opleiding positioneert zich door de keuze voor een brede oriëntatie vanuit een multidisciplinair perspectief, gecombineerd met een specialisatie in een of meer beroepsrollen binnen een van de drie afstudeervarianten.
16/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren als uitgangspunt voor het hbobachelorniveau. In een bijlage toont IAM op overtuigende wijze de relatie aan tussen de Dublin descriptoren en de IAM competenties alsmede de relatie tussen de IAM competenties met de generieke hbo-kernkwalificaties en het landelijk beroepsprofiel CMD. Uit gesprekken met management en docenten blijkt dat dit een serieus raamwerk biedt voor besprekingen omtrent bijvoorbeeld de ontwikkeling van het opleidingsprogramma en het toetsbeleid. • De IAM competenties zijn ingedeeld in drie niveaus: - verdiepingsbekwaam: bereikt de student na het behalen van de propedeuse (operationeel); - afstudeerbekwaam: bereikt de student bij de start van het afstudeerjaar (tactisch); - startend beroepsbekwaam: bereikt de student bij het behalen van het diploma, (strategisch). Per niveau zijn de competenties vertaald in een aantal indicatoren. Met deze indicatoren hebben studenten zicht op de eisen waaraan ze in de verschillende fasen van de studie moeten voldoen. De koppeling van indicatoren aan vakken heeft reeds voor de propedeuse plaatsgevonden. Dit is terug te vinden in de manuals. Hetzelfde zal vanaf 2007-2008 voor de verdiepingsfase plaatsvinden. Daar zijn de vakken nu nog gekoppeld aan hele competenties. Uit het studiemateriaal is het panel gebleken dat de indicatoren ook worden gehanteerd bij de toetsing van de studenten (vergelijk facet 2.2 en 2.8). Het panel constateert dat de opleiding de competenties adequaat heeft uitgewerkt en doorvertaald naar indicatoren voor de niveauontwikkeling bij studenten.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het Competentieprofiel IAM is ontleend aan het landelijk overeengekomen CMD-profiel (zie 1.1) dat de landelijke afspraken vertegenwoordigt tussen het werkveld en de CMDopleidingen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
17/49
•
•
•
•
•
•
•
Het Competentieprofiel IAM maakt duidelijk dat IAM professionals zowel generalist als specialist zijn. De IAM professional is op een breed terrein ontwikkeld om te kunnen samenwerken met andere disciplines en daarbij specialist op één van de volgende gebieden: Technologie Design en Interactie, Content en Communicatie of Business en Organisatie. Deze aandachtsgebieden zijn de afstudeervarianten van de opleiding. Specifieke functies waarvoor wordt opgeleid zijn: e-Marketeer, e-Business manager, CRM-manager, communicatieadviseur nieuwe media, webredacteur, content developer, cross mediaspecialist, visueel, interaction en technisch ontwerper. Op langere termijn zijn functies mogelijk als branddirector, channelmanager, ondernemer of specifieke adviseursfuncties. Uit de bestudeerde documentatie blijkt dat het werkveld input levert over recente ontwikkelingen in het vakgebied. De opleiding gebruikt het werkveld als een toetssteen voor de actualiteit van de competenties en de ontwikkeling van het curriculum. Dit gebeurt via het landelijke CMD platform, de beroepenveldcommissie (BVC), de Raad van Advies (RvA), het lectoraat INC, bezoeken aan bedrijven en organisaties, docentcontacten in het werkveld en het organiseren van evenementen. De BVC heeft als specifieke doelstellingen: feedback geven over de aansluiting van de opleiding met de beroepspraktijk, als klankbord fungeren over de inhoud en het niveau van het curriculum, relaties vanuit de opleiding opbouwen en versterken met het beroepenveld. Dit blijkt ook uit de Besluiten en Acties BVC. De opleiding geeft aan dat de drie leden tellende BVC in 2006-2007 wordt uitgebreid met leden op het gebied van wetenschap, internationale ontwikkelingen en leden van de bureau- en opdrachtgeverzijde. De RvA telt meer dan tien professionals uit verschillende branches, waaronder media, ict, overheid en cultuur. De RvA komt twee tot drie keer per jaar bijeen en volgt de ontwikkelingen in het vakgebied en de opleiding op meer strategisch niveau. Het lectoraat INC is tevens ondergebracht in het Instituut voor Interactieve Media en vormt de schakel tussen de HvA en UvA. De opleiding geeft aan dat naast het ondersteunen van interdisciplinaire projecten van studenten van de HvA en de UvA, het INC reflecteert op ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Deze ontwikkelingen worden vervolgens gekoppeld aan de praktijk van het ontwerpen en het ontwikkelen in de opleiding. Zo heeft het INC supervisie over het theorieprogramma Cultuur en Media, organiseert het wekelijkse lezingen over actuele onderwerpen en biedt het projecten en stageopdrachten aan voor studenten en docenten. De lector is universitair hoofddocent bij de UvA. Voorts is in samenwerking met de UvA de doorstroomminor Media Cultuur en Filosofie ontwikkeld. Uit gesprekken met management en docenten concludeert het panel dat de opleiding zich helder positioneert ten opzichte van enerzijds het academische onderwijs en anderzijds met middelbaar onderwijs. Met beide categorieën heeft de opleiding gericht overleg over werkveldontwikkelingen en het gewenste niveau van studenten en mogelijke bevordering van doorstroom van studenten. Er is een instroomprogramma voor mbostudenten van het Mediacollege Amsterdam. Daarnaast is er een doorstroomminor naar de studie Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam (vergelijk 2.5). Docenten en managers bezoeken bedrijven en beroepsorganisaties en verzamelen beroepsproducten die meerwaarde hebben voor het onderwijs en het gewenste niveau illustreren. Tevens organiseren zij evenementen, zoals de jurydagen SPIN AWARDS,
18/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
•
•
•
Cross Media week, Golden Dot om de contacten met het werkveld te sterken en het niveau van onderwijs en studenten te toetsen aan het werkveld. In de Rapportage Interne Audit wordt aangegeven dat IAM een sterk opleidingsprofiel heeft gericht op een multidisciplinaire benadering en contacten met bedrijfsleven en overheid. Tevens wordt gemeld dat er een sterke afspiegeling qua niveau zichtbaar is door vergaande inhoudelijk samenwerking met de UvA, zoals personele inzet (uitwisseling). De opleiding toetst de actualiteit van de competenties onder alumni, stageverlenende bedrijven en projectpartners. Uitkomsten hiervan worden medio 2007 onder andere besproken in de opleidingscommissie. Het panel is van mening dat de opleiding haar oriëntatie breed en actief toets aan de diverse betrokken partijen en eventuele uitkomsten serieus bespreekt, analyseert en omzet tot gerichte verbeteringen in het onderwijsprogramma.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft haar uitgangspunten voor het hele curriculum beschreven in een document ‘organiserend beginsel’. Hieruit blijkt onder andere dat de competenties centraal staan en dat projecten en stages de basis zijn voor de opleiding om de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en het gewenste niveau (zie 2.2) te realiseren. In het organiserend beginsel worden uitgangspunten voor het onderwijs (positie in beroepspraktijk, docent & begeleidingsrol, studentontwikkeling, opbouw programma, organiserende principes, studentenaantallen, de competenties en het niveau van de werkvormen project/stage gekoppeld aan de verschillende studiejaren/fasen. • Dat de interactie met de beroepspraktijk de kern vormt van het curriculum is terug te zien in het programma. Vanaf de propedeuse in jaar 1 tot en met het afstuderen in jaar 4 staan projecten en stages centraal bij het bereiken van de competenties, het ontwikkelen van de kennis en beroepsvaardigheden. Studenten werken aan echte projecten van echte opdrachtgevers. Daarbij doorlopen studenten projecten op een reële wijze, zoals die in de beroepspraktijk voorkomt: start-, concept-, ontwerp-, realisatie- en implementatiefase.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
19/49
•
•
•
•
•
•
•
Het programma onderscheidt drie typen projecten: propedeuseprojecten (meerdere teams op eenzelfde project), kerncase in V1 (jaar 2), kernproject in V2 (jaar 3, één team op een project) en het afstudeerproject in jaar 4 (individueel project). In de propedeuse hebben studenten direct contact met het beroepenveld via een interview met een IAM professional (vak Medialandschap), een verdiepingsdag met ervaringsverhalen van professionals, projectopdrachten, lezingen van het lectoraat, gastdocenten en de inbreng van praktijkvoorbeelden via docenten. Studenten volgen gemeenschappelijke vakken en projecten die gericht zijn op het bereiken van de niveaus operationeel en tactisch. Voorbeelden zijn de korte stage van 8 tot 10 weken in jaar 2 (verdiepingsfase 1) en het kernproject in jaar 3 (verdiepingsfase 2) waarin de studenten in teams werken aan een externe opdracht. Daarnaast organiseren studenten (zelf) evenementen, zoals 'In Gaming advertising' en 'De huiskamer van de toekomst' welke in samenwerking met de UvA en het lectoraat tot stand zijn gekomen. In jaar 2 kiest de student één van de drie aandachtsgebieden waarin hij zich gaat specialiseren: - Technologie Design en Interactie (TDI): voor ontwerpers met visueel én technisch inzicht; - Content en Communicatie (CC): voor creatieve, interactieve ‘conceptdenkers’; - Business en Organisatie (BO): voor pioniers en ondernemers met managementcapaciteiten. In het vierde jaar voert de student zijn afstudeerstage en afstudeerproject uit binnen de gekozen specialisatie waarmee een extra individueel accent wordt gelegd aan het afstudeerprofiel op strategisch niveau. De stage en het project vinden beide plaats in de beroepspraktijk. Daarnaast vindt een afstudeerworkshop -een presentatie aan medestudenten- en een afstudeersessie -presentatie voor een afstudeercommissie met een externe vertegenwoordiger- plaats. De vier onderdelen waaruit het afstudeerjaar bestaat, staan beschreven in de Manual Afstudeerfase 2006-2007. Met betrekking tot de stage en het afstuderen moedigt IAM studenten aan hun stage of afstudeerproject internationaal te doen in productielanden zoals India. Uit de notitie Internationalisering IAM (september 2006) blijkt dat de opleiding zich richt op Engelstalige modulen, internationale oriëntatie in modulen, gebruik van internationale literatuur en casuïstiek, gastdocenten, uitwisseling van docenten en studenten. De opleiding moet gezien haar ‘jonge’ bestaan nog groeien in deze activiteiten. De opleiding geeft aan met het aanstellen van een coördinator voor internationaliseringsbeleid hieraan meer structurele aandacht te willen geven. In het programma komt verdieping tot stand naarmate het programma vordert in de verdiepings- en afstudeerfasen. Studenten verwerven gedurende de verdiepingsfase een Body of Knowledge, zijnde een soort van kanon van belangrijke begrippen die centraal staan in de opbouw en huidige werkwijzen in het werkveld. Deze body of knowledge is mede ontstaan vanuit de adviezen van werkveldadviesraden. Daarbij staan de beroepsproducten die studenten moeten kennen en moeten kunnen leveren centraal. In de modulemanuals wordt aangegeven welke literatuur wordt gebruikt. Docenten maken ook eigen readers om actualiteit in relevante bronnen (vakpers) te kunnen volgen. Studenten zijn daarover zeer tevreden. Het panel acht het belangrijk dat studenten de theoretische kaders goed krijgen aangereikt, aangezien ook voor deze opleiding met een
20/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
•
•
•
accent op creërend vermogen, de onderbouwing vanuit de vakliteratuur een belangrijke rol heeft op de theoretische verdieping op hbo-niveau. Het panel is van mening dat hiertoe in de literatuurlijsten goede bronnen worden aangedragen. In het programma heeft de student de mogelijkheid te kiezen voor verdieping of verbreding via minoren (30 credits) middels extra kennis. De minoren worden aangeboden in het derde jaar (in de verdiepingsfase 2) en zijn gericht op minimaal vier van de zes IAM competenties. Er zijn vier soorten minoren: twee domeinspecifieke minoren (Sociale kracht van interactieve media en Content in motion, aangeboden door IAM zelf), een doorstroomminor (Media, Cultuur en Filosofie, aangeboden door IAM) en vijf vrije minoren (Entrepreneurship (Engelstalig), Game design, Maatschappelijk verantwoord ondernemen, Ondernemerschap en Praktische filosofie, deze worden HvA breed aangeboden en zijn goedgekeurd door de IAM Examencommissie). Voor het volgen van minoren die buiten dit aanbod vallen, moeten studenten een aanvraag indienen bij de examencommissie. De opleiding geeft aan dat de interne audit heeft geleid tot het meer gericht voorschrijven van literatuur opdat studenten meer mogelijkheden hebben tot theoretische verdieping. In de stage-evaluaties 2005-2006 oordeelt het werkveld positief over het niveau van theoretische kennis en beroepsvaardigheden. Studenten geven aan hierover tevreden te zijn, alsmede over de aansluiting van het programma met de beroepspraktijk. De vraag naar IAM studenten en afgestudeerden is groot. Het panel is van mening dat de opleiding hier goed op inspeelt middels de diverse projecten en stages en de aandachtsgebieden die het programma kent. Het programma biedt studenten ruim de mogelijkheid tot het ontwikkelen van beroepsgerichte vaardigheden. Uit Studententevredenheidsmetingen blijkt dat IAM 3,5 (op een vijfpuntsschaal) scoort voor aandacht voor theoretische kennis en 3,7 voor aansluiting van het programma op de beroepspraktijk. Uit gesprekken met het panel blijkt dat studenten tevreden zijn over de docentkennis van het werkveld en de wijze waarop deze wordt ingebracht in het onderwijs.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opzet van het vierjarige curriculum bestaat uit een propedeuse, een verdiepingsprogramma van twee jaar (jaren 2 en 3, respectievelijk V1 en V2) en een afstudeerjaar. In V1 wordt 70% van de tijd besteeds aan zogenaamde kernvakken en
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
21/49
•
•
•
•
•
•
30% aan afstudeervariant specifieke vakken. In V2 is die verhouding 46% en 54% en in het afstudeerjaar 40% en 60%. De zes competenties komen in iedere fase aan bod op verschillende niveaus. Na de propedeuse heeft de student niveau 1 (operationeel, verdiepingsbekwaam) bereikt, in de verdiepingsfase wordt gewerkt naar niveau 2 (tactisch, afstudeerbekwaam) en in de afstudeerfase naar niveau 3 (strategisch, startend beroepsbekwaam). Deze niveaus staan uitgewerkt in onder andere de studiegids Zoals reeds bij 1.2 aangegeven zijn de zes eindcompetenties voor de propedeuse uitgewerkt in indicatoren gelinkt aan vakken, welke worden gebruikt bij de toetsing en zijn terug te vinden in de manuals van de verschillende programmaonderdelen. Per 20072008 vindt de verdere niveau-uitwerking ook op tactisch en strategisch niveau plaats voor de verdiepings- en de afstudeerfase. Om het juiste niveau te borgen wordt uitgegaan van de Competentiematrix waaraan de niveau-indicatoren voor de propedeuse en verdiepingsfasen worden gespiegeld aan de zes IAM eindcompetenties. In aansluiting op het vernieuwde competentieprofiel IAM is per vak vastgesteld wat de leerdoelen zijn en aan welke competenties en/of delen van competenties in het vak aandacht wordt besteed. Er is een format voor de beschrijving van de vakken, deze heeft het panel consequent aangetroffen in de manuals van de studiefasen. De opzet van de vakken wordt tevens in docententeams besproken, waarbij in een Grid Lesontwerp, terugdenkend vanuit de competenties, per lesweek de hoofdlijnen zijn vastgelegd voor het weekthema, de leerstof, de werkvormen, de leerstijlen die worden ingebracht en de opdrachten. Het panel is van mening dat de opleiding hiermee een zeer heldere werkwijze hanteert waarbij de opbouw en inhoud van het programma helder zijn gekoppeld aan de eindcompetenties die studenten moeten bereiken. Het biedt een helder overzicht voor docent en student bij opzet, uitvoering en het doorlopen van het studieprogramma. Door aansturing vanuit het interne scholingsprogramma is er eenheid in het gebruik van de formats voor de lesontwerpen. Door middel van presentaties aan collega's worden lesopzetten en het competentieniveau met elkaar gedeeld en bijgesteld. In de Studie- en Beroepscoaching (SBC) lessen in het tweede jaar (V1) wordt aandacht besteed aan de visualisatie van de competenties en krijgen studenten een boekje met uitleg over de competenties. Uit gesprekken met het panel blijkt dat studenten dit positief ervaren. Het panel constateert aan de hand van het programma dat projecten en stages plaatsvinden in verschillende fasen van de opleiding (propedeuse, verdiepingsfasen en afstudeerfase). In deze fasen staat het bereiken van een niveau (operationeel, tactisch, strategisch) centraal. Hierdoor is competentieontwikkeling gekoppeld aan niveauontwikkeling. Parallel hieraan neemt de mate van verantwoordelijkheid bij de student toe. Het panel constateert dat de opleiding zeer structureel werkt aan de vertaling van de IAM competenties naar de lesinhoud en toetsing van de verschillende programmaonderdelen. De leerdoelen per programmaonderdeel zijn helder afgeleid van de competenties en niveaudefinities. Het programma biedt met deze concrete opzet de mogelijkheden tot het bereiken van de gestelde eindcompetenties (zie ook 2.3, onderzoeksvaardighedenlijn).
22/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opzet van het programma blijkt uit het organiserend beginsel met een helder overzicht van de opbouw van het programma, de wijze waarop de programmaonderdelen via leerlijnen aan bod komen en de integratie tussen competenties, het niveau en de inhoud op blok-, studiefase- en opleidingsniveau. De opleiding hanteert het organiserend beginsel als startpunt en als leidraad voor de onderwijsontwikkeling om onder meer de samenhang te bewaken. • De inhoudelijke samenhang van het studieprogramma wordt geborgd in besprekingen in de docententeams per blok, in tweewekelijkse besprekingen in management en staf, via het opstellen van het jaarplan voor het volgende studiejaar en naar studenten via de SBC. Het panel is op basis van de gesprekken en het bestudeerde programmaoverzicht overtuigd van de onderlinge afstemming in de besprekingen in de docententeams aangaande opzet en inhoud van het studieprogramma. De opbouw in het programma is een regelmatig terugkerend onderwerp in teamvergaderingen. Dit beoordeelt het panel positief. • Om de samenhang tussen vorm en inhoud te creëren is per studiefase de Body of Knowledge in een jaarplan beschreven. Hiermee maakt de opleiding duidelijk welke inhoud wanneer per fase in het hele programma aan bod komt. Bijvoorbeeld, voor de onderzoeksvaardighedenlijn is in 2005-2006, in samenspraak met het lectoraat, een lijn door het programma ontwikkeld waarbij studenten aan de hand van eigen onderzoeksvragen en diverse methodieken (interview, enquêtes opstellen en uitvoeren, het analyseren van onderzoeksverslagen) toewerken naar het zelf kunnen uitvoeren van toegepast onderzoek. Dit uit zich in de vakken researchlab en in de projecten en opdrachten die studenten uitvoeren in onder andere het MediaLab. Uiteindelijk wordt de kennis en kunde toegepast in stages en afstudeeronderdelen. • Studenten blijken in de gesprekken met het panel en ook in evaluaties (STM) tevreden over de samenhang in het programma (STM: scores 3,5 en 3,6 in 2004 tot 2006, waarbij de eerstejaars studenten hogere oordelen geven dan ouderejaars).
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
23/49
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de driemaandelijkse Instituuts Rapportage (IRAPP) komen de rendementen per vak en fase aan de orde. Wanneer op grond van deze rendementen blijkt dat de studielast niet goed is verdeeld, worden er maatregelen genomen. De opleiding bespreekt in de SBC (Studie en beroepscoaching) het studieverloop, de studievorderingen en de ervaren studielast met studenten. In de afgelopen jaren wordt de studiebelasting door studenten als hoger ervaren. Dit heeft zijn oorsprong in gerichte aanpassingen in het programma, bijvoorbeeld een meer toepassingsgerichte aanpak in de techniekvakken en het inbouwen van de onderzoeksvaardighedenlijn. De samenhang in het programma is versterkt en er heeft een betere afstemming tussen herkansingen en toetsen plaatsgevonden. De studenten geven aan dat aan hen veel eisen worden gesteld om goede studieproducten te leveren. Ouderejaars geven in gesprekken met het panel aan dat het programma meer stevigheid heeft gekregen en daarmee meer eisen stelt aan de studie-inzet van studenten. De studeerbaarheid krijgt daarbij voldoende aandacht, onder andere door spreiding van vakken, studielast en toetsing. • In SBC leren studenten studieplannen maken waarbij zij de resultaten vanuit het studentvolgsysteem Volg+ betrekken. Studenten hebben inzicht in hun studieresultaten via Boomonline. Indien een student te maken heeft met een opgelopen studieachterstand neemt de teammanager contact op en volgen per studieblok besprekingen met de student met als doel het bijstelling van het studieplan. • In de interne audit is als advies voor de opleiding naar voren gekomen om de oorzaken met betrekking tot studie-uitval te onderzoeken. De opleiding heeft dit onderzocht en gebleken is dat uitvallende studenten een ander beeld van de opleiding hadden dan de praktijk uitwees. Andere studenten gaven als reden aan dat ze een andere opleiding interessanter vonden of dat het werken in projecten niet beviel. Op basis van deze uitkomsten heeft de opleiding haar voorlichting tijdens het open-dag-programma aangepast. Studenten nemen in het eerste blok deel aan het drieweekse introductieprogramma Game On! De opleiding heeft de studielast verder verbeterd door het aantal vakken per periode tot een maximum te beperken. Het panel heeft kennis genomen van deze verbeteringen en vindt ze passend. • Uit de uitkomsten van het STM blijkt dat studenten over de afgelopen jaren meer tevreden zijn over de verdeling van de studielast (van 2,9 in 2004 naar 3,2 in 2006). De voorbereidingstijd voor toetsen en herkansingen scoort 3,6 - 3,7. Aantal uren besteed aan de studie scoort 3,3 - 3,1. Ruim 60% van de studenten vindt de tijd die ze aan de studie moeten besteden precies goed. (Bij)banen vragen veel tijd en concurreren soms met de studieinzet die van studenten wordt verwacht. Uit een onderzoek onder eerstejaars studenten blijkt dat zij de opleiding inhoudelijk interessant vinden, er tijdens de opleiding veel aandacht is voor de praktijk, de opleiding een goede reputatie heeft, gunstige bereikbaarheid en aantrekkelijke doorstroommogelijkheden naar UvA. • De opleiding hanteert een wekelijkse studielast van circa 40 uur per week, gespreid over 40 weken. Uit de gesprekken met de alumni kwam naar voren dat dit in de beginfase van deze opleiding hoogstens 27 uur per week was. Jongerejaars studenten geven aan dat er met onderwijsuitvoering en toetsing hogere eisen worden gesteld en de studielast als zwaarder wordt ervaren dan voorheen. Uit STM 2006 gegevens blijkt dat studenten in het eerste jaar gemiddeld 34,7 uur besteden aan de studie en in de latere jaren 30,2 uur.
24/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
•
Dit is gunstiger dan in voorgaande jaren. Uit STM 2006 blijkt verder dat studenten de studielast niet als een probleem ervaren. Het panel constateert dat de opleiding de vinger aan de pols houdt aangaande de studielast en studievorderingen van studenten en gerichte maatregelen neemt ter verbetering van de doorstroming van studenten. De studielast is recentelijk verbeterd. De precieze effecten van deze verbetermaatregelen zullen de komende jaren verder moeten blijken om te bepalen of hier sprake is van een positieve doorgaande lijn. Derhalve komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • IAM wil een gediversifieerd programma aanbieden met mogelijkheden voor versnelling en aandacht voor deficiënties. De opleiding streeft naar diversificatie van haar onderwijsprogramma vanwege de grote variatie in kennis, vaardigheden en houding van de startende studenten. • Studenten kunnen instromen met een havo-, vwo- of mbo-diploma. In 2005 kwam 42% van de instromende studenten van de havo, 11% van het vwo en 43% van het mbo. Overige studenten kunnen ook via een toelatingsonderzoek worden toegelaten. Er is geen selectie aan de poort wat betreft creërend vermogen; dit wordt tijdens de opleiding ontwikkeld. • Naar aanleiding van een hoog aantal studiestakers heeft de opleiding na onderzoek onder de uitvallende studenten (zie 2.4) de aansluiting met de instromende studenten verbeterd via: - Een nieuw introductieprogramma Game On!, - Onthand Intellect ter verbetering van computervaardigheden via programma Tools 'R'us (50% van de eerstejaars studenten namen deel), - Not just Photoshop om een breder perspectief te bieden op studie en beroep (22%), - Het aanbieden van het vak Nederlands met het oog op schriftelijke vaardigheden (20%), - Een programma voor ‘toppers’, studenten die zich breder willen ontplooien (9%), - Een 3 jarig traject voor studenten die willen versnellen, voorwaarden staan in studiegids vermeld (2%), - Aandacht voor studiehouding en studieloopbaanontwikkeling in SBC, - Samenwerking in pilot met Media College Amsterdam om de doorstroom vanuit het mbo naar hbo te bevorderen, een doorstroomprogramma dat start op het mbo.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
25/49
•
•
•
•
•
De opleiding heeft te maken met een sterk stijgende instroom. In vier jaar tijd is deze van 50 studenten in 2002 tot 290 studenten in 2006 gestegen. Gelijk daaraan is het aantal medewerkers van 8 naar 50 gestegen. Dit geeft een specifieke groeiproblematiek die een strakkere ontwikkeling van programmaopzet, uitvoering en toetsing met zich brengt (vergelijk facetten 2.2, 2.3 en 6.1). Uit gesprekken met het management blijkt dat er nog geen concrete richtlijnen zijn voor het toekennen van Eerder Verworven Competenties. Het panel constateert dat opleiding hier aandacht voor heeft, maar dat dit nog op een gestructureerde wijze moet worden uitgewerkt. De opleiding geeft aan dat studenten kiezen voor IAM omdat zij de opleiding inhoudelijk interessant vinden, er veel aandacht is voor de praktijk, de opleiding een goede reputatie heeft, een goede bereikbaarheid/overbrugbare reisafstand en doorstroommogelijkheden biedt naar de UvA. Uit het STM blijkt een toename van waardering van studenten voor de inhoud en het niveau van de studie, alsmede voor het werken in projecten (tevredenheid van ruim 70% op deze aspecten). Het panel constateert dat de opleiding diverse activiteiten onderneemt om de aansluiting op de vooropleiding van studenten te versterken en daarmee meer studenten met juiste kennis en studiehouding aan te trekken. Het panel komt tot het oordeel voldoende omdat de opleiding gestructureerder kan omgaan met EVC’s.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De nominale duur van de voltijdopleiding is vier jaar. De verdeling van de studiepunten blijkt uit het organiserend beginsel en de studiegids, deze is 240 European credits (EC), 60 EC per jaar.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Interactieve Media is een competentiegestuurde opleiding. Uitgangspunt is dat de beroepspraktijk centraal staat. Doelstellingen en eindkwalificaties zijn verwerkt in een beperkt aantal competenties (zie hiervoor onderwerp 1). Het studieconcept van IAM
26/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
•
•
•
•
•
komt overeen met dat van de Hogeschool van Amsterdam. Het concept rust op een zestal pijlers die voor IAM essentieel zijn: - kernvraagstukken uit het beroep zijn vertrekpunt; - studenten leren (zelfstandig) te leren; - de opleiding faciliteert en begeleidt; - geïntegreerde leer- en werkomgevingen; - reflectieve en onderzoeksmatige activiteiten; - transparante en gevarieerde toetsings- en beoordelingsprocedures. Het programma kent een opbouw van vakken, projecten en stages, en SBC. De opbouw van vakken is beschreven in de studiegids en in de manuals en beschrijft de ontwikkeling van operationeel naar strategisch niveau: van verdiepingsbekwaam, via afstudeerbekwaam naar beroepsbekwaam. Naarmate de student de hierbij behorende competenties ontwikkelt, neemt de begeleiding in het programma af en wordt toegewerkt naar een toenemende zelfstandige werkhouding en naar een zelfstandige professionele werkhouding. In het organiserend beginsel blijkt de opbouw van het programma middels vijf leerlijnen: - conceptuele leerlijn: toepassing van kennis in vakken, - vaardigheden leerlijn: toepassing van vaardigheden en stages en projecten, - integrale leerlijn: toepassing van kennis, vaardigheden en houding; - praktijk leerlijn: toepassing van beroepspraktijk in stages, projecten en andere activiteiten; - reflectieleerlijn: in SBC staat de competentieontwikkeling van de student centraal middels reflectie en wordt de verbinding gelegd tussen (vak)kennis, vaardigheden en houding. Binnen de leerlijnen maakt de opleiding in de verschillende programmaonderdelen gebruik van diverse werkvormen: hoorcolleges, instructiecolleges, stages, projecten, events, reflectie et cetera. In het programma neemt de praktijk een belangrijke plaats in (organiserend beginsel). Dit is terug te zien in de praktijkleerlijn waartoe de projecten en de stages behoren. Deze leerlijn start met het onder begeleiding uitvoeren van projecten. In het derde jaar worden projecten zelfstandiger uitgevoerd. De student solliciteert dan in een projectteam, volgt een probleemgerichte aanpak, werkt multidisciplinair en toepassingsgericht. In de afstudeerfase kiest de student voor onderzoek (scriptie gebaseerd op beroepspraktijk) of product (concrete interactieve applicatie). De student zoekt zelf een opdracht en een externe begeleider. De stages vinden plaats in het tweede en het vierde jaar (nota Stagebeleid). De stage in het vierde blok van het tweede jaar vindt in de beroepspraktijk plaats en is gericht op oriëntatie op het beroep en de gekozen afstudeerrichting. De afstudeerstage in het vierde jaar vindt in de beroepspraktijk plaats. Ondersteuning bij het verwerven van een stageplek is mogelijk via het stagebureau. Van de afgelopen stagiaires heeft 20% hiervan gebruik gemaakt. Het panel vindt het didactisch uitgangpunt goed overeenkomen met de doelstellingen en vindt dat deze op een heldere wijze zijn ingebracht in het programma en de keuze van de werkvormen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
27/49
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Met betrekking tot toetsing en beoordeling heeft IAM uitgangspunten vastgelegd in een Toetsbeleid IAM. De toetsing moet aansluiten op de zes IAM competenties en de bodyof-knowledge en voldoen aan de kwaliteitseisen die voor toetsen gelden. Zo moeten beoordelingscriteria SMART geformuleerd zijn en vooraf bekend zijn bij studenten. • De examencommissie ziet toe op de juiste uitvoering van het toetsbeleid. Deze bewaakt de juiste uitvoering van het format van het beoordelingsformulier met de beoordelingscriteria, de toetsprocedure en een evenredige verdeling van toetsvormen. • De opleiding betrekt zoveel mogelijk docenten bij het toetsbeleid door toetsen te bespreken in het scholingsprogramma van docenten en in aparte toetsvergaderingen. Het panel constateert dat docenten wekelijks besprekingen hebben in het kader van onderwijsontwikkeling en -uitvoering en toetsing. Nieuwe docenten krijgen een meer ervaren docent als ‘buddy’. • De opleiding geeft de toetsvormen per leerlijn in het zelfevaluatierapport in een overzicht weer. Daaruit blijkt dat er een variatie aan toetsvormen wordt gehanteerd: kennistoetsen schriftelijk, practicum opdrachten, projectopdrachten, assessments per te behalen niveau, afstudeersessies, stageopdrachten en procesevaluaties. Uit gesprekken met docenten en management blijkt dat de opleiding serieuze bespreking en afstemming heeft over de hanteren werk- en toetsvormen (vergelijk 2.2, 2.3 en 2.7). • De afstudeerfase (jaar 4) bestaat uit vier onderdelen die elk apart worden beoordeeld (afstudeermanual): de afstudeerworkshop, afstudeerstage, afstudeerproject en de afstudeersessie. Deze onderdelen en de aanpak van de afstudeerfase staan verwoord in de afstudeermanual. De afstudeeronderdelen zijn gericht op de te behalen competenties. De rollen van de beoordelaars is nog niet helder verwoord in de manual, evenals de eisen voor literatuurgebruik en bronvermelding (vergelijk 6.1). De weging tussen de verschillende afstudeeronderdelen komt overeen met de aan de onderdelen toegekende studiepunten: 25 EC afstudeerstage, 25 EC afstudeerproject, 5 EC afstudeerworkshop en 5 EC afstudeersessie. • Uit het STM blijkt dat studenten positief oordelen over toetsinhoud, beoordelingscriteria en de toepassing van toetsing. • Het panel constateert dat de opleiding externe vertegenwoordigers nadrukkelijk betrekt bij de toetsing van praktijkopdrachten. Dit sluit aldus het panel goed aan bij de invalshoek dat de praktijk centraal staat in de opleiding. Voorts heeft het panel goede assessments gezien die in het derde jaar (V2) worden afgenomen waarin het praktijkelement een belangrijke rol speelt bij de beoordeling of studenten afstudeerbekwaam zijn. Daarnaast leren studenten ook elkaar te beoordelen. Dit gebeurt met name bij de groepsprojecten.
28/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
•
Uit de interne audit in 2006 kwam naar voren dat IAM het toetsbeleid verder moest implementeren, met meer aandacht voor individuele beoordeling, verduidelijking van plaats van portfolio en assessment, betere koppeling aan gewenste niveauontwikkeling, en meer onderscheid tussen formatief en summatief toetsen. Het panel constateert dat deze lijnen in het programma sterker zijn neergezet tot en met de verdiepingsfase. Voor het afstudeerjaar zijn de beoordelingscriteria aangescherpt (vergelijk 6.1). Het panel komt derhalve tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool van Amsterdam heeft drie profielen voor onderwijsmedewerkers samengesteld, deze beschrijven rollen waaruit respectievelijk een relatie met werkveld, onderwijs en onderzoek blijkt. De HvA beoogt dat docentprofielen in een vastgestelde verhouding zijn vertegenwoordigd binnen een docententeam van een opleiding. IAM streeft hierbij naar de volgende verhouding waarmee in het aannamebeleid rekening wordt gehouden: - 40% van de docenten voldoet aan het docentprofiel Werkveld, - 50% aan het docentprofiel Onderwijs, - 10% aan het docentprofiel Onderzoek. Centraal in het profiel Werkveld staat dat de docent actief is in het relevante werkveld en een rolmodel is voor de student. In het profiel Onderwijs staat centraal dat de docent betrokken is bij de ontwikkeling van onderwijs en toetsing en ten minste als hbo-docent bevoegd is. Een docent met het profiel Onderzoek participeert in de kenniskring en/of het lectoraat, heeft de mogelijkheid om te promoveren, is minimaal wo-opgeleid en tevens als hbo-docent bevoegd. • Uit de bestudering van de CV’s blijkt dat ongeveer 60% van de docenten werkzaam is in de beroepspraktijk of nauwe relaties heeft met het werkveld. IAM maakt verder regelmatig gebruik van gastsprekers uit de beroepspraktijk of van de UvA die gastcolleges verzorgen en er vinden bedrijfsbezoeken en evenementen plaats in de praktijk waarbij docenten alleen of samen met studenten zijn betrokken. • Vanuit het lectoraat INC zijn docenten van IAM en de opleiding Media&Cultuur van de UvA gezamenlijk betrokken bij het inspelen op en waarnemen van relevante ontwikkelingen in het werkveld. Dit resulteert in gezamenlijke projecten, onderzoeksopdrachten, studiereizen en evenementen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
29/49
•
De opleiding is voornemens om de betrokkenheid met het werkveld verder te vergroten via onder andere workshops, symposia, lezingen, nieuwsbrieven en de BVC. Het panel constateert dat een actieve uitwisseling van actualiteiten plaatsvindt en dat deze ook belangrijk is in het kader van het opleidingsdomein. Docenten hebben de kennis en ervaring om dit vorm te geven en studenten waarderen de praktijkgerichte aanpak van de docenten aangezien het de leerstof levendig maakt.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Om na te gaan of de opleiding voldoende personeel inzet voor de verzorging van het onderwijs hanteert zij als norm (HvA 2008) 1 fte docent op 30 studenten. Omdat IAM in opbouw is, hanteert de opleiding als norm (2007) 1:27. Naast deze normstelling speelt de tevredenheid van studenten een belangrijke rol. Gelijk met de groei van het aantal instromende studenten is het aantal medewerkers de afgelopen vier jaar gestegen van 8 naar 50. • De opleiding hanteert een verdeling van taakuren. De beschikbare taakuren worden verdeeld over de studiefasen aan de hand van de studentenaantallen en de studiepuntenverdeling. Deze systematiek is in 2006-2007 voor het eerst gehanteerd door de teammanagers bij IAM. Een percentuele verhouding wordt daarbij nagestreefd van 70% van de tijd voor het primair proces en 30% ten behoeve van overhead. In 2007 is dit 63% primair proces en 37% overhead; doordat de opleiding zich nog in een groeifase bevindt. • Het STM laat zien dat studenten tevreden zijn over de hoeveelheid contacttijd met docenten. Tevens geven zij in gesprek met het panel aan positief te oordelen over de hoeveelheid docenten dat voor hen beschikbaar is en de bereikbaarheid van docenten. • Het ziekteverzuim onder het personeel van de opleiding lag in 2005-2006 rond de norm van de HvA die zij hiervoor hanteert 4,08% versus 4%. Gebleken is dat docenten een hoge werkdruk ervaren. Deze wordt op individuele basis besproken in de functioneringsgesprekken die de opleiding voert. Docenten kunnen daarin aangeven ondersteuning te wensen. Waar nodig wordt scholing/coaching ingezet. Om problemen in de toekomst te voorkomen, volgen leidinggevenden een training Verzuimbeleid om verzuim te managen.
30/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De individuele kwaliteit van de docent is een belangrijke focus in het HRM-beleid van de HvA. Centraal staan talentontwikkeling, competentiemanagement, resultaatverantwoordelijk management en een flexibel arbeidsvoorwaardenbeleid. Om dit te sturen vinden jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken plaats. Scholingsaspecten en deskundigheidsbevordering lopen veelal via de afdelingen Onderwijsresearch&Ontwikkeling en Personeel&Organisatie van de HvA en via het Instituuts Deskundigheidsbevordering programma. • In het personeelsbeleidsplan 'Inspirerend werken' en diverse beleidsdocumenten, bijvoorbeeld voor beoordelingsgesprekken of voor werving en selectie, heeft IAM haar personeelsbeleid vastgelegd. IAM houdt jaarlijks zogenaamde resultaatafspraakgesprekken met de medewerkers waarin het functioneren en de ontwikkeling van de medewerker aan bod komen. • Doordat medewerkers in dienst zijn van de HvA en niet van het Instituut IAM kan hogeschoolbreed uitwisseling van kwaliteit plaatsvinden. • Ongeveer 60% van de docenten bestaat uit ervaringsdeskundigen, gezien de 'jongheid' van het beroep hebben docenten veelal recente relevante werkervaring of staan ze nog met een voet in de praktijk. De scholing van het personeel IAM is dan ook veel gericht op het dichten van gaten in didactische kennis of organisatorische vaardigheden. Uit bestudering van de CV’s blijkt dat maar 25% van de docenten is gecertificeerd als hbodocent. De opleiding stuurt aan op versterking door middel van een gericht scholingsprogramma. Voor deze scholing zijn alle docenten een dagdeel per week vrijgeroosterd. Docenten behalen via interne scholing via Educatief Assessmentcentrum en het Centrum voor Nascholing van de UvA de hbo bevoegdheidscertificering. Op het gebied van onderwijsontwikkeling volgen docenten een specialisatietraject voor reflectie, coaching of onderwijsontwikkeling. Daarnaast hebben docenten wekelijks besprekingen waarin toetsing en werkvormen centraal staan. Hierin vindt kruisbestuiving tussen docenten onderling plaats. De opleiding stelt jaarlijks het scholingsprogramma voor docenten vast. • De uitkomsten van het STM geven aan dat studenten tevreden zijn over de inhoudelijke kwaliteiten en didactische vaardigheden van docenten. Ouderejaars studenten geven in gesprek met het panel aan dat met name docenten afkomstig uit de praktijk nog wel eens een tekort hebben aan didactische kwaliteiten. Anderzijds zijn dit ook wel de mensen die de praktijkkennis duidelijk inbrengen. Alumni en studenten pleiten voor een mix aan docenten met verschillende achtergronden. • Door de groei van de opleiding is per 2006 de matrixorganisatie vervangen door een lijnstaf organisatie. Voor teammanagers en stafmedewerkers is daarom een management
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
31/49
•
developmenttraject gestart onder leiding van Berenschot. Eenzelfde traject vindt plaats voor de directeur en de onderwijsmanager van de opleiding. Het panel constateert dat de opleiding, mede door de sterke groei en de sterke praktijkgerichtheid, sterk moet blijven investeren in de didactische scholing van haar docententeam en organisatorische scholing voor management en staf. Dit proces is in gang en zal zijn resultaten moeten laten blijken in de komende jaren wanneer de opleiding in stabieler vaarwater komt. Derhalve komt het panel in dit stadium tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • IAM is gehuisvest in de kelder en op de begane grond van de locatie Leeuwenburg van de HvA. De opleiding heeft eigen practicaruimten met de modernste apparatuur. Sinds augustus zijn ook docenten en teamleiders op eenzelfde vleugel gehuisvest. Het management en de ondersteunende diensten bevinden zich in een andere vleugel. • In juli 2007 verhuist de opleiding naar een nieuw gebouw aan de Wibautstraat, ingericht volgens HvA standaarden met bijvoorbeeld kleinere ruimten voor projectgroepen. Naast de standaard kiest men voor extra opleidingsgebonden faciliteiten: een medialounge, een expositieruimte, een Usability Lab, een beeldbewerkingslab en een medialab. • Het Instituut voor Interactieve Media beschikt (met UvA) over een MediaLab waarin onderzoeksprojecten plaatsvinden door studenten van IAM en van andere opleidingen van de HvA en de UvA. Hiervoor vindt samenwerking met het lectoraat INC plaats. Zowel het INC als het MediaLab bevorderen instituutsoverstijgende multidisciplinaire samenwerking. • Op de huidige locatie is een tekort aan vergader- en projectruimten. Het nieuwe gebouw zal ruimer voorzien zijn van projectruimten. Met betrekking tot de voorzieningen zijn studenten in het algemeen wel tevreden, echter niet wanneer het gaat om de beschikbaarheid van computers, de printfaciliteiten en het klimaat in de ruimtes. • Op basis van bovenstaande komt het panel tot het oordeel voldoende.
32/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studiebegeleiding is vormgegeven in Studie- en Beroepscoaching (SBC), één van de vijf leerlijnen in het programma waarbinnen kennis, vaardigheden en houding worden samengebracht aan de hand van reflectie. De ontwikkeling van de IAM competenties bij de student staat in de SBC centraal. • In SBC komt het competentiegericht leren aan bod waarbij een beroep wordt gedaan op integratief denken en handelen en reflectie. Uitgangspunten zijn dat de student zijn eigen studieroute kiest en een koers uitzet waarbij het digitaal portfolio en een persoonlijk ontwikkelplan als hulpmiddelen worden gehanteerd. • Wanneer specifieke problemen bij de student spelen, wordt doorverwezen naar decaan, psycholoog of een voorlichtingscentrum. Wanneer de student een studieachterstand heeft, neemt de teamleider van de opleiding eveneens contact op om een gesprek aan te gaan en het studieplan bij te stellen. Studenten die niet een juiste studiekeuze hebben gemaakt, krijgen een heroriëntatietraject aangeboden. • Iedere studieloopbaanbegeleider krijgt bij de start van ieder blok een overzicht van behaalde studieresultaten van zijn afzonderlijke studenten uit het systeem Volg+. Indien nodig is volgt een gericht gesprek. Studenten volgen hun studievoortgang vanuit Volg+ via het internet: http://boomonline.hva.nl. Uit het STM blijkt dat studenten tevreden zijn over SBC. • De informatievoorziening tussen opleiding en studenten verloopt grotendeels via het intranet en de mededelingsborden. Uit gesprekken constateert het panel dat dit in het algemeen naar tevredenheid verloopt volgens studenten en docenten.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
33/49
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding wordt periodiek geëvalueerd aan de hand van drie samenhangende kwaliteitscycli die binnen de opleiding worden nagestreefd. De kwaliteitscycli zijn: - interne audits en accreditatie, - planning en control-cyclus, - periodieke evaluaties en rapportages. • Uitgangspunten bij het uitvoeren van kwaliteitsborging zijn het doorlopen van de plan-docheck-act cyclus van Deming en de benadering dat de uitvoering van kwaliteitszorg bij iedereen ligt en niet bij bijvoorbeeld één persoon of afdeling. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan welke evaluaties wanneer in het jaar plaatsvinden. Hieruit blijkt dat met uitzondering van het MTM alle evaluaties jaarlijks plaatsvinden en dat de opleiding hiermee verschillende stake-holders betrekt bij haar kwaliteitscycli (zie 5.3). • In 2005 zijn de eerste 10 IAM studenten afgestudeerd. Gezien dit aantal heeft de opleiding ervoor gekozen om met deze groep een zogenaamd panelgesprek te voeren ter evaluatie. Hetzelfde heeft plaatsgevonden met de afgestudeerden uit 2006. Naarmate het aantal afgestudeerden toeneemt, is deelname aan de hogeschoolbrede Alumni Tevredenheidsmeting (ATM) zinvol. Ook voor de deelname aan de Werkgevers Tevredenheidsmeting (WTM) geldt dat de opleiding nog te weinig afgestudeerden telt. Een evaluatie in het werkveld heeft wel plaatsgevonden onder stageverlenende bedrijven. • De notitie Evaluatiebeleid (juli 2006) toont aan dat er blokevaluaties, STM, exitonderzoek en ATM (afgestudeerden), stages en W(erkveld)TM, projecten worden uitgevoerd volgens vaste vragenlijsten en met beschrijving van actoren, verantwoordelijkheden, frequentie en wijze van bekendmaking van uitkomsten. • Streefnormen /-scores staan vemeld in het managementconctract IAM en zijn kwantitatief en kwalitatief omschreven. • Het panel concludeert dat de opleiding de vaststaande onderwijsaspecten evalueert. Hiervoor zijn streefcijfers/-normen vastgesteld. Het panel komt tot de conclusie dat dit meer structureel kan plaatsvinden. Verdere uitbouw naar aspecten van beleid, randvoorwaarden en middelen zullen in de komende jaren nog vorm moeten krijgen om te kunnen spreken van een integrale kwaliteitszorgsystematiek. Derhalve komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Gezien het korte bestaan van de opleiding heeft er geen eerdere visitatie plaatsgevonden.
34/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding de gemiddelde scores weer vanuit de hogeschoolbrede Student Tevredenheidsmeting (STM). Hieruit is af te lezen dat de jongere- en de ouderejaars studenten de verschillende onderwijsaspecten waarover zij bevraagd zijn de afgelopen drie jaar gemiddeld meer positief beoordelen. Positief beoordelen zij bijvoorbeeld het onderwijsprogramma, de docenten en de studieloopbaanbegeleiding. Iets minder tevreden zijn zij over de stage en de voorzieningen. • De opleiding bespreekt de uitkomsten van diverse bronnen (5.1). In de gesprekken komen verbetermaatregelen tot stand en wordt de voortgang van ingezette maatregelen bewaakt. • Het panel constateert dat de opleiding gericht de vinger aan de pols houdt aangaande de onderwijsprocessen en gerichte analyses en verbetermaatregelen aan de uitkomsten verbindt. Een voorbeeld is de versterking van opzet en samenhang van het programma, de voorlichting en de versterking van het toetsbeleid en de toetsuitvoering. De opleiding heeft in haar korte bestaan een duidelijke verbeterhouding laten zien. De Evaluatie stages 2005-2006 laat bijvoorbeeld duidelijke SMART geformuleerde verbeterdoelen zien.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan welke onderwerpen zij met welke stakeholders bespreekt. Uit verslagen, evaluatie-uitkomsten en notulen blijkt dat de opleiding zowel docenten, studenten, vertegenwoordigers van het werkveld en alumni betrekt bij de continue verbetering van het onderwijs die zij beoogt. • Medewerkers hebben inspraak via de hogeschoolbrede tevredenheidsenquête MTM, teamoverleggen, functionerings- en beoordelingsgesprekken et cetera. • Studenten hebben inspraak via de hogeschoolbrede tevredenheidsenquête STM, panelgesprekken en de opleidingscommissie. • Alumni hebben inspraak via de panelgesprekken die de opleiding sinds 2005 met haar afgestudeerden voert. Daarnaast gaat de opleiding meedoen aan het hogeschoolbrede tevredenheidsonderzoek onder alumni per 2007; op het moment dat de opleiding voldoende alumni heeft om bruikbare evaluatie-uitkomsten te krijgen. • Vertegenwoordigers van het werkveld worden betrokken bij de ontwikkeling van de opleiding door hun deelname in de BVC en hun deelname aan de tevredenheidsmeting WTM, de stage-evaluaties, via reguliere docentcontacten en de contacten met de Raad van Advies.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
35/49
•
De wijze waarop de opleiding de diverse stake-holders betrekt bij de kwaliteitsontwikkeling van de opleiding is naar oordeel van het panel voldoende en zal de komende jaren met de groei van de opleiding verder moeten worden uitgewerkt.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De visie op het beroepenveld van de Interactieve Media professional is recent ontwikkeld gezien het jonge karakter van het vakgebied, en derhalve nog sterk in opbouw en beweging. In veel functies wordt een combinatie gemaakt van werkzaamheden op operationeel, tactisch en strategisch niveau. Van een specialisatie per niveau is nog geen sprake. Derhalve heeft de opleiding alle drie niveaus uitgewerkt in haar Organiserend beginsel (zie onderwerp 2). De student krijgt in de loop van de studie de toenemende verantwoordelijkheid om de IAMcompetenties te ontwikkelen tot het niveau van startbekwaam professional op hbobachelorniveau. • Om toegelaten te worden tot de afstudeerfase moeten studenten verplicht het assessment aan het einde van het derde studiejaar positief afronden (een sollicitatieprocedure als integrale toets). • Het afstudeerjaar is opgebouwd uit vier onderdelen: de afstudeerstage (25 EC), het afstudeerproject (25 EC), de afstudeerworkshop (5 EC) en de afstudeersessie (5 EC). Procedures, inhoud, begeleiding en beoordeling van deze onderdelen is beschreven in de afstudeermanual, die iedere afstudeerder ontvangt. • Afstudeerstage: de student werkt in een bedrijf aan de hand van een stageplan. Hierin formuleert de student zijn leerdoelen en de koppeling daarvan aan de IAM competenties. De zes competenties worden op het niveau ‘startend bekwaam’ tweemaal beoordeeld: bij aanvang en afronding van de stage. De student voert een functioneringsgesprek met de bedrijfsbegeleider, mede op basis van een 270 graden feedback formulier (student, begeleider en collega in bedrijf). Hierbij wordt aan de ontwikkeling van de student op de zes competenties beoordeeld of de student functioneert op het niveau van de startend beroepsbekwame beroepsbeoefenaar. • Afstudeerproject: de student voert individueel een onderzoek uit of levert een toepasbaar product voor een bedrijf, bijvoorbeeld prototype/interactief mediaproduct of organisatie/uitvoering van een evenement/onderneming. De student moet alle zes competenties op het niveau van startende beroepsbeoefenaar beheersen.
36/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
•
•
•
•
•
•
Beoordeling vindt plaats door twee docenten, met mede neming van het oordeel van een externe beoordelaar, IAM professional. De afstudeerworkshop kent twee onderdelen: research aan de hand van een bepaald thema gekozen door de studenten en de organisatie van een passend thema-event. Voorbeelden zijn de opzet en organisatie van een speeddating-avond tussen studenten en stagebedrijven en opzet en organisatie van ‘de X-media Club’, een bijeenkomst over het belang van moderne media in de huiskamer van morgen, inclusief gastsprekers. De studenten moeten alle zes competenties beheersen op niveau van startend beroepsbeoefenaar. De afstudeersessie is een referaat van 15 minuten en aansluitende discussie, waarin de student zijn visie toont op interactieve media. Ook hier staan de zes competenties centraal op niveau van startende beroepsbeoefenaar. Het werkveld is betrokken door de inzet van externe beoordelaars. Tijdens het visitatiebezoek was deze opzet van de afstudeerfase niet geheel duidelijk. Aanvullend materiaal in de vorm van een schriftelijke uitleg van bestaande structuur en werkwijze van het afstudeerjaar alsmede acht extra sets van afstudeerproducten, heeft deze opzet duidelijk gemaakt. Met name de beoordeling van de verschillende afstudeeronderdelen is verhelderd. Het panel constateert dat voor de vier onderdelen de criteria voor het toekennen van de oordelen (onvoldoende, voldoende, ruim voldoende, goed of excellent) duidelijk zijn omschreven en zijn voorgelegd aan de examencommissie. Met externe beoordelaars en bedrijfsbegeleiders worden bijeenkomsten belegd ten einde de beoordeling te objectiveren en te uniformeren. Tevens zijn de aanscherpingen doorgevoerd in de docentenhandleiding afstudeerfase. Ten tijde van de visitatie was voor het panel de hierboven beschreven opzet van de afstudeerfase en beoordeling niet geheel duidelijk in de tien afstudeerwerkstukken (van de eerste afstudeerlichting) die het panel ter inzage vooraf had bestudeerd. Het niveau van de afstudeerwerkstukken was niet altijd direct overtuigend. Aangezien het hier een eerste lichting afgestudeerden betrof is na de visitatie aan de opleiding gevraagd hierover nadere informatie te verschaffen. De opleiding heeft vervolgens van acht andere studenten de afstudeerproducten aangeleverd van alle vier de afstudeeronderdelen. Daarnaast heeft de opleiding haar beoordelingsprocedure aangescherpt. Bestudering van deze afstudeerproducten zijn overtuigend voor het behalen van het hbo-bachelorniveau en het bereiken van de IAM-competenties door studenten. Het panel is van mening dat de opleiding zich goed positioneert tussen het wo en mbo onderwijs. In de eerste lichting afstudeerwerkstukken waren een aantal verslagen niet sterk in taalgebruik, literatuurgebruik en bronvermelding. De opleiding heeft hiervoor de procedures aangescherpt. Daarnaast biedt zij ondersteuning in de verdiepingsfase en in de afstudeerworkshops. Uit enquêtes en evaluatiegegevens en de gesprekken met het panel blijkt dat afgestudeerden en werkgevers tevreden zijn over het niveau en de beroepsgerichtheid van de afgestudeerden. Er is een grote vraag vanuit het werkveld naar afgestudeerden IAM. Afgestudeerden voelen zich goed voorbereid op operationeel, tactisch en strategisch niveau.
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
37/49
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft streefdoelen met betrekking tot rendementen geformuleerd (2006-2007): - Diplomarendement: 50% na 4,5 jaar. - Propedeuserendement na 1 jaar: 45% - Propedeuserendement na 2 jaar: 70% - Studieduur geslaagden < 4,35 jaar en voor uitvallers < 1,35 jaar. Het panel acht deze streefrendementen haalbaar. Voor de verdiepingsfase is een rendement per vak vastgesteld van 70% na de eerste toetsing en 90% na de herkansing. • De opleiding is relatief jong. In 2005 zijn de eerste IAM studenten afgestudeerd. Landelijk komen de eerste afgestudeerden voornamelijk in 2006 op de markt. Het is daarom nog niet mogelijk om op basis van behaalde diploma’s streefcijfers vast te stellen. Een landelijke publicaties van propedeuserendementen is nog niet voorhanden. De opleiding heeft de streefcijfers gespiegeld aan de gemiddelden waarden van de HvA. • Rendementen zijn: - Diploma na 4 jaar, cohort 2002: 21%, - Propedeuse na 2 jaar, cohort 2004: 60,6%, - Propedeuse na 1 jaar, cohort 2005: 54%. • Het cohort 2002 van IAM is het eerste cohort van IAM in Nederland en kent een hoge uitval van studenten in de loop van de studie. De opleiding heeft omwille van een procedurefout geen bindende afwijzende studieadviezen uitgereikt in 2002. De consequentie mede (naast meer persoonlijke keuzes van studenten als oorzaak voor studieuitval) hiervan is dat het rendement van dit cohort laag zal zijn. Maximaal 53% van het cohort 2002 zal nog een diploma halen. Er wordt gestreefd naar minimaal 50%. Wat de aandacht krijgt zijn de huidige tweedejaars studenten. 46% van hen heeft nog geen propedeusecertificaat. Met aanpassing van het Bindend Afwijzend Studieadvies moeten studenten binnen twee jaar hun propedeuse halen. Dit betekent dat studenten voorrang moeten geven aan het halen van propedeusevakken met als gevolg een mogelijke studieachterstand in de verdiepingsfase 1. • Het panel constateert dat de opleiding concrete aanpassing doorvoert ter verbetering van de resultaten en met het oog op het bewaken van de rendementen. Derhalve komt het panel tot het oordeel voldoende.
38/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
39/49
Bijlage 1:
40/49
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
41/49
42/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
43/49
44/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Hogeschool van Amsterdam Panel voor de opleiding Interactieve Media
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse
Panellid student: De heer R.M.L. van der Ven
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid domein: Mevrouw E. Dunning
Panellid,: de heer dr. ir. A.J. Mulder
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
De panelleden hebben allen een onafhankelijkheidsverklaring getekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid mevrouw drs. E. Dunning Mevrouw Dunning is ingezet als panellid vanwege haar deskundigheid op het gebied van het bruikbaar maken van informatie en informatiesystemen en het optimaliseren van user experience van applicaties. Mevrouw Dunning heeft expertise op het gebied van schrijven/redigeren, communicatie, informatie-ontwerp, grafisch ontwerp, interactie-ontwerp en web development. Mevrouw Dunning heeft individueel instructies gekregen over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1971 – 1976 1976 – 1984
Vossius Gymnasium, Amsterdam Engelse Taal- en Letterkunde, Universiteit van Amsterdam en Rijksuniversiteit Groningen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
45/49
Werkervaring: 1985 – 1987 1987 – 1988 1989 – heden Sinds 1995
Jager & Neijndorff Tekstteam: redactie-assistente en vertaler Informaat: technisch schrijver, Hypercard-ontwikkelaar, projectleider HR-manager Mededirecteur Informaat
Panellid de heer dr.ir. A.J. Mulder De heer Mulder is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van communicatie en multimediadesign, alsmede vanwege zijn vakdeskundigheid op het gebied van elektrotechniek, journalistiek, kunst en techniek, media- en entertainmentmanagement, industrieel produktontwerp, fotografische vormgeving en mediadesign & communicatie. Door zijn ervaring als docent beschikt de heer Mulder tevens over onderwijsdeskundigheid. De heer Mulder heeft door opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Aanvullend is de heer Mulder geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1971 – 1977 1977 – 1984 1992
VWO-B Elektrotechniek, biomedische techniek (UT) PhD bio-informatica
Werkervaring: 1984 – 1992 Roessingh Revalidatie, Enschede, medewerker onderzoek 1992 – 2000 Saxion Hogescholen, Elektrotechniek, contractactiviteiten, docent, beleidsmedewerker, kwaliteitsmedewerker, intern auditor 2000 – heden Saxion Hogescholen, Kunst en Techniek, medewerker beleid en onderzoek, kwaliteitsmedewerker, docent fotografie 2006 – heden Reisjournalist/-fotograaf
Student panellid de heer R.M.L. van der Ven De heer Van der Ven is ingezet als student panellid. Hij is vierdejaars student Communicatie en Multimediadesign aan de Hogeschool van Rotterdam. Daarnaast neemt de heer Van der Ven deel in het organiseren van debatten en de projectontwikkeling intranet van de hogeschool. Hij zet zich in voor curriculumverbetering van de opleiding en houdt zich bezig met een keuzemodule conceptpresentatie. Daarnaast is hij actief in het geven van voorlichting op de open dag en het geven van voorlichting op het gebied van studiefinanciering. De heer Van der Ven beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen Communicatie en Multimediadesign. De heer Van der Ven is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding Communicatie en Multimediadesign. Hij is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2003 – heden HBO, Communication & Multimedia Design, Rotterdam 2002 – 2003 Havo, Zoomvliet College, Roosendaal 1996 – 2000 Mavo, Scholengemeenschap Etten-Leur
46/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Werkervaring: 2005 – heden Onlineadventure.nl/Hostingincluded.nl. Bedrijf opgericht in 2005, waarin de volgende diensten worden aangeboden: webhosting, conceptontwikkeling, merkontwikkeling, websiteontwikkeling en onderzoek. 2005 – heden Bright Magazine/Techmedia BV, Content & Design engineer 2005 – 2006 Bright Magazine/Techmedia BV, stage.
Panellid NQA mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruim elf jaar ervaring met visitaties in alle sectoren van het hoger onderwijs. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-en advieservaring en cursussen gevolgd bij Lloyds. Zij geeft zelf NQA-trainingen in het hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door docentschap WU en onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau ETKO 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo 2004 – heden Auditor NQA, trajecten in gezondheidszorg, informatica, aangewezen onderwijs en SPH. Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
47/49
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Interactieve Media op 23 januari 2007 09.00 ontvangst en presentatie 09.20 – 11.00 materiaalbestudering 11.00 – 11.45 gesprek met opleidingsmanagement Mw. E. Randoe, instituutsdirecteur Mw. I.D. Sparreboom, onderwijsmanager Mw. S. Niederer, Hoofd instute of network cultures Dhr. P. Rotteveel, Hoofd medialab 11.45 – 12.30 gesprek met studenten Dhr. G. Vellinga,V1 TDI Mw. N. Smink, propedeuse Mw. L. Witty, propedeuse Dhr. B. van Duijvenbode, V2 CC Dhr. T. Stork, V1 BO Dhr. V. Eekhof, V2 TDI Dhr. J.W. Stoop, afstudeerfase BO Mw. D. Delmaar, afstudeerfase CC 12.30 – 13.15 lunch 13.15 – 14.00 gesprek met docenten Dhr. J. Sturkenboom, docent techniek, SBC, voorzitter deelraad Mw. A. Huijbregts, docent CC, SBC, afstudeerbegeleider, lid examencommissie Dhr. R. Buisman, docent futurelab en researchlab Dhr. A. Hoogendorp, docent online marketing, vaardigheidstrainer Mw. I. Smit, teammanager TDI Dhr. G. Lovink, lector 14.00 – 14.45 gesprek met werkveld en afgestudeerden Dhr. J. Pieneman, afgestudeerd juli 2006 Dhr. G. de Gram, afgestudeerd augustus 2006 Dhr. P. de Smit, hoofd fondsen en ledenwerving Amnesty International Mw. N. van Thoor, Operations director Lost Boys Dhr. S. den Heijer, senior productmanager online recruitment, VNU Business Publications Mw. S. de Fockert, afgestudeerd juli 2006 14.45 – 17.00 rondleiding, gesprek docent, materiaalbestudering, intern overleg panel 17.00 – 17.30 afsluitende bijeenkomst
48/49
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
-
Beleidsdocumenten (opleiding, instituut en hogeschool): kwaliteitszorg, organisatie, personeelsbeleid, onderwijsbeleid, toetsbeleid en rendementsbeleid
-
Evaluatierapporten/-resultaten (intern en extern onderzoek), meetinstrumenten
-
Onderwijs- en examenregeling
-
Beoogde eindkwalificaties (domeinspecifiek referentiekader)
-
Beroepsprofiel
-
Studiegids
-
Overzicht van het onderwijsprogramma, inclusief studiepuntenoverzicht
-
Kengetallen en rendementsgegevens
-
Curriculummateriaal: modulehandleidingen, stage/afstudeerhandleidingen, boekenlijst, projectopdrachten, deficientieprogramma’s, studieboeken, readers
-
Toetsen, portfolio’s, assessments, inclusief beoordelingen
-
Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen
-
Stageverslagen, inclusief beoordelingen
© NQA - visitatie Hogeschool van Amsterdam, hbo-bacheloropleiding CMD (vt)
49/49